• No results found

“Invloed van IFRS en economische crisis op de omvang van earnings management in Italië”

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "“Invloed van IFRS en economische crisis op de omvang van earnings management in Italië”"

Copied!
38
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Faculteit Economie en Bedrijfskunde

“Invloed van IFRS en economische crisis op de omvang

van earnings management in Italië”

Ahmet Yavuz

Studentnummer: 2384493

Msc Accountancy & Controlling Supervisor: drs. D.J.J. Heslinga

(2)

2

Voorwoord

Graag wens ik alle personen te bedanken die mij, zowel rechtstreeks als niet rechtstreeks, bijgestaan hebben bij het tot stand brengen van deze masterthesis.

Vooreerst dank ik drs. D.J.J. Heslinga voor het opvolgen van mijn thesis en voor zijn nuttige en interessante aantekeningen. Tevens dank ik hem voor de kans die ik heb gekregen om dit onderwerp te mogen uitwerken.

Daarnaast richt ik ook graag een dankwoord aan mijn collega H. Vierwind voor het nalezen van deze thesis. Ook dank ik graag mijn vrienden A. Can en M. Bugdayci voor hun hulp met betrekking tot statistische vragen.

Met het einde van mijn studie in zicht, wil ik tot slot dankuwel zeggen aan mijn ouders, broer, broertje, vrienden en collega‟s. Niet alleen voor de financiële steun maar ook voor de morele bijdrage tijdens mijn volledige studiecarrière. Kortom, bedankt voor de prachtige jaren die jullie me al hebben gegeven en voor de mooie toekomst die me nog te wachten staat!

(3)

3

Inhoudsopgave

Lijst met tabellen ... 4

Abstract ... 5

1 Inleiding ... 6

2 Theorie ... 7

3 Literatuur ... 10

3.1 Wat is earnings management? ... 10

3.2 Waarom earnings management?... 12

3.2.1 Capital market motivation ... 12

3.2.2 Contracting motivation ... 13

3.2.3 Regulatory motivation ... 13

3.3 Earnings management patronen ... 13

3.4 Het effect van IFRS op earnings management ... 15

3.4.1 Voorgaande onderzoeken over earnings management onder nationaal GAAP en IFRS ... 16

3.5 Het effect van de economische crisis ... 17

3.6 Invloed van de controlerende accountant ... 18

4 Methodologie... 19 4.1 Onderzoeksvraag en de hypothesen ... 19 4.2 Onderzoeksomvang en data ... 20 4.3 Onderzoeksmethoden ... 21 4.3.1 Onafhankelijke variabelen ... 22 5 Resultaten ... 25 5.1 Descriptive statistics ... 25 5.2 Regressie analyse ... 28

5.2.1 Uitkomst regressie analyse Pre-IFRS/Post-IFRS ... 28

5.2.2 Uitkomst regressie analyse Pre-crisis/Post-crisis ... 30

5.2.3 Uitkomst regressie analyse H3 ... 32

6 Conclusie ... 34

(4)

4

Lijst met tabellen

Tabel 1: Descriptive statistics pre-IRS

Tabel 2: Descriptive statistics post-IFRS/pre-crisis

Tabel 3: Descriptive statistics post-crisis

Tabel 4: Model summary pre-IFRS

Tabel 5: Model summary post-IFRS/pre-crisis

Tabel 6: Coëfficiënts pre-IFRS

Tabel 7: Coëfficiënts post-IFRS/pre-crisis

Tabel 8: Model summary post-crisis

Tabel 9: Coëfficiënts post-crisis

Tabel 10: AUDIT pre-IFRS

Tabel 11: AUDIT post-IFRS/pre-crisis

(5)

5

Abstract

Deze masterthesis draagt bij tot de recente literatuur over earnings management bij

beursgenoteerde ondernemingen. Er wordt onderzocht in welke mate de verplichte invoering van IFRS en het plaatsvinden van de economische crisis invloed heeft gehad op de omvang van earnings management. Om earnings management te detecteren wordt er gebruik gemaakt van het meetmodel van Defond en Park (2001). De steekproef wordt getrokken uit

(6)

6

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

“Knowledge is power” is een befaamde uitspraak die Sir Francis Bacon maakte in 1597.

