• No results found

IFRS versus U.S. GAAP and earnings management

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "IFRS versus U.S. GAAP and earnings management"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

IFRS versus U.S. GAAP

&

Earnings management

Bachelor scriptie Accountancy & Control (2013-2014) Faculteit Economie en Bedrijfskunde

Yuner (Maggie) Pan (10191658)

Begeleider: E. M. Van der Veer

Inleverdata:

Eerste versie: 21 juni 2014 Eind versie: 30 juni 2014

(2)

Abstract

Door de globalisering en internationalisering van financiële markten is het steeds meer van belang om algemene verslaggevingsregels voor de externe financiële rapportage te standaardiseren. Hierdoor is een discussie ontstaan welke set van standaarden, IFRS of U.S. GAAP, dé internationale standaard voor de jaarrekening dient te worden. De set van accountingstandaarden moet de accounting kwaliteit verhogen en hiermee toekomstige boekhoudschandalen voorkomen. De accounting kwaliteit gaat gepaard met earnings quality, wat weer afhangt van het niveau van earnings management. Om deze reden wordt in dit literatuuronderzoek een vergelijking gegeven om de volgende onderzoeksvraag te beantwoorden:

Welke set van standaarden, IFRS of U.S. GAAP, beperkt de mogelijkheid tot het toepassen van earnings management meer?

De keuze om een literatuuronderzoek te doen is gebaseerd op het feit dat voorgaande onderzoeken over dit onderwerp voornamelijk empirisch van aard zijn. In dit literatuuronderzoek wordt er gefocust op de volgende vier criteria: de flexibiliteit en de complexiteit van de twee sets van accountingstandaarden, het centraal toezicht op de gehanteerde accountingstandaarden, de onafhankelijkheid van de Raad van Bestuur en de aanwezigheid van een auditcomité bij de audit.

Uit dit onderzoek blijkt dat IFRS de mogelijkheid om earnings management toe te passen meer beperkt dan U.S. GAAP. Ten eerste biedt IFRS meer vrijheid bij adoptie. Ten tweede zorgt IFRS voor verbeterde vergelijkbaarheid wat vervolgens leidt tot meer transparantie. De vergelijkbaarheid verhoogt de informatiekwaliteit en werkelijke economische prestatie van ondernemingen. Dit zorgt ervoor dat een derde partij de financiële situatie van een bedrijf eerder kan doorzien dan wanneer er in elk land een eigen lokale set van standaarden wordt toegepast. Deze voordelen verlagen de kosten en versterken de supervisie van investeerders van multinationals. Investeerders kunnen hierdoor als externe controle functioneren. Ten slotte wordt in dit literatuuronderzoek ook rekening gehouden met de overweging van de SEC om IFRS te introduceren voor Amerikaanse beursgenoteerde ondernemingen in de Verenigde Staten, en ook met het feit dat de FASB en de IASB steeds meer samenwerken om een meer principles-based U.S. GAAP te creëren. Uit de overweging van de SEC en de samenwerking van de FASB en de IASB komt naar voren dat de rules-based standaard minder goed functioneert dan de principles-based standaard.

(3)

Inhoudsopgave

Abstract 2

1. Inleiding 4

2. Twee sets van standaarden 7

2.1 IFRS (principles-based) 7

2.2 U.S. GAAP (rules-based) 7

3. Earnings management 9

3.1 Wat is earnings management? 9

3.2 Income smoothing 11

3.3 Motieven voor earnings management 11

3.3.1 Bonusmotief 12

3.3.2 Politieke kosten als motief 12

4. Principles-based, rules-based en earnings management 13

4.1 IFRS en earnings management 13

4.1.1 Flexibiliteit en complexiteit 14

4.1.2 Centraal toezicht 16

4.1.3 Onafhankelijkheid van de Raad van Bestuur 18 4.1.4 Aanwezigheid van extern auditcomité 20

4.1.5 Institutionele factoren 21

4.2 U.S. GAAP en earnings management 22

4.2.1 Flexibiliteit en complexiteit 23

4.2.2 Centraal toezicht (SEC) 26

4.2.3 Onafhankelijkheid van de Raad van Bestuur 27 4.2.4 Aanwezigheid van extern auditcomité 29 4.3 Twee sets van standaarden en earnings management 30

5. Conclusie 33

6. Referenties 35

(4)

1. Inleiding

Door de globalisering en internationalisering van financiële markten in de laatste decennia, is het steeds meer van belang om algemene richtlijnen en verslaggevingsregels voor de externe financiële rapportage te standaardiseren (JeanJean & Stolowy, 2008). De twee belangrijkste sets van internationale standaarden voor beursgenoteerde bedrijven zijn op dit moment de ‘International Financial Reporting Standards’ (IFRS) en de Amerikaanse ‘Generally Accepted Accounting Principles’ (U.S. GAAP). IFRS zijn ‘principles-based’ standaarden die zijn opgesteld door de International Accounting Standards Board (IASB). Deze standaarden worden voornamelijk toegepast in Europese landen. U.S. GAAP is daarentegen een ‘rules-based’ standaard die is opgesteld door de Financial Accounting Standards Board (FASB). U.S. GAAP is oorspronkelijk afkomstig uit de Verenigde Staten (Van der Meulen, Gaeremynck, & Willekens, 2007).

In 2002 kwamen de grote boekhoudschandalen van Enron, Worldcom en Xerox in de Verenigde Staten aan het licht. Hierdoor ontstond er kritiek op U.S. GAAP. Het voornaamste punt waarop kritiek werd geleverd was dat U.S. GAAP zich teveel richt op het toepassen van specifieke regels en niet op principes (Gaeremynck & Van der Meulen, 2003). Verder werd er kritiek geleverd op het feit dat het voor managers van bedrijven mogelijk was om de winst te sturen via earnings management. Earnings management ontstaat wanneer managers bij het toepassen van een accountingstandaard hun eigen oordeel zodanig gebruiken dat de structuur van transacties in de financiële rapportage verandert. Hierdoor worden belanghebbenden misleid door onwerkelijke economische prestaties van het bedrijf (Healy & Wahlen, 1999).

Het boekhoudschandaal van Enron is hier een voorbeeld van. Enron had onder de ‘rules-based’ standaard een constructie ontwikkeld om schulden te verbergen (Nobes, 2005). Dit leidde tot een overwaardering van het eigen vermogen en de winst. Enron had ook de opbrengst overgewaardeerd om de winst te sturen. Op deze manier speelde earnings management een belangrijke rol bij het ontstaan van het boekhoudschandaal (Gaeremynck & Van der Meulen, 2003; Nobes, 2005). Ook in Nederland zijn dit soort boekhoudschandalen voorgekomen. In 2003 werd ontdekt dat de Nederlandse onderneming Ahold zijn omzet opblies door middel van earnings management (NRC, 2008). Deze catastrofe zorgde ervoor dat men in Europa een

(5)

wantrouwend beeld kreeg van de financiële rapportage (Gaeremynck & Van der Meulen, 2003).

Als gevolg van dit soort schandalen heeft het Europees Parlement op 19 juli 2002 alle Europese beursgenoteerde ondernemingen verplicht gesteld om vanaf 1 januari 2005 IFRS toe te passen op hun geconsolideerde jaarrekening (Zéghal, Chtourou & Sellami, 2011). Het doel van het verplichtstellen van IFRS was het verbeteren van de kwaliteit van accounting informatie. Bovendien zou IFRS de vergelijking van accounting prestaties van bedrijven in verschillende landen vergemakkelijken (JeanJean & Stolowy, 2008). Dit zou komen door het principe van ‘true and fair view’ van de jaarrekening (Gaeremynck & Van der Meulen, 2003). De verplichte invoering van IFRS toont aan dat de rules-based benadering van U.S. GAAP niet geschikt werd bevonden om earnings management te voorkomen (Bennet, Bradburry & Prangell, 2006).

IFRS is inmiddels al een aantal jaar van toepassing in Europa. Echter, er zijn nog veel discussies gaande over de verbetering van de kwaliteit van accounting informatie (Leuz, 2003). Er is een aantal studies die erop wijst dat IFRS geen of weinig invloed heeft op earnings management (Ahmed, Neel & Wang, 2013; JeanJean & Stolowy, 2008; Yip & Young, 2012). Om een oplossing voor deze discussie te kunnen geven, wordt een literatuuronderzoek gedaan op basis van een vergelijking tussen IFRS en U.S. GAAP. Hierbij wordt earnings management als maatstaaf gebruikt. De vraag die hieruit ontstaat is:

Welke set van standaarden, IFRS of U.S. GAAP, beperkt de mogelijkheid tot het toepassen van earnings management meer?

Er is gekozen voor een literatuuronderzoek omdat voorgaande onderzoeken over dit onderwerp voornamelijk empirisch van aard zijn. In dit literatuuronderzoek wordt er gefocust op de volgende vier criteria: de flexibiliteit en de complexiteit van de twee sets van accountingstandaarden, het centraal toezicht op de gehanteerde accountingstandaarden, de onafhankelijkheid van de Raad van Bestuur en de aanwezigheid van een auditcomité bij de accountantscontrole.

Uit dit onderzoek blijkt dat IFRS de mogelijkheid om earnings management toe te passen meer beperkt dan U.S. GAAP. Ten eerste biedt IFRS meer vrijheid bij adoptie. Daarnaast zorgt IFRS voor verbeterde vergelijkbaarheid van de jaarrekening van bedrijven uit verschillende landen. Deze vergelijkbaarheid verhoogt onder meer de informatiekwaliteit en toont een beter beeld van de werkelijke economische

(6)

prestatie van een onderneming. Op deze manier is er meer transparantie waardoor een derde partij de financiële situatie van een bedrijf eerder kan doorzien dan wanneer elk land een eigen lokale set van standaarden toepast. Verder is de toepassing van IFRS eenvoudiger dan het gebruik van U.S. GAAP waardoor het makkelijker te controleren is.

