• No results found

Legitimiteit van beleid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Legitimiteit van beleid"

Copied!
79
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

LEGITIMITEIT VAN BELEID

Publieke opinie en beleidsvorming

Master Management van de Publieke Sector Universiteit Leiden

G.J. Goudriaan, s1462636

(2)

Voorwoord

Voor u ligt mijn scriptie die ik geschreven heb ter afsluiting van mijn master Management van de Publieke Sector (Bestuurskunde Universiteit Leiden). De scriptie is na anderhalf jaar toch eindelijk afgerond. Dat is voornamelijk mijn eigen schuld dat het zo lang geduurd heeft; ik ga liever naar mijn werk. Mijn werk is interessanter dan mijn scriptie.

Tijdens mijn vorige baan bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gingen we verhuizen naar Parnassusplein 5. De bibliotheek mocht niet mee naar het nieuwe pand. Iedereen mocht daarom boeken meenemen naar huis. Omdat ik boeken spaar voor mijn boekenkast, heb ik veel boeken meegenomen die nog een beetje toonbaar en actueel waren. Daarbij zat onder andere een boek over legitimiteit en sociaal beleid. Dat boek heb ik gelezen en vond ik heel interessant. Het boek zet je stil bij vragen waarom maken we beleid, waarom bemoeien we ons als overheid ermee en wat is de rol van de staat? Als je dat kan uitleggen is je beleid legitiem(er). Legitimiteit van beleid is dus heel belangrijk.

Daarom leek me legitimiteit een heel leuk en interessant onderwerp om mij daar verder in te verdiepen. Ik heb er daarom mijn scriptie over geschreven. Legitimiteit wordt volgens Van Dale (2017) vertaalt als wettig en rechtvaardig maar ook als vertrouwen en acceptatie. Vooral dat laatste is soms ver te zoeken wat leidt tot veel onvrede bij media en bij de samenleving.

Ik heb, naast veel andere zaken, geleerd rekening te houden met de publieke opinie. Je schrijft als beleidsmedewerker beleid om Nederland beter en mooier te maken. De mensen moeten er beter van worden. Dat is mooi en interessant, maar het is ook een grote verantwoordelijkheid. Ik moet er alles aan gedaan hebben om het beste werk te leveren. Ik moet opleidingen volgen, vaardigheden

ontwikkelen en ervaringen opdoen om zo goed mogelijk beleid kunnen schrijven of uitvoeren. Vandaar dat ik deze opleiding wilde volgen en deze scriptie heb geschreven. Ik wil iedereen bedanken die aan mijn scriptie, mijn opleiding en ontwikkeling heeft bijgedragen. Daarbij denk ik specifiek aan mijn vriendinnen, mijn begeleidster en mijn familie. Veel leesplezier toegewenst

Margreet Goudriaan Den Haag, 18 juli 2018

(3)

Samenvatting

In 2015 is de Wet Werk en Zekerheid (WWZ ) ingevoerd. Voor juni 2015 mochten medewerkers drie contracten en werden daarna in veel gevallen ontslagen. Er waren veel verschillende vormen van flexibele contracten. Om de wildgroei van deze flexcontracten aan banden te leggen is de WWZ ingevoerd. De wetgever wil dat er maximaal twee contracten worden gegeven. Dit met het doel om meer vaste contracten te realiseren.

Dit gebeurde echter niet; na twee contracten werd men alsnog ontslagen. Ook werd de tijd tussen contracten verlengd van drie naar zes maanden. Daar kwam de samenleving tegen in verzet. Vooral de sector onderwijs en het seizoenswerk werd hard getroffen, aldus verschillende werkgevers. In de eerste periode merkte de werknemer en de werkgever weinig van de nieuwe wet. Na enkele

maanden merkte men dat de werknemer na twee contracten ontslagen werd en dat de werknemer zes maanden moest wachten om weer in dienst te mogen komen. Werknemers gaan geen half jaar wachten, maar gaan een andere baan zoeken. Er ontstond, vooral in 2016, veel onvrede bij de werknemers over deze wet. Ook werkgevers klaagden; goede werknemers moesten ontslagen worden. Men kon geen vast contract aanbieden. Het risico was te groot dat werknemers ziek zouden worden, wat dan weer hoge kosten met zich mee brengt. Het doel was om wel die vaste contracten realiseren; dat gebeurde echter niet. Je zou kunnen stellen dat de wet niet geslaagd is als er zoveel commentaar op de plannen zijn.

Hoe valt te bezien of een wet goed is? Een wet moet legitiem zijn. Wat legitimiteit is, beschrijven verschillende auteurs elk op een andere manier. Dat is te lezen in het hoofdstuk Theoretisch kader. De een beschrijft het als vertrouwen en acceptatie van de burger, de ander als wettig of

gezaghebbend. Verschillende auteurs zijn het er over eens dat er vier vormen van legitimiteit zijn namelijk input, throughput, output en feedbacklegitimiteit. Feedbacklegitimiteit houdt in dat

publieke opinie wordt meegenomen in de evaluatie, verantwoording of terugkoppeling. De publieke opinie zou moeten worden meegenomen in het natraject. Politici zouden de mening van de burger moeten meenemen in de aanpassingen of verdere doorontwikkelingen.

Er is onderzocht hoe politici omgaan met de publieke opinie in beleidsvorming. Uit de bevindingen blijkt dat de samenleving negatief is over de wet. Ook blijkt dat politici onvoldoende gebruik maken van de publieke opinie ten behoeve van verdere ontwikkelingen van deze wet. Uit een inhoudsanalyse van artikelen blijkt dat er vooral in 2016 veel gepubliceerd is waaruit veel woede

(4)

aangepast. Ze vinden het de verkeerde oplossing voor het probleem. Men wil het probleem groter trekken naar de vraag hoe zou de arbeidsmarkt eruit moeten zien? De bovengenoemde groepen vinden dat de vaste contracten flexibeler moeten worden. Mensen met een vast contract blijven tientallen jaren op dezelfde plek zetten zonder een prikkel te hebben om zich te blijven

ontwikkelen. Voor velen is de Wwz niet de oplossing; de huidige vaste contracten zouden minder vast moeten zijn. Het ministerie laat weten dat ze het voorlopig aankijken hoe de effecten van de wetgeving zich ontwikkelen. De minister heeft er alle vertrouwen dat er op deze manier meer vaste contracten worden gerealiseerd.

Zoals gezegd wordt er door politici nauwelijks iets gedaan met de publieke opinie. In de Kamer is er wel aandacht aan besteed door middel van debatten, rondetafelgesprekken en moties. Het beleid zou feedbacklegitiem moeten zijn. Er is echter wel sprake van verantwoording, maar minder van terugkoppeling. Het ministerie verantwoordt zich aan de Tweede Kamer tijdens de debatten, door middel van het beantwoorden van Kamervragen en informatievoorziening door middel van voortgangsbrieven. Ook door verkiezingen wordt er verantwoording afgelegd.

De burger geeft via de media terugkoppeling over het beleid. De effecten van het beleid moet overeenkomen met de wensen van de burger. Het gaat daarnaast om de mate en de wijze waarin de uitkomsten van beleid worden gebruikt als bron voor de ontwikkeling en bijstelling van het beleid. De WWZ is niet aangepast op basis van de publieke opinie. Er zijn aanpassingen doorgevoerd die aangedragen zijn door koepel- of brancheorganisaties, maar niet door de publieke opinie. Er wordt nog steeds gebruik gemaakt van de klassieke netwerken en beleidsstelsels. Er wordt nauwelijks geschonken aan publieke opinie door middel van (social) media.

Er is dus deels sprake van feedbacklegitimiteit, omdat er wel verantwoording wordt afgelegd in het parlement. Ook wordt er gesproken met koepel- en/ of brancheorganisaties, met hun wensen wordt ook iets gedaan, maar met de publieke opinie wordt weinig gedaan.

(5)

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave 4 1. Inleiding 5 1.1 Aanleiding 5 1.2 Casusbeschrijving 6 1.3 Probleemstelling 7 1.4 Methode 8

1.5 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie 8

2. Theoretisch kader 9

2.1 Deel 1: Wat is legitimiteit? 9

Eerste groep: Legitimiteit als legaliteit 11

Tweede groep: legitimiteit als juistheid 12

Derde groep: legitimiteit als politieke gemeenschap 13

Vierde groep: Vierde groep: legitimiteit van de verzorgingsstaat 15

2.2 Deel 2: Aspecten van legitimiteit 15

Inputlegitimiteit 15

Throughputlegitimiteit 16

Output/outcomelegitimiteit 17

Feedbacklegitimiteit 18

2.3 Deel 3: Rol van politici 19

2.4 Media 20 2.5 Solidariteit en legitimiteit 22 2.6 Verwachtingen 23 3. Methode 24 3.1 Type onderzoek 24 3.2 Variabelen 26 3.3 Conceptueel model 26 3.4 Conceptualisering kernvariabelen 26 3.5 Operationalisering 27 3.6 Dataverzameling 28 3.7 Data-analyse 29

3.8 Toelichting op het codeboek 30

4. Bevindingen 33

4.1 X-variabele: Publieke opinie 33

4.2 Y-variabele Legitiem beleid 41

5. Analyse 49 5.1 Onderzoeksresultaten: Deelvraag 1: 49 5.2 Onderzoeksresultaten: Deelvraag 2: 50 5.3 Onderzoeksresultaten: Deelvraag 3 50 5.4 Onderzoeksresultaten: Deelvraag 4 51 5.5 Onderzoeksresultaten: Deelvraag 5 51 5.6 Toetsing hypothesen 53 6. Conclusie 54 6.1 Validiteit en betrouwbaarheid 56 6.2 Discussie en aanbeveling(en) 56 7. Bronnenlijst 58 Bijlage 65 Achtergrondinformatie 65 Bijlage 2 Inhoudsanalyse 67

(6)

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Steeds meer burgers hebben problemen met solidariteit. Waarom moet ik meebetalen aan een uitkering of een ziektehuisopname van een ander? Waarom moet ik opdraaien voor iemand die geen zin heeft om te werken of die veel rookt en dringt en daarom ziek wordt? Er wordt in Nederland goed voor de mensen gezorgd. Er is een groot vangnet voor mensen met ziektes, mensen zonder baan en ouderen. Met als doel om de welvaart en welzijn te herverdelen. Er wordt herverdeeld tussen rijken en armen, zieken en gezonden. Daarom zie je in Nederland nauwelijks zwervers en kan iedereen naar school en sporten (De Kam, 2011).

