• No results found

De Spaanse bestseller: literaire juweeltjes over overgewaardeerd proza?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Spaanse bestseller: literaire juweeltjes over overgewaardeerd proza?"

Copied!
95
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Spaanse bestseller:

literaire juweeltjes of overgewaardeerd proza?

Anna Krans

10322043 – 8 december 2017

Masterscriptie Neerlandistiek: Redacteur/editor Universiteit van Amsterdam

Eerste lezer: Prof. dr. Karina van Dalen-Oskam Tweede lezer: Drs. Everdien Rietstap

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding 3

Hoofdstuk 1: Literatuur en vertalingen 7

1.1 Inleiding 7

1.2 Literaire kwaliteiten 7

1.2.1 Beauty versus power 7

1.2.2 Het literaire veld 10

1.2.3 Literaire kritiek 13

1.3 Vertalingen 14

1.3.1 Uitgeefstrategieën bij vertalingen 14

1.3.2 De ‘Wereldrepubliek der Letteren’ 15

1.4 Spaanse casus 17

1.5 Conclusie 19

Hoofdstuk 2: Receptie van lezers en critici 20

2.1 Inleiding 20

2.2 Isabel Allende, Het eiland onder de zee (2010) 22 2.3 Isabel Allende, Het negende schrift van Maya (2011) 25 2.4 María Dueñas, Het geluid van de nacht (2012) 27

2.5 Ildefonso Falcones, De hand van Fatima (2010) 30

2.6 Carlos Ruiz Zafón, De schaduw van de wind (2004) 32 2.7 Carlos Ruiz Zafón, Het spel van de engel (2009) 35 2.8 Carlos Ruiz Zafón, De gevangene van de hemel (2012) 38

2.9 Conclusie 40

Hoofdstuk 3: Computationele analyse 42

3.1 Inleiding 42

3.2 Opkomst van de digital humanities 42

3.3 Definities van stijl 43

3.4 Discourse presentation dimensions 44

3.5 Deelhypotheses 46 3.6 Analyse 47 3.6.1 Voyant-analyse 47 3.6.2 Stylo-analyse 50 3.6.3 Woordgebruik 53 3.6.4 Keyness-analyse 58

3.6.5 De stijl van Carlos Ruiz Zafón 62

3.7 Conclusie 66

Conclusie 67

Discussie 73

Literatuurlijst 74

(3)

Inleiding

Al eeuwenlang zijn literatuurwetenschappers bezig met vragen als ‘Hoe kan literatuur precies gedefinieerd worden?’ en ‘Bezit literatuur intrinsieke eigenschappen?’. Volgens sommige literatuurwetenschappers bestaat literatuur slechts binnen een bepaalde culturele context en is het afhankelijk van de wisselwerking tussen verschillende actoren zoals uitgevers, boekhandelaren en critici. Anderen menen dat er universele kenmerken van literatuur zijn aan te wijzen. Er is echter geen eenduidigheid over wat die kenmerken dan vervolgens zijn.

Dat is precies wat het onderzoeksproject The Riddle of Literary Quality probeert te onderzoeken. Het project is opgezet vanuit de aanname dat hoewel sociale en culturele factoren een rol spelen bij het vaststellen van wat literatuur is, formele teksteigenschappen ook van invloed kunnen zijn op de literariteit van een tekst.1 Onder leiding van professor Karina van Dalen-Oskam wordt er daarom tussen 2012 en 2017 binnen het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis computationeel onderzoek gedaan naar teksteigenschappen van literatuur, in de hoop op die manier huidige conventies van literatuur aan te kunnen wijzen.

Naast dit compuationele onderzoek heeft het onderzoeksproject ook aandacht voor de receptie van literatuur door lezers. In 2013 vond het grootschalige Nationale Lezersonderzoek plaats, waarbij bijna 14.000 mensen een online enquête invulden. Voor deze enquête was een lijst opgesteld van de vierhonderd Nederlandstalige en in het Nederlands vertaalde romans die tussen 2010 en 2012 het meest verkocht en uitgeleend waren. Respondenten konden hierop aangeven welke boeken ze gelezen hadden. Er werden alleen boeken op de lijst gezet die in 2007 of later waren verschenen, om lezers niet (on)bewust te beïnvloeden door meningen van anderen. En enkele keer ging dit echter mis en kwam er onbedoeld een boek op de lijst terecht dat voor 2007 was verschenen, zoals De schaduw van de wind (Carlos Ruiz Zafón, 2004) en

De eetclub (Saskia Noort, 2004). Uit de eerste resultaten blijkt dat het meest gelezen boek Haar naam was Sarah (Tatiana de Rosnay) was, meer dan de helft van de respondenten gaf

aan dit boek gelezen te hebben.2

Nadat respondenten hadden aangegeven welke van de vierhonderd boeken ze gelezen hadden, werd hun een selectie van de door hen gelezen boeken voorgelegd met de vraag om aan te geven hoe literair ze die boeken vonden op een schaal van 1 tot 7. Zoals in tabel 1 te                                                                                                                

1 Zie voor meer informatie over het onderzoeksproject The Riddle of Literary Quality: http://literaryquality.huygens.knaw.nl.

(4)

zien is, staat de score 1 voor ‘absoluut niet literair’, en de score 7 voor ‘in hoge mate literair’. Hierna werd de respondenten gevraagd om deze keuze toe te lichten bij een van de gelezen boeken door uit te leggen waarom ze het boek al dan niet literair vonden. Ook werd gevraagd een oordeel te geven over de literaire waarde van een aantal niet gelezen boeken.3

1. Absoluut niet literair 2. Niet literair

3. Eerder niet literair

4. Op de grens van literair en niet-literair 5. Enigszins literair

6. Literair

7. In hoge mate literair

Tabel 1: Scores voor literariteit

Van de vierhonderd boeken op de lijst is ongeveer zestig procent een vertaling. Verreweg de meeste van deze vertalingen komen uit het Engels. De oorspronkelijk Nederlandse fictie werd gemiddeld gewaardeerd met een 4,5; vertaalde fictie met een 4,1. In de categorie ‘Literaire fictie’ scoren Nederlandse werken iets hoger dan de vertaalde literaire fictie (respectievelijk 5,3 en 5,1). Bij de genres ‘Romantisch’ en ‘Spanning’ zijn de rollen omgedraaid en krijgen de vertalingen een iets hogere waardering dan de Nederlandse boeken (3,0 ten opzichte van 2,8 bij ‘Romantisch’ en 4,0 ten opzichte van 3,7 bij ‘Spanning’). Het lijkt dus alsof sommige soorten vertalingen meer gewaardeerd worden dan oorspronkelijk Nederlands werk.4

In deze scriptie onderzoek ik een specifieke groep vertalingen: die uit het Spaans. Dit is een logische keuze vanwege mijn eigen achtergrond – ik heb de bachelor Spaanse taal en cultuur gevolgd – en daarnaast is er tot nu toe nog weinig onderzoek gedaan binnen The

Riddle of Literary Quality naar de waardering van verschillende taalgebieden. Eerdere

masterscripties binnen dit onderzoeksproject behandelden voornamelijk specifieke genres zoals thrillers of de historische roman.

De lijst van vierhonderd boeken van het Nationale Lezersonderzoek bevat zeven vertalingen uit het Spaans: Het eiland onder de zee (Isabel Allende), Het negende schrift van

Maya (Isabel Allende), Het geluid van de nacht (María Dueñas), De hand van Fatima

(Ildefonso Falcones), Schaduw van de wind (Carlos Ruiz Zafón), Het spel van de engel (Carlos Ruiz Zafón) en De gevangene van de hemel (Carlos Ruiz Zafón). Op Het geluid van                                                                                                                

3 Zie http://www.hetnationalelezersonderzoek.nl. 4 Bron: Mededeling Karina van Dalen-Oskam.

(5)

de nacht na vallen al deze boeken in de categorie ‘Literaire fictie’. Het werk van Dueñas

wordt gezien als ‘Romantisch’. Deze vertalingen worden duidelijk hoger ingeschaald dan oorspronkelijk Nederlands werk. De Spaanse literaire fictie wordt gemiddeld gewaardeerd met een 5,5; het enige Spaanse boek uit de categorie ‘Romantisch’ krijgt gemiddeld een 5,4. De boeken worden door lezers dus gemiddeld als ‘enigszins literair’ tot ‘literair’ beoordeeld.