Dit onderzoek is als volgt opgebouwd. In de tweede paragraaf worden IFRS en U.S. GAAP besproken. Vervolgens wordt in paragraaf 3 earnings management nader uitgelegd. In paragraaf 4 worden de twee sets van standaarden geanalyseerd met als doel een antwoord op de onderzoeksvraag te geven. Ten slotte wordt een conclusie gevormd in paragraaf 5.

(7)

2. IFRS en U.S. GAAP

In deze paragraaf wordt eerst in subparagraaf 2.1 de principles-based standaard IFRS toegelicht. Daarna volgt in subparagraaf 2.2 een toelichting op de rules-based standaard U.S. GAAP.

2.1 IFRS (principles-based)

IFRS is een ‘principles-based’ standaard die is samengesteld door het International Accounting Standard Board (IASB) met als doel het ontwikkelen van een begrijpelijke, uitvoerbare en internationaal aanvaarbare financiële rapportage van hoge kwaliteit op basis van duidelijk geformuleerde principes of concepten. IFRS bevat alle oude regelgeving van de International Accounting Standards (IAS) en deze twee sets van standaarden bestaan naast elkaar (IFRS.org, 2014). Verder staat IFRS het gebruik van een professioneel oordeel en eigen interpretaties toe (Schippers, 2003).

IFRS is gericht op landen wereldwijd en is niet nationaal gebonden aan één economie. Hierdoor is IFRS algemener van aard, zodat alle landen deze standaard kunnen toepassen (Gaeremynck & Van der Meulen, 2003). De algemeenheid van de principles-based standaard brengt flexibiliteit met zich mee doordat er minder exacte regels zijn bij het toepassen ervan (Leuz, 2003).

De principles-based standaard wordt wereldwijd, maar voornamelijk in Europese landen, geaccepteerd en toegepast. Verder stond de Amerikaanse Securities and Exchange Commisson (SEC) in 2007 alle niet-Amerikaanse bedrijven die in de Verenigde Staten opereren, toe om IFRS te introduceren. Bovendien overwoog de SEC onlangs een mogelijke adoptie van IFRS voor Amerikaanse bedrijven (IFRS foundation, 2012).

2.1 U.S. GAAP (rules-based)

In de Verenigde Staten wordt de rules-based standaard U.S. GAAP toegepast. Een aantal externe en interne partijen hebben invloed op de samenstelling van U.S. GAAP (Watts & Zimmerman, 1978). Onder externe partijen vallen onder andere de federale overheid, de state regulatory commissions, openbare accountants en de quasi-public accounting standard-setting boards. De federale overheid bestaat onder andere uit de SEC en de Treasury Department. De quasi-public accounting standard setting boards bestaan voornamelijk uit de Committee on Accounting Procedures (CAP), de

(8)

Accounting Principle Board (APB) en de Financial Accounting Standards Board (FASB). Onder de interne partij valt onder andere het corporate management van een onderneming.

De FASB is voornamelijk verantwoordelijk voor het opstellen van de U.S. GAAP. De FASB heeft als doel om de financiële accountingstandaarden in de Verenigde Staten voor huidige en potentiële investeerders, geldschieters, donateurs, crediteuren en belanghebbenden van de financiële verslaggeving te verbeteren (FASB, 2014). U.S. GAAP is ontwikkeld vanuit Amerikaanse fundamentele wet- en regelgeving met veel specifieke regels en richtlijnen met betrekking tot mogelijke situaties die zich kunnen voordoen (Gaeremynck & Van der Meulen, 2003).

Sinds 2002 probeert de FASB U.S. GAAP zoveel mogelijk te internationaliseren. Om deze reden werken het IASB en de FASB samen om de verschillen tussen IFRS en U.S. GAAP te minimaliseren (FASB, 2014).

(9)

3. Earnings management

In deze paragraaf wordt eerst in subparagraaf 3.1 uitgelegd wat earnings management inhoudt en daarna worden een aantal belangrijke begrippen die te maken hebben met earnings management toegelicht. Daarna wordt er in subparagraaf 3.2 een belangrijke vorm van earnings management (income smoothing) besproken. Vervolgens worden in subparagraaf 3.3 twee motieven van earnings management uitgelegd.

3.1 Wat is earnings management?

Earnings management betekent het beheren of sturen van winst door het management van een onderneming. Voor een onderneming is het belangrijk om de winst zo gunstig mogelijk weer te geven in de jaarrekening (Lev, 1989). Door middel van earnings management kan een onderneming haar winst zo hoog of juist zo laag mogelijk presenteren. Dit is afhankelijk van de omstandigheden waarin een onderneming zich bevindt (Healy &Wahlen, 1999). Door een hoge winst weer te geven kan een onderneming meer investeerders en aandeelhouders aantrekken om zo de onderneming voort te zetten en te laten groeien (Lev, 1989). Door een lage winst weer te geven kan een onderneming echter subsidies van de overheid krijgen of behouden (Watts & Zimmerman, 1978).

Healy en Wahlen (1999) definiëren earnings management als volgt: “earnings management ontstaat wanneer managers hun oordeel gebruiken bij het toepassen van een accountingstandaard. Het oordeel van de managers moet de structuur van de transacties in de financiële rapportage zodanig veranderen, dat sommige belanghebbenden worden misleid door de onwerkelijke economische prestaties van het bedrijf”. Er is ook sprake van earnings management wanneer contractuele resultaten die afhankelijk zijn van de gerapporteerde accounting cijfers, worden beïnvloed door het oordeel van de managers (Healy & Wahlen, 1999).

Volgens Schipper (1989) is earnings management het beheren of sturen van de informatieverstrekking in de externe financiële rapportage door het management, met als doel om er persoonlijk voordeel uit te halen. Managers hebben een informatievoordeel doordat ze in hun managementpositie meer weten van de financiële situatie van een onderneming dan de belanghebbenden. Er wordt verondersteld dat managers die earnings management toepassen hun informatievoordeel gebruiken bij het kiezen van een accountingstandaard om de winst

(10)

zo gunstig mogelijk te laten zien. Dit zorgt voor geblokkeerde communicatie tussen het management en belanghebbenden.

Het informatievoordeel van het management ontstaat door informatieasymmetrie. Dit houdt in dat er een informatiekloof bestaat tussen het management van een onderneming en de belanghebbenden (Jensen & Meckling, 1976). Het niveau van informatieasymmetrie bepaalt de kwaliteit van de informatieverstrekking in de jaarrekening (Watrin & Ullmann, 2012).

Informatieasymmetrie leidt tot het agency probleem. Dit probleem komt voort uit de agency theorie en betreft de contractuele relatie tussen de principaal (de belanghebbende) en de agent (de manager/het management). De belanghebbenden nemen de manager in dienst om namens hen te opereren. Hierbij krijgen de managers de macht om beslissingen te nemen namens de belanghebbenden (Jensen & Meckling, 1976). Het agency probleem houdt in dat belanghebbenden geen volledige controle hebben over het management en dat het management niet alleen de belangen van de belanghebbenden nastreeft, maar bovendien ook probeert zijn eigen nut te maximaliseren. Een gevolg van het agency probleem zijn de agency kosten. Dit zijn kosten die door belanghebbenden moeten worden gemaakt om het management te controleren.

Earnings management is ongewenst. Er zijn vele onderzoeken in de literatuur die proberen aan te tonen of er binnen een onderneming earnings management wordt toegepast (Callao & Jarne, 2010; Marra, Mazzola & Prencipe, 2011; Watrin & Ullmann, 2012; Zéghal et al., 2011). In dit soort onderzoeken worden discretionaire accruals als proxy gebruikt. Met discretionaire accruals wordt het gedeelte van de omzet bedoeld dat niet rechtstreeks uit inkomsten of uitgaven afkomstig is, maar voortvloeit uit het verschil tussen de winst en de operationele cash flows (Callao & Jarne, 2010). Discretionaire accruals worden dus niet gebaseerd op de werkelijke transacties van een bedrijf. Hierdoor kan het management de hoogte van de discretionaire accruals beïnvloeden. Aan de andere kant staan de niet-discretionaire accruals. Deze accruals zijn onderdeel van de accounting accruals die de werkelijke economische omstandigheden van een bedrijf weergeven. Deze accruals kunnen niet worden beïnvloed door het management (Marra et al., 2011; Schipper, 1989).

Ewert en Wagenhofer (2005) onderscheiden twee soorten earnings management, namelijk: accounting earnings management en werkelijke earnings management. Accounting earnings management houdt in dat accountingstandaarden

(11)

op een dergelijke manier worden toegepast dat bepaalde transacties en/of gebeurtenissen die al hebben plaatsgevonden worden beïnvloed. De managers verschuiven als het ware hoeveelheden van de winst van de ene periode naar de andere periode (Ewert & Wagenhofer, 2005). Bij werkelijke earnings management wordt de timing of de structuur van reële transacties veranderd. Het management neemt transacties in de jaarrekening op die inefficiënt zijn voor het bedrijf, maar in die bepaalde periode een gewenst resultaat met zich mee brengen. Dit wil zeggen dat de manager afwijkt van het optimaal opgestelde plan om zo de earnings te beïnvloeden en de werkelijke kosten van een bedrijf te forceren (Ewert & Wagenhofer, 2005; Schipper, 1989).

