• No results found

Nieuwe kerken : op de religieuze markt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nieuwe kerken : op de religieuze markt"

Copied!
57
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nieuwe kerken

Op de religieuze markt

Naam: Huib Tijken Emailadres: huibtijken@hotmail.com Studentnummer: 10399313 Scriptie Master Algemene Sociologie 1e lezer: Peter van Rooden

2e lezer: David Bos

(2)

2

Inhoudsopgave

Introductie 3 Methode 5 Theoretisch kader 9 De Binnenwaai 22 Hillsong Amsterdam 31 Discussie 43 Conclusie 45 Literatuurlijst 54 Samenvatting 56

(3)

Introductie

Voor veel Nederlanders is religie iets uit het verleden, religie heeft haar centrale rol in de Nederlandse samenleving verloren. De grote Nederlandse kerkgenootschappen krimpen (CBS, 2010), maar evengoed openen nieuwe kerken hun deuren. De vraag naar religie (of het aanbod, afhankelijk van hoe het bekeken wordt) blijft dus bestaan. Tevens lijkt er een

behoefte aan zingeving te zijn die niet per se door kerken wordt bevredigd, zingeving die eerder wordt vervuld door reflexieve (naar binnen gerichte) spiritualiteit, zoals mindfulness, meditatie en yoga.

De secularisatiethese, de onontkoombare afname van religie als gevolg van de modernisering (de vooruitgang van wetenschap en technologie die de mens rationeler maakt) lijkt geen accurate voorspelling of verklaring te zijn. Kennelijk heeft de moderne mens toch behoefte aan religie of zingeving omdat de mens nooit rationeel geworden is (en kan zij dat ook niet worden). Doch wordt menselijk gedrag in de moderne wereld voor een groot gedeelte

verklaard met de rational choice theory. In de huidige samenleving heeft het kapitalisme zich namelijk in alle facetten van het leven doorgedrongen (Habermas, 1989, p. 164-165), zo is het marktdenken onderdeel geworden van ons dagelijks leven en dus ook van ons religieuze of spirituele leven.

Nieuwe kerken lijken niet direct te concurreren met andere aanbieders van zingeving, maar een overlap op bepaalde gebieden lijkt aannemelijk. Zingeving zonder religie past prima in de huidige individualistische consumptiemaatschappij, omdat zij eerder individualistisch en tijdelijk van aard is en daarmee gemakkelijker gekocht en geconsumeerd kan worden. Religie daarentegen heeft eerder een collectief karakter en kan niet gekocht worden zoals een yogales.

Ofschoon je religie niet kunt kopen zoals je dat met andere vormen van zingeving wel kunt zie ik relevantie in een economische benadering van nieuwe kerkgenootschappen. Een nieuwe kerk (evenals een oude) moet zichzelf kunnen bedruipen, anders verdwijnt zij simpelweg. Ik ben geïnteresseerd op welke manier nieuwe kerken voortbestaan. Hoe doen nieuwe kerken concessies om aan te kunnen sluiten bij de huidige samenleving? Begeven nieuwe kerken zich binnen een andere niche op de religieuze markt of concurreren zij direct met anderen? Op wie richten de nieuwe kerken zich, wie zijn hun beoogde afnemers? En in hoeverre zijn de nieuwe kerken gecommercialiseerd en functioneren zij als een winstgevend bedrijf?

(4)

4

Er worden twee nieuwe kerken uit Amsterdam onderzocht, De Binnenwaai en Hillsong Amsterdam. Beide kerken zijn vier jaar oud. De Binnenwaai is aangesloten bij de Protestante Kerk in Nederland (PKN). Hillsong is een internationale kerk met vestigingen over de hele wereld en is ontstaan in Australië.

Onderzoeksvraag:

In welke mate en op welke manier positioneren deze twee nieuwe kerken zich als aanbieders op de religieuze markt?

Deelvragen:

1. In hoeverre zien deze nieuwe kerken andere kerken en aanbieders van zingeving als (potentiële) concurrenten?

2. Hoe zijn deze nieuwe kerken georganiseerd?

2a. In hoeverre staat de organisatie in dienst van het marktmodel? 3. In hoeverre streven deze nieuwe kerken naar een hoge winst, omzet en afzet? 3a. Aan welke succescriteria moeten de nieuwe kerken van zichzelf voldoen? 4. In hoeverre doen deze nieuwe kerken aan marktonderzoek?

5. Wat is de doelgroep van deze nieuwe kerken?

5a. Wat voor beeld hebben deze nieuwe kerken zelf van hun doelgroep? 5b. In hoeverre richten deze nieuwe kerken zich bewust op een doelgroep?

6. In hoeverre komen deze nieuwe kerken tegemoet aan de wensen van de leden/bezoekers en hoe kennen zij die?

7. Welke middelen gebruiken deze nieuwe kerken om in contact te komen (en te blijven) met (potentiële) ‘afnemers’ van hun diensten?

7a. Welke overwegingen spelen hier een rol bij?

7b. In hoeverre presenteren de kerken zich bewust op nieuwe media? 8. Hoe zijn de leden/bezoekers bij deze nieuwe kerken terechtgekomen?

(5)

Methode

Om de deelvragen en de hoofdvraag te beantwoorden zijn er enerzijds interviews afgenomen met kerkgangers en anderzijds met mensen die bij de organisatie van een van de kerken betrokken is. De populatie is onder te verdelen in kerkgangers: bezoekers en leden en mensen van de organisatie (hierna genoemd kerk): dominee Visser van de Binnenwaai en Arjan Nijmeijer (leidinggevende positie) van Hillsong Amsterdam. Er zijn per kerk vijf kerkgangers geïnterviewd. Er is gekozen voor een explorerend onderzoek om een idee te krijgen waarin deze twee kerken van elkaar verschillen en hoe beide kerken een verschillende positie innemen op de religieuze markt. De interviews zijn gedeeltelijk gestructureerd afgenomen. Ieder interview is anders geworden omdat de tijd is genomen zijpaden te nemen, wanneer dit (mogelijk) interessante informatie opleverde, maar de kern van de interviewvragen waren dezelfde. De respondenten zijn geworven tijdens verschillende kerkdiensten en bestaan uit zowel leden of anderszins betrokkenen als mensen die enkel de dienst bijwoonden. De respondenten zijn tussen de 25 en 60 jaar oud.

De Binnenwaai Leeftijd Geslacht Opleidingsniveau Woonplaats Burgelijke staat

Rob Visser Dominee 62 man Universiteit Amsterdam Gehuwd

respondent 1 Kernlid 58 vrouw HBO Amsterdam Gehuwd

respondent 2 Kernlid/studentenpastor 55 vrouw Universiteit Amsterdam Samenwonend

respondent 3 kerkganger 42 vrouw HBO Amsterdam Gehuwd

respondent 4 Kerkganger 60 man mavo Amsterdam Weduwnaar

respondent 5 kerkganger 52 vrouw HBO Amsterdam Gehuwd

Hillsong Amsterdam

Arjan Niemeijer geeft leiding aan 'servicepastors ' 30 man Universiteit Amsterdam Gehuwd

Respondent 1 kerkganger 25 man Universiteit Groningen Alleenstaand

Respondent 2 kerkganger 26 man HBO Assen Alleenstaand

Respondent 3 lid 25 vrouw HBO Utrecht Alleenstaand

Respondent 4 kerkganger 29 vrouw HBO Amsterdam Gehuwd

Respondent 5 lid 34 vrouw HBO IJmuiden Alleenstaand

Er is gekozen om interviews af te nemen met kerkgangers om onder andere te achterhalen wat hun reden voor het kerkbezoek is, waarom ze naar de desbetreffende kerk gaan en in hoeverre zij inbreng op het beleid van de kerk hebben. Dit is gedaan om na te kunnen gaan wat voor product de kerken aanbieden op de religieuze markt, wat de religieuze vraag is en in hoeverre het beleid van de kerken wordt aangepast aan deze vraag. Het probleem is echter dat niet

(6)

6

iedereen precies weet wat zijn religieuze vraag is, enerzijds omdat niet iedere kerkganger bij verschillende kerken of andere aanbieders van zingeving is langsgegaan om na te gaan wat hem of haar het beste past en anderzijds omdat niet in iedere religieuze vraag door een aanbieder van zingeving wordt voldaan.

Er is gekozen om interviews af te nemen met mensen die dicht betrokken zijn bij de kerk om van binnenuit het beleid te achterhalen. Helaas is het niet gelukt sommige zeer interessante gegevens van kerken te verkrijgen. Zaken als hoeveel geld er in de kerk omgaat. Hoeveel wordt er omgezet, hoeveel kosten worden er gemaakt, hoeveel winst? Maar ook hoeveel mensen de kerk verlaten of hoeveel mensen er tot het geloof worden bekeerd.

Tot slot is er gekozen om tijdens de diensten te observeren om zo zelf mee te maken op wat voor een wijze er bij deze kerken religie wordt geproduceerd. Onvermijdelijk hierbij is dat de ervaring tijdens deze diensten wordt bepaald door hoe de observator is gesocialiseerd.

Wellicht waren andere zaken opgevallen tijdens de diensten (en daaromheen) als de observator christelijk of anders religieus gesocialiseerd was geweest.

De deelvragen:

1. In hoeverre zien deze nieuwe kerken andere kerken en aanbieders van zingeving als (potentiële) concurrenten?

2. Hoe zijn deze nieuwe kerken georganiseerd?

2a. In hoeverre staat de organisatie in dienst van het marktmodel?

Om antwoord te geven op deze vragen is gebruik gemaakt van de interviews met de kerken. Hen is gevraagd in hoeverre zij vinden dat hun kerk concurreert met andere kerken en aanbieders van zingeving en in welke aspecten hun kerk zich onderscheidt ten opzichte van andere kerken.

