• No results found

De preventieve beteekenis van ons leger in den oorlog. De Nederlandse publieke opinie in de periode 1918-1939 over het conflict van 1914-1918 met betrekking tot het slagen van de neutraliteitshandhaving

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De preventieve beteekenis van ons leger in den oorlog. De Nederlandse publieke opinie in de periode 1918-1939 over het conflict van 1914-1918 met betrekking tot het slagen van de neutraliteitshandhaving"

Copied!
70
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Nederlandse publieke opinie in de periode 1918-1939

over het conflict van 1914-1918 met betrekking tot het slagen van de

neutraliteitshandhaving

Student: Randy Breukel

Begeleider: Dhr. Dr. W. Klinkert Datum: 24-08-2015

(2)

2

Voorwoord

In 2014 schreef ik een Bachelor-thesis waarin de Nederlandse neutraliteit gedurende de Eerste Wereldoorlog vanuit een Duits perspectief bekeken werd. Het Duitse economische belang in Nederland bleek groot maar een inlijving was om allerlei politieke, economische en strategische redenen onwenselijk. Voor Engeland gold met betrekking tot Nederland eenzelfde situatie. Beide oorlogvoerende partijen hadden er dus voordeel bij Nederland ongemoeid te laten waardoor de Eerste Wereldoorlog voor Nederland niet zo ingrijpend werd als voor andere West-Europese landen. Een gebeurtenis die het herdenken waard is.

Toch lijkt het erop dat de Nederlandse neutraliteitshandhaving nauwelijks een onderwerp is in de nationale, laat staan internationale, geschiedschrijving. Ze wordt als een vanzelfsprekendheid aangenomen. Wat nog minder aandacht krijgt is de rol van de Nederlandse defensie, die hoewel er geen betrokkenheid was bij de strijd langs het latere Westfront, wel degelijk een rol speelde in de uitgeroepen neutraliteit en de waarborging ervan.

Deze scriptie heeft als onderwerp de rol van het Nederlandse leger en het succes van de neutraliteitshandhavinggedurende 1914-1918 in denaoorlogse publieke opinie.

Omslag: De Tijd, De Preventieve Beteekenis van ons Leger in den Oorlog, 12-10-1923.

Afbeelding omslag: Mobilisatie Nederlandse leger 1914-1918, Eerste Wereldoorlog : Soldaten met geweren aan de kant van een water tijdens een oefening bij Amsterdam in 1916. Beschikbaar via: http://www.geheugenvannederland.nl/?/nl/items/SFA03:SFA022801510 (30-05-2015).

(3)

3

(4)

4

Inhoud

0.0 Voorwoord 2 1.0 Inleiding 5 2.0 Probleemstelling 19 3.0 Hoofdstuk I: 1918-1923

Periode van verwarring en onzekerheid 21

3.1 De demobilisatie 23

3.2 Het Verdrag van Versailles 26

3.3 Het leger ter discussie 29

3.4 Het Von-Moltke-argument 34

3.5 Deelconclusie 37

4.0 Hoofdstuk II: 1924-1928

Periode van bezuiniging en hervorming 38

4.1 Harde bezuinigingen 39

4.2 De inrichting van het leger ter discussie 42 4.3 Het Von-Moltke-argument ter discussie 44 4.4 De nieuwswaarde van oorlog en defensie 48

4.5 Deelconclusie 49

5.0 Hoofdstuk III: 1929-1939

Periode van onrust, dreiging en herbewapening

50

5.1 De verdediging der Lage Landen 51

5.2 Reorganisatie van het leger 52

5.3 Dreigend gevaar 54

5.4 De Nederlandse neutraliteit 57

5.5 Deelconclusie 62

6.0 Conclusie 64

(5)

5

Inleiding

1914, al jaren stond er iets te gebeuren in Europa, de legers van de grote mogendheden waren gegroeid en het nationalisme vierde hoogtij. ’s Werelds meest machtige natiestaten hielden elkaar het mes tegen de keel en nadat de vonk in de zomer van 1914 in het kruitvat sloeg brak een oorlog van catastrofaal formaat uit. De grootmachten Duitsland, Rusland, Oostenrijk-Hongarije, Frankrijk en Engeland bleken in staat om in hoog tempo miljoenenlegers op de been te brengen. Een gewelddadig en groot conflict was het resultaat. De legerleidingen hadden echter niet voorzien dat het zou uitgroeien tot een ruim vier jaar durende slachtpartij. De door de Duitsers geplande frische und

fröhliche Krieg, die binnen paar maanden beslecht zou moeten zijn, liep vast in de Noord-Franse en

Belgische velden. Vanaf dat moment werd de wereldoorlog gekarakteriseerd door indrukwekkende loopgravenstelsels waarin moderne (wapen)techniek als machinegeweren en artillerie een enorme rol zou gaan spelen. en waarin miljoenen levens verloren gingen,

Hoewel er in het Europa van 1914 aanvankelijke een groot enthousiasme ten aanzien van de oorlog heerste, was deze door de troosteloze situatie in 1918 bijna volledig afgebrokkeld. Daags na de oorlog berichtte het Haagse dagblad De Tijd:

‘Het is vroeger al eens in deze brieven gezegd en het wordt uit volle overtuiging hier herhaald, indien gij vraagt, wie den oorlog heeft gewild, dan zeg ik: niemand. De wereld heeft in dezen geweldigsten oorlog, die ooit gevoerd is, niet een genie gehad als Napoleon, als een Bismarck – om niet te ver in de geschiedenis terug te gaan – die welbewust ten oorlog ging voor een doel dat zij zich hadden afgeteekend. De wereld heeft helaas ook niet een genie gehad, dat den oorlog, dien niemand wilde, met alle macht en alle kracht heeft gekeerd. De wereld heeft den oorlog, dien het komen zag, lijdelijk

ondergaan als een noodlot, waaraan men niet te ontkomen wist.’1

De Tijd, Haagsche Brieven, 9-11-1918

Hoewel de Nederlandse krant De Tijd in 1918 suggereerde dat de oorlog voor de gehele wereld, waarmee het doelt op Europa, een onontkoombaar noodlot was, was dit niet het geval. Nederland had niet actief deelgenomen aan de strijd en vormde daardoor een bijzondere uitzondering. Waardoor Nederland, dat militair-strategisch gezien zeer ongelukkig gepositioneerd tussen de grootmachten lag, uit het conflict wist te blijven kent een grote hoeveelheid redenen waarover veel geschreven is. Voordat wordt overgegaan naar de visie van de publieke opinie op de bijzondere prestatie van Nederland zullen eerst deze redenen besproken worden.

1 De Tijd, Haagsche Brieven, 9-11-1918.

(6)

6 Terwijl de spanning in het vooroorlogse Europa steeg, had Nederland zich gedwongen gezien stelling te nemen om niet ongewild opgeslokt te worden in de plannen of veldtochten van een van de omliggende grootmachten.

Erg veel opties had het land rond 1900 echter niet. Het kon zich aansluiten bij de Entente, wat Duitsland tot een directe en zeer gevaarlijke tegenstander zou maken. Een tweede optie was de aansluiting bij de Centralen, wat als gevolg zou hebben dat de Nederlandse kust en koloniën onder bedreiging van de geallieerde Entente vloot zou komen. Bij beide opties zouden de koloniën hoogstwaarschijnlijk verloren gaan wat een keuze tussen deze twee zeer onaantrekkelijk maakte.2 Als derde optie zou het

land kunnen pogen neutraal te blijven en zowel de Entente als de Centralen tot vriend noch vijand te maken. Bij deze optie kon de handel voortgezet worden en zou het koninkrijk in stand blijven als het tot een oorlog zou komen. Het land verkoos het laatste; neutraliteit.

Voor de Nederlandse politiek bleek het moeilijk een definitie van de uitgeroepen neutraliteit te geven. Benamingen als afzijdigheids-, zelfstandigheids- en onthoudingspolitiek passeerden in het politieke discours veelvuldig de revue. De precieze invulling, het gebruik en definitie van de neutraliteit waren dan ook lange tijd onduidelijk. Rond 1900 werd

zelfs besloten voorlopig geen invulling of naam aan de neutrale stellingname te geven: het zou de bewegingsvrijheid en flexibiliteit van het neutrale beleid van te voren al beperken.3 Wel was duidelijk

dat Nederland zijn neutraliteit internationaal gerespecteerd wenste te zien door de inzet van militaire middelen. Het Nederlandse leger kreeg in de neutraliteitspolitiek zodoende een belangrijke rol. De neutraliteit werd gewapend: indien een land Nederland binnen zou vallen en het zijn neutraliteit zou schenden, zou de Nederlandse krijgsmacht proberen de aanval af te slaan en indien nodig net zo lang weerstand bieden tot het eventueel steun van een van de bondgenootschappen zou krijgen. De bewapening van de neutraliteit was zeer relevant daar de oorlogsdreiging concreet was. Louis Raemaekers verbeelde deze stellingname treffend in de ingevoegde afbeelding: geen groot militair vertoon, maar wel bewapening van het ogenschijnlijk ongeïnteresseerde land dat bij een nieuw conflict toch gevaar zou lopen. In Europa waren belangen die strijdig waren met de Nederlandse soevereiniteit. Vooral Duitsland leek belangen te hebben in het Nederlandse grondgebied. Vooral in geval van oorlog zou Limburg een heikel punt vormen in de Duitse planning. De grensgebieden tussen Nederland en Duitsland werden in de 19e eeuw dan ook hevig bediscuteerd en van Duitse zijde werd getracht de

grenzen rondom Limburg te doen verschuiven.

