• No results found

Voorbeeldprojecten

In document Wonen voor Allochtone ouderen (pagina 42-54)

In dit deel van het verslag zal er worden gekeken naar verschillende projecten die zijn uitgevoerd ten behoeve van de groep allochtone ouderen. Er zal gekeken worden naar hoe deze projecten zijn opgestart, hoe ze zijn ingedeeld en hoe de woningtoewijzing is geregeld. De projecten die worden bekeken zijn een woongroep voor Turkse ouderen volgens het harmonicamodel, een complex volgens het stippelmodel voor Javaans- Surinaamse en een complex dat volledig is gericht op Surinaamse ouderen.

6.5.1 HARMONICA

Harmonica is een woongroep volgens het harmonicamodel. Alle 25 huurwoningen in het project worden bewoond door leden van een Turkse ouderen woongroep. De woningen liggen geclusterd, in één vleugel van het complex. Het complex was in 2002 een nieuwbouwproject van woningcorporatie Woonbron aan het Mathenesserplein in Rotterdam-Delfshaven. Het project kreeg de naam Harmonica omdat de opzet flexibel van aard zou worden. De groep zou kunnen groeien en krimpen, al naar gelang de grootte van de woongroep (Jong, 2006).

Het project is tot stand gekomen naar aanleiding van een voorlichtingsbijeenkomst voor oudere migranten door Stichting Buitenlandse Werknemers Rotterdam (SBWR). Een groep Turkse ouderen heeft een werkgroep gevormd naar aanleiding van de bijeenkomst. Één van de mogelijkheden die uit de werkgroep kwam was een project voor groepswonen voor Turkse ouderen. Naar aanleiding van verschillende eisen van de groep is er door een derde groep contact gelegd tussen de werkgroep Turkse ouderen en woningbouwcorporatie Woonbron. Een woningcorporatie met het grootste bezit in de wijk (Delfshaven, Rotterdam) waar de Turkse ouderen uit de werkgroep zich graag zouden willen vestigen. Ze willen zich graag in de wijk vestigen omdat de meeste leden van de woongroep hier al lange tijd wonen. In de buurt zijn veel winkels voor de dagelijkse boodschappen, het openbaar vervoer is goed en op 10 minuten loopafstand is de een moskee gelegen (Jong, 2006). De Turkse ouderen hebben zich verenigd in de Vereniging Anatolische Ouderen Rijnmond (VAR). Huurders van de 25

woningen in het complex zijn verplicht om lid te worden van de vereniging. Als de woongroep Harmonica leden gaat verliezen en er geen animo meer is om via de vereniging een woning te huren, heeft Woonbron het recht de woningen zelf te verhuren.

Van de 25 huurwoningen zijn er 19 driekamerwoningen en 6 tweekamerwoningen. De driekamerwoningen hebben een keuken die direct bereikbaar is vanuit de gang en vanuit de keuken is het balkon bereikbaar (zie figuur 6.2). Bij de tweekamerwoningen is de keuken alleen bereikbaar vanuit de woonkamer, wat veel bewoners een groot nadeel vinden. Mede hierdoor en omdat de woningen kleiner zijn, waren deze woningen moeilijk verhuurbaar. Bijzonder aan de woningen is de aanwezigheid van twee toiletten en dat de ruimte voor de woning en de entree overdekt is. Dit vinden de Turkse ouderen een voordeel omdat er dan bijvoorbeeld een schoenenrekken buiten de woning naast de voordeur geplaatst kan worden (Jong, 2006).

De toewijzing van de huurwoningen is zo geregeld dat in het geval van een vrijkomende woning de vereniging Harmonica een voorstel doet bij Woonbron voor een nieuwe kandidaat. Woonbron doet een huurdertoets (huurachterstand, fraude ect.) voor de mogelijke nieuwe huurder en mag op grond van deze toets een kandidaat van Harmonica afwijzen. Woonbron heeft voor dit project toestemming gekregen om de woningen niet volgens de regels van woonruimteverdeling toe te wijzen. Algemene eisen die aan de nieuwe bewoners van de woongroep gesteld worden zijn dat ze ouder dan 55 jaar zijn, geen inwonende kinderen hebben en van Turkse afkomst zijn.

