• No results found

Historisch hart van de democratie. Geschiedenis in parlementsrondleidingen van Nederland, Duitsland en de Verenigde Staten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Historisch hart van de democratie. Geschiedenis in parlementsrondleidingen van Nederland, Duitsland en de Verenigde Staten"

Copied!
99
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Historisch hart van de democratie

Geschiedenis in parlementsrondleidingen van Nederland,

Duitsland en de Verenigde Staten

Koen Molenaars 10001596 0653744076 k.molenaars@live.nl Masterscriptie MA Publieksgeschiedenis Begeleider: Dr. P. Knevel Tweede lezer: Dr. J. Turpijn Universiteit van Amsterdam 8 januari 2016

(2)
(3)

1

Inhoudsopgave

Inleiding 2

1. Het parlementsgebouw als historisch hart van de democratie 7 ‘Traditionelle Architektur mit modernen Formensprache verknüpft’ 8

‘Bouwen, aanbouwen, bijbouwen, verbouwen’ 13

‘Defining for the ages the national skyline’ 21

Besluit 29

2. Bezoekerscentra in hun politieke cultuur 31

Politieke cultuur in de Verenigde Staten, Duitsland en Nederland 32

‘Winning hearts and minds’ 40

‘Demokratie lernen durch Bildung und Partizipation’ 43

‘De spelregels uitleggen van democratie en rechtsstaat’ 46

Besluit 48

3. Vrijheid, oorlog en democratie. Geschiedenis in de rondleiding 50

Introductiefilm 51 Rondleiding 55 Tentoonstelling 60 Besluit 65 Conclusie 67 Bronnen en literatuur 71 Illustratieverantwoording 77 Bijlagen 78 Bijlage I 78 Bijlage II 84 Bijlage III 89

(4)

2

Inleiding

Een eeuwig probleem in een democratie is de kloof tussen burger en politicus. De discussie over deze kloof komt sinds de opkomst van Pim Fortuyn en de consolidatie van de Partij voor de Vrijheid in de politiek in veel Nederlandse politieke vraagstukken terug. Het Sociaal en Cultureel Planbureau bracht in 2014 het rapport Verschil in Nederland uit, over hoe Neder-landers die kloof ervaren. Daarin kwam naar voren dat een aanzienlijk deel van de bevolking geen hoge achting heeft voor politici, maar hen eerder als ‘graaiers’ typeert, die met hun rug naar de samenleving staan.1 De laatste twee decennia besteedde de politiek ook meer aandacht aan die kloof door programma’s voor politieke vorming op te zetten. De fusie van twee poli-tieke vormingsinstellingen tot ProDemos in 2011 was het resultaat van een roep vanuit de politiek om democratie en rechtstaat meer naar de samenleving uit te dragen.2 De organisatie kreeg onder andere verantwoordelijkheid voor de rondleidingen op het Binnenhof. Het histo-rische gebouwencomplex is als hart van de democratie bij uitstek een geschikte plek om de betekenis van de Nederlandse democratische instellingen te tonen.

Vergeleken met veel andere parlementsgebouwen is het Binnenhof een weinig impo-sant geheel, met de ijscoman en het fonteintje ter ere van een dertiende-eeuwse graaf in het midden van het plein –hoewel eerstgenoemde inmiddels een cultstatus heeft bereikt. Het enige gebouw met allure is de Ridderzaal, die ook al ruim zevenhonderd jaar op die plek te vinden is. Dat maakt het Binnenhof een unicum in de wereld, aangezien parlementen in andere lan-den doorgaans negentiende- of twintigste-eeuws zijn.3 De manier waarop geschiedenis en politieke vorming doorwerkt bij een bezoek aan het parlement, is daarom interessant in verge-lijkend perspectief. Daaruit volgt de vraag hoe geschiedenis bijdraagt aan de presentatie van de politieke omgeving van verschillende parlementsgebouwen.

Ter vergelijking van het Binnenhof zijn het Capitool in Washington D.C. en het Rijks-daggebouw in Berlijn bijzondere cases. De Verenigde Staten en Duitsland gaan zeer verschil-lend om met het verleden. Waar veel Amerikanen in de Verenigde Staten vrijheid en demo-cratie als essentie van de Amerikaanse volksaard beschouwen, zien Duitsers juist een gevaar-lijke boodschap in hun eigen verleden door de totalitaire regimes van de twintigste eeuw. Hoe die visies doorwerken in de presentatie van het gebouw in architectuur, politieke cultuur en publieksrondleidingen vormt een belangrijk onderdeel van dit onderzoek.

1 C. Vrooman, M. Gijsberts en J. Beelhouwer, Verschil in Nederland. Sociaal en cultureel rapport 2014 (Den

Haag 2014) 217.

2

Projectbeschrijving Huis voor Democratie en Rechtstaat (z.p. 2009) 4.

(5)

3

Dit onderzoek is in maatschappelijk opzicht relevant vanwege de publieke functie die een parlementsgebouw draagt. Rondleidingen zijn bij uitstek informerend van aard, wat in dit geval belangrijk is voor het creëren van begrip en bewustzijn voor de politiek. Bovendien is een parlementsgebouw ook een belangrijk symbool, dat staat voor de geschiedenis van een land en zijn politieke systeem. Bij de recent aangekondigde renovaties van het Binnenhof reageerden politici bijvoorbeeld verbolgen over het feit dat de Eerste en Tweede Kamer voor vijf jaar elders in de stad zouden moeten vergaderen. Tweede Kamerlid en voorzitter van de Bouwbegeleidingscommissie Ton Elias vond dat te lang, omdat hij het Binnenhof beschouw-de als het ‘kloppenbeschouw-de hart van beschouw-de beschouw-democratie’.4 Elias’ uitspraak toont de waarde die politici zelf geven aan het gebouwencomplex. Hoe die symboolfunctie als centrum van democratie naar voren komt in de rondleiding is daarom het bestuderen waard.

Vanuit wetenschappelijk perspectief biedt dit onderzoek eveneens vernieuwende in-zichten. De afgelopen decennia zijn verschillende historische NWO-onderzoeksprogramma’s uitgevoerd rondom democratie en politieke cultuur. Tussen 1995 en 2014 liep het onderzoeks-programma ‘De natiestaat. Politiek in Nederland sinds 1815’, waarin de politieke cultuur speerpunt was van onderzoek.5 In het kader daarvan onderzocht historicus Henk te Velde lei-derschapsstijlen in de Nederlandse politiek. Historicus Piet de Rooy schreef het boek ter af-sluiting van het programma, Ons stipje op de waereldkaart. De politieke cultuur van modern Nederland (2014). In een ander onderzoeksprogramma, ‘Omstreden democratie’ (2007-2013), werkten verschillende wetenschappelijke disciplines samen om tot een analyse te komen van de stand van de democratie.6 Resultaat was het boek Omstreden democratie. Over de proble-men van een succesverhaal (2013).7 Hoewel beide programma’s een grote bijdrage leverden aan het onderzoek naar de Nederlandse politieke cultuur, waren ze zeer gericht op de gedra-gingen van politici, politieke instellingen en politieke legitimatie. De publieke kant van poli-tiek kwam daardoor summier aan bod en bleef meestal beperkt tot analyses van het populis-me.

Andere publicaties besteden juist meer aandacht aan de publieke uitstraling van de politiek. De auteurs van de bundel Van Torentje tot Trêveszaal. De geschiedenis van de noordzijde van het Binnenhof (2011) beschrijven bijvoorbeeld zeer uitvoerig hoe het

4 J. Verlaan, ‘Renovatieplannen Binnenhof overhaast doorgedrukt’ (2 april 2015). Website NRC.

http://www.nrc.nl/nieuws/2015/04/02/renovatieplannen-binnenhof-overhaast-doorgedrukt (21 november 2015)

5

P. de Rooy, Ons stipje op de waereldkaart (Amsterdam 2014) 303.

6 Omstreden democratie. Onderzoeksprogramma 2006-2011(Den Haag 2006) 8.

http://www.nwo.nl/onderzoek-en-resultaten/programmas/omstreden+democratie (26 november 2015)

7

R. Aerts en P. J. M. de Goede ed., Omstreden democratie. Over de problemen van een succesverhaal (Amster-dam 2013).

(6)

4

hof uitgroeide van grafelijk hof tot hart van de democratie.8 Daarbij is er niet alleen aandacht voor de gebouwen zelf en de historische omstandigheden waarin ze zijn ontstaan. De positie van het complex in Den Haag en de betekenis die mensen in heden en verleden aan het ge-bouw hebben gegeven, speelt eveneens een belangrijke rol in het boek. Het onlangs versche-nen proefschrift van historicus Diederik Smit sluit aan bij die gedachte, maar richt zich voor-namelijk op de negentiende en twintigste eeuw. In Het belang van het Binnenhof. Twee eeu-wen Haagse politiek, huisvesting en herinnering (2015) bespreekt hij hoe het gebruik van de gebouwen aan het Binnenhof samenliep met politieke besluiten en ideeën.9 Smit toont hoe het aanzien en het gebruik van het parlementscomplex sinds 1800 geregeld ter discussie heeft gestaan. Plannen tot verbouwingen waren omstreden, maar ook restauraties waren onderwerp van debat.

In de Duitse en Amerikaanse literatuur is ook aandacht voor die publieke uitstraling. Kunst- en architectuurhistoricus Kirk Savage beschrijft in Monument Wars. Washington D.C., the National Mall, and the transformation of the memorial landscape (2009) hoe de Ameri-kaanse hoofdstad in tweehonderd jaar tijd veranderde van een ongerept natuurgebied in een monumentaal politiek en cultureel centrum. Het centrum van Washington D.C. werd een tijd-loze verzameling monumenten, ‘[with] no historic markers or plaques to remind visitors of what once existed before this remarkable place took shape.’10 Bezoekers verwachten die tijd-loosheid ook, zo stelt Savage, ook al is het centrum van Washington D.C. zo snel veranderd in de afgelopen eeuw. Teresa B. Lachin schreef een recensie over de Amerikaanse rondleiding door het parlementsgebouw. In The Public Historian spreekt ze over het bezoekerscentrum, waarbij ze de ontvangsthal vergelijkt met een ‘neotraditional train station’.11 Daarnaast be-spreekt Lachin ook de toonzetting van de rondleiding, die ze nationalistisch noemt, maar komt niet tot een fundamentelere beschouwing van de politieke cultuur.