2http://www.scientias.nl/nederland-neutraal-oorlog/ (8-8-2015).

(7)

7 Met de rivier als natuurlijke scheidslijn zou een grens langs de Maas

voor Duitsland vanuit militair oogpunt een zeer strategische, meer logische en vooral veiligere grens vormen dan de grens huidige situatie deed.4 Iedere kans werd aangegrepen om deze Duitse wens

te onderbouwen. Nog in 1940 werd in een onderzoek van Duitse hand zelfs gesteld dat Nederland zijn provincie Limburg als probleem zag; ‘Im Jahre 1848 bezeichneten nordholländische

Zeitungen selbst Maastricht und Venlo als lästiges Kleinot, auf das

Deutschland unbestreitbare Rechte habe.’5 Een oplossing voor het

Duitse probleem werd niet gevonden. Limburg bleef Nederlands en bovenal neutraal. Zodoende vormde dit deel van Nederland een militair-strategisch probleem voor de Duitse legerleiding omdat de Limburgse Maasovergangen bij een militair offensief naar Frankrijk de snelste en kortste opmarsroute boden.

Voor de bevoorrading van het Ruhrgebied via de Rijn was de soevereiniteit van Nederland echter wel van groot belang, zeker in geval van oorlog. Een neutraal en normaal functionerend Rotterdam was onmisbaar voor de Duitse oorlogsinspanning. Het liefst zag de Duitse legerleiding dan ook dat Nederland zich in dat geval bij hen aan zou sluiten. Toch had deze wens een keerzijde. Nederland zou in die situatie door de Entente-landen afgesloten worden van de wereldmarkt waarmee de economische voordelen die het land voor Duitsland had volledig zouden komen te vervallen. Een onvrijwillige bezetting van Nederland door Duitsland had hetzelfde effect en zou zelfs resulteren in het verlies van de koloniën aan Engeland. Als Duitsland de neutraliteit zou respecteren omwille de handel, wist het dat het niet volledig gebruik kon maken van de Nederlandse voorzieningen, het land mocht zich immers niet bemoeien met oorlogsactiviteiten of daaraan gerelateerde handel.6 Daarnaast kon

het zich ervan verzekeren dat de Nederlandse koopvaardij behalve Duitsland ook de Entente-landen van allerlei non-militaire doch onmisbare goederen en diensten zou voorzien.

De Duitsers stonden zodoende voor een moeilijke keuze die door de Nederlandse overheid niet gemakkelijker werd gemaakt. Door de bewapening van Nederland werd snel duidelijk dat er van vriendschappelijke banden of verbonden weinig sprake zou zijn. Een Wohlwillende Neutralität, waarbij Nederland zich neutraal zou opstellen maar Duitsland wel zou helpen door hen bijvoorbeeld door Limburg te laten trekken of militaire transporten toe te staan, zat er zeker niet in.

4 Een grensverlegging naar het westen, tot aan de Maas, zou voor de Pruisische legers betekenen dat de verdediging van hun grondgebied aan de rechterflank

van hun troepenmacht min of meer gedekt zou zijn door het wassende water. In plaats van velden en landbouwgronden ten westen van de Rijn zou makkelijker stelling aan de oostelijke maasoever genomen kunnen worden. De te verdedigen linie werd daarmee een stuk korter wat de kwaliteit van de verdediging en haalbaarheid uiteraard ten goede zou komen.

5 Klingenburg, Die Entstehung der deutsch-niederländischen Grenze, 77.

(8)

8 De oplossing van von Moltke voor het probleem Frankrijk te verslaan zonder de nadelige gevolgen van een schending van de NL neutraliteit te ondervinden was gelegen in het plannen van een opmars buiten Nederland om.

De Chef van de Generale staf had het oorspronkelijke plan, dat al jaren op de plank lag, aangepast en beloofde Nederland onaangetast te laten.7 Als belangrijke reden werd hiervoor de Nederlandse

krijgsmacht aangewezen.8 Een latere studie veronderstelde dat;

‘The determined actions taken by the Dutch convinced him. The result would be a hostile Holland, which he felt would cost Germany so much strength (so stärke krafte) that too little would be left for the advance West. The consequences would be “disastrous”. He remained convinced of this to the end, writing shortly before his death that “the campaign in the west would have gone to wreck if we had not kept clear of Holland.[…] Although poorly disciplined, [Hollands Army] would be a ‘noteworthy

opponent’.’9

Door de toegenomen dreiging had het Nederlandse leger in het eerste decennium van de twintigste eeuw stappen ondernomen om de rol die het zou moeten kunnen spelen in de handhaving van de neutraliteit zo goed mogelijk uit te kunnen voeren.

‘The likelihood of war grew steadily. Some great powers might convince themselves that they could gain from war, or at least that the alternative was worse. For a small state like the Netherlands the only positive result from war required non-involvement. Accordingly, military preparations intensified

and greater efforts were made to learn about the German plans.’10

Informatievoorziening en risicoanalyse vormden vanzelfsprekend een belangrijk element in de voorbereiding. Uit een oefening met een fictief maar niet onwaarschijnlijk scenario die de Nederlandse legerleiding in december 1913 hield blijkt hoe nauwkeurig de Europese ontwikkelingen door defensie gevolgd werden. Amper een jaar voordat Duitsland de eerste stappen richting Parijs zou zetten doorliep de legerleiding het volgende scenario;

‘Door een crisis op de Balkan stijgt de spanning tussen de Oost-Hongaarse Dubbelmonarchie en Rusland snel. Allerwegen is de verwachting dat Duitsland, nu het er echt op aan lijkt te komen, zijn voornaamste bondgenoot niet in de steek zal laten en zich achter de Oostenrijkers zal opstellen. Zo’n houding, gericht tegen de Russen, zal op haar beurt een Franse reactie uitlokken. De Fransen en Russen zijn immers sinds

7 Annika Mombauer, Helmuth Von Moltke and the Origins of the First World War (Cambridge 2001) 93-94.

Afbeelding: http://deredactie.be/cm/vrtnieuws.deutsch/I.WK/1.2034261 (9-5-2015).

8 Annika Mombauer ,Helmuth Von Moltke and the Origins of the First World War (2001) 96. 9 ibidem, 26.

(9)

9

de laatste jaren van de negentiende eeuw verenigd in hun weerstand tegen de Duitse Weltpolitik. Het gonst in de Europese hoofdsteden van diplomatiek verkeer. Zou na de crisis van 1911, die bijna op een oorlog tussen de Europese mogendheden uitliep, en de recente Balkan-oorlogen, nu de vlam in het kruitvat slaan? De Britten houding zich vooralsnog afzijdig. De Belgen ook, hoewel heel Europa weet

dat deze hun hart in Parijs hebben liggen.11

Hoewel in de nationale pers in deze vooroorlogse periode vrij gedetailleerde berichten verschenen over de militaire spanningen in Europa is het bewonderenswaardig hoe gedetailleerd en angstaanjagend voorspellend de oefening van defensie is. De krijgsmacht had ook meer en vooral gevoeliger informatie.

Uit onbekende bron was een aanvalsplan naar Nederland gelekt waaruit bleek dat de neutraliteit van Limburg in het geding zou zijn indien een oorlog uit zou breken. Dit deel van het land, dat feitelijk tussen Duitsland en België in lag, was bijzonder kwetsbaar daar de Duitse marsroute richting Frankrijk de provincie praktisch doorsneed.12 Generale stafofficier Nicolaas Bosboom, die tijdens de Eerste

Wereldoorlog minister van Oorlog was, bevestigde na de oorlog ‘That the German Army leadership

was seriously considering a march through Limburg in its preparations, did not have to be doubted. A few years earlier I had received reports from an individual, fairly trustworthy, German source, whose

contents pointed to a definite decision to do so.’13

De gelekte route lag ook voor de hand. De Duitse wensen met betrekking tot de grenskwesties waren al jaren bekend en behalve in de zuidelijkste punt van Nederland was er uiteraard een verdere interesse in de Nederlandse havens, de Rijnmonding, de koloniën en het grondgebied op zich.14

Nederland had in dat opzicht eigenlijk alles waar Duitsland in de decennia daarvoor zo naar had verlangd. Als de neutraliteit eenmaal geschonden was zou Duitsland zomaar door kunnen stoten naar de Nederlandse kust en het hele land bezetten. Met deze kennis kon niet anders dan een schaalvergroting van het leger noodzakelijk genoemd worden. Daar kwam bij dat ook Engeland zich leek te interesseren in de Nederlandse kuststrook. Er moest tegenwicht geboden kunnen worden indien een aanval op het Nederlandse grondgebied plaats zou vinden.

Doordat het Nederlandse leger in het begin van de twintigste eeuw relatief klein was, was een essentieel aspect van de gewapende neutraliteit de afschrikkende werking die het leger zou hebben op een eventueel potentiele vijand. Anders dan bij een ongewapende neutraliteit zou Nederland bij schending immers militair reageren, wat een aanval op het land onaantrekkelijk zou moeten maken.

11W. Klinktert, Het vaderland verdedigd, 428.