Die herverdeling is een vorm van solidariteit. Deze afgedwongen solidariteit is omstreden. Steeds vaker is er in de politiek en maatschappij discussie over de legitimiteit van de Nederlandse sociale zekerheid. Dat is terug te zien in de discussie over de zorgverzekeringspremie. Elk jaar stijgt de premie en dat staat mensen tegen. We willen goede zorg voor iedereen, ook voor degene die het niet kan betalen. Toch vinden we het vervelend om elk jaar een steeds groter worden bedrag af te dragen aan een verzekering ondanks dat we weten zo voor anderen te kunnen zorgen (Zorgwijzer, 2018).

De afgelopen decennia is de samenleving nogal veranderd. Sinds de jaren ’50 is de ontzuiling gaande. Verder is de samenleving verregaand geïndividualiseerd met alle gevolgen van dien. Mensen worden steeds ouder, de zorgkosten stijgen exponentieel. Dat vraagt om veranderingen in beleid. Beleid zou mee moeten deinen op de golven van de veranderingen, maar sociaal beleid is juist niet dynamisch (WRR, 2017). Naast ontwikkelingen zoals individualisme, wordt het deel van de bevolking met een wetenschappelijke opleiding steeds groter. Deze groep mensen gaat er niet meer vanuit dat de overheid het goed doet en de wijsheid in pacht heeft. Deze groep mensen wil weten waar het over gaat en willen er inspraak op hebben (WRR, 2017).

In deze tijd waarin de media een hele sterke rol heeft, moet de overheid zich nog beter kunnen verantwoorden. Het beleid moet legitiem zijn. Er zijn verschillende vormen van legitimiteit

namelijk input-, throughput-, output- en feedbacklegitimiteit. Alleen wettig is voor veel mensen niet genoeg. Het moet aan meer punten voldoen; het moet gezag hebben (Turnhout, 2017). Als een wet niet geaccepteerd wordt, heeft het geen gezag en wordt de wet minder nageleefd. Er moet onder andere sprake zijn van feedbacklegitimiteit waarbij de burger feedback geeft op het beleid door

(7)

middel van de media (Schmidt, 2013). Hoe met deze feedback wordt omgegaan is verder beschreven.

1.2 Casusbeschrijving

De Wet Werk en Zekerheid zorgt voor veranderingen op de arbeidsmarkt. De wet is sinds juli 2015 gefaseerd in werking getreden. In april 2013 heeft het kabinet en de sociale partners een sociaal akkoord gesloten. De Wet Werk en Zekerheid (Wwz) is een uitvloeisel daarvan. Het doel van het sociaal akkoord was om de arbeidsmarkt te hervormen. Onderdelen zoals de flexibilisering van de arbeidsmarkt vragen om veranderingen in beleid. Er is alleen veel kritiek op de

beleidsveranderingen. Een belangrijk punt kritiek betreft het vervroegd ontslag van flexkrachten. Een werkgever noemt dit netjes “ontslag van rechtswege” of het niet meer verlengen van een contract. Het beleid wil minder flexibilisering, maar het tegenovergestelde is realiteit geworden.

De Wwz had als doel om de positie van tijdelijke werknemers te versterken. De tijdelijke werknemers of flexkrachten zouden sneller een vaste baan moeten krijgen. Het zou voor werkgevers aantrekkelijker zijn om mensen in vaste dienst te nemen.

De tijdelijke werknemers kunnen vanaf 1 juli 2015 na twee jaar een vast contract krijgen. Voor de voorgenoemde datum mochten werknemers drie contracten en dat is nu gereduceerd naar twee contracten. Verder geldt nu een aanzegtermijn ook bij een tijdelijk contract van zes maanden of langer. De werkgever moet uiterlijk een maand voordat het contract afloopt aangeven of het al dan niet verlengd wordt (Personeelsweb, 2017).

De Wwz heeft nogal voor wat ophef gezorgd. Verschillende arbeidsmarktdeskundigen hebben kritiek op de wet gegeven (SKR, 2016). Ze geven aan dat de beoogde verbeterde doorstroom naar een vaste baan averechts zou werken. Werkgevers willen geen vast contract willen geven en zo worden tijdelijke krachten juist ontslagen in plaats van een vast contract aan te bieden.

Een jaar na de invoering heeft de Erasmus Universiteit een enquête gehouden onder ruim duizend bedrijfsjuristen, ondernemers en arbeidsrechtadvocaten. Een conclusie van deze enquête was dat de wet zijn doel niet had bereikt. Het is voor bedrijven niet makkelijker en goedkoper geworden om medewerkers een vast contract te geven (Volkskrant, 2015).

Volgens de FNV zijn er meer vaste banen bijgekomen (FNV, 2017). Een wetenschappers en docenten op gebied van arbeidsrecht heeft in opinieartikelen aangegeven dat de nieuwe wet een

(8)

kans verdient. Er moet volgens hen “aan de wet gesleuteld worden”, maar men is verder wel tevreden met de uitgangspunten (PO-raad, 2017).

1.3 Probleemstelling

Omdat er vanuit het veld veel commentaar gekomen is, blijkt dat menig burger en organisatie niet eens is het besluit om deze wet zo te implementeren als dat nu gedaan is. Een wet moet legitiem zijn om te mogen worden uitgevoerd, aldus de wetenschap. Hoe legitimiteit wordt uitgelegd, is in het theoretisch kader beschreven. Het belangrijkste punt daaruit is dat er vertrouwen en

tevredenheid is in de samenleving. Om die tevredenheid te creëren, moet er veel worden

samengewerkt met verschillende partijen om verschillende belangen tegenmoet te kunnen komen. In dit onderzoek is uitgezocht hoe politici omgaan met feedbacklegitimiteit. Feedbacklegitimiteit houdt onder andere in dat politici verantwoording afleggen aan elkaar, maar ook aan de burger. Dat gebeurt via de media (WRR, 2004). Na de implementatie van de beleidsplannen komt er feedback op deze plannen. De media doen verslag van gebeurtenissen die plaatsvinden en van de mening van de burger. Zo wordt er feedback gegeven op de beleidsvorming. Feedback is ervoor om plannen aan te passen, om punten te verbeteren.

Als casus wordt de Wet Werk en Zekerheid (ketenbepaling) genomen, omdat dit een omstreden wet is. De minister had de intentie om werknemers sneller aan een werkgever te verbinden door de ketenregeling binnen de WWZ te verkorten. Tot 2015 mochten er drie contracten binnen een keten zijn; nu twee contracten; in het nieuwe regeerakkoord van Rutte III staat beschreven dat het toch drie contracten mogen zijn (Parlement, 2017). In de praktijk blijkt dat werknemers nog sneller worden ontslagen. Veel burgers en externe partijen hebben kritiek op de wet. Daarom is de vraag of de wet legitiem is extra urgent.

De onderzoeksvraag is:

Hoe gaan politici om met de publieke opinie in beleidsvorming?

De deelvragen zijn:

1. Hoe wordt legitimiteit door wetenschappers gedefinieerd?

2. Wanneer is beleid legitiem? Aan welke eisen moet er worden voldoen? 3. Welke trends zijn er te zien in de publieke opinie over de WWZ? 4. Wat hebben politici gedaan met deze trends?

(9)

1.4 Methode

Er is een casestudie naar de Wet Werk en Zekerheid (ketenbepaling). Allereerst is er

literatuuronderzoek gedaan hoe de variabelen kunnen worden gedefinieerd en geoperationaliseerd. Om concepten te kunnen meten, zijn ze concreet gemaakt.

Verder is er deskresearch gedaan om het eerste twee deelvragen te beantwoorden. Voor antwoorden op de andere deelvragen is er een documentenanalyse gedaan waarbij er is gekeken naar artikelen uit vijf grote kranten. Daarbij is onderzoek gedaan naar onder andere de bron, de sfeer en andere te benoemen punten. Uit de conclusies moet blijken of het aantoonbaar is dat er voldoende legitimiteit is voor de WWZ.

1.5 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie

Het onderzoek is maatschappelijk relevant omdat er door het onderzoek er meer duidelijkheid verkregen is over de manier hoe beleidsontwikkeling wordt vormgegeven. Het is belangrijk dat processen transparant verlopen en door het in kaart brengen wordt die transparantie verhoogd. Zo wordt de samenleving democratischer (Tweede Kamer, 2016).

Verder is het belangrijk dat organisaties van elkaar kunnen leren. Uit evaluaties komen punten naar voren die niet zo goed gingen. Andere organisaties, afdelingen en teams kunnen daarvan leren door punten die fout zijn gegaan te verbeteren. Ook wordt beleidsontwikkeling betaald door de

belastingbetaler die van deze dure processen iets wil terugzien.

