• No results found

Conclusie

In document Wonen voor Allochtone ouderen (pagina 74-76)

Het beschouwingsgebied van dit afstudeeronderzoek valt binnen de toekomstige wensen van de groep niet-westerse allochtone ouderen en het huidige aanbod in Nederland. De aanleiding van het onderzoek is dat er een aanzienlijke stijging te zien is van de niet- westerse allochtone ouderen binnen de demografische ontwikkelingen in de toekomst. Aan de hand van deze ontwikkelingen is de vraag gesteld of dit een grote behoefte aan specifieke huisvesting in de toekomst teweeg zal brengen. Maatschappelijk vastgoedontwikkelaars zijn partijen die hier het meest mee te maken zullen krijgen, omdat de niet-westerse allochtone ouderen niet de middelen hebben om in eigen huisvesting te voorzien. De vraag die hieruit naar voren kwam is: “Zijn er kansen voor maatschappelijke ontwikkelaars om huisvesting te ontwikkelen voor niet-westerse allochtone ouderen”. Door deze aanzienlijke stijging werd aan het begin van het onderzoek aangenomen dat een maatschappelijk vastgoedontwikkelaar niet om de grote vraag, in de toekomst, van de doelgroep heen kan.

Er is onderzocht of door de groeiende groep niet-westerse allochtone ouderen, de vraag naar specifieke huisvesting veranderd. Met als doelstelling te kunnen beantwoorden hoe een maatschappelijk ontwikkelaar hierop in moet spelen. Een belangrijke conclusie is dat de wensen van niet-westerse allochtone ouderen op een paar specifieke wensen na overeenkomen met die van autochtone ouderen.

De verschillende antwoorden die door woningcorporaties zijn gegeven in de enquête hingen af van de beleidsdoelstellingen die van toepassing waren binnen de corporatie. Er kan op een bepaalde manier ingespeeld worden op de doelgroep door bijvoorbeeld een project op te starten voor allochtone ouderen. Een bevinding van het afstudeeronderzoek

is dat er te weinig aandacht wordt besteed aan contacten leggen met allochtone ouderen of sleutelfiguren en door deze reden weinig projecten van de grond komen terwijl er wel uit onderzoek is gebleken dat de vraag bestaat vanuit niet-westerse allochtone ouderen. Deze vraag wordt niet vanuit de niet-westerse allochtone ouderen kenbaar gemaakt aan de woningcorporatie, omdat ze de weg hiernaar toe niet weten en niet weten wat de mogelijkheden zijn. Als vanuit de woningcorporatie hier ook geen stappen worden gezet zullen de groepen elkaar niet vinden. Daarom is het van belang dat de woningcorporatie zelf het initiatief neemt en in gesprek gaat met sleutelfiguren. Het knelpunt voor het opstarten van een project ligt meer op sociaal gebied, waarbij betrokkenheid een grote rol speelt, in plaats van fysieke aanpassingen die daadwerkelijk benodigd zijn om aan de vraag te kunnen voldoen.

De sterke stijging van de groepsbevolking lijkt niet direct veel invloed te hebben op het bestaande aanbod. De maatschappelijk vastgoedontwikkelaar neemt in het eigen beleid op in hoeverre deze hier op in wil spelen. De resultaten van het onderzoek geven aan dat woningcorporaties zelf bepalen wat ze er meedoen. Als er een sterke concentratie is van niet-westerse allochtone ouderen binnen een de regio van de woningcorporatie, hoeft het niet te betekenen dat deze zich hier ook op toespitst. Een hoge concentratie van de doelgroep in een bepaalde omgeving, kan kansen bieden voor een maatschappelijke vastgoedontwikkelaar indien deze daar voor openstaat. Een woonvorm die het grootste deel van de allochtone ouderen aanspreekt is het gemeenschappelijk wonen. Het voldoet aan hun behoefte (allochtone ouderen wonen het liefst gemengd met de autochtone bevolking), omdat het ouderen de mogelijkheid geeft om samen te wonen met mensen die dezelfde culturele achtergrond en/of leefstijl hebben. Voorbeelden van woonvormen die uitkomst bieden zijn het harmonica- en stippelmodel. Door deze woonvormen wonen de allochtone ouderen samen met autochtone ouderen wat bevorderlijk is voor het betrekken in de samenleving van de allochtone ouderen. Allochtone ouderen geven ook aan dat ze graag gezamenlijk willen wonen met autochtone ouderen. Allochtone ouderen moeten bewust worden gemaakt van de mogelijkheden die er zijn betreffende huisvesting. Allochtone ouderen willen zich nu pas ergens gaan vestigen als ze het eindresultaat en de bewoners zien. De weerstand vanuit de samenleving voor een project voor zowel autochtone als allochtone ouderen is kleiner dan een project dat alleen gericht is op niet-westerse allochtone ouderen.

