• No results found

Wonen voor Allochtone ouderen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wonen voor Allochtone ouderen"

Copied!
79
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)AFSTUDEERONDERZOEK | WONEN VOOR ALLOCHTONE OUDEREN Guido Heeren & Dirk Hellegers.

(2) Wonen Voor Allochtone Ouderen. AFSTUDEERONDERZOEK. Studenten: Guido Heeren Studentnr.: 2018334 Profiel: Vastgoed gjw.heeren@student.avans.nl Dirk Hellegers Studentnr.: 2022490 Profiel: Bouwen & Wonen dhm.hellegers@student.avans.nl Afstudeerbegeleiders: Marc van Dun mjp.vandun@avans.nl Jaap Korteweg j.korteweg@avans.nl Datum:. 16 juni 2011 te Tilburg. 1.

(3) Wonen Voor Allochtone Ouderen. VOORWOORD Voor u ligt de afstudeerscriptie dat geschreven is ten behoeve van de afronding van de studie bouwkunde (uitstroomprofiel bouwen & wonen) en bouwtechnische bedrijfskunde (uitstroomprofiel vastgoed) aan de Avans Hogeschool te Tilburg. Met de opgedane kennis is het nu tijd om de opleiding tot een succes af te ronden. Dit rapport is het resultaat van onze afstudeerfase. We hebben diverse interessante afstudeeronderwerpen overwogen. Uiteindelijk zijn we tot een actueel onderwerp gekomen waar we niet omheen kunnen in de toekomst. De vergrijzing in Nederland. Deze vergrijzing brengt veel veranderingen met zich mee op verschillende vlakken. Binnen deze groep van 65-plussers (ouderen) neemt het aandeel van niet-westerse allochtone ouderen ook sterk toe. De vraag die hieruit naar voren kwam was: of deze groeiende groep (niet-westerse allochtone ouderen) nieuwe kansen kan creëren voor maatschappelijke vastgoedontwikkelaars. Ten slotte willen wij Marc van Dun en Jaap Korteweg bedanken voor de begeleiding tijdens ons afstudeeronderzoek. Tevens willen we Woonbedrijf te Eindhoven en alle andere externen bedanken die aan ons onderzoek hebben meegewerkt.. Tilburg, juni 2011. Guido Heeren Dirk Hellegers. 1.

(4) Wonen Voor Allochtone Ouderen. SAMENVATTING De vergrijzing in Nederland brengt veranderingen met zich mee. Ontwikkelaars kunnen hier niet meer omheen, omdat dit veranderingen met zich mee zal brengen op de vastgoedmarkt. Ontwikkelaar zien momenteel kansen in de vergrijzing, door woningen te realiseren die aansluiten op de wensen van de welvarende autochtone 65-plussers. Maar ook de groep niet-westerse allochtone ouderen (65-plussers) zal sterk stijgen, namelijk met 470 procent in de komende 30 jaar (van 70.000 naar 400.000 mensen). Deze nietwesterse allochtone ouderen hebben vaak niet de financiële middelen om zelf in hun huisvesting te voorzien. Door de toename van de groep niet-westerse allochtone ouderen in de komende 30 jaar dienen er maatregelen te worden getroffen om aan de behoeftes en wensen van deze groep op vastgoedniveau te voldoen. Uit dit probleem is de vraag gevormd voor dit onderzoek, “Zijn er kansen voor maatschappelijke ontwikkelaars om huisvesting te ontwikkelen voor niet-westerse allochtone ouderen”. De wensen en behoeftes van deze groep zullen verschillend zijn op gebied van woning, woonomgeving, benadering en betrokkenheid bij een project ten opzichte van de autochtone ouderen. Het doel van dit afstudeeronderzoek is om inzicht te krijgen of, door de groeiende groep niet-westerse allochtone ouderen, de vraag naar specifieke huisvesting (vastgoed) echt veranderd. De vraag is of deze veranderingen dermate groot zijn, dat dit zich vertaald in kansen voor een maatschappelijke vastgoedontwikkelaar in de komende jaren. Niet iedere woningcorporatie heeft dezelfde kansen om een dergelijk project voor niet-westerse allochtone ouderen op te starten, dit is afhankelijk van verschillende variabelen. Er zal inzichtelijk worden gemaakt of er kansen bestaan om aan de woonvoorkeuren van de groeiende groep niet-westerse allochtone ouderen te voldoen en op welke gebieden deze kansen liggen. Dit zal gebeuren door literatuuronderzoeken en door middel van enquêtes onder verschillende woningcorporaties (maatschappelijke ontwikkelaars) in Nederland over het huisvesten van niet-westerse allochtone ouderen. De sterkst stijgende groep binnen de niet-westerse allochtone ouderen zijn de Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen. Deze ouderen zijn voornamelijk woonachting in de vier grootste steden en omgeving van Nederland, namelijk Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht. Door een lage opleiding en een onvolledig AOW, bevinden deze ouderen zich aan de onderkant van de inkomensverdeling. Hierdoor kunnen ze moeilijk voorzien in eigen huisvesting. In het beleid, over wonen en zorg, van de overheid ligt het 2.

(5) Wonen Voor Allochtone Ouderen accent op de zelfstandig wonen, er is veel minder aandacht voor een woonsituatie waar deelname aan de samenleving een rol speelt. Een merendeel van de niet-westerse allochtone ouderen willen Nederland als thuisland houden en keren niet terug naar het land van herkomst, wat oorspronkelijk wel het doel was. Doordat deze ouderen lang de wensen hadden om terug te keren weten ze niet wat een ouderenwoning inhoud, dit zal aan deze groep duidelijk moeten worden gemaakt. De groep niet-westerse allochtone ouderen is divers, daarom dient het aanbod van woningen ook gevarieerd te zijn. Het is van belang dat woningcorporaties de toekomstige bewoners van een complex betrekken bij het ontwerpproces en dat de groep anders wordt benaderd. Woonwensen van allochtone ouderen wijken niet zo veel af van Nederlandse ouderen. Oudere migranten wonen vaak al lang in Nederlandse huizen en zijn gewend aan de Nederlandse inrichting. Een woningplattegrond van een gemiddelde ouderenwoning zou dus prima kunnen voldoen als plattegrond voor niet-westerse allochtone ouderen. Maar er zijn zeker specifieke wensen die per groep en binnen deze groep ook per individu kunnen verschillen. De woonwensen verschillen op gebied van een gesloten keuken, scheiding tussen openbaar en privé, slaapkamer, bidet, apart toilet en 2 vetrekken waar de mannen en vrouwen gescheiden kunnen zitten. Ook blijven ze het liefst in de vertrouwde woonomgeving wonen, in de buurt van familie, kennissen en voorzieningen. Om een project te realiseren voor niet-westerse allochtone ouderen kan er het beste worden gekozen voor een complex waar niet-westerse allochtone ouderen en autochtone ouderen samen wonen, als dit de mogelijk is. Afhankelijk van de groep niet-westerse allochtone ouderen kan er voor gekozen worden om de ouderen verspreid door het complex te situeren (stippelmodel) of deze ouderen in aparte vleugel of verdieping te plaatsen (harmonicamodel). Als de groep of locatie dermate geschikt is kan er ook voor gekozen worden om een complex te realiseren alleen voor allochtone ouderen, maar de voorkeur gaat uit naar een mengeling van allochtone en autochtone ouderen. Een complex dat gericht is op allochtone ouderen zal enkele wijzigingen hebben ten opzichte van een complex waar alleen autochtone ouderen wonen. Bijvoorbeeld de aanwezigheid van een moskee, gebedsruimte of hamam en de indeling van de gemeenschappelijke ruimtes. Een punt van aandacht is het woningtoewijzingsbeleid. Voorrang verlenen aan bepaalde groepen mensen gaat niet samen met de normale woonruimteverdelingregels. Hierdoor zal het woningtoewijzingsbeleid van de woningcorporatie dienen te worden aangepast. Een merendeel (70 procent) van de ondervraagde woningcorporaties geven aan dat ze kansen zien in het huisvesten van niet-westerse allochtone ouderen, alleen is het een opgave om hier op de juiste manier invulling aan te geven. Er bestaan kansen voor maatschappelijke vastgoedontwikkelaars om te voorzien in huisvesting van niet-westerse allochtone ouderen. Alleen zijn deze kansen afhankelijk van verschillende variabelen zoals woonomgeving, grootte doelgroep en beschikbaarheid locatie. Ook de financiële haalbaarheid kan hierdoor in het geding komen, doordat er woningen worden gerealiseerd die zich bevinden binnen de sociale huur. Hoe beter er voldaan kan worden aan de wensen, hoe groter de kans op slagen van een project voor niet-westerse allochtone ouderen. Hierdoor biedt het meer kansen om te voorzien in huisvesting van de groep. De woningcorporatie zal mede het initiatief moeten nemen en er niet vanuit gaan dat de mensen met hun problemen naar de corporatie toekomen. De kansen zullen zich in beperkte mate bevinden binnen het voldoen aan de fysieke wensen van de niet-westerse allochtone ouderen, het zal zich voornamelijk meer bevinden op sociaal gebied zoals de benadering en het betrokken maken van de doelgroep. 3.

(6) Wonen Voor Allochtone Ouderen. INHOUD Voorwoord ............................................................................................................ 1 Samenvatting ....................................................................................................... 2 1. Inleiding ......................................................................................................... 6. 1.1. Inleiding...................................................................................................... 6. 1.2. Onderzoek ................................................................................................... 6. 1.3. Aanpak & Leeswijzer ..................................................................................... 7. 2. Demografische ontwikkelingen .......................................................................... 9. 2.1. Inleiding...................................................................................................... 9. 2.2. Bevolkingsontwikkelingen .............................................................................. 9. 2.3. Vergrijzing in Nederland ...............................................................................13. 2.4. Deelconclusie ..............................................................................................16. 3. Economische & maatschappelijke ontwikkelingen ...............................................17. 3.1. Inleiding.....................................................................................................17. 3.2. Opleidingsniveau .........................................................................................17. 3.3. Inkomen ....................................................................................................18. 3.4. Levensstijl ..................................................................................................20. 3.5. Ouderenbeleid overheid ...............................................................................21. 3.6. Deelconclusie ..............................................................................................23. 4. Verhuizen - Allochtone ouderen ........................................................................24. 4.1. Inleiding.....................................................................................................24. 4.2. Verhuismotivieven Allochtonen ......................................................................24. 4.3. Verhuisgedrag Allochtone ouderen .................................................................25. 4.4. Deelconclusie ..............................................................................................28. 5. Woonwensen .................................................................................................29. 5.1. Inleiding.....................................................................................................29. 5.2. Allochtone Ouderen .....................................................................................29. 5.3. Wonen – Allochtone Ouderen ........................................................................30. 5.4. Woonwensen allochtone ouderen ...................................................................32. 5.5. Deelconclusie ..............................................................................................33. 6. Woonconcepten ..............................................................................................35. 6.1. Inleiding.....................................................................................................35. 6.2. Woongroep .................................................................................................35. 6.3. Woonvormen ..............................................................................................36. 6.4. Ouderen in land van herkomst ......................................................................39. 4.