Ondanks dat deze uitspraak inmiddels meer dan vierhonderd jaar oud is, is het één die nog steeds geldt. Sterker nog, hij is nu nog meer van toepassing dan toentertijd. In de complexe omgeving waarin ondernemingen opereren is het van belang om te begrijpen wat er allemaal speelt en welke factoren van invloed zijn op de prestaties van een onderneming. In het verleden hebben verscheidene boekhoudschandalen voorgedaan in de ondernemingswereld, om te noemen: Enron, Worldcom, Ahold. Deze handelingen hebben veel stakeholders benadeeld en de wereld misleid. Naast frauduleuze handelingen kan een onderneming ook, door het toepassen van aanwezige flexibiliteit in de verslaggevingmethoden, diverse belanghebbenden misleiden. Earnings management is een wel bekend voorbeeld daarvan. Verscheidene onderzoeken hebben ons aangetoond dat earnings management op verschillende wijze gedefinieerd kan worden. Bij dit onderzoek maak ik gebruik van de earnings

management definitie van Healy en Wahlen (1999). Healy en Wahlen (1999) definiëren het begrip als volgt:

“Earnings management occurs when managers use judgement in financial reporting and in structuring transactions to alter financial reports to either mislead some stakeholders about the underlying economic performance of the company or to influence contractual outcomes that depend on reported accounting numbers.”

Sinds januari 2005 zijn beursgenoteerde bedrijven in de Europese Unie verplicht om International Financial Reporting Standards (hierna IFRS) toe te passen bij hun financiële jaarverslag. Er waren diverse redenen om IFRS in te voeren, zoals de groei van de

internationale financiële markt (Callao, Jarne en Lainez, 2007). Een andere reden is de

globalisatie van Europese bedrijven (Jermakowicz, 2004). Daarnaast moesten de bedrijven die waren genoteerd op verschillende beurzen, de jaarrekening opstellen met verschillende

standaarden en dat leidde tot inefficiëntie. Door de invoering van IFRS in 2005 werd er verwacht dat IFRS zou gaan leiden tot een betere financial disclosures, accounting kwaliteit en afname van informatie asymmetrie (Barth et al. 2008). Daarnaast werd er verwacht dat de

(7)

7

komst van IFRS zou gaan leiden tot een daling van earnings management. In de afgelopen jaren zijn er veel onderzoeken verricht over het effect van IFRS. De resultaten zijn over het algemeen niet eenduidig en gemengd. Deze verschillende resultaten zijn veroorzaakt door de verschillen in de onderzoeksmethode en de verschillen in de institutionele omgeving van landen. Hierdoor is het niet mogelijk om tot één conclusie te komen over alle landen in de EU.

Zowel afgelopen jaren als op dit moment is de economische crisis een veel gediscussieerde topic. Door de economische crisis wordt het voor veel ondernemingen nog lastiger om hun doelstellingen te realiseren en de verwachtingen van de stakeholders waar te maken. Zeker voor ondernemingen die in landen opereren, waar de crisis hevig wordt gevoeld. Aangezien de inkomsten onder druk komen te staan, kan er gesteld worden dat earnings management een stijgende tendentie vertoont tijdens de economische crisis.

Het onderzoek is als volgt opgebouwd: in sectie 2 wordt de wetenschappelijke relevantie behandeld. In sectie 3 wordt literatuur en enkele onderzoeken aan de orde gesteld. In sectie 4 wordt de onderzoeksmethodologie uitgewerkt. In sectie 5 wordt het resultaat gepresenteerd en ten slotte wordt in sectie 6 de conclusie getrokken.

2 Theorie

2.1 Wetenschappelijke bijdrage

Zoals bij de inleiding vermeld, is een zeer algemene en in de literatuur vaak gebruikte definitie van resultaatsturing is deze van Healy & Wahlen (1999):

“Earnings management occurs when managers use judgement in financial reporting and in

structuring transactions to alter financial reports to either mislead some stakeholders about the underlying economic performance of the company or to influence contractual outcomes that depend on reported accounting practices”.