De auteurs die in het theoretisch kader worden genoemd, hebben over legitimiteit geschreven. Toch is er ook onbekendheid, omdat er niet toegepast op beleid van sociaal beleid en Wet Werk en Zekerheid. Er is op dit gebied een gebrek aan kennis over de mate van legitimiteit van beleid omtrent sociaal beleid. Dit onderzoek zorgt voor kennis en aandacht over of voor het onderwerp. De kennis kan een bijdrage leveren voor de mensen die discussiëren of beleid maken over

legitimiteit van beleid. De resultaten en conclusies die uit het onderzoek komen zijn een toevoeging voor de kennis die er al is. Daarom is het onderzoek wetenschappelijk relevant.

(10)

2. Theoretisch kader

In dit hoofdstuk wordt het theoretisch kader geschetst ten aanzien van legitimiteit in de publieke sector. Er wordt gekeken naar hoe legitimiteit door de eeuwen heen wordt beschreven. Verder wordt er in de moderne literatuur een splitsing gemaakt in groepen die hun eigen mening hebben over legitimiteit. Er wordt beschreven hoe interactieve beleidsvorming eruitziet en hoe de media werkt in het kader van feedbacklegitimiteit. Vervolgens wordt de meerwaarde en effectiviteit van legitimiteit beschreven. Er worden hypotheses beschreven en begrippen geconcretiseerd.

2.1 Deel 1: Wat is legitimiteit?

Sinds de Griekse oudheid wordt er nagedacht over politieke rechtvaardigheid. In de Griekse oudheid lag de macht bij de leider die bij de gratie van het volk regeerde. De burgers waren loyaal als de leider veiligheid en vrede bood. Als de leider die veiligheid niet meer kan bieden, kwamen er opstanden en was de kans dat de leider de volgende dag niet meer haalde, aanwezig. De leider moest zijn daden kunnen verantwoorden wilde hij langer blijven ondanks hij democratisch gekozen was (Storig, 2010).

In de Middeleeuwen verdween de volkssoevereiniteit en werd de koning oppermachtig. Zoals in het oude Egypte regeerde de vorst of koning in naam van God (godssoevereiniteit). Deze vorsten stelden dat God hen had aangesteld om een land te regeren. Ze vonden dat ze aan geen enkel ander mens verantwoording hoefden af te leggen. Een goed voorbeeld daarvan is een citaat van een Franse koning Lodewijk die zegt “De staat; dat ben ik’’ (L'État, c'est Moi) (Storig, 2010).

Tijdens en na de Franse revolutie werd er voor het eerst gesproken over legitimiteit. Door de internationale ontwikkelingen die er in die tijd speelde werd er nagedacht over het recht van een mens om over een ander mens te beslissen wat deze doet. Tijdens het Congres van Wenen in 1814-1815 werd gesproken over stabiliteit en vrede in Europa. Dat zou gecreëerd worden door

pragmatische legitimiteit en wederzijdse acceptatie. Dat zijn de eerste momenten er over legitimiteit gesproken werd in de context waarin het nog steeds wordt gebruikt.

(11)

De Moderne tijd ging in en daarin werd macht teruggegeven aan de goedkeuring van het volk. Dit werd vormgegeven in een hypothetisch sociaal contract. Het contract bestaat dus niet in de realiteit, maar is door verschillende filosofen zo beschreven en is in verschillende vormen in bepaalde wetgeving gegoten. In deze wetgeving is beschreven hoe er moet worden opgegaan met vrijheden. In het sociaal contract moeten burgers samenleven tegenover anderen als onderdeel van de

samenleving. Als er een conflict beslecht moet worden, moet er een sociaal persoon aangesteld worden om een objectief oordeel te vellen. Later vond John Locke en Rousseau dat het niet een persoon moest zijn, maar dat de macht gescheiden moest worden (trias politica) zoals Rousseau dat beschrijft (Storig, 2010).

Daarna werd de term legitimiteit onder andere gebruikt door Max Weber (1864–1920). Volgens Weber is legitimiteit het recht om als heerser te heersen. Dat recht is gestoeld op drie soorten van gezag namelijk charismatisch gezag, traditioneel gezag (koning) en rationeel-legaal gezag (regels en wetten). Traditioneel gezag is vaak te zien als theologisch concept waarbij een voorganger van een gemeente of priester een groep leidt. Degenen die geleid worden moeten de leider blijven zien als leider anders houdt de constructie geen stand. De macht is legitiem gemaakt door gewoontes en gebruiken. Bij deze vorm van gezag is er in sommige gevallen zoals bij koningen over het

algemeen sprake van erfopvolging. Een belangrijke rol is afkomst en lijnopvolging. Er wordt ook wel aanspraak gemaakt op een goddelijke status bij farao’s en bij sommige vorstenhuizen.

Daarnaast is er charismatisch gezag waarbij dit gezag gestoeld op de veronderstelde uitzonderlijke kwaliteiten van de leider. Charismatisch gezag is als de kwaliteiten van een leider en de erkenning of aanbidding daarvan door de volgelingen of degenen die hebt als leider zien. Een binding tussen de leider en de volgelingen is wel nodig om de hiërarchie te bewerkstelligen. Volgens Weber is charisma een eigenschap van een persoon dat bewust of onbewust wordt ingezet om de groep bij elkaar te houden en te leiden. Een voorbeeld van personen met charismatisch gezag is Hitler en Stalin.

Verder is bestaat rationeel-legaal gezag is op ratio, op het denken, op efficiëntie en effectiviteit. De macht wordt geaccepteerd en vertrouwd door algemeen geldende regels die op alle mensen van toepassing zijn. De bevoegdheid van degene die leidinggeven of besturen, is gebaseerd op een formeel normenstelsel zoals beschreven in verschillende vormen van wetgeving zoals de Grondwet. Deze vorm van gezag komt voor in de bureaucratie (Weber, 1905). De Grondwet is sinds 1848 natuurlijk zo nu en dan aangepast, maar in grote lijnen wordt de wet nog steeds zo uitgevoerd.

(12)

De afgelopen jaren hebben een groot aantal auteurs geschreven over legitimiteit. Niet in de laatste plaats omdat het vertrouwen in de politiek en het openbaar bestuur is afgenomen (De Graaf, 2011). Vertrouwen is afgenomen, omdat de burger denkt dat er zonder interactie met de samenleving besluiten worden genomen. De overheid, de burger en de media praten niet meer met elkaar en daarom vertrouwen ze elkaar niet meer. Vertrouwen is een van de kernelementen van legitimiteit. Daarom moet onder andere meer vertrouwen ontstaan. Daarom is interactie tussen de burger en de overheid heel belangrijk om dit vertrouwen weer te herstellen (De Graaf, 2007).

Er is heel veel literatuur beschikbaar over legitimiteit van beleid. Deze literatuur is in te delen in vier groepen. Deze auteurs zijn in te delen in verschillende groepen die hieronder worden behandeld. De groepen zijn ingedeeld in de mate van hoe formeel legitimiteit wordt gezien. De eerste groep ziet legitimiteit louter als een wettige, legalistische basis. De tweede groep ziet

legitimiteit als juistheid. De derde groep ziet legitimiteit als iets waarmee de overheid problemen in de samenleving oplost en de laatste groep ziet die legitimiteit vooral als een vorm van feedback vanuit de sociale media. Verder beschrijving volgt hieronder.

Eerste groep: Legitimiteit als legaliteit

Hoekema (1991) beschrijft legitimiteit als legaliteit vanuit wetgeving. Hoekema verwijst daarbij naar Weber en zijn visie op de overheid met rationeel-legaal handelingsperspectief. Het is een burgerplicht om de overheid te gehoorzamen. Zouridis (2009) omschrijft legitimiteit ook vanuit een formeel perspectief. Deze auteur onderscheidt legitimiteit een begrip met vier onderdelen namelijk recht (als wetgeving), macht (door een bepaald gezag), rechtvaardiging (onderbouwing door middel van argumenten) en acceptatie (door de burger of organisaties) door betrokkenen. Naar aanleiding van deze vier onderdelen vertaalt hij legitimiteit als ‘het gelijktijdig legaal en gezaghebbend zijn van een machtsconstellatie en de rechtvaardiging ervan (Zouridis, 2009: 295).

(13)

Tweede groep: legitimiteit als juistheid

Een andere groep auteurs verbindt aan de formele kant van legitimiteit ook een maatschappelijke kant. Daarbij gaat het er ook om of de burger

vindt of de overheid het goede doet. Hertogh en Weijers (2011) definiëren legitimiteit als een samenspel tussen vertrouwen, acceptatie en tevredenheid. Bekkers en Edwards (2007) beschrijven dat beslissingen op twee manieren legitiem kunnen zijn. Het besluit moet allereerst legaal zijn. Het benomen besluit moet in

overeenstemming zijn met allerlei vormen van wet- en regelgeving, maar ook in overeenstemming met normen en waarden in de maatschappij. Daar sluit de tweede criteria op aan; het besluit moet door de maatschappij worden geaccepteerd als een goede beslissing (Bekkers & Edwards, 2007).

Ook uit een studie van Fenger, Van der Steen en Groeneveld (2011) naar legitimiteit bestaat het begrip uit drie onderdelen namelijk vertrouwen, congruentie en tevredenheid. Het eerste aspect van legitimiteit is vertrouwen. Vertrouwen in de politiek of sociale zekerheid hangt sterk samen met het vertrouwen in ambtenaren. Daarna wordt er gekeken door de burger naar vertrouwen het Staten – Generaal en de ministers. Volgens het European World Values Survey is het vertrouwen in ambtenaren en de politiek in alle landen van Europa even groot waarbij Zweden het hoogst scoort en Italië het laagst. Nederland scoort iets minder dan Zweden. Sinds de jaren ’90 is er een daling in vertrouwen zichtbaar; in Nederland en in de meeste Europese landen. Deze daling was tijdelijk, want in 2007 stijgt het vertrouwen iets. Het vertrouwen heeft ook te maken met de

maatschappelijke positie van de burger in de samenleving. Mensen met een lagere positie (opleidingsniveau) in de samenleving hebben minder vertrouwen in de politiek.