De betekenisgeving van het Rijksdaggebouw in Berlijn komt naar voren in de Duitse serie Erinnerungsorte (2001). Bernd Roeck beschrijft daarin de positie van het parlement en het gebouw in de loop van de tijd, te beginnen bij de Rijksdag in het Heilige Roomse Rijk.12 Hij heeft daarbij ook veel aandacht voor het gebouw als symbool en als decor van

8 H. te Velde, ‘Inleiding. De geschiedenis van de noordzijde van het Binnenhof’, in: H. te Velde en D. Smit ed.,

Van Torentje tot Trêveszaal. De geschiedenis van de noordzijde van het Binnenhof (Den Haag 2011) 9-21,

pas-sim.

9 D. Smit, Het belang van het Binnenhof (Amsterdam 2015) 20. 10

K. Savage, Monument wars. Washington D.C., the National Mall, and the transformation of the memorial

landscape (Berkeley 2009) 7.

11 T. B. Lachin, ‘The Capitol Visitor Center’, The Public Historian 32:1 (2010) 133-138, aldaar 135. 12

Bernd Roeck, ‘Der Reichstag’, in: E. François en H. Schulze ed., Deutsche erinnerungsorte I (München 2001) 138-155, aldaar 140.

(7)

5

lende periodes van de Duitse geschiedenis. Over het gebouw is voornamelijk vanuit architec-tonisch perspectief geschreven, maar Roeck kijkt juist naar de betekenis van het gebouw. Hij beschrijft het gebouw als toeschouwer van het keizerrijk, de opkomst en neergang van zowel de Weimarrepubliek als nazi-Duitsland en de deling van Duitsland.13 Daarom is het een be-langrijk werk voor dit onderzoek, waarin die betekenis eveneens van belang is.

Naast de inzichten uit de literatuur over de gebouwen, is informatie nodig met betrek-king tot de manifestatie van de politiek. Politieke cultuur is net als een parlementsgebouw zelf een historisch gegroeid fenomeen. Gedragingen, rituelen en gewoontes in de politiek verande-ren niet bij iedere verkiezing; zij kennen een lange voorgeschiedenis en een hoge mate van continuïteit.14 De manier waarop die politieke cultuur in de rondleiding doorschemert, is daarom een belangrijke invalshoek bij de bestudering van de politieke omgeving. Politieke cultuur werkt in op verschillende niveaus: het kan ten grondslag liggen aan de bezoekersorga-nisaties, of juist onderwerp zijn van de rondleidingen. Het kan daardoor enerzijds voor de structuur, toonzetting of thematiek en anderzijds een kijkje geven in het politieke bedrijf.

In het eerste hoofdstuk zullen de parlementsgebouwen in hun historische context wor-den geplaatst. Het hoofdstuk introduceert de locaties en biedt een kijkje in de bouwgeschiede-nis. Hierbij ligt de focus vooral op de boodschap die het gebouw uitstraalde gedurende zijn bestaan. Politieke belangen, historische gebeurtenissen, de functie van het parlement en de artistieke keuzes werkten allemaal in op de symbolische betekenis van het parlementsgebouw. Deze vier aspecten veranderden in de loop van de tijd, maar lieten telkens hun sporen achter in het hart van de democratie. Die symbolische gelaagdheid vormt de kern van het hoofdstuk.

De bezoekerscentra zullen in het tweede hoofdstuk aan bod komen. Hier is vooral van belang hoe zij hun taakopvatting omzetten in publieksdiensten, zoals rondleidingen en

schoolpakketten. Bij die analyse is ook de politieke cultuur van groot belang. Dat begrip staat kort gezegd voor bepaalde waarden en gebruiken die ten grondslag liggen aan de politieke praktijk. De bezoekerscentra zijn, zoals zal blijken, een afspiegeling van die politieke cultuur. Het verhaal dat ze vertellen in educatiemateriaal, de website en in andere media, is sterk ver-bonden met denkbeelden die ook in de politiek een grote rol spelen. Naast de politieke cultuur zijn ook organisatorische aspecten van belang. Samen verklaren zij de werkwijze van die or-ganisaties en de ideeën die daarachter liggen.

13 Bernd Roeck, ‘Der Reichstag’, in: E. François en H. Schulze ed., Deutsche erinnerungsorte I (München 2001)

138-155, passim.

(8)

6

Tenslotte staan in het derde hoofdstuk de rondleidingen zelf centraal. Geschiedenis zelf speelt een rol: welke historische gebeurtenissen worden overgeslagen en welke juist be-nadrukt? Welke gevolgen hebben die keuzes voor de boodschap die de rondleiding meegeeft? Hoe komt de politieke cultuur terug in de rondleidingen? Die vragen zijn te analyseren door de toonzetting, het perspectief en de keuzes met betrekking tot de geschiedenis tijdens de rondleiding tegen elkaar af te wegen. Het verschil tussen verschillende onderdelen van het parlementsbezoek is daarbij essentieel, omdat introductiefilms, de rondleiding zelf en de bij-behorende tentoonstellingen verschillende eigenschappen hebben. Tevens laat dit laatste hoofdstuk zien bij welke onderdelen de geschiedenis een grote meerwaarde had en waar het juist weinig toevoegde aan het bezoek.

Concluderend kan worden opgemaakt hoe geschiedenis bijdraagt aan de presentatie van de politieke omgeving. De geschiedenis van het parlementsgebouw komt daarin samen met de organisatie, de politieke cultuur en de rondleiding. Door die drie samen te analyseren kan worden gekeken naar de vraag welke media geschikt zijn om mensen democratisch besef en legitimatie bij te brengen bij een bezoek aan het hart van de democratie. Geschiedenis is daarin bepalend: de toepassing ervan is een belangrijke factor voor de presentatie van de poli-tieke omgeving.

(9)

7

1. Het parlementsgebouw als historisch hart van de democratie

Bezoekers die een rondleiding door het centrum van de democratie willen nemen, komen niet zonder verwachtingen. Zij kennen het parlementsgebouw en hebben daar vaak hun eigen as-sociaties bij. Die parlementsgebouwen, in de loop der tijd uitgebreid en aangepast aan nieuwe behoeftes, wekken associaties op door de politieke geschiedenis en de actualiteit waarmee zij verbonden zijn. Daardoor staan zij ook symbool voor de nationale politiek. Sociaal geograaf en urbanist Lawrence J. Vale bespreekt in zijn boek Architecture, power and national identity (1992) een groot spectrum aan parlementsgebouwen vanuit dit symbolische perspectief.15 Hoewel hij zijn werk in de jaren negentig publiceerde, vormt het nog steeds een referentiepunt voor studies naar parlementsarchitectuur. Hij koppelt de architectuur, die varieert van classi-cisme tot postmoderne bouwkunst, aan de nationale identiteit en het democratische machtsbe-grip. Zijn punt is dat de gebouwen een specifiek karakter hebben, dat past bij de heersende opvattingen over de politiek. De statige Houses of Parliament in Londen verbeelden bijvoor-beeld het Britse traditionele politieke bestel, waarin het parlement en de monarchie wedijve-ren om de macht.16

Er zijn echter wel belangrijke opmerkingen te plaatsen bij Vale’s theorie. Hoewel het parlementsgebouw en zijn gebruikers verbonden zijn met elkaar, is het karakter van het ge-bouw niet automatisch verbonden aan het karakter van de politiek. Het aanzien van een par-lementsgebouw is vooral bepaald door de wensbeelden die de gebruikers hebben gehad. His-toricus Diederik Smit benadrukt in de inleiding van zijn proefschrift dat de sociaalweten-schappelijke benadering te statisch is geweest.17 Een parlementsgebouw is niet zo veranderlijk als de politiek die zijn bewoners bedrijven, waardoor de architectuur niet altijd correspondeert met de heersende politieke opvattingen. Het Rijksdaggebouw bestaat meer dan honderd jaar, het Capitool iets meer dan tweehonderd en de oudste delen van het Binnenhof in Den Haag zijn ruim zevenhonderd jaar oud. Het Haagse gebouwencomplex is in de loop der tijd uitge-breid, verbouwd en gerestaureerd, waardoor de chronologische gelaagdheid nog altijd is te zien. Ieder laagje is bedacht in een ander tijdvak, waarbij ook andere opvattingen horen over symboliek en de manier waarop die het beste tot uiting komt. Het uitgangspunt van Vale schiet in dit geval tekort. De huidige Eerste Kamer in Nederland vergadert bijvoorbeeld in een zaal wier iconografie verwijst naar de Staten van Holland en West-Friesland, de invloedrijkste

15 Vale, Architecture, power and national identity, 48. 16

Ibidem, 7.

(10)

8

provincie van –op dat moment– een van de rijkste en machtigste landen ter wereld.18 Het aan-zien van de zeventiende-eeuwse Republiek is niet te vergelijken met het hedendaagse Neder-land. Het is daarom noodzaak telkens rekening te houden met veranderende historische con-texten waarin de gebouwen zijn neergezet, verbouwd en uitgebreid.

‘Traditionelle Architektur mit modernen Formensprache verknüpft.’19

De Britse Architect Norman Foster kreeg in de jaren negentig van de twintigste eeuw de op-dracht het Rijksdaggebouw te verbouwen. Na de hereniging van Oost- en West-Duitsland wilde de Bondsdag van Bonn naar Berlijn verhuizen en weer zitting nemen in het oude parle-mentsgebouw. Toen het na de verbouwingen opnieuw opende in 1999, stond de oude negen-tiende-eeuwse façade nog steeds overeind. Het interieur was echter geheel opnieuw vormge-geven in een internationale democratische stijl. Veel glas, open ruimtes en weinig ornament moesten conform deze stijl de transparantie van het democratische systeem weerspiegelen.20 De grote glazen koepel werd na de verbouwingen het voornaamste herkenningspunt van het gebouw (afb. 1). In praktisch opzicht functioneerde de koepel als ventilatiesysteem en zorgde voor zonlicht in de plenaire zaal. In symbolisch opzicht moesten bezoekers vanuit de koepel ook de zaal in kunnen kijken, als toeschouwers van het politieke spel en controleurs van het parlement. Tevens was de koepel een verwijzing naar de oude glazen koepel die op het ge-bouw stond. De aanpassingen van Norman Foster maakten het gege-bouw tot levend symbool voor openheid en democratie.