(7) Wonen Voor Allochtone Ouderen 6.5. Voorbeeldprojecten......................................................................................40. 6.6. Toekomstige benodigdheden .........................................................................44. 6.7. Toewijzingsbeleid ........................................................................................44. 6.8. Multicultureel bouwen ..................................................................................45. 6.9. Deelconclusie ..............................................................................................46. 7. Enquête Woningcorporaties .............................................................................48. 7.1. Inleiding.....................................................................................................48. 7.2. Uitkomsten Enquête ....................................................................................48. 8. Appartementencomplex...................................................................................51. 8.1. Inleiding.....................................................................................................51. 8.2. Betrokkenheid.............................................................................................51. 8.3. Fysieke & Sociale eisen ................................................................................52. 8.4. Appartementencomplex voor Allochtone Ouderen ............................................53. 8.5. Standaard Ouderencomplex ..........................................................................59. 8.6. Haalbaarheid ..............................................................................................61. 8.7. Deelconclusie ..............................................................................................63. 9. Handboek Huisvesting Allochtone Ouderen ........................................................65. 9.1. Aanleiding ..................................................................................................65. 9.2. Richtlijnen ..................................................................................................65. 10 Conclusies & Aanbevelingen .............................................................................72 10.1. Inleiding.....................................................................................................72. 10.2. Conclusie ...................................................................................................72. 10.3. Aanbevelingen ............................................................................................74. 10.4. Feedback uit praktijk ...................................................................................75. 11 Literatuur ......................................................................................................76. 5.

(8) Wonen Voor Allochtone Ouderen. 1. INLEIDING. 1.1 INLEIDING Er zijn diverse afstudeeronderwerpen overwogen. Uiteindelijk is voor een actueel onderwerp gekozen waar maatschappelijke vastgoedontwikkelaars mee te maken krijgen in de toekomst. De vergrijzing in Nederland brengt veel veranderingen met zich mee op verschillende vlakken. In 2030 zullen er in Nederland 10 procent meer 65-plussers zijn dan dat nu in 2011 het geval is. Binnen deze groep van 65-plussers (ouderen) neemt het aandeel van niet-westerse allochtone ouderen ook sterk toe, 470 procent meer in 2040 dan nu. De vraag die hieruit naar voren kwam was: biedt deze groeiende groep nieuwe kansen voor maatschappelijke vastgoedontwikkelaars. Er zal gekeken worden of er bestaande woonconcepten zijn die aansluiten bij de vraag vanuit de groep niet-westerse allochtone ouderen (hierna allochtone ouderen genoemd). Ook zal er gekeken worden naar wat de wensen van allochtone ouderen zijn, of deze verschillen van autochtone ouderen en hoe de doelgroep het beste kan worden benaderd. Uiteindelijk zal gekeken worden hoe maatschappelijke vastgoedontwikkelaars hier het beste op in kunnen spelen.. 1.2 ONDERZOEK Er zal gekeken worden met welke doelstellingen dit afstudeeronderzoek is gestart en wat hierbij horende probleemstelling is. Ook zal er ingegaan worden op de aanpak voor het afstudeeronderzoek, welke fasen worden doorlopen, wat zijn de hierbij horende onderzoeken die zijn uitgevoerd en welke vragen zijn er beantwoord om tot een goed eindresultaat te komen.. 1.2.1 DOELSTELLING De doelstelling van dit afstudeeronderzoek is om inzicht te krijgen of, door de groeiende groep niet-westerse allochtone ouderen, de vraag naar specifieke huisvesting (vastgoed) veranderd. Hoe dient hier op te worden ingespeeld, door aanbieden van specifieke huisvesting, door maatschappelijke vastgoedontwikkelaars? Hier wordt antwoord op gegeven door een advies te brengen aan maatschappelijke vastgoedontwikkelaars over hoe deze groep het beste van huisvesting dient te worden voorzien. In het advies dient. 6.

(9) Wonen Voor Allochtone Ouderen ook duidelijk worden of er kansen liggen en waar deze kansen dan liggen voor een maatschappelijke vastgoedontwikkelaar. Kan er inzichtelijk worden gemaakt voor een maatschappelijke vastgoedontwikkelaar of er kansen bestaan om aan de woonvoorkeuren (ruimtelijke, financiële, sociale en zorg) van de groeiende groep allochtone ouderen, in de komende 30 jaar, te voldoen.. 1.2.2 PROBLEEMSTELLING In de komende 30 jaar zal het aandeel van niet-westerse allochtone ouderen (65plussers) stijgen van 70.000 in 2010 naar 400.000 in 2040. Dit is een stijging van 470 procent. Deze stijging komt doordat er in jaren zestig en zeventig veel gastarbeiders naar Nederland kwamen. Dit waren toen vooral veel jonge allochtonen, deze zullen dus in de komende jaren de leeftijd van 65 jaar bereiken. De wensen op gebied van huisvesting wijken echter af van de wensen die autochtone ouderen hebben. Deze wensen zullen verschillend zijn op het vlak van woning, woonomgeving, zorg en hoe deze groep benaderd wil worden. “Door de toename van de groep niet-westerse allochtone ouderen in de komende 30 jaar zullen er mogelijk maatregelen dienen te worden getroffen om aan de behoeftes en wensen van deze groep (niet-westerse allochtone ouderen) op vastgoedniveau te voldoen.” Vanuit deze probleemstelling kan de vraag worden gesteld: “Zijn er kansen voor maatschappelijke ontwikkelaars ontwikkelen voor niet-westerse allochtone ouderen”. om. huisvesting. te. 1.3 AANPAK & LEESWIJZER Om het afstudeeronderzoek tot een goed eindresultaat te leiden zijn er verschillende fases doorlopen. Tevens dient de beschrijving van de verschillende fases die doorlopen zijn als leeswijzer. Fase Oriëntatie In deze fase is er gekomen tot de definitieve afstudeeropdracht. In deze fase is het ook het plan van aanpak gemaakt voor het afstuderen en is er een verdere oriëntatie geweest op het afstudeeronderwerp. Fase Onderzoek In deze fase wordt het merendeel van de onderzoeksactiviteiten uitgevoerd. Dit houdt in de dat er documentatie geraadpleegd wordt die betrekking hebben op het onderwerp: „wonen voor allochtone ouderen‟, het verzamelen van de benodigde gegevens en het analyseren van deze gegevens. In deze fase zijn er punten (hoofdstukken) die worden onderzocht ook zal er antwoord worden gegeven op de vragen die bij deze punten horen. Demografische ontwikkelingen (hoofdstuk 2)  Wat zijn de demografische ontwikkelingen en prognoses van de vergrijzing?  Regionale verschillen?  Allochtone ouderen, demografische ontwikkelingen?. 7.

(10) Wonen Voor Allochtone Ouderen Economische en maatschappelijke ontwikkelingen (hoofdstuk 3)  Welke economische en maatschappelijke ontwikkelingen spelen een rol bij woningmarktgedrag van allochtone ouderen?  Ouderenbeleid van de overheid?  Wat is de levensstijl van de groep allochtone ouderen? Verhuisgedrag allochtone ouderen (hoofdstuk 4)  Wat is de verhuisbereidheid van allochtone ouderen in Nederland?  Is er sprake van een migratie naar land van herkomst? Woonwensen van allochtone ouderen (hoofdstuk 5)  Welke specifieke eisen stellen allochtone ouderen aan hun toekomstige ouderenwoning?  Zijn er verschillen in behoeftes door hun afkomst en culturen?  Welke eisen aan hun woonomgeving?  Aan welke voorzieningen hebben deze ouderen behoefte?  Wat is hun behoefte aan zorg? Woonconcepten voor allochtone ouderen (hoofdstuk 6)  Welke woonvormen zijn er?  Hoe wonen ouderen in hun land van herkomst?  Wat is het huidige woningaanbod voor de allochtone ouderen?  Wat zijn de toekomstige benodigdheden voor huisvesting?  Dient het toewijzingsbeleid worden aangepast? Enquête woningcorporaties (hoofdstuk 7)  Hoe staan woningcorporaties (maatschappelijk ontwikkelaars) tegen over het huisvesten van allochtone ouderen?  Zien woningcorporaties kansen in het ontwikkelen van vastgoed voor allochtone ouderen Fase Koppeling De deelconclusies, analyse en resultaten van de onderzoek en de enquête zullen in deze fasen worden gekoppeld. In deze fase worden de volgende onderwerpen uitgewerkt en vragen beantwoorden: Appartementencomplex (hoofdstuk 8)  Hoe kan je de allochtone ouderen betrokken maken bij een project?  Hoe ziet een appartementencomplex eruit voor allochtone ouderen als rekening wordt gehouden met hun fysieke en sociale eisen?  Wat is het verschil tussen een appartementencomplex voor allochtone ouderen en autochtone ouderen? Handboek – Huisvesting Allochtone Ouderen (hoofdstuk 9)  Wat zijn de kansen voor een maatschappelijke vastgoedontwikkelaar betreft huisvesting van allochtone ouderen?  Hoe kunnen de verschillende partijen het beste samenwerken?  Hoe kunnen ze hier het beste op inspelen?  Hoe wil deze doelgroep benaderd worden? Uiteindelijk zal in het laatste hoofdstuk een eindconclusie worden geschreven en zullen er aanbevelingen worden gedaan voor vervolgonderzoeken.. 8.