Volgens Fenger, Van der Steen en Groeneveld (2011) is het tweede aspect congruentie. Daarbij wordt gekeken naar de passendheid van de maatregelen van de overheid bij de maatschappelijke problemen die spelen in de samenleving. Hier is een grote van acceptatie van de burger centraal gesteld. Daarbij zitten er grote verschillen tussen bevolkingsgroepen in hoeverre de maatregelen passen bij de wens van de burger. Een jongere wil misschien niet dat een groot deel van de begroting naar ouderenzorg gaat in plaats van naar onderwijs of recreatie. Een persoon met een goed betaalde baan wil niet dat een groot deel van de begroting wordt omgezet in uitkeringen voor werklozen. Ideologische verklaringen hebben een grote invloed op de beoordeling van congruentie.

Vertrouwen

Tevredenheid

(14)

Sinds de jaren ’80 ligt binnen het openbaar bestuur meer focus op efficiëntie en effectiviteit (NPM). Daardoor wordt bijvoorbeeld dienstverlening gemeten. Uit deze onderzoeken blijkt dat een

meerderheid van de burgers tevreden is met de dienstverlening van de overheid. Uit het onderzoek bleek ook dat de burger tevreden is over zichzelf en hun eigen situatie, maar niet tevreden over de samenleving in het algemeen. Hoe groter de afstand en het abstractieniveau, hoe ontevredener de burger. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de burger een klant is van de overheid. Volgens verschillende auteurs is de burger een onderdaan en daarbij de doet de tevredenheid van de burger/onderdaan niet noodzakelijk, aldus Fenger, Van der Steen en Groeneveld (2011).

Volgens Habermas kan legitimiteit top-down zijn waarbij legitimiteit wordt afgedwongen. Door de politiek en bestuur worden besluiten dan genomen en opgelegd aan de maatschappij. Daarnaast is er een bottom-up benadering waarbij ervan onderaf door de maatschappij input geleverd voor

besluiten. Dat kan door inspraakmomenten zijn. Er wordt wel gediscussieerd of dit daadwerkelijk legitiem is, omdat er vaak niets gedaan wordt met de input. Habernas (2000) hoort bij de tweede groep, omdat hij voorstander is van de bottom-up benadering.

Derde groep: legitimiteit als politieke gemeenschap

Een derde groep auteurs spreekt over een relatie tussen de overheid en burger ter bevordering van de politieke gemeenschap. Daarbij gaat het om of de overheid maatschappelijke problemen oplost zoals de burger dat wenst en accepteert. Volgens De Graaf (2007) hebben overheidsorganisaties veel moeite om hun beleid te legitimeren. Ze hebben moeite om te voldoen aan de verwachtingen van de burger. De overheid moet zich telkens verantwoorden over hun beleid. Dat kan niet wachten tot de verkiezingen. Daarom moeten deze organisaties op een zo vroeg mogelijk stadium burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties betrekken bij de besluitvorming.Edelenbos (2000:39) definieert interactieve

beleidsvorming als ‘het vroegtijdig betrekken van burgers en andere belanghebbenden bij de vorming van beleid, waarbij in openheid en op basis van

gelijkwaardigheid en

(15)

invloed zijn op het uiteindelijke politieke besluit’. Hij beschrijft vier belangrijke punten, namelijk: 1) openheid waarbij een institutie open en eerlijk is over de plannen, 2) gelijkwaardigheid waarbij burgers gelijk zijn en dat alle spelers met respect behandeld worden, 3) debat waarbij er argumenten worden uitgewisseld en 4) invloed waarbij alle spelers in het speelveld invloed kunnen uitoefenen en respect tonen en krijgen voor hun standpunten. Door het dichten van kloof tussen burger en overheid wordt legitimiteit verhoogd. Edelenbos heeft het dichten van de kloof tussen burger en bestuur in het volgende figuur visueel gemaakt zoals hierboven te zien is.

Interactieve beleidsvorming wordt niet zomaar toegepast. Dat vraagt een grondige voorbereiding en uitvoering. Het moet een weloverwogen besluit zijn met een duidelijk overzicht van de voor- en nadelen en de effecten (Arnstein, 1969). Er is een discussie te voeren over de mate, de fase en de manier van interactieve beleidsvorming. Bij de mate van interactieve beleidsvorming gaat het

erom in hoeverre men de burger meeneemt in besluiten. De eerste stap is slechts informeren en in de latere stappen gaat het om samenwerken en samenwerken. Men kan burgers, maar ook

bedrijven, Ngo’s, maatschappelijke ondernemingen en stichtingen betrekken in het ontwerp van het beleid, maar ook in het stadium van uitvoering in het kader van evaluatie of feedback (Edelenbos, 2001).

Er zijn verschillende manieren hoe stakeholders betrokken worden. Er zijn voorlichtingen waarin burgers informatie krijgen, maar weinig invloed hebben. Er zijn inspraakavonden waar burgers iets kunnen zeggen wat (misschien) meegenomen wordt in het beleidsplan. Er zijn kenniskringen waarin burgers kunnen discussiëren met ambtenaren. Vaak is er bij verschillende overheidslagen de mogelijk om subsidie aan te vragen zodat de overheid het onderwerp loslaat en de

verantwoordelijkheid overdraagt aan de burger die dan subsidie krijgt voor de uitvoering van het plan. Elke mate, fase of manier moet bij de situatie passen om een goed interactief

(16)

Vierde groep: legitimiteit van de verzorgingsstaat

In het verlengde van de derde groep auteurs wordt er in de literatuur verwezen naar een vierde groep die zich bezighoudt met de legitimiteit als steun voor en van de verzorgingsstaat. Daarbij gaat het om directe en indirecte steun van de burger bijvoorbeeld door social media. Door middel van sociale media, polls, inspraaksites kunnen burgers direct hun mening geven. Deze inspraak of het geven van een mening kunnen burgers hun steun, maar ook afschuw melden. Omdat de opvattingen van de burgers en door de tijd heen veranderen, verandert ook de steun voor specifiek beleid. Door onder andere globalisering, individualisering en veranderende technologieën veranderen de

waarden en normen van burgers. Daardoor verandert ook de steun voor beleid. Daarom is

verandering en actualisatie van beleid een altijd lopend traject. Beleid moet ook responsief zijn om maatschappelijke veranderingen te volgen en op basis daarvan te veranderen. Burgers zijn

dynamisch (veranderen in tijd), maar ook different (verschillen van elkaar). Het gaat erom dat de overheid dit volgt, maar nog meer om het gevoel van de burger of de overheid de burger serieus neemt en de zorgen behartigd (Fenger, Van der Steen en Groeneveld, 2011).

2.2 Deel 2: Aspecten van legitimiteit

Er worden in de literatuur vier aspecten van legitimiteit gedefinieerd. Engelen en Sie Dhian Ho (2004) en Van Tatenhove (2009) noemen vier aspecten van democratische legitimiteit:

inputlegitimiteit, throughputlegitimiteit, output/outcomelegitimiteit en feedbacklegitimiteit. Bekkers & Edwards (2007) en Van Ostaaijen & Schaap (2012) noemen drie aspecten namelijk

inputlegitimiteit, throughputlegitimiteit en outputlegitimiteit. Ook volgens Vivien Schmidt (2013) is legitimiteit zijn er drie aspecten (outputlegitimiteit, inputlegitimiteit en proceslegitimiteit). Scharpf (1999) noemt twee aspecten: inputlegitimiteit en outputlegitimiteit. Hieronder wordt per aspect uitgelegd wat het inhoudt.

Inputlegitimiteit

Volgens Scharpf (1999) gaat inputlegitimiteit over het bestuur door het volk. De politiek, plaatselijk of landelijk, zijn legitiem, omdat de politiek gekozen is door het volk. De politiek is middels

verkiezingen de wil van het volk. Toch moet het volk meer participeren dan alleen bij de

verkiezingen. Het gaat vooral om participatie en dit is mogelijk als de kiezer en de gekozene dicht bij elkaar staan. Als er minder contact is tussen de burger en de politiek vermindert

(17)

een meerderheid van het volk. Doordat er minder contact is weet de politiek niet meer wat de meerderheid wil en daar moet rekening gehouden worden (Scharpf, 1999).

Engelen en Sie Dhian Ho vinden participatie van burgers ook heel belangrijk. Zij zien ‘steun van de burgers een heersende gedragsregel voor het systeem’. Als burgers hun mening geven, dat kan ook door middel van stemmen, noemt men dat burgerparticipatie (Engelen & Sie Dhian Ho, 2004: 20). Deze burgerparticipatie is van belang voor legitimiteit van bestuur. De participatie van de burger kan door middel van debatten of demonstraties (Bovens, ’t Hart en van Twist, 2007). De

burgerparticipatie behoort volgens de literatuur bij inputlegitimiteit. Inputlegitimiteit heeft als belangrijk onderdeel het begrip responsiviteit, maar ook representatie (van Ostaaijen & Schaap, 2012). Bekkers & Edwards (2007) vinden vooral burgerparticipatie een belangrijk onderdeel.

Throughputlegitimiteit

Throughputlegitimiteit gaat volgens Bekkers en Edwards (2007) om de procedures en regels die worden gevolgd om een besluit te kunnen nemen. Dat kan door middel van stemmen voorafgaande aan een debat. Er moet rekening gehouden met verschillende regels en procedures in het proces van besluitvorming. Met deze regels zouden de belangen van minderheidsgroepen beschermd worden (Bekkers & Edwards, 2007). Ook zouden deze regels machtsmisbruik tegen moeten gaan.

