• No results found

IG ATUUR

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "IG ATUUR"

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Deze film is beschikbaar gesteld door het KITLV, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.

Toestemming voor repro ductie dient tnen schriftelijk aan te vragen.

This ft/lil is slippliel[ by the KITLV only on conditiol thaf neither it Ilor part of ·t is ftlrther reprodllcetl

without first ohtaining the penl1ission of the KITL J!' which reserves the right to 111ake

II

charge for sllch reproduction. If the IItaterial fiblled is itself in copyright, the pennission of the owners of that copyright will a/so he requiredfol' sllch reprodllctiol1 Application for pennissiol1 to reproduce shollill he I1lade in writing, giving detail of the proposed reprodllction.

IG ATUUR

OVORM:

SHELF NUMBER

Me OFO M:

MMETA 0629

(2)
(3)

AYflQlARIAAT BATA VIA Dorpsstraat 171

1 L-2992 AA Barcndrccht

~

HET INDISCHE NEEFJE

(4)

.,VERTEL JIJ ME NU DE HEELE GESCHIEDENIS EENS BERT ,"

I

I .I -~

HET INDISCHE NEEFJE

DOOR

CARLA

GEILLUSTREERD DOOR JAN LUTZ

(5)

I.

IN DE SERRE.

"Toe, Loes, zeg ook 's wat! Hoe vind jij 't?" En toen Loes, die verdiept was in haar verhaal, niet hoorde, trok Bert haar een beetje hardhandig aan haar vlecht.

Loes sprong verschrikt op.

"Eng jong, met je flauwe kunsten," viel ze uit, en greep naar haar blonde vlecht, om te zien, of het nieuwe zwarte lint er nog zat.

"Nou, zèg dan 's wat, jij, met je gelees!"

"Ik hèb toch al wat gezegd, maar ik zal 't herhalen, als je dat graag wilt.

Ik vind jou een flauw ventje .... t t .

Em schoot in de lach, want Bert zette net een gezicht, of hij wou gaan huilen. En dat werkte zóó aanstekelijk, dat alle drie 't uitproestten.

"Nou", zei Bert, toen 't lachen bedaard was, "luister even hé? We .... f t

"We hadden 't over Jaap," viel Emma haar broertje in de rede. "Bert is zoo blij, dat hij de volgende maand al hier is. En ik vind 't ook wel leuk!"

,,0", kwam Loes, en begon weer te lezen.

"En jij dan," drong Em aan, "zeg jij nou ook, hoe je 't vindt."

Loes haalde de schouders op. "Daar kan je nou nog niks van zeggen, verbeeld je dat 't tegenvalt. 't Kan

(6)

best een tweede Bert zijn en aan één zoo'n exemplaar hebben we meer dan genoeg."

Loes wachtte 't antwoord van Bert niet af, met de vingers in de ooren las ze verder.

Ze zaten met hun drieën in de serre, omdat binnen, in de huiskamer, visite was. Kleine zus van nog geen twee jaar, deed haar middagslaapje. Jélantje, de meid, mocht 's Zondagsmiddags altijd naar huis gaan. 't Was heel rustig in de serre. Dat moest ook. Want Moe had gevraagd: "Zullen jullie op de bel letten. Er mocht nog eens meer visite komen". En dat kon alleen, als ze zich bedaard hielden. Loes las, Bert had een boek op de knie, maar bladerde er alleen wat in. Onder aan de punten kwamen daardoor leelijke ezelsooren. Em speelde met haar poppen. Maar dat stilzitten begon Bert te vervelen. En toen was hij gaan denken aan Jaap, zijn neefje, dat al op weg was naar Holland. Hij nam zijn atlas en zocht al voor de derde maal die dag Indië op.

"Kijk," wees hij Em, "zóó gaat de boot, hierheen, zie

HIj nam zijn atlas en zocht al voor de derde maal ruen

dag Indi~ op. je 't?

8

Dat blauwe is allemaal water."

Em knikte en zei: ,,0."

"En dan komt-ie hier, dat is de Middellandsche zee".

"Fijn hé, door zooveel zeeën?" "Nou," beaamde Em, die in de tweede klas zat en nog heel weinig begreep van al dat geredeneer.

Echt vond hij 't, en Em ook, dat Jaap kwam. Loes kon 't geen steek schelen, die zat maar door te lezen.

Zou dat boek nog uit moeten vandaag?

Gelukkig kwam Nel straks, de vriendin van Loes.

Dàt was pas leuk. Nel was niet zoo'n saaie als Loes.

Ze kon leuk vertellen ook. Daar hèb je haar geloof ik, dacht Bert, en toen tegen Em: "Wordt er gebeld?"

"Dan is 't Nel," juichte Em en ze was al bij de voor- deur. "Dag Nel! We zitten in de serre, kom maar. En zeg, Jaap kan de volgende maand al hier zijn. Dolletjes hè ?", babbelde Em zachtjes voort aan de arm van Nel, die zich heel gewillig leiden liet naar het tweetal in de serre. "Loes, Bert," groette Nel en ze voegde er lachende bij:

"Het nieuws weet ik aL"

"Welk nieuws? 0, nou begrijp ik 't. Em is zoo vol over ons Indisch neefje, hè? 'k Denk" ging Loes voort,

"dat 't nog wel tegenvalt, dat heb je altijd, als je ergens zoo blij over bent, dan is het later soms heelemaal niet leuk meer."

"Ja," knikte Nel, "dat is waar."

"Nou maar," vond Bert, "ik ben dan blij dat er een jongen in huis komt. Allemaal meisjes, bah!"

N el moest lachen.

"Jij hebt 't kwaad hier," beklaagde ze Bert, "en nog wel zoo'n beste jongen. - Zus slaapt zeker nog?"

" Ja, maar ze zal zóó wel wakker worden," was Loes' ant- woord, terwijl ze op haar horloge keek. "Bij half vier!"

(7)

"Zeg, maar jullie neefje, hoe heet hij ook weer ....

o ja, Jaap .... nou, die Jaap dan, komt al gauw hè?"

"Ja," zei Loes. "Gisterenmorgen kwam er een brief, dat Jaap al op weg is:'

"Toch wel zielig hè, zoo alleen:' Nel schudde meelijdend met 't hoofd.

,,0, maar 't volgende jaar komen oom en tante hier hun verlof doorbrengen.

't Was voor Jaap zijn leeren beter, dat hij vast vooruit naar Holland ging," vertelde Loes.

Nel bekeek intusschen het boek van Loes.

"Mooi?" vroeg ze.

,,0, prachtig, zeg," en Loes' gezichtje was één en al bewondering.

" Toch zóó echt, van een familie, die aan zee is den héélen zomer."

"Hè," zuchtte Bert, "ik wou, dat wij 's naar zee gingen, al was 't maar voor een week."

"Máár voor een week! Dat kost nogal geen geld," en Loes, die als oudste al een klein beetje van de zorgen afwist, dacht aan wat Moe gisteren gezegd had. "Kind, ik heb je hoed van verleden jaar 's bekeken, we zullen hem een beetje opknappen en dan kàn 't nog wel, denk ik. Alles is zóó duur."

Loes had eerst haar neusje opgetrokken en ze had al:

"Hè, bah!H willen zeggen, maar dat had ze toch niet goed gedurfd.

Alleen had ze gemompeld: "Nel krijgt een nieuwe."

En nou zou zoo'n jochie "maar" een week naar een badplaats willen.

"Nel, weet je, waar Jaap zijn kamer krijgt," begon Em weer. "Boven naast de onze, hè Loes."

"Ja," knikte Loes, "dat vond Moe het beste. Hij komt bij Pa op school, misschien bij Bert in de klas."

"Hoe oud is hij dan," vroeg Nel.

"Dertien, een jaar ouwer dan Bert. Dan kunnen ze samen gelijk op leeren. Oom had graag, dat Jaap voor het M.U.L.O.-diploma gaat leeren. Maar daar hoor ik zus. Wacht, ik haal ze even."

"Hè ja," kwam Nel, die geen zusje had.

Een oogenblik later werd Zus, nog wat slaperig, een beetje pruilend ook, de serre ingedragen.

"Dag Zus, wat is je eene wangetje rood," lachte Nel.

"Och, kijk toch 's, allemaal strepen in haar gezichtje."

"Ja," zei Em gewichtig, "dat is altijd, als ze pas geslapen heeft, dat komt van 't liggen." Zus, met een rood knuistje in 't oogje wrijvend, gaapte en legde haar kopj e op Loes' schouder.

"Ze is nog niet eens goed wakker, zeg jullie maar niks tegen haar," waarschuwde Loes, "anders gaat ze nog huilen ook. Pa en Moe hebben visite, zie je.

Kom maar, dan mag Zus bij Loes cp schoot zitten."

Toen Moe een kwartier later de serre binnenkwam, vond ze 't groepje rustig bijeen.

"Ga nou verder, Nel," smeekte Em.

Maar Nel, die een sprookje had verteld, durfde niet meer, waar Mevrouw Bos bij was. Deze lachte maar eens.

"Ik begrijp het best, hoor Nel," zei ze knipoogend.

"Dat vind ik nou flauw, Nel is al veertien en durft ze dàt nog niet."

"Vertellen, waar Moe bij is. 'k Zou bèst durven, al was de heele wereld er bij," blufte Bert.