(11) Wonen Voor Allochtone Ouderen. 2. DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN. 2.1 INLEIDING In dit hoofdstuk over de demografische ontwikkelingen worden enkele belangrijke aspecten van de vergrijzing beschreven als inleiding voor deze afstudeerscriptie over „wonen voor allochtone ouderen‟. De onderzoeken in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op de bestaande statistische gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), tot het jaar 2040. Allereerst wordt er gekeken naar de toekomstige bevolkingsomvang en hoe deze is samengesteld. Vervolgens wordt de ontwikkeling van het collectief ouder worden in Nederland beschreven. Is dit een blijvend verschijnsel dat Nederland ouder is of is de vergrijzing een tijdelijk verschijnsel? Ook zal er gekeken worden naar het toenemende aantal niet-westerse allochtone ouderen (65-plussers) in Nederland en hun afkomst. Ook wordt er gekeken of de vergrijzing per provincie verschilt.. 2.2 BEVOLKINGSONTWIKKELINGEN De bevolking in Nederland is de afgelopen 150 jaar toegenomen van ± 3 miljoen mensen naar ± 16,5 miljoen mensen in 2010. Dit is een vervijfvoudiging van het aantal mensen in Nederland. De piek van de bevolkingsgroei is de geboortegolf van net na de tweede wereldoorlog (zie figuur 2.1) ook wel de babyboomgeneratie genoemd. De groei bedroeg op het hoogtepunt 2,6 procent. Vanaf de jaren 70 is het aantal geboortes afgenomen, de daling komt doordat de volgende generaties gemiddeld steeds minder kinderen kregen. Daarnaast is de gemiddelde leeftijd waarop vrouwen kinderen kregen toegenomen na 1970. Dit heeft er toe geleid dat na 1970 het aantal geboorten flink gedaald zijn. Sinds de jaren 70 is er sprake van een structureel vestigingsoverschot (meer immigranten dan emigranten).. 9.

(12) Wonen Voor Allochtone Ouderen Figuur 2.1– Groei Nederlandse bevolking (%), 1900 – 2009 Bron: CBS. Procenten. 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 1900. 1910. 1920. 1930. 1940. 1950. 1960. 1970. 1980. 1990. 2000. De omvang van de bevolking in Nederland zal volgens de prognoses van het CBS tot 2038 toenemen (zie figuur 2.2), daarna zal de bevolkingsomvang lichtelijk afnemen. Dit is landelijk, in sommige regio‟s is deze bevolkingsdaling al begonnen. Deze afname van de bevolkingsomvang komt door dat de geboortecijfers laag zijn en deze naar in de toekomst niet zullen stijgen. In figuur 2.3 is te zien dat er in de toekomst ook nog steeds een vestigingsoverschot is wat bijdraagt aan de toename van de bevolking in Nederland.. Miljoenen. Figuur 2.2 – Prognose bevolkingsomvang, 2010 – 2040 Bron: CBS. 17,60 17,40 17,20 17,00 16,80 16,60 16,40 16,20 16,00 2010. 2015. 2020. 2025. 2030. 2035. 2040. Duizenden. Figuur 2.3– Immigratie & Emigratie 1995 – 2040 Bron: CBS 160 140 120 100 Immigratie Emigratie. 80 60 40 1995. 10. 2000. 2005. 2010. 2015. 2020. 2025. 2030. 2035. 2040.

(13) Wonen Voor Allochtone Ouderen Het aantal jongeren (0 – 19 jaar) neemt af, in de periode tot 2030 zet de ontgroening van de bevolking door en neemt het aantal jongeren af met ± 220.000 (zie tabel 2.1). Hierna zal het aantal jongeren tot 20 jaar weer lichtelijk toenemen. De omvang van de beroepsbevolking (20 tot 65 jarigen) neem nu al niet meer toe. Het aantal mensen in deze leeftijdscategorie bedraagt in 2010 10 miljoen en deze groep zal in omvang afnemen in totaal met 1 miljoen in de periode tot 2040. Dit betekent dat het aandeel van de beroepsbevolking zakt van 61 procent in 2010 naar 53 procent in 2040. Het aandeel 65-plussers zal alleen maar toenemen in de periode tot aan 2040. Het aantal ouderen in 2010 bedraagt 2,5 miljoen, wat een aandeel betekent van 16 procent van de Nederlandse bevolking. In 2040 is dit opgelopen tot bijna 4,5 miljoen, waarbij de groep van 65-plussers 25 procent van de Nederlandse bevolking uitmaakt. Tabel 2.1 – Verdeling bevolking per leeftijd, 2010 – 2040 Bron: CBS 2010. 2020. 2030. 2040. totaal. %. totaal. %. totaal. %. totaal. %. 0 - 19 jaar. 3.920.622. 24. 3.752.798. 22. 3.722.758. 21. 3.797.441. 22. 20 - 39 jaar. 4.170.540. 25. 4.162.688. 24. 4.270.793. 25. 4.149.884. 24. 40 - 64 jaar. 5.906.994. 36. 5.738.527. 34. 5.284.771. 30. 5.044.557. 29. 65 - 85 jaar. 2.240.338. 14. 2.971.450. 17. 3.577.693. 21. 3.712.524. 21. 297.756. 2. 388.163. 2. 524.265. 3. 769.411. 4. 16.536.250. 100. 17.013.626. 100. 17.380.280. 100. 17.473.817. 100. > 85 jaar Totaal. Er zal een bevolkingdaling plaatsvinden na 2035. Met deze bevolkingsdaling zal in de komende jaren al rekening gehouden worden. Landelijk zal deze daling pas na 2035 doorzetten, maar in sommige regio‟s is deze daling nu al aan de gang. In Limburg en sommige regio‟s in het noorden van Nederland is de daling van de bevolking namelijk al aan de gang of dit gaat binnen enkele jaren beginnen. In de Randstad zal de bevolkingsgroei het langst doorzetten van alle regio‟s in Nederland. De behoefte aan meer woningen in Nederland blijft nog lang bestaan, maar deze behoefte neemt geleidelijk af. Door de veranderende samenstelling van de bevolking, de leeftijd, ontwikkelingen als individualisering, echtscheiding en het langer zelfstandig blijven wonen. Hierdoor zullen er minder woningen beschikbaar zijn en zal het aantal woningen toch moeten blijven groeien. Terwijl dit op basis van de ontwikkeling van het aantal inwoners in Nederland niet verwacht zou worden (Derks et al., 2006).. 2.2.1 NIET-WESTERSE ALLOCHTONEN Een niet-westerse allochtoon is afkomstig uit een van de landen in de werelddelen Afrika, Latijns-Amerika en Azië (excl. Indonesië en Japan) of Turkije. Op grond van hun sociaaleconomische en sociaal-culturele positie worden allochtonen uit Indonesië en Japan tot de westerse allochtonen gerekend (CBS). Nu (2011) bestaat de groep nietwesterse allochtone ouderen voor 78 procent uit Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen. In 2040 zal dit aandeel van totaal niet-westerse allochtone dalen tot ongeveer 70 procent. (zie figuur 2.4).. 11.

(14) Wonen Voor Allochtone Ouderen. Duizenden. Figuur 2.4 – Afkomst niet-westerse allochtone ouderen (65+), 2011 – 2040 Bron: CBS 120. Marokko Afrika Azië Latijns-Amerika Antillen en Aruba Suriname Turkije. 100 80 60 40 20 0 2011. 2016. 2021. 2026. 2031. 2036. Het aandeel van niet-westerse allochtonen zal toenemen tot 16 procent van de totale Nederlandse bevolking in de periode tot aan 2040. In 2040 zullen er naar verwachting 2,8 miljoen niet-westerse allochtonen in Nederland zijn (zie figuur 2.5). Dit is stijging van 50 procent ten opzicht van het huidige aantal niet-westerse allochtonen (1,8 miljoen).. Miljoenen. Figuur 2.5 – Prognose bevolkingsomvang allochtonen, 2010 – 2040 Bron: CBS. 3,00 2,00 1,00 0,00 2010. 2015. 2020. 2025. 2030. 2035. 2040. De niet-westerse allochtonen zijn met name gevestigd in grote steden (zie tabel 2.2). Er valt te zien dat bijna 40% van de niet-westerse allochtonen in 2010 in de G4 (Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Den Haag) wonen. In de steden Amsterdam en Rotterdam woont het grootste aandeel allochtonen. De prognose is dat het aandeel allochtonen in de G4 zal dalen. Dit geeft als resultaat dat in 2040 23% van de nietwesterse allochtonen in Nederland in de G4 wonen. Deze daling in het gevolg van de suburbanisatie van niet-westerse allochtonen. Ze zullen zich meer gaan uitbreiden over de aangrenzende gemeenten van de 4 grootste steden. Tabel 2.2 – Aandeel niet-westerse allochtone in de G4, 2010 – 2040 Bron: CBS. 2010. 2020. 2030. 2040. totaal. %. totaal. %. totaal. %. totaal. %. Amsterdam. 255.958. 14. 245.943. 11. 235.673. 9. 228.338. 8. Den Haag. 155.043. 8. 155.507. 7. 152.949. 6. 152.559. 6. Rotterdam. 205.724. 11. 194.914. 9. 183.767. 7. 176.628. 6. Utrecht. 64.617. 4. 70.229. 3. 74.953. 3. 80.988. 3. Nederland. 1.833.170. 100. 2.163.516. 100. 2.482.738. 100. 2.754.789. 100. 12.