Om te achterhalen hoe de nieuwe kerken qua organisatie in elkaar steken is simpelweg gevraagd hoe zij georganiseerd zijn. In het interview is gevraagd in welke mate hun beleid bepaald is door de overkoepelende organisatie en in hoeverre de leden en bezoekers een stem hebben om het beleid van de kerk te beïnvloeden. De laatste vraag is achterhaald door het gevoerde beleid van de kerken te analyseren op bedrijfsmatige efficiëntie.

(7)

3. In hoeverre streven deze nieuwe kerken naar een hoge winst, omzet en afzet? 3a. Aan welke succescriteria moeten de nieuwe kerken van zichzelf voldoen? Deze vragen zijn beantwoord door na te gaan in hoeverre er een bedrijfsmatige aanpak door de kerken wordt gehanteerd of nagestreefd en welke eisen de overkoepelende organisaties aan deze kerken stellen.

4. In hoeverre doen deze nieuwe kerken aan marktonderzoek?

Deze vraag wordt beantwoord door na te gaan in hoeverre de kerken zelf onderzoek doen naar de eisen en of verlangens van hun afnemers.

5. Wat is de doelgroep van deze kerken?

Om een beeld te krijgen van de doelgroep van beide nieuwe kerken zijn verschillende diensten bijgewoond.

5a. Wat voor beeld hebben deze nieuwe kerken zelf van hun doelgroep? 5b. In hoeverre richten deze nieuwe kerken zich bewust op een doelgroep? Om deze vragen te beantwoorden is er tijdens de interviews met de kerken gevraagd hoe zij hun doelgroep beschrijven en of zij zich tevens bewust op deze doelgroep richten.

Verder wordt is er op de website gekeken om na te gaan op welke doelgroep de nieuwe kerken zich via het internet richten.

6. In hoeverre komen deze nieuwe kerken tegemoet aan de wensen van de leden/bezoekers en hoe kennen zij die?

Om deze vraag te beantwoorden wordt gebruik gemaakt van zowel de interviews met de kerkgangers als van de interviews met de kerk. Beide partijen wordt gevraagd in hoeverre er ruimte is voor inbreng/inspraak van de kerkgangers op de dienst en het aanbod daarbuiten. Op deze manier kan het antwoord door de andere partij worden bevestigd of tegengesproken wat het antwoord vollediger maakt.

7. Welke middelen gebruiken deze nieuwe kerken om in contact te komen (en te blijven) met (potentiële) ‘afnemers’ van hun diensten?

7a. Welke overwegingen spelen hier een rol bij?

7b. In hoeverre presenteren deze nieuwe kerken zich bewust op nieuwe media? Er is gebruik gemaakt van de interviews met de kerk en de kerkgangers om deze vragen te

(8)

8

beantwoorden. Aan de kerk is gevraagd hoe zij contact maken en in contact blijven met (potentiële) ‘afnemers’ en wat de reden is voor deze manier van contact.

Aan de kerkgangers is gevraagd hoe zij in eerste instantie van de kerk hebben gehoord en hoe zij op de hoogte blijven van nieuws rondom de kerk.

Tot slot is er op de website van beide kerken gekeken van welke nieuwe media gebruik gemaakt wordt en hoe vaak, tevens is gevraagd aan de kerk wat de reden is voor het nieuwe media gebruik.

8. Hoe zijn de leden/bezoekers bij deze nieuwe kerken terechtgekomen?

8a Wat maakt deze nieuwe kerken aantrekkelijk voor de leden/bezoekers? Antwoord op deze vragen komen voort uit de interviews met de kerkgangers. Hen wordt gevraagd hoe zij bij de kerk terecht zijn gekomen (wat hun religieuze geschiedenis is), of zij ook naar andere kerken gaan, wat hen aan deze kerk aanspreekt, hoe hun ideale kerk eruit ziet en of zij bewust hebben gekozen voor de desbetreffende kerk en zo ja waarom.

Door het beantwoorden van bovenstaande vragen gecombineerd met relevante literatuur, die niet direct deelvragen beantwoorden maar als basis dienen voor de interpretatie van de bevindingen uit de interviews, wordt tot slot antwoord gegeven op de hoofdvraag:

In welke mate en op welke manier positioneren deze twee nieuwe kerken zich als aanbieders op de religieuze markt?

(9)

Theoretisch kader

In dit hoofdstuk wordt allereerst gezocht naar de meest aannemelijke reden voor de afname van religie in Nederland (en de Westerse wereld). Vervolgens wordt er ingegaan op de

economische benadering van religie, hoe de groei of afname van bepaalde kerken kan worden verklaard als gevolg van een concurrentiestrijd op de religieuze markt. Er wordt ingegaan op het succes van een organisatie en de rol van standaardisatie op het productieproces van diensten enerzijds en op de mate waarin de organisatie afzet van haar producten vindt anderzijds. Tot slot wordt er een beschrijving gegeven van de denominaties waar de twee nieuwe kerken, die zijn onderzocht, onder vallen.

De afname van geloof

Het geloof begon in Nederland, begin 20e eeuw, zijn vanzelfsprekende karakter te verliezen. Verschillende denominaties begonnen te krimpen en de groep niet gelovigen begon te groeien. Volgens de cijfers van het Centraal Bureau van de Statistiek rekende in 1947 nog 83 procent van de Nederlanders zich tot een kerkelijke gezindte en was dit in 2009 nog 66 procent (CBS, 2010), wat betekent dat nog altijd de meerderheid van de Nederlanders zich tot een kerkelijke gezindte rekent. Sinds 1989 zijn ongelovigen echter wel de grootste groep gelijkdenkenden in Nederland, zij maken 37 procent van de bevolking uit ('geen kerkelijke gezindte'). In 2009 is dit percentage verder gestegen naar 44 procent (CBS, 2010).

(10)

10

Deze cijfers zijn echter vertekenend, omdat men tot een bepaalde groep gelovigen gerekend wordt wanneer men dit zelf zo ziet. De cijfers zeggen niets over lidmaatschap. Lidmaatschap maar ook kerkbezoek zijn twee belangrijke voorwaarden voor het voortbestaan van kerken, omdat deze de kerken financieel ondersteunen. Echter zijn deze cijfers dus niet gebaseerd op harde data, maar op zelfrapportage, wat de cijfers om verschillende redenen niet geheel betrouwbaar maakt. Zo kan een gelovige zich beter voor doen dan zij is door de frequentie van haar kerkbezoek te overschatten maar ook onbewust iets anders doen dan wat zij zegt. Dit laatste is een inzicht van de Antropoloog Malinowski en is in het bijzonder van toepassing op religieuze verschijnselen (Van Rooden, 2004, p. 525). Zo kan het zijn dat iemand bewust of onbewust de frequentie van haar kerkbezoek onder- of overschat.

In het kerkbezoek is vanaf 1971 een fikse daling te zien, behalve voor de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) en 'overige kerkelijke gezindte' (CBS, 2010), waarvan het percentage van de Nederlandse bevolking die tot deze groepen gerekend worden en de kerk bezoeken echter wel laag is. De stijging van kerkbezoek, die waar te nemen is bij PKN is echter ook

vertekenend, de PKN is namelijk ontstaan door een fusie van de Nederlands Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk (CBS, 2010). Deze kerken, die zich in de 19e eeuw van elkaar scheidden, zijn vanaf 1961 langzaam weer tot elkaar gekomen om uiteindelijk op 1 mei 2004 weer een geheel te vormen (PKN, 2014).

Dat het aantal gelovigen in Nederland afneemt is een feit, maar wat hier de precieze reden voor is daar lopen de meningen over uiteen.

Moderniteit en secularisatiethese

De erosie van de metafysische hinterwelt zorgde voor, wat Max Weber de onttovering van de wereld noemde. Hiermee bedoelde Weber dat verklaringen in de (Westerse) wereld steeds minder werden gezocht in de magische elementen van religie. De onttovering van de wereld is ingezet door anti-magische monotheïsme in het klassieke Jodendom en later in

stroomversnelling geraakt door de protestantse reformatie (Houtman, 2009, p.2). De wereld is verder onttoverd onder invloed van de wetenschap, die haaks staat op de metafysische wereld die empirisch niet kan worden verklaard.

De onttovering van de wereld was de eerste aanzet naar een rationaliserend wereldbeeld, wat later onder invloed van de vooruitgang van de wetenschap de moderniteit zou gaan heten. De moderniteit omvat verder de industrialisatie van werk, de verplaatsing van dorpen naar steden, de vervanging van een kleine gemeenschap naar de maatschappij, opkomend individualisme

(11)

en egalitarisme (Bruce, 2002, p. 2).

Men dacht dat onder invloed van de moderniteit zoiets irrationeels als religie zou verdwijnen. Religie zou als het ware worden vervangen door de wetenschap, in de zin dat er geen behoefte meer zal bestaan zaken metafysisch te verklaren wanneer de wetenschap het rationeel kan. Dat is wat de secularisatiethese behelst: onder invloed van een steeds rationeler wordende wereld is religie gedoemd te verdwijnen.

Het ongebreidelde geloof in de wetenschap die de moderniteit kenmerkte is er vandaag de dag niet meer. In de huidige tijd, die volgens Lipovetsky (2005) het beste kan worden omschreven als ‘hypermodern’, nemen individualiteit en kapitalisme verregaande vormen aan, terwijl wetenschap en democratie aan invloed inboeken (p. 69). 'Hyperkapitalisme' kenmerkt zich door een gedereguleerde en geglobaliseerde economie, die zo diep in het individuele leven gevestigd is dat er geen alternatieve maatschappijvorm meer mogelijk lijkt (Lipovetsky, 2005, p.31). De 'hyperindividualiteit' betekent een prominentere rol voor het individu, het individu dat voor zichzelf verantwoordelijk is, steeds minder steun krijgt van instituties en

zelfontplooiing idealiseert.