Er zijn tot op heden verschillende studies verricht op het gebied van earnings management en IFRS. Enkele wel bekende voorbeelden hiervan zijn van Burgstahler en Dichev (1997) en Dechow et. al. (1995). Volgens Burgstahler en Dichev (1997) willen managers in het

(8)

8

managementrapport graag een begin maken met een stuk beschrijving, waarin staat dat de onderneming een winststijging heeft gegenereerd in dat boekjaar. Of deze stijging inderdaad overeenkomt met de feiten is nog wel de vraag. Uit diverse onderzoeken blijkt een

systematisch bewijs dat er bij managers prikkels ontstaan om een patroon te creëren waarbij winststijging telkens naar voren komt (Burgstahler en Dichev, 1997). Barth e.a. (1995) tonen in hun onderzoek aan dat bij bedrijven met een consistent patroon van winststijging, de beloningen groter worden naarmate de serie van winststijgingen langer wordt en/of degelijk vermindert bij het onderbreken hiervan. Deze bevindingen komen overeen met de

bevindingen van DeAngelo e.a. (1996). Ze geven aan dat bedrijven met een onderbroken patroon van winststijging, 14% negatief abnormaal rendement ervaren in het jaar van de onderbreking. Hieruit blijkt dat er bij managers een sterke intentie bestaat om aan de hand van earnings management winstdalingen en verliezen te voorkomen.

Een gemanipuleerd winstcijfer zet de aandeelhouders, potentiële beleggers en vreemd vermogensverschaffers op het verkeerde spoor. Als de cijfers niet overeenkomen met de feiten, worden de bestuurders onterecht hoog beloond. Daarnaast zal de beurswaarde niet het juiste beeld verschaffen, waarna de potentiële beleggers en de vreemd vermogensverschaffers foutieve beslissingen kunnen nemen. Er zijn tot nu toe aantal onderzoeken verricht, die concluderen dat de ondernemingen die volgens IFRS rapporteren een aantal voordelen hebben. Het bewijs is echter verre van overtuigend en in veel gevallen gemengd (Daske et al. 2008). Deze verschillende resultaten zijn veroorzaakt door de verschillen in de

onderzoeksmethode en de verschillen in de institutionele omgeving van landen. Daarom is het belangrijk om vergelijkbare onderzoeken te verrichten in verschillende landen (Leuz &

Verrecchia, 2000).

Kahneman en Tversky (1979) suggereren dat de grootste prikkels om earnings management ontstaan, wanneer een verlies in een winst gemanipuleerd kan worden. Earnings management geeft de managers wat flexibiliteit om zichzelf en de onderneming te beschermen met het oog op onverwachte „state realizations‟ in het voordeel van alle contractpartijen (efficiënt

contracting perspectief).

Uit het literatuuronderzoek is mij gebleken dat er verscheidene onderzoeken zijn gedaan naar het effect van de invoering van IFRS op de omvang van earnings management, maar tot op heden, voor zover mij bekend, niet is gekeken of de economische crisis een relatie heeft met

(9)

9

deze twee aspecten. De keuze voor de beursgenoteerde bedrijven in Italië is bewust

vastgesteld, omdat Italië één van de landen is die de gevolgen van de economische crisis tot op de dag van vandaag voelt. Dit onderzoek bereidt de huidige kennis over de effecten van IFRS op de omvang van earnings management uit. Tevens wordt er bij dit onderzoek aandacht geschonken aan de economische crisis en zijn effect op de omvang van earnings management onderzocht.

De onderzoeksvraag luidt als volgt:

Wat is het effect van IFRS en de economische crisis op de omvang van earnings management voor de beursgenoteerde niet-financiële bedrijven in Italië? En in welke mate heeft de grootte van het controlerende accountantskantoor een invloed op earnings management?

Om de bovenstaande onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, stel ik voor dit onderzoek de volgende deelvragen:

1) Wat is earnings management?

2) Waarom wordt earnings management toegepast? 3) Wat voor earnings management patronen zijn er?

4) Wat zijn de belangrijkste wetenschappelijke bevindingen tot nu toe? 5) Wat is economische crisis en wanneer is het begonnen?

6) Heeft de omvang van het accountantskantoor een invloed?

2.2 Theoretische inkadering

Een van de belangrijkste redenen om IFRS in te voeren was om de accounting kwaliteit te verbeteren. Daske et al. (2008) beweren dat het rapporteren onder IFRS de kwaliteit van de financiële verslaggeving verbetert en hierdoor de transparantie stijgt. In dit onderzoek komt vooral één wel bekende theorie naar voren, namelijk: de agency theory.

