• No results found

Pedagogisch werkplan Kinderdagopvang Borne Locatie: Kind Centrum Stroom Esch, Peutergroep Maja de Bij

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Pedagogisch werkplan Kinderdagopvang Borne Locatie: Kind Centrum Stroom Esch, Peutergroep Maja de Bij"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Pedagogisch werkplan Kinderdagopvang Borne

Locatie: Kind Centrum Stroom Esch, Peutergroep Maja de Bij

September 2020 Kinderopvang Borne

(2)

Inhoud

1 Kinderdagopvang Borne ... 3

1.1 Pedagogische visie ... 3

1.2 De opvang ... 3

2 De locatie ... 3

2.1 Kind Centrum Stroom Esch, Maja de Bij ... 3

3 De 4 basisdoelen en opvoedingsdoelen... 4

3.1 Groepsindeling en groepsgrootte ... 4

3.2 De gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke competenties ... 6

3.3 De gelegenheid tot het ontwikkelen van sociale competenties ... 6

3.4 De kans om zich waarden en normen, cultuur eigen te maken; socialisatie ... 7

4 De uitvoering ... 7

4.1 De pedagogisch medewerker –kind -interactie ... 7

4.2 Binnen- en buitenruimte ... 10

4.3 De groep ... 12

4.4 De activiteiten ... 15

4.5 Het spelmateriaal ... 17

5 De groep ... 18

5.1 De dag ... 18

5.2 Spelen en activiteiten ... 20

5.3 Eten en drinken ... 20

5.4 Feesten en trakteren ... 20

5.5 Verschoning, toiletgang en zindelijk worden ... 21

6 De pedagogisch medewerker en het kind ... 21

6.1 basishouding van de pedagogisch medewerker ... 21

6.2 Normen en waarden ... 22

6.3 Opvallend gedrag ... 23

6.4 Straffen en belonen ... 24

7 Het werken in de peutergroep... 24

8 Werken in de VVE-groep de zogenoemde VVE groep ... 24

9 Praktische informatie ... 28

9.1 Aan- en afmelden van de kinderen ... 28

9.2 Kennismakingsgesprek ... 28

9.3 Wennen ... 28

9.4 Ruilen, extra opvang, opvang in een andere groep en samenvoegen ... 28

9.5 Hoofdluis ... 29

9.6 Klachten ... 29

9.7 Adresgegevens ... 30

10 Ouders ... 30

10.1 Respect en privacy ... 30

10.2 Informatie en afspraken ... 30

10.3 Oudercommissie ... 30

11 Achterwacht ... 30

(3)

1 Kinderdagopvang Borne 1.1 Pedagogische visie

Naast het praktische doel dat Kinderdagopvang dient – zodat ouders kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven – zien wij Kinderdagopvang ook als aanvulling op de opvoeding thuis. In onze visie is zorg die in het verlengde ligt van de zorg die kinderen thuis ontvangen randvoorwaardelijk voor kwalitatief goede opvang. Dat betekent, dat we zoveel mogelijk rekening houden met de wensen en ideeën van ouders.

De toegevoegde waarde van Kinderdagopvang zit echter ook in het feit, dat kinderen enkele dagdelen van de week in een andere sociale omgeving doorbrengen. Ouders hebben voor het leven een emotionele band met hun kind. Pedagogisch medewerkers hebben tijdelijk zorg voor een groter aantal kinderen, waardoor ook de aard van de relatie anders is. Kinderopvang Borne heeft dus ook een eigen verantwoordelijkheid in de opvoeding van kinderen. Het is een uitdaging voor ons om binnen de sociale context van een groep (kinderen en pedagogisch medewerkers) de individuele ruimte voor ieder kind veilig te stellen.

Visie op opvoeden

Ieder kind heeft de drang zich te ontwikkelen en doet dat op zijn eigen manier,

afhankelijk van aanleg en karakter. Daarvoor is een veilige en vertrouwde omgeving en sfeer nodig. Daarbinnen willen we recht doen aan de natuurlijke nieuwsgierigheid van ieder kind.

1.2 De opvang

Binnen de Kinderdagopvang (Kind Centrum Stroom Esch, Maja de Bij aan Fioringras 4) bieden we o.a. peuteropvang. Zo hebben wij 1 groep met kinderen in de leeftijd van 2,5-4 jaar oud. Dit is de groep Maja de Bij. De peuter opvanggroep is open op maandag,

woensdag, donderdag en vrijdag van 8.30 uur tot 12.30 uur. Op deze groep komen ook kinderen met een indicatie voor een (dreigende) taalachterstand, de zogenaamde VVE plekken. In de middag zit hier ook een BSO groep, BSO Stroom Esch.

2 De locatie

2.1 Kind Centrum Stroom Esch, Peutergroep Maja de Bij

Op locatie Maja de Bij is plaats voor maximaal 16 kindplaatsen. Op maandag, woensdag, donderdag en vrijdag is de groep open. In deze locatie zijn ook de scholen ’t Iemnschelf en het Prisma gehuisvest.

De peutergroep deelt een lokaal met een BSO groep van Kinderopvang Borne die hier de middag gebruik van maakt.

Waarom een pedagogisch werkplan?

Het pedagogisch werkplan is een uitwerking van het pedagogisch beleidsplan, zoals dat geschreven is voor de gehele organisatie Kinderopvang Borne. Daarin staan ook de, door de overheid verplicht gestelde, basisdoelen omschreven.

Sinds 1 januari 2005 heeft de kinderopvang zijn eigen wet- en regelgeving. In deze Wet vormen de vier hieronder genoemde basisdoelen van professor Riksen- Walraven het fundament voor het dagelijks werken met kinderen in de kinderopvang.

(4)

Het NIZW1 heeft een ordeningsinstrument ontwikkeld om kinderopvangorganisaties te helpen aan te sluiten bij deze in de Wet Kinderopvang vereiste basisdoelen. Het

ordeningsinstrument maakt deze inzichtelijk en concreet met behulp van de door de GGD opgestelde pedagogische middelen. Elk basisdoel is gekoppeld aan een pedagogisch middel.

Binnen Kinderopvang Borne bespreken alle pedagogische medewerkers de basisdoelen in relatie tot het pedagogisch handelen in o.a. teamvergaderingen. Met elkaar bespreken zij hun manier van werken. Vanaf 2016 worden er aspecten vanuit de vereiste basisdoelen gekozen om deze te gaan behandelen in de werkgroep ‘Pedagogische Kwaliteit’.

3 De 4 basisdoelen en opvoedingsdoelen De 4 basisdoelen van Riksen-Walraven.

De voorwaarden om elk kind tot ‘groei en bloei’ te kunnen brengen, zijn verwoord door professor J.M.A. Riksen -Walraven in de volgende opvoedingsdoelen. Volgens haar dragen deze zogenaamde basisdoelen2 bij aan het huidige- en toekomstige functioneren van kinderen.

1. een gevoel van emotionele veiligheid;

2. gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke competenties;

3. gelegenheid tot het ontwikkelen van sociale competenties;

4. de kans om zich de waarden en normen, de cultuur van een samenleving, eigen te maken; socialisatie.

3.1 Groepsindeling en groepsgrootte

Het bieden van een gevoel van veiligheid3 is de meest basale pedagogische doelstelling voor álle vormen van kinderopvang. Het is een voorwaarde voor een kind om zich te kunnen ontwikkelen. Als een kind zich veilig voelt is het geïnteresseerd in zijn omgeving, staat het open voor nieuwe leerervaringen en kan het profiteren van de mogelijkheden zich verder te ontwikkelen. Veiligheid heeft niet alleen te maken met fysieke veiligheid maar ook met de relatie en omgang met de pedagogisch medewerkers. Een kind dat zich emotioneel ondersteund voelt en een warme relatie kan opbouwen met een vaste

pedagogisch medewerker, kan ontspannen omgaan met anderen. Deze positieve ervaringen met volwassenen stimuleert het vertrouwen in mensen. Dit beïnvloedt het opvoedings- en ontwikkelingsproces van het kind positief. Het veilig voelen wordt ook beïnvloed door het weten wat er wanneer er iets gaat gebeuren. Deze ordening of ritme bijvoorbeeld in de vorm van een dagprogramma, geeft een kind houvast en rust.

Er zijn drie bronnen van veiligheid te onderscheiden:

Vaste en sensitieve verzorgers.

De beschikbaarheid van sensitief reagerende opvoeders in de eerste levensjaren van een kind, blijkt bevorderlijk te zijn voor de veerkracht van het kind. Dit werkt door op de langere termijn, op zijn latere leven.

Een pedagogisch medewerker die tijdig de signalen van een kind oppikt en juist

interpreteert, draagt bij aan een gevoel van veiligheid bij het kind. Het kind voelt zich begrepen en geaccepteerd. Communicatie en dialoog zijn hierin de belangrijkste

1 NIZW=Nederlands instituut voor Zorg en Welzijn.

2 De kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang. Van IJzendoorn, Tavecchio en Riksen-Walraven. 2004.

3 Het gaat om emotionele-, fysieke- en psychische veiligheid gekoppeld aan de houding van de pedagogisch medewerkers, inrichting/gebruik van de ruimte en ordening van activiteiten.