Dat de secularisatiethese zich niet volledig waar lijkt te maken is een logisch gevolg van een incorrecte inschatting over ontwikkeling van de Westerse wereld in het algemeen en van de invloed van de wetenschap in het bijzonder. In het boek God is Dead laat Steve Bruce (2002) echter, in een heldere analyse, zien dat de secularisatie zich wel degelijk in het Westen voltrekt. Alleen manifesteert zich deze in ieder land en iedere omstandigheid anders (p. 2) en spelen veel meer factoren, die elkaar onderling beïnvloeden, een rol in de religieuze terugloop (p. 5). Factoren zijn onder andere: industrieel kapitalisme, economische groei, technologie, wetenschap, individualisme, sociale differentiatie, maar ook religieuze diversiteit (Bruce, 2002, p.4). De industrialisatie heeft sociale veranderingen met zich meegebracht, zoals de fragmentatie van de leefwereld, de afname van gemeenschapszin en opkomst van

bureaucratie. Deze verschillende factoren, die onder het begrip modernisering kunnen worden geschaard, zorgen ervoor dat religie zijn sociale significantie verliest (Bruce, 2002, p. 30). Doordat religie zijn sociale significatie verliest is religieus geloof minder plausibel geworden dan het was in premoderne samenlevingen. Religieuze diversiteit zorgt voor een verdere afname van gelovigen, zolang deze gepaard gaat met democratie en egalitaire cultuur (Bruce, 2002, p.36).

(12)

12

De verschillende factoren die de terugloop van religie beïnvloeden zijn niet op zichzelf toereikend om deze invloed te kunnen uitoefenen. Het gaat om een bepaald samenspel tussen de verschillende factoren, maar niet iedere factor hoeft zich te voltrekken om tot een andere uitkomst te komen. Zo kon bijvoorbeeld rationeel kapitalisme, toen het stevig was gevestigd in het westen en de voordelen duidelijk waren, worden overgenomen door mensen met een andere achtergrond en cultuur (denk aan Japan). Wanneer sociale innovaties stevig in een maatschappij gevestigd zijn komen zij los van hun oorsprong (Bruce, 2002, p. 5).

Bruce (2002) ziet secularisatie als: ‘een sociale toestand die zich manifesteert in; (a) de afnemende importantie van religie voor de verrichting van niet religieuze rollen en instituties zoals de staat en de economie; (b) een afname in de sociale status van religieuze rollen en instituties; en (c) een afname in hoeverre mensen zich bezighouden met religieuze praktijken, religieus geloof tonen, en andere aspecten van hun leven leiden op een manier ingegeven door zulk geloof’ (p. 3).

Deze zienswijze lijkt beter te passen bij de sociale werkelijkheid in het Westen van vandaag de dag. Religie is er nog wel, maar heeft zijn centrale plek in de samenleving verloren. Er bestaat nog vraag naar zingeving en deze lijkt niet volledig te gaan verdwijnen. Maar wat verklaard dat de ene kerk verdwijnt en de andere juist opkomt?

De religieuze markt

In The Wealth of Nations (1767) beschrijft Adam Smith het idee van de onzichtbare hand: wanneer een ieder zijn eigen belang nastreeft zal dit vanzelf ten goede komen aan de gehele maatschappij. De stijgende welvaart, die het kapitalistische systeem en de daarbij behorende arbeidsdeling en industrialisatie mogelijk maken, zal uiteindelijk iedereen in de maatschappij ten goede komen (p. 434-435). Deze utilitaristische denkbeelden berusten op de rational choice theory. Deze theorie beschouwt het sociale leven als een complex ruilproces tussen mensen. De motivatie voor deze ruilprocessen is eigenbelang: een ieder probeert in het ruilproces zijn nut of plezier te maximaliseren en zijn kosten en pijn te minimaliseren (Elchardus, 2010, p. 57).

In The Wealth of Nations legt Smith tevens de basis voor de economische benadering van religie. Smith betoogt dat dezelfde regels die van toepassing zijn op seculiere producenten, tevens van toepassing zijn op de producenten van religie (Smith, 1767, p. 522). Zo is het uit eigenbelang dat geestelijken religie produceren en werkt competitie heilzaam (Iannaccone,

(13)

1998, p. 1478). De economische benadering van religie is een logische, omdat steeds meer van het leven zich aan de regels van de economie moet overgeven. Dit is wat Habermas ‘de kolonisatie van de leefwereld’ noemt (Habermas, 1989, p. 164-165).

Volgens de econoom Opfinger (2011) is het religieuze markt model gebaseerd op drie aannamen. De eerste aanname is dat een monopolistische kerk minder aansporing krijgt om hogere kwaliteit religieuze goederen te produceren, dan kerken die in competitie tot elkaar staan. De tweede aanname is dat een monopolistische kerk enkel een klein gedeelte van de vraag van gelovigen kan bevredigen terwijl concurrerende kerken een groter gedeelte kunnen bevredigen. De derde aanname is dat religie door marktkrachten is verdrongen (Opfinger, 2011, p.3).

De eerste twee aannamen steunen op het geloof dat een ongereguleerde vrije markt de kwaliteit en diversiteit van het aanbod doet stijgen. Zo wordt religieuze pluraliteit gekoppeld aan religieuze vitaliteit (Chaves & Gorski, 2001, p. 262). Religieuze pluraliteit wordt namelijk verklaard door de wetten van vraag en aanbod. Een grote diversiteit van het aanbod duidt op grote onderlinge concurrentie, de concurrentie doet de kwaliteit stijgen en de grote diversiteit voorziet de specifieke vraag. De derde aanname verklaard het afnemende belang van de kerk als een concurrentiestrijd tussen kerk en staat. De verzorgingsstaat heeft veel van de taken van de kerk overgenomen en heeft de kerk daarmee weggeconcurreerd.

Hier tegenover stelt Opfinger (2011) de secularisatiethese, die volgens hem tevens op drie argumenten berust. Ten eerste roept de oprichting van verschillende kerken twijfel op over de juistheid van iemands geloof. Ten tweede is het wellicht optimaler om religiositeit te

verminderen wanneer dit de norm is en ten derde lijken etniciteit en identiteit belangrijker te zijn om de consumptie van religie te verklaren dan de marktstructuur (p. 4-5).

Het eerste argument is afkomstig van Berger (1969), die stelt dat religieuze pluraliteit juist haar vitaliteit doet dalen. Hoe meer levensbeschouwingen er zijn, hoe minder plausibel iedere lijkt met een dalend geloof als gevolg (Hungerman, 2010, p.2). Een monopolistische kerk daarentegen heeft voordeel bij het gebrek aan competitie, want hierdoor wordt haar legitimiteit en autoriteit niet ondermijnt (Chaves & Gorski, 2001, p. 261). Alle drie

argumenten zijn gebaseerd op gedragsmatige theorieën, waarin binnen het religieuze markt model geheel geen aandacht wordt geschonken. Dit is onder andere ook de kritiek die Bruce

(14)

14

(2002) uit op het religieuze markt model, dat nalaat de sociale interactie en sociale organisatie in haar model te omvatten (p. 141).

In het artikel ‘Religious Pluralism and Religious Participation’ herzien Chaves en Gorski (2001) historische en vergelijkende bewijzen van bovenstaande theorieën (p. 276). Uit empirisch onderzoek blijkt dat de relatie tussen religieuze pluraliteit en vitaliteit niet

universeel positief of negatief is (Chaves & Gorski, 2001, p. 274-275). Verder merken Chaves en Gorski (2001) terecht op dat religieuze organisaties, die afhankelijk zijn van vrijwillige bijdragen (in vorm van zowel tijd als geld), in competitie zijn met andere religieuze

organisaties maar ook met seculiere producenten (p. 278). Hierin speelt tevens regulatie een rol, denk aan de toegenomen concurrentie die kerken ontvangen van seculiere organisaties doordat er op zondag steeds meer activiteiten worden toegestaan (zoals sportverenigingen of meer recentelijk de uitgebreide openingstijden van winkels).

Ook Hungerman (2010) ziet relevantie in de concurrentie tussen kerken en seculiere producenten. Volgens hem wordt hiermee namelijk het probleem van de vraag, wat nu eigenlijk de doelstelling van kerken is, opgelost. Wanneer seculiere producenten aan het model worden toegevoegd zijn namelijk de consumenten de relevante beslissers, wat de onbekende doelstelling van de kerken in het model minder relevant maakt (Hungerman, 2010, p. 3-4).

Bruce (2002) heeft een hoofdstuk uit zijn boek God is Dead gewijd aan de religieuze markt principes van Rodney Stark. Bruce geeft in dit hoofdstuk duidelijke bewijzen dat, in ieder geval de (eerste twee) aannamen waarop deze theorie berusten, voor (Groot-Brittannië) niet kloppen. Zo stelt Bruce onder andere dat er landen zijn met een monopolistische kerk en een grote religiositeit (Polen, Litouwen en Ierland) (p. 153) en dat volgens deze principes Groot Brittannië in de jaren 90 van de vorige eeuw religieuzer was dan in de 19e, 18e en 17e eeuw (p. 62). De religieuze pluraliteit was in de jaren 90 van de vorige eeuw namelijk groter dan in de drie eeuwen daarvoor en binnen de theorie van de religieuze markt, die onder andere is verkondigd door Rodney Stark, zou dit tot een grotere religieuze vitaliteit moeten leiden (terwijl feitelijk het tegenovergestelde gebeurt).