De agency theory beschrijft de scheiding tussen de eigenaren en het bestuur van een onderneming waar in de meeste beursgenoteerde ondernemingen sprake van is. Deze scheiding zorgt ervoor dat ondernemingen effectiever kunnen opereren, maar ook dat er een belangentegenstelling tussen deze partijen ontstaat. Deze belangentegenstelling wordt door de agency theory beschreven. Twee veronderstellingen vormen de basis van de theorie, namelijk:

(10)

10

ten eerste, dat de agent (de opdrachtnemer), vanwege de belangentegenstelling, andere belangen nastreeft dan dat de principaal (de opdrachtgever) van hem wenst. Ten tweede is de principaal niet in staat om de doelen van de door de agent uitgevoerde activiteiten te

achterhalen. Deze laatste veronderstelling ontstaat doordat de principaal over minder en/of onjuiste informatie beschikt (informatie asymmetrie). Door dit verschil in beschikbaarheid van informatie is het nagenoeg onmogelijk voor de principaal om de prestaties en het

handelen van de agent exact te kunnen beoordelen. (Costello en Wittenberg-Moerman, 2011). De agent bezit, door de interne beheersing, belangrijke informatie over de systemen en

processen binnen de organisatie. Via verslaggeving is het mogelijk om deze informatie aan de aandeelhouders (proxy voor principaal) kenbaar te maken. Het management brengt deze informatie naar buiten middels de financiële verslaggeving. Hoe hoger de kwaliteit van deze informatie is, des te bruikbaarder is die informatie voor de aandeelhouders. Wanneer de onderneming een beter interne beheersing heeft, zal dit leiden tot een toename in de kwaliteit van de financiële verslaggeving (Costello & Wittenberg-Moerman, 2011). De financiële verslaggeving is voor ondernemingen onder andere een middel om naar individuele

investeerders toe te communiceren over de prestaties van de onderneming. Op basis daarvan kunnen investeerders zich een beeld vormen van de onderneming. Echter, na een aantal grote schandalen waaronder Enron en Worldcom, werd het vertrouwen dat investeerders hadden in de financiële verslaggeving fors geschaad. Daarom is de Sarbanes-Oxley Act (SOX) in augustus 2002 ingevoerd, waarin eisen werden gesteld aan de financiële verslaggeving van ondernemingen. Na het introduceren van SOX zijn er aantal codes gelanceerd, zoals COSO en COSO II voor het verbeteren van de interne controle. Uiteindelijk is in 2005 de IFRS

verplicht gesteld voor de Europese beursgenoteerde ondernemingen.

3 Literatuur

3.1 Wat is earnings management?

Earnings management wordt over het algemeen vanuit twee verschillende perspectieven bekeken. Het eerste perspectief houdt in dat earnings management wordt gebruikt als een management tool dat gebaat is bij de aandeelhouders voor het vervullen van hun

verantwoordelijkheden met betrekking tot het maximaliseren van eigen nut. Bij het tweede perspectief wordt earnings management geïnterpreteerd als verstoring van de economische

(11)

11

gebeurtenissen om de gebruikers van de jaarrekening te misleiden. Deze verschillende opvattingen leiden tot verschillende definities van earnings management.

Een definitie die earnings management van positieve kant bekijkt is die van Beneish (2001):

“Earnings management is a way for managers to disclose their private expectations about the firm’s future cash flows to investors.”

En McKee (2005) beschrijft het als volgt:

"Reasonable and legal management decision making and reporting intended to achieve stable and predictable financial results."

Naast positieve perspectieven zijn er ook onderzoekers die earnings management van een ander perspectief bekijken en anders formuleren zoals Schipper (1989):

“Disclosure management in the sense of a purposeful intervention in the external financial reporting process, with the extent of obtaining some private gain, as opposed to merely facilitating the neutral operation of the process.”

De definitie van Healy en Wahlen (1999), welke gebruik wordt voor dit onderzoek, zit ook tussen het tweede perspectief.

Fields, Lys en Vincent (2001) vinden dat earnings management plaatsvindt vanwege het feit dat managers het flexibiliteit hebben om verslaggevingmethoden te kiezen, waarmee ze het hoogste nut kunnen behalen. Ronen en Yaari (2008) hebben het begrip earnings management verdeeld in drie categorieën, namelijk: wit, grijs en zwart. Wit betekent, dat earnings

management de transparantie van de financiële verantwoording bevordert en privé informatie omtrent de toekomstige kasstroom verwachtingen deblokkeert. Grijs houdt in, dat het

verslaggevingmethode is gekozen vanuit een opportunistische of een economische gedachten. Zwart betekent, in tegenstelling tot wit, dat de gekozen verslaggevingmethoden de

transparantie reduceert.