Schmidt (2013) betoogt in haar boek dat men vooral kijkt naar de input en output van een beleidsproces, maar vergeet de throughput. Dat is voor het grote publiek een black-box. Aldus Schmidt wordt gebruik gemaakt van een plurale groep. In Europees verband wordt in het

throughput stadium veel gebruikt gemaakt van belangengroepen. Belangengroepen (pluralist-type consultation) worden geconsulteerd wat men noemt “Community Method”.Dit is een manier om het bestuur door of van het volk te compenseren door politieke participatie en

burgervertegenwoordiging. De laatste jaren is men de belangengroepen gaan zien als democratische legitimering binnen de Europese Unie. Belangengroepen maken soms ook misbruik maken van deze macht en invloed. In de media wordt aangegeven dat er dingen fout gaan. Leden van het Europees parlement laten zich vaak beïnvloeden door lobbyisten. Een lid van het Europees parlement krijgt van een lobbyist een golf van informatie over zich heen en laat zich soms lijden door deze informatie. Deze informatie is vaak toch wel gekleurd en zo worden er keuzes gemaakt die gebaseerd zijn op die informatie. Daarnaast is er ook geen ongelijk speelveld tussen lobbyisten. De ene lobbyist vertegenwoordigt een groot bedrijf met veel macht en geld en heeft daarom macht

(18)

verdedigen. Zo ontstaat er dus een cultuur waarbij grote partijen veel invloed hebben en hun belangen zien terugkomen in de het beleid dat Brussel uitgeeft dan kleinere partijen die geen invloed hebben.

Zo zie je bijvoorbeeld dat Shell een grote invloed heeft door een groot aantal lobbyisten te hebben rondlopen in Brussel, maar ook bij nationale parlementen. Vaak zie je de belangen die dit bedrijf heeft terugkomen in het beleid van het land of van de Europese Unie. Een voorbeeld daarvan is de dividendbelasting. Er gaan geruchten dat onder druk van grote bedrijven deze belasting is

afgeschaft. Grote bedrijven hebben veel invloed en macht en dat is terug te zien in beleid.

Er is sprake van incrementele besluitvorming waarbij er hele kleine stapjes worden gezet. Een dergelijk besluitvormingsproces duurt dan ook jaren voordat het is afgerond. Bij een dergelijk besluitvormingsproces moet er met veel factoren rekening gehouden worden. Vaak heeft men ook te maken met verdragen zoals verdrag van Lissabon, met de vrije markt en mensenrechten.

Daarnaast worden er veel debatten gevoerd, overgelegd en partijen geconsulteerd om tot een wel overwogen en verantwoordelijk besluit te komen, maar het kost wel heel veel tijd (Schmidt, 2013).

Output/outcomelegitimiteit

Ook moet er legitimiteit zijn ten aanzien van output en outcomes. Output is de daadwerkelijke prestatie van een organisatie of persoon en bij de outcomes gaat het om de effecten die worden bereikt. Voor Engelen en Sie Dhian Ho (2004) is responsiviteit belangrijk. Volgens hen is

responsiviteit onderdeel van outputlegitimiteit. De outputlegitimiteit is afhankelijk van in hoeverre de genomen besluiten goedgekeurd worden door de samenleving, of de besluiten worden

geaccepteerd.

Van Ostaaijen en Schaap (2012) vinden dat het gaat om de efficiëntie en effectiviteit van een uitvoering van een wet. De mensen die besluiten nemen, zijn verantwoordelijk voor de keuzes die ze maken. Ze moeten hun keuzes kunnen uitleggen aan de burger. Daarnaast moeten de

besluitnemers de informatievoorziening serieus nemen. De burger moet op een transparante manier worden voorzien van informatie over het genomen besluit en wat het besluit betekent voor de samenleving of voor een specifieke groep mensen die ermee te maken krijgt. Het gaat niet allereerst om de prestaties en een goede kwaliteit van het beleid (Engelen en Sie Dhian Ho, 2004). De goede prestaties zijn de outcome van de besluiten. In het verlengde daarvan beschrijft Van der Kolk (1997) de term responsiviteit in hoeverre de politici handelen volgens de wensen van samenleving.

(19)

Feedbacklegitimiteit

Feedbacklegitimiteit bestaat uit twee democratische eisen: verantwoording en terugkoppeling. Door middel van onder andere verkiezingen wordt er verantwoording afgelegd. De burger stemt en geeft daardoor zijn mening. Ook wordt er verantwoording afgelegd door de media en door het recht (Engelen & Sie Dhian Ho, 2004).

De actor moet over deze verantwoordelijkheden verantwoording afleggen aan een forum.

Bijvoorbeeld een minister moet verantwoording afleggen aan de Tweede Kamer of een wethouder aan de gemeenteraad. Openbaarheid van bestuur is een belangrijk instrument voor verantwoording (Bovens & Schillemans, 2009).

Bovens en Scheltema (1999: 141-142) beschrijven in hun boek dat feedbacklegitimiteit uit drie onderdelen bestaat. Hieronder worden de onderdelen beschreven.

1. Algemeen kiesrecht: burgers kunnen hiermee invloed kunnen uitoefenen op de politiek. 2. Democratische sturing: De Eerste en Tweede Kamer moeten de overheid (ministeries)

kunnen (bij)sturen. Dit is een kader stellende eis.

3. Democratische verantwoording: de eerdergenoemde Kamers moet de overheid controleren en hen ter verantwoording roepen.

Engelen & Sie Dhian Ho, (2004:20) gaan verder in op het terugkoppelingsproces. Dat is de voor de auteurs een punt van aandacht. Ze beschrijven twee vormen van terugkoppeling. Allereerst gaan ze in op de wijze waarop verantwoording wordt afgelegd over de bereikte resultaten. De effecten moeten overeenkomen met de wensen van de burger. Verder is het belangrijk dat het

Figuur 1 De vier vormen van legitimiteit afgebeeld met twee voorbeelden (Raad voor het Openbaar bestuur, 2015).

(20)

besluitvormingsproces wordt gebruikt voor bijstelling of ontwikkeling van beleid. Door middel van evaluatie wordt beleid beter dan dat het is. Vaak wordt er een evaluatie gehouden met verschillende partijen die ermee te maken hebben. Door deze terugkoppeling kunnen belangrijke punten worden aangepakt. De legitimiteit van de overheid wordt ook voor een groot deel gevormd door haar leervermogen. Doordat de overheid leert van haar fouten, wordt de legitimiteit verhoogd (Kickert et al, 2007).

2.3 Deel 3: Rol van politici

Wat doen politici om legitimiteit te creëren? Ze kijken of het doelmatig is. Doelmatig houdt in dat het beleidsplan effectief, efficiënt en past binnen het kostenplaatje. Effectief beleid is gericht op doelrealisatie; het doel dat het beleid heeft moet gehaald worden. Daarbij moet er een causaal verband zijn tussen het probleem, de oplossing en het middel.

Verder moet het efficiënt zijn in uitvoering; het moet zo veel mogelijk resultaat opleveren met zo min mogelijk inspanning. Ook moet het passen binnen de financiële kaders die te verantwoorden zijn (De Kam, 2011).

Bij effectiviteit en efficiëntie wordt er direct verwezen naar de uitvoering van beleid. Er wordt verwezen naar welke problemen uitvoeringsorganisaties hebben. Dan wordt het beleid al

uitgevoerd. Volgens verschillende auteurs zijn er ook een aantal dingen die gedaan kunnen worden aan de voorkant (input).

Allereerst is het gebruik van netwerken heel belangrijk. Er moet dus oog zijn voor

beleidsnetwerken, de verschillende stakeholders. Deze stakeholders zouden vertegenwoordigers van de burger moeten zijn. Zoals de FNV belangenbehartiger is zijn haar leden, moeten andere

organisatie iemand of een groep burgers vertegenwoordigen. Over dit onderwerp zijn voorwaarden gesteld ten aanzien van allerlei vormen van netwerken en samenwerking. Toch moet er niet alleen gebruik worden gemaakt van deze beleidsnetwerken. Sommige organisaties staan ver af van de burger of zijn bezig met eigen (interne) belangen. Daarom is het goed burgers persoonlijk te spreken.

Bij beleidsontwikkeling is er vaak sprake van werken in een (samenwerkings-) keten. De keten van verschillende organisaties moet goed gemanaged kunnen worden. Dat vraagt wat van de

(21)

Naast ketenmanagement is procesmanagement iets wat men niet over het hoofd mag zien. Bij beleidsontwikkeling gaat niet alleen om besluiten en bedenken, maar ook om het uitvoeren. De Bruijn (2014) heeft een aantal criteria gegeven hoe men het beste procesmanagent kan vormgeven. Hij beschrijft allereerst dat het gaat om concretisering van bepaalde doelen. Dat zou voor doel verrijking zorgen.

Het doel van beleid is toch niet op z’n minst het toebedelen van waarden. Dat is de rol van de overheid; het toebedelen van waarden (Kyarimpa en Garcia-Zamor, 2006). De overheid moet grondbeginselen zoals rechtvaardigheid, gelijkheid of veiligheid nastreven en deze uitdragen. Misschien is dat wel het belangrijkste doel, het doel. Effectiviteit en efficiëntie zijn begrippen die bedrijven ook nastreven, maar wat de overheid uniek maakt is uitdragen van waarden. De private sector bouwt alleen wegen uit belang. De overheid legt wegen aan voor iedereen, in het publiek belang (Rijnja en Klinkers, 2011).

2.4 Media

Zoals in het vorige deel beschreven is feedbacklegitimiteit een onderdeel van legitimiteit. De feedbacklegitimiteit wordt vertaald als feedback dat de burger geeft ook door middel van de media. Daarom wordt hieronder ingegaan op theorie hoe de media werken.