Zo kan geconcludeerd worden dat de sociologische verklaringskracht van het religieuze markt model op macroniveau zeer gering is, er is simpelweg geen overtuigend bewijs voor deze theorie.

(15)

Ook al is er bewijs dat de aannamen waarop de religieuze markt theorie berusten tegenspreken, kan men moeilijk ontkennen dat religieuze organisaties zich op de markt begeven en concurrentie ontvangen van andere (seculiere) organisaties. Gebruik van

economische termen binnen de religieuze theorie wil dan ook nog niet zeggen dat de rational choice theory wordt verkondigd en dat de secularisatiethese in twijfel wordt getrokken. Een economische benadering kan binnen de secularisatiethese ook van nut zijn, want ook (of misschien des te meer) tijdens krimpende religiositeit hebben religieuze organisaties met marktwetten van doen.

Zoals Hungerman (2010) bepleit: ‘(…) one should not regard work as representing economic research, or the view of economists, simply because it discusses markets or argues for the benefits of competition’(p. 16).

Zo kan geconcludeerd worden dat de sociologische verklaringskracht van het religieuze markt model wel van waarde is om verklaring te bieden aan de opkomst of ondergang van religieuze organisaties op microniveau.

Standaardisering van productieproces

Het succes van organisaties (en dus ook religieuze organisaties) zit enerzijds in de mate waarin zij afzet vindt van haar producten en anderzijds in de efficiëntie van haar

productieproces. Ruim honderd jaar geleden heeft Frederick Taylor (1911) met zijn scientific management reeds de basis gelegd voor de standaardisering van productieprocessen. Volgens Taylor leed het hele land onder inefficiëntie in bijna al haar dagelijkse bezigheden en volgens hem lag het remedie tegen deze inefficiëntie in systematische bedrijfsvoering, die hij

benaderde als exacte wetenschap (Taylor, 2003, p. 24). Scientific management is er feitelijk op gericht de arbeid te beheersen, door het arbeidsproces en de vakbekwaamheid van de arbeider te ontkoppelen en het uitdenken en uitvoeren van het arbeidsproces te scheiden. Hierdoor heeft het management een kennismonopolie (Handel, 2003, p. 16).

Vandaag de dag is de standaardisering van productieprocessen wijdverbreid. In bijna alle facetten van de samenleving is een bepaalde standaardisering van productie- en

distributieprocessen te zien die Ritzer (2012) ‘McDonaldisation’ noemt (p.1). Er worden vijf elementen onderscheiden waarin de mate van ‘McDonaldisation’ kan worden afgemeten: efficiëntie, voorspelbaarheid, berekenbaarheid, controle en irrationaliteit van de rationaliteit (Ritzer, 2012, p. 8-9).

(16)

16

Het element efficiëntie betekent zo veel mogelijk, of een zo hoog mogelijke kwaliteit product produceren tegen een zo laag mogelijk prijs. De elementen voorspelbaarheid en

berekenbaarheid houden in dat er door de standaardisering van de productieprocessen een bepaalde zekerheid is over de hoeveelheid en de kwaliteit van het product dat geproduceerd wordt, zowel voor de producent als de consument (Ritzer, 2012, p. 15-16). Het element controle betekent dat door de gestandaardiseerde processen de arbeid beheerst wordt, wat controle op de werknemer eenvoudiger maakt. De irrationaliteit van de rationaliteit houdt tot slot in dat wanneer de bovenstaande elementen in acht worden genomen er weinig plek is voor creativiteit en maatwerk, wat de standaardisering van productieprocessen irrationeel zou kunnen maken (Ritzer, 2012, p. 16-17).

Jaana Parviainen (2011) laat aan de hand van Les Mills groepslessen (een van de grootste aanbieders van groepslessen in fitnesscentra) zien hoe er tevens bij het productieproces van diensten een grote mate van standaardisering mogelijk is (p. 527). Zo zijn dezelfde elementen terug te vinden in het productieproces van de groepslessen als in ‘McDonaldisation’

(Parviainen, 2011, p. 532). Het verschil zit echter in de in de rol van de consument, want diensten zijn gebaseerd op de interactie tussen klant en verkoper (Parviainen, 2011, p. 534). Zo hangt de kwaliteit van het product niet enkel af van de producent maar ook hoe de consument op de producent reageert. De dienst wordt geproduceerd door de producent in samenwerking met de consument en imitatie maakt een belangrijk deel uit van de interactie tussen fitnessinstructeur en cliënten (Parviainen, 2011, p. 536).

Omdat diensten ontastbaar en belichaamd zijn moeten ze worden geproduceerd op de plek waar ze worden geconsumeerd. Les Mills werkt op franchise basis, wat een grote interactie tussen de franchise en de overkoepelende organisatie tot gevolg heeft. De diensten van Les Mills worden via video’s en international agents aan de instructeurs geleerd, op deze manier wordt er controle en toezicht uitgeoefend op de franchises. Hierdoor zijn de fitnesslessen overal hetzelfde, het product is voor de producent berekenbaar en de consument voorspelbaar (Parviainen, 2011, p. 531). Omdat de trainingsmethoden van de instructeur relatief goedkoop zijn, is het mogelijk flexibel te zijn in personele kracht. Er wordt immers niet veel in een instructeur geïnvesteerd, dit maakt de trainingsmethode efficiënt (Parviainen, 2011, p. 532).

De kunst van de gestandaardiseerde Les Mills choreografieën is dat ze zo zijn ontwikkeld dat er een opgewonden sfeer ontstaat waarin de gelaatsuitdrukkingen, gebaren en intonaties van de instructeur een rol spelen en gedeeltelijk worden overgenomen door de cliënten

(17)

(Parviainen, 2011, p. 533-536). Cliënten worden zo gesocialiseerd dat zij leren wat ze horen te voelen bij iedere Les Mills fitnessles, wanneer de ervaring niet overeenkomt met het bijbehorende gevoel, doet de klas onprettig en nep aan (Parviainen, 2011, p. 535). Zo vraagt een van de participanten van een Les Mills klas zich in het artikel af of de fitness cliënten leren vreugde te veinzen als onderdeel van hun uitvoering of dat zij daadwerkelijk enthousiast zijn om de routines te herhalen (Parviainen, 2011, p. 536).

De bovengenoemde standaardisatie van diensten, zou tevens terug te vinden moeten zijn in de organisatie van kerken. Want kerken bieden ook diensten aan en het product van de kerk wordt ook samen met de consument geproduceerd. Tevens speelt socialisatie een grote rol, de manier waarop gelovigen zich gedragen binnen de groep van de kerk, net zoals cliënten tijdens een fitnessles van Les Mills.

Religieuze afzet

Nu er een beeld is geschetst over de manier waarop standaardisering de efficiëntie van het productieproces van diensten bevorderd, rest de vraag welke denominaties de meeste afzet vinden.

Op verschillende plekken in de wereld zijn de snel groeiende religies vooral strikt, sektarisch en theologisch conservatief. Waar liberale Protestantse denominaties het moeilijk hebben, floreren denominaties die lang als deviant werden gezien, zoals Jehova's Getuigen. Tevens zijn de leden van deze snel groeiende denominaties ook meer toegewijd: in hun geloof, in hun kerkbezoek en in hun contributies (Iannaccone, 1998, p.1471-1472). Finke en Stark (1992) hebben hiermee overeenkomend betoogd dat succesvolle denominaties religieuze doctrines aanbieden, die emotioneel aantrekkelijk zijn in plaats van rationeel. Minder succesvolle denominaties doen het tegenovergestelde en proberen aantrekkelijk te zijn voor de

Amerikaanse mainstream door een lossere doctrine aan te bieden en minder van hun aanhang te eisen (p.1902). Dit past in de organisatie-ecologische benadering van Hannan (2005), die onderscheid maakt tussen generalisten en specialisten op de markt. De grote denominaties zijn generalisten en de kleinere specialisten. De generalisten richten zich op een centrale plek (brede niche) binnen de marktsector en de specialisten op een marginale plek (smalle niche), die niet door de generalisten wordt vervult (p. 64-65). De generalisten kunnen zich maar langzaam aanpassen aan een veranderende omgeving, dit komt doordat zij beschikken over ingebouwde routines. Deze routines zijn onderdeel van het organizational memory, het

(18)

18

padafhankelijke kapitaal van een organisatie (Nelson &Winter, 2002, p. 29-30). Waar

generalisten voordeel kunnen hebben van hun organizational memory (door hun opgebouwde kennis en expertise te exploiteren), kunnen specialisten hun voordeel doen te kiezen voor een organisatievorm die goed past binnen de huidige sociale, culturele en politieke omgeving (Hannan, 2005, p. 63). Tevens kunnen specialisten hun identiteit ontlenen aan generalisten (door zich tegen hen af te zetten), de zogenaamde oppositional identity (Hannan, 2005, p. 66).

Het aanbieden van een lossere doctrine lijkt een strategie te zijn voor grote denominaties om hun centrale marktpositie te behouden door zoveel mogelijk afnemers te bereiken. Dat strikte denominaties succesvoller zijn op de religieuze markt zou kunnen komen doordat zij een product aanbieden met een duidelijker identiteit en tevens een identiteit die zich tegen de traditionele kerk afzet (oppositional identity). Juist in de 'hypermoderne' tijd, waarin iedereen extreem op zichzelf is aangewezen, is de roep naar vastigheid een logische. Wanneer men die vastigheid in een religieuze instantie zoekt dan doet men dat misschien liever in een religieuze instantie die duidelijk ergens voor staat en dan ook het een en ander van haar volgelingen verwacht. Echter betekent dit succes niet dat een kleinere denominatie een grote wordt, het succes van een kleine denominatie ligt in de smalle niche en hoeft niet ook succesvol te zijn op grotere schaal.