(5)

middelen. Hoe sensitief responsiever de pedagogisch medewerker, hoe meer deze door een kind wordt gewaardeerd. Het kind gaat zijn signalen en positieve gevoelens op de pedagogisch medewerker richten en aan diegene hechten. Onderzoek heeft aangetoond dat de aanwezigheid van een sensitieve opvoeder kinderen beschermt tegen overmatige stress bijv. door ziekenhuisopnamen, gezinsomstandigheden of andere oorzaken. Op alle groepen van Kinderopvang Borne werken vaste vertrouwde pedagogisch medewerkers. Ook de invalkrachten zijn vast en voor de kinderen dus vertrouwd. Net als het dagelijks

terugkerende programma met vaste speel, eet- en drink en rustmomenten. Vertrouwen speelt bij Kinderopvang Borne een belangrijke rol. Vertrouwen in het kind maar ook in de pedagogisch medewerkers. Wij werken volgens het vier-ogenprincipe. Hierdoor kan er sneller en effectiever worden ingegrepen als een kind of pedagogisch medewerker iets overkomt. Daarnaast verkleint dit het risico ten aanzien van seksueel misbruik en/of kindermishandeling. In de praktijk houdt dit in dat onze groepen, slaapkamers en verschoonruimtes alle voorzien zijn van ramen. De groepen grenzen aan elkaar. Het

uitgangspunt is dat er op de groep minimaal 2 pedagogisch medewerkers aanwezig zijn. Dit aantal wordt meestal uitgebreid met de aanwezigheid van een stagiaire. Ook de

clustermanager, andere collega’s, leerkrachten van school en ouders kunnen toegang tot de groepen hebben. Dit past binnen het vier-ogenprincipe.

Zoals terug te vinden in onze visie vinden we het belangrijk elk kind respectvol te bejegenen. Bijvoorbeeld door elk gedrag van het kind te zien als een vorm van

communicatie en dit proberen te ‘lezen’. De informatie van ouder(s)/verzorger(s) over persoonlijke ervaringen en emoties van hun kind, is daarbij erg belangrijk, zodat je als pedagogisch medewerker goed kunt aansluiten bij het kind. Dit draagt bij aan een prettige warme ontspannen sfeer waarin het zowel voor kinderen als pedagogisch medewerkers prettig vertoeven is.

Aanwezigheid van bekende leeftijdgenoten.

Binnen alle groepen op Kinderopvang Borne zien we dat groepsgenootjes al op jonge leeftijd een bron van veiligheid vormen. Mits ze elkaar regelmatig zien, zodat ze aan elkaar kunnen wennen en leren kennen. In zulke relaties is er sprake van ‘sociale uitwisselingen en sociale responsiviteit’. Dat wil zeggen dat kinderen zich met elkaar verbonden voelen en zich verantwoordelijk voor elkaar voelen. Dit ontstaat doordat de kinderen, na het doorlopen van de gewenfase (in overleg met de ouders vastgesteld) op vaste dagen komen. Elke dag heeft dus in principe zijn eigen vaste kinderen van

verschillende leeftijden. In de peutergroep en VVE groep zijn leeftijdsgenootjes aanwezig.

In de groepen zien we, dat, als een kind bijvoorbeeld verdriet heeft, er altijd wel een ander kind komt helpen of troosten.

De inrichting van de omgeving.

Alle groepsruimten zijn met aandacht voor (dag)licht, kleurgebruik, akoestiek en indeling ingericht. Zo is er gelegenheid om, volgens het dagritme, vrij te spelen, aan een tafel te eten, in bepaalde hoeken te spelen en in een aparte slaapkamer te slapen. Al onze groepen grenzen aan elkaar en zijn voorzien van glasramen. Op deze manier is zichtbaar wat er in de groepen gebeurt en kan er zo nodig snel ingegrepen worden. Het

speelgoedmateriaal is deels opgeborgen in open kasten zodat de kinderen hieruit zelf een keuze kunnen maken. In elke ruimte is het speelgoed op een specifieke manier gesorteerd.

Zo leren de kinderen dat de boekjes, blokken, puzzels en dergelijke bij elkaar horen.

Doordat de pedagogisch medewerkers het omgaan met speelgoed aanleren, weten de kinderen wat ze er niet (gooien, slaan) en wel (bijv. rollen) mee mogen. De kinderen leren, dat het speelgoed van de groep is en dat er voorzichtig mee omgegaan moet

worden. Ander speelgoedmateriaal zit uit veiligheidsoverwegingen in afgesloten kasten. De pedagogisch medewerker kiest zelf of in overleg met het kind het spelmateriaal.

(6)

3.2 De gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke competenties

Met het begrip ‘persoonlijke competentie’ worden persoonlijke kwaliteiten bedoeld zoals veerkracht, zelfstandigheid en zelfvertrouwen, flexibiliteit en creativiteit. Deze kunnen worden ingezet tijdens het omgaan met problemen en bij het zich aanpassen aan diverse omstandigheden.

Door de intrinsieke behoefte tot spelen en ontdekken worden deze persoonlijke

kwaliteiten verder ontwikkeld. Spelend ontdekken is een belangrijke manier van jonge kinderen om grip te krijgen op hun omgeving. Hoe meer kinderspel op jonge leeftijd aanspreekt, hoe groter de kans op creativiteit, onafhankelijkheid en veerkracht op latere leeftijd.

Er zijn drie groepen van factoren die spel en exploratie kunnen bevorderen:

De inrichting van de ruimte.

Zowel binnen als buiten is er op meerdere plekken (speelhoeken) de mogelijkheid om te spelen (blokken, poppenhoek, keukentje), maar ook om te rusten op bank of kussens.

We hebben ruimte om te fietsen, te rennen en te steppen en ook om in de veilige zandbak een eigen spel te spelen. Er is gelegenheid en uitdaging voor de kinderen om zowel grof motorisch als fijn motorisch bezig te zijn. Ook door het mee te doen aan de dagelijkse binnen -activiteiten zoals tafeldekken en afwassen, leren kinderen handelingen die ze in hun spel kunnen gebruiken. Zo kunnen kinderen immers competentie-ervaringen opdoen die passen binnen het eigen ontwikkelingsniveau.

Vaardigheden van pedagogisch medewerkers om spel te stimuleren en te begeleiden.

Pedagogisch medewerkers moeten voorwaarden voor spel creëren door materialen en activiteiten aan te bieden die aansluiten bij ontwikkelingsniveau en interesse. Door zelf deel te nemen aan een activiteit kan een pedagogisch medewerker het kind begeleiden in zijn ontwikkeling op dat moment. Dit vraagt van pedagogisch medewerkers dat zij inzicht en vaardigheden bezitten zodat ze het spel weten te begeleiden en te verrijken. Maar ook om te kunnen bepalen wanneer het goed is voor de kinderen om niet mee te doen en het initiatief tot spel bij het kind te laten. Daarbij is het van belang dat pedagogisch

medewerkers de eigen aardigheden en kwaliteiten van elk kind kennen zodat er succesvol op emoties en leermomenten aangesloten kan worden.

Aanwezigheid van bekende leeftijdsgenoten.

Hoe vaker kinderen van een groep elkaar zien en ontmoeten, hoe meer gelegenheid er is om samen te spelen en elkaar te leren kennen. Kinderen leren deel uit te maken van een groep waarin geleerd wordt op elkaar te wachten en met elkaar te delen. Er wordt beter samengespeeld en de activiteiten/spelthema’s kunnen op die manier goed uitgevoerd worden.

3.3 De gelegenheid tot het ontwikkelen van sociale competenties

Het begrip sociale competentie omvat sociale kennis en sociale vaardigheden. Bijvoorbeeld het zich in een ander kunnen verplaatsen, kunnen communiceren met de ander, kunnen samenwerken met andere kinderen, het samenspelen en anderen helpen, conflicten kunnen voorkomen en oplossen en het ontwikkelen van sociale verantwoordelijkheid.

Kinderen leren door deel te nemen aan een groep waarmee ze ook activiteiten doen. Ze leren door interactie om met leeftijd- en groepsgenoten om te gaan maar ook om met regels en afspraken om te gaan. Er wordt daar door de pedagogisch medewerkers aandacht

(7)

aan besteed. Daar hoort ook het leren omgaan met conflicten en het voor jezelf opkomen bij. Hier ligt eveneens een belangrijke taak voor de pedagogisch medewerkers om zulke interacties tussen kinderen te begeleiden, waardoor ze zich veilig blijven voelen. De eigen vaardigheid van de pedagogisch medewerker is tevens een voorbeeld voor de kinderen hoe ze met anderen om kunnen gaan.

3.4 De kans om zich waarden en normen, cultuur eigen te maken; socialisatie Kinderen maken deel uit van onze samenleving met een bepaalde cultuur. Kinderopvang, een onderdeel van de samenleving, biedt een aanvulling op het gezin van het kind en de daarbij horende cultuur. Door onder meer de groepssetting zijn er mogelijkheden tot socialisatie en cultuuroverdracht. Bijvoorbeeld door het meemaken van conflicten tussen kinderen, het omgaan met emoties zoals pijn en verdriet en het omgaan met andere nationaliteiten.

Het gedrag van de pedagogisch medewerker speelt een cruciale rol bij de morele

ontwikkeling van de kinderen. Zij ervaren de grenzen tussen goed en slecht, van hetzelfde en anders, van mogen en moeten door de wijze waarop pedagogisch medewerkers

daarmee omgaan. Hun gedrag is een voorbeeld voor de kinderen hoe je met anderen omgaat en is van invloed op de ontwikkeling van sociaal gewenst gedrag.

Het overdragen van een stukje cultuur heeft ook betrekking op het deelnemen aan vieringen zoals het bekende Sinterklaasfeest maar ook Kerstmis en Pasen. Door de aandacht van de kinderen te vestigen op de schoonheid van planten, bloemen en dieren, geef je hen liefde voor de natuur mee. Door de kinderboerderij te bezoeken, maar ook door in de lente zaden te planten en te zien ontkiemen of met de herfst lekker bladeren te gaan zoeken.