Afgezien van het feit dat ze uit het Spaans zijn vertaald, werden alle zeven boeken zowel in Spanje als in Nederland en grote delen van de rest van de wereld enorme bestsellers. De mondiale aanwezigheid van de Spaanse bestseller valt dus niet te ontkennen. Zowel in Spanje als daarbuiten lopen miljoenen lezers weg met boeken van Isabel Allende, María Dueñas, Ildefonso Falcones en Carlos Ruiz Zafón. Hun werken zijn stuk voor stuk internationale mega-sellers en worden door lezers gewaardeerd om hun literaire karakter. Opvallend genoeg staan de Spaanse en Nederlandse critici over het algemeen lijnrecht tegenover deze opvatting; zij weigeren de literaire kwaliteit van boeken als De schaduw van

de wind, Het negende schrift van Maya of De hand van Fatima te erkennen.

Hoge verkoopcijfers en geringe literaire erkenning is geen uitzonderlijke combinatie. Sterker nog, volgens sommigen, onder wie de Franse socioloog Pierre Bourdieu, sluiten de twee elkaar juist uit en gaat commercieel succes per definitie ten koste van de literaire legitimiteit – ook wel symbolisch kapitaal genoemd. In de meeste gevallen lijkt dit door het publiek beaamd te worden. De immense populariteit van thrillers, chicklit en bouquetreeksromannetjes wordt door niemand ontkend, maar lezers en critici zijn het erover eens dat deze boeken niet tot de literatuur gerekend worden. Vandaar dat het contrast tussen waarderingen van lezers en waarderingen van critici over de Spaanse bestseller zo opvallend is. In deze scriptie wil ik onderzoeken hoe deze discrepantie te verklaren valt.

Voordat ik inga op inhoudelijke argumenten van lezers en critici over de literariteit van de zeven Spaanse boeken uit het Nationale Lezersonderzoek, zal ik eerst een hoofdstuk wijden aan het concept ‘literatuur’. Aan de hand van de veldtheorie van Pierre Bourdieu en verschillenden van zijn navolgers, leg ik uit hoe opvattingen over de kwalificatie van literatuur de afgelopen decennia zijn veranderd. Daarnaast bespreek ik de status van de moderne Spaanse literatuur en de gang van zaken binnen de Spaanse literaire kritiek. Omdat het corpus geheel uit vertaalde boeken bestaat, zal ik ook aandacht besteden aan de rol van vertalingen binnen het door Pascale Casanova bedachte concept van de ‘Wereldrepubliek der Letteren’.

In het tweede hoofdstuk zal ik vervolgens bij ieder boek de literaire waardering van de lezers (zoals volgt uit het Nationale Lezersonderzoek), de oordelen van Spaanse critici en tot

(6)

slot die van Nederlandse critici bespreken. Hieruit zullen hoogstwaarschijnlijk verschillende contrasterende bevindingen volgen, aan de hand waarvan ik enkele hypotheses op zal stellen die ik in het derde en laatste hoofdstuk zal onderzoeken. Met gebruik van verschillende computationele programma’s zoals Stylo en AntConc zal ik enkele tekstuele kenmerken van de boeken uit het corpus naast elkaar leggen en analyseren. Tot slot zal ik de gevonden resultaten bespreken in een conclusie en discussie.

(7)

Hoofdstuk 1: Literatuur en vertalingen

1.1 Inleiding

Voordat ik inga op de literaire kwaliteiten die door lezers en critici worden toegedicht aan het Spaanse corpus is het nodig het concept ‘literatuur’ te bespreken. Wat is literatuur, wat zijn eigenschappen van literatuur en hoe wordt er vanuit verschillende perspectieven tegen dit begrip aangekeken? Het is hierbij belangrijk om in het achterhoofd te houden dat opvattingen over literatuur per definitie tijdsgebonden zijn en dat de ‘grens tussen de literaire en niet-literaire genres verschuift’.5 Tegenwoordig wordt de roman bijvoorbeeld gezien als hét literaire genre bij uitstek, terwijl het tot ruim een eeuw geleden werd beschouwd als ‘te triviaal om als “literatuur” besproken te worden’. 6 Omgekeerd werd de geschiedschrijving tot in de negentiende eeuw als een belangrijke vorm van literatuur gezien, terwijl het tegenwoordig over het algemeen tot de niet-literaire genres behoort.

Omdat het onderwerp van deze scriptie vertalingen uit het Spaans betreft, zal ik daarnaast ingaan op de rol van vertalingen en de positie van de Spaanse literatuur binnen de door Pascale Casanova gedefinieerde ‘Wereldrepubliek der Letteren’ en op de werkwijze van de literaire kritiek in Spanje.

1.2 Literaire kwaliteiten

1.2.1 Beauty versus power

In zijn boek Dialogues with/and Great Books. The Dynamics of Canon Formation (2010) definieert hoogleraar Vergelijkende Literatuurwetenschap David Fishelov twee literatuurwetenschappelijke stromingen die er verschillende opvattingen over literatuur op na houden: de beauty party en de power party. Aanhangers van de beauty party gaan ervan uit dat literatuur inherente esthetische kwaliteiten bezit – hoewel er geen consensus is over wat die kwaliteiten dan precies zijn en of ze objectief dan wel subjectief zijn vast te stellen –, terwijl aanhangers van de power party juist van mening zijn dat literatuur een sociaal verschijnsel is.7

                                                                                                               

5 Kiene Brillenburg Wurth en Ann Rigney (reds.). Het leven van teksten. Een inleiding tot de

literatuurwetenschap. Amsterdam: Amsterdam University Press 2006: 62-63.

6 Brillenburg Wurth en Rigney 2006: 63.

7 David Fishelov. Dialogues with/and Great Books. The Dynamics of Canon Formation. Brighton: Sussex Academic Press 2010: 30; 35; 44.

(8)

Volgens Fishelov was het gedachtegoed van de beauty party eeuwenlang de heersende opinie, maar de afgelopen decennia is het aantal aanhangers sterk verminderd. In interviews met redacteuren van verschillende Nederlandse uitgeverijen laten sociologen Thomas Franssen en Giselinde Kuipers zien dat redacteuren inderdaad over het algemeen ‘terughoudend [zijn] in het doen van algemene uitspraken over criteria en kwaliteitseisen. Voor hen zijn deze criteria niet bewust of rationeel, maar een belichaamde, vanzelfsprekend voelende leeservaring.’8

Hoewel de meningen verdeeld zijn over het al dan niet bestaan van objectieve criteria voor literatuur, is er bij het beoordelen van populaire literatuur – ook wel genrefictie genoemd – meer consensus:

Redacteuren die zowel literaire titels als thrillers inkopen beweren dat de laatste makkelijker te beoordelen zijn vanwege hun meer gestandaardiseerde vorm. […] De vaste vorm van genrefictie maakt het beoordelen van de kwaliteit makkelijker. De redacteur heeft immers houvast aan een aantal vaste kenmerken [zoals spanning, ontwikkeling van de karakters, geloofwaardigheid, AK]. […] Het acquireren van literatuur wordt echter meer uitsluitend in emotionele termen beschreven.9

De power party, aan de andere kant, gaat er juist van uit dat literatuur een sociaal bepaald verschijnsel is.10 Volgens deze opvatting bestaat literatuur alleen omdat gezaghebbenden op dit gebied het literatuur genoemd hebben. Hoogleraar Boekwetenschap Lisa Kuitert laat in haar artikel ‘De uitgeverij en de symbolische productie van literatuur: Een historische schets 1800-2008’ (2008) zien wat deze interpretatie van literatuur voor consequenties heeft:

Het betekent […] dat literatuur geen intrinsieke kenmerken heeft die haar deze waarde verlenen. Je kunt met andere woorden niet stellen dat een tekst, omdat deze over een bepaalde structuur of woordkeus of iets dergelijks beschikt, “literatuur” is. […] “Literair” is niets meer of minder dan een waarde die wordt toegekend, net zoals dat met “mooi” en “lelijk” gebeurt. […] De toekenning van het adjectief is subjectief en sterk contextbepaald. […] Als literaire werken hun status, hun waarde en ranking niet

                                                                                                               

8 Thomas Franssen en Giselinde Kuipers. ‘Overvloed en onbehagen in de mondiale markt voor vertalingen. Nederlandse redacteuren in het transnationale literaire veld.’ Sociologie 7:1 (2011): 79.

9 Ibidem: 80. 10 Fishelov 2010: 44.

(9)

zozeer aan teksimmanente [sic] criteria danken, wat maakt dan wél dat een samenleving bereid is ze als waardevol en literair aan te merken?11

De belangrijkste aanhanger van de power party was de Franse socioloog Pierre Bourdieu. In zijn essay ‘The Production of Belief’ (1980) zet hij uiteen hoe ‘het terrein van de literaire productie als een veld gezien [wordt] waarin verschillende instanties met elkaar concurreren’.12 Deze verschillende instanties (zoals uitgevers, critici en literatuuronderwijs) dragen allemaal bij aan de toekenning van symbolische waarde aan literatuur. Het literaire veld is volgens Bourdieu verre van autonoom, omdat iedere keuze rekening houdt met sociale, economische en politieke belangen.13 (Zie paragraaf 1.2.2 voor de precieze werking van het literaire veld.)

