DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS.
MULO-III kandidaten maken de items 1 t/m 30. MULO-IV kandidaten maken de items 1 t/m 36.
INTREST
1
Beschouw de volgende beweringen: Bij het berekenen van de intrest wordt
I het kapitaal afgerond op hele Surinaamse dollars.
II het intrestbedrag afgerond op hele centen. Ten aanzien van het bovenstaande kan gezegd worden, dat
A alleen I juist is. B alleen II juist is. C I en II beide juist zijn. D I en II beide onjuist zijn.
2
Deepak leent SRD 9.000,40 à 8% ’s jaars. Na een bepaalde tijd moet hij aan kapitaal en intrest SRD 9.380,40 betalen.
De juiste berekening van het aantal maanden waarvoor hij het bedrag geleend heeft, is: A 9.380,40 – 9.000,40 × 12 maanden 8% van 9.000,40 B 9.380,40 – 9.000,40 × 12 maanden 8% van 9.000 C 9.380,40 – 9.000,40 × 12 maanden 1% van 9.000,40 D 9.380,40 – 9.000,40 × 12 maanden 1% van 9.000 3
Greg moet 60 dagen intrest over een kapitaal ont- vangen. Per vergissing ontvangt hij intrest over 90 dagen. Hierdoor ontvangt hij SRD 50,‒ teveel. De jaarlijkse rente bedraagt
A SRD 120,‒ B SRD 200,‒ C SRD 300,‒ D SRD 600,‒ VREEMD GELD 4
Beschouw de volgende beweringen:
I De koers van vreemd geld wordt bepaald door vraag en aanbod.
II Als de bank vreemd geld naar eigen geld moet omzetten voor een exporteur, zal zij de
laatkoers gebruiken.
Ten aanzien van het bovenstaande kan gezegd worden, dat
A alleen I juist is. B alleen II juist is. C I en II beide juist zijn. D I en II beide onjuist zijn.
5
Rashid koopt een partij goederen op Curaçao voor ANG 10.000,‒; aankoopkosten ANG 1.000,‒. Hij verkoopt deze partij goederen in Suriname voor SRD 30.000,‒.
Koersen per stuk: ANG 1,80 – 2,00
De juiste berekening van de winst op deze partij goederen is: A 30.000 – (10.000 × 1,80) B 30.000 – (11.000 × 1,80) C 30.000 – (10.000 × 2,00) D 30.000 – (11.000 × 2,00) 6
Een handelaar wil door tussenkomst van de bank Euro 4.000,‒ omwisselen in USD. Koersen per stuk: Euro 4,10 – 4,20
USD 3,20 – 3,30 De juiste berekening van het bedrag in USD is: A (4.000 × 4,10) : 3,30
B (4.000 × 4,20) : 3,20 C (4.000 : 4,10) × 3,30 D (4.000 : 4,20) × 3,20
7
Een handelaar beschikt over SRD 24.000,–. Hij moet GBP 5.000,– overmaken via de bank; overmakingskosten SRD 150,–.
Koersen per stuk: GBP 4,90 – 5,10 Hoe groot is het bedrag in SRD, dat hij tekort komt? A 500 B 650 C 1.500 D 1.650 GOEDERENHANDEL 8
Welke bewering ten aanzien van het
tarragewicht is onjuist? Het tarragewicht
A is het gewicht van de goederen, dat tijdens het wegen verloren gaat.
B is het gewicht van de verpakking.
C wordt onder andere in procenten van het brutogewicht uitgedrukt.
D wordt op hele kilogrammen afgerond. 9 Bruto … kg Tarra 200 kg Netto … kg à SRD 2,– per ½ kg = SRD … Contant 10% = SRD 7.600,– SRD … Het brutogewicht in kg is A 19.000 B 19.200 C 38.000 D 38.200 10 Bruto 4.000 kg Tarra 200 kg Netto 3.800 kg à SRD 5,– per kg = SRD 19.000,– Contant SRD 500,– Bruto-provenu SRD 18.500,– Vrachtkosten SRD 0,75 per kg = SRD … Commissie SRD 200,– SRD … Netto-provenu SRD … De juiste berekening van het netto-provenu is: A 18.500 – (3.800 × 0,75) B 18.500 – (4.000 × 0,75) C 18.500 – {(3.800 × 0,75) + 200} D 18.500 – {(4.000 × 0,75) + 200} EFFECTEN 11
Welke bewering ten aanzien van effecten is onjuist?
A Bij aankoop van aandelen worden de kosten opgeteld.
B Effecten hebben een nominale waarde. C Effecten worden tot de waarde papieren
gerekend.
D De prijs van obligaties kan ook in éénsgevend geld genoteerd worden.
