• No results found

Wonen – Allochtone Ouderen

In document Wonen voor Allochtone ouderen (pagina 32-34)

Er zal gekeken worden naar de afhankelijkheid van zorg, deels afhankelijk van zorg en niet afhankelijk van zorg en wat de huidige woonsituatie van allochtone ouderen is.

5.3.1 AFHANKELIJKHEID VAN ZORG

De meeste allochtone ouderen willen slechts in het uiterste geval naar een verzorgings- of verpleeghuis. Het zou immers betekenen dat de kinderen en familie niet voor hen kunnen of willen zorgen. Deze mantelzorg (zorgen voor ouderen door kinderen en familie) is normaal binnen de cultuur van allochtone ouderen. Verder speelt de onbekendheid met Nederlandse zorginstellingen een belangrijke rol en het feit dat er in het merendeel van de instellingen geen specifieke voorzieningen voor allochtone ouderen zijn op het gebied van cultuur en geloof. Daarnaast dragen de vaak zorgwekkende omstandigheden in verzorgingshuizen in het land van herkomst (als die er wel zijn) bij aan het negatieve beeld dat men van deze instellingen heeft (dit wordt verder behandeld in paragraaf 6.4 'Ouderen in land van herkomst‟). Tegenwoordig worden er steeds meer voorlichtingsprogramma‟s gestart om allochtone ouderen kennis te laten maken met zorgvoorzieningen. Hierdoor veranderd de houding van de allochtonen ten opzichte van de instelling vaak (Forum, 2003). Van de verschillende soorten groepen binnen de groep allochtone ouderen hebben ze toch vaak overeenkomstige wensen en behoeften binnen een zorginstelling:

 Zorginstelling die in staat is om aan specifieke zorgbehoefte te voldoen  Aankleding decoratie die aanspreekt

 Mogelijkheid tot bezoek familie en kennissen

 Aspecten zoals reinigingsfonteintjes, gebedsruimten  Cultuurspecifieke elementen

 Aanwezigheid meerdere allochtone ouderen (bij voorkeur zelfde afkomst), behoefte aan een diversiteit van zorgvragers

 Andere behoeften hangen samen met de lichamelijke beperking van de persoon(naar buiten, gaan, deelname aan activiteiten)

5.3.2

WONEN - DEELS AFHANKELIJK VAN ZORG

Van alle 65-plus huishoudens heeft meer dan de helft last van lichte of zwaardere beperkingen (SCP, 2004). De kans op beperkingen, op hulp en op verzorging of verpleging is groter bij stijgende leeftijd. Zelfstandig wonende alleenstaanden krijgen vaker dan paren hulp van buiten, dit is ook zo bij oudere migranten. Ouderen blijven bij voorkeur zo lang mogelijk niet of deels afhankelijk van zorg, de grens om over te stappen naar een tehuis zal vaak gedwongen zijn doordat ze niet capabel meer zijn om voor zichzelf/voor elkaar te zorgen.

Het verschil bij allochtonen is dat ze meestal meer hulp krijgen van familie en kennissen en particuliere zorg bijna niet voorkomt vanwege financiële beperkingen. Een andere optie daarnaast is thuiszorg, maar hier wordt niet of nauwelijks gebruik van gemaakt door allochtone ouderen (Forum, 2003). Hieronder verschillende onderwerpen waardoor een oudere migrant mogelijk minder gebruik maakt van aangeboden diensten:

 Traditionele „witte‟ zorgaanbieders  Veelal weinig kennis cultuur en taal  Onwetendheid van zorgvrager  Financiële beperking

 Slechte communicatie huisarts, verplegers

Allochtonen voeden hun kinderen allemaal op tot mantelzorger. Ouders verzorgen hun kinderen tot die volwassen zijn. Als de ouders op leeftijd komen, worden de rollen omgedraaid. Dat is geen keuze, maar vanzelfsprekend binnen hun cultuur. Dat betekent dat honderdduizenden allochtonen iemand binnen de familie- of kennissenkring verzorgen. Zij staan er vaak alleen voor. Ze weten vaak niet dat ze ondersteuning kunnen krijgen of kennen de wegen naar instanties niet. Bovendien beschouwen allochtonen de mantelzorg als hun lot en vragen daarom niet zo snel om hulp. Veelal zijn het vrouwen die hun ouders verzorgen. Deze lopen een verhoogd risico van een opeenstapeling van werkdruk door de zorgplicht, taal, cultuur en onbekendheid met de reguliere voorzieningen. Er bestaat een verplichtinggevoel om aan de idealen van hun ouders te voldoen.