(12)

12

3.2 Waarom earnings management?

Zoals eerder vermeld, uit diverse onderzoeken blijkt een systematisch bewijs dat er bij

managers prikkels ontstaan om een patroon te creëren waarbij winststijging telkens naar voren komt (Burgstahler en Dichev, 1997). Volgens Scott (2006) kan earnings management vanuit twee manieren worden bekeken, namelijk contracting en financial reporting perspectieven. Beide perspectieven worden als volgt beschreven:

Contracting: eanings management kan gebruikt worden als een middel om de organisatie te beschermen tegen onvoorziene omstandigheden bij onvolledige en onbuigzame contracten.

Financial reporting: managers kunnen de marktwaarde van de onderneming beïnvloeden door middel van verslaggeving. Binnen GAAP kunnen managers verslaggevingmethoden kiezen om strategische redenen. Informatie asymmetrie creëert kansen voor een strategische verslaggevingmethode keuze (Scott, 2006).

Volgens het onderzoek van Healy en Wahlen (1999) kan earnings management verdeeld worden in drie motivatiecategorieën, namelijk:

 Capital market motivations;  Contracting motivations;  Regulatory motivations.

3.2.1 Capital market motivation

Investeerders en financiële analisten gebruiken de financiële verslaggeving om de waarde van de aandelen te bepalen. Dit kan de manager prikkelen om door middel van earnings

management positief resultaat te creëren, waarna de waarde van de aandelen stijgen. Stijging van de aandelen zorgt voor extra investeringen door de investeerders (Healy and Wahlen, 1999).

(13)

13

3.2.2 Contracting motivation

In de literatuur gaat het met name om de bonus- en schuldcontracten die de managers kunnen prikkelen om earnings management toe te passen. Healy (1985) en Holthausen-Larcker en Sloan (1995) hebben aangetoond dat er een relatie bestaat tussen earnings management en management bonussen. In deze studies kwam naar voren dat als de winst boven de Cap (de winst waarbij de maximale winst binnen is) uitkomt, de managers sneller de neiging hebben om de huidige winst te verschuiven naar de toekomstige periode. Hierdoor wordt de kans om volgend jaar weer de maximale bonus te genieten groter. Anderzijds vonden DeFond en Jiambalvo (1994) eb Sweebey (1994) bewijs dat managers earnings management toepassen om schuldcontracten te sturen, dus earnings management toepassen om te kunnen voldoen aan de afgesproken voorwaarden om hogere kosten te voorkomen.

3.2.3 Regulatory motivation

Politieke en belasting motieven spelen hierbij een grote rol. Belastingtarieven en onderzoeken door de toezichthoudende organen kunnen een prikkel vormen om earnings management toe te passen (Watts en Zimmerman, 1986). Volgens Scott (2006) wordt earnings management gebruikt om de nettowinst te verlagen in de perioden van voorspoed en om de zichtbaarheid van de onderneming te verminderen. Voorgaande is met name van toepassing op grote ondernemingen, strategische industrieën zoals gas en olie maatschappijen en monopolistische ondernemingen.

3.3 Earnings management patronen

Earnings management kan op diverse manieren toegepast worden. Scott (2006) onderkend vier patronen die te zien zullen zijn bij een earnings management. Scott (2006) beschrijft de patronen als volgt:

Taking a bath

Dit vindt met name plaats in perioden van reorganisatie, negatieve verwachtingen of aanstelling van een nieuwe CEO. Als het zeker is dat een onderneming een verlies gaat

(14)

14

wil hiermee schoon schip maken door zo veel mogelijk (te denken valt aan afschrijvingen en voorzieningen) kosten te nemen. Dit vindt plaats indien de nettowinst onder de bogey van het bonusplan uitkomt om de kans op toekomstige winsten te bevorderen.

Income minimization

Dit wordt met name toegepast door politiek zichtbare ondernemingen in tijden van voorspoed. Dit blijkt uit snelle afschrijvingsmethode van activa, toename van advertentie- en R&D kosten, toepassen van RRA en LIFO (in tijden van stijgende inkoopprijzen). Door income minimization toe te passen, wordt de huidige winst verschoven naar de toekomstige periode omdat de maximale winst, indien er gewerkt wordt met bogey en cap, al is bereikt. Door de winst te verschuiven, wordt de kans op toekomstige bonussen vergroot.