Bourdieu maakt verder een onderscheid tussen symbolisch en economisch kapitaal. Symbolisch kapitaal komt tot stand door verschillende instituties binnen het veld en staat voor prestige en autoriteit. Commerciële successen kunnen dit symbolische kapitaal negatief beïnvloeden, terwijl het daar bij economisch kapitaal juist om draait. Er bestaat een spanning tussen de twee verschillende soorten kapitaal:

Thus the opposition between “genuine” art and “commercial” art corresponds to the opposition between ordinary entrepreneurs seeking immediate economic profit and cultural entrepreneurs struggling to accumulate specifically cultural capital albeit at the cost of temporarily renouncing economic profit.14

Symbolisch kapitaal en economisch gewin gaan dus niet samen, maar staan lijnrecht tegenover elkaar. Zuivere kunst is ‘gebaseerd op de verplichte erkenning van de waarden van belangeloosheid en op de ontkenning van de “economie” (het “commerciële”) en het “economische” profijt (op korte termijn)’. 15 Deze zuivere kunst is autonoom, slechts bedoeld voor een beperkt publiek en puur gericht op het verkrijgen van symbolisch kapitaal. Daar tegenover staat de massaproductie, ‘gericht op het bevredigen van de verwachtingen van het                                                                                                                

11 Lisa Kuitert. ‘De uitgeverij en de symbolische productie van literatuur: Een historische schets 1800-2008.’

Stilet 2:2 (2008): 67-68.

12 Brillenburg Wurth en Rigney 2006: 65.

13 Aukje van Rooden. Literatuur, autonomie en engagement. Pleidooi voor een nieuw paradigma. Amsterdam: Amsterdam University Press 2015: 14.

14 Pierre Bourdieu. ‘The Production of Belief: Contribution to an Economy of Symbolic Goods.’ Media Culture

Society 261:2 (1980) 261-293: 268.

15 Pierre Bourdieu. De regels van de kunst. Wording en structuur van het literaire veld, vert. Rokus Hofstede. Amsterdam: Van Gennep 1994: 151; 175.

(10)

grote publiek’, en op het vergaren van economisch kapitaal. Deze vorm van kunst maakt van de ‘handel in culturele goederen een doorsneehandel’, waarin het voornamelijk draait om hoge oplages en onmiddellijk – en daarmee vaak ook tijdelijk – succes.16

Bij uitgevers die vooral gericht zijn op economisch kapitaal, ‘is “succes” op zichzelf al een garantie van kwaliteit’. Aan de andere kant heeft voor uitgevers die toegelegd zijn op het vergaren van symbolisch kapitaal ‘onmiddellijk succes iets verdachts: alsof het de symbolische offerande van een onschatbaar kunstwerk reduceert tot het simpele “gelijk oversteken” van een commerciële transactie’.17

1.2.2 Het literaire veld

De constructie van literatuur als sociaal verschijnsel valt uit te leggen aan de hand van het literaire veld, ‘de verzameling literaire instituties, organisaties en actoren betrokken bij de materiële en symbolische productie, de distributie en consumptie van wat “literatuur” wordt genoemd’.18 In het boek De productie van literatuur. Het literaire veld in Nederland

1800-2000 (2006), gebaseerd op de ideeën van Bourdieu, leggen Gillis J. Dorleijn en Kees van

Rees de Nederlandse werking van dit veld uit.

Traditioneel gezien hielden vooral de literaire kritiek en het literatuuronderwijs zich bezig met (het toekennen van) symbolische productie, maar tegenwoordig ‘lijken de promotieactiviteiten, commerciële prijzen en bestsellerslijsten van uitgeverijen en boekhandelsketens deze functie deels te hebben overgenomen’.19 Waar het onderscheid tussen verschillende actoren binnen het literaire veld vroeger dus duidelijk was, lijken de functies van de actoren de afgelopen decennia steeds meer naar elkaar toe te groeien en beginnen ze elkaar te overlappen.

Tot de negentiende eeuw was er geen duidelijke scheiding tussen de materiële productie en de distributie van boeken. Uitgevers waren vaak ook drukkers, en altijd boekverkopers.20 In de tweede helft van de achttiende eeuw begon de markt te veranderen en                                                                                                                

16 Ibidem. 17 Ibidem: 182.

18 Kees van Rees en Gillis J. Dorleijn. ‘Het Nederlandse literaire veld 1800-2000.’ In: Gillis J. Dorleijn en Kees van Rees (reds.), De productie van literatuur. Het literaire veld in Nederland 1800-2000, 15-37. Nijmegen: Vantilt 2006: 15.

19 Kees van Rees, Susanne Janssen en Marc Verboord. ‘Classificatie in het culturele en literaire veld.’ In: Gillis J. Dorleijn en Kees van Rees (reds.), De productie van literatuur. Het literaire veld in Nederland 1800-2000, 239-283. Nijmegen: Vantilt 2006: 241.

20 Paul Dijstelberge. ‘Drukkers en verkopers van literatuur 1450-1800.’ In: Jeroen Jansen en Nico Laan (reds.),

Van hof tot overheid. Geschiedenis van literaire instituties in Nederland en Vlaanderen, 93-114. Hilversum: Verloren 2015: 93.

(11)

werd de ‘aloude verbinding tussen boekhandel en uitgeverij wat losser’.21 Tegen het einde van die eeuw kwam het steeds vaker voor dat boekhandelaren en uitgevers gescheiden van elkaar optraden en werd de ruilhandel, op basis waarvan eeuwenlang was gehandeld, vervangen door een commissiehandel met recht van retour. Het opsplitsen van het boekenvak leidde in eerste instantie voornamelijk tot commercialisering en verzakelijking:

De uitgever kreeg te maken met een kritische afnemer, de boekwinkel, en de boekwinkels op hun beurt konden niet langer hun assortiment zonder enig risico of investering op peil houden. Boekwinkels en uitgevers werden allebei selectiever: de boekwinkels bij het aanvullen van assortiment, de uitgevers bij het bepalen of een titel uitgeven zou worden.22

Hoewel de verschillende instanties binnen het literaire veld tegenwoordig gescheiden lijken te opereren, hebben uitgevers toch ook wel degelijk wat te zeggen over de toekenning van waarde aan literatuur: ‘Uitgevers, critici, boekhandelaren, leraren, onderzoekers: zij hebben allemaal een zekere invloed, niet alleen op wat lezers lezen, maar direct of indirect ook op wat lezers waarderen.’23 Dit wordt ook opgemerkt door Van Rees:

Uitgeversorganisaties en distributeurs vertonen een groeiend vermogen om aandacht te generen. Ze bemoeien zich actiever met toekenning van eigenheid en kwaliteit. In zoverre ze daarmee komen op een terrein van symbolische productie dat voorheen voorbehouden was aan gespecialiseerde instellingen als de kritiek, zou men kunnen spreken van een verkapte toe-eigening van kwaliteit. Het is een belangrijke implicatie van een trend die de culturele journalistiek pleegt aan te merken als “commercialisering”.24

Uitgevers hebben zelfs vanaf het begin van het proces iets te zeggen over de symbolische productie, vanwege hun functie als gatekeepers. Socioloog Lewis Coser beschrijft uitgeverijen als ‘gatekeepers of ideas inasmuch as they are empowered to make decisions as

                                                                                                               

21 Inger Leemans en Gert-Jan Johannes. Worm en donder. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur

1700-1800: de Republiek. Amsterdam: Bert Bakker 2013: 89.

22 Kuitert 2008: 221.

23 Thomas Vaessens. Geschiedenis van de moderne Nederlandse literatuur. Nijmegen: Vantilt 2013: 407. 24 Van Rees et. al. 2006: 265.