12 Van Tuyll van Serooskerken The Netherlands and World War I, 17-22.

13 Hubert P. van Tuyll van Serooskerken, The Netherlands and World War I, Espionage, Diplomacy and Survival, (2001) 21. 14 Ibidem, 15.16.

(10)

10 Daartoe zou het Nederlandse leger wel geloofwaardig moeten zijn. Indien Frankrijk en Duitsland elkaar zouden willen bevechten, wat in lijn der verwachting lag, moest het gewapende element van de Nederlandse neutraliteit er preventief voor zorgen dat beide landen buiten de landsgrenzen zouden blijven. Indien de afschrikking die het gewapende element van de neutraliteit zou moeten bieden zou falen, zou het Nederlandse leger wel dusdanig sterk moeten zijn dat het de tegenstander lang genoeg zelfstandig kon tegenhouden of in ieder geval zo lang tot buitenlandse steun zou arriveren.

De inrichting van de Nederlandse verdediging was rond 1900 dan ook een veelbesproken onderwerp en leidde, aangezien defensie hoge kosten meebrengt en het de nationale veiligheid betrof. Hoewel door de militaire elite ingezien werd dat het Nederlandse leger moest hervormen om het dreigende geweld daadwerkelijk het hoofd te kunnen bieden of in de toekomst de afschrikkende werking geloofwaardig te houden, viel politiek Nederland wat betreft de uitvoering van de hervorming in drie kampen uiteen.

Enerzijds waren er voorstanders van een groot veldleger, dat een soort Nederlandse afspiegeling moest zijn van de Europese miljoenenlegers. Anderzijds waren er voorstanders van een groot vestingleger, dat beter zou passen bij het defensieve karakter van de neutrale status. Als derde gingen pacifistische geluiden die stelden dat een neutraal Nederland helemaal geen leger moest willen hebben omdat het gewapende aspect de neutraliteit in gevaar zou brengen.

‘[het hebben van een leger kan]… wellicht eene reden zijn, dat men ons wil mengen in den strijd. Wij moeten in mijn oog voor de groote Mogendheden, willen deze vrede hebben met onze neutraliteit, niets

anders zijn dan eene quantité negligeable15. Wij moeten als bondgenoot in het open veld in het oog

van de groote Mogendheden niets waard zijn.’16

Het hebben van een leger had volgens sommige liberale politici grote nadelen. Door de samentrekking van troepen nabij de grenzen kon een naburig land zich immers bedreigd voelen. Anderzijds kon in Nederland een aantrekkelijke militaire bondgenoot worden gezien als het een sterk mobiel leger had. Hierdoor kwam Nederland militair gezien in een moeilijke situatie waarmee in de groeiende Europese instabiliteit zo zorgvuldig mogelijk omgesprongen diende te worden. Met betrekking tot de eerste twee visies, die beide een leger wensten, uitte op 21 april 1891 in de Tweede Kamer Dhr. W. A. Viruly Verbrugge zijn grote zorgen uitgesproken over de haalbaarheid van de eerste twee visies:

‘Als kleine mogendheid […] zijn wij op den duur en in het open veld – ik druk op >> in het open veld ‘’ – niet bestand tegen welke groote Mogendheid dan ook, met voordeel en nut te strijden, en op den duur zal het ons ook onmogelijk zijn de neutraliteit aan onze grenzen te verdedigen. […] Hoe groot onze

15 Frans voor: ‘Verwaarloosbare factor’. 16 56ste Vergadering, 21 april 1891, pagina 1058.

(11)

11

krachten ook wel zullen worden of zijn in het open veld, zoo spreekt het, dunkt mij vanzelf, dat eene aanvallende groote Mogendheid niet belet kan worden een dubbel aantal troepen daartegenover te stellen, troepen natuurlijk meer gehard, beter en langduriger geoefend dan de onze. Mijnheer de

Voorzitter! Onder dergelijke omstandigheden geloof ik, dat van volhouden niet lang sprake zal zijn.’17

Uiteindelijk werd een compromis tussen de drie visies gevonden. Er kwam een relatief bescheiden veldleger en tevens werd gebruik gemaakt van vestingen. Het Nederlandse leger werd daardoor verplicht verspreid over het land stelling te nemen en kon zich in geval van nood terugtrekken achter de Waterlinie. Door deze afwachtende (of neutrale) opstelling kon Nederland niet verweten worden een specifieke mogendheid te wantrouwen en daarmee een andere militair voordeel te geven. De afschrikkende werking zou op deze manier naar alle partijen uit moeten gaan.

Jean Jacques Rambonnet, minister van Marine van 1913 tot 1918, verklaarde later dat ‘… de

consequentie van onze neutraliteitspolitiek [mee bracht], dat het geheel van het toeval afhing aan welke zijde men op een gegeven ogenblik in het conflict zou worden betrokken: m.a.w. men zou de speelbal zijn van het lot, zonder ook maar iets te hebben gedaan ter verzekering van zijn eigen

toekomst.’18 Een goede inschatting van de mogelijke gevaren was voor het relatief kleine Nederlandse

leger dus een noodzaak aangezien het niet de mogelijkheid had zich ruim van te voren op een bepaald scenario voor te bereiden. De gespannen situatie van voor 1913 vroeg om maatregelen.‘The last

decade before World War I contained a series of crises that leave the historian wondering not why war

came, but why it did not come sooner.’19

Zoals vermeld was de nederlandse legerleiding zich bewust van het gevaar van een Duitse doortocht door Limburg Het veldleger moest dat risico verkleinen en in het ergste geval een verder Duitse doordringen op Nedelands grondgebied verkomen, of in elk geval vertragen. Wat de legerleiding niet wist, was dat inmiddels aan Duitse zijde de afweging was gemaakt dat de economische en strategische nadelen van een schending van de Nederlandse neutraliteit groter waren dan de voordelen van de snelle opmarsroute. Deze was dan ook uit het Schieffen Plan geschrapt.

De stijgende spanning in de jaren in aanloop naar 1914 en de onzekerheid over de aanvalsroutes die mogelijk via het zuiden van Nederland zouden lopen vroeg om adequate voorbereiding die op 28 juni 1914 werd door de moordaanslag op de Oostenrijkse kroonprins bleek terecht bleek; ‘… de teerling is

17 56ste Vergadering, 21 april 1891, pagina 1058. 18 C. Smit, Hoogtij der neutraliteitspolitiek, (1959) 126.

(12)

12

geworpen. Het Russische tsarenrijk verklaart Oostenrijk de oorlog. Nu volgt het onvermijdelijke

sneeuwbaleffect…’20

Dat sneeuwbaleffect, de vicieuze cirkel waarin Europa terecht kwam en waarvoor de Nederlandse legerleiding al vreesde vond in 1914 daadwerkelijk plaats. In een web van bondgenootschappen raakte het ene na het andere Europese land betrokken in het conflict en ontving het ene na het andere land een neutraliteitsproclamatie van Nederland. Ook het gewapende aspect dat deze proclamatie kracht bij moest zetten werd in stelling gebracht.

‘Ook Nederland zet een stap in de oorlogsvoorbereiding. De grens- en kustwacht wordt opgeroepen en een voorlopige waarschuwing gaat naar de legeronderdelen. De linies en stellingen worden in staat van verdediging gebracht. Inundaties voorbereid, belangrijke objecten bewaakt. Die stap komt geen moment te vroeg. Als Duitsland de volgende dag Rusland de oorlog verklaart en Frankrijk hetzelfde doet aan Duitsland, roept Nederland zijn militie en landweer onder de wapenen. Ook Belgen en Britten

brengen hun krijgsmacht op de been. Nu komt de oorlog snel dichterbij.’21

Ingeklemd tussen grootmachten die elkaar in hoog tempo de oorlog verklaarden was de rol van de Nederlandse grenspalen zelden zo groot als in de eerste dagen van het conflict. In augustus 1914 verklaarden Duitsland aan Rusland, Duitsland aan Frankrijk, Oostenrijk aan Rusland, Servië aan Duitsland, Montenegro aan Oostenrijk en Frankrijk aan Oostenrijk elkaar de oorlog.22 Of al deze

partijen de ontvangen neutraliteitsverklaring van Nederland zouden respecteren was maar zeer de vraag en of het oorlogsverloop Nederland zou sparen was ook uiterst onzeker. Op 1 augustus, een aantal dagen vóór de Duitse inval in België werd luitenant-generaal Snijders benoemd tot opperbevelhebber.23 Nadat Snijders in deze nieuwe hoedanigheid geïnstalleerd was, vaardigde hij

direct een waarschuwing uit. Dit bericht benadrukte de voorwaarde dat geen enkele militair de Nederlandse landsgrenzen mocht overschrijden. De

buurlanden, die elkaar in hoog tempo de oorlog verklaarden, mochten op geen enkele manier getart worden: provocatie was uit den boze en militaire afzijdigheid geboden. De Nederlandse krant Het Volk deelde deze urgentie: ‘Aan de bevolking…

De Europese oorlog is verklaard. Binnen enkele dagen, binnen enkele uren misschien, zullen miljoenen mensen, die niets anders vroegen dan in vrede te leven, naar de verschrikkelijke slachting gesleept

20 Van Tuyll van Serooskerken The Netherlands and World War I, 15. 21 W. Klinkert, Leven naast de Catastrofe, 13.

22 P. Moeyes, Buiten schot, Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog 1914-1918, (2001) 57. 23 De Tijd, Waarschuwing, 01-08-1914.