Allereerst is de media niet een op zichzelf staande organisatie, maar heeft een bron nodig. Dat kan de politiek, de wetenschap of een gebeurtenis uit beroemdheden-wereld zijn. De politiek heeft op haar beurt de media nodig om informatie uit te wisselen. Het is ook een podium voor politici die zo willen stemmen willen creëren. Volgens Habermas (2006) is de media dé belangrijkste schakel tussen de politiek en de burger.

De laatste jaren is de journalistiek enorm gecommercialiseerd (Scholten, 1982). De digitalisering en de informatievoorziening is vanuit de media daardoor veranderd. De media heeft als visie om de mediaconsument te geven wat hij wil zien. Ook kunnen mediaconsumenten via de sociale media participeren in het creëren van nieuws. De media maken een selectie van wat nieuwswaarde heeft. Uit onderzoek blijkt dat negativiteit zoals oorlog en conflicten een hogere nieuwswaarde hebben en daarom eerder gepubliceerd en gelezen worden (Harcup & O’Neill 2001).

(22)

Het gaat bij de media ook steeds meer om vermaak/ infotainment. Berichtgeving voor bijvoorbeeld politiek verandert in entertainment en strijd. Dat is volgens wetenschappers een indicator voor medialogica (Altheide, 2010; Brants en Van Praag, 2006).

Volgens De Bruin maar ook Greenberg creëert taal een nieuwe werkelijkheid. De Bruijn legt uit dat er binnen elke casus drie verschillende rollen

zijn. Het blijft bij mensen hangen als het verhaal personifieert. Het gaat daarbij niet meer om de inhoud maar om de spelers. De drie rollen zijn de schurk die iets gemeens doet bij een groep of persoon. Dit is het slachtoffer die dit als negatief ervaart. De held gaat het slachtoffer redden. Het is ook mogelijk om de rollen om te draaien door andere waarden te belichten. Zo kan veiligheid heel belangrijk zijn, maar privacy is ook een belangrijke waarde. In die context zijn er andere rollen weggelegd voor schurk en slachtoffer. Dit heet reframing (De Bruijn, 2014).

De cyclus van Down geeft in ups en downs aan van de media-aandacht voor een bepaald issue. Volgens Down kent het cyclus vijf fases. De eerste fase is de pre-problem

stage. In deze fase duikt een issue op in de media, het is geen hot topic. Daarna start er een alarmed discovery stage als tweede fase. In deze fase wordt de maatschappij zich bewust van het probleem. Organisaties zien het probleem en willen maatregelen nemen om het probleem op te lossen. De derde fase is realizing the cost of significante stage. In deze fase kijkt de maatschappij, experts, activisten naar een oplossing en voelt de urgentie om daadwerkelijk het probleem op te lossen. Toch ziet men ook de hoge kosten die de oplossing van het probleem met zich meebrengt. De vierde fase is gradual decline in public interest. Dit houdt in dat de samenleving, experts en

activisten besteden teleurgesteld zijn, omdat er te veel uitdagingen en kosten zijn. De laatste fase is post-problem stage, in deze fase besteed de media, de samenleving en politici geen aandacht meer aan de issue (Downs, 1972).

Pre-problem stage Alarmed discovery stage Realizing the cost of significanse stage Gradual decline in public interest stage Post-problem stage

(23)

2.5 Solidariteit en legitimiteit

Zoals in de inleiding beschreven is bij de wet geregeld dat we solidair moeten zijn en dat we elkaar helpen als het bij iemand moeilijk gaat (ook een vorm van een sociaal contract). Als er iemand ontslagen wordt, wordt de eerste maanden het loon door middel van een Werkloosheidswet (WW) uitbetaald. Zo valt een dergelijk persoon niet in het absolute minimum, maar wordt (door anderen) geholpen.

Er zijn verschillende bronnen die melden dat solidariteit in de Westerse samenleving vermindert (Trouw, 2018). Er zijn verschillende vormen van solidariteit. Een vorm is slachtoffersolidariteit (Van der Brink, 2017) waarbij men bewogenheid of erbarmen voelt voor het slachtoffer. Als je kijkt vluchtelingen, oorlogsslachtoffers of drenkelingen; men is enorm mee begaan. Als er een giro 500 opengaat, stort iedereen massaal geld op de rekening. Aan het einde van het jaar maken mensen geld over aan goede doelen. Men wil best iets voor een ander doen, maar als geld gaat kosten worden mensen kritisch en gaan moeilijk doen.

Door grote diversiteit van culturen en mensen, voelen de mensen in de samenleving zich minder betrokken bij elkaar. Mensen zijn (te) verschillend en voelen zich minder betrokken bij elkaar. Ze begrijpen elkaar niet (meer). Daardoor ontstaat er minder sociale cohesie. Daardoor ontstaan er weer nieuwe problemen zoals slechte integratie en slechte wijken waar ruzies ontstaan. Ook tijdens verkiezingscampagnes komen er weer leuzen boven tafel dat obese mensen of rokers meer zouden moeten betalen voor zorgverzekeringen.

Door de lagere sociale cohesie voelt men zich niet meer betrokken bij mensen om zich heen. Daar is door veel onderzoek naar gedaan (Andersen, 1990 en Van Oorschot, 1994). De aandacht ging daarbij uit naar armoede, ghetto- en onderklassevorming.

De overheid heeft de macht om algemene solidariteit op te leggen. Dat heet volgens Durkheim (2014) mechanische solidariteit. De overheid heeft de rol om zaken op te pakken die de markt niet behartigd. Een voorbeeld is het bouwen van dijken. De markt ziet geen winst in het bouwen van dijken. Als het niet gebeurt, wordt het toch vrij vochtig. Ook mensen die hele dure medicijnen nodig hebben en dat niet kunnen betalen, mogen ze niet zomaar doodgaan. De overheid moet voor deze mensen zorgen. Daarom is deze solidariteit opgelegd. De opgelegde solidariteit blijkt

(24)

2.6 Verwachtingen

De hypotheses die in dit onderzoek getoetst worden is de volgende:

1. Er zijn trends te zien in de publicaties door de media.

2. De politici reageren niet direct of tijdig op trends. Men zal eerst willen aankijken of iets daadwerkelijk niet werkt.

3. Het beleid ten aan zien van Wet Werk en Zekerheid is legitiem als het ministerie van Sociale Zaken voldoende (op basis van literatuur) gebruik maakt van de feedback van de publieke opinie.

4. De publieke opinie reageert pas in een later stadium op de ontwikkelingen die de WWZ veroorzaakt.

(25)

3. Methode

Het hoofdstuk Methode is het organisatieplan van het onderzoek. Het hoofdstuk geeft antwoord op een aantal vragen. Het gaat over welk type onderzoek er wordt uitgevoerd, welke data verzameld gaat worden en wat belangrijk is voo r het onderzoek en hoe analyses gaan plaatsvinden (Philliber, Schwab & Samsloss, 1980). In dit hoofdstuk zal de werkwijze van dit onderzoek worden toegelicht.

3.1 Type onderzoek

Er is gekozen als analyseplan voor kwalitatief onderzoek waarbij er gebruik wordt gemaakt van een casestudie. In dit geval wordt er in het onderzoek slechts van één onderzoekseenheid

gebruikgemaakt. Een casestudy onderzoek is een vorm van kwalitatief onderzoek waarbij

verschillende vormen van methodes kunnen gebruikt worden om iets te kunnen bestuderen. Denk aan een diepte-interview, documenten-analyse of participatieve observaties (Lawrence Neumann, 2013).

In dit onderzoek wordt er deskresearch toegepast. Er worden theorieën getoetst in de praktijk. Bijvoorbeeld; de theorie van De Graaf over interactie ter bevordering van legitimiteit wordt getoetst in de praktijk. De trends van de publieke opinie worden geanalyseerd middels documentenanalyses. Het betreft artikelen van vijf grote kranten namelijk de Volkskrant, AD, Telegraaf, Trouw en NRC. Er worden in de literatuur (Yin, 2003) vier casestudy strategieën beschreven:

 enkelvoudige case

 meervoudige case

 holistic case

 inbedded case

Een enkelvoudige case is vaak iets bijzonders in de samenleving wat onderzocht wordt. Dat wordt een kritieke case genoemd, omdat het om een extreme of unieke case gaat. Bij een meervoudige cases gaat het om dat er resultaten uit meerdere casus te vergelijken zijn en daarom kunnen worden

Bij casestudies ligt de focus op een case, een bepaalde zaak. Yin (2009) maakt verschil tussen de embedded case en een holistic case. Als er meerdere cases orden meegenomen in het onderzoek is

(26)

het een embedded case study. Als er sprake is van alleen de hoofdcasus wordt onderzocht is het een holistic case study De casus die in dit onderzoek wordt behandeld, is die van de Wet Werk en Zekerheid. Hoewel er sprake is van verschillende momenten in de case study (de aanleiding, de invoering en de gevolgen) is er geen sprake van verschillende casussen. Daarom is er sprake van een holistic case.

In de literatuur over casestudies wordt een verschil gemaakt tussen een most-likely en een least-likely case. Bij een least-least-likely case is het zo dat de casus waarschijnlijk niet bewijst dat de theorie van toepassing is. De theorie kan waar zijn, maar dat is misschien aan te tonen door een andere casus (Yin, 2003).

Bij de most likely case is het andersom. Als de theorie getoetst wordt aan een most-likely case is het waarschijnlijk zo dat de theorie van toepassing is (Bennett, 2005: 121). Hoewel de theorieën van Scharpf en Schmit gevestigde theorieën zijn, is de toepassing op deze casus nieuw.