3.2 Income smoothing

Er zijn veel verschillende vormen van earnings management (Ahmed et al., 2013; Barth, Landsman, Lang & William, 2007; Goncharov & Zimmerman, 2006). Een van deze vormen is income smoothing. Income smoothing wordt beschouwd als een van de meest voorkomende accountingsproblemen. Om deze reden wordt in dit literatuuronderzoek alleen deze vorm van earnings management besproken.

Income smoothing houdt in dat de winst wordt geëgaliseerd en verspreid over een aantal jaren. Het management bouwt als het ware een reserve op, op basis van ongerealiseerde aannames, die onder andere betrekking heeft op een voorziening. Een voorziening kan worden gecreëerd voor niet verkochte goederen of wanneer de goederen teruggebracht worden door een klant. Er kunnen ook voorzieningen worden gevormd voor verliezen op leningen of garantiekosten. Door deze reserves te creëren wordt de winst over een aantal jaren glad gestreken om verliezen te compenseren of hoge winsten te verminderen, waardoor opvallende fluctuaties in de winst worden vermeden (Godfrey & Jones, 1999). Income smoothing heeft een negatief effect op de earnings quality, omdat het ervoor zorgt dat niet de werkelijke economische prestaties van een onderneming worden weergeven.

3.3 Motieven voor earnings management

De houding van het management ten opzichte van een onderneming wordt beïnvloed door bepaalde factoren. Dit zijn onder andere het bonusmotief en de politieke kosten die te maken hebben met beslissingen van het management (Watts & Zimmerman, 1978). Deze motieven komen in meerdere onderzoeken (Callao & Jarne, 2010; Ewert

(12)

& Wagenhofer, 2005; Watts & Zimmerman, 1978) frequent aan bod. In de komende deelparagrafen worden eerst het bonusmotief en vervolgens de politieke kosten als motief om earnings management toe te passen besproken.

3.3.1 Bonusmotief

Volgens Watts en Zimmerman (1978) is het beloningssysteem één van de factoren die de houding van het management beïnvloed met betrekking tot de toepassing van accountingstandaarden. Onder het beloningssysteem valt onder andere de structuur van het salaris van de managers. Het salaris bestaat vaak uit een vast deel en een bonus of commissie. Een bonus kan bestaan uit geld in contanten of in de vorm van aandelen, aandelenopties of goederen in natura.

Bonussen worden vaak gebruikt om het management te prikkelen om een bepaald doel te behalen. Hierbij hangt de bonus af van de jaarlijkse winst. Managers in een onderneming zijn dan sneller geneigd om de winst van de jaarrekening op een bepaalde hoogte te stellen om zo een bonus te krijgen. Het nadeel van deze bonusvorm is dat de managers de neiging krijgen om met behulp van earnings management de winst te sturen. Een ander nadeel van het beloningssysteem is dat wanneer de winsttarget is behaald, de managers minder hun best doen voor de onderneming. De managers maximaliseren dus hun eigen nut (Watts & Zimmerman, 1978).

3.3.2 Politieke kosten

Een andere factor die de houding van het management met betrekking tot de toepassing van accountingstandaarden aantast zijn volgens Watts en Zimmerman (1978) de politieke kosten. Politieke kosten bevatten onder andere subsidies en kortingen. De managers van bedrijven zijn vaak geneigd om de winst van een onderneming onder een bepaalde grens te houden om zo subsidies te kunnen krijgen. De hoogte van de politieke kosten hangt af van de grootte van een onderneming en van de gerapporteerde winst (Watts & Zimmerman,1978).

Politieke kosten vormen vaak ook een motief voor income smoothing. Het management wil geen politieke aandacht trekken door het rapporteren van hoge winsten. Daarnaast willen zij de bijbehorende kosten voorkomen (Godfrey & Jones, 1999).

(13)

4. Principles-based, rules-based en earnings management

In deze paragraaf wordt op basis van de achtergrondinformatie in paragraaf 2 en 3 en een aantal verschillende kwantitatieve onderzoeken, een analyse uitgevoerd over welke set van standaarden de mogelijkheid tot het toepassen van earnings management meer beperkt. Ten eerste wordt de invloed van IFRS op earnings management besproken in subparagraaf 4.1 op basis van een aantal criteria. Daarna volgt in subparagraaf 4.2 de invloed van U.S. GAAP op earnings management met dezelfde criteria. Tenslotte wordt in subparagraaf 4.3 de invloed van twee sets van standaarden op het niveau van earnings management besproken en ten slotte antwoord op het onderzoeksvraag gegeven.

4.1 IFRS en earnings management

De verplichte adoptie van IFRS sinds januari 2005 voor beursgenoteerde bedrijven in de Europese Unie heeft voor een enorme verandering gezorgd binnen de accountancywereld (Marra et al., 2011). De reden voor de verplichte adoptie van IFRS is het vergemakkelijken van het vergelijken van informatie in de jaarrekeningen tussen verschillende landen (Ahmed et al., 2013).

Door de snelle groei van buitenlandse investeringen en het opereren van veel multinationals is de financiële wereld genoodzaakt om een algemene richtlijn binnen het kader van een set van standaarden in te voeren (Yip & Young, 2012). Een andere reden voor IFRS adoptie is het verbeteren van accounting kwaliteit. Dit gaat vaak gepaard met de earnings quality. Deze earnings quality wordt onder meer bepaald door het niveau van earnings management (Ahmed et al., 2013; Yip & Young, 2012). Volgens Ahmed et al. (2013), is de kwaliteit van een set van standaarden hoog, wanneer de discretie van managers wordt gereduceerd door accounting keuzes binnen deze set van standaarden, en dat er een inherent verbod is op smoothing en overwaardering van earnings. Ook in het onderzoek van Barth, Langsman en Lang (2008) wordt aangegeven dat de kwaliteit van earnings van bedrijven hoog is, wanneer er weinig of minder sprake is van earnings management.

In de volgende subparagrafen wordt een aantal criteria onder IFRS besproken die earnings management beïnvloeden. Vele empirische onderzoeken zijn tot verschillende conclusies gekomen over de verbetering van earnings quality, en daarmee een verbetering van earnings management, door de verplichte adoptie van IFRS binnen de Europese Unie.

(14)

4.1.1 Flexibiliteit en complexiteit

Zoals in paragraaf 2.1 is besproken, is IFRS een principles-based set van standaarden die is samengesteld door het onafhankelijke standaard-instellingsorgaan IASB (IFRS.org, 2014). Deze principles-based accountingstandaard brengt flexibiliteit met zich mee, doordat er minder exacte regels en voorbeelden aanwezig zijn tijdens het toepassen (Leuz, 2003). Het is noodzakelijk dat IFRS flexibel is, omdat het anders moeilijk toepasbaar is binnen alle landen in Europa. Voor de adoptie van IFRS had elk land zijn eigen lokale set van accountingstandaarden voor beursgenoteerde ondernemingen (Van Helleman, 2006).

Flexibiliteit brengt zowel voordelen als nadelen met zich mee. Een van de voordelen van IFRS is dat flexibiliteit ondernemingen meer vrijheid biedt bij het voorbereiden van hun jaarrekening. Doordat deze set van standaarden op principles is gebaseerd, biedt het meer ruimte voor Europese bedrijven om deze standaard te accepteren. Hierdoor was het voor bedrijven niet nodig om drastische veranderingen door te voeren in hun jaarrekening tijdens de verplichte adoptie (Van Helleman, 2006). Een ander voordeel van flexibiliteit is dat IFRS voor vergelijkbaarheid van jaarrekeningen van beursgenoteerde bedrijven binnen de Europese Unie zorgt. Deze vergelijkbaarheid verhoogt de informatiekwaliteit met betrekking tot de economische prestatie van ondernemingen. Dit brengt ook transparantie met zich mee. Transparantie in de jaarrekening zorgt ervoor dat een derde partij de financiële situatie van een bedrijf eerder kan doorzien dan wanneer er in elk land een eigen lokale set van standaarden wordt toegepast. Bovendien kunnen investeerders of andere belanghebbenden door deze voordelen de earnings quality van verschillende bedrijven makkelijker met elkaar vergelijken (Jeanjean & Stolowy, 2008; Marra et. Al., 2011). Met andere woorden, de flexibiliteit van IFRS biedt ten eerste vrijheid en ruimte bij adoptie. Ten tweede verhoogt IFRS de algemene earnings quality door middel van het verhogen van de vergelijkbaarheid en transparantie. Hiermee verlaagt deze set van standaarden indirect het niveau van earnings management.

Aan de andere kant zijn er ook nadelen aan flexibiliteit verbonden. Een van deze nadelen is het ontstaan van de opportuniteit tot het toepassen van earnings management. Dit is ongewenst omdat een accountingstandaard juist beschouwd wordt als een van de belangrijkste mechanismen die gebruikt kan worden door de overheid of door de financiële markt om de opportuniteit van earnings management te verkleinen (Callao & Jarne, 2010). Tijdens de eerste adoptie van IFRS is het bedrijf

(15)

vrij om een aantal alternatieve vormen van accounting beleid te kiezen (PwC, 2013). Deze vrijheid kan ervoor zorgen dat het management subjectief gaat handelen. Zij kunnen bijvoorbeeld het beste alternatief voor het bedrijf kiezen om hun earnings zo gunstig mogelijk te laten zien en daarmee de winst te sturen of zelfs te manipuleren (Jeanjean & Stolowy, 2008). De keuze van het management hangt samen met een aantal prikkels zoals de bonus (§3.3.1) en de politieke kosten (§3.3.2) (Watts & Zimmerman, 1978). Hiermee wordt de opportuniteit van earnings management verhoogd onder de principles-based IFRS, en daarmee het niveau van earnings management, die indirect afhangen van de prikkels van het management.