12
Mien verkoopt 7 aandelen Surbank NV nominaal SRD 50,– per stuk à SRD 160,-; kosten SRD 25,-. De juiste berekening van de netto-opbrengst is: A 7 × 160
B 7 × 160 – 25 C 7 × 0,50 × 160 D 7 × 0,50 × 160 – 25
13 Gegeven: Dividendbedrag SRD 1.600,– Couponrente SRD 900,– SRD 2.500,– Dividendbelasting 25% SRD … Provisie 1% SRD … SRD … SRD … Welk bedrag wordt er aan provisie over de totale opbrengst ingehouden? A SRD 16,– B SRD 21,– C SRD 25,– D SRD 29,– RENDEMENT 14
Welke berekening is onjuist?
A Belegd kapitaal in onroerende goederen =
Koopsom + Overdrachtskosten
B Hypotheekopbrengst =
Hypotheeksom – Afsluitkosten
C Rendement =
(Netto-opbrengst : 1% van het Belegd Kapitaal) × 1% D Netto-huuropbrengst =
Bruto-huuropbrengst – Hypotheekrente
15
Armand belegt op 1 januari 2014 SRD 36.000,– in aandelen. Hij ontvangt aan dividend SRD 2.160,–; hiervan wordt SRD 540,– aan dividendbelasting en SRD 10,– aan provisie ingehouden.
De juiste berekening van het rendement op deze belegging in 2014 is: A 2.160 × 100% 36.000 B 2.160 – 10 × 100% 36.000 C 2.160 – 540 × 100% 36.000 D 2.160 – 550 × 100% 36.000 16
Het rendement van de belegging in een huis is 12%. Op het huis rust een 10% hypothecaire lening groot SRD 96.000,–.
De bruto-huuropbrengst bedraagt SRD 48.000,– per jaar. De jaarlijkse lasten (inclusief hypotheekrente) zijn SRD 18.000,–.
Hoe groot is het belegd eigen geld? A SRD 170.000,– B SRD 250.000,– C SRD 320.000,– D SRD 400.000,– INDEXCIJFERS 17 Maand Prijs mei SRD 20,– juni SRD 30,–
Als basis wordt de gemiddelde prijs van de gegeven maanden gebruikt.
Het indexcijfer van de maand mei is
A 40
B 80
C 125 D 250
18
Jaar Bustarief Indexcijfer 2010 SRD 1,– 100 2012 SRD … 102 2014 SRD 1,25 …
De juiste berekening van het bustarief voor het jaar 2012 is:
A 100 × 1,– 102 B 102 × 1,– 100 C 100 × 1,25 102 D 102 × 1,25 100
AFSCHRIJVINGEN
19
Welke bewering is onjuist?
De jaarlijkse afschrijving kan gegeven worden in een
A bepaald percentage van de aanschafwaarde. B bepaald percentage van de boekwaarde. C bepaald percentage van de restwaarde. D vast bedrag per jaar.
20
De restwaarde van een machine is SRD 2.500,–, dat is ⅓ deel van de aanschafwaarde.
De levensduur is 5 jaar.
De juiste berekening van de jaarlijkse
afschrijving in procenten van de aanschafwaarde is: A 3 × 2.500 : 5 × 100% 2.500 B 3 × 2.500 : 5 × 100% 3 × 2.500 C (3 × 2.500 – 2.500) : 5 × 100% 2.500 D (3 × 2.500 – 2.500) : 5 × 100% 3 × 2.500 21 Jaarlijkse afschrijving SRD 8.000,– Restwaarde SRD 2.000,– Levensduur 11 jaar De aanschafwaarde bedraagt A SRD 86.000,– B SRD 88.000,– C SRD 90.000,– D SRD 110.000,– VERZEKERINGEN 22
Beschouw de volgende beweringen:
I Bij oververzekering is de gezonde waarde kleiner dan het verzekerd bedrag.
II Bij oververzekering is de bruto-uitkering gelijk aan de schade.
Ten aanzien van het bovenstaande kan gezegd worden, dat
A alleen I juist is. B alleen II juist is. C I en II beide juist zijn. D I en II beide onjuist zijn.
23
In een magazijn ligt een partij goederen opgeslagen groot 4.000 kg à SRD 3,– per kg. Na een brand stellen de experts vast, dat 1.500 kg onbeschadigd is en de restanten nog verkocht kunnen worden voor SRD 2,– per kg.
De juiste berekening van de schade is: A (4.000 – 1.500) × 2 B (4.000 – 1.500) × 3 C (4.000 × 3) – (2.500 × 2) D (4.000 – 1.500) × 3 – (2.500 × 2) 24 Verzekerd bedrag SRD 80.000,– Gezonde waarde SRD 100.000,– Waarde na een brand SRD 60.000,– Het schadepercentage bedraagt
A 40% B 50% C 60% D 75%
KOSTPRIJS HANDELAAR
25
Beschouw de volgende beweringen:
I De handelaar betaalt de kostprijs bij de inkoop van goederen.