(13)

13

worden, en dit zonder hun instemming, door de dwang van overeenkomsten die zij nooit goedkeurden, voortgedreven door een wil die niet de hunne is. […] nu is het kwaad gesticht, en door het noodlot der omstandigheden beheerst ons die ene gedachte: weldra zullen wij al onze krachten moeten aanwenden

om een inval op ons grondgebied tegen te houden.’24

Waar de krant Het Volk het aannemelijk achtte dat Duitsland direct Frankrijk binnen zou vallen en de Lage Landen zou ontzien om Engeland buiten het conflict te houden, deed het dat niet. Op 4 augustus 1914 staken Duitse troepen de grens met België over om met honderdduizenden naar Frankrijk op te marcheren. Engeland sprong, volgens afspraak, in de bres voor het jonge Belgische koninkrijk, dat zich overigens niet zomaar gewonnen gaf. Tegen het reusachtige Duitse leger kon het land echter weinig beginnen.

‘So dense was the mass of German soldiers circumventing Limburg that they looked like a grey flood.’25

In België was het chaos en verwoesting wat de klok sloeg. Steden werden door het oorlogsgeweld vernield en in enorme aantallen trok het Duitse leger dwars door het land naar Noord-Frankrijk. De Zuid-Limburgse bevolking kon met eigen ogen aanschouwen hoe de Duitse troepen België binnentrokken. In de grensprovincies werd de staat van beleg afgekondigd en was het gemobiliseerde Nederlandse leger op zijn hoede. Hier en daar werd de grens overschreden, soms waren Duitse militairen er slechts enkele meters van verwijderd maar vrijwel zonder uitzondering was de oorlog vanaf de zuidgrens zichtbaar of hoorbaar.

Op de ingevoegde kaart is te zien dat de meeste maatregelen in de regio van Limburg werden genomen, hier was de oorlog in de grensgebieden akelig dichtbij maar bleef deze verrassend genoeg buiten de Nederlandse landsgrenzen.26 Bang voor een ernstige

verzwakking van zijn rechterflank had Von Moltke op 2 augustus 1914 verklaard dat de Nederlandse neutraliteit niet geschonden zou worden. Gesteld werd dat ‘… wanneer de een of andere Duitsche

patrouille uit onbekendheid met het juiste verloop der grenslijn deze

24 Het Volk, De toestand in België, 06-08-1914.

25 Van Tuyll van Serooskerken The Netherlands and World War I, 91.

(14)

14

bij vergissing mocht overschrijden, Harer Majesteits regeerings zulks wel zou willen verontschuldigen en ruchtbaarheid zou willen vermijden van een incident, dat niemand meer zou betreuren dan het

Duitsche legerbestuur zelf.27 Limburg zou in de zomermaanden van 1914 onaangetast blijven, precies

zoals het door Von Moltke aangepaste Von Schlieffenplan voorschreef.

De Duitse legerleiding zag zich gehinderd door het gewapende aspect van de neutraliteit van Nederland en besloot deze ondanks de grote risico’s wel te respecteren. Von Moltke voorzag vertraging van de opmars naar Frankrijk als het de Nederlandse krijgsmacht moest bevechten, wat zijn legers overigens vrij gemakkelijk zouden moeten kunnen. ‘The [dutch] Army’s weakness was

dangerous. The more foreign powers interested themselves in Holland, the more the army would have

to fulfil a deterrent role. Yet it was regarded with little regret abroad.’28 Toch vreesde Von Moltke voor

kostbaar tijdsverlies. De snelheid waarmee Frankrijk in de eerste fase op de knieën gedwongen diende te worden was van cruciaal belang voor het slagen van het gehele plan. De rol die het Nederlandse leger bij het uitbreken van de oorlog had kunnen spelen is discutabel. Behalve relatief slecht bewapend was het leger in vergelijking tot bijvoorbeeld Duitsland vanzelfsprekend ook kleiner. De oorlogssterkte bedroeg zo’n 200.000 man terwijl de Duitse aanvalsmacht vele malen groter was.29

Reden temeer om een omtrekkende beweging via Nederland te maken, zou militaire logica voorschrijven. Toch gebeurde dit niet. De Duitse aanvalsmacht trok in een buitengewoon onhandige omtrekkende beweging langs de Limburgse grens om door een nauwe corridor op Luik te stuiten alwaar de Duitse troepen dagenlang probeerden de Belgische versterkingen te forceren. In de door Von Moltke geïnitieerde omtrekkende beweging rond Limburg ontstond dan ook ‘congestion

and compression’ waar zelfs hijzelf niet tevreden over

was.30 Blijkbaar waren er zwaarwegende redenen om

Nederland te ontzien, zelfs bij oponthoud door Belgische weerstand. Hoewel het originele Von

Schlieffenplan voorzag in het bezetten of op zijn minst doortrekken van Limburg door duitse troepen, besloot opperbevelhebber Von Moltke anders.31

27 Paul Moeyes, Buiten Schot, 81-82.

28 Van Tuyll van Serooskerken The Netherlands and World War I, 29. 29 Wim Klinkert, Van Waterloo tot Uruzgan (Amsterdam 2008) 14.

30 AnnikaMombauer ,Helmuth Von Moltke and the Origins of the First World War (2001) 94-96. 31 ibidem.

(15)

15 Voor de soldaten in het veld leverde de omtrekkende beweging, die een verlichting van de gevechtsdruk moest bieden (er hoefden immers geen Nederlandse troepen bevochten te worden) grote logistieke problemen op. Door de concentratie van twee legers die beide over een route langs Luik moesten oprukken zou de hele opmars mogelijk vast kunnen lopen in het oosten van België. Behalve moeilijk begaanbaar terrein werd er door de Belgen fel verdedigd in zware fortificaties. Toch was het vooral overweldigende hoeveelheid Duitse troepen die Von Moltke aan de juistheid van zijn besluit deed twijfelen.

‘The latter caused the former. The “awkward” maneuver (Moltke’s own epithet) meant that the 1st and

2nd armies had to press through a 12 mile wide space to advance onto the Belgian plain. Von Kluck’s

320.000 man 1st Army would have to march south along Limburg, squeeze through a strip only 6 miles

wide to the north of Liège and then swing back to the north. The 2nd Army had the same amount of

space, for which its smaller size (260.000 men) provided little compensation. The 1st, which had to lead

the advance into France actually would have to wait until the 2nd had passed through Aachen.

Deploying the 1st further south was technically impossible, yet the whole plan depended on the 1st being

out in front.32

Aan de zuidelijke kant van de Nederlands-Belgische grens was de oorlogstoestand uitgeroepen en dienden de omgangsvormen tussen Duitsers en Belgen bepaald te worden door de Haagse Vredesconferenties, die bruut geschonden werden. Aan de noordelijke, Nederlandse kant van de denkbeeldige lijn was een bewapende Duitser, ten strengste verboden en werd hier door het Nederlandse leger op toegezien. Hoe direct de scheidslijn van dreiging en contacten was, is treffend vastgelegd op de ingevoegde foto van een grensovergang, bewaakt door Nederlandse militairen in 1914.33

Afbeelding: Nederlandse gebieden in Staat van Beleg, het leger paraat om de vijand terug te slaan. http://www.npogeschiedenis.nl/wo1/artikelen/31-juli-1914-Mobilisatie-Nederland-100-jaar.html

Afbeelding: http://www.deutsche-kriegsgeschichte.de/opplan_m.jpg (12-5-2015).

32 Van Tuyll van Serooskerken The Netherlands and World War I, 27.

32Afbeelding: De Belgisch-Nederlandse grens met aan de linkerzijde Duitse militairen in het bezette België en rechts de Nederlandse militairen die de neutraliteit

bewaakten. Bewapende buitenlandse troepen werden in Nederland niet toegestaan. http://i.imgur.com/KZziGUc.jpg (10-6-2015).

(16)

16 Nederland keek gespannen toe of de oorlog buiten de grenzen zou blijven en hoopte dat de afdreiging van het leger daadwerkelijk een preventieve betekenis kon hebben in het voorkomen van oorlog. In de pers verschenen berichten die het verloop van de oorlog volledig in Duitslands’ handen legde.

Artikel Het Volk: Spanning in Nederland t.a.v. de Europese Oorlog34

Toch doet deze passage geen voldoende recht aan alle politieke, diplomatieke en vooral militaire inspanningen die in Nederland gedaan werden om de neutraliteit stevig en gewaarborgd neer te zetten én te handhaven. Zelf had het land immers ook invloed op hoe het benaderd werd, dat bewijst de twijfel van Von Moltke ten aanzien van het Von Schlieffenplan; niet alleen de Nederlandse economische, maar ook de militaire deed waarde er toe. Ten aanzien van Von Schlieffens’ veronderstelling, die slechts Nederlands protest verwachtte, had Von Moltke grote twijfels.35 Toch

gaan er behalve in de pers in 1914 ook in de meer recente literatuur geluiden op die de rol van het Nederlandse leger bij de neutraliteitshandhaving van ondergeschikt belang maken. Wederzijdse afhankelijkheid, handel, politiek zelfs geluk zouden Nederland buiten de oorlog gehouden hebben. Cornelis Smit stelt in Hoogtij der Neutraliteitspolitiek dat de diplomatieke betrekkingen en het politieke beleid weliswaar succes hadden, maar dat ook deze voor een groot deel door geluk bewerkstelligd werd.