Toen keizer Wilhelm II het Rijksdaggebouw in 1894 officieel opende was democratie allerminst de achterliggende gedachte. De samenstelling van de aanwezigen bij de opening was tekenend voor de situatie, aldus Bernd Roeck in zijn lieu-de-mémoire-beschrijving van de Rijksdag: ‘Gewoge und geglitzere von Uniformen (…) hier und da durch einige schwarze Punkte, Abgeordnete im Frack, unterbrochen.’21 Het Duitse Rijk had zijn bestaan niet aan een liberale revolutie de danken gehad, maar aan het Pruisische militaire optreden. Na de Frans-Pruisische oorlog van 1871 hadden Keizer Wilhelm I en kanselier Otto von Bismarck name-lijk het initiatief genomen de vele Duitse staten samen te smeden. Bismarck, een zeer conser-vatieve Realpolitiker, stemde toe met de instelling van een parlement, verkozen middels al-gemeen mannenkiesrecht. Vooral dat laatste was revolutionair in het Europa voor 1900, waar censuskiesrecht nog altijd een groot deel van de bevolking uitsloot van verkiezingsdeelname –

18 Ibidem, 113. 19 Bijlage II. 20

J. Gudehus, Der Deutsche Bundestag. Das Reichstagsgebäude, Architektur und Kunst (Berlijn 2001) 40-41.

(11)

9

en het was al helemaal revolutionair voor een conservatieve politicus.22 Tegelijkertijd beperk-te Bismarck de macht van de Rijksdag, zoals het parlement zou hebeperk-ten. Alleen in de budgetbeperk-te- budgette-ring van het beleid had de volksvertegenwoordiging een stem. De rijkskanselier slaagde erin partijen telkens tegen elkaar uit te spelen, zodat hij zijn eigen agenda door kon voeren. Het parlement zocht niettemin wat meer statuur. De oude porseleinfabriek in Berlijn waar de volksvertegenwoordiging vanaf 1871 samenkwam, was geen locatie met allure. Het nieuwe Rijksdaggebouw moest een imposant gebouw worden, dat in zijn verschijning de Duitse natie moest representeren.23

Dat gebeurde op een betekenisvolle locatie. Het Berliner Stadtschloss van de Duitse keizer stond in het natuurlijke centrum van Berlijn, op het Spree-eiland. Het paleis deelde het eiland met de grote musea voor cultuurgeschiedenis en was zo verbonden met de grootste kunst- en cultuurverzamelingen van Duitsland. Deze centrale positie in geografisch en cultu-reel opzicht stond in groot contrast met die van het Rijksdaggebouw, dat in 1894 aan de rand van de stad bij de Brandenburger stadspoort werd neergezet. Die positie weerspiegelde de politieke situatie in Duitsland, waarin de Rijksdag weinig macht had tegenover de Duitse kei-zer.

Hoewel Wallot een imposant gebouw neerzette, bleef het zowel in geografisch als po-litiek opzicht dus een marginaal instituut. De verering van keizer Wilhelm I nam bovendien een prominente plek in het gebouw in, met zijn initialen als veelgebruikt decoratief element. Ook herinnerde de Siegessaüle op het plein voor het Rijksdaggebouw aan de Duitse eenwor-ding, die aan de keizer te danken was geweest. De enige expliciet democratische verwijzing in het ontwerp was de tekst dem Deutschen volke, ‘voor het Duitse volk’, bovenop het voorpor-taal.24 Het zou echter nog twintig jaar duren voordat die tekst op het gebouw zou prijken. Kei-zer Wilhelm II had in 1888 de keiKei-zerstroon bestegen en hij vond dat de zinsnede teveel riekte naar volkssoevereiniteit. Bij de opening van het Rijksdaggebouw in 1894 was de tekst niet op de voorgevel te zien. Toen het keizerrijk tijdens de Eerste Wereldoorlog op zijn einde liep, werd de tekst alsnog geplaatst.

Het Rijksdaggebouw herinnert ook aan de periode 1933-1945, toen Hitler met zijn na-tionaalsocialistische partij de dienst uitmaakte. In januari 1933 benoemde rijkspresident Paul von Hindenburg de nieuwe rijkskanselier Adolf Hitler, de partijleider van de kleinste coalitie-partij. Hindenburg hoopte hiermee de onrust onder de bevolking te temperen en zijn eigen

22 Juli Gudehus, Der Deutsche Bundestag. Geschichte und funktion des parlamentarismus (Berlijn 2001) 30. 23

Roeck, ‘Der Reichstag’, 150.

(12)

10

invloed te behouden. Hitler zou nooit een voet in het Rijksdaggebouw zetten, want amper een maand later ging het Duitse parlement in vlammen op. De vraag of het gebouw door de Ne-derlandse communist Marinus van der Lubbe of door de nazi’s zelf is aangestoken blijft tot op heden onbeantwoord, maar de brand was niettemin aanleiding voor Hitler om de grondwet buitenspel te zetten. ‘Der Weg in den Weltkrieg und nach Auschwitz – er führt über die Zer-störung des Reichstags.’25

De meerderheid in het parlement –leden van de communistische partij waren inmiddels opgepakt– stemde voor verregaande bevoegdheden voor de rijkskanse-lier. Tijdens het nazibewind zouden de nationaalsocialisten het Rijksdaggebouw vooral ge-bruiken voor propagandadoeleinden, tot de Sovjets in 1945 aan de poorten van Berlijn ver-schenen. De Russische generaals hechtten een grote waarde aan de verovering van het Rijks-daggebouw tijdens de slag om Berlijn. Hoewel het strategisch geen interessante locatie was, stond de verovering symbool voor de totale overwinning op het nazisme. De legendarische – geënsceneerde– foto van de wapperende Sovjetvlag op het gebouw symboliseerde de defini-tieve vernietiging van het Duitse Rijk.

Na de oorlog deelden de geallieerden Duitsland en Berlijn op in sectoren. Het Rijks-daggebouw kwam in de Britse sector te liggen, aan de grens met de Russische. Door die lig-ging was het Rijksdaggebouw niet meer geschikt om als parlementsgebouw te dienen. Boven-dien omsloot het communistische Oost-Duitsland de West-Berlijnse bezettingszones van Frankrijk, de VS en Groot-Brittannië. Toen de relatie tussen West en Oost in de vijftiger en zestiger jaren nog sterker bekoelde, zou de Berlijnse Muur ongeveer vijf meter van de oostge-vel van het Rijksdaggebouw komen te staan. De Bondsdag kwam nog eenmaal in Berlijn bij-een, maar laagvliegende militaire Sovjetvliegtuigen intimideerden de West-Duitse volksverte-genwoordigers.

Het Rijksdaggebouw had zijn politieke functie verloren, maar was nog steeds een poli-tiek symbool. Na de bouw van de Berlijnse Muur vonden er vele vrijheidsdemonstraties tegen het communistische Oost-Duitsland plaats bij het Rijksdaggebouw.26 Demonstraties verza-melden zich op de Platz der Republik voor het gebouw. Het Duits Historisch Instituut vestig-de zich in het gebouw, waar het instituut in 1971 een tentoonstelling openvestig-de over vestig-de Duitse geschiedenis. ‘Fragen an die Deutsche Geschichte’ toonde de geschiedenis van Duitsland en

25 Ibidem, 152. 26

H. Hammer-Schenk en X. Riemann, Von Paul Wallot bis Norman Foster. Der Reichstag, die Geschichte

(13)

11

had als doel de bezoekers te doordringen van het belang van democratische waarden.27 Ook zonder parlement was het Rijksdaggebouw dus een symbool voor vrijheid en democratie.

De betekenis van het oude parlementsgebouw veranderde wederom na de hereniging van Duitsland in 1990. Zoals gezegd maakte Sir Norman Foster als architect van het Rijks-daggebouw een nieuw symbool van de democratie. De zoektocht naar die symboliek was on-derworpen aan keuzes en politieke strijd tussen conservatieven en sociaaldemocraten over de selectie –en het belang– van de Duitse geschiedenis. Tijdens de verkennende werkzaamheden leidde een bijzondere vondst tot hevige discussies over de cultivering van het verleden. Bouwvakkers ontdekten achter een aantal schotten een grote verzameling graffiti van Russi-sche soldaten die tijdens de Slag om Berlijn in 1945 het gebouw hadden ingenomen. Namen van de soldaten zelf, steden die ze eerder hadden veroverd en allerlei andere teksten stonden op de muren gekalkt (afb. 2).28 De vraag was nu wat met deze vondst moest gebeuren.

De Bondsdag hield verschillende debatten over de vraag of dit historische kladwerk een plaats verdiende in het nieuwe gebouw. De conservatieve FDP en leden van het confessi-onele CDU/CSU zagen de graffiti als vandalisme en vonden het daarnaast niet kies om ver-wijzingen naar een invasie van een buitenlandse macht in een nationaal en soeverein parle-ment te laten staan. Bovendien vonden die conservatieve stemmen het Cyrillische schrift niet passen op de muren van een Duits parlement, waar vooral plek moest zijn voor Duitse kunst. Andere, links georiënteerde partijen, zoals de socialistische PDS en de sociaaldemocratische SPD zagen in de graffiti juist een authentiek en krachtig symbool voor het einde van het nati-onaalsocialistische regime. De discussie liep zelfs uit tot een diplomatieke rel toen de Russi-sche ambassadeur aangaf dat ‘pogingen om de graffiti te verwijderen niet goed zouden zijn voor de verzoening en het vertrouwen tussen de twee volkeren’.29

Voor Foster was het behoud van de graffiti een zeer belangrijk punt. Door het te laten staan, zo stelde hij achteraf, toonde de graffiti het vermogen van Duitsland om eerlijk te re-flecteren op het eigen verleden, in het bijzonder het naziverleden. ‘Eerlijke reflectie’ was in de context van de graffiti echter niet direct een gepaste uitspraak.30 Leuzen als ‘Dood aan de Duitsers’ waren misschien eerlijk en representatief voor de stemming onder Sovjetsoldaten, maar niet zonder meer geschikt als wanddecoratie in een parlement. Diezelfde twijfel bestond bij de vrouwonvriendelijke en discriminerende teksten op de muur. Bovendien waren er

27 L. Gall, Fragen an die deutsche Geschichte. Ideen Kräfte, Entscheidungen von 1800 bis zur Gegenwart

(Berlijn 1981) 22.

