• No results found

Terwijl steeds meer bekend werd over de oorlogsplannen, dubbele agenda’s en geheime afspraken, was het een oplettende journalist van Het Centrum die de memoires van Von Moltke verbond aan de rol neutraliteitshandhaving van Nederlandse veldleger in de zomermaanden van 1914. Het is een van de weinige artikelen in deze periode waarin zo expliciet genoemd wordt wat de rol van het leger eigenlijk geweest was.73

Het Centrum, 22 december 1922.

73 Het Centrum, Herinnering aan 1914, 22-12-1922.

35

Het Centrum, een krant met katholieke wortels dat zich net zoals De Tijd niet of nauwelijks een negatief

uitliet over het Nederlandse veldleger, merkte op 22 december 1922 op dat de Nederlandse besluitvorming rondom de inrichting van het leger vóór de Eerste Wereldoorlog had bijgedragen aan het behoud van de neutraliteit. Hoewel beide kranten in beginsel een voorstander van de ontwapening waren, zagen zij sinds het Verdrag van Versailles in dat ontwapening een groot gevaar voor de neutraliteit tot gevolg kon hebben.

De Tijd en Het Centrum vormden vanaf dat moment een platform om dit standpunt op historische

gronden te onderbouwen.74 Het leger was en bleef, hoewel hij wel verkleind diende te worden,

noodzakelijk. Een compliment dat echter blijvend overschaduwd werd door discussie van de meer politiek gekleurde kranten. Met het artikel van 22 december maakte Het Centrum eens temeer duidelijk dat in het lopende debat over de legerwet en eventuele hervormingen, waarover in 1922 nog altijd gesproken werd, het belang van de ervaringen uit 1914-1918 uit het oog verloren geraakt was.

‘In elk geval wordt het nu toch tijd, dat men de gebeurtenissen van 1914 en de gevaren, welke daarbij ons land heeft geloopen, stelt in het juiste licht, en zich te dien aanzien onthoudt van grootendeels

onjuiste, eenzijdige en tendentieuze geschiedschrijving.75 Vulde de krant aan.

In de periode 1918-1922 werden de historische feiten mede door een gebrek aan informatie weinig aangehaald. Een belangrijke ontwikkeling ter bevordering hiervan deed zich daarna echter voor toen de publicatie van brieven en memoires van de in 1916 overleden Duitse legerleider Von Moltke plaatsvond. Uit zijn memoires bleek dat het gewapende aspect van de Nederlandse neutraliteit de Duitse legerleider angst in had geboezemd.76 In navolging van de memoires vonden meer berichten

via de pers de openbaarheid die het leger en het politieke besluit tot inzet ervan prezen. Een duw in de rug voor defensie dat, onder druk van de politiek en pers zijn bestaansrecht in de afgelopen jaren serieus in gevaar had zien komen. Er leek een kentering te komen in het voordeel van de krijgsmacht. In de maanden die volgden kwam er steeds meer aandacht voor de ‘preventieve rol’ die het leger in 1914 bekleed had.77 Negen jaar later verschenen uitgebreide artikelen in de Nederlandse kranten die

de spannende oorlogsdagen van juli en augustus 1914 aan de hand van openbaar geworden materiaal nauwkeurig beschreven. Zeer scherp werd hierin ook terug gerefereerd aan de Marokkaanse crisis van 1905 waarin Duitsland overwogen had Frankrijk aan te vallen via Nederland, dat op dat moment onmogelijk in staat had geweest deze aanval te weren.78

In het originele Von Schlieffenplan (dat reeds in 1905 dreigde te worden uitgevoerd) zou de Duitse opmars anders dan in het plan van Von Moltke, door Limburg trekken. Von Moltke, die door historica

74 De Tijd, Leger Re-Organisatie 25-07-1919. 75 Het Centrum, Herinnering aan 1914, 22-12-1922.

76 A.Mombauer ,Helmuth Von Moltke and the Origins of the First World War 94-96. 77 De Tijd, De Preventieve Beteekenis van ons Leger in den Oorlog, 12-10-1923. 78 De Tijd, BOEKEN EN TIJDSCHRIFTEN over Roermond, 15-09-1923.