‘Nederland heeft zijn politiek om buiten het spel der machtsverhoudingen te blijven […] gedurende de Eerste Wereldoorlog met succes […] kunnen volhouden. Dit was niet te danken aan bijzondere

staatsmanswijsheid, doch aan een gelukkige samenloop van omstandigheden…’36

Ook auteurs als Van Tuyll van Serooskerken, die het Nederlandse leger een belangrijke rol in zijn onderzoek naar de Nederlandse neutraliteit geeft, laat hier en daar een meer genuanceerd beeld doorschemeren waarin de afhankelijkheid van Duitsland ten opzichte van een neutraal Nederland een belangrijkere was bij de neutraliteit dan zelfstandigheid: ‘When 1914 arrived, the Netherlands was

better prepared for war than it had been a decade before. Intent to resist had been signalled. Its survival

still depended on the goodwill of its powerful neighbours, however.’37

35 Van Tuyll van Serooskerken The Netherlands and World War I, 29. 36 Smit, Hoogtij der Neutraliteitspolitiek, 190.

37 Van Tuyll van Serooskerken The Netherlands and World War I, 34.

Afbeelding: Nederlandse militairen handhaven de neutraliteit: Duitse troepen zijn op Nederlands grondgebied alleen ongewapend toegestaan

(17)

17 Uitspraken als deze roepen de vraag op of het Nederlandse leger werkelijk zo’n cruciale rol speelde bij de neutraliteitshandhaving in de zomer van 1914 of dat andere elementen even sterk of misschien zelfs sterker bijdroegen aan het Duitse besluit een conflict met Nederland te vermijden. In de jaren die volgden zouden talloze schendingen van de neutraliteit door Engeland maar met name Duitsland plaatsvinden die steeds op diplomatieke wijze opgelost werden. Toch bleef een oorlogsverklaring uit. De schendingen waren meestal incidenten of provocaties die Nederland ertoe moesten bewegen economische voordelen te verschaffen aan een van de

oorlogvoerende partijen. Het Nederlandse leger kreeg vooral tot taak de internering van vluchtelingen in goede banen te leiden en erop toe te zien dat buitenlandse militairen het Nederlandse grondgebied niet zouden betreden. Hoewel verdere mobilisatie het leger vergrootte, was haar rol in de

loop van de oorlog minder bepalend dan die in de beginfase was. Internering van vluchtelingen en toezicht op de grenzen waren de voornaamste taken die het Nederlandse leger gedurende de oorlog uitvoerde.

Een prent uit De Nieuwe Amsterdammer38 uit augustus 1915 maar bekender

door het gebruik ervan op de omslag van Paul Moeyes’ Buiten Schot, maakte duidelijk wat de rol van het Nederlandse leger leek te zijn geworden: onbeduidend en zinloos. Toch had vooral Duitsland voor een inval van Nederland na augustus 1914 voldoende argumenten die het leger relevant hielden. In 1917 zouden deze argumenten in de documenten van het Auswärtiges Amt in Den Haag verschijnen. Waar in 1914 door de Limburgse kwestie een strategisch probleem was ontstaan door de Nederlandse neutraliteit, werd in 1917 naar het grondgebied gekeken om een oplossing voor de vastgelopen oorlog te vinden. Dat de Duitse legerleiding in die fase van de oorlog andere wensen had met betrekking tot Nederland bleek wel toen zij stelde dat de inname van Nederland alleen nut zou hebben als het niet beperkt bleef tot de zuidelijke punt van Limburg. Het gehele land diende ingenomen te worden om zo een doorbraak aan het Westfront te bewerkstelligen. Wat daar de consequenties van waren realiseerde de legerleiding zich echter terdege; ‘Gewiß ist Holland ein geopolitischer Schönheitsfehler. Wir hätten aber nichts von

seiner Beseitigung, wenn wir nicht gleichzeitig den belgischen aus der Welt schaffen. Auch das ließe ich anstreben, aber nur wenn man gewillt ist, den Krieg gegen England und Amerika bis auf’s Messer durch

zu Kämpfen.’39

38 Getekend door Jan Sluijters en gepubliceerd in augustus 1915, ingevoegd in de bijlage. 39 NA, Archief: 2.05.16, inventarisnummer 3, ‘Duitse stukken mbt. Nederland’ 1033-1038 (9-6-1918).

(18)

18 Een schaalvergroting van het conflict in 1917 door Nederland militair te betrekken bij het westfront had echter te veel strategische en economische nadelen om dit serieus te overwegen. Het zijn deze nadelen die de nadruk in veel literatuur de doorslaggevende factor zijn in Duitslands’ keuze Nederland neutraal te houden. In militair opzicht concludeerde Ludendorff, die in 1916 aan het hoofd van de Oberste Heeres Leitung kwam, echter dat ‘Selbst ein kurzer Kampf würde jedoch Kräfte binden die

anderswo zweckmäßiger Verwendung fänden‘.40Het kon de extra oorlogsinspanning zowel in 1914 als

in 1917 niet gebruiken en de economische schade zou door een breuk met Nederland onoverkoombaar zijn. Wederom was het Nederlandse leger een factor die meespeelde in de Duitse argumentatie om Nederland niet binnen te vallen. Volledig buiten schot bleef het land niet, er hadden zich vanzelfsprekend incidenten voorgedaan: smokkel over de grenzen, beschietingen op zee en diplomatieke rellen rondom de Rijnvaart bijvoorbeeld. Op een tijdelijke Duitse troepensamentrekking in Gent na, waarmee geprobeerd werd de Limburgse spoorlijnen voor Duitse treinen beschikbaar te krijgen, was de militaire dreiging echter succesvol afgewend. Geen van de partijen had in 1914 en later het gedurfd Nederland aan te vallen. Daarmee was het Nederlandse doel was gehaald: de neutraliteit was behouden gebleven.

Er lijkt echter een veralgemenisering te zijn ontstaan in de argumentatie terwijl de oorlog meerdere fases kende. De eerste en meest bepalende fase lag in de eerste dagen van- en periode vóór de oorlog maar wordt vaak vergeten en ondergebracht in het grote narratief waarin de doorslaggevende rol van het leger beduidend kleiner bevonden wordt. Zodoende is het belangrijk een onderscheid te maken tussen de neutraliteitshandhaving in augustus 1914 en later. Omdat de meeste literatuur slechts weinig aandacht besteed aan deze eerste fase van neutraliteitshandhaving waarin het leger een belangrijke rol speelde, is het zaak nader onderzoek te doen naar deze periode en wat er met deze informatie gedaan werd. De ervaringen uit de zomer van 1914 konden in het Interbellum, die door de Franse Maarschalk Ferdinand Foch, een wapenstilstand van 20 jaar41 genoemd werd, immers van groot

nationaal belang zijn.

2.0

Probleemstelling

40 Nationaal Archief, Den Haag, Archief: 2.05.16, inventarisnummer 3, ‘Duitse stukken mbt. Nederland’ 1024-1027 (28-5-1918). 41http://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/6724/een-wapenstilstand-van-twintig-jaar.html (15-5-2016).

(19)

19 Handhaving van neutraliteit te midden van een conflict dat de Eerste Wereldoorlog genoemd is een uitzonderlijke prestatie die Nederland. Toch werd en wordt het Nederlandse leger hier zelden voor geroemd in wetenschappelijke publicaties. De nadruk in de discussie over welke factor(en) tot de neutraliteithandhaving bijgedragen hebben ligt voornamelijk op de economische waarde die een neutraal Nederland voor de grote mogendheden had. De cruciale rol van de Nederlandse krijgsmacht in de eerste oorlogsdagen lijkt hierdoor te zijn ondergesneeuwd en lijkt door het verdere verloop van de oorlog, waarin de nadruk inderdaad op meer economische belangen kwam te liggen, vergeten. Ook vlak na de oorlog konden de militairen die in 1914 gemobiliseerd waren niet rekenen op grootse dankbetuigingen en lof en leek hun rol vergeten. Deze lijn zet zich door in de veel recente literatuur. Hoewel sommige historici als Paul Moeyes en Van Tuyll van Serooskerken het leger wel degelijk een rol geven, is het toch zaak de naoorlogse periode nader te belichten. Vanaf 1918 veranderde immers de veiligheidssituatie en raakte Europa in de ban van de Volkenbond die oorlog in de toekomst zou moeten voorkomen. Het aflopen van de oorlog en de wens om een instituut dat vrede kon garanderen vormde de aanzet voor een periode waarin de krijgsmacht vaak het onderwerp van discussie was. Een tijd van grote onzekerheid brak aan voor het Nederlandse leger. Terwijl in 1918 snel gedemobiliseerd werd bleek al snel dat Duitsland de schuld van de oorlog op zich kreeg en vernederd werd; een combinatie die onvrede en een gevaarlijk nationalisme in de hand werkte. In de voorbije jaren was daarnaast gebleken dat in toekomstige oorlogvoering in toenemende mate gebruik zou worden gemaakt van geavanceerde technologie die schaalvergroting van de legers tot gevolg had en de oorlogen over het algemeen een nog verwoestender karakter dreigde te geven. De waarborging van de neutraliteit was in een nieuw conflict daarom zeer belangrijk en wellicht konden wijze lessen geleerd worden van de ervaringen in 1914. Toch zag Nederland zich door financiële crises genoodzaakt flink te bezuinigen op defensie, wat door velen als juist gezien werd. De vraag rijst of het Nederlandse volk besefte welke rol het Nederlandse leger in 1914-1918 gespeeld had en hoe deze beoordeeld werd met het oog op de neutraliteitshandhaving bij een eventueel volgend conflict. Daartoe is een onderzoek in de Nederlandse pers een uitstekend middel om te achterhalen welke standpunten en argumenten gedurende het Interbellum verkondigd werden ten aanzien van de neutraliteitswaarborging en in hoeverre een terugkoppeling naar 1914 gemaakt werd. Dit onderzoek poogt daarom deze lagune in de geschiedschrijving in te vullen door te onderzoeken welke rol het feit

dat Nederland in 1914 buiten de Eerste Wereldoorlog bleef had in het publieke debat omtrent de Nederlandse veiligheidssituatie. Als belangrijkste bron is voor dit onderzoek gebruik gemaakt van

gedigitaliseerd krantenmateriaal. Gedurende het Interbellum werd in Nederland een grote verscheidenheid aan kranten uitgegeven. Een aantal grote bladen waren opinievormend voor de samenleving die sterk verzuild was, veel kleinere en regionale bladen vertoonden minder politieke kleur maar kopieerden daarnaast veel artikelen uit de grotere bladen. Ook koloniale kranten zijn