28 E. Chiemelewska, ‘The wall as witness-surface’, Lo Squaderno 8 (2008) 24-29, aldaar 25.

29J. Mieszkowski, ‘The writing is on the wall’, Postmodern culture 21:1 (2010) V. Website Project Muse.

https://muse.jhu.edu/ (17 mei 2015)

(14)

12

Afb. 2: Rijksdaggebouw omstreeks 1900. De Siegessäule op de voor-grond staat tegenwoordig aan de Großer Stern in de Tiergarten.

Afb. 3: Fragment van de overgebleven Sovjetgraffiti. Afb. 1: Het Rijksdaggebouw na de verbouwing van Sir Norman Foster, met het vele glaswerk en de glazen koepel.

(15)

13

vraagtekens te zetten bij de reflecterende waarde van de graffiti. Hoewel Sovjetsoldaten in 1945 de graffiti aanvankelijk als persoonlijk statement zetten, werd het bekladden van het Rijksdaggebouw algauw een officieel bevel.31 Daarmee veranderde de graffiti van een indivi-duele boodschap in een propaganda-instrument. Soldaten schreven vervolgens alle muren van het Rijksdaggebouw vol. Daardoor was het nog maar de vraag of die graffiti de reflecterende werking kon hebben die Foster erin zag.

De Bondsdag besloot uiteindelijk delen van de graffiti te behouden. Door te selecteren welke graffiti behouden zou worden, bracht Norman Foster tenslotte zijn eigen selectie aan in de wirwar van Cyrillische statements die in 1945 op de muren waren vastgelegd.32 Het over-grote deel werd verwijderd, waaronder de anti-Duitse en vrouwonvriendelijke leuzen. De overgebleven fragmenten verwezen vooral nog naar de eerder veroverde steden en enkele namen van Sovjetsoldaten. Bij nadere beschouwing gaat zijn uitspraak over eerlijke reflectie dus niet meer geheel op. Het feit dat de graffiti niet werd verwijderd, laat echter zien dat de politiek zich bewust was van de waarde van de geschiedenis, ondanks haar controversiële nalatenschap.

Het huidige Rijksdaggebouw toont dus het samengaan van democratie en de zwarte bladzijdes uit het verleden. De façade herinnert aan het keizerrijk, maar ook aan de Rijksdag-brand die het begin van het naziregime betekende. Het interieur benadrukt de bevrijding van ditzelfde regime. De keuzes die daarin worden gemaakt, laten zien dat de historische uitstra-ling van het gebouw een selectie is in de overblijfselen van historische gebeurtenissen rondom het Rijksdaggebouw.

‘Bouwen, aanbouwen, bijbouwen, verbouwen.’

De uitstraling van het Binnenhof is een geheel andere dan die van het Rijksdaggebouw (afb. 4). Laatstgenoemde is neergezet als parlementsgebouw in 1894 en, hoewel van binnen gron-dig verbouwd, in uiterlijke vorm weinig veranderd. Vooral de symboliek en de gedachte ach-ter het gebouw veranderde in de loop der tijd. Het Binnenhof is echach-ter een in de loop van ze-ven eeuwen organisch gegroeid complex, zonder overkoepelend decoratie- of bouwprogram-ma. Daardoor is het uiterlijk diffuus en straalt het niet één krachtige boodschap uit, tenzij die organische doolhofachtige constructie als metafoor gezien moet worden voor de Nederlandse staatsvorming, zoals enkele historici stellen.33

31 Mieszkowski, ‘The writing is on the wall’, IV. 32

Chiemelewska, ‘The wall as witness-surface’, 27.

(16)

14

De Ridderzaal is in de loop van de tijd bijvoorbeeld sterk van betekenis en karakter veranderd. Gebouwd als feestzaal van graaf Willem II in de dertiende eeuw, is het tegenwoor-dig een symbool van monarchie en democratie. Tot in de negentiende eeuw stond het gebouw bekend als de Grote Zaal. Toen de Staten-Generaal zich in 1585 permanent in Den Haag ves-tigden en het Binnenhof in gebruik namen, was de Ridderzaal al een bouwval. Daardoor was de zaal niet meer geschikt voor officiële gelegenheden. In plaats daarvan diende het als markt en opslagplaats. Lange tijd hingen de vlaggen van veroverde –voornamelijk Spaanse– sche-pen die aan de steunbalken van de grote houten kap werden gehangen, als symbool voor het succes van de Republiek.34 In het begin van de negentiende eeuw stond de Grote Zaal er nog steeds slecht bij. Het dak lekte en de muren waren vervallen.

Aan het einde van diezelfde eeuw zou de Grote Zaal echter een grote ceremoniële functie krijgen. Door de grote fascinatie voor de middeleeuwen in voornamelijk katholieke kringen in die tijd kreeg het gebouw weer meer aandacht en een nieuwe romantische bena-ming: de Ridderzaal. Architect en katholiek Pierre Cuypers maakte dankzij de invloedrijke cultuurambtenaar en geloofsgenoot Victor de Stuers in 1880 een begin met enkele belangrijke restauraties, waarbij hij de buitenkant van de Ridderzaal opknapte.35 Ter versterking van het middeleeuwse karakter bracht hij wapenschilden van de graven van Holland en de

34

P. Knevel, ‘Het Binnenhof in de zeventiende en achttiende eeuw’, in: D. Smit en H. te Velde ed., Van Torentje

tot Trêveszaal. De geschiedenis van de noordzijde van het Binnenhof (Den Haag 2011) 73-94, aldaar 86.

35 W. Krul, ‘Grote gebaren en een compromis. Bouwplannen op het Binnenhof (1848-1914)’, in: D. Smit en H.

te Velde ed., Van Torentje tot Trêveszaal. De geschiedenis van de noordzijde van het Binnenhof (Den Haag 2011) 209-232, aldaar 221.

(17)

15

dische vorsten aan, onder andere buiten op de overkapping van het trapje naar de ingang. In 1894 herstelde Cuypers vervolgens nog het houten kapgewelf en ontwierp de neogotische troon die in 1904 in de Ridderzaal kwam te staan.36 Vanaf dat jaar zou de vorst aldaar op Prinsjesdag de Troonrede voorlezen.

Sinds recentelijke aanpassingen is er in het gebouw ook democratische symboliek te-rug te vinden. In 2006 werd op de schouw van de open haard artikel 1 van de Grondwet van 1848 geschilderd, die destijds het begin van de Nederlandse parlementaire democratie bete-kende. De provincievlaggen werden vervangen door wandkleden, waarop de wapens van alle provincies en overzeese gebiedsdelen werden afgebeeld.37 De kleden waren geïnspireerd op de kleden die Cuypers in 1904 aan de wanden van de zaal had laten hangen. Die wapens wa-ren vervlochten met een historisch document van betekenis voor Nederland, zoals de tekst van de Vrede van Münster. In de brochure van het Rijksvastgoedbedrijf over de laatste verbou-wingen staat over de rode draad die door de wandtapijten loopt:

‘Nederland is vormgegeven. Letterlijk door het stellen van grenzen en het zorgen voor lands-behoud ten opzichte van het water. Het zelfstandigheidsstreven komt veelvuldig naar voren. (…) De gekozen documenten geven vooral het succes van samenwerken aan. (…) Het is een rode draad die een differentiatie in groepen van de samenleving laat zien, het bereiken van een steeds grotere mate van inzicht en welvaart, een samenleving die zich zo ontwikkelde dat steeds meer groepen mensen –tot het individu toe– gelijkwaardige medeburgers konden wor-den.’38

Watermanagement, zelfstandigheid, samenwerking, welvaart en emancipatie klinken samen niet als een scherpe afbakening van wat Nederland is. Historicus Piet de Rooy verwoordde in een interview met het NRC echter scherper hoe de tapijten geïnterpreteerd zouden moeten worden. Volgens hem is de geografische indeling gecombineerd met de toenemende vrijheid van burgers.39 De weergave van de Blijde Inkomst voor Noord-Brabant toont bijvoorbeeld de onderhandelingspositie die steden hadden om privileges bij hun hertogen af te dwingen. De Vrede van Münster (op het tapijt met het Rijkswapen) toont de officiële onafhankelijkheid van de Nederlandse Republiek. Ook individuele rechten spelen een rol, wat te zien is op het Groninger tapijt, waar het verzoekschrift van Aletta Jacobs om toegelaten te worden tot de

36 A. J. C. van Leeuwen, Pierre Cuypers. Architect (1827-1921) (Zwolle 2007) 294. 37Ridderzaal in ere hersteld (Den Haag 2010) 8.

38

Ridderzaal in ere hersteld, 5. 39Ridderzaal in ere hersteld, 5.

(18)

16

universiteit is gebruikt als symbool voor de vrouwenemancipatie. De emancipatie van de ar-beider komt naar voren op het Friese tapijt met een gedicht van de socialist Pieter Jelles Troelstra. Op die manier is de inrichting van de tapijten toegespitst op vrijheden, op individu-eel, sociaal en nationaal vlak.