(15) Wonen Voor Allochtone Ouderen. 2.3 VERGRIJZING IN NEDERLAND Uit de prognoses die gepubliceerd zijn door het CBS blijkt dat het aantal 65-plussers in de komende jaren sterk zal toenemen. Het aantal 65-plussers stijgt van ruim 2,5 miljoen in 2010 tot bijna 4,5 miljoen in 2040 (zie figuur 2.6). Er komen in de komende 30 jaar bijna 2 miljoen ouderen bij. Hierdoor is in 2040 25 procent van de inwoners in Nederland 65 jaar of ouder. Op dit moment is het aandeel 65-plussers nog 16 procent van de totale bevolking in Nederland. Niet alleen het aandeel 65-plussers neemt toe ook het aandeel 75-plussers en 85-plussers stijgt. De grootte van 2 groepen (75-plussers en 85-plussers) bedraagt in 2010 ruim 1 miljoen inwoners en in 2040 zullen dit 2,4 miljoen inwoners zijn. Dit betekent een stijging van bijna 140 procent. Door deze toename van bejaarden zal ook de vraag naar zorg toenemen. Er is hierdoor te spreken van een vergrijzing in Nederland. Deze vergrijzing zal de komende jaren plaats vinden.. Miljoenen. Figuur 2.6 – Bevolkingsprognose ouderen, 2010 – 2040 Bron: CBS. 5,00 4,50. Totaal. 65+. 75+. 85+. 4,00 3,50 3,00 2,50 2,00 1,50 1,00 0,50 0,00. Vergrijzing houdt in dat de gemiddelde leeftijd van de bevolking in de toekomst zal stijgen. Dit betekent dat op de totale bevolking in Nederland het aandeel ouderen in verhouding toeneemt tot het aantal jongeren. Een van de belangrijkste oorzaken van de vergrijzing is dat mensen steeds ouder worden en het verminderen van het aantal geboortes. De mensen die in 1945 zijn geboren, bereiken in 2010 de leeftijd van 65 jaar en daarmee begint de periode van de vergrijzing en het toenemende aantal 65-plussers. Naar verwachting zal dit volgens de prognose van het CBS aanhouden tot circa 2030. Hierna zal het aantal ouderen afnemen doordat er na 1970 minder kinderen zijn geboren ten opzichte van de jaren er voor. Er vindt een verschuiving plaats in de leeftijdsopbouw (zie figuur 2.7), in dit figuur is ook de verschuiving van de naoorlogse geboortegolf goed te zien.. 13.

(16) Wonen Voor Allochtone Ouderen. Miljoenen. Figuur 2.7 – Verandering van leeftijdsopbouw in Nederland, 2010 – 2040 Bron: CBS. 1,40 1990. 1,20. 2010. 1,00. 2020. 0,80. 2040. 2030. 0,60 0,40 0,20 0,00. 2.3.1.1. NIET-WESTERSE ALLOCHTONE OUDEREN. Onder de niet-westerse allochtone ouderen is de vergrijzing ook op komst. Het aantal niet-westerse 65-plussers zal flink stijgen, in 2010 zijn dit er 70.000 zijn en dit zal op lopen tot 400.000 niet-westerse allochtone 65-plussers in 2040. Dit is een stijging van 470 procent. Deze stijging komt doordat er in jaren zestig en zeventig veel gastarbeiders naar Nederland kwamen (CBS, 2010). Dit waren toen vooral veel jonge allochtonen, deze zullen dus in de komende jaren de leeftijd van 65 jaar bereiken. Dit zorgt voor een stijging van aantal niet- westerse allochtone ouderen die zijn blijven wonen in Nederland.. Duizenden. Figuur 2.8 – Niet-westerse allochtone ouderen in Nederland, 2010 – 2040 Bron: CBS. 450 400 350 300 250. 65+ 75+ 85+ Totaal. 200 150 100 50 0 In tabel 2.3 is te zien dat ruim 40% van de niet-westerse allochtonen van 65 jaar en ouder in 2010 woonachtig is in de 4 grote steden (G4) - Amsterdam, Den Haag, Rotterdam & Utrecht. Dit aandeel van allochtone ouderen in de G4 neemt geleidelijk af. In 2040 zal bijna 30% van niet de allochtone ouderen in de G4 wonen. Het is duidelijk dat het aandeel van de allochtonen in de ouderenbevolking in de G4 een stuk hoger is dan het landelijk gemiddelde.. 14.

(17) Wonen Voor Allochtone Ouderen Tabel 2.3 – Aandeel allochtone ouderen in G4 van Nederland , 2010 – 2040 Bron: CBS. 2010. 2020. 2030. 2040. totaal. %. totaal. %. totaal. %. totaal. %. 11.691. 16. 21.235. 15. 34.132. 13. 42.025. 10. Den Haag. 6.193. 9. 12.217. 9. 20.645. 8. 29.012. 7. Rotterdam. 8.763. 12. 15.657. 11. 25.436. 10. 33.505. 8. Utrecht. 3.004. 4. 4.576. 3. 7.968. 3. 12.491. 3. 71.484. 100. 141.408. 100. 260.452. 100. 401.193. 100. Amsterdam. Nederland. 2.3.2 VERGRIJZING PROVINCIES De vergrijzing is in Nederland niet overal gelijk er zijn per provincie verschillen te zien (zie figuur 2.9). In de provincie Zuid-Holland wonen volgends de cijfers van het CBS de meeste ouderen, dit komt voornamelijk doordat de provincie Zuid-Holland ook de meeste inwoners heeft. De spreiding van het aantal ouderen veranderd volgens de prognose van het CBS nauwelijks, in 2040 wonen nog steeds de meeste 65-plussers in Zuid-Holland. Figuur 2.9 – Spreiding 65-plussers per provincie (%), 2010 – 2040 Bron: CBS. Er is ook gekeken naar het aandeel ouderen ten opzichte van de totale bevolking (zie figuur 2.10). Er is te zien dat het aandeel 65-plussers in alle provincies in 2040 een stuk hoger is dan dat in 2010 het geval is. De provincies Limburg, Zeeland, Drenthe en Friesland zullen in 2040 boven het landelijk gemiddelde van 26 procent zitten. Maar dit scheelt maar enkele procenten ten opzicht van het gemiddelde in Nederland. Figuur 2.10 – Aandeel 65-plussers per provincie (%), 2010 – 2040 Bron: CBS. 15.

(18) Wonen Voor Allochtone Ouderen. 2.4 DEELCONCLUSIE De komende jaren is er in Nederland een vergrijzing op komst. In 2040 zal 25 procent van de bevolking bestaan uit de groep van 65 jaar of ouder. Deze groei van 65-plussers geldt voor heel Nederland en verschilt niet sterk per provincie. Het aandeel niet-westerse allochtone 65-plussers zal ook veel stijgen de komende jaren. Alle groepen binnen de niet-westerse allochtone boven de 65-plus zullen stijgen ook die van 75-plus en 85-plus. Hierdoor zal de vraag naar specifieke ouderhuisvesting, eventueel met zorg, stijgen. De vraag naar woningen zal blijven stijgen al komen er niet veel inwoners in Nederland bij. Dit komt omdat de huishoudens in Nederland kleiner worden (door verschillende reden) en hierdoor het gemiddelde aantal personen per woning daalt. De groep niet-westerse allochtone ouderen sterk zal stijgen (470%) in de komende 30 jaar. Dit biedt mogelijk kansen voor maatschappelijke vastgoedontwikkelaars. Binnen de groep niet-westerse allochtone ouderen vormt de groep van Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen de grootste groep. Hierdoor is er voor gekozen om dit afstudeeronderzoek op deze groep te richten, omdat deze groep statistisch gezien de grootste kans biedt voor maatschappelijk vastgoedontwikkelaars, als er gekeken wordt naar de vergrijzende groep in Nederland. Als er gekeken wordt naar de spreiding van niet-westerse allochtone ouderen, kan er gesteld worden dat de vier grootste steden (Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht) de meeste kansen biedt, omdat allochtone ouderen grotendeels woonachtig zijn in deze steden en in de toekomst in de aangrenzende gemeenten van deze steden.. 16.

(19) Wonen Voor Allochtone Ouderen. 3. ECONOMISCHE & MAATSCHAPPELIJKE ONTWIKKELINGEN. 3.1 INLEIDING In dit hoofdstuk zullen een aantal maatschappelijke en economische ontwikkelingen aan bod komen die een rol spelen bij de keuze die niet-westerse allochtone ouderen (hierna allochtone ouderen genoemd) maken op de woningmarkt. In tegenstelling tot de huidige niet-westerse allochtone ouderen zullen de toekomstige allochtone ouderen beter opgeleid zijn. Beter onderwijs kan de kans vergroten van de allochtonen op de arbeidsmarkt en is daardoor ook van invloed op de hoogte van het inkomen van mensen. De hoogte van het inkomen werkt door in de zorgvraag en zorggebruik op latere leeftijd. Mensen met een hogere opleiding hebben over het algemeen minder zware arbeid hoeven te verrichten. Hierdoor zullen op oudere leeftijd vitaler in het leven staan. Een stijging van het opleidingsniveau zal daardoor gepaard gaan met een daling van de lichamelijke beperkingen (SCP, 2006). Inkomen is een belangrijk hulpbron voor ouderen om in hun toekomstige huisvestings- en zorgbehoefte te kunnen voorzien (VROM, 2005). In dit hoofdstuk zal daarom gekeken worden naar het opleidingsniveau en de inkomenspositie van de allochtone ouderen en hun levensstijl. Ook wordt er gekeken naar het ouderenbeleid van de overheid en hoe hier door woningcorporaties op kan worden ingespeeld.. 3.2 OPLEIDINGSNIVEAU Figuur 3.1 geeft een beeld van het opleidingsniveau (hoogst voltooide opleiding in het land van herkomst of in Nederland) binnen verschillende groepen allochtonen en het verschil met autochtonen. Zoals dit figuur laat zien is het opleidingsniveau van Turkse en Marokkaanse ouderen zeer laag. Van de Marokkaanse mannen heeft meer dan 80% geen opleiding gevolgd, van de vrouwen heeft vrijwel niemand een opleiding gevolgd. Dit geeft als resultaat dat van de Marokkaanse ouderen meer dan 90% geen opleiding heeft gevolgd en waarschijnlijk ook velen grotendeels analfabeet zijn. De Turkse ouderen hebben iets vaker een opleiding gevolgd. Het niet hebben gevolgd van een opleiding in land van herkomst komt doordat de meeste Turkse en Marokkaanse ouderen afkomstig zijn van het platteland in Turkije en Marokko, waar de mogelijkheden om onderwijs te volgen beperkt waren. Ook werd in deze landen onderwijs voor vrouwen als minder. 17.