(20)

20 geraadpleegd om een perspectief van buiten Europa te kunnen geven. Een sterke scheiding in de pers werd echter zichtbaar tussen de meer socialistische bladen en de liberale. Om de standpunten van de pers te duiden is literatuur geraadpleegd om de krantenartikelen in de juiste context te kunnen plaatsen. Door de discussies omtrent de ontwikkelingen in het interbellum te volgen en te duiden wordt duidelijk welke visies de publieke opinie beheersten. In ieder hoofdstuk is dan ook een grote hoeveelheid aan artikelen uit een breed veld van politieke stromingen gebundeld tot een beschouwing waarin het thema uitgewerkt is. Daarnaast heeft ieder hoofdstuk een artikel centraal staan dat kenmerkend is voor de behandelde periode.

Het Interbellum kent in dit onderwerp drie grote tijdvakken waarin verschillende kwesties ten aanzien van het Nederlandse veiligheidsbeleid centraal staan. De vroeg-naoorlogse periode en demobilisatie in 1918-1923 vormen het thema van het eerste hoofdstuk. In dit hoofdstuk is gekeken naar de afwikkeling van het conflict in Nederland en de reacties van de publieke opinie op de terugkomst van de militairen in de maatschappij. Door uiteen te zetten hoe de militairen na 1918 bejegend werden en hoe het bestaan van de krijgsmacht werd geïncorporeerd in de discussie rondom de Volkenbond, wordt een helder beeld verschaft over de feitelijke waardering die zij kregen voor hun rol in de neutraliteitshandhaving.

De openlijke discussies in de pers tussen voor- en tegenstanders van de instandhouding van de krijgsmacht rondom de bezuinigingen op het defensieapparaat in 1924-1928 vormen het thema van het tweede hoofdstuk. Hierin ligt de nadruk op de argumentatie in de gepubliceerde artikelen die, door een toenemende beschikbaarheid aan militaire informatie via memoires en militaire analyses, meer duidelijkheid verschaften over de rol van de krijgsmacht in 1914 voor de neutraliteit. Door de inmenging van deze vergrootte kennis in het debat over pascifisme en bezuinigingen wordt duidelijk of de Nederlandse krijgsmacht van 1914-1918 invloed had op de besluitvorming met betrekking tot de nationale veiligheid in de jaren ’20.

Het derde hoofdstuk richt zich op de jaren 1929-1939. Een periode van de toenemende spanningen in Europa waarin de neutraliteit en waarborging ervan weer een actueel thema werden. Terwijl Duitsland opnieuw een potentiële vijand dreigde te worden kwam in Nederland de discussie over eventuele herbewapening maar moeizaam op gang. Om te zien of de rol van de Nederlandse krijgsmacht in 1914 door de Nederlandse pers werkelijk belangrijk werd geacht is in dit tijdvak gekeken in welke mate nog gerefereerd wordt aan de Eerste Wereldoorlog gedurende dit tijdvak en of de herinnering aan 1914-1918 invloed had op de perceptie van de Nederlandse veiligheidssituatie en herbewapening.

(21)

21

3.0

Verwarring en onzekerheid

Hoofdstuk I

Op 11 november 1918 werd een wapenstilstand overeengekomen en was de gewapende strijd in Europa voorbij. Dagbladen van over het hele continent publiceerden de feestelijke berichten die het begin van de vrede inluidden, zo ook in Nederland.

‘Uit Groningen wordt ons gemeld:

Toen hedenmorgen de bladen het bericht verspreidden, dat de wapenstilstand getekend was, staken al aanstonde velen de driekleur uit, en naar vele anderen volgden dit voorbeeld. Ook het gemeentebestuur liet het stadhuis vlaggen, zodat de stad al betrekkelijk vroeg in den voormiddag het aanzien van een feestvierende plaats had. Even over negenen weerklonk het gebu[l]der van de groote klokken […] waarop andere kerktorenklokken met hun gebimbam volgden. […] Tegen 3 uur was het op de Groot Markt zwart van de mensen, als op een nationalen feestdag. Men zag de Belgische geïnterneerden hossende met Nederlandsche militairen: men zag studenten, soldaten en straatjongens broederlijk vereenigd op wagens rondrijden…’

Nieuwe Rotterdamsche Courant, 12 November 1918

Behalve in Groningen was het ook in Deventer, Zutphen en Maastricht sprake van een feestelijke stemming. Uitzinnige burgers én militairen gingen de straat op om het heugelijke feit van de wapenstilstand te vieren.42 Het koningshuis nam hierin het officiële voortouw en door het hele land

werd de nationale driekleur gehesen.

Afbeelding: de wapenstilstand is afgekondigd. Het koningshuis viert met de bevolking het einde van de gewapende strijd in Europa. De koninklijke familie wordt voorgegaan door militairen. November 1918.43

Tezamen met tientallen, misschien wel honderden, militairen vierde het Nederlandse volk op het Malieveld het voorlopige einde van de oorlog. De Nederlandse soevereiniteit was behouden gebleven

42 Nieuwe Rotterdamsche Courant, 12-11-1918.

(22)

22 en de vrees voor oorlog was verdwenen. Er werd niet meer gevochten en daarmee leek de rust in Europa en rond de Nederlandse grenzen teruggekeerd. Hoewel het uiterst onzeker was wat de reactie op de nieuwe verhoudingen zou zijn, heerste nu vooral blijdschap en opluchting. Toch was er voor de Nederlandse krijgsmacht geen reden om direct huiswaarts te keren. Hoewel het defensiepersoneel waarschijnlijk even opgelucht adem haalde, waren er op het Europese vasteland nog voldoende wapens en militairen en militaire transporten die de neutraliteit van Nederland in gevaar zouden kunnen brengen.

In het afgelopen decennia was Europa een gemilitariseerd continent geworden dat ronduit instabiel was. Er mocht dan wel een wapenstilstand gesloten zijn, de oorlog was nog niet officieel voorbij. De neutraliteitsproclamatie met al zijn regels en voorschriften diende nog steeds te worden gehandhaafd. De wapenstilstand kon immers op twee manieren eindigen; in een vredesverdrag of in een hervatting van de strijd. Het zou niet de eerste keer zijn dat een conflict na een wapenstilstand weer in alle hevigheid op zou laaien. Voor Nederland hield dit in dat gewapende buitenlandse militairen nog steeds de neutraliteit zouden schenden en dat het leger nog immer paraat diende te staan. Na het feestelijke artikel in de NRC, een krant die te boek stond als een zeer neutraal en objectief dagblad, volgde dan ook het volgende korte bericht:

‘Te Thorn (Limburg) is gisterenmiddag een Duitsch vliegtuig neergekomen. De twee inzittende

officieren zijn geïnterneerd.'44

Dit bericht, waarvan er in ’14-’18 al vele soortgelijke waren gepubliceerd, was een van de eerste berichten in de Nederlandse pers ná het ingaan van de wapenstilstand op 11 november 1918. Het onderstreept het feit dat er voorlopig nog waakzaamheid nodig was om neutraliteit te bewaken en zal ongetwijfeld tot verwarring hebben geleid. Voor Nederland stond er vanaf die elfde november dan ook nog genoeg te doen. Behalve de controle op de eventuele binnenkomst van buitenlandse militairen en vluchtelingen brak ook het moment aan waarop duizenden geïnterneerden en vluchtelingen de faciliteiten wensten te krijgen om terug naar huis te keren. Vanzelfsprekend wilden velen naar huis nu direct oorlogsgevaar geweken was. Al snel was gebleken dat het front zoals het in november 1918 lag niet snel de plek zou zijn waar de strijd eventueel hervat zou worden en dus aanvaardden velen de terugreis naar hun thuis. Ook het Nederlandse leger, dat door de diverse mobilisaties in de oorlogsjaren flink gegroeid was, riep om verlof en kreeg dat.

44 Nieuwe Rotterdamsche Courant, 12-11-1918.

(23)

23 Niet alleen de militairen wilden naar huis, ook de legerleiding had haast het leger zo snel mogelijk te ontbinden. De Spaanse griep greep om zich heen en omdat in heel Europa socialistische revoluties uitbraken onder militairen moest het gemobiliseerde leger zo snel mogelijk ontbonden worden om de naoorlogse situatie enigszins in de hand te houden.