6.5.2 SANTOSA

Santosa is een woongroep volgens het Stippelmodel. De bewoners wonen verspreid door het gebouw, maar wel in kleine groepjes in de buurt van elkaar. Deze woongroep heeft zestien woningen tot haar beschikking op verschillende verdiepingen van het complex. De leden van woongroep Santosa wonen twee-aan-twee naast of tegenover elkaar. De woongroep is opgestart door Stichting Setasan, een Javaans-Surninaamse instelling, hieruit is een initiatiefgroep van ongeveer 40 mensen gekomen die zich zijn gaan

Figuur 6.2 – Driekamer- woning, Harmonica

oriënteren op gemeenschappelijk wonen. Bij deze groep lag de nadruk meer op zorg. De doelstellingen van het project was bedoeld om de Javaans-Surinaamse ouderen een alternatief te bieden voor een „gewoon‟ Nederlands verzorgingstehuis.

Stichting Maasakker had een renovatie gepland staan voor een verzorgingstehuis in de wijk Ommort te Rotterdam. Bij de renovatie van het oude gebouw zou een groot aantal woningen tegelijk vrij komen, dit was een goede mogelijkheid voor het huisvestingen van de woongroep. De stichting ging akkoord met dit voorstel en al gauw woonde er de eerste bewoners van de Javaans-Surinaamse woongroep in de jaren erna werd de groep geleidelijk aangevuld in april 2005 bestond de woongroep uit dertien huishoudens, de maximale grootte van de groep is gesteld op zestien (Jong, 2006). In het wooncentrum zijn een restaurant, kapsalon, wasserette, pedicure, een biljart, een bibliotheek, enkele logeerkamers, en verschillende ontmoetingsruimtes. Een deel van de voorzieningen, zoals het restaurant, wordt beheerd door de NZR (Netwerk Zorginstellingen Rijnmond). Deze zorgaanbieder heeft ook een servicebalie in het gebouw en verzorgt gedurende 24 uur per dag een

zusterspost. De leden van de woongroep wonen allen in een tweekamerwoning (zie figuur 6.3). Er is in het complex een gemeenschappelijk ruimte voor de woongroep, dit is een kamer van ca 50 m². Door subsidies en schenkingen is de kamer ingericht. Santosa huurt de ruimte niet, maar is ter beschikking gesteld door Maasakker. De ruimte is zo ingericht dat bij het opheffen van de woongroep voor de ruimte makkelijk een andere bestemming gevonden kan worden.

Bij het vrijkomen van een woning wordt er door de woningcorporatie eerste gekeken of iemand met een zorgindicatie geplaatst kan worden. Als dit niet het geval is dan kan de woningcorporatie zelf de woning verhuren en bekijkt dan of de woning geschikt is voor een lid van de Javaans-Surinaamse woongroep. Als dit het geval is wordt de woning aan de woongroep aangeboden en neemt de woningcorporatie contact op met de begeleider van de woongroep. Waarna deze kijkt of er iemand geplaatst kan worden in de woning. Er is veel belangstelling maar dit zijn voornamelijk ouderen van boven de 80 jaar, de stichting wil liever wat jongeren ouderen omdat deze nog zelfstandig kunnen wonen en dit de leefbaarheid in complex vergroot (Jong, 2006).

6.5.3 WI KONTREN

„Wi Kontren‟ (Ons plekje) is een groepswonen project voor Surinaamse ouderen, in Amsterdam Zuid-Oost. Het initiatief voor het project is gekomen naar aanleiding van cursussen voor Surinaamse verenigingen, waar over wonen en ouder worden werd gesproken. Hieruit is het idee van Surinaamse vereniging Krin di Star gekomen om een woongroep op te zetten. De woningbouwvereniging Algemene Woningbouw Vereniging Amsterdam (nu Stadgenoot) was betrokken bij het realiseren van dit project.

Figuur 6.3 - Tweekamerwoning, Santosa

Het complex bestaat uit 31 woningen: onderverdeeld in 7 tweekamerwoningen en 24 driekamerwoningen. Het complex bestaat uit twee/drie lagen met op de begane grond een gemeenschappelijke ruimten (zie figuur 6.4). De galerij is dichtgemaakt met glaswanden in deze wanden zijn

louvres geplaatst. Dit heeft er voor gezorgd, in de combinatie met het kleur gebruik, dat het een Surinaamse aanblik en sfeer geeft aan het gebouw. De bewoners in het complex zijn voornamelijk van Surinaamse

afkomst. In de

gemeenschappelijke ruimte zijn een grote zaal, keuken en tropische kas gevestigd.