(20) Wonen Voor Allochtone Ouderen belangrijk beschouwd. Het opleidingsniveau van de Surinaamse en Antilliaanse ouderen is beduidend hoger dan dat van de Turkse en Marokkaanse ouderen. Dit komt omdat een deel van de Surinaamse en Antilliaanse ouderen naar Nederland zijn gekomen om een studie te volgen. Ze waren bij aankomst in Nederland al hoger opgeleid dan andere allochtonen en hebben hun opleidingsniveau in Nederland ook verder verhoogd. Figuur 3.1 – Hoogst voltooide opleiding (in land van herkomst of Nederland) , 2003 Bron: SCP (GWAO „03). Procent. 100. geen opleiding basis onderwijs mavo mbo/havo/vwo hbo/wo. 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Turken. Marokkanen. Surinamers. Antillianen. Autochtonen. 3.3 INKOMEN Als er gekeken wordt naar het netto huishoudinkomen per maand, dan zitten de allochtonen aan de onderkant van de inkomensverdeling (zie tabel 3.1). De autochtonen zitten meer dan de allochtonen aan de bovenkant van de inkomensverdeling. Dit is niet verrassend rekening houdend met het arbeidsverleden in Nederland, veel Marokkanen en Turken hebben lagere beroepen gehad of zijn lang arbeidsongeschikt geweest. Surinamers en Antillianen zitten ook aan de onderkant aan de inkomensverdeling maar het percentage met hogere inkomens is groter dan bij de Turken en Marokkanen. De autochtonen ouderen hebben het hoogste huishoudinkomen, bijna een vierde van de 55plussers (de toekomstige ouderen) en een achtste van de 65-plussers heeft een netto huishoudinkomen van boven de 2100 euro per maand. Van de allochtone ouderen heeft 95% te maken met een onvolledige AOW. Allochtonen hebben echter vaak geen aanvullend pensioen kunnen opbouwen doordat zij werkzaam waren in laagbetaalde banen (Schellingerhout, 2004). Ook zijn de allochtonen meestal op relatief jonge leeftijd naar Nederland gekomen. Hierdoor missen zij een aantal jaren, soms vele jaren, in de opbouw van hun recht op AOW. Als er geen aanvullend inkomen is uit een pensioen of een spaartegoed dan zien veel allochtone ouderen zich na de pensioenleeftijd geconfronteerd met financiële problemen. Het toekomstig inkomen van allochtone gepensioneerden is ook nog afhankelijk van de toekomstige indexering van de AOW. Hierdoor is het moeilijk voorspellen hoe hoog het inkomen in de toekomst zal zijn.. 18.

(21) Wonen Voor Allochtone Ouderen Tabel 3.1 – Nettohuishoudinkomen per maand in euro’s (horizontaal gepercenteerd), 2003 Bron: SCP (GWAO „03). <900. 900-1300. 1300-1700. 1700-2100. > 2100. Gem. inkomen. Turken totaal. 32. 55. 10. 3. 1. 1013. 55-64. 27. 57. 12. 3. 1. 1053. 65+. 44. 50. 4. 2. 0. 916. Marokkanen totaal. 48. 46. 5. 0. 0. 900. 55-64. 44. 48. 8. 0. 0. 924. 65+. 57. 41. 1. 0. 0. 843. Surinamers totaal. 46. 23. 13. 7. 11. 1139. 55-64. 40. 22. 12. 9. 17. 1238. 65+. 55. 23. 13. 5. 4. 994. Antillianen totaal. 55. 14. 8. 8. 16. 1119. 55-64. 49. 14. 9. 10. 21. 1205. 65+. 71. 14. 6. 4. 6. 914. Autochtonen totaal. 26. 24. 15. 12. 24. 1430. 55-64. 20. 12. 17. 11. 40. 1623. 65+. 30. 32. 13. 13. 12. 1291. 3.3.1 INKOMENSONTWIKKELING ALLOCHTONEN Het gemiddelde inkomen van allochtonen ligt lager dan het gemiddelde inkomen van de autochtone bevolking. Vooral de Turken, Marokkanen en Antillianen hebben per huishouden minder te besteden. Alleen de achterstand van de Surinamers is kleiner. Het inkomen van de allochtone bevolking is de laatste jaren wel gestegen, maar de achterstand op de autochtone bevolking is niet veranderd. Het gemiddeld jaarinkomen van de niet-westerse allochtonen ligt in 2001 ongeveer € 6.000,- onder dat van de autochtonen. In 2008 is dit ongeveer € 7.000,-. Er kan geconcludeerd worden dat de achterstand van het inkomen van allochtonen op de autochtonen niet gaat veranderen in de komende jaren. Hierdoor zullen de toekomstige allochtone ouderen nog steeds minder te besteden hebben dan de autochtone ouderen. Er is gekeken naar het inkomen op huishoudniveau en niet op persoonsniveau. Bij huishoudens van twee of meer personen die alle een inkomen hebben is het inkomen opgeteld.. 19.

(22) Wonen Voor Allochtone Ouderen Figuur 3.2 – Netto besteedbaar huishoudinkomen, 2001 – 2008 Bron: CBS. x € 1.000. 26. autochtonen marrokkanen turken antillianen surinamers. 24 22 20 18 16 14 12 2001. 2002. 2003. 2004. 2005. 2006. 2007. 2008. 3.3.2 ONTWIKKELINGEN UITKERINGEN BIJ ALLOCHTONEN Allochtonen die (langdurig) in een uitkeringssituatie verkeren, lopen het risico minder te kunnen participeren in de samenleving (Vrooman, Hoff, Otten en Bos, 2007). Het moet rondkomen van een uitkering en dit heeft invloed op de kans op een succesvolle integratie in de maatschappij (ook op oudere leeftijd). Daarom is er gekeken naar de ontwikkelingen van de uitkeringssituatie van allochtonen. Eind 2007 ontving bijna een op de vijf niet-westerse allochtonen van 15 tot 65 jaar een bijstands, arbeids- ongeschiktheids- of werkloosheidsuitkering, tegenover een op de tien autochtonen. Van de niet-westerse herkomstgroepen hadden Turken en Marokkanen het vaakst een uitkering. Er is een afname van uitkeringsgerechtigden als er gekeken wordt naar de 1e of 2e generatie allochtonen.. %. Figuur 3.1 – overzicht uitkeringen Niet-westerse allochtonen naar generatie Bron: CBS (jaarrapportage integratie 2008) 16. Eerste generatie. 14. Tweede generatie. 12 10 8 6 4 2 0 Bijstand. Arbeidsongeschiktheid. Werkloosheid. 3.4 LEVENSSTIJL In grote lijnen hebben allochtone ouderen dezelfde levensstijl, maar door de culturele achtergronden van de allochtonen bestaan er verschillen. Dit zijn specifieke verschillen,. 20.

(23) Wonen Voor Allochtone Ouderen maar binnen een groep als bijvoorbeeld Surinamers kunnen ook weer verschillen bestaan betreft de levensstijl en de wensen op gebied van wonen en zorg, dit wordt verder behandeld in het hoofdstuk over woonwensen. Een groot deel van de allochtone ouderen denken traditioneel, wat ook het geval bij autochtone ouderen is. Dit houdt in dat zij traditionele opvattingen hebben met betrekking tot de verdeling van taken in het huishouden. Oudere allochtone vrouwen zijn het vaakst werkzaam in het huishouden en zijn financieel afhankelijk van hun man. Over het algemeen hebben de allochtone ouderen een groot gezin, hierdoor draait hun leven om het gezin en hebben ze daarnaast weinig andere sociale contacten. Verder hebben veel allochtone ouderen in hun vrije tijd nauwelijks contact met autochtonen. Hun contacten zijn beperkt en zijn hoofdzakelijk binnen de eigen groep van allochtone. Er zijn drie cirkels van sociale netwerken of structuren die van belang zijn voor allochtone ouderen (Nelissen, 2000). . . . De familie: Allochtone ouderen zijn vaak afkomstig uit een samenleving waar familie hulp en zorg bood die nodig waren als ze ouder werden. Allochtonen hechten daar veel aan hun familie. Groep van herkomst-, religie- of politieke verwanten: De tweede sociale structuur waarop allochtone ouderen zich oriënteren, is de groep waarmee ze zich verwant voelen op grond van herkomst, religie of politieke overtuiging. Organisatie rond allochtone ouderen zijn deel van deze cirkel. Organisaties van welzijn, zorg en wonen: Organisaties in Nederland op het gebied van wonen, zorg en welzijn is ook voor de allochtone ouderen van belang.. In het land van herkomst waren de eerste twee cirkels meestal voldoende om te voorzien in wonen en de mogelijke zorg die ouderen nodig hebben. In Nederland lukt dat niet meer altijd. De cirkels zijn niet meer compleet. Dit komt onder andere doordat bijvoorbeeld de familie niet in de buurt woont, kinderen verwestersen en andere wegen kiezen en niet alle ouderen kunnen een vereniging of groep vinden die een rol kunnen spelen in hun eigen leven. Voor allochtone ouderen is de derde cirkel van belang geworden. Maar deze weten veel allochtone ouderen niet te vinden. Het zelfde geld voor organisaties voor hun is het moeilijk om de allochtonen te bereiken. Daarom dienen de organisaties in de eerste twee cirkels contact gaan zoeken via bijvoorbeeld familie, intermediairs, organisaties gericht op allochtone en sleutelfiguren binnen een gemeenschap.. 3.5 OUDERENBELEID OVERHEID Door het nieuwe beleid1 van de overheid is het mogelijk geworden om op lokaal niveau te komen tot nieuwe combinaties van wonen en zorg en hiermee een invulling te kunnen geven aan het zelfstandig wonen van ouderen. Door het creëren van kleinschalige woonzorgcomplexen die voornamelijk binnen de bebouwde kom en in de buurt van voorziening liggen, kunnen de mensen nog zelf boodschappen blijven doen en meer zelfredzaam blijven. Dit beleid is sterk gericht op het fysieke welzijn en veel minder op sociale welzijn. Veel maatregelen in dit beleid stellen eisen aan het vastgoed en diensten op gebied van persoonlijke en huishoudelijke verzorging. Dit zorgt voor de doelen als 1. De staatssecretarissen van VWS en VROM formuleren in 2001 een gezamenlijke doelstelling voor het beleid ten aanzien van wonen en zorg: “de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van mensen in alle omstandigheden en fasen van het leven zolang mogelijk en zoveel mogelijk te handhaven”.. 21.