(12)

to what is let “in” and what is kept “out”.’25 Uitgeverijen beslissen anders gezegd wat de moeite waard is om uit te geven en maken een selectie uit de grote stapel aangeboden manuscripten. Daarnaast ‘geeft ze [de uitgeverij, AK] ook impliciet vorm aan opvattingen en oordelen over teksten en auteurs en draagt deze uit’, bijvoorbeeld door het toekennen van NUR-codes aan boeken – Nederlandstalige Uniforme Rubrieksindeling, een driecijferige code die boeken op onderwerp sorteert – of simpelweg door de naam en het prestige van de uitgeverij en haar bijbehorende fonds.26

Volgens Kuitert is het de pr-afdeling van de uitgeverij die binnen dat bedrijf de belangrijkste rol heeft bij het toekennen van literaire kwaliteit. Die afdeling organiseert namelijk talloze activiteiten om de auteur ‘in-de-markt-te-zetten’:

Juist deze activiteiten van de uitgeverijen springen de laatste jaren in het oog, en hebben tot kritiek geleid. De literaire uitgeverijen zouden teveel aan mediageweld doen […]. Literatuur […] wordt teveel gehyped, en dat is literatuur niet waardig. “Commercieel” staat immers haaks op literatuur met de grote L, zo menen veel schrijvers, lezers en critici.27

Desalniettemin geeft Kuitert aan dat er toch bepaalde eigenschappen zijn aan te wijzen die de toekenning van waarde aan literatuur kunnen beïnvloeden. Ze haalt literatuurwetenschapper Gérard Genette aan, volgens wie paratext – ‘alles wat van een tekst een “boek” maakt’ – ‘van invloed kan zijn op de interpretatie van de feitelijke tekst. Ook de literaire status van de tekst kan door deze factoren worden gestuurd, zo kan een lezer aan het omslag van een boek vaak al zien of hij met een literaire of met een streekroman te maken heeft.’28

Hoewel het volgens de veldtheorie vooral de wisselwerking tussen de verschillende instanties is die zorgt voor het toekennen van waarde aan literatuur, is duidelijk geworden dat ook objectieve eigenschappen (zoals de uitgeverij waar het boek verschijnt, de NUR-code of het omslag) invloed hebben op het ontstaan van literatuur.

                                                                                                               

25 Lewis Coser. ‘Publishers as Gatekeepers of Ideas.’ The Annals of the American Academy of Political and

Social Science 421:5 (1975) 14-22: 15.

26 Jeroen van Engen. ‘De literaire uitgeverij als boekhandel. Veranderingen in het literaire veld?’ Spiegel der

Letteren 45:4 (2003) 379-390: 381.

27 Kuitert 2008: 82. 28 Ibidem: 69.

(13)

1.2.3 Literaire kritiek

Naast de ontwikkelingen die boekhandels en uitgeverijen de afgelopen eeuwen hebben doorgemaakt, is er ook binnen het genre van de literaire kritiek veel veranderd.

In de achttiende eeuw werd hevig getwijfeld aan de legitimiteit van de literaire kritiek en de objectiviteit van critici. Er werd bijvoorbeeld van een recensent verwacht ‘dat hij zich mild zou opstellen, want alleen dan zou van zijn werk een stimulerende werking kunnen uitgaan’. 29 De legitimiteit werd in die tijd vooral beperkt door de duidelijke belangenverstrengeling tussen actoren op het gebied van materiële en symbolische productie. De tijdschriften waarin de literaire kritiek in de achttiende eeuw ontstond, waren namelijk vaak op initiatief van een uitgever opgericht.30

Halverwege de negentiende eeuw begonnen gerenommeerde kranten bezwaar te maken tegen de manier waarop er in de meeste tijdschriften gerecenseerd werd en vond er een omslag plaats in de literaire kritiek toen zij besloten die rol ook op zich te nemen.31 Desalniettemin is in de twintigste eeuw de uitgeverij nog steeds niet los te zien van de literaire kritiek. Critici waren vaak adviseur bij een uitgeverij, en zelfs toen deze adviseurs halverwege de twintigste eeuw vervangen werden door vaste redacteuren, waren er onder deze beroepsgroep recensenten die de boeken bespraken van de uitgeverij waarvoor ze werkten.

Vandaag de dag is de literaire kritiek via de media nog steeds verbonden aan de uitgeverij; verschillende tijdschriften, dag- en weekbladen vallen namelijk onder hetzelfde concern als sommige uitgeverijen. Er komen echter zelden klachten naar buiten over deze innige samenwerking en er zijn ‘geen aanwijzingen dat die coöperatie de status van de kritiek schade heeft berokkend’.32

Waar tegenwoordig wél over wordt geklaagd, is de geringe ruimte die de kritiek in literaire tijdschriften en boekenbijlages krijgt toebedeeld. Ook in de manier waarop boeken worden besproken is een verandering te zien. Er worden vaker interviews met auteurs gehouden of korte besprekingen gegeven waarin het uitsluitend om de ‘sterrenwaardering’ gaat. Men heeft het binnen deze ontwikkeling vaak over de ‘commercialisering van de literaire kritiek’.33 Een gevolg van deze commercialisering is dat het aanzien van critici de afgelopen decennia flink gedaald is. Hoewel ervan uitgegaan wordt dat recensies een                                                                                                                

29 Nico Laan. ‘Literaire kritiek (ca. 1700-heden).’ In: Jeroen Jansen en Nico Laan (reds.), Van hof tot overheid.

Geschiedenis van literaire instituties in Nederland en Vlaanderen, 163-189. Hilversum: Verloren 2015: 174.

30 Laan 2015: 180. 31 Ibidem: 174. 32 Ibidem: 181. 33 Ibidem: 186.

(14)

significant effect hebben op de verkoopcijfers, is er nog nauwelijks onderzoek gedaan naar de relatie tussen critici en lezers. Het is daarom moeilijk te meten wat de invloed van recensies is; er wordt slechts stilzwijgend van uitgegaan dat die invloed daadwerkelijk aanwezig is.34

1.3 Vertalingen

1.3.1 Uitgeefstrategieën bij vertalingen

Hoewel uitgevers en redacteuren functioneren als gatekeepers, betekent dit niet dat het een gemakkelijke taak is om te beslissen welke boeken uitgegeven zullen worden. Redacteuren hebben dan ook met verschillende problemen te kampen, waarvan de drie belangrijkste zijn: ‘de overvloed aan nieuwe manuscripten; onzekerheid over de aard en kwaliteit van deze titels; en hevige competitie voor de “beste” nieuwe titels’.35 De grote onzekerheid over toekomstige verkoopcijfers ‘komt door de nogal onbestemde aard van het product: er is onduidelijkheid over de selectie- en beoordelingscriteria, en daardoor onzekerheid over de kwaliteit van nieuwe producten en hun toekomstig succes’.36 Een gevolg van deze onzekerheid is dat uitgeverijen gaan overproduceren: hoe meer boeken er worden uitgegeven, hoe groter de kans dat er een bestseller bij zit. Maar, zoals Franssen en Kuipers laten zien, proberen ze de onzekerheid ook te verkleinen door, onder andere, ‘het aankopen van vertalingen, in plaats van debutanten uit eigen land’.37 Dit versterkt de rol van de uitgeverij als gatekeeper: zij wordt ook een ‘“gatekeeper” van buitenlandse culturen’.38

De vertaalmarkt is de afgelopen eeuw sterk veranderd. Tot het begin van de twintigste eeuw was het niet nodig om buitenlandse auteurs te betalen voor vertalingen van hun werk (hun toestemming was niet eens nodig), waardoor ‘Nederlandse uitgeverijen […] onbekommerd vertalingen op de markt konden brengen’.39 Er werden veel meer vertalingen uitgegeven dan oorspronkelijk Nederlands werk, maar met het tekenen van de Berner Conventie in 1912 kwam hier een eind aan.

De Berner Conventie werd in 1898 opgesteld en ondertekend door onder andere België, Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië. Het voornaamste doel van dit internationale verdrag was om ‘literaire en artistieke werken te beschermen tegen ongeoorloofde

                                                                                                               

34 Jos Joosten. Staande receptie. Nijmegen: Vantilt 2012: 12. 35 Franssen en Kuipers 2011: 68.

36 Ibidem: 70. 37 Ibidem.

38 Kuitert 2008: 71. 39 Ibidem: 73.

(15)

buitenlandse nadruk en vertaling’.40 Hoewel Nederland wel betrokken was geweest bij de voorbereidingen van het verdrag, had het zich uiteindelijk teruggetrokken vanwege de

opgenomen bepaling over vertalingsrecht. Door het tekenen van de Berner Conventie zou het namelijk verplicht worden om buitenlandse auteurs te betalen bij het maken van een vertaling. Nederland was hier in eerste instantie fel op tegen, maar besloot in 1912 het verdrag toch te ondertekenen.41