De vereniging verzorgt de toewijzing van de vrijkomende woningen in het complex. De woningbouwvereniging is alleen betrokken om de toekomstige

bewoner aan een huurdertoets te onderwerpen. Ouderen die geïnteresseerd zijn om in het complex van Wi Kontren te komen moeten contact opnemen met de vereniging om lidmaatschap aan te vragen. Als er een woning vrijkomt wordt er op de wachtlijst gekeken naar ouderen die op dat moment werkelijk een woning nodig hebben. Bij toewijzing wordt niet gekeken naar de inschrijfduur, maar de geschiktheid van een kandidaat. Om zo tot een gewenste samenstelling van de groep te komen. Uiteindelijk wordt er in een gesprek vertelt wat Wi Kontern is en wat de regels zijn. Na het goed verlopen van die gesprek wordt er een huurovereenkomst gesloten met de woningbouwvereniging.

6.5.4 KANGOEROEWONING

Een woningcorporatie in Zoetermeer heeft in 2003 en 2006 totaal 20 kangoeroewoning gerealiseerd. Dit initiatief is genomen met de gemeente Zoetermeer. De zelfstandige woningen (buidelwoning) op de begane grond heeft twee kamers en een tuin, op de eerste verdieping is een vierkamerwoning voor de zorgverleners (hoofdwoning). Deze woning heeft drie slaapkamers en een groot dakterras. De woningen bevinden zich allebei onder de grens van de huurtoeslag. Deze kangoeroewoningen zijn bedoeld voor mensen die zich vrijwillig willen koppelen aan elkaar met als hoofddoel mantelzorg verlenen, dit hoeft dus niet in familieband te zijn.

Dit project is met veel publiciteit in de verhuur gegaan, maar na driekwart jaar stond nog de helft leeg. Uiteindelijk zijn alle woningen verhuurd, maar niet allemaal als kangoeroewoning. Vier van de 20 woningen zijn verhuurt als een woon-werkwoning. Startende ondernemers hebben hun kantoorruimte aan huis. De woningen blijven wel bestemd als kangoeroewoningen, bij vertrek worden nieuwe huurders gezocht die mantelzorg willen verlenen. Het verhuren van kangoeroewoningen is niet eenvoudige gebleken, meestal worden de buidelwoningen als te klein ervaren. Het wordt daarom ook aangeraden om de een buidelwoning van minimaal 55 m² groot te maken (Aedes-Actiz,

2010). Ook de stap om uiteindelijk bij elkaar te gaan wonen is groot, maar het grootste probleem is de verplichting om de woning te verlaten als de zorgrelatie is beëindigd. Woningcorporatie Vestia bemiddelt wel bij zoeken naar een nieuwe passende huisvesting, maar het blijft iets waar kandidaten voor terugschrikken. In dit project zijn er verschillende manieren geprobeerd om de woningen toch te verhuren zoals een versoepeling van de woonlasten, verlagen van de huurprijs en het meer toepassen van maatwerk. Het is moeilijk om de vraag en aanbod bij elkaar te brengen en bij mutatie is het lastig om op korte termijn nieuwe huurder te hebben en als de woning in de normale verhuur gaat is het weer lastig om dit terug te draaien.

6.6 TOEKOMSTIGE BENODIGDHEDEN

Er bestaat een verschil in de behoefte van allochtone ouderen op korte en op lange termijn. Het is namelijk zo dat de huidige generatie allochtone ouderen, voornamelijk de voormalige gastarbeiders, de meest specifieke woon- en zorgbehoeften hebben. Verwacht wordt dat de generaties daarna meer en beter geïntegreerd zijn, een hoger inkomens- en opleidingsniveau hebben en mindere mate specifieke woonwensen hebben. Wat betreft de toekomstige benodigdheden voor huisvesting zal het dus niet betekenen dat er constant een stijgende lijn zit in de specifieke vraag van deze doelgroep. Het grootste probleem ligt hem in de eerste generatie waarin de benadering van de doelgroep een aandachtspunt is, door de taalbarrière en onwetendheid van mogelijkheden die er zijn wat betreft wonen en zorg voor ouderen. Hierdoor zullen de allochtone ouderen meer betrokken moeten worden bij de ontwikkeling van huisvesting voor ouderen. Doordat oudere allochtonen veel minder vaak te vinden zijn in ouderenwoningen zal er vooral gebruik gemaakt worden van woningen waar mantelzorg mogelijk is, daarnaast zijn complexen met woongroepen (inclusief zorgvoorziening) ook erg in trek.