II De verkoopprijs is de prijs, waarin de winst van de handelaar is opgenomen.
Ten aanzien van het bovenstaande kan gezegd worden, dat
A alleen I juist is. B alleen II juist is. C I en II beide juist zijn. D I en II beide onjuist zijn.
26
Een handelaar koopt 100 kg kaas voor SRD 4.000,–. Hij wil bij verkoop een
brutowinst van 40% van de inkoopprijs maken. Tijdens de opslag gaat als gevolg van indroging 10 kg verloren.
De juiste berekening van de verkoopprijs per kilogram kaas is:
A 60 × 4.000 : 90 100 B 140 × 4.000 : 90 100 C 60 × 4.000 : 100 100 D 140 × 4.000 : 100 100 27
De kostprijs van een paar schoenen is SRD 240,–. De handelaar wil een winst maken van 25% van de kostprijs; verkoopkosten SRD 10,–. De bruto-verkoopprijs is A SRD 300,– B SRD 310,– C SRD 320,– D SRD 330,– KOSTPRIJS FABRIKANT 28
Beschouw de volgende beweringen:
I De totale directe kosten zijn gelijk aan de som van de grondstofkosten en de loonkosten inclusief sociale lasten.
II De voorgecalculeerde winst wordt ook wel de te verwachten winst genoemd.
Ten aanzien van het bovenstaande kan gezegd worden, dat
A alleen I juist is. B alleen II juist is. C I en II beide juist zijn. D I en II beide onjuist zijn.
29
Materiaalkosten I SRD 3.000,– Materiaalkosten II SRD … Loonkosten SRD … Sociale lasten 1 5 deel SRD 1.500,–
SRD 14.500,–
De juiste berekening van de materiaalkosten II is: A 14.500 – (5 × 1.500 – 3.000) B 14.500 – (5 × 1.500 + 3.000) C 14.500 – (5 × 1.500 + 1.500 – 3.000) D 14.500 – (5 × 1.500 + 1.500 + 3.000) 30 Grondstofkosten SRD 600,– Loonkosten SRD 200,– Stroomverbruik 4 uur à SRD 2,– = SRD 8,– Opslag indirecte kosten 50% van de directe kosten exclusief het stroomverbruik.
De kostprijs bedraagt A SRD 1.200,– B SRD 1.204,– C SRD 1.208,– D SRD 1.212,–
Vervolg Mulo IV- Kandidaten
MANUURTARIEF 31
Welke kosten worden niet opgenomen in het
manuurtarief? A Indirecte kosten B Loonkosten C Renteverlies D Sociale lasten PRIJS PER KM 32
Welke kosten worden gerekend tot de
variabele kosten? A Afschrijvingskosten B Benzinekosten C Intrestkosten D Verzekeringskosten 33
De werktijden van een bedrijf zijn:
maandag tot en met vrijdag 8 uren per dag. Dit bedrijf heeft een machine in gebruik, die
één uur vóór de aanvang moet worden opgestart.
De machine staat jaarlijks 2 weken stil voor onderhoud.
De jaarlijkse kosten zijn SRD 27.000,–.
De juiste berekening van het machine-uurtarief is: A 27.000 5 × 8 × 50 B 27.000 5 × 8 × 52 C 27.000 5 × 9 × 50 D 27.000 5 × 9 × 52 RENTABILITEIT 34
Gegevens van onderneming BAB in 2014: Economisch resultaat SRD 120.000,– Gewaardeerd loon SRD 50.000,– Rentabiliteit Eigen Vermogen 20% Het Eigen Vermogen bedraagt A SRD 250.000,–
B SRD 350.000,– C SRD 600.000,– D SRD 850.000,–
35
Gegevens van een plantenwinkel in 2014:
Omzet SRD 54.000,–
Brutowinst 40% van de omzet
Bedrijfskosten (zonder rente) SRD 2.600,– Gewaardeerd loon SRD 9.600,– Rente Vreemd Vermogen SRD 1.800,– De juiste berekening van de netto-winst is: A 40 × 54.000 – (2.600 + 1.800) 100 B 40 × 54.000 – (2.600 + 1.800) 140 C 40 × 54.000 – (2.600 + 9.600 + 1.800) 100 D 40 × 54.000 – (2.600 + 9.600 + 1.800) 140
36
Onderstaande grafiek geeft de omzetten van contactlenzen en contactlenzen vloeistof over de periode 2010 tot en met 2014 weer.
× SRD 1.000,– 60 50 40 30 20 10 0 jaren 2010 2011 2012 2013 2014 Legenda: Contactlenzen Contactlenzen vloeistof In welk jaar zijn de omzetten van deze producten gelijk?
A 2011 B 2012 C 2013 D 2014