• No results found

Het Von Moltke argument leek te zijn verworden tot een gelegenheidsargument en was het sterkste dat voorstanders van een klein of wegbezuinigd leger moest doen dat hun visie een gevaar voor de neutraliteit was. Een relatief goed veldleger zoals dat bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog langs de grenzen stond was een noodzaak. Het verleden had de afschrikwekkende werking immers bewezen. Hoewel het leger in 1914 in werkelijkheid een te betwijfelen slagkracht had, was het volgens de gebruikers van het argument onmisbaar gebleken om vooral het zuiden van Nederland voor neutraliteitsschendingen te behoeden. Toch waren er ook die het bestaan van het argument stellig tegenspreken. In het progressief liberale Het Vaderland werd een Kamerverslag geplaatst dat het de argumentatie van de S.D.A.P. weergaf.95 Naar aanleiding van een opmerking van de links-liberale

vrijzinnige democraat dhr. Ketelaar antwoorde het S. D. lid;

Von Moltke zou het Nederlandse leger niet gevreesd hebben. Een vreemde opmerking die ook uit verband geplaatst lijkt te zijn in het artikel. Uit de onderbouwing blijkt de wanhoop waarmee de stelling onderbouwd werd. ‘De gassen brengen een nieuw wapen. Wat kan Nederland er tegen doen?

Afweermiddelen hebben wij niet; in 1914 hadden wij ook niets. Maar die weerloosheid is gevaarlijker

dan ontwapening, omdat het lijkt alsof wij niets kunnen.’96

Volgens het S.D. lid zou het beter zijn geen leger te hebben, dan een leger dat wellicht geen stand zou kunnen houden of door modern wapentuig snel verslagen zou worden. Voorstanders van de ontwapening probeerden het argument van de andere partij onderuit te halen, waarvoor zelfs gasaanvallen, die in 1914 nog niet structureel toegepast werden, als argument diende. De ontwikkelingen in de chemische oorlogvoering vormden halverwege de jaren ’20 weliswaar een groot gevaar, maar of ontwapening de neutraliteit kon verzekeren tegen een agressor die bereid zou zijn

94 Ibidem.

95Het Vaderland, Staatsbegroting voor 1925, 19-12-1924. 96 Ibidem.

45 gasaanvallen te doen op de bevolking is uiterst onwaarschijnlijk. Ook oud-opperbevelhebber Snijders stelde dat het gevaar van de chemische wapens zwaar overschat werd en dat gasaanvallen geen groot risico vormden voor de burgerbevolking. Ontwapening uit angst voor gasaanvallen zou de het behoud van de neutraliteit in geval van Europese conflicten in ieder geval geen goed doen.97

Een aantal maanden later, in 1927, vond de onbekende S. D. spreker echter bijval toen een transcriptie van een Tweede Kamerdebat werd geplaatst in Het Volk, dat ieder antimilitaristisch argument leek te willen publiceren en uitspraken van de oud-opperbevelhebber in zijn argumentatie inzette98:

Dat Snijders, die het leger in 1914-1918

had geleid, zou trachten te bewijzen dat hij en zijn troepen geen aandeel in de Duitse besluitvorming en daarmee neutraliteit had, is een ondenkbare aanname. Generaal Snijders had na de oorlog wel degelijk onderzoek gedaan naar het succesvolle behoud van de neutraliteit en de rol van het leger hierin. Gebleken was dat behalve militaire ook economische en politieke redenen het besluit van Von Moltke hadden gesteund waardoor de reden misschien iet zuiver militair, maar wel doorslaggevend was.99

,100

Het Algemeen Handelsblad dat in het bezuinigingsdebat over het algemeen minder gekleurd berichtte dan veel van de reeds genoemde kranten ondersteunde deze uitspraak en berichtte op 4 maart 1927 dat Duitse soldaten achteraf over Von Moltke’s besluit zouden hebben gezegd; ‘Hadden we in 1914

Von Moltke niet gehad, dan hadden we door Nederland kunnen trekken en hadden wij den slag bij de

Marne niet verloren.’101 Als zelfs Duitse militairen Von Moltke verweten een verkeerde beslissing te

hebben gemaakt, dan kon de argumentatie van de linkse pers niet anders dan onjuist zijn.

In het buitenland werd het Von Moltke argument ook onderkent en werd de rol van het Nederlandse leger in zijn besluit bevestigd. In het internationale debat over de ontwapening werd dit voorbeeld de succesvolle neutraliteitshandhaving door Nederland maar wat graag aangehaald als argument om de nationale defensie in stand te houden. Het was een van de weinige legers geweest dat een land gediend had dat door diens inzet neutraal gebleven was en kon wellicht voorkomen dat het eigen leger

97 Norbert-Jan Nuij, De dauw des doods : Nederland en de dreiging van chemische oorlogvoering, 1918-1939 (Soesterberg 2002). 98 Het Volk, Onze ontwapeningswet in de Tweede Kamer, 04-04-1927.