6.7 TOEWIJZINGSBELEID

Allochtone ouderen die een huurwoning zoeken, kloppen meestal aan bij de sociale verhuurders. Dit zijn voornamelijk woningcorporaties, deze hebben een systeem van woonruimteverdeling. Dit is meestal in samenspraak gegaan met andere woningcorporaties in de regio en gemeenten. Hiermee zijn spelregels opgesteld en informatiebronnen als internet en woonkranten, die de toekomstige bewoners moeten informeren over de huisvesting en toewijzing. De doelgroepen die een specifieke vraag hebben kloppen ook bij deze instanties aan. Wat hen onderscheidt van andere woningzoekenden is hun vraag naar een woning waar rekening wordt gehouden met hun behoefte aan wonen en mogelijk zorg. Ook zijn ze daarnaast minder goed in staat om geheel zelfstandig te opereren op de woningmarkt en hebben ondersteuning nodig. Er is dus een specifieke vorm van woningtoewijzing aan de orde, daarbij kunnen eventuele voorrangscriteria worden afgesproken. Welke criteria worden gehanteerd is een zaak van lokaal of regionaal beleid van de betreffende woningcorporatie en gemeenten. Op grond van de huisvestingswet kan een gemeente sturend optreden in lokale woonruimteverdeling om een evenwichtige verdeling van schaarse woonruimte te bevorderen. Het gaat dan om het deel van de woningvoorraad voor mensen met een financieel of maatschappelijk zwakke positie. Woningcorporaties voeren hun eigen beleid binnen hun maatschappelijke opdracht en binnen de regels van een eventuele lokale of regionale verordening. Als de gemeente geen regels heeft opgesteld binnen een

huisvestingsverordening, dan kunnen de corporaties zelf die regels opstellen, alleen of in samenwerking met andere corporaties in de regio.

De woonruimteverdeling is van belang bij het huisvesten van allochtone ouderen. Er moet worden nagedacht hoe het woonruimte verdeelsysteem het beste tot zijn uiting kan komen, gericht op allochtone ouderen. Het woonruimte verdeelsysteem is van toepassing om in te kunnen spelen op het huisvesten van een doelgroep in een specifiek op hun gerichte woonruimte. Woningcorporaties hebben altijd een bepaald systeem waarin de toelating van bewoners is geregeld, meestal door middel van een wachtlijst of loting. In dit verdeelsysteem kan een aanpassing gedaan worden door middel van het toevoegen van bepaalde onderwerpen. De methode van woonruimteverdeling kan aangepast worden aan deze specifieke doelgroep allochtone ouderen, zodat deze doelgroep binnen de reguliere systemen beter tot hun recht komen. Bij aanpassing van het beleid op gebied van het woonruimte verdeelsysteem dient rekening gehouden te worden met de reacties uit de maatschappij. Het kan bij de autochtone doelgroep heftige reacties oproepen, als allochtone ouderen worden „voorgetrokken‟ bij het toewijzen van een woning.

 Er zijn verschillende argumenten die van belang zijn bij een verhuiswens. In het beleid kan opgenomen worden of er behoefte is aan zorg, sociale of fysieke steun.  Maatwerk door middel van persoonlijke begeleiding van de woningzoekende.  Transparante toewijzing voor de doelgroep, verdelen van woningen en aangepaste

woningen in het bestaande woonruimte verdeelsysteem.  Verantwoording van resultaten woonruimte verdeelsysteem.

Het is aanbevolen om onderscheid te maken binnen de groep allochtone ouderen. Er zijn veel die geen speciale aandacht behoeven in het woonruimte verdeelsysteem. Aan de andere kant is er een groep die deze ondersteuning wel nodig heeft, vaak in de vorm van begeleiding. De informatievoorziening voor deze groep heeft aandacht nodig in de vorm van gerichte intakegesprekken, persoonlijke informatieverstrekking en advisering.

6.8 MULTICULTUREEL BOUWEN

Het belang van multicultureel bouwen is in 2002 op de agenda gezet door VROM. Dit is gebeurd met het advies „Smaken verschillen: multicultureel bouwen en wonen‟. Volgens het advies moet er bij het bouwen tegemoet gekomen en rekeningen gehouden worden aan de veranderde woningvraag. Dit houdt dat er bijvoorbeeld een andere indeling gevraagd word van de woningplattegrond (informele ruimtes, plaats van de keuken etc.) en een andere architectuur van de woning.

Uit onderzoek van Labyrint in opdracht van FORUM is gebleken dat „multicultureel bouwen‟ een goede benadering is. De term „multicultureel bouwen‟ kan wel weerstand krijgen van autochtone bewoners. Ook is niet altijd duidelijk in hoeverre woonwensen cultureel bepaald zijn. Een voorbeeld is dat sommige Surinamers vanuit hun culturele achtergrond een grote leefkeuken wensen, maar er zijn ook tal van autochtone mensen die graag deze wens hebben maar dit is niet gebaseerd op de culturele achtergrond. Daarom word er in sommige gevallen gesproken over „consumentgericht bouwen‟ (Diversiteit in Wonen, 2010).