(24) Wonen Voor Allochtone Ouderen autonomie, privacy, veiligheid en comfort, maar draagt niet bij aan doelen als contact, stimulans, waardering en status. Deze vier doelen zorgen juist voor het sociale welzijn om interactie te krijgen met anderen en deelname aan de samenleving. Dit is anders bij de Wet Maatschappelijk Ondersteuning (WMO) die in 2007 in werking is getreden. Het doel van deze wet is: „iedereen kan meedoen in de maatschappij‟. Bij deze wet worden verschillende prestatievelden voor de lokale overheid gemaakt. Een voorbeeld is het eerste prestatieveld wat over de leefbaarheid en sociale samenhang gaat. Leefbaarheid wordt hierin omgeschreven als: „het wonen in een prettige en veilige omgeving, met de mogelijkheid (thuis of in de buurt) gebruik te maken van (eenvoudige) zorg-, welzijns- en gemaksdiensten‟. Met de sociale samenhang wordt gekeken naar het creëren van voorzieningen die door verschillende doelgroepen gebruikt kunnen worden zodat ze elkaar in deze voorzieningen kunnen ontmoeten. Veel allochtone ouderen hebben geen kennis van de WMO. In het land van herkomst is de zorg vaak heel anders georganiseerd. Daar zijn meestal weinig tot geen voorzieningen. Het merendeel van de allochtone ouderen hebben geen idee wat voor extra hulp ze kunnen krijgen. Taal- en culturele barrières maken de toegang tot de voorzieningen ingewikkeld. Omgekeerd zijn zorginstellingen nog niet altijd ingesteld op de toename van de „nieuwe zorgvragers‟. Medewerkers bij de WMO, zorgcoördinatoren, thuiszorg en verzorgingshuizen krijgen steeds meer te maken met mensen uit verschillende culturele groepen. Ze zijn onbekend met de belevingswereld van allochtone ouderen. Dat maakt dat oudere allochtonen vaak niet de zorg en hulp krijgen die ze nodig hebben.. 3.5.1 DE ROL VAN DE MARKTPARTIJEN Woningcorporaties zijn een marktpartij die wat kunnen betekenen binnen wonen, welzijn en zorg. In kader van het BBSH (Besluit Beheer Sociale Huursector) overleggen ze met de gemeente(n) waarbinnen ze actief zijn en waar verschillende prestatievelden van toepassing zijn. Nu zijn deze overleggen ook uitgebreid naar zorginstelling, instellingen met maatschappelijke dienstverlening en maatschappelijke groeperingen. In het kader leefbaarheid en zorg (vijfde en zesde prestatieveld) wordt er met meer partijen overleg gevoerd om zo beter en duidelijker inzicht te krijgen in maatschappelijke vraagstukken en mogelijke oplossingen. Uit analyse van verschillende jaarverslagen van woningcorporaties komt naar voren dat bijna alle corporaties invulling geven aan wonen in combinaties met zorg (VROM, 2007). Dit gebeurt niet alleen door de bouw van geschikte woningen, maar ook door samen met zorginstellingen invulling te geven aan kleinschalige voorzieningen voor beschermd of verzorgd wonen. Corporaties zijn een zeer actieve partner in het realiseren van maatschappelijk vastgoed, waarin zorginstellingen en sociaal-culturele instellingen samenwerken om op wijkniveau voorzieningen te realiseren zodat verschillende groepen elkaar kunnen ontmoeten. Sommigen corporaties spreken over maatschappelijk vastgoed als extra prestatieveld (VROM, 2007). Fysiek welzijn en sociaal welzijn zijn doelen die door iedereen worden nagestreefd, los van leeftijd, nationaliteit, of inkomen. Het wonen biedt deze mensen kansen om de doelen te bereiken. Het bereiken van deze doelen zorgt bij sommige doelgroepen ook voor belemmeringen in verschillende vormen. Volgens het rapport „Dynamiek in de derde leeftijd, (VROM, 2007)‟ kunnen vanuit deze doelen verschillende functies aan de woningen worden toegekend. Deze vijf functies lopen in elkaar over. Wonen, zorg en welzijn zijn met elkaar verbonden:. 22.

(25) Wonen Voor Allochtone Ouderen 1. De woning als zorgcentrum. Daarbij gaat het niet alleen om de persoonlijke verzorging, eten, slapen, hygiëne, enzovoorts, maar ook om beschutting, veiligheid, en privacy. 2. De woning als activiteitencentrum, waarbij het niet alleen gaat om individuele activiteiten als lezen, muziek luisteren of televisie kijken, maar ook om het ontvangen van gasten en het hebben van logés. 3. De buurt als leefwereld in de organisatie van het dagelijkse bestaan en het onderhouden van sociale netwerken. 4. De woning als uitvalsbasis voor het ondernemen van activiteiten en het onderhouden van contacten, ofwel het deelnemen aan de samenleving. De bepalende elementen hier zijn de locatie van de woning in combinatie met de actieradius van de bewoner. 5. De woning als duurzaam consumptie- en investeringsgoed, waarbij het niet alleen gaat om de geldstromen verbonden met het huis, maar ook met de sociale goedkeuring die dit in eigen kring oproept.. 3.6 DEELCONCLUSIE De opleiding van allochtone ouderen is laag ten opzichte van autochtonen ouderen. Surinamers en Antillianen hebben een hogere opleiding gehad dan Turken en Marokkanen. Dit komt omdat ze naar Nederland zijn gekomen voor een opleiding in tegenstelling tot Turken en Marokkanen die hier kwamen werken als gastarbeiders. Ook hebben ze geen grote taalachterstand, omdat ze al op school Nederlands hebben gehad, zoals dit wel het geval is bij Turken en Marokkanen. Door het niet hebben van een (hoge) opleiding waren ze werkzaam in laagbetaalde banen en hebben ze geen aanvullend pensioen kunnen opbouwen. Tevens hebben ze door hun lage opleiding over het algemeen zwaarder werk gehad waardoor ze op oudere leeftijd minder vitaal zijn. Ook zijn de allochtone ouderen veelal betrekkelijk kort in Nederland geweest en hebben daardoor een onvolledig AOW opgebouwd. Hierdoor zitten de allochtone ouderen aan de onderkant van de inkomensverdeling, waardoor het voor hun moeilijker is om in woonen zorgbehoefte te voorzien. Er is in Nederland een vooruitgang in het koppelen van wonen en zorg op het niveau van de individuele (allochtone) bewoner. In het beleid van de overheid ligt het accent op de zelfstandigheid en de zelfredzaamheid. Veel minder aandacht is er voor het wonen waarbij de woonsituatie ondersteunend is voor deelname aan de samenleving. Er komen steeds meer projecten, waarbij verschillende diensten meer worden gecombineerd en worden opgezet vanuit de doelstelling om mensen niet door hun beperking uit te sluiten van deelname aan de samenleving, dit wordt verder behandeld in hoofdstuk „6 Woonconcepten‟. Bij het ontwikkelen van een project voor allochtone ouderen zal daarom rekeningen gehouden dienen te worden met de bestedingsruimte van de betreffende doelgroep. De groep is hierdoor afhankelijk van een huurprijs die gerelateerd is aan het relatief lage inkomen, waardoor mogelijk de haalbaarheid in het geding komt. Door de taalachterstand zal het communiceren met deze toekomstige bewoners moeilijk zijn voor een maatschappelijke vastgoedontwikkelaar. Doordat de ouderen minder vitaal zijn, zal er rekening gehouden moeten worden in welke mate de maatschappelijke vastgoedontwikkelaar in de zorgbehoefte wil voorzien. Vanuit de overheid ligt het accent op zelfstandigheid, zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving hiermee zal rekening moeten worden gehouden bij de ontwikkeling van een project.. 23.

(26) Wonen Voor Allochtone Ouderen. 4. VERHUIZEN - ALLOCHTONE OUDEREN. 4.1 INLEIDING Er zal in dit hoofdstuk gekeken worden naar de verhuismotieven van allochtonen en of deze verschillend zijn met die van autochtonen. Hierna zal de terugkeergeneigdheid (terug gaan naar land van herkomst) van allochtone ouderen beschreven worden. Zijn er duidelijke verschillen tussen verschillende groepen allochtonen? Tevens wordt er gekeken of allochtone ouderen veel pendelen tussen Nederland en hun land van herkomst. Ook wordt de verhuisgeneigdheid van allochtone ouderen beschreven.. 4.2 VERHUISMOTIVIEVEN ALLOCHTONEN De meeste allochtonen geven geen ander verhuismotief op dan autochtonen (zie figuur 4.1), de twee grootste verhuismotieven zijn de huidige woning en buurt. Bij alle groepen zijn de woning en woonomgeving het vaakst aanleiding om te verhuizen. Wat betreft de werk- en studieredenen onderscheiden zich wel groepen. Marokkanen en Turken verhuizen nauwelijks vanwege werk of studie (Feijten, 2005). Deels wordt dit waarschijnlijk veroorzaakt door hun relatief lage deelname aan het hoger onderwijs en lage bezetting van hooggeschoolde (en dus ruimtelijk geconcentreerde) banen.. Procenten. Figuur 4.1 – Reden van verhuizen (woning en woonomgeving) per bevolkingsgroep, 2002 Bron: WBO 2002 80 70 60. Huidige Woning Huidige Buurt. 50 40 30 20 10 0 Autochtonen. 24. Surinamers. Turken. Marokkanen. Antillianen.

(27) Wonen Voor Allochtone Ouderen Het percentage allochtonen dat binnen 2 jaar zou willen verhuizen is significant groter dan autochtonen dit zouden willen (zie figuur 4.2). De verhuisgeneigdheid van allochtonen is groter doordat een groot deel van allochtonen in een goedkopere en oudere woning wonen die buurten staan waar minder voorzieningen zijn. Hierdoor zullen de allochtonen sneller en vaker ontevreden zijn over hun woning en woonomgeving. Ook zullen de alleenstaande allochtone oudere vrouwen eerder verhuizen naar een kleiner woning, omdat de huidige woning te groot is om alleen te wonen. Figuur 4.2 – Allochtonen dat binnen 2 jaar wil verhuizen per bevolkingsgroep, 2002 Bron: WBO 2002 35. Procenten. 30. Binnen twee jaar verhuizen. 25 20 15 10 5 0 Autochtonen. Surinamers. Turken. Marokkanen. Antillianen. 4.3 VERHUISGEDRAG ALLOCHTONE OUDEREN In het eerste hoofdstuk, paragraaf 2.3.1.1, over de demografische ontwikkelingen werd gesteld dat veel allochtonen arbeidsmigranten naar Nederland kwamen om te werken en te sparen met het idee ooit terug te keren naar het land van herkomst. Zoals nu uit de cijfers is gebleken, is deze remigratie beperkt gebleven.. 4.3.1 TERUGKEERGENEIGDHEID ALLOCHTONE OUDEREN De allochtone ouderen zijn onzeker over de vraag of zij in Nederland moeten blijven of dat zij beter terug kunnen keren naar hun land van herkomst. Dit wordt ook wel het „terugkeerdilemma‟ genoemd. Hoewel die twijfel een rol speelt, blijkt dat de meerderheid van hen in Nederland blijft wonen. Slechts een minderheid geeft aan voorgoed terug te willen naar land van herkomst (zie figuur 4.3). Dit geldt voor 8% van de Turkse ouderen, 12% van de Marokkaanse ouderen, 14% van de Surinaamse ouderen en 19% van de Antilliaanse ouderen (Schellingerhout, 2004). De Marokkaanse en Surinaamse ouderen blijven het liefst in Nederland. Bij de Antillianen zijn de meningen meer verdeeld, maar de grootste groep wil in Nederland blijven. De Turkse ouderen zien het meest in een combinatie: zij willen deels in het land van herkomst en deels in Nederland verblijven (pendelen). Deze Turkse ouderen bezoeken daarom ook het vaakst langdurig het land van herkomst. De Marokkaanse ouderen bezoeken echter bijna net zo vaak en lang hun land van herkomst (WoON, 2006). Er zijn verschillende redenen waarom uiteindelijk toch voor gekozen wordt om in Nederland te blijven en de oude dag hier door te brengen. De belangrijkste reden zijn:  . Kinderen en kleinkinderen die in Nederland wonen Angst voor verlies aan inkomen. 25.