De acceptatie bij autochtone bewoners kan een negatieve rol spelen bij de ontwikkeling van een project voor allochtone ouderen. Zowel bij bestaande bouw als nieuwbouw kunnen er problemen ontstaan. Bij een bestaand complex waar nu alleen autochtone ouderen wonen, kan er weerstand ontstaan bij de komst van allochtone ouderen. Bij nieuwbouw kunnen er op dit gebied ook problemen ontstaan, maar hier kunnen toekomstige bewoners bewust van worden gemaakt. Bij aanpassing van het beleid op gebied van het woonruimte verdeelsysteem dient rekening gehouden te worden met de reacties uit de maatschappij. Het kan bij de autochtone doelgroep heftige reacties oproepen, als allochtone ouderen worden „voorgetrokken‟ bij het toewijzen van een woning. De problematiek zal zich naar verwachting voordoen bij de huisvesting van de 1e generatie allochtone ouderen, door de integratie zal dit in de toekomst minder problemen met zich meebrengen.

Haalbaarheid is een twijfelachtig begrip in het afstudeeronderzoek, maar toch van essentieel belang. De haalbaarheid van een project voor allochtone ouderen is namelijk lastig te bepalen en afhankelijk van meerdere variabelen, zoals locatie, omgeving en grootte van de te plaatsen doelgroep (niet-westerse allochtone ouderen). Op het gebied

van haalbaarheid kan gesteld worden dat een project voor allochtone ouderen meer tijd en moeite kost op gebied van communicatie. De bestedingsruimte van de doelgroep ligt lager dan autochtone ouderen, terwijl de groep in principe wel meer specifieke wensen heeft en op een andere manier extra aandacht vraagt.

Om antwoord te geven op de vraag, die aan het begin van het onderzoek is gesteld, of er kansen bestaan voor een maatschappelijke vastgoedontwikkelaar om te voorzien in huisvesting voor niet-westerse allochtone ouderen. Kan gesteld worden dat de kansen sterk afhankelijk zijn het huidige woningbestand van de woningcorporatie en hoeverre er kan worden gesproken over een aanzienlijke groei van de doelgroep binnen een de regio van de woningcorporatie. Deze kansen zijn dus sterk afhankelijk van verschillende variabelen, zoals woonomgeving, grootte doelgroep, beschikbaarheid locatie en de samenwerking met de doelgroep. Hoe beter voldaan kan worden aan de wensen en eisen van de niet-westerse allochtone ouderen hoe groter de kans om te investeren in huisvesting voor niet-westerse allochtone ouderen. De kansen zijn dus wel degelijk aanwezig voor verschillende woningcorporaties (gezien de demografische ontwikkeling). Alleen zal de woningcorporatie het initiatief moeten nemen om een project op te starten en er niet vanuit gaan dat de niet-westerse allochtone ouderen met hun problemen naar de corporatie toekomen. De kansen zullen zich maar in beperkte mate bevinden binnen het voldoen aan de fysieke wensen van de niet-westerse allochtone ouderen, maar het zal voornamelijk liggen op sociaal gebied zoals de benadering en het betrokken maken van de doelgroep. De conclusie kan worden getrokken dat maatschappelijke vastgoedontwikkelaars in de toekomst niet om de vraag van de doelgroep (allochtone ouderen) heen kan. Dit afstudeeronderzoek kan een handreiking zijn voor woningcorporaties om verder in te gaan op het onderwerp ”wonen voor allochtone ouderen”. Aan de hand van dit afstudeeronderzoek kunnen woningcorporaties inschatten of het kansrijk genoeg is om te voorzien in huisvesting voor niet-westerse allochtone ouderen in hun werkgebied.

In document Wonen voor Allochtone ouderen (pagina 74-76)