"Jammer," kwam Em spijtig, 't "was juist zoo mooi."

Maar toen Moe Zus op schoot nam en er bij kwam zitten en Pa ook om de hoek keek en vroolijk: "Kan ik er ook nog bij" riep, toen werd 't toch wéér gezellig.

"Toe Loes, schenk jij nou 's thee", verzocht Moe.

"Je wilt toch wel 'n kopje, Ne11"

(8)

"Ik véél suiker," schreeuwde Bert voor zijn beurt, waarmee Nel hem plaagde.

"Gulzigerd/' fluisterde ze.

Bert kreeg een kleur. ,,'k Vind thee alléén lekker, als ze erg zoet is", verdedigde hij zich zwakjes.

"Nou, je krijgt een lepeltje extra, omdat het Zondag is,"

beloofde Moe. "Denk er om, Loes, ik geen suiker en Bert juist veel."

"Pa, Nel, Em, Bert en ik", telde ze vlug, "da's vijf lepeltjes, en Bert een toemaatje".

"Itte ot thee," klonk Zus' hooge stemmetje eensklaps boven het rustige spreken van Moe uit.

"Och, Zus, we zouden haar heelemaal vergeten, natuurlijk krijg je thee," lachte Loes.

"Heeft Loes je 't nieuws al verteld?"

"Van Jaap bedoelt U? 0, ja, dat heeft Em me verteld. Wie weet, waar hij op 't oogenblik rondzwalkt."

"Hè, ik zou het er niks op hebben," kwam Loes.

"Wat zou 'k bang zijn op zee."

"Bang," smaalde Bert, "waarvoor nou bang, juist ècht. 'k Zou bèst durven."

"En ik wou dan, dat hij al goed en wel hler was," zei Pa.

"Ik ook/' stemde Moe toe.

"lt oot." Zus, die alles napraatte in haar krom

taaltje, was weer heelemaal op dreef.

"Nou, Nel, willen we nog een eindje wandelen vóór kerktijd," vroeg Loes.

"Goed." Nel stond meteen op.

"WanneIe," herhaalde Zus.

"Wat 'n lekkere schat ben jij toch," zei Nel, terwijl ze de kleine speelpop pakte en knuffelde. "Hè, 'k wou dat ik ook zusjes of broertjes had. Alleen is zoo saai."

"Kom, kom," troostte Moe, "dan krijg je ook vast geen ruzie/'

12

Nou" voegde Loes er biJ·, "naar broers hoef je

" ,

heusch niet te verlangen. .

Ik heb er één, maar hij moet nog al eens over de kme.

Wat jij Bert?"

Bert had gauw zijn woorden bij elkaar.

Hoor háár nou! Wat zal ze 't kwaad hebben, als Ja~p er is. Dan moeten er misschien wel twee tegelijk over de knie, aan eIken kant één."

Allen lachten. 't Was immers maar gekheid.

"Dag Pa, Moe, kindertjes tot straks," groette Loes, maar ze maakte gauw dat ze uit de v~e~en kwam, waf1:~

Bert, kwasi beleedigd, sprong de me1SJes zoo hard hl)

kon, achterna. . .

0000" gilde Loes, en ze duwde Nel voor z1ch Ult,

de'iange gang door, "gauw, gauw, laat mij e~rst, anders maakt-ie m'n haar zoo in de war. Daar heb Je 'm .... "

Toen Bert bij de voordeur was, viel deze juist achter de meisjes dicht.

Jammer genoeg," mompelde hij, "dat ik net te laat be~. Zij met d'r "kindertjes". '~ Ben ~oc~ al twaalf."

"Had je ze nog?", vroeg Em meuwsgleng, toen Bert in de serre terugkwam.

"Ik wou niet eens ècht," blufte Bert, en, om nog meer vragen te vermijden, nam hij gauw zijn bibliotheek- boek en was weldra in zijn lectuur verdiept.

(9)

11.

JAAP.

Moe en Loes hadden het druk. Jaantje was op boodschappen uit.

"Ik ben blij, dat jij 's morgens thuis bent, Loes,"

zei Moe meer dan eens. "Alleen zou ik het niet af kunnen/' Ze deden samen de huiskamer. Die moest om elf uur klaar zijn, want - om twaalf uur kwam de trein aan, die Jaap meebrengen zou, den langver- wachten neef uit Indië.

Pa was al vroeg in den morgen naar Rotterdam gegaan,. waar de boot aankwam. Samen konden ze dan terugreIzen.

"We schieten niet erg op," bromde Loes.

"Juist nu we 't zoo druk hebben, wordt er telkens gebeld. Eerst de bakker, toen de kruidenier, toen weer een man met borstel werk, en daarnet een scharen- slijper. Altijd van die wissenwasjes, als je haast hebt."

En pas had ze 't gezegd, of daar belde weer iemand.

"Jaantje misschien," opperde Moe.

Loes was al bij de deur.

Vóór haar stond Betje, in 't dorp "Gekke Betje"

genoemd. Ze zag er heel vreemd uit. Haar gezicht was net het kopje van een vogel, ze had bijna geen voor- hoofd, op haar neus droeg ze een blauwen bril. Kleine kinderen vlogen altijd verschrikt achter moeders rokken, als ze Betje zagen aankomen.

Maar de groote jongens en meisjes die al school

gingen, waren heelemáál niet bang. Waarom zouden ze ook? Betje deed niemand kwaad, ze was juist heel vriendschappelijk met iedereen. Dat wisten de school- jongens wel. Ze groetten haar altijd, als ze haar tegen- kwamen en maakten op hun beurt graag een praatje.

"Morrie Bet" of "Ha, Bet hoe staat't leven ?"

Maar Betje, die de jongens liefst op een afstand hield, deed of ze 't niet hoorde en mompelde: "Ze zijn allemaal eender, die apen van jonges !"

"Zoo Betje, ben jij 't," groette Loes.

"Goeien morgen, juf- frouw'" groette Betje terug, "is Mevrouw thuis ?"

En toen Loes beves- tigend antwoordde,

vroeg Betje: "Och, roep J...~).

ze 's even/'

"Moe, 't is om U "Zoo Betje, ben jij 't," groette Loes

te doen, Betje Sluis," zei Loes met gedempte stem,

"ze wou U even spreken."

Moe. bleef laI?-g in de gang praten en toen ze terug- kwam In de hUIskamer, zei ze: "Ze hield me zóó aan de praat. Allemaal narigheid. Nou is de ouwe vrouw Sluis, Bet jes moeder, ziek geworden. Die maakte groenten schoon voor 't Hotel "de Harmonie". Daar-

~ee verdiend~ ze nogal wat. En ze schilde de aardappels s avonds thUlS, heele emmers vol. Dan mocht Betje de

(10)

schillen houden, omdat ze zoo'n stumper is. En daar kreeg ze bij de boeren nogal wat voor. Maar nou hebben ze voor vrouw Sluis een ander genomen en die kóópt de schillen. Daardoor missen ze aardig wat in de week. Stakkerds! Nu gaat ze o~eral in het dorp vragen, of de menschen ze voor haar WIllen bewaren. Daarvoor kwam ze hier. En nu zal ze de volgende week met een

karre~je langs ~e huizen gaan loopen. Ze geeft een cent per kllo. Maar Ik heb gezegd: Je mag ze voor niemendal hebben hoor! Want ik heb erg met die menschen te doen."

Al pratende klopte Moe de stofdoek uit. Wat ben jij opgeschoten, prees ze. ,/t Is ook al bij elven zie ik. tt

"De stoelen m?eten nog afgestoft worden, dan zijn yve kla~r .. Maar klJk Zus nou weer 's. Zóó is't netjes, Je draalt Je om, en 't is wéér rommel," bromde Loes.

"Nou ja!" Moe haalde de schouders op, "dat kan niet anders. Een klein kind moet wat te doen hebben. En háár gebied is zoo groot niet, wat jij, Zus? In dat looprek ben jij de baas, is 't niet zoo?"

"Paas, praatte Zus na en lachte met opgetrokken neusje," zoodat al haar tandjes te zien waren. Moe en gróóte Zus lachten hartelijk mee.

"Daar is Jaantje. Mag ik me nu gaan kleeden," vroeg Loes.

Moe. knikte. Zelf w~)U ze ook graag met zus in het wagentje naar het station, dat zou zoo aardig zijn voor Jaap. Heel de familie bij elkaar.

Ga maar gerust, Mevrouw, zei J aan, ik zal wel naar 't eten kijken.

De visch is zóó gaar, de groente heb ik gisteren al afgekookt en de aardappels zet ik om kwart voor twaalven op. Dan kan U aan tafel, zoodra U thuis komt!"

"Goed Jaan", zei Moe, "dat wil ik graag. En kijk je dan nog eens op de kamer van Jaap, of alles in orde is?"

"Ja, Mevrouw, alles is klaar boven".

"Goed, dan ga 'k maar."

Zus werd netjes aangekleed. Moe trok haar de blauwe mousseline jurk aan. De Zondagsche muts mocht ze op hebben - en daar ging de stoet heen.

Loes duwde het wagentje, Moe liep er naast. Bij de bocht van den weg keek Moe om. "Wacht even, Loes,"

zei ze, terwijl ze Loes op den arm klopte: "daar komen Bert en Em aandraven."