Een andere vorm van zorg dat bestaat voor de allochtone ouderen is thuiszorg. Er bestaan multiculturele organisaties die ingehuurd kunnen worden voor alle vormen van zorg. Door deze multiculturele achtergrond kan er rekening gehouden worden met de waarden en normen van verschillende culturen en religies, hier wordt ook de zorg op afgestemd. Deze thuiszorgorganisaties richten maatwerk op die binnen de mogelijkheden van de AWBZ en WMO geleverd kunnen worden. De zorgbieder heeft zich gespecialiseerd in het verlenen van multiculturele thuiszorg om, in het bijzonder, allochtone zorgvragers tegemoet te komen. Bij het verlenen van zorg is er begrip en respect voor normen, waarden en culturele achtergrond. De individuele behoeften en wensen van de zorgvrager worden als leidraad genomen en niet de van bovenaf opgestelde regels. Vaak is het zo dat medewerkers de taal spreken van de zorgvragers en ze kennen de culturele en religieuze achtergrond.

Hieronder een opsomming van wensen waar de oudere migrant, die verhuist ten behoeve van zorg, waarde aan hecht (Forum, 2003):

 Wonen in de buurt van kinderen en familie

 Inrichtingswensen komen overeen met wensen voor een zelfstandige ouderenwoning

 Een (aparte) gebedsruimte (met name islamitische ouderen)  Voeding volgens culturele gewoonte (onder andere halal-voeding)

 Een ruimte waar met verwanten en vrienden vieringen of herdenkingen van een overledene kunnen worden gehouden (met name Surinaamse ouderen)

 Een aparte slaapruimte waar (klein) kinderen kunnen overnachten  Personeel dat kennis en respect heeft voor culturele achtergronden

5.3.3 HUIDIGE WOONSITUATIE ALLOCHTONEN

De oudere allochtoon heeft veelal geen specifieke woonwensen wat betreft zelfstandig wonen. Daarnaast kunnen we wel een vergelijking maken met autochtone ouderen en hoe de groep zich heeft ontwikkeld betreffende hun woonsituatie. De gemiddelde woonpositie van de niet-westerse allochtonen is in de afgelopen jaren sterk verbeterd, wel woont deze groep over het algemeen minder royaal dan autochtone Nederlanders. Op punten als woningbezit is er een aanzienlijke verschil ten opzichte van de autochtonen. Zo ligt het eigen woningbezit bij allochtonen lager dan onder autochtonen, en heeft bijvoorbeeld slechts 8% van de Marokkanen een eigen woning. Bij andere groepen allochtonen is dat 15 tot 27 %, terwijl een percentage van ongeveer 40 gemiddeld is. Ook wonen niet-westerse allochtonen veel minder vaak in een eengezinswoning en wonen zij vaak, 30 tot 50%, in wijken waarin allochtonen veelal geconcentreerd aanwezig zijn. Op grond van hun sociaaleconomische kenmerken zou dat een percentage ongeveer 20 moeten zijn (VROM, 2005).

Overigens is er over het algemeen in de afgelopen jaren verbetering te zien in de huisvestingsituatie van allochtone ouderen. Stadsvernieuwing, stedelijke vernieuwing en herstructurering zorgen er voor dat de situatie verbetert. De eerste generatie was ook minder goed gehuisvest dan de huidige generatie. Een concentratie van lagere inkomensgroepen is vaak niet de gewenste situatie, vandaar dat er vaak stadsvernieuwing wordt toegepast. Dit zal ook invloed hebben op de woonsituatie van allochtone ouderen in de toekomst doordat deze vaak geconcentreerd bij elkaar wonen.

In document Wonen voor Allochtone ouderen (pagina 32-34)