Een ander voordeel van een strikte doctrine is dat het free rider probleem wordt opgelost door de minder fanatieke leden als het ware uit te filteren. Free riders zijn mensen die gratis meeliften op de inspanningen van anderen en kunnen de levensvatbaarheid van een

denominatie ondermijnen (Iannaccone, 1998, p. 1483). Willen kerken levensvatbaar blijven, dan zullen zij aantrekkelijk moeten zijn voor een bepaalde groep gelovigen en zo nodig hun aanbod van religie moeten promoten. Finke en Stark (1992) betogen dat de explosieve groei in de 19e eeuw van de methodisten en baptisten in de Verenigde Staten te danken is aan een effectieve marketing en superieure beloningen vergeleken met andere, oudere denominaties. Beloningen voor religieuze activiteit zijn onder andere: zingeving, morale instructie,

(19)

Protestantse Kerk in Nederland en evangelisme

Tot slot wordt hier een beschrijving van de denominaties gegeven waaronder de twee nieuwe kerken vallen die worden onderzocht.

De PKN is een voortzetting van een eeuwenoude kerkelijke traditie en is min of meer uit financiële nood geboren. Het is een bureaucratische organisatie die op nationaal niveau opereert, maar ook door het hele land lokaal aanwezig is. Haar toplaag bestaat uit

professionele bestuurders en haar geestelijkheid is universitair geschoold (Van Eijnatten & Van Lieburg, 2005, p. 343). Binnen de PKN en voorheen de hervormde kerk ligt de nadruk op geloof als kennis en inzicht (Van Eijnatten & Van Lieburg, p. 312) en wordt verwacht dat de preek vooral aan een bepaalde intellectuele diepgang voldoet.

Na de reformatie werd de toenmalige (katholieke) kerk, die een gereformeerd karakter droeg, de ‘publieke kerk’. Dit houdt in dat deze kerk de officiële kerk van de Nederlandse Republiek werd en alle belangrijke kerkgebouwen in haar bezit kreeg (Van Eijnatten & Van Lieburg, p. 172-173). Het is dit verleden, deze bevoorrechte positie die mogelijk vandaag de dag nog zijn sporen nalaat. De PKN is een kerk die alles en iedereen wil omvatten, zo is de kerk over heel Nederland in iedere gemeente aanwezig en is het kerkelijke welzijnswerk voor iedereen beschikbaar. Iets anders uit het verleden wat wellicht zijn sporen heeft nagelaten is dat het onderwijs voor een belangrijk deel uit religieuze vorming bestond, op deze manier werden de burgers voorbereid op het kerkelijk leven binnen de toenmalige gereformeerde kerk (Van Eijnatten & Van Lieburg, p. 197). Vandaag de dag houdt de PKN zich weinig bezig met het bekeren van mensen, wellicht omdat zij dat van oudsher nooit heeft hoeven doen. Wel is er sinds de jaren 90 van de vorige eeuw een evangelisering gaande binnen de grotere

protestantse kerken, een voorbeeld hiervan zijn de ‘alphacursussen’: een spoed- of opfriscursus van het christelijke geloof (Van Eijnatten & Van Lieburg, p. 359).

De eerste evangelische bewegingen zijn in de 19e eeuw in Nederland terecht gekomen. Het ging om kleine vrijkerkelijke groeperingen als: heilsoldaten, baptisten en de vrij

evangelischen. Typerend voor deze bewegingen waren hun flexibele organisatievorm (vaak lokaal georganiseerd zonder centrale organisatie), hun buitenlandse origine (voornamelijk uit de Verenigde Staten afkomstig) en internationale karakter (Van Eijnatten & Van Lieburg, p.358). Wat verder typerend is voor evangelicalen is de bekritisering van de traditie van de huidige kerk, het verlangen naar authentiek christendom die tot uiting komt door de oproep tot

(20)

20

bekering, de nadruk op persoonlijk geloof en aandacht voor levensheiliging (Klaver & Roeland, 2010, p. 3).

Vanaf de jaren 1960 zijn de evangelische bewegingen hard gaan groeien in Nederland (Van Eijnatten & Van Lieburg, p.358) en ook vandaag de dag doen deze het nog altijd goed. Wat evangelische beweging vandaag de dag typeert, ook al is er binnen de evangelische beweging tevens sprake van een grote diversiteit, is de individuele relatie met God (waarin de

geschiedenis van de kerk een ondergeschikte rol speelt). De identiteit van de evangelische beweging is het beste te vatten in de gedeelde spiritualiteit (de relatie met God) in plaats van gedeelde traditie of belijdenis. De relatie met God maakt een groei en ontwikkeling mogelijk waarin identiteit, individuele gaven en talenten centraal komen te staan. Deze

psychologisering van het geloof binnen de evangelische beweging is van vrij recente aard en getuigt van het adaptievermogen van deze beweging (Klaver & Roeland, 2010, p. 5-8). Zo wordt de hedendaagse populaire cultuur binnen het evangelicalisme opgenomen en gebruikt binnen het repertoire van de zogenaamde worship viering. Ook wordt er gebruik gemaakt van psychologische inzichten binnen het pastoraat en business modellen die worden toegepast op strategieën rondom kerkgroei (Klaver & Roeland, 2010, p. 8).

Waar de traditionele protestantse kerk een sobere eredienst koestert waarin de intellectuele preek van de voorganger de aandacht krijgt, is in de evangelische beweging een emotionele, zintuiglijke eredienst de norm. In de worship viering staat de beleving centraal. Dit zintuiglijk en emotioneel spektakel, ondersteund door visuele en auditieve elementen (zoals een band en lichtshow), kenmerkt zich door een actieve participatie van de gelovigen. Binnen de worship is er aandacht voor het esthetische dimensies, er is nagedacht over de effecten van de

performance, welke uitwerking dit heeft op de emotie en ervaring van de gelovigen (Klaver & Roeland, 2010, p. 7).

Een typering van het evangelicalisme dat tot dusver in deze beschrijving onderbelicht is gebleven is de oproep tot bekering. Bij traditionele kerken is er vaak sprake van een tamelijk complexe geloofsoverdracht van ouder op kind, van professioneel geestelijk leiderschap en van een historische verwevenheid met stadswijken en dorpsgemeenschappen. Dit is echter niet het geval bij evangelische bewegingen, daar worden mensen rechtstreeks benaderd met een eenvoudige, persoonlijke boodschap en wordt charisma van het geestelijk leiderschap belangrijker gevonden dan haar professionaliteit. Evangelicalen richten zich in het bijzonder

(21)

op jongeren, leggen de nadruk op de onvermijdelijke keuze voor of tegen Jezus te kiezen en brengen geloofsovergangen bij gelegenheid door volwassenendoop tot uiting (Van Eijnatten & Van Lieburg, p.358).

De relatie met God die het evangelicalisme typeert werd vaak niet gevonden bij traditionele protestantse kerken, waar veel evangelisten in het verleden aansluiting hebben gezocht. Het gebrek aan eenduidigheid van deze kerken was vaak het struikelblok, terwijl de relatie met God door evangelisten juist door middel van eenduidige, orthodoxe uitgangspunten (zoals de overtuiging dat de Bijbel het woord van God is) wordt bereikt (Klaver & Roeland, 2010, p. 3-4). Hierin is de oppositional identity van de evangelisten terug te zien die kenmerkend kan zijn voor specialisten op de markt. Bovendien kunnen specialisten hun voordeel doen door te kiezen voor een organisatievorm die goed past binnen de huidige sociale, culturele en

politieke omgeving (Hannan, 2005, p. 63). Zo lijkt de evangelische stroming een zekerheid, geborgenheid en warmte te bieden waarnaar mensen in een vrije, geïndividualiseerde en anonieme samenleving opzoek zijn. De evangelisten weten mensen direct te bereiken met simpele en positieve zekerheden, met muzikale intermezzo’s en persoonlijke aandacht (Van Eijnatten & Van Lieburg, p. 359).

De evangelische stromingen blijken dan ook vooral te profiteren van de uitstroom van

traditionele kerken, in plaats van ongelovigen te bekeren. Deze bron zal uiteindelijk opdrogen, waardoor de groei die de evangelische stroming doormaakt, wellicht ten einde komt (Klaver & Roeland, 2010, p. 11).

(22)

22

De Binnenwaai

In dit hoofdstuk worden de observaties bij de Binnenwaai, het interview met de dominee en de interviews met kerkgangers besproken. Tevens worden interessante uitkomsten

geanalyseerd en verbonden met relevante literatuur.

Observaties

De Binnenwaai is in de nieuwe Amsterdamse wijk IJburg gevestigd. De kerk bestaat vier jaar en is onderdeel van de Protestantse Kerk Nederland (PKN). De kerk bestaat uit dominee Visser, zijn vrouw en het kernteam. Het kernteam bestaat uit vrijwilligers, die helpen bij de voorbereidingen van de diensten en/of bij het organiseren van andere activiteiten. De ontvangst bij de Binnenwaai wordt door een aantal kernteamleden verzorgd. Dit betekent onder andere dat er iemand bij de ingang staat om iedereen die binnenkomt welkom te heten. De dienst loopt in een tamelijk vast stramien: eerst worden de ‘huishoudelijke mededelingen’ gedaan en andere nieuwtjes besproken. Dan vertrekken de kinderen naar de ‘kinderkerk’, wordt er gezamenlijk gezongen (en soms gezamenlijk gebeden) en volgt de preek. Na de preek komen de kinderen meestal terug en wordt er nogmaals gezongen en afgesloten met de zegen. De liedjes worden begeleid met de piano (door een professionele muzikant) en de teksten worden op de muur geprojecteerd. Na afloop van de dienst wordt er koffie en thee geschonken, zo wordt de ruimte gecreëerd om na te praten.