Toch is het aanbod vertaalde titels in Nederland nog steeds enorm. Nederlandse uitgevers zijn ‘steeds meer georiënteerd op het internationale veld’, en ‘geven vaak meer vertaalde boeken uit dan oorspronkelijk Nederlandstalig werk’.42 In 2015 was 31 procent van alle gepubliceerde boeken een vertaling. Voor boeken uit het literair-culturele segment (proza, poëzie, kinderboeken en cultureel waardevolle non-fictie over onder andere kunst, filosofie, geschiedenis en actuele maatschappelijke vraagstukken) was het aandeel vertaalde boeken 36 procent. Cijfers van KVB Boekwerk (een samenwerkingsproject tussen de KVB (Koninklijke Vereniging van het Boekenvak), CPNB (Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek), Stichting Lezen, het Nederlands Letterfonds en het ministerie van OCW (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap))43 laten zien dat het aantal vertalingen tussen 2012 en 2015 licht is gedaald: in 2012 was 39 procent van de boeken uit het literair-culturele segment een vertaling. 44

1.3.2 De ‘Wereldrepubliek der Letteren’

Verreweg de meeste vertalingen in Nederland (75 procent) komen uit het Engels.45 Wereldwijd ligt dat percentage wat lager en komt ongeveer de helft van alle vertalingen uit het Engels. Ter vergelijking: het Duits en Frans leveren allebei ongeveer tien procent van alle vertalingen wereldwijd. Het Engels behoort dan ook tot het centrum van wat Pascale Casanova de ‘Wereldrepubliek der Letteren’ noemt. Deze republiek wordt volgens haar gekenmerkt door een continue strijd en rivaliteit tussen verschillende taalgebieden om het                                                                                                                

40 Berry Dongelmans. ‘Gepatenteerde roverij versus goed fatsoen. De Berner Conventie als spiegel van en splijtzwam in de Nederlandse boekenwereld 1888-1912.’ Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis (2004) 163-180: 163.

41 Ibidem: 163-164.

42 Franssen en Kuipers 2011: 67.

43 Het doel van KVB Boekwerk is om de ‘waarde van de boekensector inzichtelijk te maken vanuit zowel een

economisch, cultureel als maatschappelijk perspectief maar ook om voeding te geven aan ontwikkelingen op het gebied van innovatie.’ Zie voor informatie over KVB Boekwerk: https://www.kvbboekwerk.nl/over-ons.

44 Zie voor de exacte cijfers: Heleen Tersteeg en Jurriaan Rammeloo. ‘De makers en hun werk.’ KVB Boekwerk, http://kvbboekwerk.nl/monitor/makers-en-hun-werk/#aantal-titels. Geraadpleegd op 8 juni 2017.

45 Johan Heilbron. ‘Responding to Globalization. The Development of Book Translation in France and the Netherlands.’ In: Anthony Pym, Miriam Shlesinger en Daniel Simeoni (reds.), Beyond Description Translation Studies, 187-199. Amsterdam: John Benjamins Publishing 2008: 189; Franssen en Kuipers 2011: 72.

(16)

vergaren van literair kapitaal. Dat literair kapitaal is voornamelijk te verkrijgen door literair-kritische erkenning en door vertalingen. 46

Casanova legt uit hoe sommige talen ‘literairder’ zijn dan anderen, ‘by virtue of the prestige of the texts written in them’, waardoor de Wereldrepubliek der Letteren is opgedeeld in een centrum en een periferie.47 Het centrum bestaat uit landen met een ‘stevige literaire traditie […] en een groot vermogen om nieuwe literatuuropvattingen te ontwikkelen’, waar literatuur als autonoom wordt beschouwd, terwijl literatuur in de periferie ‘in dienst [staat] van een sociaal, politiek, of cultureel doel: een ideologie, “nation building” of andere identiteitskwesties’.48

Vertalingen zijn zo belangrijk binnen deze literaire hiërarchie dat Casanova ze beschrijft als ‘the major prize and weapon in international literary competition’.49 Dominante landen (voornamelijk Engeland en de Verenigde Staten) exporteren hun culturele producten hoofdzakelijk, terwijl ze relatief weinig laten vertalen.50 Gedomineerde landen exporteren juist minder, maar importeren vooral boeken uit het buitenland.51

Het Engels behoort dus tot het centrum van de Wereldrepubliek der Letteren. Sociologen Johan Heilbron en Gisèle Sapiro geven aan dat er acht talen zijn, waaronder het Spaans, die een semi-perifere positie innemen en verantwoordelijk zijn voor ongeveer een tot drie procent van alle internationale vertalingen.52

Het Nederlands heeft een perifere positie. Er zijn relatief weinig mensen die de taal spreken en hoewel het een ‘relatively important history and sizable stock of literary credit’ heeft, wordt dit in het buitenland niet erkend. In andere woorden: het Nederlands is ‘unvalued on the world literary market’.53

De verhouding tussen centrum en periferie houdt zichzelf in zekere zin in stand doordat verreweg de meeste aandacht uitgaat naar het centrum. Zo worden er vanuit Nederland bijvoorbeeld steeds meer scouts ingehuurd in Londen en New York om het Angelsaksische taalgebied in de gaten te houden, waardoor er minder tijd en geld overblijft                                                                                                                

46 Pascale Casanova. The World Republic of Letters, vert. M.B. DeBevoise. Cambridge: Harvard University Press 2004: 12; 17.

47 Ibidem: 17.

48 Maarten Steenmeijer. ‘Het literaire kapitaal van de nieuwe Spaanse literatuur.’ De Gids 171 (2008) 609-619:2. 49 Casanova 2004: 133.

50 Johan Heilbron. ‘Nederlandse vertalingen wereldwijd. Kleine landen en culturele mondialisering.’ In: Johan Heilbron, Wouter de Nooy en Wilma Tichelaar (reds.), Waarin een klein land. Nederlandse cultuur in internationaal verband, 206-253. Amsterdam: Prometheus 1995: 208.

51 Johan Heilbron en Gisèle Sapiro. ‘Outline for a Sociology of Translation. Current Issues and Future Prospects.’ In: Michaela Wolf en Alexandra Fukari (reds.), Constructing a Sociolgy of Translation, 93-107. Amsterdam: John Benjamins Publishing 2007: 96.

52 Heilbron en Sapiro 2007: 95-69. 53 Casanova 2004: 256.

(17)

voor andere taalgebieden.54 Het Engelse taalgebied geldt nog steeds als toonaangevend. Over de hele wereld wordt nauwlettend in de gaten gehouden wat er in de Angelsaksische landen vertaald wordt, ‘omdat dat geldt als een aanwijzing dat het “iets is”.’55 Wanneer er vertaalrechten worden verkocht aan een uitgeverij in Engeland of de Verenigde Staten, dan wordt dat vervolgens als ‘krachtige aanbeveling’ gebruikt voor uitgevers in andere taalgebieden.56

1.4 Spaanse casus

Hoewel de Wereldrepubliek der Letteren zichzelf dus tot op zekere hoogte in stand houdt, laat een analyse van Spanjes positie binnen deze republiek zien dat dit niet altijd het geval is.

Casanova plaatst het ontstaan van de Wereldrepubliek der Letteren halverwege de zestiende eeuw; het centrum werd toen gevormd door Frankrijk, Engeland en Spanje.57 Gedurende de zestiende en zeventiende eeuw was de Spaanse literatuur op haar hoogtepunt. Iedereen had van Cervantes gehoord en overal in Europa werden toneelstukken van onder andere Lope de Vega en Calderón de la Barca opgevoerd. Met het verlies van de overzeese koloniën en de algehele achteruitgang van de Spaanse cultuur, verplaatste de Spaanse literatuur zich echter naar de periferie en gedurende een paar eeuwen werd er vrijwel niets meer vernomen van de Spaanse literatuur. ‘Pas tegen het einde van de negentiende eeuw begon Spanje zich voorzichtig te herstellen.’58 Toch lukte het Spaanse schrijvers zoals Miguel de Unamuno, Pío Baroja en José Ortega y Gasset niet om Spanje aan het begin van de twintigste eeuw terug te brengen naar het centrum van de wereldliteratuur; hun boeken kregen te weinig erkenning en werden nauwelijks vertaald. Pas bij het verschijnen van Eduardo Mendoza’s De stad der wonderen (1986) kwam hier enigszins verandering in. Het werk werd veelvuldig vertaald; literaire erkenning kreeg het echter nauwelijks.59

Dit gebrek aan literaire erkenning blijft een heikel punt voor de Spaanse literatuur. De Spaanse literaire kritiek, gevormd door belangrijke literaire tijdschriften zoals Leer, Quimera en Insula en wekelijkse boekenbijlagen in de grote nationale kranten El País, El Mundo en

ABC, wordt gekenmerkt door eigenaardigheden. Kranten besteden vaak meer aandacht aan de

persoonlijke levens van auteurs dan aan hun werk.                                                                                                                 54 Franssen en Kuipers 2011: 76. 55 Heilbron 1995: 214. 56 Ibidem. 57 Casanova 2004: 11. 58 Steenmeijer 2008: 3. 59 Ibidem: 8-9.