Een van de vormen van earnings management is income smoothing (§3.2). Income smoothing heeft een negatief effect op de earnings quality. Volgens Ahmed et al. (2013) wordt de earnings quality beïnvloed door de accounting keuzes die het management maakt binnen een bedrijf. Deze keuzes moeten het niveau van smoothing earnings zo laag mogelijk houden. Door de flexibiliteit en de verhoogde discretie van het management is de opportuniteit van income smoothing daarmee ook verhoogd.

Het onderzoek van Ahmed et al. (2013) is gebaseerd op het eerdere onderzoek van Barth et al. (2008). Om deze reden worden dezelfde proxies gebruikt om income smoothing te meten, namelijk de volatiliteit van de winst, de ratio tussen de volatiliteit van de winst en de volatiliteit van de cash flows, en de correlatie tussen de cash flows en accruals. Het onderzoek (Ahmed et al., 2013) is gebaseerd op data van meer dan 1600 bedrijven in 20 landen die sinds 2005 de IFRS hebben toegepast. Verder hanteert het onderzoek een benchmark van 15 landen die de IFRS adoptie niet hebben geaccepteerd. Het resultaat toont aan dat income smoothing is toegenomen in de landen die de verplichte adoptie van IFRS hebben toegepast.

De resultaten van Ahmed et al. (2013) zijn echter het tegenovergestelde van die van Barth et al. (2008). In het onderzoek van Barth et al. (2008) was income smoothing juist gedaald toen de bedrijven IAS adoptie hadden toegepast. In paragraaf 2 werd besproken dat IFRS alle regelgeving van IAS bevat, en dat deze twee accountingstandaarden naast elkaar bestaan. Het grootste verschil tussen de twee onderzoeken is dat het onderzoek van Barth et al. (2008) is gebaseerd op de vrijwillige adoptie van IAS/IFRS en het onderzoek van Ahmed et al. (2013) is gebaseerd op de verplichte adoptie van IFRS.

(16)

Een aantal andere studies (Daske, Hail, Leuz & Verdi, 2011) concluderen dat de vrijwillige adoptie van IAS/IFRS een positieve correlatie heeft met de stijging in gerapporteerde winstcijfers (Ahmed et al. 2013). Ook Soderstroom & Sun (2007) komen tot dezelfde conclusie dat de opportuniteit van earnings management wordt verhoogd onder vrijwillige IAS/IFRS adoptie. De verhoogde opportuniteit ontstaat als een onderneming vrijwillig kiest voor de adoptie. De onderneming weet bij vrijwillige adoptie van tevoren al dat IFRS het niveau van earnings management gaat verbeteren (Soderstroom & Sun, 2007). Kortom, de verplichte IFRS adoptie heeft geen positieve invloed op het verkleinen van opportuniteit van earnings management volgens de boven besproken onderzoeken.

Volgens een aantal studies is het toepassen van IFRS veel minder complex dan het toepassen van U.S. GAAP, omdat er relatief minder strikte regels zijn (Barth et al., 2008; Nobes, 2005). De complexiteit zoals bij U.S. GAAP is niet van toepassing voor IFRS, omdat IFRS flexibel opgesteld moet worden, zodat verschillende landen in Europa dit type standaard moeten kunnen toepassen (Gaeremynck & Meulen, 2003; Van Helleman, 2006). Daarnaast meent Nobes (2005) dat de principles-based standaard de complexiteit van regelgeving vermindert. Dit zorgt voor een duidelijke richtlijn met transparantie en betere vergelijkbaarheid.

Samenvattend, de voordelen van flexibiliteit onder IFRS zijn ten eerste de vrijheid bij adoptie en ten tweede de verhoging van de algemene kwaliteit van earnings door het verhogen van vergelijkbaarheid en transparantie. Hiermee verlaagt deze set van standaarden indirect het niveau van earnings management. De nadelen van flexibiliteit zijn onder andere het verhogen van opportuniteit van earnings management, met name income smoothing. Income smoothing is onder verplichte IFRS adoptie toegenomen, maar is onder vrijwillige adoptie afgenomen.

4.1.2 Centraal toezicht

De Europese Unie heeft de verplichte adoptie van IFRS ingevoerd, maar er is geen centrale onafhankelijke toezichthouder die alle beursgenoteerde bedrijven controleert bij het toepassen van IFRS. De naleving wordt gecontroleerd door diverse lokale overheden. (Gaeremynck & Meulen, 2003). In de Verenigde Staten is echter wel een onafhankelijke toezichthouder, namelijk de Securities and Exchange Commisson (SEC) voor de controle op het toepassen van U.S.GAAP. Zowel de taxonomie, als de veranderingen binnen U.S. GAAP van FASB, moeten voorgelegd en goedgekeurd

(17)

worden door de SEC (FASB, 2014). Doordat het centrale toezicht voor de controle van IFRS binnen Europa ontbreekt, ontstaat er discussie over de superioriteit van IFRS op het gebied van accounting kwaliteit en daarmee ook de earnings quality. Een ander punt van kritiek is dat er ook geen toezicht is of de principles-based standaard consistent is toegepast in verschillende landen (Gaeremynck & Meulen, 2003; Leuz, 2003).

Het argument van ontbreken van het centrale toezicht wordt daarentegen weerlegd door de verbeterde vergelijkbaarheid. De adoptie van IFRS zorgt voor verbeteren van earnings quality door transparantie en vergelijkbaarheid (Barth, Landsman, Lang & Williams, 2012). Deze vergelijkbaarheid versterkt de supervisie van de investeerders en daarmee een externe controle, omdat er minder agency kosten (§3.1) aan zijn verbonden. Met andere woorden, de conformiteit van IFRS vereenvoudigt de vergelijkingen van de jaarrekening binnen de EU en bespaart daarmee de agency kosten voor investeerders om de controle uit te voeren (Barth, Clinch & Shibano, 1999).

Een recent onderzoek van Horton, Serafeim en Serafeim (2013) heeft aangetoond dat IFRS de informatiekwaliteit verbetert en hiermee earnings management verlaagt. De informatiekwaliteit hangt nauwkeurig samen met vergelijkbaarheid van de accountingstandaard. Verder beweren Watrin en Ullmann (2012) dat de infomatiekwaliteit kan worden verbeterd door het reduceren van de informatieasymmetrie. Informatieasymmetrie is een informatiekloof tussen de belanghebbenden en het management. Hierbij heeft het management een informatievoordeel (§3.1). De verhoogde vergelijkbaarheid zorgt ervoor dat de derde partij, die niet direct toegang tot de juiste informatie heeft, een beter toezicht krijgt. Bovendien beweren García-Ayuso en Monterry dat IFRS de tekorten van de set van de lokale standaarden aanvult en zelfs bepaalde kwesties aankaart, die voorheen niet aangekaart werden. Dus IFRS brengt meer relevante informatie naar voren. Hierdoor wordt de informatieasymmetrie kleiner. Op deze manier kunnen investeerders de rol van externe toezichthouder op zich nemen (Callao & Jarne, 2010).

Samenvattend, er is geen centraal toezicht die beursgenoteerde bedrijven die IFRS toepassen controleert. Tegenstanders hiervan beweren dat er geen toezicht is of de principles-based standaard consistent is toegepast in verschillende landen. De voorstanders menen dat de conformiteit van IFRS de vergelijkingen van de jaarrekening binnen de EU vereenvoudigt en daarmee de kosten van investeerders om

(18)

de controle uit te voeren bespaart. Verder verkleint de vergelijkbaarheid de informatieasymmetrie en daarmee is er niet alleen minder toezicht nodig, maar wordt ook earnings management gereduceerd.

4.1.3 Onafhankelijkheid van de Raad van Bestuur

In het continentale Europa (o.a. Nederland, Duitsland en Finland) wordt binnen beursgenoteerde bedrijven voornamelijk het two-tier bestuursmodel toegepast. Dit bestuursmodel bestaat uit twee afzonderlijke organisatorische niveaus, namelijk het bovenste niveau met het niet-uitvoerende bestuur en het onderste met het uitvoerende bestuur. De functie van de niet-uitvoerende bestuurders is het toezicht houden op het onderste niveau, namelijk het management. De niet-uitvoerende bestuurders vertegenwoordigen vaak de werknemers, de overheid en de institutionele investeerders. Doordat de Raad van Bestuur van een onderneming uit meerdere leden met verschillende interesses bestaat, is de onafhankelijkheid binnen het bestuur van essentieel belang (Maassen, 1999, pp. 14-16). Hierbij komt het agency probleem naar voren. Het management streeft niet alleen de belangen van de belanghebbenden, na maar ook die van zichzelf en de belanghebbenden hebben niet de volledige controle over het management. Daarom is het essentieel dat er een onafhankelijk toezicht aanwezig is binnen het bedrijf om het management te controleren (Zéghal et al., 2011).

Eerdere studies (Abbott et al., 2004; Jiraporn & Gleason, 2007; Peasnell et al., 2005) beweren dat de aanwezigheid van onafhankelijke bestuurders in de effectiviteit van het bestuur verbeterd. Bovendien vormt het een beperking op fraude en earnings management. Ook in het artikel van Zéghal et al. (2011) wordt er onderzoek gedaan naar de verplichte adoptie van IFRS op earnings management, waarbij onder andere wordt gefocust op de onafhankelijkheid van het bestuur en de aanwezigheid van een extern auditcomité. Hierin wordt corporate governance onderverdeeld in interne en de externe partijen. De interne partijen zijn de Raad van Bestuur en aandeelhouders. De externe partijen zijn voornamelijk de auditors (Zéghal et al., 2011).