Uit onderzoek „Diversiteit in Wonen‟ is gebleken dat bij verschillende projecten, die gebouwd zijn volgens het principe van multicultureel bouwen, de bewoners vinden dat de

leefbaarheid, imago en de sociale controle verbeterd zijn. De bewoners komen voor een deel uit de wijk waar ook het project gesitueerd is, maar ook een deel kwam speciaal voor het project naar de wijk toe. Projecten voor multicultureel bouwen duren meestal een stuk langer dan projecten voor niet-multicultureel bouwen. Dit komt doordat het voor projectontwikkelaars het vaak de eerste keer is dat ze multicultureel bouwen. Hierdoor zijn er aanpassingen nodig zijn op de standaard procedure die normaal wordt doorlopen. De toekomstige bewoners zullen dus moeten worden voorbereid op de lange looptijd van het project.

De toekomstige bewoners dienen betrokken te worden bij het project. Bij de inschrijving moeten de bewoners al begeleid worden, dit dient te gebeuren om de bewoners beter te laten weten waar ze aan beginnen en wat de doelstelling van het project is. Hierdoor ontstaan er minder irritaties of afhakers. Het betrekken van de toekomstige bewoners moet niet gebeuren bij het gehele proces. Voor de toekomstige bewoners is vooral de indeling van de woning en de inrichting van de buitenruimte belangrijk. Bewoners betrekken bij het bouwproces en rekening houden met de wensen van de groeiende groep allochtone (ouderen), vertaalt zich op korte termijn niet in meer rendement op projectontwikkeling of woningbouw. Wel zal het zich terugvertalen in positieve effecten als verbetering van de leefbaarheid en sociale contacten (Diversiteit in Wonen, 2010).

6.9 DEELCONCLUSIE

Het harmonica- en het stippelmodel hebben voordelen voor een project dat gericht is op groepswonen voor allochtone ouderen. Beide modellen verschillen wel van elkaar en hebben voor- en nadelen:

Voordelen harmonicamodel:  flexibele groepsgrootte

 meer toevallige ontmoetingen door ruimtelijke clustering  minder kans op onderlinge

irritaties

Voordelen stippelmodel:  flexibele groepsgrootte

 geleidelijke instroom van nieuwe leden beter mogelijk

 meer kansen op menging en integratie

Als de projecten eenmaal bewoond zijn, neemt de belangstelling voor woningen in het complex sterkt toe. Dit komt omdat zichtbaar is geworden wat de woongroep precies inhoudt. Dit zou betekenen dat een maatschappelijke vastgoedontwikkelaar moet kiezen voor een geleidelijke instroom in de woongroep, in plaats van het streven naar een maximale bezetting bij de start. Dit is echter alleen te realiseren als er voldoende aanbod van vrijkomende woningen is. Een groot complex is daarbij een voorwaarde. Het stippelmodel heeft de voorkeur, omdat bij bestaande bouw de vrijgekomen woningen niet langs elkaar hoeft te liggen.

Voor een maatschappelijke vastgoedontwikkelaar is de keuze voor het harmonica- of het stippelmodel afhankelijk van de beschikbare locaties. Binnen de mogelijkheden die er zijn is het belangrijk een keuze te maken voor het een of andere model. Dit hangt af van de wijze waarop de groepsleden met elkaar omgaan en het belang van integreren met andere groepen in het gebouw. Aanpassingen aan de plattegrond door andere culturele of religieuze leefstijl zijn bij de voorbeeldprojecten slechts in beperkte mate gedaan, maar dit is geen bezwaar voor de allochtone ouderen. Sommige aanpassingen zoals een gesloten keuken en een wc gescheiden van de douche worden wel zeer gewaardeerd.

Daarom is het aan een maatschappelijke vastgoedontwikkelaar aan te bevelen dit wel te realiseren. Voor de overige wensen zullen specifieke plattegronden tot hogere kosten leiden en deze extra kosten zijn voor de doelgroep niet gewenst.

De ouderen vinden het prettig als ze in hun eigen buurt kunnen blijven wonen. Dit is een vertrouwde omgeving, waar voorzieningen aanwezig zijn waar ze behoefte aan hebben. De kansen voor een maatschappelijke vastgoedontwikkelaar kunnen worden vergroot om een geschikte locatie te vinden in de vertrouwde woonomgeving van de toekomstige

In document Wonen voor Allochtone ouderen (pagina 42-54)