Dominee Visser, gekleed in toga, vertaald in zijn preken de Bijbel naar hedendaagse situaties. Passages uit de Bijbel worden afgewisseld met een uitleg en interpretatie. Er wordt aandacht geschonken aan actualiteiten in de wereld en er wordt verbinding gezocht met andere geloven. Dominee Visser spreekt op een informele wijze en brengt zijn boodschap over door logisch te beredeneren, hij maakt nauwelijks gebruik van stemverhef en/of gebaren om zijn boodschap kracht bij te zetten.

Het zijn voornamelijk de kernteamleden die mensen welkom heten en een praatje aangaan. Zij stralen een open houding uit en zijn erg vriendelijk en geïnteresseerd, doordat de Binnenwaai een vaste kern bezoekers heeft en niet groot is val je als nieuwkomer op. Over het algemeen is de Binnenwaai laagdrempelig en hangt er een open, tolerante sfeer.

(23)

De Binnenwaai heeft een duidelijke en fris uitziende website, waarin veel gebruik is gemaakt van foto’s. De website is logisch opgedeeld in verschillende kopjes en er wordt geregeld iets nieuws gepubliceerd. Ook is de Binnenwaai in de nieuwe media te vinden. Er is een

Facebookpagina en dominee Visser zit op Twitter. Dominee Visser tweet bijna dagelijks, op de Facebookpagina wordt minder vaak iets gepost, enkel met speciale aangelegenheden (zoals de dodenherdenking, die door De Binnenwaai op IJburg is georganiseerd). De

Facebookpagina telt 91 likes, de Twitterpagina van dominee Visser telt 1005 volgers.

Analyse

De Binnenwaai voldoet aan de verwachting van een PKN kerk, namelijk een dienst die

gekenmerkt wordt door de intellectuele preek van de dominee. De tolerante sfeer ligt tevens in de verwachting, dit komt mogelijk voort uit het verleden van de kerk toen zij een ‘publieke kerk’ was en nooit zozeer heeft moeten bekeren om bezoekers te trekken. In het gedrag van de kernleden kan in kleine mate een socialisatie terug gezien worden, die onderdeel is van de gezamenlijke productie van religie (overeenkomstig met het gedrag van fitness cliënten bij een Les Mills les). Dit zie je namelijk terug in hun open en gelukkige uitstraling, het feit dat ze direct een gesprek aangaan met nieuwkomers en in dit gesprek opvallend enthousiast en geïnteresseerd zijn.

Interview dominee Visser

Door de PKN, die verschillende wijkgemeentes door het hele land heeft, is besloten dat er op IJburg een nieuwe kerk geopend zou worden. De kerk, gelegen in het midden van IJburg, was oorspronkelijk bedoeld als restaurant en wordt gehuurd van de woningcorporatie de Key. De Binnenwaai is de eerste drie jaar door de landelijke PKN gefinancierd en wordt nu betaald door de Protestantse Kerk Amsterdam (PKA). De doelgroep van De Binnenwaai zijn vooral jonge gezinnen en ouderen, die voor het grootste gedeelte op IJburg woonachtig zijn.

De Binnenwaai is opgezet door dominee Rob Visser. Dominee Visser was voorheen werkzaam in Apeldoorn en is door de PKN (commissie kerkgroei en missionaire

ontwikkeling) benaderd om een kerk op IJburg op te zetten. In 2006/2007 is er reeds een missionair project op IJburg van start gegaan, maar dat is door verschillende interne

problemen beëindigd. De PKN heeft bij de opzet van De Binnenwaai enkel een faciliterende rol gehad, het was aan dominee Visser om een geschikte ruimte te vinden, mensen te werven; eigenlijk alle zaken te regelen om de kerk van de grond te krijgen. De Binnenwaai is een

(24)

24

pluraal kerkgenootschap en dominee Visser probeert, met zijn liberale kijk op het geloof, vooral in deze verscheidenheid te verbinden. Bij de Binnenwaai wordt niet bijgehouden hoeveel mensen de kerk bezoeken tijdens de dienst en er hoeft geen verantwoording te worden afgelegd aan de PKA als het gaat om groei of collecteopbrengst. Dit betekent niet dat de Binnenwaai geen mensen hoeft te trekken, maar dat groei en collecteopbrengst niet de hoogste prioriteit genieten. Dominee Visser zal de komende drie jaar, naast zijn taken bij de Binnenwaai, tevens werkzaam zijn als 'stadsdominee' van Amsterdam. Dit betekent dat hij zich bezig zal gaan houden met verschillende projecten op het raakvlak kerk en samenleving door allianties te smeden tussen kerk, media en sleutelfiguren in de stad (Reformatorisch Dagblad, 2014).

Er zijn in het land verschillende ‘pioniersplekken’ waarmee de PKN probeert om op verschillende (onconventionele) manieren haar positie binnen de maatschappij te bewaren. Eén van de respondenten, die tevens werkzaam is bij PKN als studentenpastor zei:

“De PKA heeft een bom duiten en die hebben ze in een vernieuwingsfonds gestopt, een durffonds en daar mogen groepen een projectaanvraag voor doen om nieuwe vormen van kerken te zoeken. (…) je krijgt dus echt de kans om iets te proberen en te kijken of dat

levensvatbaar is. Zo een pioniersplek wordt gedeeltelijk uit het land betaald en voor een deel door de stad. En dan kijken of het zichzelf kan redden of zelfs geld gaan opbrengen, dat lukt niet altijd, maar wel dat het levensvatbaar is en aanslaat.”

De taken van de Binnenwaai kunnen worden opgedeeld in twee poten: het diaconaat en het pastoraat. Waarin het pastoraat voor de leden en bezoekers is en het diaconaat de samenleving in het algemeen dient. Dominee Visser is op zoek gegaan naar 'witte vlekken', fronten waarop de kerk maatschappelijk iets kan betekenen. “Dus je zoekt als kerk: waar zijn er nou witte vlekken? Je moet ook weer kijken naar de positie waar jij op dat moment bent (…) iedere gemeente heeft weer zijn eigen problematieken en daar moet je als kerk op inspelen.” Het Parents house is een voorbeeld van zo een maatschappelijk initiatief dat voor iedereen (ook ongelovigen) toegankelijk is, dit is een opvang voor mensen die gescheiden zijn en daardoor tijdelijk geen woning hebben.

Andere maatschappelijke initiatieven zijn het organiseren van bijeenkomsten voor de buurt zoals de kerstviering en de dodenherdenking: “Wij zijn nu al weer druk bezig met de

(25)

de samenleving ook behoefte aan 4 mei, Allerzielen, kerst dat zijn dingen waar iedereen wel of niet gelovig toch vaak belangrijk vindt. ‘The passion’ gaat tegenwoordig ook al een rol spelen want daar kijken ook al 3 of 4 miljoen mensen naar. Dan moet je als kerk zeggen daar zijn we sterk in, daar hebben wij iets in te tonen, laten we dat dan ook doen. Laten we daar de mensen, de samenleving niet in teleurstellen. (…) we hebben daar misschien een beetje

expertise in en als we op die manier iets voor mensen kunnen betekenen dan moeten we dat doen.”

Opmerkelijk is dat Allerzielen een katholieke viering is en dat dominee Visser ook hierin een rol voor de Binnenwaai ziet weggelegd. Hij speelt met het organiseren van deze

bijeenkomsten in op de behoeften van de bewoners van IJburg, desnoods door een van oorsprong katholieke viering te organiseren.

Verder is het opmerkelijk dat de maatschappelijke initiatieven niet direct nuttig zijn voor de Binnenwaai, dit lijkt niet meer bezoekers of leden op te leveren: “We moeten ons niet laten frustreren van er waren tijdens 4 mei 350 mensen bij de dodenherdenking, nou dan rekenen we er wel op dat er volgende week 10 kerkgangers meer zijn. Nee, helemaal niet. Die zullen er niet zijn, als ze wel komen hartelijk welkom, maar daar gaat het niet om.”

Een initiatief dat onder het pastoraat kan worden geschaard is: ‘Wijburg’, dit is een

verbinding met andere christenen, zoals rooms katholieken en baptisten, op IJburg. Iedere vier tot zes weken wordt er een geloofsavond gehouden, waarin verschillende religieuze

onderwerpen worden besproken. Dominee Visser, die er op gericht is verschillende groepen mensen of geloofsgemeenschappen te verbinden, vindt de term Wijburg ongepast: “De term Wijburg ben ik niet blij mee, ik wil niet zo van christenen onder elkaar, daar houd ik niet van. Ik heb daar in de kerkgeschiedenis alleen maar ellende van gezien. Je moet als christen juist naar buiten gericht zijn, daarom heb ik gezegd: die term Wijburg die moet verdwijnen. Als jullie het 'Jijburg' of 'Zijburg' willen noemen dan vind ik dat prima, omdat je gericht moet zijn of ‘zij’ of ‘jij’. ‘Wij’ is: oh wat zijn we fijn met elkaar, wij christenen en dat is fout.”