In het empirisch onderzoek van Zéghal et al. (2011) wordt een sample van 353 bedrijven in Frankrijk tussen 2003 tot en met 2006 genomen. De keuze voor deze tijdsperiode is gebaseerd op het feit dat de verplichte adoptie van IFRS in januari 2005 plaats vond. De verplichte intrede van IFRS dient als een scheiding in de geselecteerde tijdsperiode. De data van het jaar van 2003 en 2004 wordt gebruikt als

(19)

een sample voor vóór de adoptie, en de data van het jaar 2005 en 2006 voor ná de adoptie. Hun resultaten tonen aan dat bedrijven met het laagste niveau van earnings management een groter aantal onafhankelijke bestuursleden in hun bestuur heeft. Ook de omvang van de Raad van Bestuur is groter bij de bedrijven met het minst earnings management. Daarnaast ondersteunen de resultaten van het onderzoek van Marra et al. (2011) dat de onafhankelijkheid van het bestuur een significante rol speelt bij het beperken van earnings management na het introduceren van IFRS. In hun onderzoek wordt een sample van 222 Italiaanse bedrijven gebruikt, die de verplichte adoptie in 2005 hadden toegepast. Kortom, de effectiviteit van het bestuur neemt toe wanneer de omvang van het aantal onafhankelijke leden van een bestuur stijgt en hierbij wordt earnings management beperkt.

De bovengenoemde empirische onderzoeken zijn uitgevoerd in de continentale Europese landen. De Franse wetgeving staat zowel een one-tier als een two-tier board toe voor de beursgenoteerde bedrijven in Frankrijk. Dit geldt ook voor de Italiaanse wetgeving voor hun beursgenoteerde bedrijven (Europese Commissie, 2013). In beide onderzoeken wordt er geen duidelijk onderscheid gemaakt of de onderzochte bedrijven een one-tier of een two-tier bestuursmodel hadden.

Verschillende financiële analisten, investeerders en werknemers geven veel kritiek op bestuursleden die in de Angelsaksische landen onder het one-tier model opereren. Hun kritiek is dat de bestuursleden zowel de uitvoerende als de controlerende macht hebben (Jungmann, 2006) en zij eisen meer onafhankelijkheid in de Raad van Bestuur binnen het one-tier model (Maassen, 1999, p. 95). Bovendien blijkt uit het empirisch onderzoek van Maassen (1999, p. 71 & p. 75) dat het two-tier model positief met de onafhankelijkheid van de Raad van Bestuur gecorreleerd is, en het one-tier model negatief met de onafhankelijkheid van de Raad van Bestuur gecorreleerd is.

Met andere woorden, het two-tier model toont ten eerste positieve correlatie met de onafhankelijkheid van de Raad van Bestuur. Ten tweede wordt earnings management beperkt door de onafhankelijkheid van de Raad van Bestuur onder IFRS. Het two-tier model is een extra hulpmiddel om de onafhankelijkheid van Raad van Bestuur te verbeteren. Dit leidt tot het beperken van earnings management en een beter toezicht op het management.

(20)

4.1.4 Aanwezigheid van een extern auditcomité

Zoals in de vorige subparagraaf is toegelicht, wordt er een onderscheid gemaakt tussen externe en interne partijen binnen een organisatie. Een auditcomité wordt als een externe partij beschouwd. In de jaren negentig werd de aanwezigheid van een externe audit aangeraden door een aantal overheidsreglementen en bedrijfsrapporten van grote multinationals. Om deze reden draagt de Raad van Bestuur sindsdien in een onderneming vaak ook de verantwoordelijkheid van controle van de jaarrekening over aan de externe auditors en het auditcomité (Marra et al., 2011; Zéghal et al., 2011).

Een aantal voorafgaande onderzoeken zijn niet tot een duidelijke conclusie gekomen over de rol en de effectiviteit van de aanwezigheid van externe auditors op earnings management. In het onderzoek van Beasley (1999) wordt geconcludeerd dat een auditcomité geen significante invloed heeft op de waarschijnlijkheid van fraude in de jaarrekening, en daarmee ook geen verbeterde earnings quality. Daarnaast ondersteunt Peasnell et al., (2005) dat er geen bewijs is dat de aanwezigheid van een auditcomité een directe invloed heeft op de fluctuaties van earnings in bedrijven van het Verenigde Koninkrijk (Marra et al., 2011).

De resultaten van Marra et al., (2011) en van Zéghal et al., (2011) bewijzen het tegendeel van de voorafgaande onderzoeken. Marra et al. (2011) laten zien dat de aanwezigheid van een extern auditcomité niet alleen voor de adoptie van IFRS, maar ook na adoptie, earnings management beperkt. Zéghal et al., (2011) legt verder ook een focus op de kwaliteit van de externe audit. De hypothese van Zéghal et al. is dat de verplichte adoptie van IFRS een groter effect op het reduceren van het niveau van earnings management heeft wanneer een bedrijf is gecontroleerd door een van de Grote Vier accountantskantoren (PwC, EY, Deloitte & KMPG). Hieruit wordt afgeleid dat de Grote Vier accountantskantoren een hogere accounting kwaliteit en daarmee ook een hogere earnings quality bieden dan andere kantoren. Het resultaat van Zéghal et al. toont aan dat bedrijven met het laagste niveau van earnings management vaak een onafhankelijke auditcomité hebben binnen het bestuur en ook is gecontroleerd door ten minste een van de Grote Vier. Om deze reden wordt de bovengenoemde hypothese van de positieve invloed van de externe audit van de Grote Vier op het reduceren van earnings management niet verworpen.

Samenvattend, de aanwezigheid van een extern auditcomité binnen een bestuur van een onderneming heeft een positieve invloed op het beperken van earnings management onder IFRS. Dit blijkt uit de resultaten van Marra et al., (2011)

(21)

en van Zéghal et al. (2011). Verder hangt de kwaliteit van een extern auditcomité af van de accountantskantoren. De Grote Vier accountantskantoren bieden zowel een hogere accounting kwaliteit als een hogere earnings quality.

4.1.5 Institutionele factoren

Zoals eerder al is besproken (§2.1), is IFRS een internationale algemene richtlijn die toepasbaar is voor meerdere landen, terwijl U.S. GAAP gebonden is aan de wet- en regelgeving van de Verenigde Staten. Elk land heeft zijn eigen wet- en regelgeving die niet geheel hetzelfde is. Dit zorgt ervoor dat IFRS vaak ook te maken heeft met de institutionele factoren in elk land in de Europese Unie. De institutionele factoren hebben geen effect bij U.S. GAAP, omdat bij het opstellen van deze set van standaarden er al rekening wordt gehouden met de aspecten van deze institutionele factoren (Gaeremynck & Meulen, 2003).

De institutionele factoren zijn land-specifiek en zijn onder andere: het rechtsstelsel, het belastingstelsel, het verzekeringsstelsel, de economie in het land en de mate van handhaving (Watrin & Ullmann, 2012). In deze subparagraaf wordt alleen de mate van handhaving besproken.

Handhaving van IFRS binnen verschillende landen speelt een belangrijke rol bij het niveau van earnings management en daarmee de accounting kwaliteit. Wanneer de handhaving van de principles-based standaard laks en passief is, is er een grotere opportuniteit tot earnings management, wat leidt tot een hoger earnings management niveau (Barth et al., 2008). Ook Ball, Robin & Wu (2003) stellen dat een lakse handhaving van IFRS de opportuniteit van earnings management vergroot. Van Tendeloo en Vanstraelen (2005) hebben bewijs gevonden dat de kwaliteit van het voorbereiden van de jaarrekening onder IAS/IFRS zowel afhangt van de kwaliteit van de accountingstandaard, als van de mate van de handhaving ervan. Zéghal et al., (2011) zijn ook tot de conclusie gekomen dat in bepaalde landen de introductie van IFRS veel verschilt van hun lokale GAAP, waardoor een sterk handhavingsmechanisme noodzakelijk is voor een positieve impact op de kwaliteit van de accounting informatie.

Een voorbeeld van een land met zwakke wettelijke handhaving is Griekenland (Ahmed et al., 2013). In het onderzoek van Dimitropoulos, Asteriou, Kousenidis & Leventis (2013) wordt de impact van verplichte IFRS adoptie op de accounting kwaliteit in Griekenland onderzocht. De resultaten van hun onderzoek tonen aan het

(22)

earnings management is verminderd na de verplichte adoptie van de principles-based standaard. Dit wil zeggen dat IFRS zelfs in landen met een zwakke wettelijke handhaving de earnings quality verbetert. Een verklaring van Ahmed et al. (2013) is dat in landen met een sterke wettelijke handhaving de invloed van IFRS op earnings management relatief gering is. Dit komt doordat de sterke wettelijke handhaving het niveau van earnings management al heeft kunnen beperken. In landen met (zeer) zwakke wettelijk handhaving, zoals in dit geval in Griekeland, is de invloed van het toepassen van IFRS redelijk groot op earnings management, waarbij de verbetering van earnings quality relatief meer zichtbaar is.

Concluderend, de effectiviteit van IFRS is afhankelijk van de institutionele factoren van een land. Een van de institutionele factoren is de wettelijke handhaving. Wanneer de wettelijke handhaving binnen een land laks en passief is, kan dit ervoor zorgen dat IFRS niet optimaal wordt toegepast. Dit leidt tot een hogere opportuniteit van earnings management en een verslechtering van de accounting kwaliteit.