(18)

Al in 1988 schreef Maarten Steenmeijer over deze vreemde gang van zaken. Zijn voornaamste kritiekpunten waren dat Spaanse critici zowel onbegrijpelijk schrijven als weinig inhoudelijks vermelden in hun recensies: ‘omslachtig geformuleerde schijn-eruditie, quasi-poëtische uitweidingen die diepzinnigheid moeten suggereren maar uit lucht bestaan en kletserige, irrelevante intermezzo’s’.60 De mening van de criticus is nauwelijks te achterhalen en de inhoud van het besproken boek wordt vaak niet eens vermeld.61 Verder hebben ‘literaire keurmeesters nog altijd de gewoonte […] om de boeken die geen diepe buiging naar schrijvers als Kafka of Borges maken niet voor vol aan te zien’.62 Hierdoor werden de boeken van bijvoorbeeld Carlos Ruiz Zafón en Ildefonso Falcones in de pers genegeerd, totdat ze onverwachts door mond-tot-mondreclame een miljoenenpubliek bereikten, zowel in Spanje als in het buitenland. Pas toen zag de Spaanse pers zich genoodzaakt om over deze auteurs te gaan schrijven, ‘niet omdat ze opeens literaire status hadden gekregen, maar omdat ze nieuws waren geworden’.63 Dit leidde er bijvoorbeeld toe dat de Spaanse krant El Mundo ruim een jaar na het verschijnen van Ruiz Zafóns De schaduw van de wind álsnog een recensie plaatste.

De publicatie van De schaduw van de wind luidde een nieuw tijdperk in, dat van de Spaanse bestseller. Steenmeijer beschrijft dit ‘genre’ als volgt:

Het gaat meestal om licht verteerbare, veelal vuistdikke avonturenromans waarin een religieus of historisch mysterie, samenzweringen, en misdaden centraal staan en waarin kwistig wordt gestrooid met (pseudo-)eruditie en waarin de nodige romantiek en erotiek niet ontbreken. Genrestukjes dus. Er is in Spanje inmiddels een aparte term gemunt voor dit soort romans: thracul oftewel de thriller histórico religioso aventurero cultural (de historische, religieuze, culturele avonturenthriller).64

Met de opkomst van deze thraculs is er voor het eerst in de Spaanse literatuurgeschiedenis sprake van een boom, ‘vanzelfsprekend niet tot genoegen van het literaire establishment in Spanje, dat inmiddels wel bereid is om – zij het zuinigjes – de nieuwe Zafón te bespreken […]’.65 Opvallend genoeg worden auteurs zoals Ruiz Zafón en Falcones in bijvoorbeeld de Verenigde Staten, Frankrijk en Italië een stuk serieuzer genomen dan in Spanje en worden                                                                                                                

60 Maarten Steenmeijer. ‘Literaire kritiek in Spanje.’ De Gids 151 (1988) 958-961: 958. 61 Ibidem: 959.

62 Steenmeijer 2008: 13. 63 Ibidem.

64 Steenmeijer 2008: 13. 65 Ibidem: 15.

(19)

hun boeken daar vaak goed besproken. In Nederland echter ‘worden de Spaanse thraculs niet voor vol aangezien’.66

Hoewel Steenmeijer erkent dat niet al deze thraculs onder de hoogstaande literatuur vallen, ziet hij wel zeker mogelijkheden voor de Spaanse literatuur om in de nabije toekomst voor het eerst sinds de Gouden Eeuw weer een centrumpositie binnen de Wereldrepubliek der Letteren te veroveren.67

1.5 Conclusie

De opvatting dat literatuur een sociaal bepaald verschijnsel is, heeft de afgelopen decennia veel navolging gekregen. Zowel bij literaire uitgeverijen als binnen de literaire kritiek overheerst het idee dat literatuur geen objectieve eigenschappen bezit en daarom niet voorspelbaar is. Het is de werking van het literaire veld dat literatuur tot literatuur maakt. Met het uitgeven van vertalingen is deze werking enigszins te voorspellen, omdat voordat een boek gepubliceerd wordt al bekend is hoe dat werk zich positioneerde in een ander nationaal literair veld. De Nederlandse boekenmarkt wordt dan ook gekenmerkt door een groot aanbod aan vertalingen, vanwege de perifere plek die het Nederlands inneemt in de Wereldrepubliek der Letteren.

Ook Spanje bevindt zich niet in het centrum van deze republiek. Na een vruchtvolle Gouden Eeuw zwakte de Spaanse literatuur af en verplaatste zich naar de semi-periferie. Tegenwoordig, met de opkomst van de Spaanse thraculs en andersoortige internationale Spaanse bestsellers, lijkt Spanje zich weer richting het centrum te begeven. De Spaanse literatuur is al goed op weg met het verkrijgen van literair kapitaal, dat volgens Pascale Casanova grotendeels bepaald wordt door vertalingen en literair-kritische erkenning. In het volgende hoofdstuk zal ik dus onderzoeken hoe het ervoor staat met de literaire waardering van lezers, en binnenlandse en buitenlandse critici wat betreft de Spaanse literatuur.

                                                                                                               

66 Ibidem. 67 Ibidem.

(20)

Hoofdstuk 2: Receptie van lezers en critici

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk onderzoek ik hoe lezers, Spaanse critici en Nederlandse critici de boeken uit het corpus dat ik heb geselecteerd beoordeelden. Zoals ik in de inleiding al aangaf, bestaat het corpus uit alle Spaanse romans die op de lijst van vierhonderd boeken van het Nationale Lezersonderzoek voorkwamen: Het eiland onder de zee (Isabel Allende), Het negende schrift

van Maya (Isabel Allende), Het geluid van de nacht (María Dueñas), De hand van Fatima

(Ildefonso Falcones), De schaduw van de wind (Carlos Ruiz Zafón), Het spel van de engel (Carlos Ruiz Zafón) en De gevangene van de hemel (Carlos Ruiz Zafón). Aan de hand van resultaten van het Nationale Lezersonderzoek zal ik een gedetailleerd beeld geven van de mate waarin lezers het corpus als literair beschouwen. Ik zal hiervoor de gemiddelde literaire waardering en de motivaties die lezers daarbij gaven bespreken.68

Het Nationale Lezersonderzoek vroeg respondenten om het literaire niveau van boeken die zij gelezen hadden op een schaal van 1 tot 7 te waarderen (waarbij 1 het minst literair is en 7 het meest; zie tabel 1 op pagina 4). Ook werd gevraagd om een oordeel te geven over een aantal niet gelezen boeken. In tabel 2 is te zien hoeveel respondenten de boeken uit het corpus hebben gelezen en hoe lezers en niet-lezers deze boeken gemiddeld beoordeelden.69

Tabel 2: Waarderingen van lezers en niet-lezers.

                                                                                                               

68 Zie bijlage nummer 1-7 voor een compleet overzicht van alle motivaties van lezers. 69 Zie http://www.hetnationalelezersonderzoek.nl.

Gelezen Score

Niet-lezers Score Het eiland onder de zee (Allende) 1.197 5,64 581 5,49 Het negende schrift van Maya (Allende) 782 5,50 416 5,43

Het geluid van de nacht (Dueñas) 190 5,37 44 5,11

De hand van Fatima (Falcones) 337 5,17 86 5,42

De schaduw van de wind (Ruiz Zafón) 5.598 5,46 377 5,23

Het spel van de engel (Ruiz Zafón) 2.581 5,66 426 5,45

(21)

Van de vier auteurs uit het corpus komen er drie uit Spanje: María Dueñas, Ildefonso Falcones en Carlos Ruiz Zafón. Isabel Allende is van Chileense afkomst. Desalniettemin zal ik me in dit hoofdstuk alleen richten op de receptie van de Spaanse pers en niet op die van Chili. Dit heeft een aantal praktische redenen: ten eerste komt de meeste Spaans-Amerikaanse literatuur tegenwoordig tegelijkertijd in Spanje en in Spaans-Amerika uit. Allendes meest recente boeken werden bijvoorbeeld op hetzelfde moment bij de in Buenos Aires gesitueerde Editorial Sudamericana als bij uitgeverij Plaza & Janés in Barcelona uitgegeven. Daarnaast besteedt de Spaanse pers ongeveer evenveel aandacht aan Spaans-Amerikaanse als aan Spaanse literatuur, terwijl de pers in Spaans-Amerika vrijwel uitsluitend op literatuur uit het eigen vaderland is gericht.70

Voor de receptie van Spaanse critici baseer ik me op recensies in de meest toonaangevende Spaanse dagbladen: El País, El Mundo (inclusief het culturele supplement El

Cultural), ABC, El Imparcial, La Vanguardia en La Rioja. In het vorige hoofdstuk noemde ik

ook de vooraanstaande literaire tijdschriften Leer, Quimera en Insula. De zeven boeken uit het corpus werden echter in geen enkel van deze tijdschriften besproken.