36 Anikka Mombauer onderzocht werd en door haar een groter militair strateeg wordt genoemd dan Von Schlieffen, had het plan aangepast uit angst voor het Nederlandse leger. Een risico dat Von Schlieffen kennelijk niet onderkent had.79

Toch kwamen deze voor het leger optimistische berichten aan de late kant. Het land verkeerde financieel in zwaar weer. Ondanks dat, mede door de verbeterde argumentatie, vanaf 1922 steeds vaker aangenomen werd dat de rol en aanwezigheid van een geloofwaardig leger voor de neutraliteit belangrijk was geweest en zou blijven, ging de geldkwestie een grotere rol spelen. Hoewel de toon aan het einde van deze periode leek te veranderen, waren het zware bezuinigingen die dwongen tot grote concessies. In pers verschenen voorspellingen die weinig rooskleurig waren.80 ‘Daar was geen woord

Fransch bij’, stelde de journalist in het artikel.

79 A. Mombauer ,Helmuth Von Moltke and the Origins of the First World War 94-96. 80 De Telegraaf, Woordenspel, 30-01-1924.

37 3.5 Deelconclusie

Gedurende de Eerste Wereldoorlog was het Nederlandse leger door de diverse mobilisaties flink gegroeid. Sociale onrust binnen de krijgsmacht dreigde en ook de hoge kosten die aan een zinloos leger leken te worden uitgegeven werden een punt van discussie. Toen in november 1918 een wapenstilstand getekend werd, werd de krijgsmacht dan ook snel gedemobiliseerd. Terwijl het leger decimeerde rees de vraag in welke vorm de krijgsmacht moest voortbestaan. Liberale en socialistische kranten als Het Vaderland, Het Volk, De Tribune, en de meer neutrale de Nieuwe Rotterdamsche

Courant en Het Algemeen Handelblad voedden dit politieke debat waarin de rol van het leger in 1914-

1918 veelvuldig aangehaald werd. Toch raakte de daadwerkelijke preventieve rol die het leger gespeeld had bedolven onder kritiek op de rol die het na augustus 1914 speelde en verzandde de pers in een discussie getekend door onwetendheid, drogredenen en niet of slecht onderbouwde stellingen. De katholieke bladen zoals Het Centrum en de Tijd alsmede kleinere lokale en koloniale bladen namen wat afstand van het debat dat door verwarring en onzekerheid omtrent de nieuwe veiligheidssituatie getekend werd. Het waren deze bladen die een meer historisch overzicht gaven. Naarmate meer informatie beschikbaar kwam (met de memoires van Von Moltke als cruciaal omslagpunt) werden de berichten in de deze bladen uitgebreider, meer onderbouwd en werd het mogelijk deze in het politieke debat te incorporeren. Terwijl de meer linkse kranten halsstarrig vasthielden aan hun wens het leger te doen krimpen om zo tegemoet te komen aan een financieel eerlijkere en meer socialistische maatschappijen, pleitten de meer rechts georiënteerde kranten ervoor het leger, hoewel concessies onvermijdelijk leken, in stand te houden. Pas na enkele jaren waarin vooral besluiteloosheid heerste kwam er dus meer inzicht in de rol van het leger en kon de betekenis ervan voor de neutraliteit meegenomen worden in de argumentatie van zowel de linkse- als rechtse pers.

In de eerste helft van de jaren 20 van de twintigste eeuw stond het Nederlandse leger echter wederom onder grote druk. Dit keer niet omdat de Nederlandse pers het beschuldigde van een niet-neutrale houding, maar door de staatsbegrotingen die fors minder budget voor defensie konden reserveren.