Moe wenkte, dat ze zich niet zoo behoefden te haasten, maar ze begrepen die wenk blijkbaar niet.

Hijgende haalden ze het drietal in. Em bukte zich naar Zus, maar 't kleine ding hield niet van zoo'n onstuimige liefkoozing en begon verschrikt te huilen.

"Pas op, ze heeft haar mooie jurk aan," waarschuwde Moe. "En tranen geven maar vlekken."

"We mochten lekker een kwartier vroeger weg,"

vertelde Bert. "Mijnheer was het heelemaal vergeten."

Ik stak m'n vinger op en toen zei hij: ,,0, ja, da's waar ook, ga maar gauw, 't is tijd." "En toen heb ik even gekeken in de tweede of Em al weg was. Durfde jij 't niet te vragen?"

"Wel ja,tt hield Em zich groot, "ik wou 't net vragen, toen jij kwam.tt

"Ik klopte natuurlijk aan," vervolgde Bert, "en Em zat zóó netjes. Allemaal zaten ze met de handen samen.

Zóó zoet!"

"Nietes," kribde Em.

"Welles, 'k heb 't zelf gezien."

"Nou geen ruzie," suste Moe, "daar ginds komt de trein al aan, geloof ik. We zullen net op tijd zijn."

"Fijn," danste Bert.

17

(11)

Maar toen de trein eindelijk stilstond en Pa in de verte met de hand zwaaide, en toen een oogenblik later de jongens tegenover elkaar stonden, had de ande~s

zoo dappere Bert al zijn spraakwater verloren. Pa ze1:

Hier is Jaap nou eindelijk/' Bert deed wat verlegen,

" , D J " E Z

maar Em groette heel parmantIg:" a~ aap. n ';1s kraaide: "Aap," maar niemand lette ,er 10 dat oogenbl~~

op. 't Viel Bert tegen: Jaap was een emd grooter dan hlJ.

Hij had zich voorgesteld, dat ze zoo,wat even gro?t zouden zijn. Als Jaap hem nu maar met als een klem jochie ging beschouwen 1 .. ,

"Nou Jaap," zei M~e har~ehJ~! "welkom lr;, Holla~~

hoor! We zijn heel bhJ, dat Je blJ ons komt. !erwlJI Moe Jaap naast zich trok, en ze samen voorUlt wan- delden, hadden ze heel wat te bespreken.

"Heb je nog al een voorspoedige reis gehad? Ken~e

je die familie de Lange in Indië al? Hoe gaat 't met Je ouders ?"

En Jaap vertelde maar . . . . , ,

Jaantje stond aan de deu~ de fam1he af ~e wach~en.

Ze was erg benieuwd hoe die neef er wel Ult zou ZIen.

Ze had gisteren bij den kruidenier verteld, dat er een pikzwarte bij de familie in 1?-uis kwaf!1, een regelrecht uit Indië. En de menschen 10 den wmkel hadden dat allemaal gehoord. Nu stond ze voor leugenaarste~!

want die jongen daar naast Mevrouw - dat was hlJ zeker - zag er gewoon uit, een beetje bruin van de zon.

Ze schaamde zich, dat ze zóó'n verhaal verzonnen had.

"Dag Mijnheer .... dag . ... " groette ze.

"Jaap," vulde Moe in.

"Dag .... Jaap," aarzelde Jaantje. "Het eten 1S klaar Mevrouw."

Dan moeten we maar beginnen. Zoo komen de koffers.

Di~ kunnen dan na 't eten uitgepakt worden," zei Pa.

18

En toen allen om de groote tafel zaten, dankte Pa den Heere, Die Jaap veilig had thuisgebracht.

"Wil verder met hem zijn, nu hij zoo ver van zijn ouders is en wij die plaats voortaan innemen zullen,"

bad Pa. Toen pinkte Moe heel ongemerkt een traan weg.

Na het eten kwamen de koffers, twee héél groote, met de kleeren, boeken en snuisterijen uit Indië.

Allen waren heel nieuwsgierig, om er bij te zijn, toen Pa ze voor Jaap open maakte.

Jaap ging aan 't uitpakken.

Moe en Loes hielpen een handje, Bert en Em zaten op de knieën vlak bij Jaap. Er scheen geen eind aan alles te komen, zooveel als er toch in die koffers zat.

"Kijk nou 's!" Em was één en al verbazing. "Een zwarte pop, een neger!"

"Die is voor jou," lachte Jaap, "ik speel met geen poppen."

"Hè!" Em kreeg een kleur van blijdschap.

"En deze is voor kleine Zus 1"

Voor Oom kwam er een sigarenkoker uit, heelemaal van visch- graten gevlochten, voor Tante een prachtig tafelkleed, voor Bert een penhouder van ivoor gemaakt, voor Loes een paar chineesche waaiers om op haar kamertj e

te hangen. Jaan was er wát mee in haar schik,

"Nou Jaan nog wat," flapte Em er uit.

Dat was gekker. Jaap keek Tante eens aan.

(12)

'k Heb niks voor Jaan! stond op zitn gezicht te lezen.

Heel onder in den koffer lag een ~lelI~, houten afgods- beeldje. Dat had hij voor aardlg?~ld meegenomen. Maar dat kon hij Jaan toch moellijk geven, ze zou schrikken van zoo'n leelijk ding.

'k Zie haar gezicht al," zei Bert.

"Ze zou flauw vallen, geloof ik, als je haar zoo' n di::g in d'r handen stopte. Wacht '~.!" Jaap scharrelde wat in den koffer en vond, wat hl) zocht.

Zou dat wat voor haar zijn 1"

"Hè prachtig" bewonderden Moe en Loes. Jaap

hi~id ~en al1erli~fst

kralen beursje

i~

de hand.

Jaan was er wàt mee in haar sC;hlk. ..

Zoo ging de eerste avond gezelhg voorbIJ.

De volgende morgen was voor de school al vroeg een troepje jongens bijeen. .

Bert kon het juist zien vanuit het raam van de huiskamer. Jaap was nog niet op.

Laat hem maar goed uitslapen," had Moe gezegd, hij zal wel erg vermoeid zijn." .

" Jammer" dacht Bert. Hij zou het veel aardlger gez,'onden hebben, als hij en Jaap sàmen .!laar school waren gegaan. Nu zouden ze natuurlIjk allemaal vragen: "Waarom ~omt je neefje niet op school 1" Ep als ze nog meer gmgen vragen over Jaap, dan - Ja dan werd 't een vervelend geval.

Want wat wist hij nou eigenlijk te. vertellen?

Jaap was erg stil geweest de he~~e mIddag. Dat gaat wel over, voorspelde Pa, als hl) maar eenmaal gewend is ... .

Bert scheen niet veel haast te hebben. Anders. zeurde hij om half negen al: ."Mo.~, mà~ ik nou, al de Jongens zijn er aL" Maar emdehJk zeI Loes: "Jongen, wat 20

mankeert jou 1 Moet je niet naar school? En ik dacht, dat je graag vroeg bij school was."

Toen ging Bert. Hij nam zijn nieuwen penhoud~r

mee. "Hallo," riep Jan Nijsen, zijn vriendje, "waar IS

die neef nou van je? Hij is toch gekomen?" Er vormde zich een kringetje om Bert.

"Ja," knikte Bert, "maar Maandag komt hij pas op schoo1."

"Is 't een leuk jong?", vroeg een ander.

"J a," knikte Bert weer. . .

"Grooter dan jij hè?" wist Jan Nijsen, ,/k zag Julhe gisteren loopen."

,,0 .... "

Maar Piet Verhoeven, met wien Bert 't nooit erg vinden kon, begon te plagen:

"Nou, zeg, je bent anders genoeg an 't opscheppen geweest over dat joch. 't Was de laatste tijd nergens anders over. Je werd er misselijk van. Mijn neef uit Indië dit, mijn neef uit Indië dat, anders hóórde je niet.

En nou dat-ie d'r is, zeg-je geen stom woord."

Bert schaamde zich een beetje. Hij had Piet eigenlijk weleens graag de vuisten laten voelen maar zoo vlak voor het huis .... Loes zag letterlijk alles. En die zou Moe voor het raam roepen en wijzen: "Kijk Bert 's vechten." Dan wist hij wel, wat daarop volgde. Moe zou om twaalf uur zeggen: ,,'t Is uit, de heele maand hoor, dat spelen vóór schooltijd."

"Maandag komt-ie op school, zeg ik toch," schreeuw- de Bert met hoogroode kleur, "dan moet hij jullie zelf maar vertellen, wat je weten wilt."

Piet grinnikte. Wat werd dat jong nijdig.

Lekker! Zoo'n opschepper!

Gelukkig voor Bert ging de schoolbel, anders was het zeker nog op ruzie uitgeloopen.

(13)

lIl.

DOEN OF NIET DOEN?

Jaap was al een poosje ~ij. Oom en Tante in huis.

Hij zat bij Bert in de klas JUist zooals Oom voorspeld had. Die had hem eerst een soort examen afgenomen, en toen bleek, dat hij niet veel verder was dan Bert.

De jongens vonden het wel leuk. Ze konden be~t met elkaar opschieten. Jaap had al gauy.' naar hUlS ge- schreven, dat hij goed wennen kon bIJ Oom e~ Ta~te.

Hij kwam niet uitverteld over Zus, aller hevehng.