“Kinderen onder de drie jaar nemen alles vol vertrouwen op, ze maken nog geen

onderscheid tussen goed en kwaad. Daarom is rol van de opvoeder zo belangrijk die niet teveel moet praten maar veel meer handelingen moet voordoen en voorleven. Dit draagt bij aan de latere moraliteit”.

Uit: Kaleidoscoop van een levende pedagogie 2004.

4 De uitvoering

De vier basisdoelen in relatie met de onderstaande pedagogische middelen 1. de pedagogisch medewerker –kind -interactie

2. de binnen en buitenruimte 3. de groep

4. de activiteiten 5. het spelmateriaal

4.1 De pedagogisch medewerker –kind -interactie

Emotionele veiligheid en de interactie tussen pedagogisch medewerker en kind Op welke manier wordt de interactie tussen pedagogisch medewerker en kind binnen Kinderopvang Borne gebruikt om te werken aan het basisdoel ‘emotionele veiligheid’.

Binnen Kinderopvang Borne wordt er gewerkt met vast personeel (pedagogisch

medewerkers, flex-krachten, 0-uren medewerkers en stagiaires) die op vaste dagen in de week aanwezig zijn. Binnen de kinderopvang heeft elk kind een mentor die optreedt als contactpersoon voor ouder(s)/verzorger(s) en derden. Zij werkt, in overleg met

ouder(s)/verzorger(s) vastgestelde, met haar kind aan ontwikkelingsvaardigheden

(8)

gerelateerd aan de behoeftes van het kind. Een interactie van de pedagogisch

medewerker en kind begint met een sensitieve en responsieve houding van de pedagogisch medewerker. Dit gebeurt vanuit het mensbeeld, dat elk kind een uniek individu is met een eigen persoonlijkheid. Elk kind mag er zijn zoals het is. Dit uit zich in het handelen vanuit een liefdevolle en respectvolle benadering van elk kind. Het kind wordt aangesproken bij zijn naam, wordt verzorgd en getroost en indien nodig gecorrigeerd. Een responsieve pedagogisch medewerker geeft elk kind aandacht (zowel verbaal als non-verbaal), is gevoelig voor de signalen van het kind en reageert vervolgens op gepaste wijze. De

pedagogisch medewerker in de groep sluit zoveel mogelijk aan bij het ontwikkelingsniveau en ontwikkelingsmogelijkheden van elk individueel kind. Daartoe worden er bepaalde eisen aan de pedagogisch medewerker in de communicatie met de kinderen gesteld. Van een pedagogisch medewerker wordt verwacht dat ze in de communicatie let op oogcontact, nabijheid, aandacht, beurtgedrag, passend taalgebruik en het zelf actief luisteren. En dat ze kan zeggen wat ze ziet in plaats van te interpreteren, duidelijk kan zijn, aansluit bij wat het kind auditief aankan (bijv. een kind met autisme of syndroom van Down) en gebaren, fotokaarten met concrete voorwerpen en picto’s in de communicatie kan

gebruiken. Deze pedagogisch medewerkers worden in de groep intern ondersteund door de pedagogisch beleidsmedewerker en, indien wenselijk, extern door expertise van buitenaf.

Binnen de kinderopvang is men zich bewust dat elk gedrag van een kind een

functie/betekenis heeft. Door bv. een handicap is een kind soms niet in staat te zeggen wat het wil en laat dit dan zien door ongewenst gedrag te vertonen. Het vraagt van de pedagogisch medewerker een sensitieve houding om de onderliggende boodschap die het kind uitzendt, te vertalen. Want als het kind zich begrepen voelt draagt dit bij aan een gevoel van veiligheid. Ook door een duidelijk dagprogramma te ondersteunen met foto’s of pictogrammen zien kinderen wat er gaat gebeuren en dat geeft hen rust en houvast.

Binnen kinderopvang Borne werken wij daarom met dagritmekaarten. Om inzicht te krijgen in de functie van het gedrag is het belangrijk om kinderen de nodige ruimte (zowel fysiek als geestelijk) te geven. Zo kunnen pedagogisch medewerkers het gedrag van de kinderen observeren maar ook de autonomie van elk kind respecteren. In het dagprogramma in de groepen is er volop gelegenheid voor het kind om zelf te kiezen met wie, met wat, waar en wanneer wordt gespeeld. Samenvattend kan gesteld worden, dat alle pedagogisch

medewerkers op alle groepen werken aan emotionele veiligheid van de kinderen door elk kind liefdevol en respectvol te bejegenen en professioneel te handelen. Door het nieuwe observatieformulier te gebruiken en de nieuwe kennis op te doen over het werken met kinderen volgens Kaleidoscoop zijn pedagogisch medewerkers zichzelf opnieuw bewust van hun eigen verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van een kind tot een mens, die sociaal en emotioneel goed in zijn vel zit.

Persoonlijke competenties en de interactie tussen pedagogisch medewerker en kind.

Op welke wijze kan de interactie tussen pedagogisch medewerkers en kind de persoonlijke competenties van de kinderen helpen ontwikkelen?

In de interacties met de kinderen stimuleert de pedagogisch medewerker hen op

verschillende manieren. Op een verbale manier zoals het benoemen van wat het kind doet, belonen met uitleg van datgene wat het kind goed kan, verwoorden van wat er gebeurt in het spel van het kind en voor het kind de relaties te leggen met eerdere ervaringen enzovoort. Pedagogisch medewerkers maken ook gebruik van hun mimiek en expressie om kinderen aan te moedigen en belonen bijvoorbeeld door te glimlachen of een duim op te steken. Door materiaal af te stemmen, te matchen op het ontwikkelingsniveau en

behoeften van het kind, dit materiaal te koppelen aan het thema, vergroot de pedagogisch medewerker de kans op succes bij het kind. Wanneer deze ervaart dat hij zelfstandig met het materiaal kan werken, geeft dat zelfvertrouwen en een gevoel van bekwaamheid.

Andere kinderen hebben baat bij wat extra ondersteuning door het materiaal samen met

(9)

de pedagogisch medewerker te verkennen, door ’t samendoen en nadoen. Kinderen leren door herhaling en pedagogisch medewerkers spelen op deze behoefte in door hen dezelfde activiteiten/materiaal aan te bieden, indien nodig met variatie om het boeiend te houden.

De pedagogisch medewerker heeft ook hier een voorbeeldfunctie.

Sociale competenties en de interactie tussen pedagogisch medewerker en kind.

Op welke manier kan een pedagogisch medewerker in haar/zijn interacties de sociale competenties van de kinderen helpen ontwikkelen?

Op de groepen wisselen de gezamenlijke- en individuele activiteiten elkaar af.

Vaardigheden als elkaar helpen, samenspelen en samenwerken zijn voor de pedagogisch medewerker de hele dag door een aandachtspunt. Zij zal dit, in situaties waarin het van toepassing is, voor de kinderen duidelijk en herhaaldelijk benoemen, vaak voordat de kinderen gaan spelen en niet pas als dit uit de hand loopt. Tijdens het vrije spel is de pedagogisch medewerker fysiek aanwezig door dichtbij de kinderen te gaan zitten en hen te observeren. Indien nodig grijpt ze in bij conflicten als de kinderen er zelf niet uit lijken te komen. Kinderen krijgen de ruimte om hun voorkeur voor materiaalkeuze uit te spreken maar ook om aan te geven naast wie ze willen zitten of mee willen spelen. In de groepen worden sommige kinderen, na overleg met ouder(s)/verzorger(s) met extra aandacht en hulpmiddelen zoals picto’s en gebaren ondersteund bijvoorbeeld bij het communiceren of samenspelen. In alle groepen zijn de pedagogisch medewerkers duidelijk en consequent in hun benadering van de kinderen. Ze geven de kinderen de ruimte om met elkaar om te leren gaan door spel maar moedigen hen ook aan elkaar te helpen, te troosten en met elkaar te communiceren. De pedagogisch medewerker maakt op een concrete manier aan het kind duidelijk wat zij van hem/haar verwacht. Door vervolgens het verwachte gedrag van het kind positief te bekrachtigen zal het gedrag eerder beklijven.

Overdracht van waarden & normen en de interactie tussen pedagogisch medewerker en kind.

Welke richtlijnen worden gehanteerd bij het overdragen van waarden en normen op de kinderen?

In de interacties met de kinderen worden de algemeen sociaal wenselijke waarden en normen door de pedagogisch medewerker voorgeleefd en uitgedragen. Zij zijn zich ervan bewust dat zij een voorbeeld zijn en willen kinderen dit sociaal wenselijke gedrag leren door nabootsing.

De belangrijke omgangsregels worden hieronder genoemd;

• elkaar aanspreken bij de naam

• dag zwaaien

• alsjeblieft en dank je wel gebruiken

• sorry leren zeggen

• op je beurt kunnen wachten

• eten en drinken gebeurt aan tafel

• op elkaar kunnen wachten met eten tot iedereen iets heeft

• niet met volle mond praten

• je eigen jas en tas ophangen

• om iets kunnen vragen bijvoorbeeld een cracker

• speelgoed na gebruik netjes opruimen en er zuinig mee omgaan

• na wc-bezoek handen wassen en afdrogen

• om hulp kunnen vragen

• een ander om speelgoed vragen in plaats van het van elkaar afpakken

• leren delen en samenspelen met hetzelfde speelgoed

• elkaar geen pijn doen!

