• No results found

De religieuze generatiekloof

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De religieuze generatiekloof"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De religieuze generatiekloof

TOKE ELSHOF

In dit artikel - uitwerking van mijn lezing op een VDLG-studiedag - schets ik een generatiegebonden wijze van religieus zijn en enkele gevolgen daarvan voor het vak godsdienst/levensbeschouwing.

Dit artikel komt voort uit mijn pastorale werk onder jongeren: randgroepjongeren, kerkelijke jongeren, en jongeren in ziekenhuis en gevangenis. Ik ervoer daar, dat ook zij te maken krijgen met

grenservaringen, en dat die hen met de ambivalentie van het bestaan confronteren. Deze achtergrond werkt door in mijn huidige taak als docent catechetiek, in mijn visie dat het vak GL een dienst is: het helpt leerlingen omgaan met de ambivalentie van het leven door hen in contact te brengen met inzichten en ervaringen vanuit de wereld van godsdienst en levensbeschouwing.

Dit artikel komt ook voort uit mijn onderzoek naar de ontwikkeling van katholieke religiositeit (Elshof, 2008), waarin ik zag hoe de religie (of het religieus verlangen) niet zozeer verdwijnt, maar andere vormen aanneemt. En binnen elke generatie op een eigen wijze. Die generatiegebonden wijze van religieus zijn schets ik hier. Ik neem 1970 als scharnierpunt: mensen die eerder geboren zijn en tot de protestgeneratie en de verloren generatie behoren, worden hier als de oudere generaties beschouwd, en mensen die na 1970 geboren zijn en die bij de pragmatische generatie (Becker 1992) en de Einsteiners horen, gelden als de jongeren (Boschma & Groen, 2006). Beide groepen zal ik hieronder met telkens tegengestelde kenmerken religieus typeren, waarbij ik me focus op de jongeren. Ik eindig met wat de hedendaagse religieuze beleving van jongeren betekent voor GL.

Het vak GL helpt leerlingen omgaan met de ambivalentie van het leven door hen in contact te brengen met inzichten en ervaringen

vanuit de wereld van godsdienst en levensbeschouwing. Claustrofobie versus agorafobie

Het eerste kenmerk van de religieuze oriëntatie van de oudere generaties is de gekozen afstand tot de kerkelijke religie. Het is een religiositeit van individuele emancipatie: voorgegeven, collectieve

manieren van religieus zijn, maken plaats voor vormen die aansluiten bij eigen gevoel en overtuiging. In dat proces worden voorgegeven kerkelijke kaders als bevoogdend ervaren en als een belemmering beschouwd voor de persoonlijke religieuze ontplooiing. Oosterveen (2010) gebruikt er de term

claustrofobie voor: de angst voor ruimtes die te klein zijn, waar je niet uit kunt en waarin je dreigt te stikken.

Onder jongeren, voor wie die individuele vrijheid op allerlei gebieden al bevochten is, vertoont zich een omgekeerde beweging. Zij lijken vooral last van pleinvrees te hebben. Want het individu dat enigszins verloren raakt in de weidsheid van de mondiale wereld zoekt niet nog meer ruimte, maar verlangt naar beschutting en vertrouwdheid.

Individuele versus gedeelde beleving

Bij de individuele zoekreligiositeit onder de oudere generaties is een gelovige gemeenschap minder belangrijk. “Om te geloven heb ik de kerk niet nodig”, is het motto. Niet alleen bij onkerkelijke, ook bij kerkelijke gelovigen kun je je afvragen of de kerk een plaats is van gezamenlijke geloofsbeleving. Niet zelden gaat men naar de kerk, omdat men lector is of koorlid. Dat roept de vraag op of ook oudere kerkleden hun geloof niet vooral individueel beleven.

(2)

Geletterd versus analfabeet

Oudere generaties zijn vertrouwd met godsdienstige verhalen, symbolen, waarden en normen. Ze herkennen de doorwerking van de godsdienst in het culturele en maatschappelijke leven en de waardeoriëntatie. Ouderen zijn religieus geletterd.

Jongeren daarentegen zijn religieus analfabeet (Nissen 2011b). Ze groeien op zonder als vanzelf in aanraking te komen met godsdienstige namen, rituelen, symbolen en inzichten, waardoor ze een groot gedeelte van de maatschappij en de cultuur niet kunnen begrijpen. Ze zijn ook niet vertrouwd met taal of symboliek die kunnen helpen bij grenservaringen. Zo kan ik me in het ziekenhuis waar ik werkte een stel herinneren, dat net een baby had gekregen die zo ziek was dat het zou overlijden. Die jongelui waren naar mij doorverwezen, omdat ze dachten dat het zou helpen om het kind te dopen. Ik merkte echter dat ze geen idee hadden van de betekenis van de doop en een Onze Vader hun volslagen onbekend voorkwam. Het ontbreken van religieus vocabulaire betekende in hun geval niet dat ze geen religieuze vragen en verlangens hadden, maar wel dat zij die moeilijk nader konden articuleren om er verder mee te komen.