Moe had hem teruggeschreven, dat ze het 0 zoo heerlijk vond en dat hij maar goed zijn best moest doen op

sch~ol.

"Je zult eens

~.ient

.schreef ryIoe ,i,n haar laatsten brief, hoe dan de tIJd vhegt. Als t weer Kerstmis is, hopen we bij je te zijn. Heerlijk, hé, m'n jongen ?"

Als Jaap 's avonds alleen op zijn kamertje ~as, .deed hij de la van zijn kastje open, nam er de drie brieven uit, zijn kostbaarst bezit en las.... en herlas ....

En dan voelde hij weleens een sterk verl~nge.n om even, heel eventjes maar ginds, ver weg te ZIJn, 10 dat aardige witte landhuisje met ~~ k1apper~ool?en er vuo;.

Met de oogen dicht zag hl) alles dU1dehJ~t zooals .~

daar was bij Vader en Moeder. En dan hermnerde hl' zich weer 't laatste samenzijn, toen zijn ouders hem wegbrachten naar de boot. Vader had kort voor 't vertrek op de boot heen en weer gel?open en had heel weinig gezegd. Moe was kalm bIJ hem gebleven.

22

"Jaap," had ze verteld, "Mijnheer en Mevrouw de Lange hebben me beloofd, dat ze op reis voor je zullen zorgen, of je hun eigen kind bent. Zal je nou van jouw kant al 't mogelijke doen, om hun de reis aangenaam te maken? En bij 't afscheid had ze gefluisterd: "Denk er aan, Jaap, dat er Eén met je mee gaat. Goeie reis, m'n jongen! En - zal je 't bidden niet vergeten?" Toen had Jaap gesnikt, ach - ' t afscheid was ze alle drie zoo zwaar gevallen. Maar Moe had zich goed weten te houden. Lachend had ze gewuifd door haar tranen heen, toen de boot statig wegvoer. Jaap wist zeker, dat ze hadden staan zwaaien, net zoolang, tot ze begrepen:

Nu ziet hij ons toch niet meer.

Jaap had de brieven al zoo vaak gelezen, dat hij ze haast uit het hoofd kende. Als hij pas tijding uit Indië ontvangen had, vloog hij met den brief naar boven, naar zijn kamertje.

En de eerste dagen was hij altijd wat stil. Maar in het drukke gezellige huishouden van Oom en Tante vergat hij weer gauw zijn verlangen naar huis. Hier was 't óók wel prettig. Hij kon heelemaal niet merken, dat hij geen kind van Oom en Tante was. Tante kwam hem 's avonds net zoo goed toedekken, als Em en Bert.

En ze waren heel bang, dat hij het te koud zou hebben hier in Holland met zijn vochtig klimaat. Hij had eerst wàt gelachen om den berg dekens op zijn bed. "Moet ik daaronder," had hij verwonderd geroepen. Maar Tante had gezegd: "Ja, ja, we hebben al najaar." En toen hij er goed en wel onder lag, vond hij het toch wel fijn.

. Nu was 't voorjaar geworden. De dagen begonnen flmk te lengen. Hier en daar durfde een crocusje zich al boven de grond te wagen. En een enkel sneeuw- klokje kwam ook al te voorschijn.

23

(14)

Jaap zat zijn werk voor school te maken in de huis- kamer. Zijn rekenboek lag vóór hem, maar hij keek er niet in. Hij had twee open schriften op elkaar liggen: 't zijne en - dat van Bert.

"Ga je mee stekelbaarsjes vangen'" had Bert om vier uur gevraagd.

"Nou al,{"

"Welnee, straks natuurlijk. Als ik klaar ben met mijn sommen. Ga jij ze dan óók gauw maken, 't zijn d'r maar drie."

,,0," kwam Jaap spijtig, "ga dan maar alleen."

"Hé jo toe nou, ga mee, 't is wàt leuk. Ze zijn voor 't aquarium."

"Je weet toch," snauwde Jaap, "dat ik een jaar zit te blokken op drie sommen. 'k Ken ze nou eenmaal niet, dat wéét je toch. Praat nou maar van meegaan."

"Nou, weet je wat," (hier fluisterde Bert) "schrijf ze over voor een keertje."

"Ben je mal, doe 't/' drong hij aan, toen hij Jaap zag aarzelen. "Wat geeft 't jo?"

Jaap stond in tweestrijd. Doen of niet doen, doen of niet doen ....

Deed hij het, dan was hij een bedrieger, maar deed hij het niet, dan ging Bert alleen er op uit. En hij wou zóó graag mee. Toen zei hij, vastbesloten: "Nou, vooruit dan, krijg ik je schrift, als je ze af hebt?"

Bert, een vluggerd, met rekenen, was gauw klaar.

"Hier heb-je 't schrift, ga maar in de huiskamer, daar is niemand dan Em," fluisterde Bert. Jaap begon met een kloppend hart de sommen over te "kalken". Eerst twee, die beredeneerd moesten worden, toen een vorm- som. Vooruit, een streep er onder, klaar was 't. Gelukkig had niemand der huisgenooten er iets van gemerkt, Em zat een boek te lezen, Loes liep wel af en aan,

24

maar die lette heelemaal niet op hem. Voor Oom was hij 't bangst geweest, die zou 't vàst gezien hebben.

J aap was pas tevreden, toen boek en schriften veilig weggeborgen waren.

25

(15)

IV.

OP SCHOOL.

Den volgenden morgen zat de familie aan 't ontbijt, toen er gebeld werd.

Jaantje reikte Pa een briefje over en zei: "Compliment van Mijnheer Jacobs:'

Pa las 't briefje. "Ziek'1" vroeg Moe.

"J a, hij ligt met hoofdpijn te bed. Dan neem ik die klas wel. Wat hebben jullie zooal?"

"Eerst Bijbelsche geschiedenis, dan rekenen en na de pauze aardrijkskunde," dreunde Bert op.

"Komt je Pa bij ons '1," vroegen de andere jongens op 't schoolplein.

En Jan Nijsen nam dadelijk zijn aardrijkskunde-

s~~rift. Hij kende zi~!l les maar half. De plaatsen en

r1VIer~n van FranknJk waren aan de beurt. Parijs, VersaI1les, Rouen, Havre, toen moest hij in' t schrift kijken. Calais las hij, Orleans .... Weer haperde hij.

Een standje van Mijnheer Bos, waar hij vaak aan huis k~am, vond hij veel erger dan van zijn eigen onder- WIJzer.

Jaap zat ook in de war.

"Kom, jó, loop heen, ze zijn vast goed, alle drie,"

stelde Bert hem gerust. Die van de fietsers, die elkaar tegemoet. gaan, is goed en van die breuk is ook goed.

Nou en dIe vorm, daar komen rare getallen uit maar ...•

Wacht ik vraag 't even aan Jan. En toen gingen ze vergelijken. Maar Jan had uit den vorm heel andere

26 '

mooie getallen. Jaap en Bert keken elkaar met een blik van verstandhouding aan.

Bij 't naar binnen gaan, fluisterde Jan Bert in: "Zeg, als ik maar geen beurt krijg met aardrijkskunde, ik ken d'r niks van."

Ze begonnen met Bijbelsche les.

Mijnheer deed hier en daar een vraag en 't bleek, dat het er bij de meesten wel goed in zat. Toen kwam 't rekenen aan de beurt.

"Ziezoo, jongens," zei Mijnheer, "jullie hebt zeker wel werk gemaakt?

Levert de sommen maar in, laat' s zien, tien schriften, die zie ik in 't vrije kwartier wel na. Legt de schriften maar twee aan twee op de bank. En kom jij nou maar 's voor het bord, Piet Verhoeven. Maak jij de volgende som." Piet stond te treuzelen. Mijnheer moest hem op weg helpen, eindelijk wist hij de manier . Toen er drie sommen waren besproken, ging de bel voor de pauze.

't Vrije kwartier was om. Bert en Jaap hadden er niet veel aan gehad.

,,0, 0," had Jaap geklaagd, "nou komt 't uit." En Bert had niet kunnen troosten. Moe van 't ravotten, hijgende en hoestende kwam 't groepje weer binnen.

Allen zaten.

En toen - toen gebeurde er iets akeligs. Mijnheer keek zoo ernstig. Hij zei eerst heelemaal niets, en daardoor werd 't juist zoo heel stil in de klas.

"Jongelui," begon hij eindelijk met zachte ste~,

,/t spijt me vreeselijk, dat ik het zeggen moet, maar Ik wil 't ook niet zwijgen. Er is .... een onéérlijke .. + + jongen. . .. in de klas, een jóngen.... die zijn wérk .... óverschrijft. En dan laat hij dat voor éigen

, k d" "

wer oorgaan . . . .

(16)

I?e jongens en meisjes keken elkaar aan. Op ieders gezlcht stond te lezen. "Ik ben 't niet", maar Jaap, die vooraan zat, keek niet naar zijn buurman. Hij staarde recht voor zich uit naar de kaart van Europa, die voor 't bord hing. En toch zág hij niets.

Hij was de schuldige. Oom bedoelde hèm. 0, hij had wel in de grond willen kruipen van schaamte.

"Ja," ging Mijnheer voort: "Zoo iets is niet alleen iemand bedriegen, maar ook erg dom, want je schrijft natuurlijk ook de fouten over."

En toen met een strengen blik op Jaap: "Doe je dat méér ?"