Dominee Visser gelooft niet dat De Binnenwaai concurreert met andere kerken of vormen van zingeving. Wel denkt hij dat De Binnenwaai concurrentie kan ontvangen. De Binnenwaai organiseert ieder jaar een kerstviering, vorig jaar leek er even sprake te zijn dat een andere geloofsgemeenschap hier ook geïnteresseerd in was. “(…) Vind ik vreselijk, ik zou dan liever willen dat die partij met mij gaat praten en dat we dan iets van hun erbij doen. Dat probeer ik

(26)

26

nu ook al. Fatima Elatik die nodig ik uit voor de moslims, die leest dan wat voor want die hebben hun eigen geloofsverhaal. We hebben hier een boeddhist die een tempel van alledag probeert op te zetten en dan zeg ik: ga toch je activiteiten in de Binnenwaai doen, doe het op jou manier en op jou moment. Ik zou het liefste willen dat we dat allemaal deden, dus waar hindoestanen of moslims hun eigen geloof hebben, prima mogen ze dat ook op hun manier en op hun tijd doen in één en dezelfde kerkruimte. Waarom niet?”

Er zijn verschillende religieuze groepen die hun diensten in De Binnenwaai houden. Zo zijn er de soefi's op vrijdag, de rooms katholieken op zaterdag en op zondagmiddag een Surinaamse pinkstergroep.

De Binnenwaai onderscheidt zich door haar pluraliteit, het kernteam bestaat namelijk uit christenen uit verschillende stromingen. “Ik vind dus dat een geloofsgemeenschap pluraal moet zijn, moet een sfeer creëren waarin mensen met verschillende opvattingen, met volstrekt verschillende gevoelsbelevingen ook toch het gevoel hebben dat ze er ook bij horen en serieus genomen worden, meetellen.”

Bij de Binnenwaai komen tevens verschillende gastpredikanten voor, waardoor er voor iedere gelovigen wat wils is. Dominee Visser denkt dat pluraliteit een kracht is maar tegelijkertijd ook een zwakte: “Want ik zie vooral bij jongeren dat die voor identiteit gaan, die willen eigenlijk die moeilijke verhalen van mij helemaal niet horen. (…) Want eigenlijk wil men heel graag vastigheid, identiteit is het goede woord: het moet eenduidig zijn, kort zijn, je moet ergens voor staan en gaan. En ja pluraliteit: waar ga je nu eigenlijk voor? Je vindt alles wel goed! Maar dan zeg ik waar ik voor ga is juist die cohesie. Ik wil juist gaan voor die

pluraliteit dat is mijn identiteit. Dan wordt dat vergeleken met als je een vierkante cirkel hebt, want identiteit en pluraliteit verhouden zich tot elkaar als een vierkant en een cirkel.”

Dominee Visser denkt dat zo een 85 procent van de mensen bij de dienst van De Binnenwaai uit IJburg komt. De Binnenwaai heeft een jongerenwerker en een ‘kinderkerk’ om zo

specifieke leeftijdsgroepen te bereiken. Er is ruimte voor inbreng van de leden en het is voorgevallen dat de dominee iets liever niet wilde maar dat het toch gebeurde, want volgens hem is de kerk van de leden. Echter geldt dit niet voor alle gevallen: “Tenzij het iets is waar ik het echt helemaal niet mee eens ben. Zoals het voorstel om na de zegen, na de dienst te

vragen of iemand nog wat wilde vertellen van wat die de afgelopen week heeft meegemaakt, iets fijns of iets verdrietigs. Dit deden ze in andere kerken en dat moesten wij ook in de

(27)

Binnenwaai gaan doen, dan leren de mensen elkaar goed kennen. Toen heb ik gezegd: ik vind het prima, maar alleen niet na afloop van de kerkdienst. (...) Als je dat na de viering (dienst) nog doet, gaan de mensen alsnog met een lang gezicht naar huis, daarom moet je dat niet doen.”

Dominee Visser heeft niet veel met internet en computers, houdt meer van een echt gesprek, maar zit wel op Facebook en Twitter. Dit komt omdat de PKN dit van hem verlangt: “Je moet je voorstellen, de kerk heeft hier natuurlijk heel veel in geïnvesteerd (in de Binnenwaai) en die hebben tegen mij gezegd: we verwachten wat van jou. We verwachten geen hoge getallen (aantal kerkgangers), we komen ook niet zeuren over de opbrengst van de collecte, maar we willen wel dat je zoveel mogelijk alles uitprobeert, alles wat je maar in huis hebt probeer dat eens uit. Experimenteren is iets wat ik ook graag wil doen en vind dat ik dat ook verplicht ben aan PKA, omdat een experiment de PKA wellicht kan helpen.”

Tot slot is dominee Visser zich er van bewust dat de manier waarop PKN nu georganiseerd is niet lang meer vol te houden is:

“ (...) inmiddels zijn die kerken al veel minder goed onderhouden, gewoon door geld gebrek, het kerkgangers aantal is sterk vergrijsd, de samenleving is steeds gecompliceerde geworden, dus waar we het nog een aantal jaren hebben kunnen uithouden op de reserves gaan we de komende 20 jaar zien dat die reserves op zijn. Dat zal dramatische gevolgen hebben voor alle grote kerken. Dus ik denk dat wij met elkaar de behoefte in de samenleving, van ik wil graag naar een preek, dat is prima maar dan zal je in de auto moeten stappen. Zoals de mensen dat nu ook doen voor de goedkoopste supermarkt.”

Analyse

Dat veruit de meeste kerkgangers uit IJburg afkomstig zijn ligt voor de hand, want de PKN is historisch verweven met stadswijken en dorpsgemeenten. Zo gaat een gelovige uit een andere stadswijk naar de PKN kerk die daar gelegen is. Tevens ligt het voor de hand dat er door de PKN op IJburg een kerk gesticht is, dit past namelijk binnen het organisatiemodel. Dat dit organisatiemodel niet vol te houden is, daar is de PKN zich bewust van, echter lijkt het lastig de eeuwenoude manier van werken te veranderen. Wel probeert de PKN nieuwe initiatieven uit, via de ‘pioniersplekken’, om zo andere manieren te vinden waarin de PKN een plek in de maatschappij kan behouden.

(28)

28

De PKN is feitelijk een franchise, maar het grote verschil met andere franchises is haar organisatiemodel. Namelijk het ‘PKN-reflex’: in iedere stadswijk en dorpsgemeenschap moet een kerk komen, zonder te weten of hier genoeg vraag naar is om financieel levensvatbaar te zijn. Zo kan het zijn dat de Binnenwaai geen geld oplevert of überhaupt zichzelf bedruipen kan. Van de standaardisering van productieprocessen, die bij franchises gebruikelijk is, is bij de Binnenwaai niet veel terug te zien. De voorgangers zijn universitair geschoold en er is binnen de PKN veel ruimte voor hen om hun eigen koers te varen. Verder is de

standaardisering enkel terug te zien in de eis van PKN nieuwe media te gebruiken.

De diaconale werkzaamheden van de Binnenwaai, die tot stand komen doordat de kerk naar ‘witte vlekken’ zoekt, iets waarin zij van betekenis kan zijn voor de buurt, is een voorbeeld van de PKN-neiging alles te willen omvatten. Dit is economisch gezien echter nadelig, omdat dit het freerider probleem met zich meebrengt. Namelijk kan iedere ‘IJburger’ de producten van de Binnenwaai consumeren zonder hier iets voor terug te doen.

De Binnenwaai onderscheidt zich door haar pluraliteit, echter ziet dominee Visser dat pluraliteit een identiteit is die niet bepaald aanslaat. Dominee Visser beschouwd echter het verbinden van mensen (met verschillende achtergronden) als een van zijn taken. De opdracht om als christen goed te doen, is bij de Binnenwaai (en PKN) belangrijker dan een economisch rendabele bedrijfsvoering (wat voor een kerk ook wel logisch lijkt), alleen kan het één

wellicht niet zonder het ander.

Interview kerkgangers

Opvallend is dat alle kerkgangers van de Binnenwaai, die zijn geïnterviewd, van huis uit christelijk zijn. Alle geïnterviewden zijn gedoopt en gaan van kinds af aan naar de kerk. Uiteraard zijn alle kerkgangers minstens eenmaal van kerk gewisseld omdat de Binnenwaai pas vier jaar bestaat. De geïnterviewde kerkgangers zijn allemaal op IJburg woonachtig. De kerkgangers kenden de Binnenwaai via hun christelijke netwerk.

De kracht van De Binnenwaai lijkt haar pluraliteit te zijn( maar zoals dominee Visser reeds aangaf is dit ook haar zwakte): “Wat mij aanspreekt is dat het een kerk is waar van allerlei mensen rondlopen, inlopen, uitlopen. Van allerlei kleuren achtergrond qua geloof, dat is tegelijk ingewikkeld. Ik vind dat heel spannend en boeiend hoe dat nu gaat, omdat ik zelf wel van stevig intellectuele preken houd waar heel goed gekeken wordt van wat staat er nou precies, hoe kun je het nou zien.”

(29)

Typerend voor de cultuur binnen PKN is de uitspraak van een kerkganger en tevens

studentenpastor bij de PKN: “(…)ik vind het eigenlijk voor mij als mens een soort opdracht dat ik mij verhoud tot allerlei verschillende mensen want ik ben ook maar een.”

Dat het ingewikkeld is om, in een kerk met zo veel verschillende religieuze stromingen, het iedereen naar de zin te maken blijkt uit de reactie van deze kerkganger: “Wij hebben het idee dat hij (de dominee) probeert laagdrempelig te zijn en dat is hij ook wel maar hij doet dat soms op een manier waarbij hij zo zeer over twijfels spreekt. Dan spreekt hij over twijfels en dat hij zelf ook niet alles gelooft wat er in de Bijbel staat en dat hij ook af en toe zegt: zo er een God is. Ja dan, dan raak je ons kwijt. Dat stuit ons erg tegen de borst, dat vinden wij geen goede manier. Je staat voor het geloof of niet(…) De een gelooft alles klakkeloos wat er in de Bijbel staat en de ander vindt dit moet je zo bekijken dat zo en dat zal allemaal wel maar- en het gaat er ook niet om dat ik alles precies wil geloven- maar ik geloof toch in grote lijnen wat er in de Bijbel staat en daar hou ik me aan vast.”