Het socialisme en daarmee communisme, dat veel militairen en oud-strijders in Europa aansprak, kon wel eens een bedreiging vormen voor het Nederlandse politieke bestel dat, zo vlak na een grote oorlog, gebaad was bij rust en eenduidig beleid om de welvaart weer te doen groeien.45 In dit kader was

demobilisatie voor de overheid een prioriteit geworden: een muitend leger kon een groot gevaar vormen voor de samenleving en voor de zittende regering en diende door ontbinding voorkomen te worden. De reden tot zorg was gegrond daar eind oktober 1918 al flinke rellen onder militairen in Harskamp waren geweest. Verschillende kranten berichtten daar zowel positief (linksgeoriënteerde bladen als Het Volk en De Tribune) als negatief over (meer rechtsgeoriënteerde bladen als De Tijd en het Algemeen Handelsblad), maar in conclusie kan gesteld worden dat er vanuit de overheid weinig sympathie voor de soldaten-opstanden was. De orde en rust in het kleine Nederland stonden op het spel in een toch al instabiel Europa.46 Geruchten over andere opstanden deden de ronde47 en op

maandag 11 november 1918, de dag waarop de wapenstilstand in ging, kopte de Nieuwe Tilburgsche Courant: DEMOBILISATIE.

3.1 De demobilisatie

‘Onze regeering heeft de demobilisatie gelast. Daarmede is ook gezegd, dat naar menschelijke

berekening ons volk door de oorlogsberoeringen heenkomt zonder zelf in den maalstroom te zijn meegesleurd. […] Al hebben wij geen oorlog gehad, toch hebben wij offers moeten brengen. Offers aan persoonlijke lasten, offers aan geld. Daaraan begint nu een einde te komen. De troepen gaan geleidelijk

naar huis. Nog enkele dagen van militairebeweging en ons volk zal verlost zijn van den zwaren druk en

last. Aan allen die trouw hun plicht deden mag en moet de natie dankbaar zijn.’48

45 In de weken na 11 november 1918 builden de socialistische dagbladen uit van het revolutionaire nieuws, enorme artikelen werden gewijd aan de zinloosheid

van de oorlog en hoe de arbeidsklasse hiervoor was misbruikt. Het was het ‘gewone volk’ dat had geleden onder de strijd van de hogere klassen.

46 Jeanette Pors, Het leger in opstand? Hoe internationale en nationale spanning aan het einde van de Eerste Wereldoorlog, de Harskamprellen belangrijk

maakte. (datum onbekend) 39-46.

47 De Tribune, Het 9e Regiment in opstand?, 06-11-1918. 48 Nieuwe Tilburgsche Courant, Demobilisatie, 11-11-1918.

Afbeelding: Het “zevende” terug naar Amsterdam. Na bijna 4 ½ jaar in Noord- Brabant te hebben gelegen, keerde den 8en Januari het zevende regiment naar zijn garnizoen te Amsterdam terug, waar het met veel enthousiasme ontvangen werd. Onze foto toont de jongens van het “zevende” op weg naar het station te ’s-Hertogenbosch. http://amsterdam-eerstewereldoorlog.nl/item/demobilisatie/ (11-8-2015).

(24)

24 Op subtiele doch directe wijze werden de militairen en zij die hen onderdak geboden hadden in dit artikel bedankt door de katholieke krant die kennelijk zeer begaan was met de plaats van de krijgsmacht in de maatschappij.

De waardering van het leger en de door hun verrichte diensten uitte zich dus al heel snel maar niet met een hoge frequentie. De roep om dankbaarheid breidde zich in de weken daarna uit naar iedereen

die zich op enige manier ingezet had de Nederlandse neutraliteit te behouden. Onder die noemer vallen vanzelfsprekend de militairen, hoewel die opvallend genoeg slechts zelden specifiek genoemd werden. Gesterkt door het feit dat het leger geen grote hoeveelheid expliciete dankbetuigingen in de pers kreeg resulteerde de demobilisatie in de laatste maanden van 1918 tot een teleurgestelde ondertoon bij de (ex)militairen; zij voelden zich niet gewaardeerd. Op 7 december 1918 publiceerde het Algemeen Handelsblad een ingezonden brief met de titel ‘Onze Neutraliteit’. Het dagblad, dat als doelstelling een neutrale en politiek ongekleurde verslaggeving had, gaf de militairen een stem. In de brief werd door de schrijver naar voren gebracht dat, hoewel de zee- en landmacht het in zware tijden vol had weten te houden de oorlog buiten het land te houden en vier jaar lang voorbereid waren geweest Nederland te verdedigen, zij de demobilisatie als een afrekening zagen.49 Daarnaast uitte de

schrijver de kritiek dat verdediging van de neutraliteit door de

strijdkrachten geen wenselijkheid maar een noodzakelijkheid was, sommigen zagen dit blijkbaar andersom en vonden na afloop van de oorlog een leger niet per definitie onmisbaar of belangrijk. De kritiek op het leger had vooral een financiële grondslag. Waarom zou het Nederlandse leger na 1918 immers in stand moeten blijven? In de ogen van de militairen werd door het volk geredeneerd dat Nederland geen leger nodig had, het was immers niet bij de oorlog betrokken geraakt. Tot grote woede van de krijgsmacht werd al snel geprobeerd het leger te verkleinen; ‘En dan hoort men van pogingen

om de kosten der mobilisatie te verlagen, omdat het volk deze kosten niet langer kan dragen!’50 Terwijl

Europa altijd groen en grijs gekleurd werd door Duitse en Geallieerde uniformen viel de Nederlandse krijgsmacht al snel uit elkaar.

Na de oorlog zag de Nederlandse regering zich al snel gedwongen voorzichtig en weloverwogen met het geld om te gaan. Terwijl Europa nog vatbaar was voor het opnieuw oplaaien van de strijd, moest

Afbeelding: http://www.wereldoorlog1418.nl/berlijn/deel-07-politici/index.html (17-5-2015).

49 Algemeen Handelsblad, Onze Neutraliteit, 07-12-1918. 50 Algemeen Handelsblad, Onze Neutraliteit, 07-12-1918.

(25)

25 al snel in het defensie budget gesneden worden. Dit terwijl het Nederlandse leger had het nog ontzettend druk had. Met het tekenen van de wapenstilstand was de rust namelijk niet meteen terug gekeerd en was de argwaan naar de oorlogvoerende landen nog altijd aanwezig. In de dagen rond en na 11 november 1918 was er behalve feest dan ook grote onzekerheid. De Tijd schreef reeds op 9 november over het aflopen van de oorlog en de ernst en onzekerheid van de nieuwe situatie die de wapenstand tot gevolg zou hebben. ‘Wat zal ons daarna nog wachten? Het ergste komt misschien

nog.’51

Eind 1918 was de uitkomst van de onderhandelingen die de strijdende partijen voerden dan ook onzeker. De Nederlandse pers voelde dat feilloos aan. Het lag in lijn der verwachting dat Duitsland min of meer verslagen zou zijn als de oorlog langer had geduurd en dat de officiële winst naar de geallieerden zou gaan. De duidelijkheid die het Verdrag van Versailles in 1919 zou bieden en zoals die nu in de geschiedenisboeken staat onder de titel ‘het einde van de oorlog’ was in 1918 echter verre van aanwezig. Het staakt-het-vuren bracht dus niet meteen de rust en stabiliteit die vaak voor vanzelfsprekend aangenomen wordt. De gemaakte afspraken tussen de geallieerden en centralen hadden een alles behalve een gelijke en duurzame situatie opgeleverd. Naast de onzekerheid en verwarring die dit bood, was er in Europa van alles te doen. Zo moesten de slagvelden worden opgeruimd en dienden de kustwateren van mijnen ontdaan worden. De in Nederland en België beruchte Draad, die het neutrale Nederland voor vluchtelingen en deserteurs vanuit België afsloot met een elektrische draad met daarop een spanning van 2000 volt, kon eindelijk verdwijnen en geïnterneerde soldaten konden naar huis gestuurd worden. Ook krijgsgevangenen van beide partijen konden zich voorbereiden op hun thuistocht evenals de troepen die aan het voormalig front gestationeerd waren. Zuidelijk Nederland en met name Limburg werd net als in 1914 weer een politieke kwestie daar Duitse troepen zich op hun terugtocht niets aan dreigden te trekken van de Nederlandse neutraliteit. Het Nederlandse leger leek zich vooral bezig te houden met het in goede banen leiden van de demobilisatie, terwijl in de grensgebieden de neutraliteit op grote schaal geschonden dreigde te worden. Deze onstuimige periode was van grote invloed op de perceptie van de vroeg-naoorlogse pers op de rol van de Nederlandse krijgsmacht.