"Nee," knikte Jaap, "ik heb het nog nooit gedaan."

"Zóó ...• Je begrijpt, datik om twaalf uur een appeltje met je te schillen heb?"

Terwijl Mijnheer Bos sprak, kon men een speld hooren vallen. Toen, plotseling, klonk een stem door het stille lokaal: 't was Bert.

Met vuurrood gezicht hijgde hij: "Pa, ik heb het verzonnen."

"Jij ? Ah zoo .... " Pa begon er iets van te begrijpen.

Gisteren hadden de heeren na 't boterham-eten zoo'n haast gehad. Ze waren, gewapend met een jampotje en twee schepnetjes stekelbaarsjes gaan vangen.

"Nou, dan wil ik met jullie allebei wel eens praten.

Begrepen ?"

Bert en Jaap knikten verlegen van ja. Maar 't leek Bert, of Pa's stem wat minder barsch klonk dan straks. Hè, hij was blij, toen de school eindelijk uitging.

Bert en Jaap bleven zitten, de andere leerlingen slenterden, talmend, zooveel ze konden, het lokaal uit.

E.en ~eisje zocht nog in haar kastje iets, dat ze zeker met vmden kon, want 't duurde zóó'n tijd. Maar ze durfde niet langer te blijven. Er gebeurde toch niets 28

bijzonders. Ze had er zoo op gehoopt, iets te hooren.

Maar Mijnheer zat heel gewoon in een boek te lezen en de jongens hielden de armen over elkaar op de bank geleund. Toen ging ze maar. En 't kleine groepje behalve Jan Nijsen, die haast had, stond buiten te wachten. 't Was ook zoo iets bijzonders, een eigen zoon en een eigen neef van Mijnheer, kregen een uitbrander, nou!

"Zag-je wat," vroeg Piet Verhoeven gretig.

"Nee, ze ûtten d'r nog net, als toen de school uitging."

O k . I"

" .... nou, om mee, Jongens.

Opeens was de aardigheid er af.

Jaap en Bert zàten er nog. Mijnheer Bos las. "Zou Pa nooit ophouden," dacht Bert. Eindelijk ging het boek dicht. Pa keek hun kant uit. De jongens ver- wachtten met spanning, wat Pa zou zeggen.

"Vertel jij me nu de heele geschiedenis eens Bert,"

begon Pa. En toen Bert, een beetje hakkelend wel, maar eerlijk, de zaak opbiechtte, zei Pa: "Het is me erg

tegengev~llet; van jullie, dat moet ik zeggen. Het spijt me, dat Jullle me zoo hebt bedrogen. Komt om vier uur maar eens bij me, dan zullen we nog eens verder praten."

o

wee! Om vier uur! En Jan Nijsen zijn oom had zoo'n fijn roeibootje gekocht. Daar mochten ze om vier uur in. En dat zou een aardig roeitochtje worden, had Jan zijn oom gezegd.

Bert wou wel vragen:

Pa, om vier uur gaan we roeien, mogen we morgen het strafwerk maken? Want straf zat er op, natuurlijk.

Maar Bert durfde niet. Pa keek zóó streng.

Bert kon zich wel voor het hoofd slaan.

Het mooie roeitochtje weg.

29

(17)

"Vertel jij me nu de heele geschiedenis eens Bert,"

En strafwerk daarvoor in de plaats. Het was ver- schrikkelijk jammer.

Nee maar! Dàt moest er nog bijkomen. Die Jaap keek net of hij zeggen wou: 't Is jou schuld. Maar dàt zou hij zijn neef wel eens netjes vertellen.

Om vier uur zaten ze weer met hun drieën in het lokaal: Pa, die taalschriften corrigeerde en de beide jongens, die over hun strafwerk gebogen zaten.

"En nou zijn Jan en zijn oom lekker aan het roeien,"

dacht Bert spijtig.

Jaap schreef ijverig door, het sloeg vijf uur, toen hij klaar was. "Misschien kunnen we nog gaan roeien, als we vroeg klaar zijn," had hij Bert toegefluisterd.

Maar nu was het al vijf uur. Nu waren de roeiers al een heel eind weg.

Pa was klaar met de correctie.

"Als jullie klaar bent, kun je je werk hier brengen,"

klonk het door het stille lokaal.

Jaap legde zijn strafwerk op den lessenaar.

"Oom bent u niet meer boos 7" vroeg hij met schorre stem.

"Nee Jaap." Maar door mij te bedriegen heb je zonde gedaan tegen God. Dat is veel erger.

Vraagt den Heere of Hij je vergeven wil, alles, wat je hebt misdreven. Dan zal Hij je ook vergeven, als je er oprecht berouw van hebt. Beloof jullie me dat '(

Jij ook Bert '(

"Ja, Pa."

Dan kunnen jullie nu vertrekken.

Toen gingen ze zachtjes heen, maar van roeien kwam niets meer dien middag.

(18)

V.

OP ZOLDER.

't Was een regenachtige Zaterdagmiddag. Bert hing verveeld in de vensterbank. Hij keek naar buiten. Een grauwe, dikke lucht boven een triest landschap was alles, wat hij zag. "Dat blijft regen vandaag," had Pa voorspeld. "Wat jàmmer toch," dacht Bert. Jan Nijsen zou straks komen spelen en dan in huis te moeten blijven! "Hoe laat komt-ie," vroeg Jaap, die zat te lezen. "Als hij klaar is met schoenen poetsen en messen slijpen. Ze hebben geen meid en nou moet hij wat helpen."

,,0 . . .. Zeg, willen we vragen, of we op zolder mogen spelen?"

Wat heb-je daar nou aan," zei Bert minachtend.

"Juist fijn. Ik zou wel wat weten. Voor Em haar verjaardag zelf wat maken, een kamer voor haar poppen of zoo."

"Dat is nog al geen werk, zeg!"

"Met z'n drieën schiet 't gauw genoeg op."

"En als Jan er nou 's voor bedánkt. Die zal ook liever dammen of tijdschriften bekijken," zei Bert. die heelemaal geen zin had de heele middag spijkers uit te zoeken voor Jaap.

Jaap was een baas in 't timmeren. "Een zendeling moet alles zoo'n beetje kunnen," had hij wel eens verteld.

"Timmeren, metselen, schilderen, dat kan Pa alle- 32

maal. En ik mocht vaak helpen als er zoo iets te doen viel."

Bert was niet zoo handig. Als hij een spijker moest slaan, raakte hij altijd zijn vingers in plaats ~an de spijkerkop. Hij hoopte maar, dat Jan er feestelIjk voor bedanken zou.

En intusschen regende het voort.

Bert keek nu en dan eens buiten, de lange weg af, maar Jan kwam nog niet. ~n 11:':1 ~~s het toc~ al drie uu.r.

Nou" zei Jaap, terwIjl hl) ZIJn boek dIchtsloeg, Ik vr;;ag h:t aan Tante, dan begin ik maa~ vast, als 't m~~.

En toen 't mocht, sprong Jaap met drIe treden tegehJ.k naar boven naar de ruime zolder. Hè, wat sloeg dIe regen tegen' de dakramen. Daar ginds l.ag 't hout. Wat een stapel toch! Hij kon het fijn gebruIken. Tante had het plan zoo aardig gevonden. "Daar staat nog zoo'p mooi, glad kistje boven," had ze gezegd, "dat mag Je er wel voor gebruiken. Dan kan je een groote kamer maken."

Houdt U Em dan beneden, Tante," had Jaap

" , t i

gevraagd, "anders IS t geen verrassmg t?eer. .

"Em is spelen bij J opie," zei Loes, .~,dle ook In .h~;

geheim betrokken was. Ze komt tegen VIjVen pas thUIS.

J aap scharrelde wat op zi~? knieën l~mgs h~t hout heen. Hier en daar pakte hl) een moOl plankje ':'Veg.

't Was allemaal afval van kistjes, maar er waren fhnke stukken bij. ,,'t Is haast te mooi om te verbranden,"

mompelde hij.

En wat een mooi kistje, dat is al kant en klaar. No~

een paar raampjes er in, dan bèn ik er . Toen nam hl) zijn duimstok en een potlood, en na ~at passet;l en meten teekende hij twee rechthoeken, dIe later ~.l1t~e­

zaagd moesten worden. Daar kwamen dan raampjes ~n;

Jan zou wel een stukje stopverf en een paar reepjes 33

(19)

glas hebben, zIJn vader was schilder, die zou 't best geven.

Jaap was zóó druk aan 't werk, dat hij Bert niet eens boven hoorde komen. Die regen kletterde ook zoo en sijpelde ritselend langs de dakgoot.

"Waar is Jan," vroeg Jaap, zonder van zijn werk op te zien.

"Weet ik het," zei Bert onverschillig.

"Voor mijn part blijft-ie nou heelemáál weg. 't Is al half vier geslagen."

"Wat voer jij uit?"

"Dat weet je toch? Voor Em ..•. een kamer met alles er in, meubelen en zoo. Stil 's, daar belt er een.

Dat zal ze toch niet wezen?" Maar tot zijn gerust- stelling en Berts heimelijke vreugde kwam Jan naar boven hollen.

"Wat ben je laat," snauwde Bert.

Jan hijgde. "Ik heb me gehaast, wat ik kon," zei hij, en toen tegen Jaap: "Wat ben jij aan 't doen?" Hij ging naast Jaap op de knieën zitten.