Er zijn echter ook enkele opvallende keuzes gemaakt. Links naast de troon hangt bij-voorbeeld het Overijsselse tapijt, met daarop het pamflet Aan het volk van Nederland (1781) van Joan Derk van der Capellen tot den Pol.40 Het pamflet is een pleidooi voor de democratie, een van de ideeën die tijdens de Patriottenopstand rond 1780 opkwam. Tegelijkertijd is het document echter een aanklacht tegen stadhouder Willem V. Het feit dat dit document naast de troon van een afstammeling van de stadhouder is opgehangen, is een opvallende keuze. Het werkt relativerend, maar staat tegelijkertijd voor een democratische boodschap: ook over mo-narchie is discussie mogelijk.

De tapijten beantwoorden dus allemaal aan een geografisch en aan een vrijheidsaspect. De symboliek is echter wel van een licht elitaire aard: veelal juridische en staatsrechtelijke documenten waarvan veel mensen niet direct een voorstelling hebben.41 Een heroïsche voor-stelling van een democratisch keerpunt of graffiti van een verloren oorlog spreekt wellicht meer mensen aan dan een grondwetsartikel of het Verdrag van Maastricht op een wandtapijt. Niettemin staan de documenten voor een bepaalde waarde, die tegelijkertijd een Nederlands karakter waarborgen.

De Ridderzaal mag in de loop van de tijd aangepast aan veranderende waarden en ideeën omtrent de parlementaire democratie, de rest van het Binnenhof komt niet over als een complex waar de volksvertegenwoordiging zegeviert. Daarbij is dan ook van belang om op te merken dat de gebouwen, net als de Ridderzaal, werden neergezet lang voordat er sprake was van een democratie in Nederland. Terwijl parlementen in andere landen speciale gebouwen voor zichzelf lieten bouwen en uitbreiden, nam de Tweede Kamer zitting in de voormalige balzaal van stadhouder Willem V.42 Nadat de Tweede Kamer in 1848 haar eigen macht sterk had vergroot, kwamen dan ook stemmen op om deze nieuwe positie te bezegelen met een nieuw parlementsgebouw aan de Hofvijver, op de plek van de noordzijde van het Binnenhof. In de jaren zestig van de negentiende eeuw liet de Tweede Kamer daarom een prijsvraag uit-schrijven voor een ontwerp voor een nieuw Paleis voor de Staten-Generaal. In de tussentijd

40 E. Etty, ‘De stelling van Piet de Rooy. De vernieuwde canon biedt een mooie, intelligente canon’. website

NRC. (16 september 2006)

http://vorige.nrc.nl/opinie/article1724074.ece/De_stelling_van_Piet_de_Rooy_De_vernieuwde_Ridderzaal_biedt _een_mooie,_intelligente_canon (5 oktober 2015)

41

Etty, ‘De stelling van Piet de Rooy’ (22 november 2015).

(19)

17

begonnen veel parlementariërs en ambtenaren echter de schoonheid en historische waarde van de verzameling gebouwtjes te waarderen. Door dat besef, politieke strijd over uitstraling van het gebouw, en de onwil om zoveel geld aan nieuwe huisvesting te besteden, faalde het plan om een nieuw regeringscentrum te bouwen.43 In plaats daarvan werden rond 1900 enkele grootschalige restauraties uitgevoerd, waaronder de harmonisering van de vijverzijde in een Hollandse renaissancestijl. De gebouwen behielden hiermee de onhandige interne indeling.

Zo kwam het dat vanaf 1848 de Eerste Kamer van de Trêveszaal naar de zaal van de Staten van Holland en West-Friesland verhuisde. Vóór de grondwetswijziging van 1848 be-stond het instituut namelijk nog louter uit door de koning aangestelde leden die in besloten-heid konden debatteren. Vanaf 1848 verloor de koning de mogelijkbesloten-heid om leden voor de Eerste Kamer uit te kiezen. Sindsdien werd de Eerste Kamer getrapt verkozen en werden de vergadering openbaar. Er moest een nieuwe locatie gevonden worden die de grotere groep senatoren, maar ook toeschouwers van de openbare vergaderingen konden herbergen.44 De zaal van de Staten van Holland voldeed aan die eisen (en was groot genoeg om twee balkons voor toeschouwers te plaatsen). De Provinciale Staten van Zuid-Holland moesten sindsdien hun vergaderzaal delen met de senaat.

De zaal ademde echter nog de macht van de Staten van Holland en West-Friesland in de Republiek. Architect Pieter Post ontwierp de zaal in 1655 in opdracht van raadpensionaris Johan de Witt. Het Stadhouderloze Tijdperk was al vijf jaar gaande en De Witt wenste dat de Staten van Holland en West-Friesland een nieuwe zaal zouden krijgen in het Stadhouderlijke Kwartier.45 Stadhouders Maurits, Frederik Hendrik en Willem II hadden hun betrekking op het Binnenhof eertijds uitgebreid met tuinen en kamers. Door de nieuwe vergaderzaal mid-denin de stadhouderlijke vertrekken te plaatsen, maakten de Staten van Holland een state-ment. De zaal belichaamde de grootsheid van de machtigste provincie van de Republiek (afb. 5).46 Op het plafond stonden allerlei volkeren afgebeeld alsof zij met belangstelling de verga-deringen volgden, ter benadrukking van het belang van de Hollandse Staten in de wereld. De handel met al deze volkeren maakten de Republiek tot een van de rijkste en belangrijkste lan-den ter wereld. Daarnaast hingen er twee grote portretten van de Romeinse

43 J. Turpijn, Mannen van gezag (Amsterdam 2008) 81.

44 J. Alberts, E. Habben Jansen, D. Smit, Het Haagse Binnenhof. Acht eeuwen centrum van de macht (Den Haag

2013) 69; Smit, Het belang van het Binnenhof, 114.

45 M. Ebben, ‘De Staten-Generaal. Twee eeuwen te gast bij de Staten van Holland (1593-1795)’, in: D. Smit en

H. te Velde ed., Van Torentje tot Trêveszaal. De geschiedenis van de noordzijde van het Binnenhof (Den Haag 2011) 45-71, aldaar 46 en 51.

(20)

18

Afb. 5: De Eerste Kamer. In het midden ter hoogte van de tribune het schilderij van Mars, daarboven een geschilderd medaillon met Turken. Rechts: het portret van Koning Willem II.

Afb. 6: De schilderijen aan de muur van de Tweede Kamer symboliseren het democrati-sche debat.

(21)

19

oorlogs- en vredesgoden boven de twee schoorsteenmantels aan weerszijden van de ruimte. Waar Norman Foster bij zijn verbouwing van het Rijksdaggebouw oorlog met de inperking van vrijheid associeerde, stonden oorlog en vrede in de zaal van de Staten van Holland sym-bool voor de handelspolitiek van de Republiek. Ter verdediging van de handelsbelangen, macht en rijkdom van de Republiek was namelijk oorlog en soms ook vrede nodig.47

De relevantie van die boodschap was voor de Eerste Kamer echter gering. In plaats van beslissen over oorlog en vrede kon de Eerste Kamer echter alleen wetten goed- of afkeu-ren die de veel machtigere Tweede Kamer al waafkeu-ren gepasseerd. De volkeafkeu-ren die naar beneden staarden vanaf het plafond, keken niet langer neer op de afgevaardigden van de machtigste provincie, maar naar een secundair politiek orgaan. Het portret van koning Willem II (1792-1849), die zojuist zijn politieke macht had verloren, was de enige toevoeging in de symboliek die refereerde aan de senaat zelf.48

Voor de Tweede Kamer gold een andere samenloop van omstandigheden. Sinds haar oprichting in 1814 vergaderde de Kamer in de Oude Zaal, de voormalige balzaal van stadhou-der Willem V, die haar in 1770 had laten bouwen.49 Het uiterlijk van de zaal was neutraler dan die van de Staten van Holland, waardoor er geen conflict ontstond tussen de gebruikers en de herinneringen aan de originele functie. Integendeel, het eerste democratisch verkozen par-lement van Nederland, de Nationale Vergadering van de Bataafse Republiek, kwam in 1796 reeds bijeen dezelfde zaal. De Tweede Kamer zette die traditie vanaf 1813 voort. De enige toevoeging was de troon, die de koning op Prinsjesdag gebruikte voor zijn toespraak aan de Staten-Generaal, totdat dit evenement in 1904 naar de Ridderzaal werd verplaatst.

In de jaren tachtig van de twintigste eeuw besloot de Tweede Kamer alsnog nieuw-bouw te ontwikkelen, maar dan naast het Binnenhof. Het parlement zocht nieuwe huisvesting omdat de parlementsleden de oude balzaal te krap vonden. Sinds 1956 zetelden namelijk 150 in plaats van 100 leden in de zaal, wat tot ruimtegebrek leidde. In 1980 schreef de Tweede Kamer een prijsvraag uit, die architect Pi de Bruijn uiteindelijk won.50 Het ontwerp van De Bruijn verwees op geen enkele manier naar de historische bouw van het Binnenhof. In plaats daarvan sloot het ontwerp aan bij de internationale democratische stijl, met veel glas en grote open ruimtes. De zaal van de Tweede Kamer refereerde aan een letterlijk politiek theater, in-clusief coulissen (afb. 6). Ondanks de afwezigheid van historische verwijzingen, verwees De

47 H. van den Heijer, ‘A public and private Dutch West India Interest’, in: G. Oostindie en J. V. Roitman ed.,

Dutch Atlantic connections, 1680-1800. Linking empires, bridging borders (z.p. 2014) 159-182, aldaar 166.

48 Smit, Het belang van het Binnenhof,195.

49 J. Rosendaal, ‘Den Haag. Binnenhof. Nederlandse eerste grondwet, 1798’, in: Maarten Prak ed., Plaatsen van

herinnering. Nederland in de zeventiende en achttiende eeuw (Amsterdam 2006) 485-494, aldaar 487.

(22)

20

Bruijns ontwerp naar een bepaald beeld van Nederland zelf, waardoor het nationale aspect toch op een ahistorische en abstracte manier zichtbaar was. De Kamerzetels waren bijvoor-beeld gemodelleerd naar de tulp, het groene tapijt en de zandkleurige steen verwezen respec-tievelijk naar het Nederlandse weide- en duinlandschap.