De casus zal waarschijnlijk bewijzen dat de theorie van toepassing is. Daarom is de theorie niet zwak en daarom is er sprake van most-likely case. Ten aanzien van sommige onderdelen van het onderzoek is geen of geen bevredigend onderzoek gedaan. Een voorbeeld is hoe de rol van de minister is in het proces van beleidsvorming. Die rol is per casus verschillend en de persoonlijkheid van de minister verschilt in hoeverre hij zich bemoeit met de urgentie van de beleidsvorming. Casus

De Wet Werk en Zekerheid (2015) zorgt voor een aantal wijzigingen voor deelnemers op de arbeidsmarkt. Het doel van de wet was om de toegenomen flexibilisering op de arbeidsmarkt in te dammen. De wijzigingen worden doorgevoerd op het gebied van het flexrecht, het ontslagrecht en de Werkloosheidswet (WW). Er is veel kritiek op de veranderingen. Zo zouden flexkrachten vanwege de nieuwe regels eerder de laan uitgestuurd worden. Het tegenovergestelde (meer

flexibilisering) heeft plaatsgevonden. Daardoor kan de WWZ als controversiële wetgeving worden beschouwd.

(27)

3.2 Variabelen

Er zijn twee variabelen in dit verklarende onderzoek opgesteld. De onafhankelijke variabele is de publieke opinie (X). De afhankelijke variabele is de beleidsvorming van het ministerie van Sociale Zaken ten aanzien van sociaal beleid (Y).

3.3 Conceptueel model

Er zijn twee variabelen in dit verklarende onderzoek opgesteld. De afhankelijke variabele is de publieke opinie (X). De onafhankelijke variabele is legitiem beleid (Y). Het proces ziet er als volgt uit. Beleid is legitiem als de publieke opinie wordt meegenomen in de voorbereiding, ontwikkeling en uitvoering van het beleid. De publieke opinie zorgt voor legitiem beleid. De publieke opinie zou zich moeten uiten in steun en draagvlak; dan zou het beleid legitiem zijn.

In het conceptueel model zijn de X en Y-variabelen aangegeven. De X-variabele is volledig geoperationaliseerd in het codeboek. De operationalisering van de Y-variabele wordt elders onder het kopje Operationalisering beschreven.

3.4 Conceptualisering kernvariabelen

Legitimiteit

De term legitimiteit zal in dit onderzoekvoorstel vertaald wordt in termen van steun en draagvlak vanuit de samenleving en de bereidheid om het uit te voeren (De Graaf, 2007). Er zijn uiteraard verschillende dimensies van legitimiteit, maar in dit onderzoek is gekozen voor politieke en maatschappelijke dimensie omdat onderzocht wordt of er in politiek en in de maatschappij draagvlak is.

De X-variabele is de publieke opinie. De publieke opinie is de openbare, algemeen heersende mening, de mening van de meerderheid van het volk, over iets of iemand of een groep mensen. De media vormen een belangrijke bron van informatie over kwesties, meningen en standpunten die leven onder de bevolking. De media heeft een spreekbuisfunctie omdat de media een platform zijn voor allerlei standpunten van belangengroepen, deskundigen en anderen. De functie van de media is

Legitiem beleid (Y) Publieke opinie (X)

(28)

het functioneren als doorgeefluik voor allerlei standpunten die in de samenleving te horen zijn (De Bruijn, 2014). Om te kunnen meten in hoeverre er sprake is van de X-variabele, is er een codeboek gemaakt om objectief te kunnen meten. In het codeboek (blz.31) is de concrete operationalisering te vinden.

De Y-variabele is legitiem beleid. Wanneer is beleid legitiem op gebied van feedback (legitimiteit)? Aldus Bovens en Scheltema (1999) bestaat feedbacklegitimiteit uit drie delen. Allereerst vindt verantwoording plaats via verkiezingen. Daarnaast moeten vertegenwoordigende lichamen sturing geven en controleren. Uiteraard is sprake van verkiezingen elke vier jaar of eerder. Het onderwerp “Wwz” is niet prominent onder de aandacht geweest tijdens de verkiezingen (FD, 2017). Een reden daarvoor zou kunnen zijn dat het onderwerp complex is en er relatief weinig mensen er direct in aanraking mee komen.

3.5 Operationalisering

In de periode van 1 januari 2015 tot nu is er veel te doen geweest over de Wwz. Er wordt eerst een algemene analyse gemaakt door de basisvragen te stellen zoals wat, waar, welke media, hoeveel en daarna wordt er gekeken naar de inhoud of daar bijzondere trends in terug te vinden zijn. Verder in dit document wordt de x-variabele volledig geoperationaliseerd in een codeboek (blz. 32).

Er is een Excel-bestand gemaakt met een aantal onderdelen. Er wordt gekeken naar het medium, de datum, het onderwerp, de bron (wie wil de boodschap delen) en de nieuwswaarde en andere zaken die relevant zijn. Bij het laatste gaat het erom met welk doel het artikel geschreven is. Is het voor vermaak of is het de werkelijkheid? Verder wordt er gekeken naar in het taalgebruik. De media heeft een boodschap en gebruik van bepaalde termen, woorden en daarmee wordt een bepaalde werkelijkheid gecreëerd (zie onderstaande tabel). Ook wordt er gekeken naar de rollen. In de literatuur wordt een boek van De Bruijn behandeld. Naar aanleiding daarvan worden de rollen toegedeeld. Daar wordt verder op ingegaan in het codeboek. Verder heeft Down een cyclus beschreven van vijf stappen. Er wordt per artikel beschreven in welke fase/stap de gebeurtenis plaatsvindt. Hiermee kan worden aangegeven in welke fase het probleem zich bevindt.

(29)

krant datum onderwerp bron sfeer nieuwswaarde (nieuws/vermaak /entertainment) taal (feitelijk /nieuwe werkelijkheid) rol (schurk, slachtoffer, held) cycle of Downs artikel 1 artikel 2 artikel 3 artikel 4

Figuur 2 Voorbeeld van het Excelbestand waarin alle resultaten worden opgenomen en geanalyseerd.

Om te kunnen meten in hoeverre er sprake is van een bepaalde term, is er een codeboek gemaakt om objectief te kunnen meten (zie hieronder).

De Y-variabele is dat het beleid legitiem is. Allereerst worden er regulier elke vier jaar verkiezingen gehouden. De laatste verkiezingen was op 15 maart 2017. Op dat moment kon de burger

rechtstreeks kiezen wie hem moest vertegenwoordigen. Verder moeten de Kamers kaders stellen en controle uitoefenen ten aanzien van het beleid. Er wordt gekeken hoe vaak en door wie het

onderwerp in de Tweede Kamer besproken en overleggen worden geïnitieerd. Kaderstellend in de zin van het indienen van motie en amendementen. Controle door middel van het stellen van (mondelinge) Kamervragen en het initiëren van debatten om zo de minister ter verantwoording te roepen.

3.6 Dataverzameling

Wat het inhoudsanalyse gedeelte betreft wordt er onderzoek gedaan naar de trends die te zien zijn in de publicaties die gedaan zijn over de Wwz. Middels Lexis Nexis

(http://academic.lexisnexis.nl.ezproxy.leidenuniv.nl:2048) wordt een inventarisatie gemaakt van alle artikelen die gepubliceerd zijn over dit onderwerp. Van de vijf grote kranten (AD, Trouw, NRC, Telegraaf en Volkskrant) wordt er een analyse gemaakt van de sfeer van het artikel tussen 1 juni 2015 tot 31 december 2017. De zoektermen die zijn gebruikt zijn Wet Werk en Zekerheid, Wwz en ketenbepaling (327 gevonden en geanalyseerd). De eerste twee zoektermen is de naam van de wet, voluit en afgekort. De derde is een synoniem; zo wordt de opvolging van contracten vaak genoemd. Zo wordt het systeem in de wet genoemd. Zo wordt de wet dus vaak genoemd.

(30)

3.7 Data-analyse

Hieronder bevindt zich het codeboek dat gebruikt is voor de analyse van de artikelen. Er is een overzicht gemaakt van alle keuzes die gemaakt zijn. Dit overzicht is gemaakt in Excel. Excel is uiteraard geschikter voor kwantitatief onderzoek, maar kwalitatief onderzoek werkt ook fijn.

Term Operationalisatie Opties

a) Medium Vijf kranten 1. AD

2. NRC 3. Trouw 4. Telegraaf 5. Volkskracht

b) Datum De datum dat het gepubliceerd is 1. 1/6/15-1/1/16 gefaseerde invoering

2. 1/1/16-1/1/17 in bedrijf 3. 1/1/17-31/12/17 aanloop

naar de verkiezingen c) Onderwerp Waar gaat het over?

Omschrijving wat er in het artikel wordt beschreven.

1. Kritiek ten aanzien beleid 2. Kritiek op de uitvoering 3. Kritiek op andere

factoren

4. Lovende woorden ten aanzien van beleid 5. Lovende worden

uitvoering

6. Lovende woorden andere factoren.

d) Bron Waarop gereageerd wordt?

Aan wie wordt er kritiek geleverd.

1. Geen kritiek

2. Ministerie van SZW 3. Een ander ministerie 4. Gemeente

5. Onderzoeksinstituten 6. Adviesbureau 7. Overig e) Sfeer Welk doel of sfeer heeft het

artikel? 1. Nieuws (objectieve informatie) 2. Vermaak /entertainment f) Emotie Welk emotie er wordt opgeroepen

bij de lezer? 1. Vreugde 2. Verdriet 3. Woede 4. Angst 5. Verbazing

(31)

6. Walging 7. Overig g) Nieuwswaarde Is het actueel? Wordt er verwezen

naar een recente gebeurtenis?

1. Ja

2. Een beetje 3. Nee

h) Actie Wordt er gereageerd op een vorige

gebeurtenis of bericht in de media? 1. Ja 2. Misschien (onzichtbaar) 3. Nee

i) Rol Welke rol hebben de organisaties

in het artikel? 1. Schurk (degene die schade veroorzaakt) 2. Slachtoffer (degene die

schade overkomt) 3. Held (degene die het

slachtoffer helpt om de schade te vermijden of te laten verdwijnen)

j) Cycle of Downs Welk stadium bevindt zich de gebeurtenis die zich in het artikel afspeelt?