"Kèrel, wat leuk," kwam Jan bewonderend, en hij voegde er uit zich zelf bij: "Je kan van m'n vader wel een stukje stopverf krijgen en onze knecht kan wel twee raampjes snij en. Als ik de maat maar heb. We hebben kapotte ruiten genoeg op zolder."

"Graag," zei Jaap, terwijl hij heel voorzichtig met zijn figuurzaag langs de zwarte lijn ritste. 't Fijne zaagsel viel naast hem neer, maar dat zou hij straks 'Nel bij den houtstapel vegen.

Bert toonde nu ook wat meer belangstelling. Hij zag wel, dat er van buiten spelen toch niets kon komen en Jan had alleen oogen voor Jaap zijn knutselwerk.

Nou moet ik uit dit plankje de hars branden, zei J aap. "Hebben jullie lucifers?"

34

"Ik," zei Jan, en hij begon meteen zijn zak uit te halen. Wat een rommel daar toch in zat! Haast een dozijn knikkers, wat touwtjes, in elkaar gefrommeld, een portemonnaie met een cent er in, een paar stompe griffeltjes, een vieze zakdoek, een mesje, een stukje hout, en heel onderaan zat het bewuste doosje, waar nog enkele lucifers in waren.

"Dat stop jij ook niet voor niemendal zoo diep weg,"

lachte Jaap. "Màg jij rooken?"

"Nee, zeg, natuurlijk niet. 'k Krijg wel 's een cigaret - van ' n soldaat, die bij ons in kwartier geweest is - en dan rook ik 'm natuurlijk op."

"Mag ik 't uitbranden," vroeg Bert.

Hè, wat ging dat fijn. 't Vlammetje lekte langs het hout, dat heelemaal zwart werd. Maar dat gaf niet.

Er kwam toch later een verfje over. Bert streek de eene lucifer na de andere aan, en gooide ze achteloos weg.

"Pas op," waarschuwde Jaap, "niet doen, jo. Als-je de boel in brand steekt." Bert schrok. Gelukkig vond hij er dadelijk vier terug, de vijfde zag hij niet. Maar die zou allang gedoofd zijn tusschen zooveel hout in. Die moest dan maar blijven liggen. Of zou hij nog even zoeken?

Terwijl Jaap en Jan samen verder timmerden, zocht Bert overal tusschen de plankjes naar die eene lucifer.

's Avonds, toen alles stil was in huis, kon Bert de slaap niet vatten. Als 't toch 's, als die ééne lucifer toch 's .... je kon nóóit weten. Hoe dikwijls gebeurde 't niet, dat hooibergen in brand raakten door een achteloos neergeworpen lucifer. Verbeeld je toch, dat er brand kwam vannacht! Want dat ging soms lang- zaam, eerst smeulde 't soms een poos .... Bert gooide zich om in bed. Hij kon niet slapen. Zou hij eens, heel zachtjes, naar boven gaan, dan merkte hij 't gauw 35

(20)

genoeg, als er. . . . Bah, nee, hij deed het toch ~aar

liever niet. Er waren ratten op zolder, en dan hl) op zijn bloote voeten! Nee, hij bleef liggen, hoor! Maar rust had hij niet. Hij verbeeldde zich, een brandlucht te ruiken. 0, 0 en allemaal sliepen

ze .... '

t Was toch zijn plicht, vond hij, om naar boven te gaan, naar de zolder. De angst gaf hem moed., Vooruit, da~ maar, dacht hij. Hij kroop zijn bed UIt, voorzIchtIg, heel voorzichtig deed hij de deur open, liep het portaal over en kwam, al tastende bij de zoldertrap. Donker was 't, èrg donker. En de treden kraakten zoo. Haast was hij boven.

Nu voelde hij de zolderdeur. Hij opende ze zachtjes, even piepte ze, toen stond hij op de groote zold,er.

Ginds lag het hout. Hij snoof één - tweemaal dIep de lucht op, - hij rook niets. 't Was dus maar ver- beelding geweest. Weg was de angst, maar met de angst verloor onze held oo,~ zijn moed. De ratten, ~,ls

die nou ' s kwamen, langs ZIJn beenen kropen tegen ZIJn keel op! Hè! Hij huiverde van kou en van griezelig-

heid daar boven in ' t donker. Daar ritselde iets.

Schoof er iets langs hem heen, of was dat ook maar verbeelding?

Vlug, vlug weg hier, dat was het beste. De deur liet hij aanstaan, daar ging hij op de krakende trap zoo vlug hij kon. Hij was blij, dat hij maar goed en wel làg. Dat was een karwei geweest. Gelukkig kon hij nu gauw inslapen.

De volgende morgen

vertelde hij Jaap toen ze samen naar de kerk gingen, dat hij 's nachts nog even naar boven was gegaan.

Jaap, die er niets bijzonders aan vond, zei alleen:

Zoo!"

" Maar Jaap wist ook niet, hoe griezelig en gevaarlijk het 's nachts op zolder was, met die ratten, zie je ....

(21)

VI.

DE VERJAARDAG.

Als Jaap een uur vrij had, werkte hij aan de poppen- kamer. Hij had er zelf schik in, zoo mooi als 't toch werd.

Jan zorgde, zooals hij beloofd had, voor de ramen, Loes maakte een paar gordijntjes er voor. Hij schoot nu flink op met zijn timmerwerk. De dag vóór Emma's ver- jaardag was de kamer met toebehooren gereed.

Toen de jarige de oogen opendeed de volgende morgen, stond Loes al voor haar bed. Ze hield een pakje in de hand en zoende haar achtjarig zusje op beide wangen. "Van harte gefeliciteerd, Em/' zei ze,

"en dit is voor jou. Sta nu gauw op, hé '?"

Em maakte 't pakje open en daar kwam een keurig wiegekleedje te voorschijn.

Maar beneden wachtten al de anderen. Ze werd overstelpt met gelukwenschen. Ieder kwam met iets aandragen.

Em wist zelf niet meer, van wie ze dit, en van wie ze dàt gekregen had. 0, hoe prachtig! Is dat ook voor mij ? Jaap glunderde. 't Was zijn cadeau, dat Em zoo mooi vond. Wat een prettige dag zou dat worden. Was het nu maar twaalf uur, dacht ze, want - vanmiddag kreeg ze vriendinnetjes op visite. De morgen krèèp om, vond ze.

Eindelijk ging de school uit. Em draafde naar huis. Na 't eten haalde ze haar speelgoed dadelijk te voorschijn.

"Mogen we ook meespelen?" vroeg Jaap. Maar Em knikte vastberaden van neen. "En je hebt pas zoo'n 38

mooi c~.dea~ yan me gehad," verweet Jaap. "Nou ja, maar blJ melSJes hooren toch geen jongens. We spelen

"moedertje" en "schooltje" en zoo."

"Mag ik, Em," probeerde Bert.

"Jij heelemáál niet, jij plaagt toch maar."

"En als ik dan nièt plaag '?"

"Dat doe je toch."

Bert keek verlangend naar de schaal met koekjes en naar de lekkere chocolaadjes."

"Nou, als je ons allebei wat lekkers geeft, gaan we weg", beloofde Bert.

"En k~m je dan niet terug, als we spelen? En dan ook geen geZichten tegen ons trekken door 't raam, zooals laatst" ?

"Op m'n woord v~n eer," deed Bert plechtig.

Em nam toen voor leder twee koekjes en twee flikjes.

"Is dat àIIes," kwam Bert minachtend.

. "Ja/' bedisselde Em, "we zijn zoo meteen met ons

v~eren en dan blijft e.r ~eel te weinig over. Je krijgt mk.s meer. En gaan Julhe nou weg, hè?" drong ze vIelend aan.

~e~t el?-

J

~~p dropen af, terwijl de eerste zoo iets van ,,~lef1g kmd mompelde en Jaap er bij voegde: "Ik zou met eens mee willen spelen met al die meisjes."

EU?- was b~ij, dat de jongens weg waren. Ze werd nu tenmmste met geplaagd. Ze begon de poppen naast elkaar op de canapé te zetten, drie blanke en een negertje.

pe

.wi~g stond in een hoek bij het raam. Daar lag een kmdJe I~ te slap~n. D~t was bij den poppen- dokte~ geweest meen wmkel m de stad. Hij had het

e~? rueuw been aangezet. Dat had natuurlijk vreeselijk pIjn gedaan. Nu moest 't arme kind een paar dagen rusten. Naast ~e wieg stond de poppenkamer, het cadeau van de Jongens. Prachtig was die uitgevallen.

39

(22)

N et een echte grootemenschenkamer. Er stonden vier stoelen in, een canapé, een tafel, een klok met ge- schilderde wijzerplaat hing aan de muur. En dan de linnenkast met echte laatjes, dàt was tt mooiste nog.

Terwijl Em hier en daar nog wat verschikte, belden de vriendinnen. Alle drie brachten ze een stuk chocolade mee voor de jarige. Eerst moesten ze de geschenken bewonderen. Marietje en Jopie hadden geen oogen genoeg voor die prachtige kamer.

"Leuk, zeg, met echte laatjes, kijk toch 'S,H riep

J

opie opgetogen.

Lientje, de kleinste, keek verlangend naar 't lekkers.