Het geheel van gebouwen aan het Binnenhof toont dus een grote gelaagdheid in de ge-schiedenis, die deels een eenheid vormt en tegelijkertijd een diffuse –en soms anachronisti-sche– symboliek uitstraalt. Van een duidelijke democratische symboliek is verder echter am-per sprake. Dit blijkt ook uit de standbeelden die in de omgeving van het Binnenhof zijn neer-gezet.51Van de vijf standbeelden in de omgeving is alleen Willem Drees een democratisch verkozen staatsman. De andere monumenten staan in het teken van de verbondenheid van het huis van Oranje met het Binnenhof en de politiek.

In de jaren na de grondwetswijziging die de macht van het koningshuis inperkte, zou-den twee standbeelzou-den van de Oranjes worzou-den neergezet. De plaatsing op het Binnenhof zelf was te riskant bevonden, maar de uiteindelijke locaties aan de toegangspoorten tot het com-plex waren evengoed van betekenis.52 Ter herdenking van zijn rol voor de Nederlandse onaf-hankelijkheid werd in 1848 het beeld van Willem van Oranje als staatsman op het Plein ont-huld. In dat jaar was het tweehonderdjarige jubileum van de Vrede van Münster aanleiding tot het standbeeld. Tegelijkertijd moest het standbeeld de nationale trots aanwakkeren in het jaar waarin onrust onder de Europese bevolking al enkele regimes omver had geworpen. De auto-riteiten wilden dan ook geen groot volksvertoon bij de plechtigheden rondom de onthulling van het beeld, uit angst daarmee zelf een revolutionaire menigte op te trommelen.53 Aan de westelijke ingang van het Binnenhof kwam in 1854 het standbeeld van koning Willem II te staan, ter ere van de koning die van Nederland een parlementaire democratie had gemaakt. Hoewel er aanvankelijk voor een staand beeld was gekozen, verving de gemeente Den Haag deze in 1924 door een ruiterstandbeeld.

Dat bekoelde de vraag naar meer monumenten niet. Nadat Thorbecke in 1872 over-leed, kwamen zijn politieke erfgenamen op het idee een standbeeld van hem op te richten op het Binnenhof, ter ere van de man die Nederland tot parlementaire democratie had gemaakt. Dat idee sneuvelde echter onder druk van de conservatieven in het parlement.54 Tien jaar daarna zou alsnog het eerste beeld midden op het Binnenhof verschijnen. Met de woorden van

51 J. Drentje, ‘Den Haag: het Plein. De grondwetswijziging van 1848, liberaal onder Oranjes hoede’, in: J. Bank

en M. Mathijsen ed., Plaatsen van herinnering. Nederland in de negentiende eeuw (Amsterdam 2006) 149-160, aldaar 149.

52 Smit, Het belang van het Binnenhof, 187. 53

Drentje, ‘Den Haag: het Plein.’, 149. 54 Smit, Het belang van het Binnenhof, 187.

(23)

21

Herman Pleij in zijn essaybundel De herontdekking van Nederland: ‘Een fontein (…) vol tie-relantijnen, die bij nadere beschouwing een klein kereltje van goud op de top draagt met een kroontje op zijn hoofd.’55

Het door Cuypers ontworpen fonteintje met de beeltenis van Rooms-koning Willem II staat prominent in het hart van de democratie. De dertiende-eeuwse vorst maakte een begin aan het Binnenhof als residentie. Deze figuur bleek bij velen in de smaak te vallen. Controverse bleef uit en de meeste commentatoren in de media spraken lo-vend over de keuze voor de middeleeuwse graaf.56

Duidelijk verder van het Binnenhof verwijderd, aan de andere kant van de Hofvijver, verschenen later de standbeelden van de bekendste raadpensionarissen van de Republiek. In 1918 zou koningin Wilhelmina het standbeeld van Johan de Witt op de Plaats onthullen, naast de Gevangenpoort waar handlangers van stadhouder Willem III hem en zijn broer in 1672 lynchten. De koningin, die haar voorvader stadhouder Willem V eens voor ‘sufferd’ uitmaak-te, deed de onthulling van het monument niet met groot plezier.57 Raadpensionaris De Witt had immers haar voorvader het stadhouderschap had ontzegd. Na de Tweede Wereldoorlog verscheen tevens raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt aan de andere kant van de Hof-vijver, uitkijkend op het Binnenhof waar hij werkte en in 1619 ook werd onthoofd na de machtsstrijd met stadhouder Maurits van Oranje. Met deze raadpensionarissen waren de histo-rische helden van de liberalen ook in de omgeving van het Binnenhof gevestigd. De afstand tussen hen en de Oranjes aan de toegangspoorten maakte de hiërarchie echter duidelijk.

‘Defining for the ages the national skyline.’58

Het Capitool en zijn omgeving lijkt één groot tijdloos monument voor de Amerikaanse cul-tuur en politiek. Het gebouw op Capitol Hill in Washington D.C. is een groots symbool voor de Amerikaanse democratie. Het is in de loop der tijd aangepast en uitgebreid, maar altijd volgens een specifiek decoratieprogramma. Het decoratieprogramma is geïnspireerd op de Romeinse bouwkunst, vermengd met specifiek Amerikaanse symboliek. Een prominent thema binnen dat decoratieprogramma speelde ook al een rol in het Rijksdaggebouw en op het Bin-nenhof, namelijk de vraag hoe vrijheid, oorlog en vrede zich tot elkaar verhouden. Daarnaast is nationale trots een terugkerend thema in Washington D.C.. Het Capitool, maar ook zijn omgeving is ingericht aan de hand van die thema’s. De gehele Amerikaanse hoofdstad werd

55 H. Pleij, De herontdekking van Nederland. Over vaderlandse mentaliteiten en rituelen (Amsterdam 2003) 12. 56 Smit, Het belang van het Binnenhof, 188.

57

E. van Meerkerk, Willem V en Wilhelmina van Pruisen. De laatste stadhouders (Amsterdam 2009) 24. 58 Bijlage I.

(24)

22

namelijk vanuit het niets opgebouwd als politiek centrum.59 De ontwikkeling van de Mall, de lange weg die van de Potomacrivier naar Capitol Hill loopt, speelt ook een grote rol in de ver-anderende betekenis van het gebouw.

De Romeinse connotaties van het gebouw symboliseren de macht van de Verenigde Staten, als erfgenaam van het grote rijk uit de Oudheid. De bijbehorende bouwstijl was in de eerste ontwerpfases rond 1790 al favoriet bij onder andere eerste president George Washing-ton en later Thomas Jefferson, die het parlementsgebouw vernoemde naar het Capitolijn, de heuvel in Rome waarop de tempel van oppergod Jupiter stond.60 In het midden van het ge-bouw kwam de Rotunda, een ronde zaal die op het Romeinse Pantheon was gebaseerd (afb. 7).

De afbeelding van staatsmannen was aan het einde van de achttiende eeuw echter nog taboe. Washington zelf stelde dat ‘words, not stones or statues, preserved the memory of great men’. 61

Na de dood van Washington veranderde de consensus langzaam. Het Congres discus-sieerde volop over de oprichting van standbeelden. Die vorm van heldenverering associeerden veel leden met absolutisme, terwijl anderen daar juist een huldiging van de vrijheid in zagen. Het land was nog niet stabiel in de eerste decennia van zijn bestaan en het vereren van de ge-schiedenis met standbeelden kon het besef van eenheid versterken.62 Deze opvatting kreeg vanaf 1830 de overhand in het debat over de verbeelding van de Amerikaanse natie in de pu-blieke ruimte. Washington was de eerste die postuum –en dus tegen zijn zin in– een stand-beeld kreeg. Tussen 1841 en 1844 stond hij in de Rotunda, afgestand-beeld als de Romeinse god Jupiter.63 Veel indruk maakte het niet. Congresleden en bezoekers konden de Romeinse imita-tie niet waarderen, waardoor het monument bekend kwam te staan als ‘that marble absurdi-ty’.64

In de loop van de tijd werd er dan ook meer naar de eigenheid van de Verenigde Staten gezocht in plaats van naar de imitatie van het Oude Rome gestreefd. Het Congres liet het standbeeld van Washington uit de Rotunda naar buiten verplaatsen.

De Rotunda van het Capitool bleef echter de plek om presidenten te eren. Het Congres had het idee om na Washingtons overlijden zijn kist in het midden van het gebouw, midden onder de koepel, in een grafkelder te begraven. Washington had in zijn testament echter aan-gegeven dat hij op zijn landgoed Mount Vernon in Virginia begraven wilde worden, waar een

59 Savage, Monument wars, 33. 60

G. Brown, History of the United States Capitol (New York 1970) 42.

61 Savage, Monument wars, 78. 62 Ibidem, 81.

63

Brown, History of the United States Capitol, 77.

(25)

23

meerderheid van het Congres uiteindelijk mee akkoord ging.65 Dat betekende zeker niet het einde van de verafgoding van Washington in het Capitool. In het begin van de negentiende eeuw breidden de VS zich verder uit, waardoor ook het Congres uit zijn voegen begon te bar-sten. Architect of Capitol Thomas U. Walter kreeg de opdracht om twee zijvleugels te bou-wen en de koepel naar verhouding te vergroten (afb. 8). Dat was het uitgelezen moment om de Rotunda van nog meer grandeur te voorzien. Schilder Constantino Brumidi kreeg in 1865 de opdracht om de Apotheose van George Washington in de nok van de nieuwe koepel te schilderen (afb. 9).66 Gezeten op een wolk wordt Washington op de afbeelding verheven tot god, te midden van de dertien maagden van de eerste dertien staten en de godinnen Libertas en Victoria. Sindsdien kwamen presidenten en grote Amerikanen na hun dood in aanmerking voor een nachtwake onder deze beeltenis, alsof ook zij tot god werden verheven.