Income maximization

Income maximization wordt met name toegepast door managers om de bonus te

maximaliseren en/of door ondernemingen die het risico lopen niet te kunnen voldoen aan de voorwaarden, te denken aan ratio‟s, van een schuldovereenkomst die ze hebben afgesloten. Hierbij wordt de toekomstige winst naar huidige periode verschoven.

Income smoothing

Income smoothing kan om verschillende reden worden toegepast. Managers kunnen income smoothing toepassen om de nettowinst tussen de bogey en cap te houden om jaarlijks gelijke bonussen te krijgen. Hiermee willen de managers een stabiele winst creëren en de waarde van de onderneming stabiel houden door verrassende resultaten te vermijden. Door jaarlijks een evenwichtige winst te creëren, zullen de ratio‟s, welke van belang zijn om te kunnen voldoen aan de voorwaarde van schuldovereenkomsten, eveneens stabiel zijn. Tevens kan dit

toegepast worden om naar buiten toe een evenwichtige groei van de nettowinst op lange termijn te kunnen afgeven, welke de kosten van het verkrijgen van kapitaal verlaagt.

(15)

15

Aan de hand van de onderstaande figuur kunnen we zien in welke situatie welke earnings management patronen kunnen worden toegepast.

bogey cap

Links van de bogey: Take a bath.

Tussen bogey en cap: Income smoothing en income maximinization. Rechts van de cap: Income minimization.

3.4 Het effect van IFRS op earnings management

Zoals eerder aangegeven, sinds januari 2005 zijn beursgenoteerde bedrijven in de Europese Unie verplicht om IFRS toe te passen als verslaggevingmethoden. Voornaamste reden om IFRS verplicht te stellen was om de financiële vergelijkbaarheid in Europese Unie te vergroten, globalisatie te bevorderen (Jermakowicz, 2004) en het bereiken van betere

financial disclosures, accounting kwaliteit en afname van informatie asymmetrie (Barth et al. 2008). Kortom, toepassen van IFRS zou uiteindelijk gaan leiden tot een reductie van earnings management.

(16)

16

In de volgende paragraaf ga ik een aantal onderzoeken behandelen die de onderzoekers hebben uitgevoerd omtrent de implementatie van IFRS en het effect hiervan op de omvang van earnings management.

3.4.1 Voorgaande onderzoeken over earnings management onder nationaal GAAP en IFRS

Afgelopen jaren hebben verscheidene onderzoeken plaatsgevonden omtrent de implementatie en het effect van IFRS op earnings management. Een wel bekend voorbeeld is die van Van Tendeloo en Vanstraelen (2005). Zij hebben onderzocht of de vrijwillige implementatie van IFRS het niveau van earnings management heeft gereduceerd bij de Duitse beursgenoteerde ondernemingen. Uit het onderzoek kwam naar voren dat bedrijven die een vrijwillige implementatie van IFRS hadden toegepast, hogere discretionary accruals en meer income smoothing hadden dan de bedrijven die rapporteerden onder de Duitse GAAP. Na correctie van toegestane income smoothing activiteiten door de Duitse wetgeving, vonden de

onderzoekers geen bewijs of de implementatie van IFRS leidde tot een reductie van earnings management.

Een ander onderzoek is die van Heemskerk en Van der Tas (2006). Zij gingen bij hun onderzoek na of de implementatie van IFRS leidde tot een daling van discretionary accruals en accruals, waarna het niveau van earnings management daalde. Het onderzoek werd gehouden onder de Duitse en Zwitserse beursgenoteerde bedrijven die voor het jaar 2005 vrijwillig de IFRS hadden geïmplementeerd. De onderzoekers hebben niet kunnen aantonen dat de verplichte invoering van IFRS zorgde voor een daling van earnings management. Integendeel, de onderzoekers vonden bewijs van toename van earnings management ten opzichte van de bedrijven die rapporteerde onder de Duitse GAAP en de Zwitserse GAAP. Echter wil dit onderzoek niet betekenen dat de invoering van IFRS in ieder land zal leiden tot een toename van earnings management. Earnings management gedrag kan per land

verschillen. Zo geven Heemskerk en Van der Tas (2006) aan dat Duitse GAAP en Zwitsese GAAP conservatiever zijn dan de Nederlandse GAAP en de Engelse GAAP.