Wat de waarderingen van Nederlandse critici betreft zal ik kijken naar de volgende dagbladen en tijdschriften: Elsevier, NRC Handelsblad, NRC Next, Het Parool,

Reformatorisch Dagblad, De Telegraaf, Trouw, de Volkskrant en Vrij Nederland.

Per boek zal ik eerst kort de inhoud en de publicatiegeschiedenis schetsen (zie tabel 3 voor enkele algemene publicatiegegevens). Vervolgens bespreek ik achtereenvolgens de receptie van lezers (zie tabel 1 op pagina 4 voor een uitleg over de gegeven scores), Spaanse critici en Nederlandse critici. Tot slot zal ik deze oordelen kort samenvatten en de opvallendste zaken aanstippen. Na alle zeven boeken besproken te hebben, zal ik de belangrijkste discrepanties tussen oordelen van lezers en critici benoemen en een aantal hypotheses en vraagstellingen formuleren waarmee ik in het derde hoofdstuk aan de slag ga.

                                                                                                               

(22)

Publicatie

in NL Vertaler Uitgever Categorie

Het eiland onder de zee (Allende)

2010 Rikkie

Degenaar

Wereldbibliotheek Vertaalde literaire roman

Het negende schrift

Maya (Allende) 2011 Rikkie Degenaar Wereldbibliotheek Vertaalde literaire roman

Het geluid van de nacht (Dueñas)

2012 Jacqueline

Visser

Wereldbibliotheek Romantisch

De hand van Fatima

(Falcones) 2010 Marga Greuter en Joke Mayer Luitingh-Sijthoff Vertaalde literaire roman

De schaduw van de

wind (Ruiz Zafón) 2004 Nelleke Geel Signature Vertaalde literaire roman Het spel van de engel

(Ruiz Zafón)

2009 Nelleke Geel Signatuur Vertaalde

literaire roman

De gevangene van de

hemel (Ruiz Zafón) 2012 Nelleke Geel Signatuur Vertaalde literaire roman

Tabel 3: Algemene gegevens over de publicatie van het corpus 2.2 Isabel Allende, Het eiland onder de zee (2010)

Het eiland onder de zee vertelt het verhaal van Zarité, een meisje dat op negenjarige leeftijd

aan een plantage-eigenaar op het eiland Saint-Domingue, het huidige Haïti, wordt verkocht. Ze wordt daar uitgebuit en misbruikt, en zorgt, nadat ze haar eigen kind heeft moeten afstaan, voor de zoon van de plantage-eigenaar. Het boek verscheen in 2009 bij de Spaanse uitgeverij Plaza & Janés (onderdeel van Penguin Random House Grupo Editorial) onder de titel La isla

bajo el mar. In augustus 2010 verscheen het boek bij uitgeverij Wereldbibliotheek. Het werd

vertaald door Rikkie Degenaar. Sinds haar debuut La casa de los espíritus (1982), dat in 1985 in Nederland verscheen onder de titel Het huis van de geesten, verschijnt al het werk van Allende in Nederland bij de Wereldbibliotheek. Er werden hier meer dan 150.000 exemplaren van Het eiland onder de zee verkocht.

Zoals te zien is in tabel 2 gaven 1.197 mensen in het Nationale Lezersonderzoek aan

Het eiland onder de zee gelezen te hebben. Zij beoordeelden het literaire niveau van dit boek

gemiddeld met een 5,64. De 581 mensen die het boek niet gelezen hadden maar het wel beoordeelden, gaven het gemiddeld een 5,49.

Slechts vijftien mensen lichtten toe waarom ze het boek al dan niet literair vonden. De meesten noemden de schrijfstijl en het taalgebruik als belangrijkste factoren voor de literariteit van Het eiland onder de zee. Verder waren ‘de indeling en de opbouw erg goed’ en werd de ‘diepe onderlaag’ geroemd. Een ander vond het boek ‘goed geschreven, maar als

(23)

schrijfstijl niet uitzonderlijk’. Toch gaf ze de literaire waarde alsnog een 5. Alle anderen gaven de roman een 6 of een 7.71

De Spaanse critici gingen vooral in op de sentimentaliteit van het verhaal, dat ‘tot tranen toe [mijn vertaling, AK]’ ontroerde.72 De vele uitweidingen over secundaire personages leiden er volgens Joaquín Marco in El Cultural wel toe dat de roman een soort mengelmoes is geworden van ‘sentimentele geschiedenissen, seks, [en] rijke families [mijn vertaling, AK]’, terwijl het eigenlijke doel van het boek zou zijn om de lezer een verhaal te bieden over de inhumane omstandigheden van slaven op plantages.73 Daarnaast vond hij het verhaal stilistisch gezien minder zorgvuldig geschreven dan Allendes voorgaande romans en is de opzet erg commercieel. Allende lijkt net iets te duidelijk in te spelen op alle bestsellertrucjes (waar Marco vervolgens niet over uitweidt) en het boek lijkt specifiek bedoeld te zijn voor een ‘vrouwelijk massapubliek [mijn vertaling, AK]’.74

Dit laatste lijkt impliciet beaamd te worden door Eva Hérnandez Díaz in El Imparcial. Volgens haar zorgt Allendes passievolle schrijfstijl ervoor dat de lezer zich goed kan inleven in de personages en is Allende daarnaast in staat om bij de lezer fysieke gevoelens van bijvoorbeeld smaak en textuur op te roepen. In combinatie met al het verraad, liefde, drama en avontuur, maakt dit van de roman een ‘leuke, makkelijk leesbare tekst [mijn vertaling, AK]’.75

De Nederlandse critici bespraken vooral de geloofwaardigheid van het verhaal en de uitwerking van de personages. Daar waren ze niet altijd even enthousiast over: ‘Geroutineerd en gedreven baant de schrijfster zich een weg door vier decennia koloniale geschiedenis. De personages zijn wat vlak, de liefdesrelaties niet altijd overtuigend en het taalgebruik is soms tenenkrommend, maar meeslepend is Het eiland onder de zee in ieder geval wel.’76

André Kruijf benadrukt in het Reformatorisch Dagblad de toegankelijkheid van het verhaal – ‘de soepele en eenvoudige stijl maken samen met de logische opbouw dat je gemakkelijk in het verhaal duikt […]. Het eiland onder de zee [is] voor velen het ideale vakantieboek’ –, en onderstreept de belangrijkste eigenschap van Allende: ‘[haar] kracht […] ligt vooral in haar verteltoon. Op een aantrekkelijke en meeslepende manier presenteert zij het verhaal.’77 Maar vervolgens haalt Kruijf in een paar regels het hele boek onderuit:

                                                                                                               

71 Zie bijlage nummer 1.

72 Joaquín Marco. ‘La isla bajo el mar, Isabel Allende.’ El Cultural, 4 september 2009. 73 Ibidem.

74 Ibidem.

75 Eva Hernández Díaz. ‘Reseña de Isabel Allende: La isla bajo el mar.’ El Imparcial, 20 maart 2010. 76 Lies Schut. ‘Haïti, met bloed doordrenkt; Nieuwe roman Isabel Allende.’ De Telegraaf, 2 juli 2010. 77 André Kruijf. ‘Kroniek van een Haïtiaanse slavin.’ Reformatorisch Dagblad, 4 augustus 2010.

(24)

Spijtig is dat de sterke aandacht voor het decor ten koste gaat van een diepere uitwerking van de historische context en van de karaktertekening en drijfveren van de figuren, want op deze gebieden blijft alles wel erg zwart-wit. […] haar figuren ontbreekt [het] aan psychologische gelaagdheid en nuance. De geloofwaardigheid van veel voorvallen vormt een ander struikelblok, net als de wat rafelige en al te vlotte afwerking van bepaalde lijnen aan het einde.78

Viola Lindner toont zich in NRC Next gecharmeerd van het verteltempo: ‘Traag ontrollen haar verhalen zich […]. De tijd in Allende’s boeken gaat even langzaam als de tijd in het echt.’79 En Margot Dijkgraaf is in NRC Handelsblad ook overwegend positief: ‘[er] ontstaat […] een uitwaaierend weefsel dat alle problematische onderlinge relaties prachtig in kaart brengt. […] De roman is een vaardig verteld […] verhaal van Allende.’80

Lezers en critici lijken het hier tot op zekere hoogte eens te zijn: het verhaal is meeslepend en goed opgebouwd. Hoewel meerdere critici kritische kanttekeningen plaatsen – te weinig uitwerking, vlakke personages – lijken ze dat Allende te vergeven. In het

Reformatorisch Dagblad gaat André Kruijf in op deze opmerkelijke discrepantie tussen

Allendes lezerspubliek en de literaire kritiek:

Isabel Allende is en blijft een publiekslieveling, met haar romans weet ze wereldwijd miljoenen lezers te bereiken. En dat allemaal ondanks die niet altijd malse terugkoppeling die zij vanuit de literaire kritiek te verduren krijgt. Recensenten mogen dan vinden dat de romans van Allende diepgang en stilistische verfijning missen, haar trouwe lezersschare maalt er niet om […].81

Kruijfs boodschap lijkt duidelijk: of haar boeken door critici nu literair worden gevonden of niet, het maakt Allendes lezers niets uit. Zij kopen iedere nieuwe roman toch wel weer, omdat ze zulke fijne verhalen vertelt.