Tot die uitbreidingen hoorde ook een standbeeld bovenop de koepel. De besluitvor-ming rondom dit Statue of Freedom, dat in 1865 bovenop de vernieuwde koepel kwam te staan, verliep niet zonder discussie. De eerste ontwerpen van dit standbeeld verbeeldden vrij-heid als een Franse maagd met een pileus, een hoed die vrijgemaakte slaven in het Oude Ro-me mochten dragen als symbool van hun vrijheid. Tijdens de Franse Revolutie gebruikten de revolutionairen hetzelfde hoofddeksel als symbool voor de bevrijding van het ancien

regi-me.67 Slavernij was destijds in het zuiden echter óók een van de pijlers van de Amerikaanse economie. Minister van Oorlog Jefferson Davis, tevens slavenhouder in Mississippi, had be-zwaren tegen de frivole maagd met een hoed die verwees naar geëmancipeerde Romeinse slaven. Daarop veranderde de beeldhouwer Thomas Crawford de beeltenis van de sierlijke vrouw in een stevige dame, die gekleed in een Indiaans uitziende omslagdoek en een Romein-se legerhelm met indianenveren woest uit haar ogen staarde.68 Het beeld symboliseerde de noodzaak om vrijheid te waarborgen door middel van oorlog. Opoffering was daarbij een be-langrijk element. Die boodschap zou in de loop van de twintigste eeuw navolging krijgen in de omgeving van het Capitool.

De ontwikkeling van de Mall toont hoe de omgeving van het Capitool het gebouw volgde in thematiek. Met de grandeur van het uitgebreide parlementsgebouw moest ook de omgeving een groter aanzien krijgen. Het Capitool lag weliswaar aan het hoofd van de Mall,

65

Ibidem, 38.

66 K. Ahrens, ‘Constantino Brumidi’s “Apotheosis of Washington” in the Rotunda of the United States Capitol,

Records of the Columbia Historical Society 49 (1974) 187-208, aldaar 190.

67

D. Hackett Fischer, Liberty and Freedom. A visual history of America’s founding ideas (Oxford 2005) 299.

(26)

24

Afb. 8: Het Capitool. Afgezien van de grotere koepel is het middenstuk nog te herkennen als het ont-werp van Latrobe uit 1824.

Afb. 7: Het Capitool in 1824, ontworpen door Benjamin Latrobe.

Afb. 9: De Apotheose van George Washington (1865) door Constantino Brumidi.

(27)

25

maar het bood nog allerminst de grote zichtas van tegenwoordig.69 Het gebied was destijds voornamelijk bos, waar herten en ander wild leefden en mensen zich in de natuur konden wa-nen (afb. 10). Er liep een kanaal langs de zijkant en om de Mall heen vond het alledaagse le-ven van de inwoners van het stadje plaats. Er waren allerlei gemakken te vinden, van markt-hallen tot hoerenkasten. Het gebied leek wat dat betreft nog helemaal niet op het politieke en culturele centrum van vandaag. Alleen de grote obelisk van het Washington Monument stak vanaf 1885 boven alle bossen en bebouwing uit.

Landschapsarchitect Fredrick Law Olmsted zag echter meer mogelijkheden voor het gebied. Hij wilde de as Capitool-Washington Monument openleggen. De enorme obelisk stond verdwaald in het heuvelachtige landschap, op de kruising van de zichtassen op het Capi-tool en het Witte Huis. De commissie onder voorzitterschap van senator James McMillan, waar Olmsted een leidende rol in speelde, deed voorstellen om het bos weg te halen en zo het Washington Monument te integreren in het geheel.70 De heuvels op de Mall en de Constituti-on Gardens werden grotendeels platgewalst en de bomen gekapt. Hierdoor Constituti-ontstConstituti-ond een grote zichtas van het Capitool, via het Washington Memorial tot aan de Potomacrivier (afb. 11).

De herinrichting van de Mall maakte de weg vrij voor meer symboliek in de omge-ving. Er was meer ruimte gekomen om de thema’s uit het decoratieprogramma ook in de om-geving in te bedden. Het Washington Memorial stond er al, maar in de twintigste eeuw zou-den er meer bij komen. Het Lincoln Memorial verrees in 1922 als een klassieke tempel, even-als het Jefferson Memorial (1930).71 Het Lincoln Memorial was gemaakt naar het voorbeeld van de Olympische tempel van Zeus, waar volgens de overlevering een reusachtig beeld van de oppergod op een troon te zien was. Abraham Lincoln werd op dezelfde wijze in het tem-pelachtige monument vereeuwigd.

Opgericht als monument voor de president die zorgde voor het abolitionisme en de eenheid van het land behield, droegen gebeurtenissen in de nabijheid van het memorial ook bij aan de symboliek. In 1963 zou Martin Luther King jr. op de trappen van het monument de legendarische woorden ‘I have a dream’ uitspreken. Lincoln, de president die de slavernij afschafte, stond op de achtergrond van een nieuwe doorbraak in de weg naar burgerrechten voor de Afro-Amerikaanse bevolking. In 2003 liet de National Park Service op het bordes van het monument een herdenkingstegel plaatsen, op de plek waar King had gestaan tijdens zijn

69 Savage, Monument Wars, 174. 70

Ibidem, 176.

(28)

26

speech.72 Die actie sloot aan bij de grotere nadruk op de emancipatiegeschiedenis in het Ame-rikaanse historische erfgoed.

De Statue of Freedom bovenop het Capitool toonde al hoe een vrouw in militaire uit-rusting symbool kon staan voor de vrijheid. Meer dan een eeuw later zou dit –weliswaar op een geheel andere wijze– wederom tot uitdrukking komen in het Vietnam Veterans Memorial (1982), het Korean War Veterans Memorial (1995) en het World War II Memorial (2008), waarbij leuzen als ‘Here we mark the price of freedom’ en ‘Freedom is not free’ refereren aan de onlosmakelijke verbondenheid van oorlog en vrijheid in de Amerikaanse cultuur.73 Het Capitool, gelegen aan de andere kant van de Mall, belichaamt daardoor diezelfde vrijheid waarvoor Amerikaanse soldaten zijn gesneuveld. De monumenten weerspiegelen oorlog dus niet als het verlies van vrijheid of de verdediging van handelsbelangen, zoals respectievelijk in Duitsland en Nederland gebeurt. In plaats daarvan tonen de monumenten de opoffering van Amerikanen ter verdediging van hun vrijheid en hun vaderland. Oorlog komt daarmee dus voort uit liefde voor die vrijheid, wat een groot contrast is ten opzichte van de duistere associ-aties met oorlog in Duitsland.

De manier waarop die vrijheid en opoffering door de kunstenaars werd verbeeld, ver-anderde echter wel ten opzichte van de negentiende-eeuwse en vroeg-twintigste-eeuwse crea-ties. Het Vietnam Veterans Memorial, met de zwarte stenen muur verzonken in het gazon waarin alle namen van de gevallen slachtoffers staan gegraveerd, bood een contemplatieve ervaring. Kunstenares Maya Lin richtte zich met het monument niet op de grootsheid van de Verenigde Staten, maar op de rouw om de gevallen soldaten. Naar Amerikaanse maatstaven was het ontwerp dan ook ongebruikelijk minimalistisch.74 Dat was tevens de gedachte van de American Battle Monuments Comission, dus mocht beeldhouwer Frederick Hart twee jaar na de onthulling van het originele monument een nieuw element toevoegen. Dit werd ‘The three soldiers’, een groen en geel standbeeld van drie militairen waarvan het leek alsof ze net slag hadden geleverd. Met geweer over de schouder en ontknoopt hemd staarden zij vanaf 1984 ernstig naar de zwarte muur van het originele monument. Het Korean War Veterans Memorial (1995) volgde deze laatste ontwikkeling. Beeldhouwer Frank Gaylord maakte negentien pa-trouillerende militairen in een driehoekig perk met bomen en struikgewassen.

Met ieder nieuw monument verandert de betekenis van de gehele omgeving. In 2004 onthulde president George W. Bush het World War II Memorial, aan de voet van het Wa-

72 Ibidem, 259. 73 Ibidem, 154 en 302. 74

R. Wagner-Pacifici en Barry Schwartz, ‘The Vietnam Veterans Memorial. Commemorating a difficult past’,

(29)

27 Afb. 11: De Mall in 1980.

Afb. 12: Het World War II Memorial.

(30)

28

shington Memorial (afb. 12). Landschapsarchitect Elizabeth K. Meyer bekritiseerde het mo-nument vanwege de locatie, midden op de as tussen het Capitool en het Lincoln Memorial. Het monument doorbrak daardoor de zuivere zichtas, wat de harmonie van de gehele Mall tenietdeed.75 Bovendien sloot het nieuwe monument niet aan met de legendarische plek op de Mall, aldus Meyer. Het monument stond op de locatie waar duizenden mensen in de jaren zestig stonden, om te luisteren naar de toespraak van Martin Luther King jr.. Die herinnering was vervangen door het nieuwe monument. Daarbij stipt Meyer ook de kritiek van andere (landschaps)architecten aan, die stellen dat het monument ironisch genoeg lijkt op de fascisti-sche bouw uit de jaren dertig in Duitsland en Italië. Een wrange vergelijking voor het monu-ment dat de overwinning over deze landen (en Japan) moest symboliseren.76

In de loop van de twintigste eeuw zou de Mall ook het walhalla worden voor de Ame-rikaanse cultuur. Onder andere het National Museum of Natural History (1910), American History (1964) en Air and Space (1974) tonen de grote verworvenheden van het land, zoals de vlag waarop het Amerikaanse volkslied is gebaseerd. Daarmee bekrachtigen die musea de betekenis van het gebouw dat aan het hoofd van deze museumstrook ligt: het Capitool.77 De National Archives (1931), waar sinds de jaren vijftig de Onafhankelijkheidsverklaring, de U.S. Constitution en de Bill of Rights te zien zijn, verbindt het politieke centrum nog sterker met het culturele centrum. Het Capitool is daardoor de kroon op de Mall als belichaming van de Amerikaanse culturele identiteit.