Jeanjean en Stolowy (2008) hebben een onderzoek uitgevoerd naar wat voor effect de

verplichte invoering van IFRS heeft gehad op de mate van earnings management. Zij hebben dit onderzoek uitgevoerd over beursgenoteerde ondernemingen in Australië, Frankrijk en

(17)

17

Verenigde Koninkrijk. De reden waarom deze drie landen zijn gekozen is, omdat Australië een niet-Europees land is dat ook in 2005 IFRS heeft ingevoerd en Frankrijk en Verenigde Koninkrijk verschilde in verslaggeving tradities, te denken aan code law en common law. Uit het onderzoek kwam naar voren dat de mate van earnings management niet was veranderd in Australië en Verenigde Koninkrijk maar wel was toegenomen in Frankrijk.

3.5 Het effect van de economische crisis

Uitgaande van Murphy (2009) was de economische crisis al gaande in de zomer van 2008. In de jaren voorafgaand aan de ineenstorting van de Amerikaanse hypotheekmarkt werd er geconstateerd dat de banken in veel gevallen een te hoge hypotheek hadden verstrekt aan diverse kredietnemers. Volgens Murphy (2008) zijn de verstrekte hypotheken in de jaren 2004, 2005 en 2006 van veel lagere kwaliteit ten opzichte van jaren ervoor. Bovendien werden de hypotheken met een lage kwaliteit te eenvoudig toegekend aan diverse afnemers zoals: speculatieve ontwikkelaars, investeerders en kopers, wat uiteindelijk resulteerde in een zeepbel. Volgens Murphy (2008) is de oorzaak van de kredietcrisis te wijten aan het feit dat steeds meer mensen in de V.S. hun hypotheken niet meer konden betalen als gevolg van de verhoogde rente en de stilstand in de Amerikaanse vastgoedmarkt veroorzaakt door de gestegen woningprijzen. De ineenstorting van de Amerikaanse woninghypothekenmarkt leidde uiteindelijk tot de beschadiging van de financiële instellingen wereldwijd, welke vervolgens resulteerde in een neerwaartse tendens van de wereldeconomie.

Italië is één van de landen die grote financiële problemen heeft sinds het uitbreken van de economische crisis. Van alle landen in de eurozone heeft alleen Griekenland een grotere staatsschuld dan Italië. Door de crisis is de Italiaanse rating door verschillende

kredietbeoordelaars sinds 2011 verlaagd van A- naar BBB+. Om Italië weer uit de crisis te kunnen krijgen, kwam de regering met een pakket aan hervormingen en bezuinigingen. Zo heeft men onder andere afgesproken om de pensioenleeftijd uiterlijk in 2026 te verhogen naar 67 jaar en de komende jaren te investeren in het onderwijs, werkgelegenheid en infrastructuur. Daarnaast heeft Italië haar rentepercentage fors moeten verhogen om staatsleningen op te kunnen halen.

(18)

18

Aangezien de huidige economische crisis een relatief recente gebeurtenis is, zijn er met betrekking tot de impact van de economische crisis op de omvang van earnings management weinig tot geen onderzoeken verricht. De huidige prestaties van veel bedrijven laten ons zien dat de realisatie van de doelstelling, voldoen aan de verwachtingen van de aandeelhouders en de toekomstige groei steeds meer onder druk komen te staan. Burgstahler en Dichev (1997) hebben in hun onderzoek bewezen dat er bij managers prikkels aanwezig zijn om

winstdalingen en verliezen te vermijden door middel van earnings management. Uitgaande van de bovenstaande verwacht ik dat tijdens de economische crisis de mate van earnings management zal toenemen, uitgaande van het feit dat de doelstellingen al onder druk staan en de managers winstdalingen of verliezen willen vermijden met het oog op bonuscontracten.