99 J. Buijs, De Spoorbrug bij Roermond, Oorzaak van de Nederlandse neutraliteit in 1914? Beschikbaar via: (http://www.kvbk- cultureelerfgoed.nl/MS_PDF/1992/1992-0411-01-0113.PDF) (14-5-2015).

100 Voor deze economische, politieke een ook cultuur-historische redenen verwijs ik naar de bachelor scriptie uit 2014: Holland und Wir, Duits-Nederlandse

betrekkingen gedurende de Eerste Wereldoorlog. Hierin staan deze onderdelen van de Duitse ‘twijfel’ beschreven.

46 ook zou verdwijnen, elders in Europa waren de krijgsmachten gedurende de jaren ’20 ook aanzienlijk verkleind.

In januari 1925 was over de rol en noodzaak van het Nederlandse leger bij het handhaven van de Nederlandse neutraliteit in 1914-1918 overeenstemming bereikt in de internationale pers.102 De twee

onderstaande artikelen waarin buitenlandse bewindslieden hun visie weergeven, bevestigen de visie van de liberale pers.

Het waren de kleurloze Gooi- en Eemlander en de liberale Het Vaderland die deze artikelen plaatsten.103 Toch zou onder meer Het Volk blijven proberen dergelijke berichten tegen te spreken. Zo

bleek volgens deze krant dat Generaal C. J. Snijders tien jaar na dato de weermacht een ‘legertje’ genoemd had en werd bekend gemaakt dat hij van mening was dat: ‘Ware Nederland in den oorlog

betrokken geworden, zoo zouden de noodlottigste gevolgen daaruit zijn voortgevloeid’.104 Erg veel

vertrouwen had hij volgens de krant niet in het leger en de instandhouding ervan werd door hen als

‘Doelloos Militarisme’ bestempeld. Hoewel Snijders deze uitspraken wel degelijk gedaan had, werden

deze door de pers gebruikt om de zinloosheid van het leger te onderstrepen en zo de ontwapening te rechtvaardigen terwijl zij dit niet origineel niet tot doel hadden. Een brochure van Snijders’ grote tegenstander Prof. Dr. D. van Embden, waarin de standpunten van Snijders voor de lezers uitgewerkt werden onder noemer 1o. en 2o., versterkte de opvattingen onder de linker vleugel van de publieke opinie. Beide standpunten werden in artikelen van o.a. Het Volk verwerkt om daar publiekelijk door Van Embden onderuit gehaald te worden.

102 De Gooi- en Eemlander, Nederland en Oranje, 07-01-1925.

103 Het Vaderland, De Duitssche opmarsch langs Limburg’s grens, 06-06-1925. 104 Het Volk, Doelloos Militarisme, 23-10-1928.

47 Snijders zou in de Haagse dierentuin zijn standpunten eens te meer onder woorden brengen in een rechtstreeks debat met zijn politiek tegenstander. Hij stelde het volgende; ‘Oorlogsgevaar bestaat

practisch voor Nederland uitsluitend in de kans, te worden meegesleept in een gewapend conflict van anderen West-Europeesche mogendheden onderling. In zoodanig geval, waarin onze onzijdigheid slechts door eene beperkte strijdmacht bedreigd kan worden, is zelfs een bescheiden, doch deugdelijke weermacht van een kleinen neutralen staat een factor van beveiliging. Zij biedt geen volstrekte

veiligheid onder alle omstandigheden, maar de grootst mogelijke kans daarop.’105 Door deze

argumenten en de reacties van Van Embden die hij met zwakke statistische gegevens probeerde te ondersteunden bleef Snijders’ eigen visie op zijn leger overeind. Studies van zijn oudere broer, W.G.F. Snijders, bevestigden zijn visie die gestoeld was op zijn eigen ervaringen en op de argumenten van Von Moltke.106 Hij vatte het nogmaals samen; ‘Elke onzijdige weermacht, ongeacht hare sterkte, oefent in

beginsel eene zekere preventieve werking uit. Deze wordt echter krachtiger en zekerder, naarmate de weermacht meer beteekent. Want in diezelfde mate zal zij, ingeval van schending, meer krachten van den schender binden, - zal het dezen moeilijker vallen, die krachten aan de hoofdmacht te onttrekken, en des te waarschijnlijker wordt het, dat de gevaren en nadeelen, welke voor de beslissing op het hoofdoperatietooneel uit die onttrekking zullen voortvloeien, niet zullen worden opgewogen door het

voordeel, hetwelk men van de schending zou verwachten.’107

105 P. Moeyes, De sterke arm, de zachte hand in ‘De strijd om de vrede’. 106 Ibidem.

48 Bij uitzondering vond oud-opperbevelhebber Snijders

bijval en werd het succes van de preventieve werking van zijn leger aangesneden door schrijvers die buiten het debat om de behoefte voelden lof te uiten aan de militairen en de defensieorganisatie. Net zoals in 1918 de suggestie voor monumenten gedaan werd, werden ook in de jaren ’20 dankbetuigingen geplaatst. Wellicht vreesden de schrijvers hiervan dat de ex-militairen gedurende de discussie geen eer aan zou worden gedaan, iets wat door spotprenten als de hiernaast ingevoegde werd bevestigd.