4.2 U.S. GAAP en earnings management

Zoals in subparagraaf 2.1 werd toegelicht, in de Verenigde Staten wordt de rules-based standaard U.S. GAAP toegepast. Tijdens het samenstellen van U.S. GAAP werd er rekening gehouden met een aantal externe en interne partijen. In de afgelopen jaren werd de FASB herhaaldelijk verzocht om onderzoek uit te voeren over de haalbaarheid van het veranderen van de rules-based U.S. GAAP naar een meer concept-based standaard. Dit verzoek is het gevolg van de bestaande twijfels en kritiek op de huidige standaard, bijvoorbeeld na het boekhoudschandaal van Enron in 2002 (Van der Meulen et al., 2007). Om deze reden stond de SEC in 2007 alle niet-Amerikaanse bedrijven, die in de Verenigde Staten opereren, toe om IFRS te introduceren. Onlangs overwoog de SEC zelfs het toepassen van IFRS bij de Amerikaanse bedrijven. De redenen voor deze overwegingen is ten eerste de verbeterde vergelijkbaarheid in de jaarrekening tussen deze niet-Amerikaanse bedrijven en hun oorspronkelijke land van herkomst, en ten tweede de verbeterde accounting kwaliteit en earnings quality in het geheel (Barth et al., 2012).

Er is een aantal onderzoeken dat de bovengenoemde motieven van de SEC ondersteunen, en een aantal dat het tegendeel bewijzen. Swabe (2005), beweert dat proliferatie van accountingsregels in de rules-based standaard vaak gepaard gaat met de uitbreiding van meer creatieve accounting instrumenten. Dit leidt weer tot meer

(23)

earnings management (Van der Meulen et al., 2007). Anderzijds beweren de voorstanders van U.S. GAAP dat de strikte regels van de rules-based standaard eerder earnings management voorkomt dan de principles-based standaard IFRS (Goncharov & Zimmerman, 2006; Barth et al., 2007).

In de volgende subparagrafen wordt een aantal criteria onder U.S. GAAP besproken die earnings management mogelijk beïnvloeden. Vele empirische onderzoeken zijn tot verschillende conclusies gekomen over de accounting kwaliteit van de rules-based accountingstandaard, en daarmee earnings quality en earnings management.

4.2.1 Flexibiliteit en complexiteit

De FASB is voornamelijk verantwoordelijk van het opstellen van de U.S. GAAP. Tijdens het samenstellen van U.S. GAAP heeft de FASB echter rekening gehouden met verschillende partijen. Deze partijen hadden veel invloed op het ontwikkelen van de standaard. Om deze reden is de rules-based standaard erg complex geworden. Er werd druk uitgeoefend op de makers van de accountingstandaard om te zorgen dat de regelgeving van U.S. GAAP voldeed aan de wensen van alle partijen (Watts & Zimmerman, 1978). Daarom staat de rules-based standaard U.S. GAAP ook bekend als een accountingstandaard die geen flexibiliteit kent. Er bestaan minder accounting keuzes onder U.S. GAAP dan onder IFRS (Leuz, 2003). Om de regelgeving wenselijk te maken voor alle partijen, is het noodzakelijk dat er regels bestaan voor alle mogelijke situatie. Het gevolg van deze enorme hoeveelheid regels is de complexiteit van het toepassen ervan (Gaeremynck & Meulen, 2003).

Deze complexiteit brengt zowel voordelen als nadelen met zich mee. Een van de voordelen van rules-based standaard is dat die de opportuniteit van het toepassen van earnings management verkleint. De strikte regels onder U.S. GAAP limiteren de opportuniteit door de ruimte voor earnings management en creatieve boekhouding te beperken (Jeanjean & Stolowy, 2008). Verder beweren Ewert en Wagenhofer (2005) dat het verscherpen van accountingstandaarden, oftewel het toepassen van strenge en strikte regelgeving het niveau van earnings management reduceert en daarmee ook de kwaliteit van de jaarrekening verbetert. Bovendien menen Barth et al. (2008) dat een accountingstandaard gebaseerd op regels minder opportuniteit creëert voor earnings management, omdat de rules-based standaard minder flexibel is door de gedetailleerde regels. Schippers (2003) ondersteunt het argument van Barth et al.

(24)

(2008) door te beweren dat de rules-based standaarden gedetailleerd zijn, en dus meer professionele beoordelingen van accountants en managers vereisen. In de volgende alinea’s worden twee onderzoeken besproken die bewijzen dat complexiteit de opportuniteit van earnings management onder U.S. GAAP verkleint.

In het onderzoek van Barth et al. (2007) wordt het niveau van earnings management onder beursgenoteerde bedrijven in de Verenigde Staten gemeten. Het gaat hier om de niet-Amerikaanse bedrijven die IAS/IFRS toepassen en de Amerikaanse bedrijven die U.S. GAAP toepassen. De resultaten tonen aan dat de earnings quality in bedrijven die U.S. GAAP toepassen hoger is dan bedrijven die IAS/IFRS gebruiken. Deze Amerikaanse bedrijven hebben een significant hogere variantie in de winst, een significant minder negatieve correlatie tussen accruals en cash flows en een hogere waarde relevantie van earnings en boekwaarde van het eigen vermogen van de aandelenkoers. Deze resultaten gelden zowel voor de adoptie van IAS als na de adoptie.

Niet alleen Barth et al. (2007), maar ook Goncharov en Zimmerman (2006) hebben bewijs gevonden van de hogere earnings quality onder U.S. GAAP. Beide onderzoeken leggen voornamelijk focus op income smoothing (§3.1). De keuze van deze focus is dat earnings smoothing wordt beschouwd als het meeste voorkomende accountingsprobleem. Earnings smoothing geeft een onwerkelijk beeld van de jaarrekening weer en dit schaadt de accounting- en earnings quality (Ball et al., 2003; Leuz, 2003).

Het onderzoek van Goncharov en Zimmerman (2007) vond plaats in Duitsland. In Duitsland mochten de beursgenoteerde bedrijven mochten kiezen tussen de lokale Duitse GAAP, de U.S. GAAP en de IAS/ IFRS bij het presenteren van hun geconsolideerde jaarrekening. Hun resultaten tonen aan dat zowel het gemiddelde als de mediaan van de smoothing ratio onder U.S. GAAP het laagste is. Hieruit valt te concluderen dat er onder U.S. GAAP de minste income smoothing is. Smoothing ratio is de standaardafwijking van niet-discretionaire earnings gedeeld door de standaardafwijking van de earnings. De niet-discretionaire accruals zijn het deel van de accounting accruals die de werkelijke economische omstandigheden van een bedrijf weergeven. Met andere woorden, de niet-discretionaire accruals geven de constante en de werkelijke accruals weer, die niet door het management beïnvloedbaar zijn. Hoe kleiner deze standaardafwijking ten opzichte van de totale earnings, hoe minder earnings smoothing. Kortom, de rules-based standaard U.S.

(25)

GAAP brengt complexiteit met zich mee en dit verkleint de income/earnings smoothing en daarmee earnings management.

De complexiteit brengt daarentegen ook nadelen met zich mee. Een van de nadelen is dat complexiteit van U.S. GAAP voor meer kosten zorgt dan IAS/IFRS. De reden hiervoor is dat het meer tijd kost voor het management om deze gedetailleerde accountingstandaard toe te passen en het vereist ook meer tijd van de externe auditors om de jaarrekening te controleren (Leuz, 2003; Agoglia, Doupnik & Tsakumis, 2011).

Een ander nadeel is dat de complexiteit het toepassen van de accountingstandaard bemoeilijkt. Dit leidt ook tot een verlaging van de transparantie. Er zijn talloze regels waar het management zich aan moet houden. Daarnaast moet er ook rekening worden gehouden met allerlei uitzonderingen.

Niet alleen de enorme hoeveelheid regels maar ook het feit dat de regels leiden tot disfunctioneel gedrag van het management belemmeren het toepassen van de rules-based standaard (Agoglia et al., 2011). Het management vertoont het ‘Show me where it says I can’t’-gedrag. Dat wil zeggen dat de gedetailleerde accountingregels oplossingen bieden voor veel transacties, maar wanneer geen enkele van deze regels een bepaald probleem kan oplossen, het management zijn eigen accountingregels bedenkt om het probleem op te lossen, omdat er nergens in de regelgeving staat dat het niet mag (Weil, 2002). Met andere woorden, wanneer er geen specifieke regels in de rules-based standaard staat over een bepaalde transactie kan het management deze transactie sturen of manipuleren. Dit leidt tot een vergroting van de opportuniteit van earnings management.

Een voorbeeld van het ‘Show me where it says I can’t’-gedrag is manipuleren van de leasing classificatie, waarbij het management de lease van een object zo classificeert dat het niet als activa op de balans wordt gezet. Dit heeft een negatieve invloed op de transparantie, omdat dit soort activa niet waarneembaar zijn op de balans (FASB response, 2006). Volgens de rules-based standaard moet een lease als een financial lease op de balans worden gezet als de leaseperiode van het object een verwachte levensduur van 75% of meer heeft. Als de verwachte levensduur onder de 75% ligt, moet het als een operating lease (off-balance) worden opgenomen (SFAS No. 13) (PwC, 2013). De FASB heeft een expliciete leasing classificatieregel SFAS No. 13 ontwikkeld om de individuele beoordeling van het management te elimineren. Bedrijven zijn echter in staat om de leasecontracten zo te structuren en te manipuleren dat de lease niet op de balans wordt opgenomen. Dit gebeurt als het management,

(26)

bijvoorbeeld, de verwachte levensduur van het geleasede object vaststelt op 74% waardoor het niet onder activa niet op de balans terecht komt. Doordat de regels van de rules-based standaard zo specifiek zijn opgesteld, kan het management zijn leasecontracten eromheen bouwen (Agoglia et al., 2011).