• niet gooien met speelgoed

• binnen niet rennen maar lopen

(10)

• stil kunnen zijn als een ander praat

• kunnen luisteren naar elkaar

• een vraag verbaal/non verbaal kunnen beantwoorden

• niet zomaar aan andermans spullen komen

• elkaar niet plagen

• niet schreeuwen, slaan of schelden

• elkaars wensen respecteren

• de vragen van de kinderen serieus nemen

• voor elkaar zorgen en elkaar helpen

• het anders zijn, bijvoorbeeld door uiterlijk waarneembare handicap, respecteren Dit socialisatieproces vindt zijn oorsprong in zowel het pedagogisch beleids- als werkplan.

Tijdens de periodieke teamvergaderingen en kindbesprekingen komt het omgaan met waarden en normen regelmatig ter sprake. Bijvoorbeeld het omgaan met bepaald ongewenst gedrag van een kind. Daar kunnen zo nodig, in overleg met ouders, aparte afspraken over gemaakt worden. Over het algemeen geldt, dat een kind dat ongewenst gedrag vertoont, op ooghoogte van het kind wordt aangesproken op zijn gedrag door dit concreet te benoemen. Aan het kind wordt concreet gezegd welk gedrag er van hem verwacht wordt. Het kind wordt na twee keer waarschuwen even op een stoeltje apart gezet, indien nodig gebruikmakend van meerdere zintuigen door het even vast te pakken.

Dan wordt concreet benoemd wat er gebeurde, zodat het inzicht krijgt in oorzaak -gevolg oftewel actie - reactie. Het omgaan met ongewenst gedrag wordt in alle gevallen afgerond voordat het kind weer kan deelnemen aan het groepsgebeuren. Afhankelijk van de situatie en het ontwikkelingsniveau van het kind, kan er samen met het kind gezocht worden naar een oplossing. Voor alle groepen geldt dat van de pedagogisch medewerkers wordt

verwacht dat zijzelf het voorbeeld zijn in het voorleven van bovenstaande waarden en normen. Dit vraagt het vermogen om te reflecteren op het eigen handelen. Een

vaardigheid die voortdurend aandacht vraagt, ook in het kader van kwaliteitsbewaking.

4.2 Binnen- en buitenruimte

Emotionele veiligheid en de binnen- en buitenruimte

Vraag: Hoe wordt de binnen -en buitenruimte gebruikt om bij te dragen aan de emotionele veiligheid van de kinderen?

Op alle groepen van Kinderopvang Borne zijn de groepen ondergebracht in eigen vaste ruimten. Elke groep heeft zijn eigen huiselijke sfeer door gebruik van bepaalde kleuren, lichtbronnen, materialen waar kinderen en pedagogisch medewerkers zich prettig bij voelen. Daarbij wordt rekening gehouden met de leeftijd van de kinderen en de daarbij horende activiteiten. Zo is er voor baby’s de mogelijkheid om ook buiten de box, veilig op een vaste plek te kunnen spelen. Voor de peuters en bijna -kleuters zijn er open kasten met speelgoed hetgeen uitnodigt tot spel en tevens de fantasie prikkelt. In de gesloten kasten staat materiaal waarmee de kinderen samen met een pedagogisch medewerker mogen spelen. Op de groep heeft alles een vaste plek waarvan ook de kinderen zich bewust zijn. Bij het opruimen wordt hier ook aandacht aan besteed. De ruimten zijn overzichtelijk ingedeeld met vaste plekken om te kunnen bouwen, met poppen te spelen, op de bank een boekje te kunnen lezen, aan tafel te eten, handen te wassen en in de slaapkamer in een eigen bedje te slapen. De bakken en kasten zijn voorzien van foto’s en tekst zodat de kinderen weten wat er in de bakken zit. Dit labelen is een voorwaarde voor het kaleidoscopisch kunnen werken met kinderen. Dit geeft hen een gevoel van veiligheid.

Er is de mogelijkheid om buiten te spelen op een afgebakend en overzichtelijk terrein. Er is ruimte om lekker achter elkaar aan te rennen, te fietsen, om rustig in de zandbak taartjes te bakken of in het huisje te spelen.

(11)

Persoonlijke competenties en de binnen -buiten ruimte

Hoe wordt de ruimte binnen en buiten, ingezet ten behoeve van de persoonlijke competenties van de kinderen?

In de ruimten binnen zijn verschillende hoeken gecreëerd bijv. poppen -en bouwhoek; een hoekje om alleen aan een tafel te zitten en een poppenhuis. De kinderen worden

uitgedaagd en geprikkeld tot spelen doordat pedagogisch medewerkers de (veilig ingerichte) hoeken aantrekkelijk maken bijvoorbeeld door van de poppenhoek een

spannende tent te maken of net wat ander speelgoed klaar te zetten op een andere plek.

Kinderen worden zo aangemoedigd om op ontdekkingstocht te gaan. Ook buiten het lokaal, op de gang of hal kan worden gespeeld, bijvoorbeeld bij slecht weer. Op de gang is verschillend speelmateriaal te vinden. Dit materiaal is opgeborgen aan de kant van de gang waardoor er genoeg speel- en loopruimte overblijft. De gang nodigt de kinderen uit tot spel. Zo is er een kruiptunnel waar kinderen doorheen kunnen kruipen. Buiten zijn er, verschillende hoekjes waar kinderen zich kunnen verstoppen of rustig spelen. Maar er is ook ruimte om te rennen, fietsen en voetballen. Zowel binnen als buiten gelden duidelijke regels om de veiligheid van de kinderen te waarborgen. Naast de omgangsregels

(bijvoorbeeld elkaar geen pijn doen) zijn er ook regels met het oog op de ruimte. Zo mag er binnen niet worden gerend maar rustig gelopen. Met de bal gooien of schoppen mag alleen buiten gebeuren. Bij het herhaaldelijk benoemen van een regel wordt zo mogelijk kort uitgelegd wat de reden van de regel is. Dat motiveert kinderen om zich eraan te houden. Het spreekt vanzelf, dat er altijd onder begeleiding van pedagogisch medewerkers wordt buiten gespeeld.

Sociale competenties en de binnen- en buitenruimte

Hoe kan de binnen -en buitenruimte bijdragen aan het ontwikkelen van sociale competenties?

Het is de bedoeling dat er zowel binnen als buiten, op alle groepen, gelegenheid is voor kinderen om gevarieerde spelervaringen op te doen. Zowel binnen als buiten is er gelegenheid om alleen of samen actief bezig te zijn door de inrichting maar ook door de variatie in spelmateriaal. Buiten is er volop gelegenheid om met fietsjes, loopauto’s, bal, step enzovoort met elkaar te (leren) spelen.

De kinderen leren te vertellen waar ze mee willen spelen, op welke manier ze dat willen doen, elkaar te helpen om bijvoorbeeld te leren fietsen, met elkaar een oplossing te bedenken wanneer meerdere kinderen op hetzelfde moment met hetzelfde materiaal willen spelen. Zo komt tijdens het samen in de zandbak spelen, vanzelf het delen van de schepjes en emmertjes of het samen maken van een zandtaart aan de orde. Pedagogisch medewerkers stimuleren dit ook door zelf mee te doen.

De overdracht van waarden & normen en de binnen- en buitenruimte

Hoe wordt er omgegaan met de ruimten zodat het prettig omgaan is met elkaar?

Alle pedagogisch medewerkers maken duidelijke afspraken met elkaar over het gebruik van de ruimten en spreken elkaar er op aan wanneer daarvan wordt afgeweken. In de

periodieke teamvergaderingen kunnen afspraken en regels aan de orde komen. Zo zijn er vaste plekken waar het speelgoed wordt opgeruimd zowel door de pedagogisch

medewerkers als door de kinderen. Door de kinderen te observeren hoe zij de ruimte gebruiken kan deze eventueel aangepast worden qua inrichting en opruimplekken. Het is belangrijk dat de ruimten, zowel binnen als buiten aan het einde van de dag opgeruimd worden achtergelaten. Onze groepen slaapkamers en verschoonruimtes zijn alle voorzien van ramen. Hierdoor kan er sneller en effectiever ingegrepen worden als een kind of pedagogisch medewerker iets overkomt.

(12)

4.3 De groep

Emotionele veiligheid en de groep

Op welke wijze kan de groep zorgen dat een kind zich emotioneel veilig voelt?

De kinderen op Kinderopvang Borne maken deel uit van een verticale groep. Over het algemeen blijven de kinderen daar tot het moment dat ze naar school (regulier of

speciaal) gaan. Ze verblijven voor langere tijd in eenzelfde groep waardoor ze vertrouwd en bekend zijn met zowel de pedagogisch medewerkers en kinderen, als met de geldende regels en het dagprogramma. De pedagogisch medewerkers zijn bekend met de eigenheid van elk kind en houden daar rekening mee door aan te sluiten bij de behoeften van het kind. Zo heeft bijvoorbeeld het ene kind sterk de behoefte om even alleen te spelen voordat het kan meedoen met de activiteiten in de groep. De ander wil direct samen met een ander kind in de poppenhoek spelen of even lekker bij de pedagogisch medewerker op schoot knuffelen voordat het gaat spelen.