In de pers werd felle kritiek geuit dat de Nederlandse neutraliteit niet beschermd werd en het Nederlandse leger niets anders deed dan demobiliseren. De demobilisatie en schijnbare achteloos- of ongeïnteresseerdheid in de internationale situatie was volgens diverse opiniërende auteurs een teken dat defensie wellicht besloten had de handhaving van neutraliteitsproclamatie te laten varen. Dit stuitte op onrust en (internationale) kritiek. In een artikel met de titel De Wapenstilstand, origineel

51 De Tijd, Haagsche brieven, 9-11-1918.

(26)

26 afkomstig uit het politiek-links georiënteerde Engelse tijdschrift The New Statesman maar zoals zo vaak overgenomen door Nederlandse bladen, werd heel helder en duidelijk gesteld dat de demobilisatie op een heel ongelukkig moment in gang gezet was. De Europese situatie was met het sluiten van de wapenstilstand nog alles behalve stabiel: juist nu het nodig was, was het leger nergens te bekennen, verweet het artikel de krijgsmacht.52

De Tribune, die een belangrijk aandeel van de linksgeoriënteerde pers vormde, berichtte met enige

verontwaardiging over de geallieerde eisen aan het einde van de oorlog. Terwijl het socialisme in Duitsland opkwam als gevolg van de onvrede in de lagere sociale klassen, die de hogere klassen verantwoordelijk achtten voor de oorlog, werd juist deze groep het hardste aangepakt. De aansluiting bij- en publicatie van het artikel van The New Statesman dat de onrust beschreef is daarmee duidelijk. Toch zag het er volgens de auteur niet naar uit dat het verslagen verklaarde Duitsland bezet zou worden. Het Duitse leger hoefde volgens de gemaakte afspraken niet verplicht te demobiliseren en had het nog altijd de volledige beschikking over zijn spoor- en wegennetwerk. Het leidde ertoe dat

‘…het Duitsche leger gedwongen is te trekken naar een lijn oostelijk van den Rijn, waar het kan blijven staan om eventueel verder opdringen der Geallieerden te beletten en zelfs om de vijandelijkheden

wederom op te vatten…’53

3.2 Het Verdrag van Versailles

Tot het tekenen van het vredesverdrag was niets in de Europese situatie echt zeker en ook wat betreft het Nederlandse leger was er weinig helderheid. Toen op 28 juni 1919 het verdrag van Versailles ondertekend werd, kon in Nederland pas een balans opgemaakt worden. Uit de nieuwsberichten naar de koloniën blijkt hoe in Nederland naar dit verdrag gekeken werd. Uit een artikel dat gepubliceerd werd in de Sumatra Post, overgenomen uit het Algemeen Handelsblad, bleek op een zeer duidelijk geformuleerde en ondubbelzinnig wijze wat het verdrag inhield.

‘Het Algemeen Handelsblad schrijft:

De vredesvoorwaarden, aan Duitschland opgelegd, zijn zóó hard, zóó vernederend, dat zelfs hij die de minste verwachtingen had van den “rechtsvrede”, die te Versailles zou worden tot stand gebracht, diep teleurgesteld moet zijn. […] De Entente wil blijkbaar een volkomen vernietiging van Duitschland. […] Wat Duitschland nu ook doet, of het de voorwaarden aanvaardt of niet, vrede zal er niet komen. Het tot het uiterste vernederde en geknechte Duitschland zal een gevaar voor Europa blijven. Het is naar

52 De Tribune, De Doortocht der Duitsche troepen, 29-11-1918. 53De Tribune, De Doortocht der Duitsche troepen, 29-11-1918.

(27)

27

de overtuiging van het Hand. daarom de plicht van de neutralen om tegen deze vredesvoorwaarden,

die een vergrijp zijn tegen Duitschland en de menschheid, zoo krachtig mogelijk te protesteren.’54

Het verdrag was voor de Duitsers een bron van ergernis, wellicht zou het land besluiten met het in 1919 getekende verdrag te breken; een reële optie om onder de harde eisen uit te komen. Hoewel het verdrag voortkwam uit een wapenstilstand was het alles behalve subtiel in de bestraffing van Duitsland. Stabiliteit in Europa was dus volgens De Tribune en het Algemeen Handelsblad ver te zoeken. Het verdrag resulteerde in een ontwricht Duitsland. Ook in de Nederlandse koloniën wist men na het lezen van dergelijke berichtgeving dat Europa er met het verdrag niet op vooruit ging. De Nederlandse legerleiding realiseerde zich net als de koloniale kranten dat zij nog altijd relevant was bij de handhaving van de neutraliteit. Anders dan veel bladen in Nederland stelde de Sumatra Post dat de rol van de nationale legers voor de neutrale landen gedurende de afwikkeling van het conflict groot was geweest. Zij realiseerden zich terdege dat het Nederlandse leger ook in de nieuwe situatie een plek moest vinden.55 De Nederlandse staat en landsgrenzen stonden na 1918 namelijk onder druk van

de buurlanden. Behalve de eeuwenoude belangen van Duitsland had ook het naoorlogse België belangen die de Nederlandse neutraliteit (en met name die van Limburg) zouden kunnen schaden. België verweet Nederland dat het de oorlog in 1914 naar zijn zuiderbuur had gedwongen waardoor de oorlogsschade aldaar vele malen groter was uitgevallen. Ter compensatie drongen de Belgen aan op een herschikking van het grondgebied.56 Onderstaande kaart geeft weer welke gebieden volgens de

Belgische eisen afgestaan zouden moeten worden en laat daarnaast ook zien dat vooral Limburg, dat militair-strategisch voor België van grote waarde was, de interesse had.

Afbeelding: in het geel het grondgebied van België zoals dat in 1918 was, in het rood de gebieden die de Belgen wensten ter compensatie voor de geleden schade tijdens de oorlog.57

54 De Sumatra Post, Uit ’t Moederland, 28-06-1919,.

55 Het Nieuws van den dag voor Nederlands Indië, De Neutraliteit van België, 25-03-1919. 56 P. Moeyes, De Sterke Arm en de Zwakke Hand, 325-326.

(28)

28 Te midden van alle onrust en instabiliteit moesten de achtergebleven Duitse troepen zich, om te voldoen aan de eisen van de in 1919 opgelegde overeenkomst, terug naar Duitsland verplaatsen. De kortste route van het westfront naar Duitsland was voor veel militairen die via Limburg. Een route die, nu de oorlog toch voorbij leek, steeds vaker door grote troepenaantallen genomen werd. De voorspelling van De Tribune kwam uit, het Duitse leger trok zich terug zonder de Nederlandse neutraliteit te ontzien. De militairen hadden geen militaire ambities of belangen en zagen zich zodoende legitiem om via Nederland huiswaarts te reizen.

Hiermee werd de neutraliteit van Nederland echter wel degelijk geschonden. Het Nederlandse leger zag zich zodoende genoodzaakt ondanks de demobilisatie een rol bij de Duitse terugtocht te spelen. In het landelijk uitgegeven De Tijd, dat met een oplage van bijna 50.000 kranten tot de populairdere kranten gerekend kan worden58, werd op 16 november 1918 gemeld dat ongelofelijke aantallen Duitse

soldaten door Limburg trokken van dermate grote proportie dat van tegenhouden onmogelijk sprake kon zijn.

Afbeelding: Terugtrekkende Duitse soldaten lopen bepakt en bezakt door een straat met puinhopen op de achtergrond. Belgisch Limburg, 1918.

Eenmaal aangekomen bij de Nederlandse grens werden zij door het Nederlandse leger dan ook ontwapend en in goede banen naar de Nederlands-Duitse grens geleid. Van toekijken was geen sprake hoewel dit hen wel in veel artikelen verweten werd.

Naast het innemen van de wapens had de ordehandhaving de prioriteit die tijdelijk zelfs boven de handhaving van de neutraliteit geplaatst werd.59

De kritiek op het leger was in deze periode van

onzekerheid niet uit de lucht en nam steeds grovere vormen aan. Hoewel De Tijd dit in zijn artikel buiten beschouwing liet, ging volgens veel journalisten en redacties de handhaving van de neutraliteit vóór de handhaving van de orde. Die situatie was nu juist omgekeerd. Naar aanleiding van onderzoeken naar deze kwestie publiceerden de Nederlandse kranten artikelen waarin openlijk de

58 Frank van Vree, De Nederlandse Pers en Duitsland. 1930-1939. Een studie over de vorming van de publieke opinie. (1989) 358. 59 De Tijd, Duitsche troepen door Limburg, 16-11-1918.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door het gebruik van een mixed- methods benadering wordt de geldigheid van de resultaten verhoogd en kan er een volledig antwoord gegeven worden op de onderzoeksvraag: in hoeverre

Ik loop er dagelijks voorbij, en het was voor mij eene der aangename gevolgen van den oorlog (er zijn er andere, waar ik reeds op wees en waar ik op terugkeer), dat ik sedert een

Dans la nuit du 26 au 27 septembre, deux colonnes allemandes appuyées par une forte artillerie tentent d’établir une tête de pont à Luvungi, pour couper les communications entre

1 tracht door een analyse van de centrale categorie van de sociologie, namelijk het positionele handelen, vast te stellen wat de oorzaken ' van het conflict zijn en in welke

niet verder gaat dan de gladde buitenkant, met nadruk op meestal oninteressante jeugdherinneringen en vcrhaaltjes over de studietijd, waarbij het er kennelijk

Het zal moeten blijken, of hierdoor de versterking van de democratische drijf- kracht in het staatsbeleid zal worden verkregen, welke wij daarvan meenden te mogen verwachten; of

Recht- en diagonaal opgestelde boxen, wel of niet doorlopend van voor- tot achterwand, zeugen met de kop naar de voer- gang, naar de muur of in lengte-opstelling van de voergang,

BRAND LOYALTY Brand Trust Involvement Commitment Switching Costs Customer Satisfaction Culture Perceived Value Brand Performance Relationship Proneness Brand Relevance