(28) Wonen Voor Allochtone Ouderen De betere kwaliteit van de medische zorg in Nederland in vergelijking met die in het land van herkomst. . Procenten. Figuur 4.3 – Terugkeergeneigdheid allochtone ouderen, 2003 Bron: SCP 70 60 50. Turken Marokkanen Surinamers Antillianen Gemiddeld Allochtonen. 40 30 20 10 0 wil voorgoed terug naar lvh. deels in lvh, deels in NL blijven. wil voorgoed in NL blijven. 4.3.2 PENDELEN Omdat remigratie vaak geen reële optie blijkt te zijn, willen vele allochtone ouderen het liefst „pendelen‟. Dit betekent dat zij een deel van het jaar doorbrengen in het land van herkomst en het andere deel van het jaar in Nederland. Hoewel pendelen een oplossing kan zijn kent dit ook nadelen. Wanneer er een aanvullende bijstandsuitkering wordt ontvangen is het niet toegestaan om meer dan 26 weken in het buitenland te verblijven. Bovendien zijn de allochtone ouderen bang voor problemen rond hun ziektekostenverzekeringen (Hoffer, 2005). Omdat het pendelen vaak over grote periodes gaat, kan dit van invloed zijn op de huidige en toekomstige woonbehoeften van de allochtone ouderen. In 2002 is ongeveer een vijfde van de Turkse ouderen langer dan 3 maanden in hun land van herkomst geweest, dit zelfde geld ook voor Marokkaanse ouderen (zie tabel 4.1). Een deel van de Turkse en Marokkaanse ouderen brachten in een periode van 5 jaar meerder periodes van minstens 3 maanden aaneengesloten in het land van herkomst door. Ook de Surinaamse en Antilliaanse ouderen pendelen naar hun land van herkomst, maar dit gebeurt minder vaak en minder regelmatig. Tabel 4.1 – Aantal bezoeken ouderen aan land van herkomst, 2003 Bron: SCP (GWAO ‟03). Turken. Marokkanen. Surinamers. Antillianen. 20%. 17%. 9%. 5%. 0 keer. 74%. 55%. 79%. 82%. 1 keer. 9%. 5%. 13%. 13%. 2 keer. 7%. 11%. 5%. 3%. 3 keer of meer. 10%. 29%. 3%. 2%. in 2002 > 3 maanden aaneengesloten in land van herkomst geweest aantal keer in de afgelopen 5 jaar voor > 3 maanden aaneengesloten in land van herkomst geweest.. 26.

(29) Wonen Voor Allochtone Ouderen Het pendelen van de ouderen zorgt voor een verzwaring van de zorglasten van de kinderen. Aan de ene kant omdat pendelen de ouderen er van weerhoudt om te zoeken naar formele zorg of een beter passende woning. Aan de andere kant omdat van de kinderen verwacht wordt verschillende zaken tijdens het pendelen waar te nemen. Ook wordt er verwacht dat ze het pendelen ondersteunen door bijvoorbeeld medicijnen opsturen, lege huis onderhouden en de reis regelen. Het pendelen neemt naar mate de zorgbehoefte toeneemt af. Dit komt doordat het fysiek niet goed meer mogelijk is om te pendelen en omdat de medische voorzieningen in Nederland van een hoger niveau zijn dan in het land van herkomst.. 4.3.3 VERHUIZEN Uit onderzoek van Schellingerhout (2004) komt naar voren dat de meeste allochtone ouderen in hun huidige woning willen blijven wonen. Hieronder in tabel 4.2 staat een overzicht van de verhuiswens van verschillende groepen allochtone ouderen ten opzichte van de autochtone ouderen. Tabel 4.2 – Verhuiswens bij ouderen naar groep, 2002 Bron: Woonbehoefte onderzoek 2002. Turken/Marokkanen. Surinamers/Antillianen. autochtonen. (beslist) wel. 15,8 %. 7,8 %. 5,1 %. misschien. 11,9 %. 9,7 %. 8,2 %. (beslist) niet. 72,4 %. 82,6 %. 86,7 %. Uit bovenstaande gegevens blijkt dat oudere allochtonen vaker een verhuiswens hebben dan autochtone ouderen. De Turkse en Marokkaanse ouderen hebben vaker een verhuiswens dan de Surinaamse en Antilliaanse ouderen. Dit komt ook naar voren uit andere resultaten, waarin de vraag was of de ouderen van plan zijn binnen twee jaar te verhuizen. De resultaten van dit onderzoek (zie tabel 4.3) zijn vergelijkbaar met de resultaten vanuit het Woonbehoefte onderzoek 2002. Tabel 4.3 – Is van plan binnen 2 jaar te verhuizen Bron: Ouderenmonitor 2006. Autochtoon. Niet-westerse allochtoon. Totaal. Nee. 87,8 %. 74,8 %. 87,5 %. Ja. 12,2 %. 25,2 %. 12,5 %. Reacties. 4953. 127. 5670. Totaal. 100 %. 100 %. 100 %. Er kan aangenomen worden dat een kwart van de allochtone ouderen van plan is om binnen twee jaar te verhuizen. Het verschil tussen de verhuisgeneigdheid van allochtone en autochtone ouderen komt waarschijnlijk voor een groot deel doordat de allochtonen in een goedkopere standaardwoning wonen waar in de buurt weinig voorzieningen zijn. Hierdoor zullen de allochtonen vaker ontevreden zijn over hun huidige woning en woonomgeving. Op langere termijn, dan 2 jaar, wil 10 procent van de allochtone ouderen verhuizen naar een ouderenwoning, tegenover 16 procent van de autochtonen.. 27.

(30) Wonen Voor Allochtone Ouderen Allochtone deelnemers aan een meeting in Eindhoven (Gruijter et al., 2008) hebben ook naar voren gebracht dat de emotionele kant van het verhuizen niet moet worden onderschat. Er is een gevaar dat er alleen gekeken wordt naar de haalbaarheid (kostenbatenanalyse) van het verhuizen, terwijl de woonbehoeften van de allochtone ouderen ook een sterk emotionele kant hebben. Mensen belanden in de laatste fasen van hun leven en ze constateren dat ze niet meer terug zullen keren naar het land van herkomst. De meeting geeft ook een verklaring waarom oudere allochtonen zich vaak verzetten tegen verhuizen. De allochtone ouderen hebben al een keer in hun leven een grote stap gezet (naar Nederland gekomen). Ze willen verhuizen voorkomen, want dan moeten ze nog een keer een grote stap zetten. De grote wens om in huidige woning te blijven zitten zorgt er ook voor dat ze hun woon- en zorgbehoeften niet formuleren. Vooral bij Turkse en Marokkaanse ouderen is de wens om in hun woning te blijven sterk. Daardoor willen ze ook veel trotseren om in hun eigen woning te kunnen blijven wonen. In de meeting waarschuwen ze ook op het feit dat er een sterke nadruk is dat allochtone ouderen niet willen verhuizen of hun woonbehoeften niet (kunnen) formuleren. Dit geldt niet alleen voor allochtone ouderen maar ook autochtone ouderen vinden het lastig om aan te geven welke behoeftes ze in de toekomst zullen hebben en ook zij willen veel trotseren om de gevolgen van verhuizen uit te stellen.. 4.4 DEELCONCLUSIE Het merendeel van de allochtone ouderen wil Nederland als thuisland houden, maar bij alle groepen is het land van herkomst van groot belang op de oude dag. De meeste zullen er niet permanent verblijven, maar de verblijfduur in het land van herkomst zal gemiddeld wel toenemen op oude dag. Dit kan betekenen dat er andere eisen zullen worden gesteld aan de woning in Nederland, hierbij valt te denken aan de woninggrootte, de uitrusting van de woning en eventuele services (beveiliging, zorgverlening). Een maatschappelijke vastgoedontwikkelaar dient hier rekening mee te houden bij de ontwikkeling van een project dat gericht is op het huisvesten van allochtone ouderen. Sommige zullen misschien wel hun zelfstandige woning volledig opgegeven, want wanneer ze in Nederland verblijven wonen ze in bij de familie. Allochtone ouderen zijn meer verhuisgeneigd dan autochtone ouderen maar dit komt voor een groot deel doordat allochtone ouderen niet tevreden zijn met hun woning en woonomgeving. Allochtone ouderen willen zolang mogelijk op plek blijven wonen waar ze altijd gewoond hebben. Hierdoor formuleren ze hun toekomstige woningbehoefte niet, maar dit zelfde geldt ook voor de autochtone ouderen. Een maatschappelijk vastgoedontwikkelaar dient de allochtone ouderen te betrekken bij een project om zo de woningbehoefte vast te stellen, waardoor de kansen op een succesvol project worden vergroot.. 28.