Wanneer kinderen voor langere tijd in dezelfde groep verblijven, is er gelegenheid om vriendschappen aan te gaan. Deze vriendschappen worden door de pedagogisch

medewerkers aangemoedigd door het samen spelen en samen werken te stimuleren en positief te bekrachtigen. Kinderen krijgen ook de gelegenheid om ‘conflicten’ op te lossen in een veilige omgeving en met ondersteuning van de pedagogisch medewerkers hiermee te leren omgaan. Dit is belangrijk voor de verdere sociale redzaamheid bijvoorbeeld op de basisschool. Communicatie is ook binnen het groepsgebeuren enorm belangrijk. Kinderen worden geleerd om te vragen om bijvoorbeeld hulp, om een cracker of om met speelgoed te spelen. Bovendien leren ze tijdens de groepsactiviteiten zoals het eten, om op hun beurt te wachten, om naar een ander kind te luisteren wanneer dit iets vertelt. Ook op dit gebied hebben de pedagogisch medewerkers een voorbeeldfunctie. Zij ‘leven voor’, geven gestalte aan het op je beurt wachten, aan het vragen om bijvoorbeeld een bord aan te geven of om mee te mogen spelen. Door een duidelijke communicatie is het voor iedereen op de groep zichtbaar en hoorbaar, hoe er met elkaar wordt omgegaan. Kinderen voelen zich veilig en beschermd als ze op de pedagogisch medewerkers vertrouwen dat zij

‘optreden’ wanneer een ander kind hen pijn doet. Voor de kinderen moet ook duidelijk zijn wat er gebeurt als een kind zich ongewenst gedraagt. Dan wordt het kind naar gelang zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, aangesproken op zijn handelingen. Er wordt benoemd wat er gebeurde en wat de consequenties zijn. Het kan zijn dat een kind even in dezelfde ruimte apart wordt gezet om tot rust te komen totdat het weer kan deelnemen aan het groepsgebeuren.

(13)

Persoonlijke competenties en de groep

Hoe kan de groep van het kind bijdragen aan het ontwikkelen van persoonlijke competenties?

Binnen de groep is er aandacht voor elk kind. Dat begint al bij binnenkomst wanneer kinderen worden aangemoedigd om zelfstandig hun jas op te hangen. Tijdens de groepsactiviteiten zoals bijvoorbeeld zingen en fruit eten, worden de kinderen om de beurt aangesproken met de vraag wat ze willen zingen. Hiervoor kan een mand gebruikt worden met voorwerpen erin die voor de kinderen heel herkenbaar zijn. Vaak gaan deze korte aandachtsmomenten gepaard met een gesprekje over iets wat het kind heeft meegemaakt. Tijdens deze activiteiten leren de kinderen op hun beurt te wachten, te luisteren naar wat er wordt gevraagd en netjes te vragen om eten en of drinken.

De groep functioneert als een sociale leeromgeving waarin kinderen door voordoen en imiteren, leren zich sociaal gewenst te gedragen. Zo wordt er te midden van andere kinderen het ‘mijn’ en ‘dijn’, het leren delen en samenspelen, uitvoerig geoefend. Dit geldt ook voor het weer goed maken na een ruzie, het troosten, het samen plezier maken, om hulp leren vragen enzovoort. Gedurende de rest van de dag krijgen de kinderen

individuele aandacht doordat ze mogen helpen met tafeldekken, afruimen, afwassen, schoonmaken of andere taken. Deze taken mogen ze zo zelfstandig mogelijk uitvoeren zodat ze ervaren in hoeverre ze dit ook al daadwerkelijk kunnen. Dit versterkt hun zelfvertrouwen. Door samen te werken ervaren ze bovendien hoe leuk dit kan zijn.

Wanneer de kleintjes slapen is er voor de oudere kinderen ruimte om individueel met de pedagogisch medewerker een spelletje te doen, een boekje te lezen of iets dergelijks.

Sociale competenties en de groep

Hoe kan het kind in de groep zijn sociale competenties ontwikkelen?

Voor alle kinderen in alle groepen geldt dat ze deel uitmaken van een groep waarin vanzelfsprekend het leren delen en samen spelen dagelijks aan de orde komt. Het is de taak van de pedagogisch medewerkers om deze vaardigheden bij de kinderen in de groep te begeleiden. Door hen voldoende ruimte te geven dit te oefenen. Bovendien staan pedagogisch medewerkers zelf model voor sociaal gewenste vaardigheden waaronder naar elkaar luisteren en elkaar helpen. Daarbij hoort ook het leren omgaan met emoties zoals:

boos, verdrietig en blij zijn. Kinderen leren ook deze emoties bij elkaar te herkennen en te benoemen. Zo gebeurt het regelmatig dat een verdrietig kind door een ander kind wordt getroost waarbij het gedrag van de pedagogisch medewerker wordt nagebootst.

De overdracht van waarden en normen en de groep

Welke positieve rol speelt de groep bij het overdragen van waarden en normen?

In de groepen wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de religie en cultuur van elk kind. Met de ouders worden daar afspraken over gemaakt die weer doorgesproken worden met de betrokken collega’s. Binnen de cultuur van Kinderopvang Borne moet het voor iedereen op de groepen duidelijk welke regels gelden. Deze worden dan ook dagelijks herhaald en ook besproken wanneer er zich in de groep een ongewenste situatie voordoet.

Kinderen en ook pedagogisch medewerkers, die zich daar niet aan houden, worden daarop aangesproken. Tijdens uitstapjes naar bijvoorbeeld de speeltuin of de kinderboerderij, gelden er regels met het oog op de fysieke veiligheid van de kinderen. In het

groepsgebeuren worden normen en waarden ook in de vorm van bepaalde rituelen met de kinderen besproken en beleefd. Aan vieringen, zoals Pasen en Kerstmis, wordt in de groepen uitgebreid aandacht besteed. Bij een gezamenlijke maaltijd in dit kader worden soms ook ouders betrokken. Ook het vieren van een huwelijk van een pedagogisch

medewerker of het vertrek van een kind gebeurt in de groep, waardoor het voor de kinderen betekenis krijgt en verrijkend kan werken.

(14)
(15)

4.4 De activiteiten

Emotionele veiligheid en de activiteiten

Hoe kunnen activiteiten bijdragen aan het gevoel van emotionele veiligheid van de kinderen?

Op alle groepen is er een afwisseling tussen de momenten van rust en van actie. Deze momenten liggen vast in de structuur van het dagprogramma. Op vaste tijden wordt er vrij gespeeld, gegeten, geslapen, buiten gespeeld, een gezamenlijke activiteit gedaan

enzovoort. Deze activiteiten worden aan het begin van de dag met de kinderen besproken door middel van de dagritmekaarten. Zo worden zij voorbereid op dat hetgeen komen gaat. Dit geeft hen rust en een gevoel van veiligheid. Tijdens de actiemomenten is er ruimte om zelf te spelen met zelfgekozen materiaal en om samen te spelen. Het kind wordt aangemoedigd om eigen initiatief te nemen. Pedagogisch medewerkers

ondersteunen de kinderen bij de individuele- of groepsactiviteiten op verschillende manieren. Dit hangt af van het kind, de situatie en het materiaal. Zo zal een pedagogisch medewerker minder snel geneigd zijn tot handelen wanneer een sociaal weerbaar kind samenspeelt met een kind waar het vaker mee heeft gespeeld. Maar een kind dat nog niet zo ver is en nog niet verbaal sterk is, heeft wel behoefte aan ondersteuning van een pedagogisch medewerker. Deze zal afhankelijk van de situatie passief of actief

ondersteunen. Zij/hij kan het kind observeren en indien nodig aanmoedigen, geruststellen, zelf participeren in het spel, benoemen wat er gebeurt en voordoen. Daarnaast kan de pedagogisch medewerker het kind ondersteunen door het kind op schoot te nemen, de handen even vast te houden en samen de activiteit uit te voeren. Het is belangrijk om activiteiten aan te bieden die de nieuwsgierigheid van de kinderen prikkelt en uitnodigt mee te willen doen. Om hun aandacht vast te houden en daadwerkelijk de activiteit te kunnen doen, is het belangrijk om het doel ervan te benoemen. Kinderen horen wat de betekenis is van de activiteit en ontlenen houvast door te weten wat er van hen wordt verwacht. Onduidelijkheid kan het gevoel van het niet kunnen, van onzekerheid, van willen opgeven versterken en zelfs ongewenst gedrag in de hand werken. Door het nieuwe observatieformulier te gebruiken en de nieuwe kennis op te doen over het werken met kinderen volgens Kaleidoscoop zijn pedagogisch medewerkers zichzelf opnieuw bewust van hun eigen verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van een kind tot een mens, die sociaal en emotioneel goed in zijn vel zit.

Op vaste momenten in het jaar wordt aandacht besteed aan de vieringen, bepaalde rituelen zoals de geboorte van een broertje of zusje, verjaardagen en afscheid nemen in verband met het naar school gaan en verjaardagen van kinderen en pedagogisch

medewerkers. Ook worden er activiteiten georganiseerd die te maken hebben met seizoenen zoals bijvoorbeeld de herfst en de winter.

Persoonlijke competenties en activiteiten

Hoe kan het aanbod van activiteiten aansluiten op persoonlijke competenties?

De gehele dag worden de kinderen op de groep ‘gevolgd’, is er oog voor hun behoefte aan zelfstandigheid en zelfredzaamheid en wordt hun eigen initiatief en interesse

gestimuleerd. Activiteiten zijn het middel waarmee aan persoonlijke competenties wordt gewerkt. Zo leren kinderen dat ze op hun beurt moeten wachten, zowel tijdens het eten, als bij het doen van een spelletje of het buiten fietsen. Activiteiten die gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van persoonlijke competenties zijn het samen of alleen liedjes zingen in de kring, aan tafel eten en drinken, het voorlezen, brood of koekjes bakken, buiten spelen, schilderen, tekenen, kleuren, knutselen, puzzelen, samen schoonmaken, afwassen, afruimen, tafeldekken, was opvouwen, boodschappen opruimen, naar de wc

(16)

gaan, gymmen, maar ook activiteiten die zich buiten het dagverblijf afspelen zoals, boodschappen doen, naar de kinderboerderij en bibliotheek.

