• No results found

Onderzoeksresultaten: Deelvraag 3 : Welke trends zijn er te zien in de publieke opinie over

In document Legitimiteit van beleid (pagina 51-54)

Periode publicatie artikel

5.3 Onderzoeksresultaten: Deelvraag 3 : Welke trends zijn er te zien in de publieke opinie over

de Wwz?

In de eerste periode dat de wet net van start is gegaan, zie je dat mensen er weinig van merken. Er is veel onbekendheid met deze wet te zien. Er zijn 18 artikelen tijdens de eerste periode over dit onderwerp gepubliceerd. Men komt er langzaam echter dat de contracten niet op orde zijn en dat ontslagen moeten gaan vallen. Medewerkers zien de gevolgen ervan in als ze ontslagen worden. Ze moeten dan een half jaar wachten. Veel werkgevers in de landbouw/seizoenswerk willen een uitzondering van de minister en die krijgt men ook.

Er uitzonderingen gemaakt, er wordt maatwerk geleverd, zoals hierboven beschreven, misschien komen er ook uitzonderingen voor andere groepen. Men heeft er vertrouwen in, anderen zijn nog huiverig.

In de tweede periode worden er veel negatieve berichten gepubliceerd. Er zijn 69 artikelen over gepubliceerd. In de artikelen komen verschillende mensen aan het woord. Wetenschappers, arbeidsdeskundigen en anderen die veel denken te weten over dit onderwerp. Er worden debatten gevoerd in de Tweede Kamer en verschijnen Kamerbrieven. Zo’n 75% van de artikelen zijn heel negatief over het beleid.

mogelijk. Men moet zich profileren en standpunten verharden zich. Het is echter niet interessant om over vastomlijnde standpunten te schrijven. Ook spelen er minder nieuwe ontwikkelingen.

5.4 Onderzoeksresultaten: Deelvraag 4: Wat hebben politici gedaan met deze trends?

In de eerste periode doen politici niets ten aanzien van het invoeren van wijzigingen omtrent deze wet. Er worden geen overleggen geïnitieerd en er worden geen moties ingediend of aangenomen. Er wordt een uitzondering gemaakt voor seizoenarbeiders, maar verder wil men het aankijken. Ook arbeidsdeskundigen willen kijken hoe dit afloopt. Veel mensen klagen, maar arbeidsdeskundigen vinden het nog te vroeg om te concluderen.

In 2016 worden er overleggen geïnitieerd en commissievergaderingen belegd. Er worden werkoverleggen gehouden en er worden een groot aantal moties ingediend (waarvan wordt

aangenomen). Er worden wel brieven geschreven aan de Kamer, maar de minister initieert zelf geen plannen. Er is een evaluatie van start gegaan (een onderdeel van de WWZ) en er worden elke periode voortgangsbrieven gecorrespondeerd. Asscher heeft echter het volste vertrouwen in zijn plannen. Asscher geeft aan dat er steeds meer vaste banen bijkomen. Ook een rapport van het CBS zou de meer vaste banen bevestigen. Het CBS geeft zelf aan dat dit mogelijk andere redenen kan hebben dan de Wet Werk en Zekerheid. Een andere verklaring zou het einde van de crisis kunnen zijn, maar Asscher is er stellig van overtuigd dat de meer vaste banen het resultaat is van zijn daden. De minister blijft enthousiast en heeft er vertrouwen.

In aanloop naar de verkiezingen van 2017 verhardt het debat zich. Er wordt minder over het onderwerp gepubliceerd. Het onderwerp was ook geen issue tijdens de verkiezingen. Wetgeving heeft tijd nodig waarin het geeffectueerd kan worden. Met deze factoren houden ambtenaren rekening.

5.5 Onderzoeksresultaten: Deelvraag 5: Is er daarmee voldoende feedbacklegitimiteit?

Het beleid is legitiem als de publieke opinie voldoende is meegenomen. Dit is bijvoorbeeld het geval, als er sprake is van verandering van beleid door publieke opinie (door media of evaluatie) en/of koepelorganisaties. In de eerste twee jaar na de invoering van de WWZ is er geen verandering

geweest. Minister Asscher wil aankijken hoe het beleid geeffectueerd wordt. Het is ook belangrijk dat ontwikkelingen de tijd krijgen om te kunnen effectueren.

Uit de Kamerstukken blijkt dat wetten nooit worden teruggedraaid. Wetten worden aangepast door moties en amendementen (Tweede Kamer, 2018). Dat is ook de manier voor Kamerleden om de wet aan te passen. Er zijn acht moties ingediend tijdens de debatten over de Wwz waarvan drie zijn aangenomen. Een motie daarvan was het uitvoeren van een evaluatie van de Wwz. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in dat kader het Hugo Sinzheimer Instituut (HSI) van de Universiteit van Amsterdam opdracht gegeven te onderzoeken of er sprake is van ernstig

verwijtbaar handelen of nalaten. Alleen in uitzonderlijke gevallen wordt de werknemer een billijke vergoeding toegekend of is de transitievergoeding niet verschuldigd. De onderzoeksvraag is dermate uitgekristalliseerd dat er nauwelijks meer sprake is van een evaluatie van een wet. De burger is niet betrokken bij de evaluatie.

Kortom, er is te weinig sprake van voldoende feedbacklegitimiteit, omdat de burger of de publieke opinie nauwelijks heeft geleid tot ontwikkeling en bijstelling van het beleid. Er is wel sprake van verantwoording, maar van terugkoppeling is er nauwelijks sprake. De burger geeft via de media terugkoppeling over het beleid. De effecten van het beleid moet overeenkomen met de wensen van de burger. Het gaat daarnaast om de mate en de wijze waarin de uitkomsten van beleid worden gebruikt als bron voor de ontwikkeling en bijstelling van het beleid. De Wwz is niet aangepast op basis van de publieke opinie. Er zijn aanpassingen doorgevoerd die aangedragen zijn door koepel- of brancheorganisaties, maar niet door de publieke opinie. Er is dus deels sprake van

feedbacklegitimiteit, omdat er wel verantwoording wordt afgelegd in het parlement.

Deze conclusies bekrachtigen de beschreven literatuur. De Graaf (2007) stelt dat overheden het lastig vinden om de publieke opinie te betrekken bij het formuleren van beleid. Er zijn verschillende theorieën beschreven hoe legitiem beleid wordt geschreven door middel van onder andere

burgerparticipatie. Vaak wordt er voor de vorm een inspraakavond georganiseerd. Alleen de burger heeft vaak het gevoel dat met hun inspraak te weinig wordt gedaan. Schmidt (2013) beschrijft de Community Method waarbij belangengroepen veel inspraak hebben bij het schrijven van beleid. Op het gebied van werkgelegenheid zijn er misschien minder belangengroepen zoals je ziet in de milieusector. Er zijn op dit gebied wel veel (koepel)organisaties en stichtingen die veel invloed hebben. Vaak hebben ministers vanuit hun vorige functies verschillende (informele) contacten die weer contact opnemen.

In document Legitimiteit van beleid (pagina 51-54)