Kortom, een voordeel van de rules-based standaard is dat de opportuniteit van het earnings management wordt beperkt door de complexiteit. De nadelen zijn onder andere de hogere kosten, het belemmeren van het toepassen van standaard door complexiteit en een lage transparantie. Ook zorgt complexiteit voor manipuleren van de accountingregels en disfunctioneel gedrag van het management.

4.2.2 Centrale toezicht (SEC)

De verschillende regelgevingsorganen in de Verenigde Staten, zoals SEC, CAP en APB menen dat IFRS nooit hetzelfde kwaliteitsniveau als U.S. GAAP kan bereiken, omdat volgens hen het centrale toezichtsorgaan ontbreekt (Gaeremynck & Meulen, 2003). Volgens Glaum en Street (2003) is de kwaliteit van de informatieverstrekking onder U.S. GAAP in het algemeen veel lager wanneer het niet door SEC wordt gecontroleerd. Dit betekent dat de SEC essentieel van belang is op de controle van het uitvoeren van de rules-based standaard (Van der Meulen et al., 2007).

Echter, er is ook bewijs dat verhoogde toezicht en verscherpen van regels niet altijd voordelig is. In het artikel van Ewert en Wagenhofer (2005) wordt het economische effect van het verscherpen van de accountingstandaarden op het beperken van earnings management waargenomen. De eerste manier om een standaard te verscherpen is het beperken van de impact van het oordeel van de managers of eventueel zelfs het oordeel van een auditor. De tweede manier is om meer specifieke en gedetailleerde regels en meer toezicht te introduceren. In het onderzoek wordt er geen specifiek onderscheid gemaakt tussen de twee set van standaarden (principles- en rules-based). Volgens Ewert en Wagenhofer (2005) bestaat de totale earnings management uit twee soorten van earnings management, namelijk de accounting en de werkelijke earnings management (§3.1).

Uit hun resultaat (Ewert & Wagenhofer, 2005) blijkt dat een verscherpte accountingstandaard leidt tot een daling van accounting earnings management, maar een stijging van werkelijke earnings management. Het totale earnings management wordt in dit geval gecompenseerd door de stijging van werkelijk earnings management. Dit betekent dat het verscherpen van accountingstandaarden de

(27)

marginale voordelen van werkelijke earnings management laten toenemen door gerapporteerde totale earnings. Hoewel er geen specifiek onderscheid werd gemaakt tussen het type standaarden, kunnen we afleiden dat rules-based U.S. GAAP een standaard is met strikte en gedetailleerde regels. Dit verwijst naar de resultaten van Ewert en Wagenhofer (2005) dat werkelijk earnings management onder U.S. GAAP niet wordt beperkt door het verscherpen van de accountingstandaard.

Samenvattend, centraal toezicht door de SEC in de Verenigde Staten heeft zijn voordelen, zoals het verhogen van de kwaliteit van informatieverstrekking door de onafhankelijke controle. Het onderzoek van Ewert en Wagenhofer (2005) heeft bewijst echter dat meer toezicht en verscherpen van accountingstandaard (rules-based) het earnings management niet verbetert.

4.2.3 Onafhankelijkheid van de Raad van Bestuur

In de Angelsaksische landen (o.a. Verenigde Staten, Verenigde Koninkrijk en Canada) wordt voornamelijk het one-tier bestuursmodel toegepast. In dit bestuursmodel opereren zowel de uitvoerende als de niet-uitvoerende bestuursleden onder één organisatorisch niveau (Maassen, 1999, pp. 14-16). Om de structuur, de compositie en de verantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur in een onderneming te waarborgen wordt er een regelgevend raamwerk in de state corporation law opgenomen. In de state corporation law staan onder andere regels over de minimale omvang van de Raad van Bestuur, het minimum aantal bestuursvergaderingen per jaar en de formatie van de bestuurscommissie.

In unitaire structuur van het one-tier model is de scheiding tussen het management die de taken uitvoeren en de toezichthouders niet duidelijk. De structuur en de compositie van het bestuur in het one-tier model bevat dualiteit. Dualiteit betekent dat de leden van de Raad van Bestuur zowel de uitvoerende- als de controlerende macht hebben. De uitvoerende bestuursleden hebben als taak het bedrijf te besturen. De niet-uitvoerende hebben daarentegen de verantwoordelijkheid de uitvoerden leden te controleren (Maassen, 1999, p. 97).

Zoals eerder in subparagraaf 4.1.3 is besproken, heeft het one-tier model een negatieve correlatie met de onafhankelijkheid van de Raad van Bestuur, terwijl het onafhankelijke toezicht binnen de Raad van Bestuur van essentieel belang is (Zéghal et al., 2011). Een van de nadelen van het one-tier model is dat de bestuursleden teveel verantwoordelijkheid op zich nemen, terwijl dit buiten de formele regelgeving valt.

(28)

De Conference Board (Maassen, 1999, p. 98) bewijs in hun onderzoek dat bestuursleden van ondernemingen in de Verenigde Staten hun taken en verantwoordelijkheden hebben uitgebreid. Uit het onderzoek blijkt dat sommige leden van het bestuur 25% van hun vergaderingstijd hebben besteed aan het ontwikkelen van de business strategie van de onderneming. Dit is echter een taak van het management. Dit komt door dat er geen duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de twee type bestuursleden. Om deze redenen wordt dit bestuursmodel als niet effectief beschouwd (Maassen, 1999, p. 68).

Door deze tekorten van het one-tier model heeft de American Bar Association (ABA) een hervormingsplan opgesteld. De hervorming moet een gebalanceerde mix tussen de uitvoerende en de niet-uitvoerende leden binnen de Raad van Bestuur in een beursgenoteerd bedrijf zorgen. De regels uit de hervorming zijn onder andere; dat er een ruime meerderheid van de Raad van Bestuur uit onafhankelijke bestuursleden moet bestaan. Deze onafhankelijke bestuursleden mogen geen relatie hebben tot de onderneming of tot de uitvoerende bestuursleden. Op deze manier probeert de ABA het organisatorisch niveau binnen de Raad van Bestuur in de beursgenoteerde ondernemingen in de Verenigde Staten te scheiden (Maassen, 1999, pp. 104-105).

Hoewel er geen specifieke onderzoeken zijn die erop wijzen dat het one-tier model de earnings quality en de accounting kwaliteit negatief beïnvloeden, kan er echter gediscussieerd worden dat de bestuursleden in het one-tier model niet onafhankelijk genoeg zijn bij het controleren van het management. Dit zou ertoe leiden dat de beslissingen die het management neemt beïnvloedbaar zijn en waarmee ook de earnings quality beïnvloedbaar is (Maassen, 1999, p. 49).

Samenvattend, in de Verenigde Staten wordt het one-tier model toegepast. In dit bestuursmodel opereren zowel de uitvoerende als de niet-uitvoerende bestuursleden onder één organisatorische niveau. Dit zorgt voor een negatieve correlatie met de onafhankelijkheid van de Raad van Bestuur. Er zijn geen specifieke onderzoeken en duidelijke conclusies naar voren gekomen waaruit zou blijken dat het one-tier model de accounting kwaliteit en earnings quality negatief beïnvloedt. De verminderde onafhankelijkheid in het one-tier model beïnvloedt het nemen van beslissingen bij het management en hiermee ook de earnings quality.

(29)

4.2.4 Aanwezigheid van extern auditcomité

Zoals in subparagraaf 4.1.4 werd toegelicht, wordt er een onderscheid gemaakt tussen externe en interne partijen binnen een organisatie. Een auditcomité wordt als een externe partij beschouwd. Ook in de Verenigde Staten stijgt de interesse van de aanwezigheid van een extern auditcomité door een aantal boekhoudschandalen. Een extern auditcomité vervult de tweede controlerende functie en ondersteunt de rol van de niet-uitvoerende bestuursleden binnen een onderneming (Maassen, 1999, p. 53).

Door een aantal boekhoudschandalen in de Verenigde Staten komt de effectiviteit van het extern auditcomité in het geding. Om deze reden onderzoeken Agoglia et al. (2011) de invloed van auditcomité op agressieve financiële rapportage onder rules-based en principles-based accountingstandaarden. De resultaten tonen aan dat de voorbereider van de jaarrekening minder agressief rapporteert onder de rules-based standaard en accounting kwaliteit verbeterd wordt wanneer er een auditcomité met hoge kwaliteit aanwezig is. De kwaliteit van de audit is gebonden aan de accountantskantoren (§4.1.4).

Daarnaast suggereert Nobes (2005) ook dat regels en een gedetailleerde implementatieleiddraad van de deze regels de opportuniteit van earnings management verlaagt door de onafhankelijke beoordelingen van professionals. Met professionals wordt de externe audit bedoeld. Bovendien zorgt deze regels voor meer verifieerbaarheid voor de auditors en toezichthouders.