Actief versus afwachtend

Ouderen zijn relatief actief op religieus vlak. Ze neigen tot openheid voor inzichten voor andere religies: andere christelijke, maar ook oosterse levensbeschouwingen.

Bij jongeren geldt dat niet. De aantrekkingskracht van New Age spiritualiteit is voor jongeren niet groter dan de aantrekkingskracht van de kerken (De Hart, 2007). En die is klein. Er is dus groei van niet-binding. Slechts een vijfde van de jongvolwassenen beschouwt de een of andere godsdienst zelfs maar als inspirerend, laat staan dat jongeren iets als binding overwegen. Het beeld dat jongeren massaal zouden shoppen op de religieuze markt, klopt dus niet. De meeste jongeren zijn er niet in geïnteresseerd. Ze vinden het prima als anderen er behoefte aan hebben, maar voor henzelf hoeft het niet. Jongeren zijn religieus afwachtend.

Jongeren hebben er last van dat ze geen referentiekader hebben, dat hen erbij helpt om uit de losse flarden waarin hun leven soms uiteen kan vallen, weer een nieuw geheel te maken. Reflectief versus consumptief

Ouderen zijn reflectief religieus. Ze staan stil bij hun persoonlijke visie, ervaringen en gevoelens. Onder jongeren ligt dat anders. Jespers (2007) constateert bijvoorbeeld dat nieuwe spiritualiteit bij ouderen gekenmerkt wordt door aandacht voor bezinning en verdieping. Maar de ’audience cult’ van de New Age heeft onder jongeren plaats gemaakt voor de ‘client cult’ van esoterie, magie en het paranormale. De jongere nieuw spirituele generatie maakt gebruik van diensten van mediums en behandelaars, die via attributen als kaarten en amuletten de hulp inroepen van hogere sferen en krachten, in de hoop op een wonderlijke oplossing van lichamelijke, geestelijke en sociale problemen. Zij vertonen vooral een consumptieve houding.

Ook als het bovennatuurlijke geen rol speelt, is de levensoriëntatie onder jongeren vooral pragmatisch en fragmentarisch, zegt Hijmans (1997). Die levensoriëntatie is niet bezinnend, maar heeft

onbevraagde en vanzelfsprekende trekken en komt naar voren in het handelen en in het realiseren van concrete behoeftes in het hier en nu. Waarbij ‘van het leven genieten’ een belangrijke waarde en zelfs een dure plicht is (Van Dijk-Groeneboer, 2008). Zo laat Kaski onderzoek zien, dat veel jongeren en jongvolwassenen (ruim 40% van de 18-40 jarigen) zich het liefste zo weinig mogelijk met

problemen bezig houden, wanneer ze die tegenkomen. Problemen bieden ze vooral het hoofd door zoveel mogelijk door te gaan met werk of met studie (Kregting & Sanders 2003).

Uitstelgedrag versus directe bevrediging

(3)

ervaringen van gebrek en gemis goed moet maken. Onder de hedendaagse senioren (60 plussers) krijgt het uitstelgedrag uitdrukking in de rol van het pensioen. De huidige geseculariseerde oudere droomt van een aards vertroostend paradijs en wel in de laatste levensfase van het gepensioneerde bestaan. De hemel is volgens hem niet afgeschaft, maar verplaatst.

Misschien kun je in het verlengde van De Lange zeggen dat jongeren het verlangen naar geluk nog dichterbij halen: genieten is een dure plicht geworden, die eigenlijk geen uitstel verdraagt. Men verlangt directe bevrediging: als er overduidelijk geen feestje is, wordt het geëist, en als het alsnog niet komt, vallen er klappen; zo dwingend is de hedonistische moraal, volgens de socioloog El Hadioui op 1 oktober 2012 in Trouw naar aanleiding van het Project X in Haren.

Impliciet versus expliciet

Ouderen zijn vooral op een impliciete manier religieus. Het religieus zijn krijgt geen vorm op een voor anderen herkenbare manier. Dat men iets vanuit religieuze motieven doet, weten anderen vaak niet. Dit impliceert overigens geen privatisering van de religiositeit: veelal juist niet. Juist religieus bewogen mensen zetten zich in op allerhande manieren. Dat wordt echter niet via henzelf bekend, maar komt bijvoorbeeld naar voren als opvallend onderzoeksresultaat naar geefgedrag (Schuyt, 1997).