(17)

Sociale competenties en activiteiten

Hoe kunnen activiteiten in de groepen zodanig georganiseerd worden, dat er gelegenheid is om sociale vaardigheden te ontwikkelen?

In alle groepen is er een duidelijke verdeling tussen de groepsmomenten zoals het samen aan tafel eten, drinken of andere activiteiten en de meer in kleinere groepjes of 1-op-1 contacten. Alle activiteiten bieden de kinderen gelegenheid om sociaal gedrag te ontwikkelen zoals het leren wachten op je beurt, het leren luisteren naar de ander, het stil leren zijn, het elkaar leren kennen bij naam en deze durven gebruiken in het contact maken, het voor elkaar zorgen door elkaar te helpen. Boven alles leren de kinderen dat het ook leuk is wanneer je samen bezig bent en daar plezier aan kunt beleven.

De overdracht van waarden en normen en activiteiten

Hoe kun je waarden en normen op kinderen overbrengen en hen andere culturen leren respecteren met behulp van activiteiten?

Alle pedagogisch medewerkers vinden het belangrijk, onafhankelijk van welke activiteit dan ook, dat er naar elkaar wordt geluisterd; dat er wordt ingegaan op waar de kinderen mee komen; dat kinderen ervaren dat ze worden begrepen; dat ze worden geholpen bij het om leren gaan van moeilijke situaties zoals die zich voor kunnen doen. Aansluitend bij de gebeurtenissen in het leven van de kinderen, worden activiteiten gedaan zoals bij de geboorte van een babyzusje of -broertje waarbij wordt getrakteerd en er met de hele groep ter felicitatie iets wordt geknutseld. Aan diverse gebeurtenissen wordt door middel van het voorlezen van een (prenten)boek aangesloten op de belevingswereld van de kinderen. Deze activiteit biedt volop gelegenheid om via gesprekjes met de kinderen van alles te bespreken. Maar ook tijdens de gezamenlijke maaltijd wanneer blijkt dat er kinderen zijn die geen varkensvlees mogen eten in verband met hun geloof. Of een kind geen melkproducten mag, speciaal brood heeft of medicijnen moet slikken, geeft dat gelegenheid om op eventuele vragen van kinderen in te gaan. De ervaring leert dat kinderen niet zo snel iets gek vinden en de eenvoudige uitleg vaak probleemloos

accepteren. Het is logisch dat ook hier het de pedagogisch medewerkers zijn die bewust dienen te zijn van hun eigen houding ten opzichte van waarden en normen, ook die van andere culturen.

4.5 Het spelmateriaal

Emotionele veiligheid en het spelmateriaal

Hoe wordt het spelmateriaal ingezet om kinderen een veilig gevoel te geven?

Het is een taak van de pedagogisch medewerkers om kinderen te leren hoe zij respectvol met spelmateriaal om moeten gaan maar zonder hen te beperken in hun behoefte te experimenteren met het materiaal. Enerzijds krijgen kinderen daar ruimte voor, afhankelijk van of een kind dat aan kan en passend is in de situatie. Anderzijds zal een pedagogisch medewerker het kind begeleiden en ondersteunen bij diens keuze voor onbekend materiaal door het voor en of samen te spelen. Ook hier zijn de pedagogisch medewerkers weer een voorbeeld hoe om te gaan met het materiaal zonder het kind te beperken in zijn exploratiedrang. Na het spelen wordt het samen opgeruimd en teruggezet op de vaste plek in de kast. Bovendien benoemen pedagogisch medewerkers wat het kind wel en niet mag doen met het materiaal bijvoorbeeld niet gooien met de bal maar wel rollen.

Persoonlijke competenties en spelmateriaal

De relatie tussen de ontwikkeling van persoonlijke competenties en spelmateriaal.

Pedagogisch medewerkers bieden de kinderen spelmateriaal aan dat aansluit bij hun ontwikkeling, leeftijd en belevingswereld. Materiaal dat uitnodigt tot spelen en ontdekken en de fantasie prikkelt. Maar ook materiaal dat de denkontwikkeling aanspreekt en samen

(18)

met een pedagogisch medewerker wordt ontdekt en of gespeeld waarbij spelenderwijs vaardigheden geoefend kunnen worden. Voor al het materiaal op alle groepen geldt dat er zuinig wordt omgegaan met het speelgoed en er eerst opgeruimd wordt voordat er met iets anders wordt gespeeld. Buiten zijn er regels dat er voorzichtig met de fietsen en ander materiaal wordt omgegaan. Dat er bij het fietsen rekening gehouden moet worden met de andere kinderen. En dat het zand in de zandbak moet blijven en er niet mee gegooid mag worden.

Sociale competenties en het spelmateriaal

Hoe kan spelmateriaal ingezet worden om sociale vaardigheden te leren?

Alle groepen beschikken over een uitgebreid assortiment aan spelmateriaal. Bij de aanschaf wordt rekening gehouden met de verschillende leeftijden en

ontwikkelingsniveaus. Bovendien is er een verschil tussen materiaal dat een beroep doet op het bewegen, zoals bv .een glijbaan en materiaal waarbij de oog -handcoördinatie wordt aangesproken. Zowel bij de glijbaan leren kinderen op hun beurt te wachten als bij het doen van een gezelschapsspelletje. Belangrijk is dat het materiaal van nature

uitdagend is door uitstraling bijv. door kleuren/vorm/materiaal/grootte. Het kan ook uitdagend worden aangeboden doordat de pedagogisch medewerker het op verschillende manieren weet aan te bieden. Zowel met de hele groep, individueel of in kleinere groepjes afhankelijk van het onderdeel in het dagprogramma. Op de groepen is dit een belangrijk aandachtspunt. Materiaal wordt bewust ingezet om bepaalde individuele

ontwikkelingsdoelen, waaronder de sociale, bij kinderen te helpen ontwikkelen.

Het eigen maken van waarden en normen en het spelmateriaal

Op welke manier kan spelmateriaal worden ingezet om waarden en normen op kinderen over te brengen?

Er is een keukentje met alle attributen die daarbij horen: een winkeltje, een strijkplank, poppen met bedjes en buggy’s. Maar ook het rekje met verkleedspullen geeft

mogelijkheden om daar vorm aan te geven. Dit materiaal is op alle groepen aanwezig en biedt door poppen met een verschillend uiterlijk en boekjes met verhalen uit of over verschillende landen, nog meer gelegenheid om andere culturen en gebruiken ter sprake te brengen. In de omgang met het spelmateriaal is het belangrijk dat de kinderen er

voorzichtig mee om leren gaan, het materiaal waar mee wordt gespeeld bij elkaar wordt gehouden en dat er na het spelen altijd wordt opgeruimd. Een stukje gezamenlijke verantwoordelijkheid dus. In de groep wordt het spelmateriaal ook gezamenlijk schoongemaakt. Daarbij wordt het naspelen van huishoudelijke activiteiten uitgebreid behandeld door de kinderen te betrekken bij het tafeldekken, afruimen, afwassen, vegen en boodschappen doen.

5 De groep 5.1 De dag

Op het kinderdagverblijf vinden we het belangrijk dat kinderen regelmaat in de

dagindeling ervaren. Regelmaat geeft een gevoel van veiligheid voor kinderen. Daarom hanteert iedere groep een vaste dagindeling, afgestemd op de leeftijd van de kinderen.

Een vaste indeling geeft structuur aan de dag en deze wordt als zodanig op een speelse manier steeds meer herkenbaar voor de kinderen. Aan deze structuur ontlenen kinderen veiligheid en rust. Continuïteit en regelmaat zijn erg belangrijk bij de verzorging en opvang van kinderen. Vaste leiding en een vaste dagindeling helpt hier natuurlijk bij.

Vaste momenten op een dag zijn voor jonge kinderen herkenbaar. Het gaat hierbij om terugkerende dingen als eten, slapen en bijvoorbeeld buiten spelen. Het maakt de dag

(19)

overzichtelijk. Het vaste dagschema is een onderdeel van de Kaleidoscoop -methode. Ook de peuters hebben een vaste dagindeling.

(20)

Voorbeeld ochtend Peutergroep 

8.30 – 8.45 uur   

Inloop en eerste spelmoment  8.45 uur 

Kring begroeten en vooruitkijken (taal). 

  9.10 uur 

  Speelwerken en speelleren    10.00 uur 

Opruimen en terugkijken (taal). 

  10.10 uur   

Drinken en fruit eten. 

  10.30 uur 

  Speelwerken en speelleren     11.15-11.30  uur 

11.30 uur   

12.10 uur   

12.15-12.30 uur   

Opruimen en handen wassen   

Broodmaaltijd   

Kringmoment   

Gezamenlijke activiteit met ouders, kinderen worden opgehaald 

5.2 Spelen en activiteiten

Tijdens de individuele verzorging op de commode wordt er met de kinderen gepraat, gezongen of geknuffeld. Het aanbod van speelgoed is aangepast op de leeftijd. Bij mooi weer wordt er buiten gespeeld. Er is rijdend materiaal, een zandbak, een schommel en een speelhuis. In het dagritme is een aantal vaste activiteiten opgenomen zoals, het samen zingen en eten. Daarnaast is er veel ruimte voor de kinderen om zelf te spelen. Het is niet nodig en zelfs niet wenselijk om de kinderen de hele dag bezig te houden. Wij bieden activiteiten aan vanuit de visie van Kaleidoscoop.

5.3 Eten en drinken

Op de dagen dat de kinderen komen krijgen ze rond 9.30 uur drinken en fruit hetgeen kinderen van huis uit meekrijgen.