1. Pre-problem stage

2. Alarmed discovery stage 3. Realizing the cost of

significanse stage

4. Gradual decline in public interest stage

5. Post-problem stage

3.8 Toelichting op het codeboek

a) Bij a) wordt aangegeven uit welke kranten het artikel komt. Zoals hierboven beschreven wordend de artikelen geanalyseerd van de vijf grootste kranten namelijk het AD, NRC, Telegraaf, Trouw en de Volkskrant.

b) Bij b) gaat het erom in het welke periode het artikel is verschenen. Er is een driedeling gemaakt in de periode van 2 ½ jaar. Het gaat om de periode van 1 juni 2015 tot 31 december 2015. In deze periode is de wet gefaseerd ingevoerd. Organisaties en bedrijven moesten hun beleid gaan aanpassen. De tweede periode is van 1 januari 2016 tot 31 december 2016. In deze periode is de wet ingevoerd en wordt de feedback gegeven en gehoord. Tenslotte is de laatste periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2017. Dat is de periode in aanloop naar de verkiezingen. In deze periode zijn politici enorm gespinsd op een positief beeld of imago neer te zetten van hun persoon of partij. Er wordt veel gedaan om dat te realiseren. Ze gaan meer reageren op het nieuws om zich te profileren.

(32)

d) Bij d) gaat het om welke organisatie het gaat. Waarop gereageerd wordt? Aan wie wordt er kritiek geleverd. Waarschijnlijk is de kritiek gericht op het ministerie waar het beleid vandaan komt, maar ook aan organisaties die het uitvoeren.

e) Ten aanzien van e) gaat het om de sfeer. De sfeer betreft of er daadwerkelijk aangegeven wordt wat er is gebeurd of wordt het grappig of sarcastisch bedoelt (Van Praag, 2002). Bij feitelijk nieuws wordt er verwezen naar betrouwbare bronnen zoals kranten, instituties of wetenschappelijke artikelen.

f) Het spreekt voor zich waarbij het gaat bij emotie. Er zijn zes belangrijkste emoties. Er wordt gekozen voor de emotie die opgeroepen wordt bij het lezen van het artikel (Ekman, 1994). g) Bij het meten van de nieuwswaarde wordt er gekeken naar: Is het interessant? Voor wie is

het interessant? Is deze groep groot? Of het al dan niet interessant is, ontstaat door de aanwezigheid van actualiteit, of het belangrijk, bijzonder en bekend is (zakelijk schrijven, 2018).

h) Bij dit onderdeel van het codeboek wordt er gekeken naar of politici reageren en / of actie ondernemen naar aanleiding van een vorige gebeurtenis of bericht in de media. Doen ze iets of ondernemen ze actie.

i) Bij j) wordt er gekeken naar welke rol de personen op objecten in het artikel hebben. Naar aanleiding van de auteur De Bruijn (2014) is er een deling gemaakt tussen schurk,

slachtoffer en held.

j) Een theorie op het gebeid van de media is de Cycle of Downs heel bekend. Daarin wordt beschreven in welk stadium het verhaal zich bevindt. Het is van belang dit te weten, omdat in het derde stadium de publieke opinie zich gaat vormen en in het vierde stadium de publieke opinie zich gaat laten horen.

Validiteit

Bij een casestudies is de interne validiteit vaak hoog, omdat wanneer men hetzelfde onderzoek opnieuw uitvoert, er dezelfde uitkomsten uitkomen. De conclusies moeten voor de hele

onderzoeksgroep getrokken kunnen worden als het onderzoek intern valide is. De resultaten zijn juist. De onderzoeksmethode is heel specifiek in dit hoofdstuk geschreven. Er is gebruik gemaakt van triangulatie, verschillende bronnen. Er is een literatuurstudie uitgevoerd en er is deskresearch gedaan en daarmee zijn causale conclusies getrokken (Verhoeven, 2011).

(33)

Echter is de externe validiteit meestal beperkt, omdat men de uitkomsten van het onderzoek niet kan generaliseren naar andere casussen. Vaak worden de resultaten van kwalitatief onderzoek voorgelegd aan de geïnterviewde. Daardoor is de validiteit hoog. In dit geval is nauwkeurig een codeboek opgesteld waarmee gemeten wordt. Ook zijn de concepten gedefinieerd aan de hand van verschillende bronnen en betrouwbare literatuur (Verhoeven, 2011).

Betrouwbaarheid

In een onderzoek betekent betrouwbaarheid 'de mate waarin een meting onafhankelijk is van toeval' (Verhoeven, 2011). Mocht het onderzoek herhaald worden is de kans groot dat er bij de analyse van dezelfde artikelen dezelfde resultaten uit het onderzoek naar voren komen. Als dezelfde

documenten worden bekeken en dezelfde processen worden gevolgd, komt hetzelfde resultaat uit het onderzoek. Daarom is de betrouwbaarheid hoog. Verder is er een goed data-analyseproces beschreven en er is een volledigheid van documenten. De betrouwbaarheid van een onderzoek is gestoeld op herhaalbaarheid en consistentie. Als het onderzoek wordt herhaald, komen er dezelfde resultaten uit het onderzoek. Ook is het onderzoek consistent. Er is een bepaalde samenhang tussen verschillende onderdelen. Dit komt door een goed data-analyseproces beschreven en er is een volledigheid van documenten (Netwerk Kwalitatief Onderzoek AMC-UvA, 2002).

(34)

4. Bevindingen

4.1 X-variabele: Publieke opinie

In dit hoofdstuk wordt er vanuit de inhoudsanalyse (X-variabele) per onderdeel aangegeven wat de uitkomsten zijn. Zoals te lezen is in het vorige hoofdstuk is er een codeboek gemaakt. In dit

codeboek zijn acht onderdelen opgenomen. Per onderdeel worden de bevindingen beschreven.

Medium

Er is gekozen voor vijf kranten namelijk AD, NRC, Telegraaf, Trouw en de Volkskrant. De Trouw is de krant die het meeste publiceert over de Wet Werk en Zekerheid.

Dit zou verklaard kunnen worden

doordat het onderwerp te complex is voor de lezers van het AD en de Telegraaf. De Volkskrant is een linksere krant en heeft misschien meer sympathie voor minister Asscher. Dit beleid is van minister Asscher en als PvdA-krant gaat men daar misschien minder kritiek op geven. Hetzelfde geldt voor het NRC. De Trouw zou mogelijk meer kunnen vertellen over dit onderwerp. Trouw is niet een uitgesproken rechtse of linkse krant. Ook de Telegraaf kan flinke kritiek leveren op het Partij van de Arbeid-beleid.

22% 9% 24% 29%

16%

Aantal artikelen per krant

ad nrc telegraaf trouw volkskrant

(35)

Moment van publicatie

Ongeveer 68% van de artikelen zijn gepubliceerd tussen 1 januari 2016 en 31 december 2016. Dat is de periode waarin de wet een half jaar is ingevoerd en men pas erachter komt hoe het werkt en welke

negatieve effecten het heeft voor de werknemers (eerste fase). De burger of het bedrijfsleven gaat kritiek geven op de wet. In de eerste periode heeft men het minder in de gaten welke effecten het heeft. Dat wordt pas later zichtbaar (in de tweede periode). In aanloop naar de verkiezingen van 15 maart 2017 worden de standpunten vastgesteld; er is weinig toegeven meer mogelijk. Politici moeten zich profileren en standpunten verharden zich. Het is echter niet interessant om over vastomlijnde standpunten te schrijven. Ook spelen er minder nieuwe ontwikkelingen.

Onderwerp van de artikelen

Het onderwerp of de tendens in de artikelen is vooral kritisch. Het is vooral kritiek op de wet en op de minister die het beleid voorstaat. In de artikelen komen veel mensen aan het woord die enorm geraakt zijn door het beleid. Mensen die de leukste baan van de wereld hadden, zijn ontslagen. Na

drie contracten,

moeten de werknemers uit dienst. Ze kunnen na zes maanden

terugkomen, maar daar zitten de meesten niet op te wachten. “Zes maanden wachten tot ik terug mag komen? Echt niet!”, aldus een medewerker (Trouw, 2015).

18

68

12

1 JUNI '15- 1 JAN '16 1 JAN'16 - 31 DEC'16 1 JAN 17- 31 DEC'17

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

door Paul Jansen en Wouter de Winther DEN HAAG, woensdag Mariko Peters sloeg uitdrukkelijke waarschuwingen van het ministerie van Buitenlandse Zaken in de wind om zich als diplomate

Het geven van steun aan dagbladen betekent niet dat de overheid zich mag bemoeien met het financieel-economische beleid van krantenbedrijven en met het beleid van de redactie

Grafi ek 2 Gemiddeld aantal artikelen per voorpagina, per krant per jaar 38 Grafi ek 3 Percentage van onderwerpen op voorpagina’s van Nederlandse kranten, per jaar 39 Grafi ek

Dat PZC en BN/De Stem door de opkomst van (gratis) online nieuws geen concurrentiedruk meer op elkaar uitoefenen, volgt volgens DPG duidelijk uit de overstapcijfers van

Beiden omschrijven een goede dood als een zelfgekozen dood die op oudere leeftijd plaatsvindt, waar weloverwogen voor gekozen wordt, die niet in eenzaamheid of

Verder hebben kranten als De Telegraaf, maar ook het AD / Algemeen Dagblad, meer dan kranten als de Volkskrant en

Deze kranten konden wat betreft impact en bereik niet tippen aan de couranten van Van Hilten en Broer Jansz – vaak namen ze berichten uit de Courante en de Tijdingen zelfs