(31) Wonen Voor Allochtone Ouderen. 5. WOONWENSEN. 5.1 INLEIDING In dit hoofdstuk worden de woonwensen uitgelicht die van toepassing zijn op de doelgroep allochtone ouderen. Om in te kunnen spelen op een bepaalde vraag van een doelgroep, is het van belang om overzichtelijk te hebben welke woonwensen er bestaan en waarin de doelgroep zich onderscheidt van autochtone ouderen of juist niet. In dit hoofdstuk wordt onder andere duidelijk welke woonwensen er zijn betreft de allochtone ouderen, welke groepen er bestaan binnen deze doelgroep en op welke manier dit zich vertaald (afhankelijk van hun beperking) naar specifieke (zorg)behoeften in hun woning.. 5.2 ALLOCHTONE OUDEREN Het aantal allochtone ouderen neemt in de toekomst sterk toe en ze hebben op bepaalde vlakken andere wensen dan de autochtone ouderen. Daarnaast hebben oudere migranten vaak een onvolledige AOW, specifieke gezondheid- en welzijnsproblemen en een laag opleidingsniveau. Deze problemen komen ook onder andere groepen in de samenleving voor, maar onder oudere migranten in een meer geconcentreerde vorm. Allochtone ouderen hebben daarnaast meer kans op een geïsoleerd bestaan vanwege een groter mobiliteitsproblemen: zij kunnen meestal niet fietsen, de bus kunnen zorgt voor problemen en de meeste allochtone ouderen beschikken niet over een auto. Daarom willen ze graag dicht bij elkaar wonen, liefst op loopafstand. Allochtone ouderen zijn over het algemeen te spreken over het niveau van de zorg in Nederland, maar willen op sommige punten wel volgens hun cultuur verzorgd worden, bijvoorbeeld met wassen (Forum, 2003). Ze hebben geen voorkeur om apart behandeld te worden, maar er bestaat grote angst om als eenling in een Nederlandse voorziening terecht te komen. Ze willen niet perse een tehuis dat alleen bestemd is voor de eigen bevolkingsgroep, maar wel graag een deel van een verzorgingshuis of een woongroep waarin ouderen met dezelfde culturele achtergrond wonen. Verderop in dit hoofdstuk wordt specifiek ingegaan op de behoeften van allochtone 65-plussers op gebied van wonen, zorg, en omgeving.. 29.

(32) Wonen Voor Allochtone Ouderen. 5.2.1 GROEPEN OUDEREN Elke doelgroep heeft zo zijn eigen behoeften, wensen, gewoonten, en religieuze overtuigingen. Er wordt specifiek ingezoomd op de allochtone ouderen. Uiteraard is dit niet een groep met alleen dezelfde wensen en behoeften, want de groep/persoon heeft weer andere behoeften dan de andere. Binnen deze groep kan een onderverdelingen worden gemaakt op gebied van beperkingen.   . Lichamelijk/geestelijk beperkte (verpleegtehuis/zorgtehuis) Lichamelijk beperkten (wonen met zorg) Licht beperkt/niet beperkt (wonen). Hierin bestaat er een aanzienlijk verschil in aanbod van hulpmiddelen. Er bestaan drie vormen woonsituaties van de betreffende groepen:   . Verpleegtehuis/zorgtehuis (volledig afhankelijk van zorg) Wonen met zorg (deels afhankelijk van zorg) Wonen (zelfstandig). Daarnaast is er onderscheid te maken in de verschillende etnische groepen en de daarbij horende religie en cultuur. Verschillende groepen allochtonen hebben alle ook verschillende overtuigingen, waar precies de verschillen zitten wordt verder in het verslag toegelicht.. 5.3 WONEN – ALLOCHTONE OUDEREN Er zal gekeken worden naar de afhankelijkheid van zorg, deels afhankelijk van zorg en niet afhankelijk van zorg en wat de huidige woonsituatie van allochtone ouderen is.. 5.3.1 AFHANKELIJKHEID VAN ZORG De meeste allochtone ouderen willen slechts in het uiterste geval naar een verzorgingsof verpleeghuis. Het zou immers betekenen dat de kinderen en familie niet voor hen kunnen of willen zorgen. Deze mantelzorg (zorgen voor ouderen door kinderen en familie) is normaal binnen de cultuur van allochtone ouderen. Verder speelt de onbekendheid met Nederlandse zorginstellingen een belangrijke rol en het feit dat er in het merendeel van de instellingen geen specifieke voorzieningen voor allochtone ouderen zijn op het gebied van cultuur en geloof. Daarnaast dragen de vaak zorgwekkende omstandigheden in verzorgingshuizen in het land van herkomst (als die er wel zijn) bij aan het negatieve beeld dat men van deze instellingen heeft (dit wordt verder behandeld in paragraaf 6.4 'Ouderen in land van herkomst‟). Tegenwoordig worden er steeds meer voorlichtingsprogramma‟s gestart om allochtone ouderen kennis te laten maken met zorgvoorzieningen. Hierdoor veranderd de houding van de allochtonen ten opzichte van de instelling vaak (Forum, 2003). Van de verschillende soorten groepen binnen de groep allochtone ouderen hebben ze toch vaak overeenkomstige wensen en behoeften binnen een zorginstelling:     . 30. Zorginstelling die in staat is om aan specifieke zorgbehoefte te voldoen Aankleding decoratie die aanspreekt Mogelijkheid tot bezoek familie en kennissen Aspecten zoals reinigingsfonteintjes, gebedsruimten Cultuurspecifieke elementen.

(33) Wonen Voor Allochtone Ouderen  . Aanwezigheid meerdere allochtone ouderen (bij voorkeur zelfde afkomst), behoefte aan een diversiteit van zorgvragers Andere behoeften hangen samen met de lichamelijke beperking van de persoon(naar buiten, gaan, deelname aan activiteiten). 5.3.2 WONEN - DEELS AFHANKELIJK VAN ZORG Van alle 65-plus huishoudens heeft meer dan de helft last van lichte of zwaardere beperkingen (SCP, 2004). De kans op beperkingen, op hulp en op verzorging of verpleging is groter bij stijgende leeftijd. Zelfstandig wonende alleenstaanden krijgen vaker dan paren hulp van buiten, dit is ook zo bij oudere migranten. Ouderen blijven bij voorkeur zo lang mogelijk niet of deels afhankelijk van zorg, de grens om over te stappen naar een tehuis zal vaak gedwongen zijn doordat ze niet capabel meer zijn om voor zichzelf/voor elkaar te zorgen. Het verschil bij allochtonen is dat ze meestal meer hulp krijgen van familie en kennissen en particuliere zorg bijna niet voorkomt vanwege financiële beperkingen. Een andere optie daarnaast is thuiszorg, maar hier wordt niet of nauwelijks gebruik van gemaakt door allochtone ouderen (Forum, 2003). Hieronder verschillende onderwerpen waardoor een oudere migrant mogelijk minder gebruik maakt van aangeboden diensten:     . Traditionele „witte‟ zorgaanbieders Veelal weinig kennis cultuur en taal Onwetendheid van zorgvrager Financiële beperking Slechte communicatie huisarts, verplegers. Allochtonen voeden hun kinderen allemaal op tot mantelzorger. Ouders verzorgen hun kinderen tot die volwassen zijn. Als de ouders op leeftijd komen, worden de rollen omgedraaid. Dat is geen keuze, maar vanzelfsprekend binnen hun cultuur. Dat betekent dat honderdduizenden allochtonen iemand binnen de familie- of kennissenkring verzorgen. Zij staan er vaak alleen voor. Ze weten vaak niet dat ze ondersteuning kunnen krijgen of kennen de wegen naar instanties niet. Bovendien beschouwen allochtonen de mantelzorg als hun lot en vragen daarom niet zo snel om hulp. Veelal zijn het vrouwen die hun ouders verzorgen. Deze lopen een verhoogd risico van een opeenstapeling van werkdruk door de zorgplicht, taal, cultuur en onbekendheid met de reguliere voorzieningen. Er bestaat een verplichtinggevoel om aan de idealen van hun ouders te voldoen. Een andere vorm van zorg dat bestaat voor de allochtone ouderen is thuiszorg. Er bestaan multiculturele organisaties die ingehuurd kunnen worden voor alle vormen van zorg. Door deze multiculturele achtergrond kan er rekening gehouden worden met de waarden en normen van verschillende culturen en religies, hier wordt ook de zorg op afgestemd. Deze thuiszorgorganisaties richten maatwerk op die binnen de mogelijkheden van de AWBZ en WMO geleverd kunnen worden. De zorgbieder heeft zich gespecialiseerd in het verlenen van multiculturele thuiszorg om, in het bijzonder, allochtone zorgvragers tegemoet te komen. Bij het verlenen van zorg is er begrip en respect voor normen, waarden en culturele achtergrond. De individuele behoeften en wensen van de zorgvrager worden als leidraad genomen en niet de van bovenaf opgestelde regels. Vaak is het zo dat medewerkers de taal spreken van de zorgvragers en ze kennen de culturele en religieuze achtergrond.. 31.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Meer professionals in eigen taal en cultuur wordt gezien als wenselijk, omdat deze professionals door hun achtergrond vaak een pré hebben in de benadering van en de communicatie

In de begroting 2005 van het Ministerie van VROM worden streefwaarden voor nultredenwoningen en woningen met ‘verzorgd wonen’ genoemd per 2009 die in lijn zijn met de eerder

In deze bijlage sluit ik aan bij een driedeling van het CPB van ouderen in jongere, meest vitale en maatschappelijk actieve senioren van 55-64 (ca. 1,8 miljoen mensen; ruim een

BGDA als bij VDAB wordt meer dan 70% van de plaatsingen gerealiseerd door werkzoekenden die minder dan 6 maand ervaring hebben in het be- roep waarvoor men solliciteert, 3 en voor de

3) De behandelend arts mag geen familielid van de patient zijn en behoort geen financieelNdordeel van diens dood te krijgen. Hij moet bij voorkeur geen nauwe emotionele banden

Ten aanzien van de rmukaten die uit dit onderzoek naar voren zlin gekomen, dient een aantal beperkende factoren in ogenschouw te warden genomen. Deze factoren malcen tevens

De probleemstelling vloeit voort uit deze doelstelling en luidt als volgt: Hoe kunnen de gemeente Haaksbergen en de zorgaanbieders, de zorg die wordt aangeboden binnen

Het bericht van de interventie zou zich het best kunnen richten op het aandragen van proactive coping vaardigheden, zodat de Hindostaans-Surinaamse en Turkse