Wanneer er bijzonderheden zijn omtrent de voeding waarmee rekening gehouden moet worden kan dit aangegeven worden tijdens het kennismakingsgesprek of aan de vaste pedagogisch medewerker. Ook kan het doorgegeven worden via het ouderportaal.

5.4 Feesten en trakteren

Bij een verjaardag mag een kind trakteren. Ouders kunnen altijd overleggen met de pedagogisch medewerkers voor een geschikte traktatie. Een traktatie hoeft niet altijd eetbaar te zijn. De pedagogisch medewerkers vieren samen met het kind op de groep zijn of haar verjaardag. De pedagogisch medewerkers maken een feestmuts voor de jarige en deze mag op een verjaardag stoel zitten. Vanzelfsprekend wordt er een heel repertoire aan verjaardag liedjes gezongen.

(21)

5.5 Verschoning, toiletgang en zindelijk worden

Kinderen die een luier dragen worden regelmatig gecontroleerd op een vieze luier en zo nodig verschoond. Daarnaast hebben de jongste kinderen vaste verschoonmomenten. Dit gebeurd in de ochtend na het fruit eten, indien nodig vaker. Peuters zien hoe andere kinderen met de zindelijkheidstraining bezig zijn en worden daardoor gestimuleerd. Het wordt spelenderwijs gedaan. Kinderen die aangeven zelf te willen plassen krijgen daartoe de gelegenheid. Het kind wordt altijd geprezen wanneer het een kleine of grote boodschap op de wc doet. Tijdens de zindelijkheidstraining krijgen de kinderen een sticker als

beloning. In het toilet hangt een vel waar de naam van het kind opstaat. Op dat vel kunnen stickers geplakt worden als beloning. Kinderen kunnen vanuit de groepsruimte zonder begeleiding van de pedagogisch medewerkers naar de wc. De pedagogisch medewerker ziet er op toe dat kinderen hun handen wassen.

6 De pedagogisch medewerker en het kind

6.1 basishouding van de pedagogisch medewerker

In de basishouding van de pedagogisch medewerker zijn de volgende waarden terug te vinden:

• Respectvolle omgang met elkaar en met de kinderen.

• Continuïteit en eensgezindheid van het opvoedend handelen.

• Opvang bieden in een huiselijke omgeving.

• Het goed voorbeeld geven in handelen en spreken.

• Kinderen uitnodigen tot participatie.

• Op een verantwoorde manier communiceren met de kinderen.

• De interactie tussen kinderen onderling bevorderen.

• De interactie tussen henzelf en kinderen bevorderen.

• Zorg dragen voor een open en ontspannen sfeer.

• De kinderen ondersteunen en stimuleren.

• Uitleg geven over afspraken, regels en omgangsvormen.

• Conflicten helpen voorkomen en oplossen.

• De kinderen deel laten nemen aan het groepsgebeuren.

• Voor kinderen en personeel een veilige omgeving creëren, waarin men elkaar kan aanspreken op intern geldende normen en waarden.

Ondernemend en initiatiefrijk

De pedagogisch medewerker is in staat om te handelen uit eigen beweging en niet altijd in opdracht van anderen; zij/hij is initiatiefrijk in het aanbieden van activiteiten die aansluiten bij de verschillende leeftijdsgroepen die er zijn binnen

Kinderdagopvanggroepen.

Klantgericht

Het vlot, efficiënt en op persoonlijke wijze inspelen op uitgesproken of niet uitgesproken behoeften van de kinderen om zo de kinderen de basisveiligheid te bieden die zij nodig hebben.

Flexibel

De pedagogisch medewerker kan zich aanpassen aan veranderingen en kan de eigen gedragsstijl aanpassen om een gesteld doel te bereiken. De pedagogisch medewerker is zich bewust van zijn voorbeeldfunctie naar de kinderen toe.

Verantwoordelijk

(22)

De pedagogisch medewerker is verantwoordelijk voor zijn eigen handelen en het mogelijk uitblijven daarvan.

Betrouwbaar

De pedagogisch medewerker houdt zich aan de gemaakte afspraken.

Professioneel

De pedagogisch medewerker laat observeer baar gedrag zien waarin de normen en waarden die wij belangrijk vinden bij de Kinderdagopvanggroepen zichtbaar zijn.

Deze punten maken onderdeel uit van de gesprekken tussen leidinggevende en

medewerkers en van de functioneringsgesprekken. De pedagogisch medewerker heeft kennis van het pedagogisch beleid en de meldcode kindermishandeling van Stichting Kinderopvang Borne. De pedagogisch medewerker verstrekt relevante informatie aan de overig aanwezige beroepskrachten ten behoeve van de informatieoverdracht naar ouders.

6.2 Normen en waarden

Kinderen moeten de kans krijgen om zich de waarden en normen, de “cultuur” eigen te maken van de samenleving waarvan zij deel uitmaken. Kinderopvang biedt een bredere samenleving dan het gezin en de school, waar kinderen in aanraking komen met andere aspecten van de cultuur. De groepssetting van de Kinderdagopvang biedt heel eigen mogelijkheden tot socialisatie en cultuuroverdracht. Medewerkers vervullen een

“voorbeeldfunctie” en spelen vanuit die hoedanigheid een rol in de morele ontwikkeling van kinderen. Door hun reacties ervaren kinderen de grenzen van goed en slecht, van anders, van mogen en moeten. Niet alleen de reacties van medewerkers geven richting aan en correctie op het gedrag van kinderen. Zij worden door kinderen ook gekopieerd in hun eigen gedrag naar andere kinderen of naar volwassenen. Normen en waarden laten zich vertalen in “basale” omgangsvormen die met elkaar afgesproken zijn. Bijvoorbeeld het elkaar aanspreken met de naam, op je beurt wachten, radio niet aan tijdens het eten, handen wassen voor het fruit eten en na het bezoek aan het toilet. Normen en waarden vind je ook terug in de aanpak als iemand zich niet aan gemaakte afspraak houdt. Binnen de Kinderdagopvang kennen wij een vaste aanpakvolgorde: afspraak herhalen, inzicht geven in de overtreding, het vervolg overleggen of voorschrijven. Wij vinden dit van belang omdat het ons in de gelegenheid stelt op gemaakte afspraken terug te komen,

bijvoorbeeld in een teamvergadering of in een groepsgesprek met kinderen. Straf kan in dit opzicht dus nooit doel op zich zijn maar dient als middel om tot iets te komen. Verder zal altijd door de medewerker benadrukt worden dat zij niet het kind afwijst maar het gedrag.

Kinderopvang Borne kiest ervoor de Nederlandse taal als voertaal te hanteren in de

communicatie naar kinderen. Het voeren van dialogen stelt medewerkers in staat om voor kinderen inzichtelijk te maken wat er gebeurt tijdens sociale interacties als: samen iets leuks, spannends, verdrietigs of vervelends meemaken. Door woorden te geven aan wat kinderen zien, meemaken of voelen en daar ook betekenis aan te geven brengen we waarden en normen dichterbij. Afspraken die stimuleren dat iedereen tijdens activiteiten rekening houdt met elkaar zal het onderlinge gevoel van solidariteit versterken. Door kinderen te wijzen op gezamenlijke belangen stimuleren medewerkers dat kinderen ook elkaar corrigeren. Dit hoeft niet alleen betrekking te hebben op omgangsvormen of gedrag maar kan ook de omgeving van de opvang of de omgang met het spelmateriaal betreffen.

Net als iedere andere groep kan ook een Kinderdagopvanggroep een bron zijn om je te verrijken. Dit gebeurt door individuele ervaringen te delen met de groep en door rituelen

(23)

en feesten een plaats te geven binnen de opvang als geheel en binnen het activiteitenaanbod in het bijzonder.

Het overbrengen van waarden en normen kan in de volgende situaties aan de orde zijn.

Intermenselijke relaties

Binnen de eigen groepen hebben kinderen veel contact met elkaar en met de pedagogisch medewerker, waardoor ze ongemerkt leren om met allerlei mensen om te gaan en

rekening met elkaar te houden. Belangrijk in deze omgang met elkaar is, dat:

• Kinderen en de pedagogisch medewerker altijd open en eerlijk zijn.

• Ze elkaar in hun waarde laten.

• Pesten, (uit)schelden en discriminerende opmerkingen niet getolereerd worden.

• Ze geen vooroordelen hebben.

• Ze respect hebben voor de ander en voor zichzelf.

• Elkaar in hun waarde laten.

• Een kind mag huilen, verdriet tonen, dat lucht op.

• Een kind mag verkeerde keuzes maken; een jong kind imiteert anderen en kent de consequenties van zijn keuzes niet altijd.

• Een kind mag humeurig zijn; we proberen altijd achter zijn gedrag te kijken.

• Een kind mag ruzie maken en krijgt de tijd dit zelf op te lossen.

• Een kind kan soms meer dan wij denken; moeilijke onderwerpen kunnen vaak best op kinderniveau besproken worden.

• Een kind kan soms minder dan wij denken; een klein kind is egocentrisch en kan moeilijk wachten. Het heeft ook nog geen begrip van tijd en kan zich nog niet verplaatsen in anderen.

• Een kind hoeft nog niet ‘af’ te zijn als het vier jaar is.

Ongewenst gedrag van kinderen wordt zoveel mogelijk aangepakt en gecorrigeerd. Hierbij kun je denken aan:

• Fysiek geweld naar andere kinderen of de pedagogisch medewerker.

• Ongewenst taalgebruik.

• Ongewenst non-verbaal gedrag.

Individualiteit

Ieder kind kan binnen de Kinderdagopvang ook zelf bepalen hoe hij zijn tijd besteed, ook al wordt er groepsgewijs gewerkt; er is altijd voldoende ruimte om op individuele wensen van kinderen in te gaan.