De respondenten geven verschillende redenen aan waarom zij naar de kerk gaan. Het kerkbezoek: houdt je een kritische spiegel voor, geeft aanzet tot nadenken en laat je tot nieuwe inzichten komen. Maar ook als kernlid de anderen het gevoel geven dat ze er bij horen, gezien worden. Dat ook hun leven er toe doet en dat je met de kerk een bijdrage levert aan een betere samenleving. Eén der respondenten antwoordde:

“Als ik als gelovige naar de kerk ga dan wil ik heel graag geraakt worden, iets nieuws horen waar ik ineens van denk zo is het op dit moment voor mij. Soms wordt ik ontroert door een heel mooi lied of door een uitspraak van de predikant in het gebed of in de preek, dan treft een regel uit de Bijbel mij die net iets anders wordt uitgelegd dan ik gewend ben en ineens iets nieuws hoor. Dat wat mij raakt daar moet ik het gevoel van hebben dat dit zinvol is voor mijn leven, waar ik nu mee bezig ben.”

Er is ruimte voor inbreng van de kerkgangers bij de Binnenwaai, je kunt de dominee bellen, mailen of aanspreken voor en na de dienst. Tevens is er een keer in de zoveel tijd een gespreksgroep die door dominee Visser wordt geleid. De Binnenwaai is dan wel een plurale geloofsgemeenschap waar ruimte is voor inbreng, maar dominee Visser laat niet alles toe:

“(…) ik zou graag een alphacursus willen beginnen hier, maar daar ziet hij (dominee Visser) dan tegenop dan wordt het teveel volgens hem. Ja, misschien vindt hij dat ook te

(30)

30

Analyse

Volgens Iannaccone (1998) en Finke en Stark (1992) hebben liberale protestante denominaties het moeilijk (p. 1471-1472) en proberen ze aantrekkelijk te zijn voor de

mainstraim (in Amerika) door minder van hun aanhangers te eisen en een lossere doctrine aan te bieden (p. 1902). Dit lijkt overeenkomstig met de manier waarop de PKN en de

Binnenwaai zich manifesteren en komt gedeeltelijk voort uit het organisatiemodel en de historische verwevenheid met stadswijken en dorpsgemeenten. De Binnenwaai is als onderdeel van de PKN een generalist op de religieuze markt en zijn organizational memory kan zowel haar voordeel als nadeel zijn. Zo kan een generalist, door haar ingebouwde routines, zich maar langzaam aanpassen aan een veranderende omgeving. Het ogenschijnlijk onhoudbare organisatiemodel van wijkgemeentes is hiervoor exemplarisch.

(31)

Hillsong Amsterdam

In dit hoofdstuk worden de observaties bij Hillsong Amsterdam, het interview met Arjan Niemeijer en de interviews met de kerkgangers besproken. Tevens worden interessante uitkomsten geanalyseerd en verbonden met relevante literatuur.

Observaties

Bij Hillsong zijn het de leden die voor de ontvangst zorgen. Bij regen komt er iemand naar de bezoekers toe om hen met een paraplu droog te houden, wanneer zij hun fiets vastzetten. Ook bij binnenkomst zijn er meerdere momenten waarop bezoekers welkom worden geheten. Dit heeft gedeeltelijk te maken met de grootte van ‘Panama’ waar men mogelijk niet precies weet waar de dienst zal starten, maar voornamelijk met de intentie nieuwe mensen goed op te vangen.

De dienst bij Hillsong verloopt in een vast stramien: het begint altijd met een aantal liedjes, die op het podium worden gezongen door drie zangers, begeleid door de band. De muziek heeft een erg eigentijds en popachtig karakter. De tekst van de liedjes wordt op grote

schermen getoond en is voorzien van Nederlandse vertaling. De kerkgangers zingen de liedjes mee, gaan hierbij staan en klappen en bewegen ook mee. Dan volgen de ‘huishoudelijke mededelingen’ waarin ook de ‘upcoming events’ worden aangekondigd. Deze

aankondigingen worden niet zelden begeleid door een (zeer professioneel uitziend)

promotiefilmpje. Na tussendoor weer een liedje te hebben gespeeld is het tijd voor een korte preek, waarin niet per se een Bijbelvers wordt aangehaald. Tevens wordt hier aandacht geschonken aan ‘personal prayer’, dat zijn persoonlijke wensen van kerkgangers die van papier worden voorgelezen door de voorganger. Dit loopt uiteen van gelukwensen bij

examens tot het vinden van een partner. Deze korte preek wordt afgesloten door een moment waarin men wordt aangespoord een aantal minuten met de persoon naast zich te praten. Om het ijs te breken worden suggesties gedaan waarover je kan spreken, komische luchtige zaken als: what’s your favourite ice cream flavour. Vervolgens wordt er weer een liedje gespeeld en volgt de grote preek. In de grote preek worden wel geregeld teksten uit de Bijbel aangehaald. Aan het eind van deze preek wordt er gezamenlijk gebeden en wordt er gevraagd of er iemand in de zaal God gevonden heeft. Deze mensen worden aangespoord hun hand in de lucht te steken, volgens de voorganger in privacy omdat iedereen met zijn ogen gesloten in gebed is.

(32)

32

Tijdens dit moment is de groepsdruk om je hand op te steken voelbaar, ook omdat de voorganger hier lang bij stil blijft staan en er herhaaldelijk om vraagt. Tot slot wordt er ter afsluiting nog een liedje gespeeld.

Na afloop van de dienst is er tijd en ruimte voor een praatje. Er wordt drinken geschonken in de benedenruimte en er zijn leden van Hillsong die kerkgangers/bezoekers aanspreken. Zij worden bijvoorbeeld gevraagd of zij eens naar een ‘connectgroup’ willen komen.

Emailadressen worden genoteerd, om zo later contact op te nemen.

De voorganger draagt normale kleding en maakt geregeld gebruik van populair taalgebruik: that is so cool! Wanneer de voorganger aan het woord is speelt de band zachtjes op de achtergrond. Bij de ‘huishoudelijke mededelingen’ wordt er een luchtig deuntje gespeeld. De preek wordt ondersteund door een laag keyboardgeluid wat een spanning opbouwend effect heeft. In de grote preek worden Bijbelverzen aangehaald ter ondersteuning van het

inhoudelijke verhaal. De inhoud is erg op persoonlijke ervaringen gericht, in het bijzonder op persoonlijke onzekerheden en de ondersteunende rol die Hillsong en de Bijbel hierin kunnen spelen. Om bepaalde gedeelten van de preek extra te benadrukken wordt er een paar seconden niks gezegd om de woorden te laten inzinken en eventueel worden deze woorden herhaald.

Er zijn kerkgangers, voornamelijk leden, die kleine kreetjes slaken wanneer zij het erg met de voorganger eens zijn. Zoals: yeah!, that’s right!, yeah awesome! Tijdens de muziek, waarbij het gebruikelijk is dat iedereen gaat staan, zijn er kerkgangers die hun handen omhoog steken en hun ogen sluiten. Voor en na de dienst zijn het voornamelijk de leden die een praatje met je maken. De leden hebben een open houding en zijn erg geïnteresseerd. Er hangt een duidelijke groepssfeer bij Hillsong en als buitenstaander wordt je op verschillende manieren uitgenodigd je bij deze groep aan te sluiten.

De website van Hillsong Amsterdam ziet er gelikt uit, er is veel gebruik gemaakt van foto’s en op het beginscherm is direct af te lezen wanneer de volgende bijeenkomsten en diensten zijn. Wat verder opvalt, is dat er in grote letters: welcome home staat, wat impliceert dat Hillsong graag wil dat mensen zich bij hen thuis voelen.

Hillsong Amsterdam zit ook op Facebook en Twitter. Er wordt niet dagelijks getweet door Hillsong Amsterdam, om de paar weken wordt er een aantal dagen niet getweet. De dagen dat er wel wordt getweet zijn dat vaak meerdere berichten per dag. Op Facebook is dat hetzelfde,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Maar de Cypriotische kunstenaar Lefteris Olympios gaat zijn eigen gang?. Olympios verbeeldt hoop

475.. Deze vrijheid gold ook voor haar ver- tegenwoordigers in gemeenteraden, Sta- ten en Kamers, die geacht werden de christelijk-historische beginselen uit te dra- gen,

Deze studie heeft tot slot aan het licht gebracht dat religiositeit bij katholieken niet in de eerste plaats in woorden wordt uitgedrukt maar dat het veel meer wordt belichaamd; het

Echter, niet alleen niet meer vandaag de dag, zoals Hellemans stelt – ook in de negentiende eeuw zoals geïl- lustreerd door het Nederlandse Réveil in de kwestie rondom de afschaffing

Ik noem een ander voorbeeld: De kleine Mohammed van tien jaar roept, tijdens het uitdelen van zakjes chips voor een verjaardag van een van de kinderen uit de klas: ‘Dat mag niet,

Halleluja, en kunnen allen antwoorden: Amen. Deze is de Kerk, van welke alle zichtbare kerken op aarde slechts dienaren en hulpmiddelen zijn. Zij zullen zijn het

Voor sommige gelovigen kan het een schokkende gedachte zijn, voor anderen is het de evidentie zelve: geloven en zeker weten, gaan niet samen.. Zodra je iets zeker weet, valt er

• De Franse regering staat niet achter de cartoons, maar achter het kunnen maken van de cartoons.. Laïcité