                                                                                                               

78 Ibidem.

79 Viola Lindner. ‘Isabel Allende; iedereen leest.’ NRC Next, 25 mei 2010.

80 Margot Dijkgraaf. ‘“Creative writing” losgelaten op de oneindige ellende van Haïti.’ NRC Handelsblad, 21 mei 2010.

(25)

2.3 Isabel Allende, Het negende schrift van Maya (2011)

Het negende schrift van Maya gaat over de jonge Maya, die vanuit Las Vegas door haar oma

naar het eiland Chiloé in Chili wordt gestuurd om haar leven weer op orde te brengen. In het schrift dat haar oma haar meegeeft, schrijft ze over haar leven, dat eerder doordrenkt was van geweld en drugs. Het boek verscheen in juni 2011 bij de Spaanse uitgeverij Plaza & Janés onder de titel El cuaderno de Maya (Het schrift van Maya). Een maand later verscheen het bij uitgeverij Wereldbibliotheek, vertaald door Rikkie Degenaar. Er werden in Nederland ongeveer 50.000 exemplaren van verkocht.82

In het Nationale Lezersonderzoek gaven 782 mensen aan het boek gelezen te hebben. Zoals in tabel 2 te zien is, gaven zij de literariteit van het boek gemiddeld een 5,5. De 416 mensen die het boek niet gelezen hadden maar het wel beoordeelden, gaven de literariteit gemiddeld een 5,43.

De lezers die gevraagd werden waarom Het negende schrift van Maya al dan niet literair is, beantwoordden deze vraag als volgt: ‘Allende zet […] personages neer met veel diepgang, rauwe emoties en echtheid […]’, ze ‘is een geboren vertelster […], ze houdt constant je aandacht gevangen’, en ‘er zit een ontwikkeling van het karakter in en het zet je tot nadenken’.83 Het boek werd literair gevonden vanwege het taal- en woordgebruik, de schrijfstijl, de aanwezigheid van diepere lagen, ‘het doorgronden van de menselijke ziel, gedachten en gedrag’, de beschrijving en uitwerking van de personages, de ‘kleurrijke beschrijvingen’ en ‘verrassende inhoud’.84

Er waren ook respondenten die het boek minder literair vonden. Meerdere lezers vergeleken Het negende schrift van Maya met jeugdliteratuur, maar beoordeelden het literaire karakter van het boek desalniettemin alsnog met een 4 of 5 (‘op de grens van literair en niet-literair’ en ‘enigszins niet-literair’, zie tabel 1). De diepere lagen die door meerdere lezers werden aangedragen als argument voor het literaire karakter van de roman, waren volgens andere lezers juist afwezig. Zij vonden de ‘tekst erg gemakkelijk’ en vielen over de vele aantallen ‘voorspelbare gebeurtenissen’.85 Toch zijn de waarderingen over Het negende schrift van

Maya overwegend positief. Van de 36 lezers die hun waardeoordeel toelichtten, gaf slechts

                                                                                                               

82 Cultuurredactie. ‘Nieuw Amsterdam wil uitgeverij Wereldbibliotheek overnemen.’ NRC Handelsblad, 15 januari 2014.

83 Zie bijlage nummer 2. 84 Ibidem.

(26)

één persoon de mate van literariteit van het boek een 3, twee lezers een 4, en de anderen een 5 of hoger.86

In Spaanse kranten en tijdschriften werd het boek opvallend genoeg nauwelijks besproken. De grootste nationale kranten, El País, El Mundo en ABC, lieten allemaal niets van zich horen. Het enige gevonden commentaar, in de regionale krant La Rioja, beschrijft

Het negende schrift van Maya als ‘een zeer emotionele en persoonlijke benadering […] van

de duistere wereld van de verslaving en haar gevolgen [mijn vertaling, AK]’.87 Daarnaast benadrukt de recensie de impliciete wens van Allende om met dit boek een jonger publiek aan te trekken dan normaal gesproken, hoewel het verhaal dat ze vertelt zwaar is.88

De Nederlandse kranten publiceerden weliswaar meer recensies, maar waren niet erg positief. Lies Schut noemt Allende in De Telegraaf ‘overambitieus’ en vindt het boek ‘veel te veel van het goede’.89 Opvallend genoeg is Schut zich er wel van bewust dat lezers zich niets zullen aantrekken van dit negatieve oordeel: ‘Toch zullen de fans het boek in de armen sluiten.’90 In NRC Next beschrijft Toef Jaeger de hoofdpersoon Maya als een ‘zeurderig clichépersonage’ dat nooit interessant wordt: ‘Als Maya ergens zegt: “Laat me maar doodgaan,” denk je vooral: “Voortreffelijk idee”.’91 Daarnaast is de door Allende geschetste wereld volgens Jaeger clichématig en ongeloofwaardig.92

Ook Marie Verheij is in het Reformatorisch Dagblad niet te spreken over het verhaal: ‘Allende haalt in dit boek alles overhoop wat je kunt bedenken en dat maakt haar verhaal ongeloofwaardig.’93 Ze erkent echter dat het boek ook positieve kanten heeft, zoals de worsteling met verslavingen en ‘de warme band tussen de grootmoeder en het meisje’, maar deze elementen wegen niet op tegen de ‘enorme kluwen van vertellingen’ waarin ‘werkelijk alles expliciet [wordt] benoemd’.94

Er is dus een duidelijk verschil tussen het oordeel van lezers en dat van Nederlandse critici. Waar lezers het boek roemen om de echtheid van de personages en de literaire schrijfstijl, benadrukken critici juist het clichématige van de karakters en de ongeloofwaardigheid van het verhaal.

                                                                                                               

86 Ibidem.

87 Zonder auteur. ‘“La guerra contra el tráfico de drogas nunca se ganará a balazos”; Con El cuaderno de Maya Isabel Allende se adentra en el infierno de las drogas y explora sus estragos entre los adolescentes.’ La Rioja, 12 juni 2011.

88 Ibidem.

89 Lies Schut. ‘Nieuwe Isabel Allende overvol.’ De Telegraaf, 20 september 2011. 90 Ibidem.

91 Toef Jaeger. ‘Isabel Allende; iedereen leest.’ NRC Next, 3 oktober 2011. 92 Ibidem.

93 Marie Verheij. ‘Maya op een Chileens eiland.’ Reformatorisch Dagblad, 2 november 2011. 94 Ibidem.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

de eerste en tweede prijzen stuurt Jeugd en Poëzie een gedicht naar De Gouden Flits, een wedstrijd in samenwerking met de Neder- landse stichtingen Kinderen en Poëzie en Doe Maar

zouden komen leven in de brouwerij op de middag komt een vader met zijn twee groeiers van zonen aan hij had een jonge buurvrouw bij die voor drie jaar haar man verloren had ze was

De talloze mensen die voor hem uit liepen en achter hem aan kwamen, riepen luidkeels: “Hosanna voor de Zoon van David.. Gezegend hij die komt in de naam van

applaus voor oudejaarsavond heel de zaal klapte weer in de handen terwijl hij fier zijn plaats innam?. wie is in

‘ “16Ik doop jullie met water, maar er komt iemand die meer vermag dan ik; ik ben zelfs niet goed genoeg om de riem van zijn sandalen los te maken. Hij zal jullie dopen met de

behoedzaam want veelbetekenend aan het vuur toevertrouwde na de twaalfde plank vormden we met ons vieren een kring rond het vuur dan ging ze in het midden staan met haar gezicht

(maar wát garandeer je dan?), ‘traject’ (ik zoek een medewerker, moet ik nu ook nog op reis?!), ‘werkgeversservicepunt’ (terwijl de werkgever daar niet terecht kan voor alle

En in zijn slotvers put de dichter uit zijn woordenschat waarin we de uitdrukking ‘Als sneeuw voor de zon’ herkennen, want ‘net als de sneeuwman is moeder