Samenleven en samen verantwoordelijk

Het is van belang dat kinderen ervaren dat zij samen verantwoordelijk zijn voor de (groeps)ruimte waarin zij opgevangen worden. Belangrijk hierin is:

• Gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het materiaal en meubilair.

• Gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de sfeer binnen de groep.

6.3 Opvallend gedrag

De pedagogisch medewerker heeft een signalerende functie ten aanzien van de

ontwikkelingsgebieden van de kinderen, zowel bij positieve als niet-positieve of opvallende ontwikkeling. Opvallende zaken worden altijd met de ouders besproken. Dit kan, indien daar ruimte voor is, aan het eind van de dag bij het ophalen van het kind zijn, maar hiervoor kan ook een aparte afspraak gemaakt worden.

(24)

6.4 Straffen en belonen

De pedagogisch medewerker heeft een signalerende functie ten aanzien van de

ontwikkelingsgebieden van de kinderen, zowel bij positieve als niet-positieve of opvallende ontwikkeling. Opvallende zaken worden altijd met de ouders besproken. Dit kan, indien daar ruimte voor is, aan het eind van de dag bij het ophalen van het kind zijn, maar hiervoor kan ook een aparte afspraak gemaakt worden.

7 Het werken in de peutergroep

Het werken in een peutergroep geeft mogelijkheden om gericht te werken aan de ontwikkeling van kinderen. De leeftijden liggen dichter bij elkaar, waardoor de kinderen zich spelenderwijs voorbereiden op de basisschool. De peutergroepen binnen Kinderopvang Borne werken met de voor- en vroegschoolse educatiemethode ‘Kaleidoscoop’. Deze methode werkt met een vaste dagindeling en structuur, waardoor kinderen zelf

zeggenschap over hun omgeving hebben. Kaleidoscoop gaat uit van ‘actief leren’, waarbij het kind centraal staat.

Deze methode is ook bij de Kinderdagopvanggroepen voor 0 tot 4-jarigen ingevoerd. Dit programma voor peuter- en kleutergroepen richt zich op een brede ontwikkeling, met speciale aandacht voor de taalontwikkeling. Kinderen verwerven volgens deze methode kennis en ontwikkelen vaardigheden door actief betrokken te zijn bij mensen, materialen, gebeurtenissen en ideeën. Ieder kind ontwikkelt vaardigheden in een vaste volgorde, maar elk kind in zijn eigen tempo.

8 Werken in de VVE-groep

Voor peuters met een ontwikkelings- of taalachterstand, ook wel doelgroepkinderen genoemd, hebben we mogelijkheden binnen een VVE groep. Als de pedagogisch

medewerker denkt dat een peuter baat zou kunnen hebben bij de VVE groep, overlegt ze dit met de ouder. Deelname aan de VVE groep kan ook op verzoek van de ouder (met indicatie GGD kinderarts) of op aanraden van de logopediste. Bij deelname aan de VVE groep komt het kind vier dagdelen van 4 uren, dus totaal 16 uren, bij ons spelen. Tijdens deze ochtenden wordt de peuter extra gestimuleerd op de gebieden die hij of zij het best kan ontwikkelen. Er zijn regelmatig ouderochtenden en huisbezoeken. Tijdens de

huisbezoeken wordt samen met de ouders een boekje voorgelezen en besproken en daarbij wordt een toepasselijk spel of attribuut gebruikt. De ouders mogen daarvan een aantal weken gebruik maken om zelf mee aan de slag te gaan. Ouders worden geïnformeerd middels een nieuwsbrief/themablad, tablet of whiteboard in de groep. Intensieve begeleiding van het kind kan een (taal)achterstand helpen te voorkomen of terug te dringen.

Bij Kinderopvang Borne wordt gewerkt met het VVE-programma Kaleidoscoop.

Vanuit de VVE groep wordt tijdens de nationale voorleesdagen een bezoek aan de bibliotheek gebracht. Tevens krijgen alle kinderen binnen Kinderopvang Borne een uitnodiging om zich gratis aan te melden als lid van de Bornse bibliotheek.

Werkwijze VVE groep

Themagericht werken binnen de VVE groep.

Binnen de groep wordt met thema’s gewerkt. Deze bestrijken een periode van 4 tot 6 weken (afhankelijk van thema, periode in het jaar, enzovoort). Er is een informatieblad over het thema voor de ouders. Hierop kunnen zij zien;

• wat het thema is

(25)

• worden de accenten van het thema vermeld

• de veel voorkomende woorden staan hierop genoteerd

• de liedjes en versjes die aan bod komen staan erop

• adviezen voor activiteiten thuis rond dit thema worden gegeven

• extra activiteiten vanuit de peutergroep worden vermeld (dit zijn er meer dan in een reguliere groep, dit om de interactie tussen ouder en kind mede te bevorderen).

Huisbezoeken

Daar waar de pedagogisch medewerkers het wenselijk vinden vinden er huisbezoeken plaats. De bedoeling is de interactie tussen ouder en kind te bevorderen. Ook worden de versjes en liedjes van het Themablad besproken. Zo merk je direct of thuis de adviezen van het blad geïntegreerd worden in de dagelijkse situatie. Verder kunnen pedagogisch medewerkers tips t.a.v. spelen met je kind, samen opruimen, samen zingen, enzovoort geven. Zo hopen we, dat de kinderen bijvoorbeeld meer woorden leren, gedragsmatig veranderen (in positieve zin) en dat de ouders meer met de kinderen ondernemen.

Hoe ziet een ochtend binnen de VVE groep eruit?

Inloop en eerste spelmoment 

Bij binnenkomst kunnen de ouders gedurende de eerste 15 minuten een activiteit doen met het kind. Ook is er de gelegenheid om een kort gesprekje te voeren met de

pedagogisch medewerker. Na een kwartiertje kun je de ouders vragen om naar huis te gaan en vervolgen jullie het programma. De speelontwikkelomgeving is ingericht met

activiteiten rondom een thema. Er valt veel te ontdekken. Daarnaast vinden er activiteiten plaats ter voorbereiding op de overgang naar de basisschool. Daarna is het tijd om op te ruimen. 

Kringmoment (vooruitkijken) 

Hierna gaan de kinderen in de kring of in twee kringen. Tijdens dit moment begroeten de  kinderen elkaar en de pedagogisch medewerker. Daarnaast wordt tijdens dit moment de  dagritme kaarten besproken. Dit geeft de kinderen een goed van veiligheid en een  voorspelbaarheid. Daarnaast geeft het de kinderen een gevoel van tijd. De dagritme kaarten hangen in volgorde van links naar rechts, ter voorbereiding op het latere leren lezen. Na deze korte kring vindt er een educatieve kring plaats, dit wordt gedaan in twee kleine kringen onder leiding van de pedagogisch medewerkers. Tijdens deze kring wordt er voorgelezen of een spelletje gedaan, of een andere activiteit. 

Speelwerken en Speelleren 

Hierna gaan de kinderen spelen, in de groep of buiten. Tijdens het spelen speelt de pedagogisch medewerker actief mee in de hoeken of een andere spelactiviteit. 

Fruit eten 

Daarna is er tijd voor het eetmoment. Tijdens dit eetmoment zijn de kinderen actief en delen het eten uit en schenken zelf hun drinken in. Daarna is het tijd om je eigen schaaltje en beker op te ruimen. Tijdens het eetmoment is er de gelegenheid om te terug te kijken op de activiteiten welke de kinderen in de ochtend hebben gedaan. Dit kan eventueel concreet worden gemaakt door hierbij concrete materialen te gebruiken. 

In het voedingsbeleid hebben we een aantal afspraken gemaakt rondom het eetmoment. 

• Voordat we aan tafel gaan wassen we onze handen. De pedagogisch medewerker 

maakt de handen schoon van de kinderen die dit nog niet zelf kunnen. 

• Elke dag zijn er een aantal kinderen die helpen met het dekken van de tafel.

Zij zijn hier samen met de pedagogisch medewerker verantwoordelijk voor. 

• We eten het fruit met een schil. 

•  Alle kinderen aan tafel! 

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aan het peutercentrum is een zorgconsulent verbonden die samen met de pedagogisch medewerker de ontwikkeling van alle kinderen op de groep volgt.. Zij geeft antwoord op de vragen

Wij vinden het bieden van veiligheid belangrijk omdat het bijdraagt aan het welbevinden van het kind, waardoor kinderen zich kunnen gaan ontwikkelen.. Door veilig en

Daarnaast wordt beschreven welke activiteiten worden aangeboden om dit doel te bereiken, welke ontwikkelingsgebieden worden gestimuleerd, welke middelen er nodig zijn, wat de

pedagogisch medewerkers kunnen besluiten met een groep kinderen die druk zijn en binnen hun energie niet kwijt kunnen, extra naar buiten te gaan, of naar een

Tevens wordt hierin beschreven welke samenwerkingspartners Quadrant Kindercentra ondersteunen om het aanbod af te stemmen op de behoeftes van het kind en op welke manier

Bij doelgroepkinderen hebben we standaard een warme overdracht naar school: om een kind als het vier jaar wordt soepel door te laten stromen naar school, is het belangrijk dat

Onderdeel van: Managers handboek Datum laatste wijziging: 28- 09 -2020 Titel: Pedagogisch werkplan bso met vso.. Printdatum: Pagina: 1

De kinderen uit groep 3 t/m 8 komen zelf naar hun basisgroep, waar ze worden ontvangen door een pedagogisch medewerker die ze welkom heet.. We ontvangen de kinderen op