Verder concludeert Klein (2002) ook dat de onafhankelijkheid van een auditcomité het niveau van earnings management reduceert onder de rules-based standaard in de Verenigde Staten. In dit onderzoek is de onafhankelijkheid van de auditcomité van groot belang. Hierbij mogen het merendeel van de leden of ieder lid van de auditcomité geen relatie hebben tot de onderneming of de bestuursleden in de onderneming. Hun resultaten duiden aan dat earnings management aanzienlijk wordt beperkt door de onafhankelijkheid en financiële deskundigheid van de auditcomitéleden. Bovendien wordt er aangetoond dat ondernemingen met hoge accruals in hun winststructuur minder neiging hebben om earnings management toe te passen, wanneer een externe auditcomité aanwezig is.

Samenvattend, de aanwezigheid van een extern auditcomité binnen een bestuur van een onderneming heeft een positieve invloed op het beperken van earnings management onder U.S. GAAP. Verder hangt de kwaliteit van een extern auditcomité af van de accountantskantoren.

(30)

4.3 Twee sets van standaarden en earnings management

Een accountingstandaard wordt beschouwd als een van de belangrijkste mechanismen die door de overheid of door de financiële markt toegepast kan worden om de opportuniteit van earnings management te verkleinen. Hierbij is de effectiviteit van de set van standaarden van belang (Callao & Jarne, 2010). De onderzoeksvraag voor dit onderzoek is:

Welke set van standaarden, IFRS of U.S. GAAP, beperkt de mogelijkheid tot het toepassen van earnings management meer?

In de volgende alinea’s wordt er een antwoord op de onderzoeksvraag gegeven door de hiervoor genoemde criteria te bespreken.

Het eerste criterium waarop werd getoetst welke set van standaarden earnings management meer beperkt was flexibiliteit versus complexiteit. Bij IFRS komt de term flexibiliteit naar voren terwijl U.S. GAAP bekend staat om zijn complexiteit. Het voordeel van complexiteit onder U.S. GAAP is het verlagen van income smoothing (Barth et al., 2007; Goncharov & Zimmerman, 2006). Dit voordeel weegt echter niet op tegen de nadelen, namelijk het belemmeren van het toepassen van de standaard. Dit zorgt onder ander voor hogere kosten, lage transparantie en disfunctioneel gedrag van het management met als gevolg een vergrote opportuniteit van earnings management, met name income smoothing. De voordelen van flexibiliteit onder IFRS wegen echter wel op tegen de nadelen. De voordelen zijn onder andere het toenemen van de vergelijkbaarheid en daarmee ook de transparantie en ten slotte de vrijheid bij acceptatie. Het nadeel is het vergroten van de opportuniteit van earnings management (income smoothing) bij verplichte adoptie (Ahmed et al., 2013). Door de verbeterde vergelijkbaarheid zorgt IFRS voor een algemene afname van earnings management, omdat er meer transparantie voor de multinationals ontstaat. Op deze manier is het eenvoudig voor de investeerders om Europese ondernemingen te vergelijken. Deze voordelen verbeteren de accounting kwaliteit en earnings quality. Concluderend, onder dit criterium wordt earnings management onder IFRS meer beperkt dan onder U.S. GAAP.

Een tweede criterium waarop werd getoetst was het centraal toezicht. De SEC is de centrale toezichthouder om de toepassingen van U.S. GAAP in beursgenoteerde bedrijven te controleren. Er is echter geen centraal toezicht om de toepassing van IFRS te controleren. De controle wordt uitgevoerd door de diverse lokale overheden.

(31)

Het argument van het ontbreken van centraal toezicht onder IFRS wordt weerlegd door de verbeterde vergelijkbaarheid en transparantie. De verhoogde vergelijkbaarheid en transparantie verminderen de kosten voor investeerders. Hieruit ontstaat een extern toezicht. Verder bewijzen de resultaten van Ewert en Wagenhofer (2005) dat het werkelijke earnings management niet wordt beperkt door het verscherpen en vermeerderen van het toezicht van de accountingstandaard. Met andere woorden, ook onder dit criterium wordt earnings management onder de principles-based standaard, door meer vergelijkbaarheid, meer beperkt dan onder de rules- based standaard.

Het derde criterium in dit onderzoek was de onafhankelijkheid van de Raad van Bestuur. De onafhankelijkheid van de Raad van Bestuur is zowel onder IFRS als onder U.S. GAAP een belangrijke factor voor het niveau van earnings management. In het continentale Europa, waar IFRS wordt toegepast, wordt vaak ook het two-tier bestuursmodel toegepast in de Raad van Bestuur. In de Verenigde Staten wordt echter een one-tier bestuursmodel toegepast. De vorm van het bestuursmodel beïnvloedt vaak de onafhankelijkheid van de Raad van Bestuur. De onderzoeken van Marra et al. (2011) en Zéghal et al. (2011) tonen aan dat earnings management onder IFRS adoptie is verlaagd door de onafhankelijkheid van de Raad van Bestuur. Verder heeft het two-tier model een positieve correlatie met de onafhankelijkheid van de Raad van Bestuur en het one-tier model een negatieve correlatie. Er zijn geen specifieke onderzoeken en/of duidelijke conclusies naar voren gekomen over het feit dat het one-tier model de accounting kwaliteit en earnings quality negatief beïnvloedt. De verminderde onafhankelijkheid in het bestuursmodel beïnvloedt echter het nemen van beslissingen bij het management en hiermee ook de earnings quality. Concluderend, onder IFRS wordt de onafhankelijkheid van de Raad van Bestuur bevorderd door het two-tier model, terwijl het one-tier model deze onafhankelijkheid belemmert. Dus, ook onder dit criterium wordt earnings management onder IFRS meer beperkt dan onder U.S. GAAP.

Het laatste criterium waarop werd getoetst welke set van standaarden earnings management meer beperkt was de aanwezigheid van een auditcomité. Zowel onder IFRS als onder U.S. GAAP is de aanwezigheid van een auditcomité een belangrijke factor voor het beperken van het niveau van earnings management. De aanwezigheid van een extern auditcomité binnen een bestuur van een onderneming heeft een positieve invloed op het beperken van earnings management onder IFRS. Marra et al.

(32)

(2011) laten zien dat de aanwezigheid van een extern auditcomité niet alleen voor de adoptie van IFRS maar ook na adoptie, het earnings management beperkt. Ook onder rules-based U.S. GAAP wordt volgens Klein (2002) het niveau van earnings management beperkt door de onafhankelijkheid van een auditcomité. Kortom, onder dit criterium wordt earnings management zowel onder IFRS als onder U.S. GAAP beperkt.

Ten slotte moet er met de principles-based standaard IFRS ook rekening worden gehouden met institutionele factoren. Met name de mate van de wettelijke handhaving binnen een land beïnvloedt de toepassing van IFRS en daarmee ook de earnings quality. Dit is in feite een nadeel voor IFRS, omdat een land met zwakke wettelijke handhaving minder toezicht heeft op de controle van IFRS. Hiermee wordt deze set van standaard minder nauwkeurig toegepast en om deze reden kan het niveau van earnings management toenemen. Onder U.S. GAAP hoeft er geen rekening worden gehouden met institutionele factoren.

Concluderend, de principles-based standaard IFRS beperkt meer de mogelijkheid tot het toepassen van earnings management dan U.S. GAAP. Dit komt door de voordelen van IFRS. Ten eerste biedt IFRS meer vrijheid bij adoptie. Daarnaast zorgt IFRS voor verbeterde de vergelijkbaarheid wat vervolgens leidt tot meer transparantie. De vergelijkbaarheid verhoogt de informatiekwaliteit en werkelijke economische prestatie van ondernemingen. Dit zorgt ervoor dat een derde partij de financiële situatie van een bedrijf eerder kan doorzien dan wanneer er in elk land een eigen lokale set van standaarden wordt toegepast. Deze voordelen verlagen de kosten en versterken de supervisie van investeerders van multinationals. Investeerders kunnen hierdoor als externe controle functioneren. Ten slotte wordt in dit literatuuronderzoek ook rekening gehouden met de overweging van de SEC om IFRS te introduceren voor Amerikaanse beursgenoteerde ondernemingen in de Verenigde Staten, en ook met het feit dat de FASB en de IASB steeds meer samenwerken om een meer principles-based U.S. GAAP te creëren. Uit de overweging van de SEC en de samenwerking van de FASB en de IASB komt naar voren dat de rules-based standaard minder goed functioneert dan de principles-based standaard.

Naast income smoothing is er in dit literatuuronderzoek geen rekening gehouden met andere factoren die invloed hebben op earnings management, zoals de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

contracting perspectief). Uit het literatuuronderzoek is mij gebleken dat er verscheidene onderzoeken zijn gedaan naar het effect van de invoering van IFRS op de omvang van

This study employs a 2x3 experimental design with the factors symbolic branding and functional branding to research the effects of differently framed mission statement of a

Moreover, reports indicate that the number of women who undergo this surgery has increased (Ahmadi, 2016; Kaivanara, 2015). Putting aside women who undergo this surgery to

The present work, therefore, investigates the fracture tough- ness of as received (low degree of crystallinity) and annealed PPS film using the essential work of fracture

Hoe dan ook bestaat thans onvoldoende bewijs voor een gunstig effect van percutane sluiting van van een PFO bij patiënten met een cryptogeen herseninfarct, zelfs in aanwezigheid

Om te onderzoeken of het wel of niet hebben van een esthetische reden voor het labiareductie verzoek invloed heeft op het effect van de fotoserie onveranderde vulva’s op het

80 Als het syndicaat niet heeft voorzien in een eventueel faillissement van de security agent en de overdracht van de parallel debt in een dergelijk geval, betekent dit dat

When the Bosnian Serb forces attacked the UN protected enclave in Srebrenica in July 1995, most women, children and elderly fled to the UN compound to seek shelter.. However,