Een opvallende toevoeging aan dit nationale epos is het Holocaust Memorial Museum (1993). De monumenten waren al politiek van aard, maar dit museum was dat al helemaal. Savage beschrijft hoe het idee voor het museum opkwam onder invloed van de Golfoorlogen in Irak (1980-1991) en de steun aan Israël.78 De Midden-Oostenpolitiek maakte dus dat de Holocaust werd toegevoegd aan het pantheon van de Amerikaanse cultuur, ondanks dat de Verenigde Staten zelf niets te maken hadden met de genocide. In plaats van een therapeuti-sche plek om bijeen te komen, was de bedoeling van het museum om bezoekers te choqueren. Daarmee steekt het scherp af tegenover bijvoorbeeld het Vietnam Veterans Memorial, dat juist een contemplatief karakter heeft. Savage stelt zelfs dat de aanwezigheid van het museum de VS hun eigen positie in de Tweede Wereldoorlog verbloemen. Het museum gaat voorbij aan de immigratiestop van de VS voor joden voor de oorlog en de slechte behandeling van

75

E. K. Meyer, ‘Urban prospect to retrospect. Lessons from the World war II Memorial debates’, Journal of

architectural education (2008) 57-63, aldaar 58.

76 Meyer, ‘Urban prospect to retrospect’, 60. 77

Savage, Monument Wars, 166. 78 Ibidem, 285.

(31)

29

Japanse Amerikanen.79 Daarmee is het een groot voorbeeld van de manier waarop geschiede-nis een rol speelt in de hedendaagse politiek.

Sinds de millenniumwisseling is op de Mall ook plaatsgemaakt voor de nieuwste toe-voeging aan het nationale epos: de emancipatie. De gedenksteen uit 2003 voor Martin Luther King op het bordes van het Lincoln Memorial kwam al ter sprake, maar dat was slechts het begin. In 2012 werd een monumentaal standbeeld van hem onthuld tussen de presidentiële monumenten aan de Mall. Naast dit monument opende in 2004 ook het National Museum of the American Indian, om ook de ‘native Americans’ een plek te bieden aan de Mall. De nieuwste toevoeging voor dit nieuwe emancipatieverhaal is de National Museum of the Afri-can AmeriAfri-can History and Culture, dat naar verwachting in 2016 zijn deuren zal openen.

Ook in het Capitool zelf is de tendens naar de emancipatiegeschiedenis zichtbaar. Zo liet het Congres rond 2010 in de Rotunda plek maken voor de drie belangrijkste vrouwen voor de vrouwenkiesrechtbeweging en een buste van Martin Luther King jr.. Een standbeeld van Rosa Parks werd in de National Statuary Hall, de nationale beeldengalerij in het Capitool, geplaatst. Deze keuzes omtrent de plaatsing van monumenten toont de wijze waarop het Con-gres de emancipatiegeschiedenis meer onder de aandacht probeert te brengen.80 Ook de ont-vangsthal van het in 2008 geopende Capitol Visitor Center (verder: CVC) droeg hieraan bij. Het Congres besloot de hal om te dopen tot ‘Emancipation Hall’, ter nagedachtenis van de slaven die tussen 1790 en 1865 de stenen van het Capitool hieuwen. Op die manier staat het Capitool niet alleen symbool voor de Amerikaanse cultuur, voor vrijheid en opoffering, maar ook voor de emancipatie van minderheden.

Besluit

Het Capitool was een zorgvuldig uitgedacht monument met een eenduidig decoratieprogram-ma. Alles in het gebouw weerspiegelde de grootsheid van de Verenigde Staten. Het was het resultaat van verschillende verbouwingen in de loop der tijd, die allemaal aansloten bij het concept van het gebouw, zowel in iconografie als stilering. De betekenis van het gebouw als monument voor vrijheid in democratie is daardoor ook eenduidig. Ook het Rijksdaggebouw werd ooit neergezet als krachtig statement voor het parlement. Hoewel gelegen vlak buiten het centrum van de stad en in politiek opzicht eveneens gemarginaliseerd, getuigde het ge-bouw van ambitie. Door het naziregime en de deling van Duitsland kon het echter niet meer

79 Ibidem, 287. 80

‘Rosa Parks’. Website Architect of Capitol. (15 december 2015) http://www.aoc.gov/capitol-hill/other-statues/rosa-parks (3 januari 2016)

(32)

30

als parlementsgebouw functioneren tot na de hereniging in 1990. Transparantie was het sleu-telwoord bij de verbouwing, maar verschillende elementen in het gebouw benadrukten ook de beladen Duitse geschiedenis, als waarschuwing voor de nieuwe generaties parlementsleden.

De historische verwijzingen zijn in alle drie de gebouwen het resultaat van de nationa-le of politieke geschiedenis, die vervolgens bewust is gecultiveerd of aangepast. Het Rijks-daggebouw en het Capitool zijn sinds hun bouw voor het parlement bestemd, maar dat geldt niet voor het Binnenhof. Dat bestond al ruim vijfhonderd jaar voordat er een democratisch verkozen parlement in zou gaan huizen. De decoraties in en op de gebouwen vormen door die geschiedenis een anachronisme ten opzichte van de nieuwe staatsvorm in de negentiende eeuw. De Eerste Kamer huist bijvoorbeeld in de zaal van de oude Staten van Holland, ooit het machtigste orgaan van de Republiek. De nieuwbouw van de Tweede Kamer uit de jaren ne-gentig is in dezelfde internationale transparante stijl opgetrokken als het Rijksdaggebouw, maar kende geen historische verwijzingen meer. Alleen de Ridderzaal is tegenwoordig nog als historisch symbool voor de Nederlandse democratie te zien.

De ontwikkeling van de omgeving draagt ook sterk bij aan de beleving van de parle-mentsgebouwen. Ieder monument heeft effect op de beleving van de omgeving. De situering van de standbeelden van de Oranjes aan de poorten van het Binnenhof kreeg extra betekenis toen de raadpensionarissen aan de overzijde van de Hofvijver werden vereeuwigd. In de Verenigde Staten kwam de omgeving in het teken te staan van opoffering en emancipatie. De symboliek bloeide niet alleen op door de oprichting van monumenten, maar ook door gebeur-tenissen, zoals de speech van Martin Luther King jr. bij het Lincoln Memorial. Bij het Rijks-daggebouw is vooral interessant hoe de positie aan de rand van de stad in 1894 door stadsuit-breidingen werd ingehaald.

(33)

31

2. Bezoekerscentra in hun politieke cultuur

De bezoekerscentra bij de parlementsgebouwen zijn verantwoordelijk voor de tours. Daardoor hebben zij invloed op hoe bezoekers die gebouwen zien. Hierbij zijn twee componenten van belang. Enerzijds is de organisatie van het bezoekerscentrum essentieel. Wat dat betreft be-staan er grote verschillen tussen het Capitol Visitor Center, de Besucherdienst der Deutschen Bundestag (BDB) en ProDemos. Die verschillen hebben vooral betrekking op de taakopvat-tingen, de mensen achter de rondleidingen en de producten die het bezoekerscentrum verder aanbiedt. De organisaties waar de centra onder vallen speelt daarbij ook een rol. Anderzijds is de achterliggende politieke cultuur van invloed op de rondleidingen. Bepaalde rituelen en thema’s die in de politiek voorkomen, beïnvloeden ook het karakter van het bezoek aan het parlement.

De term politieke cultuur verdient nadere uitleg. In verschillende landen is veel ge-schreven over deze term en zij heeft sinds haar ontstaan ook een ontwikkeling doorgemaakt. Historicus Piet de Rooy beschrijft deze ontwikkeling in zijn boek Ons stipje op de

waereld-kaart. De term ‘politieke cultuur’ vindt, aldus De Rooy, zijn herkomst in de politicologie. In

de loop van de tijd ontstonden er twee gangbare benaderingen. Aanvankelijk zochten weten-schappers vooral naar enkele fundamentele eigenschappen van een land, die als een soort ‘na-tionaal karakter’ de politiek reguleerden.81 Volgens deze opvatting vloeiden politieke gedra-gingen en opvattingen voort uit de politieke cultuur.

Vanaf de jaren tachtig kwam een nieuwe benadering op, die de politieke cultuur meer zou typeren als het resultaat van politieke gedragingen en opvattingen. Volgens De Rooy werd bij die benadering een meer antropologische blik gebruikt ‘om politieke opvattingen en gedrag begrijpelijk te maken door na te gaan hoe in het publieke debat waarden, opvattingen, overtuigingen en verwachtingen betekenis kregen’.82

Studies naar de politieke cultuur waren bovendien lang gefocust op vergelijkingen tussen landen, waardoor de nadruk op de verschil-len kwam te liggen. Het gevolg was dat een aantal essentiële onderdeverschil-len van de politieke cul-tuur onderbelicht bleven die gemeengoed zijn in iedere democratie. De Rooy richtte zich in zijn boek bijvoorbeeld op de grondwet, een essentieel document in iedere democratie, maar bekeek vervolgens de nationale overtuigingen en gedragingen in het debat omtrent het

81

De Rooy, Ons stipje op de waereldkaart, 15.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Van de naar schatting 419.000 Assyriers wonen er zo'n 110.000 in de Verenigde Staten en Canada, bijna net zoveel als op dit moment in Irak.' De grootste gemeenschap van Assyriers

·schemeren, dat hij vooral bègrip had voor de klachten over de onvoldoend-e sala- riëring der onderwijzers. Op korte ter- mijn zal hij deze kwestie bekijken. Op

inrichtingen, terwijl sommige (o.m. Georgia) bedreigd werden met een algehele overname van het gevangenissysteem door het federale gerechtshof wegens schending van

De bovenstaande centralevraag wordt beantwoord en verklaart door een literatuurstudie en een onderzoek, waarvoor van 40 Nederlandse en 40 Amerikaanse bedrijven is

Vrijwel alle evolutionisten zijn het er nu over eens dat de verschillende volksgroepen geen afzonderlijke oorsprongen hebben gehad. Dat betekent dat in hun geloofssysteem

Daar moet de pers zich mee bezighouden, en niet alleen maar de emotionele kant van de zaak belichten. We hebben het hier verdorie toch niet

In de Amerikaanse cultuur heeft men, zoals bekend, gekozen voor consti- tutionele beperkingen die door de rechter worden gehandhaafd: de rechter heeft het toetsingsrecht,

Schlichter mag aangenomen worden dat de meeste onder­ nemingen in de Verenigde Staten bij de publicatie hunner resultaten geen rekening hiermede houden, met het