Ze ging dicht bij 't buffet staan, en begon, al wijzend met haar kleine vingertje, de chocolade schuimpjes te tellen. Maar Em, die 't zag, zei vinnig: "Strakkies, anders is 't zoo gauw op," waarna Lientje beschaamd afdroop.

"Kom, dan gaan we spelen. Moedertje of schooltje, wat willen jullie?" vroeg Em.

"Moedertje/' riepen allen in koor.

"En dan mag jij de moeder zijn, omdat je jarig bent,"

kwam Marietje gul, wat Em echter niet meer dan natuurlijk vond.

"Kijk nou 's, een neger!"

Lientje wees lachend naar de canapé.

"Afblijven, zeg, anders breek-tie".

"Dat is die pop uit Indië nou,H vertelde Em, en meteen duwde ze Lientje wat achteruit.

Toen begon het spel. Em verdeelde handig de rollen, zijzelf was de moeder, Marietje en Jopie waren de tantes, Lientje moest de meid zijn.

Maar Lientje protesteerde half-huilend.

Dat doe ik niet, ik moet altijd de meid zijn en anders speel ik lekker niet mee,H dreigde ze.

40

"Nou," zei Em troostend, "dan ben jij .... dan ben

.,. h d d h' '?"

JIJ •••• e .... e grootmoe er, e.

"Moe en de tantes gingen uit en dan mocht jij bij al de kinderen blijven, want jij kon niet zoo goed meer wandelen, zie je. En dan mocht jij daar op de canapé zitten, dat doen échte grootmoeders, altijd,H wist Em.

"Doe je dàn mee?"

"Ja," zei Lientje gretig. Zij alleen met de poppen.

Dan kon zij ze allemaal eens op haar gemak bekijken.

En de koekjes tellen. Ze wou toch wel eens weten, hoeveel ze er kon krijgen.

Daar gingen de dames, de gang door, den tuin in.

En grootmoeder, die niet zoover kon loopen, telde vlug. .. een... twee... drie... vier... vijf ...

tien ... twaalf, dat is voor ieder drie ... en nog twee over .. .

"Waar zit jij nou ftn," snauwde Em opeens "heb-je gesnoept ?"

"N ee ... geen eens waar . .. all één geteld," zei de arme Lientje.

"tn Mooie grootmoeder ben jijtt bestrafte Marietje.

Maar Jopie hield niet van ruzie.

"Vooruit, nou weer gaan spelen, wat gééft dat nou, ze heb d'r toch geen een afgenomen," zei ze ver- goelijkend.

"Nou hier heb-ie er dan een,H Em presenteerde haar vriendinnen het schaaltje. Lientje kwam weer in de gunst van Em, toen ze beweerde, dat ze chocolade- schuimpjes, tt allerlekkerste vond.

Mevrouw Bos kwam ook eens kijken met Zus op den arm. Die begon dadelijk te roepen: "Em jajig," en op de koekjes wijzend: "Toet ebbe."

"Toet," zegt ze, fluisterde Marietje Em in 't oor.

"Ja ze kan de k niet zeggen," lachte Em.

(23)

Loes bracht een theeblad binnen met vier kopjes en schoteltjes en een ketel heerlijke chocolademelk. "Je mag zelf schenken," zei Moe, "om beurten hoor!"

Of ze pret hadden! De middag was zóó voorbij.

"Jammer," vonden ze alle vier toen het oogenblik van scheiden gekomen was. Em moest nu alles opruimen, de poppen uitkleeden en in bed leggen. Dan de kleertjes netjes opvouwen. Ziezoo, nu konden ze in het kastje.

Em deed het kastje open, maar toen ze zich voorover bukte, toen zag ze .... haar sommenschrift.

,,0, m'n sommen, heelemaal niet aan gedacht,"

schrok Em. En na het eten komt Nel nog feliciteeren en dàn kan het niet meer. Morgen moeten ze af zijn.

Ze bleef met het schrift in de hand staan, vijf optel- sommen waren het. ,,0, 0, ik weet geen raad," zuchtte Em.

Den volgenden morgen was Em al vroeg op. Vlug maakte ze haar toilet. Jaan hielp een handje.

Toen begon ze aan de sommen.

Maar dat werd een geknoei van belang. Zóó durfde ze haar werk niet inleveren.

Jaan kwam haar roepen om te ontbijten.

"Ja, ik kom zoo," snauwde ze erg verdrietig. De tranen kwamen te voorschijn.

Toen ze zich haastte, om naar beneden te komen, bedacht ze met schrik, dat ze niet gebeden had •...

"Kind, wat treuzel jij toch," knorde Moe.

"Wij hebben onze tijd zoo noodig."

"En .... hoe zit 't Em," vroeg Pa onder't eten, "heb je je sommen af'?' I Em kreeg een kleur.

"Nee," stamelde ze, "ik moet er nog drie maken:'

"Nu nog, voor schooltijd," kwam Pa streng.

"Had je gisteren geen tijd genoeg. 't Is wat moois.

Dat heeft de heele Woensdagmiddag tijd om te 42

spelen, maar om de sommen denke~, .. ho maar! Als je dat eene sneetje brood op hebt, moet JIJ maar danken en dan begin je dadelijk aan je werk. Goed ve~staan!"

Em knikte. Vlug at ze haar boterham met Jam. Ze had spijt van wat ze gedaan had .. Geen sommen af, dacht ze en maar één dun sneetje brood. Na het danken b~gon ze te rekenen. Ze was juist klaar, met de derde som, toen de schoolbel ging. Jammer, nu kon ze vóór schooltijd ook niet meer spelen. Ze ~ad van ~ el zoo,n mooi boek gekregen, dat kon ze nu met laten ZIen aan Jopie en Marietje.

Hoor, daar sloeg de klok, negen dreunende slagen.

Dom-me-Em dom-me-Em, dom-me-Em. Om twaalf uur mochten atie kinderen naar huis, maar één klein meisje zat huilende over haar schrift gebogen. Dat meisje was Em.

(24)

VII.

TELEURGESTELD.

Jaap was in een vroolijke bui, hij had juist een brief van. ~uis gekregen. Hij had hem voorgelezen aan de fam1l1e. "We gaan aftellen, hé Jaap 'f' schreef zijn moeder, als je deze brief krijgt hebben we al Juni en over een half jaar hopen we ook in of op weg naar Holland te zijn.

Wat zal het heerlijk zijn, als we weer eens Kerstfeest in Holland mogen vieren. . ~

J aap was naar boven gehold met zijn brief en hàd hem zorgvuldig bij de andere geborgen. Toen was hij een straatdeun gaan fluiten, maar Loes vermaande:

Hei, hei, Jaap, geen straatdeunen. "Net een straat- jongen," zei Em nuffig.

"Zoo," lachte Jaap, "vin je dat, jongejuffrouw?"

"Ja," zei Em, "jij en Bert allebei."

Loes, die bij het raam zat te naaien, keek nu van haar werk op.

Kom, doe je mee krijgertje, vroeg Jaap.

Een oogenblik later zag Loes het drietal in den tuin ravotten. Ze naaide rustig verder. 't Kon nog net af vóór 't et.en, en dan straks nà het eten ging ze Jaantje een poosJe helpen.

. Elke middag, behalv~ 's Woensdags en 's Zaterdags, gmg ze naar de IndustrIe-school in de stad. Daar leerde ze naaien en knippen en nog allerlei nuttige dingen, zooals koken, wasschen en strijken. 's Morgens hielp 44

ze Moe thuis. Nu moest ze een kinderschortje afmaken.

'~ Was een ~it en blauw geruit schortje, maar 'twerd zoo hef door dIe roode en blauwe kruissteken, die er op ge- werkt moesten worden. Het gladde stukje wàs al bewerkt.

Loes hield het een eindje van zich af.

Nu de boorden van de mouwtjes nog.

Maar daar kwam Jaantje de tafel al dekken.

Helpen, J aan? bood ze aan.

Nee, zei Jaantje, 't is de moeite niet.

Dan ga ik de jongens roepen, zei Loes.

"Vang ons maar," schreeuwde Bert en Loes ging er op een draf achteraan. Al gauw haalde ze met haar lange beenen de kleine Em in. Die mocht nu meevangen.

Jaap en Bert zouden ze zoo gauw niet krijgen, meende Bert. Als 'k wi!, krijg je me nóóit, riep hij overmoedig.

Maar Loes hep wat ze kon, ze ~at Bert op de hielen;

no.g even - daar kon ze hem ukken. Toen met z'n drIeën achter Jaap aan. Die had minstens éven lange beenen als Loes.

t Toe, Loes, hitste Bert~ die al gauw achterbleef, pak m dan. Maar het lukte met. "Hou je goed, Loes," riep nu ook Pa, die lachende 't tooneeltje gadesloeg.

Loes, hijgende van het loopen, zette haar langen neef na, nu eens langs de paden, dán weer tusschen de perken door. Maar ten slotte won ze toch.

"G~tikt," riep ze, en toen Jaap nog doorliep, riep Pa van U1 t de serre:

"Ja, Jaap, je bent er bij."

Toen wenkte Moe, dat ze moesten komen eten.