‘De mobilisatie-slachtoffers’ - Het "mobilisatie-kruis",

4.4 De nieuwswaarde van oorlog dat de geachte spreker niet ziet!108

Opmerkelijk is de hoeveelheid aan historische vertellingen en onderzoeken die in deze periode gepubliceerd werden. Beschouwende stukken over de slagen bij de Marne, Verdun, het in Noordwest- Europa vaak vergeten en oostfront vele andere gebeurtenissen bevestigen de interesse van het Nederlandse lezerspubliek in de gebeurtenissen tussen 1914 en 1918. Talloze artikelen bespreken soms pagina vullend de slagen van de oorlog, de planning, de uitvoering van militaire strategieën in heden en verleden en de bezuinigingsproblemen op allerlei niveaus binnen de krijgsmacht. Gedurende het Interbellum informatie kwam meer informatie beschikbaar en werd deze aan de beschouwingen toegevoegd.109

De neutraliteit van Nederland kreeg in deze stukken niet per definitie aandacht. Toch zal door de toenemende hoeveelheid publicaties en de details die hierin, maar ook in literaire werken als Im

Stahlgewittern en Van het Westelijk Front geen Nieuws, de realisatie dat oorlog in de toekomst

voorkomen moest worden gegroeid zijn.

108http://www.geheugenvannederland.nl/?/nl/items/ATVS01:1284 (15-08-2015). 109Div. krantenkoppen: De Tijd, 13-10-1928 en Het Vaderland, 04-11-1928.

49

4.5 Deelconclusie

Gedurende de bezuinigingsperiode halverwege de jaren ’20 van de twintigste eeuw werd in de schrijvende pers volop gespeculeerd over het aandeel dat de krijgsmacht moest krijgen in de begroting en in de maatschappij. In het kader van de Volkenbond en de Europese vredeswens riepen velen om ontwapening. Vooral de linkse pers zag dit als beste middel om de naoorlogse situatie dragelijker te maken. Het grootste succes voor hen werd behaald toen de Vlootwet werd afgekeurd. De bezuinigingen op het leger hadden echter ook grote nadelige gevolgen voor grote groepen van de bevolking die hun geld verdienden met werkzaamheden voor het leger, hetzij als militair, hetzij als civiel aannemer of middels andere werkzaamheden. Vanaf dat moment realiseerde ook de linkse pers dat de bezuinigingen niet alleen maar voordelen kenden. In het budget werd hoe dan ook flink gesneden waardoor de vraag rees welke bestemming het overgebleven geld diende te krijgen. Het restant van het leger stelde niet veel meer voor en was slechts een schim van wat het in 1914 was. Voorgesteld werd om met de beschikbare middelen een politieleger op te richten. Dergelijke voorstellen voedden een nieuw debat waarin de wens tot ontwapening weer op leek te komen maar dat dit keer felle tegenstand kreeg van de liberale zijde. De neutraliteit was in het geding wat een hevig en langdurig debat tot gevolg had waarin zelfs het Von-Moltke-argument werd weerlegt. De oud- opperbevelhebber moest er zelfs aan te pas komen om de linkse tirade te doen beteugelen. Vanaf dat moment kwamen er ook sterke geluiden op die de rol van het leger in 1914 en de huidige situatie onderkende. Het leger had dan misschien niet veel voorgesteld, toch had het invloed gehad op de Duitse legerleiding die zich er uiteindelijk van overtuigden Nederland zo lang als mogelijk met rust te laten. Eindelijk leek een realistische visie op de neutraliteitshandhaving door te dringen in de pers. Ook de interesse in de gebeurtenissen gedurende 1914-1918 wonnen aan populariteit. Terwijl meer informatie, de het verwoestende karakter van de moderne oorlogvoering beschreef, beschikbaar kwam en het debat in de midden jaren ’20 voor velen had duidelijk gemaakt dat het Nederlandse leger een grote rol had gespeeld en kon spelen in de neutraliteit van Nederland, zou de toekomst uiterst onzekere tijden brengen. Vooral Duitsland zou hier een grote rol in spelen.

50

{1929 – 1939}