De jongere generaties hechten meer aan het expliciet maken van het religieuze. Dat zag ik in de gevangenis bij de religieuze tatoeages, dat zie ik bij mijn studenten die wel een kruisje om hun hals hebben hangen, bij de moslimmeisjes die kiezen voor de hoofddoek en de jongere generatie priesters die het boord weer draagt.

Dat jongeren open staan voor religiositeit als authentieke ervaring en verhaal dat zin en samenhang schept, is vanuit het perspectief van de vreemdheid van religie bemoedigend. Harmonie versus onderscheid

Nauw met het vorige onderscheid verweven is de neiging onder ouderen om het onderscheidende van een godsdienst te relativeren. In de omgang met andere religies zoeken zij naar de grootste gemene deler, naar wat bindt en overeenkomt, naar religieuze harmonie.

Jongeren zijn echter nieuwsgierig naar het onderscheidende. Ze zijn niet positief geïnteresseerd in religieuze systemen, maar kunnen wel open staan voor het authentieke religieuze verhaal en ervaring (Elshof/Van Kerkhoff, 2011). Zij zijn er daarbij niet zomaar van overtuigd, dat het in de diverse religies ten diepste om hetzelfde gaat. Zij zoeken en zien meer het religieuze onderscheid.

Immanent versus transcendent

Tot slot: onder ouderen is de geloofsbeleving meer immanent. Een hemelse dimensie heeft aan betekenis ingeboet, evenals rituelen en symbolen die naar transcendentie verwijzen. Niet zelden zijn ze weggezet als lege en inhoudsloze vormen. Het geloof in God maakt plaats voor een geloof in het goddelijke of in ‘iets’ dat eventueel goddelijk genoemd zou kunnen worden. Dat goddelijke heeft niet zozeer een buitenaf en komend karakter; het goddelijke is eerder in wording, en wel van binnen uit, in en tussen mensen. De religiositeit krijgt handen en voeten in de inzet voor vrede, voor menselijke waardigheid en gelijkberechtiging, voor het milieu of armoedevragen.

Onder jongeren neemt de aandacht voor transcendentie toe. Soms in de vorm van een paranormale werkelijkheid, of een bovennatuurlijke werkelijkheid waarin geesten of overleden voorouders figureren, als een orde van lot en toeval, of als een cyclisch gebeuren met eeuwige processen van dood en wedergeboorte. En soms, onder kerkelijke jongeren als een mysterieuze ruimte ‘van God’. Symbolen en rituelen, vaak individueel gekozen en soms ook op een eigen wijze ingevuld, zijn behulpzaam bij de omgang met transcendentie, hoe die dan ook gedacht wordt. Voor mij is het een spannende vraag of deze nogal verticaal gerichte religiositeit oog heeft voor het heil van de ander en van de wereld. Gevolgen voor het vak GL

(4)

ze niet voor gekozen hebben? Omdat de ruimte me ontbreekt, sta ik hier kort stil bij wat mij het belangrijkste aanknopingspunt lijkt: de vreemdheid van religie.

Daarbij denk ik allereerst aan de onbekendheid met religie onder jongeren. Ze zijn weinig vertrouwd met religieuze verhalen en ervaringen en hebben er amper een vocabulaire voor. Met de gebroken levens van de jongeren die ik heb ontmoet in mijn achterhoofd, kan ik alleen maar constateren dat jongeren, wanneer ze het in hun leven moeilijk krijgen, er last van hebben dat ze geen referentiekader hebben, dat hen erbij helpt om uit de losse flarden waarin hun leven uiteengevallen is, weer een nieuw geheel te maken. De jongeren die het Kaski onderzoek noemt en die de tegenslagen in hun leven opvangen door nog harder te werken of te studeren, zijn illustratief. Ze kunnen proberen om de klappen die het leven hun heeft gegeven, te vergeten; ze kunnen die echter niet verwerken. Want gebeurtenissen kunnen enkel verwerkt worden, wanneer ze opgenomen worden in een

referentiekader dat er zin en samenhang aan geeft. Dat jongeren min of meer open staan voor religiositeit, niet als systeem maar wel voor religiositeit als authentieke ervaring en verhaal dat zin en samenhang schept, is juist vanuit het perspectief van de vreemdheid van religie dan ook

bemoedigend.