{1924 – 1928}

38 1924 was een belangrijk jaar voor de Nederlandse defensie ter land en ter zee. Grote bezuinigingen bleken om een aantal redenen noodzakelijk voor alle ministeries en dus ook voor de weermacht en de vloot. Hoewel Nederland hoopte op een groei van de welvaart na de oorlog en deze na 1918 ook kortstondig leek plaats te vinden, werd de economie door financiële crises in de landen die van een oorlogseconomie herstellende waren het dal in getrokken.81 Het ontstane geldgebrek zou een grote

rol gaan spelen in de besluitvorming omtrent de hervorming van de krijgsmacht. Toch ging er ook een meer ideologisch gestuurd debat aan vooraf waarin de historische ervaringen een rol speelde. In 1920 had Koningin Wilhelmina een versterking van defensie gelast, terwijl het plan van de Volkenbond om te ontwapenen aan populariteit won. Het grote aantal wapens in Europa zou immers een stimulerende invloed op het uitbreken van oorlogsgeweld kunnen hebben. Gedurende de discussie over het al dan niet deelnemen aan de Volkenbond ontstond een tweedeling. Enerzijds wilde Nederland mee in het idee van de Volkenbond, anderzijds zag het in dat de koloniale belangen om militaire middelen vroeg. De groei die defensie, ondanks de publieke discussie, hoopte in te zetten stuitte dan ook op veel binnenlands, maar ook internationaal verzet. De Volkenbond beschuldigde Nederland ervan dat zijn leger 58 procent groter was dan het in 1913 was en verzocht dringend maatregelen. ‘Ons leger is wel duur, maar niet veel waard’ stelde secretaris-generaal van het ministerie van Buitenlandse Zaken Snouck Hurgronje in de hoop de kritiek te laten verminderen. De internationale roep om verdragen en allianties dreigden Nederland echter uit het debat weg te jagen; het land wenste zelfstandig te blijven. Toch raakte veel Nederlanders, mede door de vestiging van de Volkenbond in Den Haag, gecharmeerd van de idealen van de Volkenbond. Vooral de linksgeoriënteerde pers reageerde enthousiast over de ontwapening en het idee dat daarmee een einde zou komen aan het imperialisme van de Europese grootmachten. Toen in 1923 de Vlootwet ingediend werd kwam dit voor velen dan ook als een grote schok. Een fel debat over de wens van de marine tot uitbreiding volgde tot met een meerderheid van één stem de wet verworpen werd door de linkse vleugel en een aantal katholieke dissidenten.82 Deze laatste groep toonde glashard zijn afkeer

81 H. J. G. Beunders, Weg met de vlootwet. De maritieme bewapeningspolitiek van het kabinet Ruys de Beerenbrouck en het succesvolle verzet daartegen in

1923. (Amsterdam 1984) 58.

39 tegen de ‘rode en heidense’ marine en gaf aan dat de katholieken, behalve de missie, weinig belangen in de overzeese gebieden hadden en vergeefs hadden geprobeerd de situatie van de katholieken in de marine te verbeteren.83 Door de meerderheid aan stemmen tegen de vlootwet en de bezuinigingen

die vanaf dat moment doorgevoerd werden zou de marine er uiteindelijk twaalf-en-een-half miljoen gulden op achteruit gaan en zag door de afkeuring van de Vlootwet de realisering van de marine als grote zeemacht voorgoed verdwijnen.

De socialistische pers was hier vanzelfsprekend zeer positief over gestemd en nam nu het in de politiek zijn gelijk had gekregen duidelijk stelling in de publieke discussie. ‘Het geldverslindende monster dat

leger heet…’ had in de oorlog al veel te veel geld gekost en daar zou vanaf nu korte metten mee

gemaakt worden. Er waren in de voorbije jaren al wel wat bezuinigen doorgevoerd maar die waren, hoe hard ook, verre van toereikend, bevestigde Het Volk.84

De Volkenbond, die wenste dat het defensiebudget weer het peil van 1913 zou krijgen, vond dan ook bijval van hun zijde. Een goede arbitrage zou oorlog kunnen voorkomen, wat goed was voor de gewone Nederlander. Toch stelde Troelstra, leider der socialisten, dat ‘Neutraliteit zonder bewapening [niet mogelijk] was’ en ‘weerloosheid getuigde van nationaal egoïsme’, lafheid, karakterloosheid en zedelijke minderwaardigheid’. Volgens de socialisten waren er zodoende twee opties ten aanzien van de legerhervorming, een volksleger of ontwapening.85