"Heb je wat v0C!.r school ~e ~oen Bert?" vroeg Moe, toen de maaltIjd was geëmdigd. "Niet? Nou ga dan even naar vrouw Sluis en vraag, of ze de volge;de week Woensdag kan komen. Dan trouwt Jaantje d'r

(25)

broer en Loes mag met Nel en haar ouders een dagje naar den Haag. Heelemaal alleen kan ik het niet af."

Bert ging naar het huisje van vrouw Sluis. Ze kwam Moe weleens meer helpen. Laatst nog, toen Jaantje een paar dagen ziek was geweest. Ze deed het graag, dan verdiende ze weer wat. En Moe liet haar het zwaarste werk natuurlijk niet doen.

"J e moet maar zeggen, asdat 'k zonder mankeeren present hoop te zijn," zei vrouw Sluis deftig, toen Bert zijn rede geëindigd had.

Loes stond al aan de deur Berts antwoord af te wachten.

"Komt ze, of ... ." aarzelde Loes.

"Nee," plaagde Bert, "ze kàn niet," maar Loes zag wel, dat hij er niets van meende.

"Ze komt," verbeterde Bert lachend.

Gelukkig! Loes slaakte een zucht van verlichting.

Daarvan hing haar uitstapje af. Bij Nel kwamen logé's en nu hadden haar ouders besloten, de gasten Woensdag tot den Haag tegemoet te reizen en er dan dien heelen dag te blijven. "Dan ga jij mee," had de Moeder van Nel gul aangeboden.

Maar dat kwam raar uit, juist die dag was Jaan er ook niet. "Als 'k màg, Mevrouw, dan graag, had Loes dankbaar met 't hoofd geknikt."

Moe had een beetje bedenkelijk gekeken. 't Is best, Loes, als ik die dag vrouw Sluis kan krijgen, om wat te helpen. Want alléén kan ik 't niet.

En nu kwam ze Woensdag! Fijn! Loes vond 't heerlijk , s morgens in den Haag te winkelen en ' s middags naar 't strand te gaan.

"Waar is Jaap," vroeg Bert.

"Bij Jaantje in de keuken. Hij helpt aardappels schillen. En ik ga er zoo ook heen," zei Loes. "Even 46

tegen Moe zeggen, dat 't in orde is met vrouw Sluis en dàn 'n schort aandoen." "Dan doe 'k ook mee," zei Bert. 't Heele stelletje zat een poos later in de keuken, ijverig bezig, Jaan te helpen.

"Jonges, jonges," glunderde Jaan, "wat zal ik gauw klaar zijn. Zooveel helpers."

Em kwam er ook bij staan.

"Help een handje, hier is een mes," kwam Bert voortvarend. "Kijkers hebben we niet noodig."

"Nee," weerde Jaan af, "dat maar niet. Em mag kijken, of we 't goed doen."

"Jullie kennen d'r niks van," zei Em.

"Moet je Jaap zien. Hij snijdt d'r hééle stukken af."

"Mijn mes is zoo bot," verdedigde Jaap zich.

"Hier heb je 'n scherp," bood Jaantje aan.

Maar 't lag niet aan het botte mes, dát zag ze wel.

't Kwam alleen, doordat Jaap het niet gewend was.Bertook eigenlijk niet, maar die was zoo wijs, langzaam te schillen.

Gauw en goed zijn er twee, die niet vaak samengaan.

't Kwam er plechtig uit bij Jaantje. Bert trok een gezicht tegen Loes of hij zeggen wou:"Hoor Jaan 'sgeleerdzijn!"

Loes lachte voor zich heen, om Bert. Die kon toch zulke malle gezichten zetten. Maar Jaap, die 't zàg en meende, dat Loes hém uitlachte, sprong opeens driftig op. "Daar dan, doe 't zelf," schreeuwde hij. Verschrikt keken de anderen hem aan.

"Watis t'r nou aan de hand," vroeg Jaan verwonderd.

Maar Jaap was al weg.

De bak met schillen lag omgekeerd in de groote teil.

"Wat akelig nou," zei Loes.

"Ik ben een boon, als ik dáár wat van snap," peinsde Bert. De aardigheid was er af.

Een kwartier later zaten Jaantje en Loes nog maar samen te schillen. Naast Loes stonden twee leege stoelen.

47

(26)

. 't Was Maandagavond. Loes zat haar witte jurk na te ZIen. Boven aan den hals was een drukknoopje af en de zoom was een eindje losgetornd. Jaantje was in de keuken bezig. Ze galmde het eene versje na 't andere, zóó prettig leek haar 't vooruitzicht van een vrije dag

midden in de week. '

"I-ik leef ho-og o-op d'A-alpen," draaide Jaan.

Maar 't duurde niet lang, of opeens staakte ze haar gezang.

Loes hield op met naaien. Was dat niet de stem van Betje Sluis? En wat klonken haar woorden meewarig.

Als diè maar niet komt zeggen, dat haar moeder over- morgen verhinderd is, mompelde Loes.

Ze hoorde Jaan zeggen: "Wel, wel, en is 't èrg ange- komme," waarop Betje klagend antwoordde: "Hee1e- maal dik."

. Stil 's, hoorde ze Betje 't woord bloedvergiftiging Ultspreken?

.. Ze k~m niet lan~er binnenblijven. Loes voegde zich bI) Betje en Ja~n m de gang. Betje stond nog eens te vertellen, terwIjl Loes, erg bleek, toeluisterde.

,,'k Vertel net", begon ze, "dat me moeder een zeere hand heb en nou kan ze niet komme overmorrege.

Ik haal 's Maandags hier en daar de schillen op.

Nou, en vanmiddag toé'k thuis kwam, haalde m'n moeder ze uit 't karretje om ze in de manden van de boeren te gooien. Nou, en toe' gaf ze ineens 'n schreeuw. Ik zee:

" Wat gebeurt ' r nou?"

"En bloeie da' ze toch dee. Daar zat me nota bene een mes in de schillen. De menschen geven toch zoo weinig om een ander.

Ja, ja, mensch, 'k heb ök al 's een klos garen d'r in gevonden. en een scherf van een kopje of schoteltje.

En nou IS de dokter bang voor bloedvergiftiging:' 48

Loes zei geen woord. Wat een tegenvaller, dacht ze .

"Zal 'k Mevrouw roepen," vro~g la~ntje . .

,Ja," knikte Loes. En Moe, dIe JUIst kleme Zus na;r bed bracht, moest het verhaal nóg een keer aanhooren.

A h " z . Moe wat naar l'S da' t nou toch! Doet

" c, el I "

't erg pijn?"

Dat schikt nogal," was Bet jes antwoord, "maar een

"

"

mensch zit er toch alweer mee.

"Ik kom zóó nog even bij je Moeder kijken," z.ei Mevrouw Bos. Toen Betje wegsukkelde, zag Moe m Loes' teleurgestelde gezichtje.

"J a, dat treft ongelukkig, ik wou, dat ik er wat op

wist te vinden," peinsde Moe. .

Loes kneep de lippen <?p elkaar. Ze had wel wtll~n

huilen, maar ze hield ZIch goed. Als Bert haar m tranen zag, zou hij haar zeker uitlachen.

,,'k Ga maar even," zei Moe. "Ik hoop gauw terug te zijn." Toen Moe bij vrouw Sluis aanklopte, deed Betje open.

"Kom U d'r maar in," noodigde ze.

In 't kamertje, waar 't al schemerig werd, zat vrouw Sluis met de hand in een doek die op haar japon was vastgespeld. Zelf zei ze weinig, maar Betje praatte aan één stuk door. "Kijk nou ts Mevrouw, as-ie zóó'n ding . . h d k .. ' I It

m Je an nJg ...

Toen zag Moe met verbazing, maar ook met schrik, dat het haar eigen aardappelmesje was. Z~ hadden er twee; dit was het oude; Bert had er een B 111 gesneden heel onderaan. Jawel hoor, daar stond de letter. Hoe kwam dat nou toch in de schillen. Sprong Jaantje daar zóó achteloos mee om?

Terwijl Betje zat te redeneeren en vrouw Sluis er nu en dan een woordje tusschen wierp, keek Moe 49

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Moeders gefronste wenkbrauwen waarschuwden hem en even luisterde Roel weer. Roel begreep, dat voor vanavond zijn kans verkeken was. Een vuurrode gloed kwam over zijn

Kasboek van Louise van Steenderen. Toen hij haar Donderdagmiddag weer uit school kwam halen, stapte hij het gebouw binnen, om den onderwijzer te vragen, of

Indien op het originele materiaal auteursrecht r ust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneen toestemming te vragen aan de houder van d it auteursrecht.. Toestemming

Deze twee hoed randen zijn eerst langs den buitenrand aan elkaar genaaid, vervolgens langs den smallen kant dichtgenaaid en omgekeerd.. De onderjurk wordt aan de kanten langs

I N ballast voer toen de Jacob naar Hongkong. En verder sliep er de derde-stuurman. Alleen jammer, dat die andere jongen aan boord, dien hij er bij noodig had, zoo'n

Op dit oogenblik spelen in 't dorp Duitsche muzikanten. De tonen der muziek dringen tot hem door. Zijn be 'Iuit is genomen. Ze trilt inwendIg, maar herstelt zich

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneen toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.. Toestemmin

1i htzinnigen vader afgekeurd. Alle menschen ZlJn nu eenmaal min of meer egoïsti ch aangelegd. De van Meerhovens betrokken in het dorp, dicht bij het stadje, een