Een andere kans vormt de vreemdheid die eigen is aan religie zelf. Het kenmerkt de religie, dat die het individuele leven in verband brengt met een werkelijkheid die dat individuele overstijgt en een

inbedding geeft. Het individu wordt in relatie gebracht. Door het ‘ik’ te relateren aan de ander, ook met een hoofdletter, wordt dat ‘ik’ gerelativeerd: uit het centrum van het universum weggehaald. Elke religie de-centreert. Elke religie bestrijdt dat het ‘ik’ autonoom is en zelfredzaam, dat het leven maakbaar is en te construeren. Elke religie stelt dat het menselijke leven niet maakbaar is, maar ontvangen wordt en dat mensen op de genade van de A/ander zijn aangewezen. Met zulk een opvatting over mens zijn is iedere religie in wezen vreemd aan de huidige neoliberale levensvisie.

Het zijn wellicht de vreemde en weerbarstige kanten van de religie, die jongeren iets gaan zeggen op de vreemde en weerbarstige momenten in hun leven. Weerbarstigheid van religie niet uitfilteren

De weerbarstigheid van de religie is echter niet alleen vreemd. Ze is ook vertrouwd en komt overeen met de weerbarstigheid en de vreemdheid van het leven zelf. Daar komen mensen vaak pas achter, als ze ervaringen opdoen die ze niet in kunnen passen in het ideaal en de plicht van het autonome maakbare gelukkige leven. Elk leven zal zulke ervaringen kennen.

Voor het vak GL betekent dat volgens mij het volgende noodzakelijke besef. Voor een groeiende groep leerlingen is dit vak de enige plek, waar ze op een gestructureerde manier met religie in

aanraking komen. De daar opgedane inzichten en houdingen moeten dus een leven lang mee. Om die reden wil ik bepleiten dat het vak, in de manier waarop religies ter sprake komen, de vreemde en de weerbarstige elementen van de religies er niet uit filtert, omdat die niet aan zouden sluiten bij de vragen en ervaringen van leerlingen op dat moment. Juist omdat de opgedane inzichten en houdingen een leven lang mee moeten, moet het vak ook aandacht besteden aan die aspecten van de

godsdienst die niet aansluiten. Want het zijn wellicht de vreemde en weerbarstige kanten van de religie, die jongeren iets gaan zeggen op de vreemde en weerbarstige momenten in hun leven.

Literatuur

Becker, H. (1992). Generaties en hun kansen. Meulenhoff.

Boschma, J & Groen, I. (2006). Generatie Einstein. Pearsom Education. Dijk - Groeneboer, M. van, e.a. (2008). Godsdienst: Lekker belangrijk! Tilburg. Elshof, T. (2008). Van huis uit katholiek. Eburon.

Elshof, T. & Kerkhoff, E. van (2011). Geloven in de ontmoeting. In: Narthex 11(2011)3, 42-47 Hart, J. de (2007). Postmoderne spiritualiteit. In: God in Nederland 1996-2006. Ten Have/RKK. Hijmans, E. (1997) Je moet er het beste van maken. ITSW.

Jespers, F. (2007). De paramarkt. New age en volksgeloof. In: Religie en Samenleving 2(2007)2, 125-144. Kregting, J. & Sanders, J. (2003). Waar moeten ze het zoeken? Kaski nr. 510.

(5)

Nissen, P. (2011a). We laten ons wijsmaken dat we allen mystici zijn. Volzin 10(2011)22, 14-19

Nissen, P. (2011b). Vensters op een andere wereld die tegelijkertijd de onze is. Lezing presentatie Project “Vensters op katholiek geloven”, november 2011.

Oosterveen, L. (2010). Tussen claustrofobie en pleinvrees. In: Wegwijs. Tijdschrift voor Geestelijk leven 3 (2010)9, 5-14.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ook bij secularisatie dient herhaald te worden dat het niet het einde van religie als dusdanig aankondigt, maar alleen het einde van de dominantie van enke- le wereldreligies. In

Medewerkers die de e-learning module hebben afgenomen hebben hun kennis over mensen met niet zichtbare beperkingen vergroot, ze zijn geraakt door de filmpjes waarin je iemand met

dium et spes’ 4.. Een tweede belang is het zicht dat deze studie geeft op het leefwereldperspectief: op de beleving van het leven ‘van binnen uit’ en op de ontwikkeling van

© 2003 Hope Publishing Company/Small Stone Media

Hoewel deze studie zich richt op het in kaart brengen van de vormen van religieuze coping die deze islamitische respondenten gebruiken, geven wij ook de niet-

For merger and acquisition deals in the United Kingdom post-crisis, the merger wave started in 2014 has a positive effect on the abnormal return experienced by the acquiring firm’s

In our pooled analysis of only women participating in randomized trials, we observed that despite treat- ment with new-generation stents, increasing total stent length per patient

The conclusions are: most of peat in the study area had been mineralised and has turned to organic rich soil with carbon content between 20 to 40 %, the key sources of water –