3.6 Invloed van de controlerende accountant

Regelgevers en kleine accountantskantoren beweren dat de omvang van een

accountantskantoor de kwaliteit van de controle niet beïnvloed en de keuze van een

accountantskantoor daarom irrelevant is op de kwaliteit van de controle. In tegenstelling tot deze veronderstelling beargumenteert De Angelo (1981) in zijn onderzoek dat de kwaliteit van de controle niet onafhankelijk is van de grootte van een accountantskantoor, zelfs wanneer de kantoren dezelfde technologische kwaliteit bezitten. Dit wordt verklaard doordat de zittende accountants cliënt specifieke quasi rentes verdienen, hebben kantoren met een groter aantal cliënten meer te verliezen door het niet rapporteren van een eventuele

tekortkoming die ontdekt is tijdens de controle. Door dit aspect vergroot de kwaliteit van de controle die wordt verschaft door een groter accountantskantoor. Verder beweren de

onderzoekers dat de kans dat een accountant opportunistisch zal handelen, door het afgeven van een onterechte verklaring, groter wordt naarmate de accountant meer afhankelijk is van de inkomsten van deze ene klant. Aangezien de grotere kantoren meer klanten hebben en hierdoor minder afhankelijk zijn van een aantal klanten, zal een groter kantoor kwalitatief beter werk leveren (De Angelo, 1981). Daarnaast heeft Francis (2004) in zijn onderzoek geconstateerd dat de omvang van het accountantskantoor een voorbode is voor kwaliteit, omdat geen enkele cliënt belangrijk is voor het grotere accountantskantoor. Tevens heeft een groter accountantskantoor een groter negatieve reputatie effect dat speelt als er sprake is van een foutieve verklaring. Reputatie creëert prikkels om hoogwaardige controles te blijven leveren (Francis, 2004). Uitgaande van deze onderzoeken, wil ik middels dit onderzoek

(19)

19

nagaan of de grootte van het accountantskantoor ook van invloed is op de omvang van earnings management in Italië.

4 Methodologie

In sectie 4 wordt de onderzoeksvraag, de hypothesen, onderzoeksomvang en de

onderzoeksmethoden behandeld. Als eerste zal ik de onderzoeksvraag en de hypothesen formuleren. Vervolgens zal ik de onderzoeksomvang en de data behandelen. Tenslotte zal ik de onderzoeksmethoden presenteren en uitwerken.

4.1 Onderzoeksvraag en de hypothesen

De onderzoeksvraag luidt als volgt:

Wat is het effect van IFRS en de economische crisis op de omvang van earnings management voor de beursgenoteerde, niet-financiële bedrijven in Italië? En in welke mate heeft de grootte van het controlerende accountantskantoor invloed op earnings management?

Gebaseerd op de bovenstaande onderzoeksvraag, stel ik voor dit onderzoek de volgende drie hypothesen:

(H1) Na de verplichte implementatie van IFRS is de omvang van earnings management gedaald ten opzichte van de periode ervoor in Italië.

(H2) Earnings management in Italië is in de periode van de economische crisis hoger dan de periode voor de economische crisis onder toepassing van IFRS.

(H3) In Italië houden de bedrijven die gecontroleerd worden door een Big-4

accountantskantoor zich minder bezig met earnings management dan de bedrijven die gecontroleerd worden door een niet Big-4 accountantskantoor.

(20)

20

4.2 Onderzoeksomvang en data

Voor data verzameling heb ik gebruik gemaakt van Orbis. De steekproef die ik voor dit onderzoek gebruik, bestaat uit 83 bedrijven genoteerd aan de Italiaanse beurs (Borsa Italiana S.p.A.) voor de periode pre-IFRS en 86 bedrijven voor de perioden post-IFRS/pre-crisis en post-crisis. Het verschil komt door niet beschikbare data.

Ik gebruik de onderstaande tijdlijn om de effecten van de verplichte implementatie van IFRS en de economische crisis te meten voor de beursgenoteerde niet-financiële bedrijven in Italië. Financiële instellingen worden achterwege gelaten, omdat zij een specifieke

verslaggevingmethode kennen en hierdoor verschillen van andere industrieën (Van Tendeloo en Van stralen, 2005).

Aangezien IFRS in 2005 verplicht is gesteld, kan de periode voor 2005 gezien worden als pre-IFRS. Omdat in Orbis alleen de data vanaf 2003 beschikbaar is, kan ik enkel het jaar 2004 gebruiken als periode pre-IFRS. Vervolgens wil ik de periode 2005 t/m 2007 gebruiken als periode post-IFRS / pre-economische crisis. Uitgaande van Murphy (2009) was de

economische crisis al gaande in de zomer van 2008, dus de periode 2008 t/m 2011 wil ik gebruiken als periode post-economische crisis.

(21)

21

4.3 Onderzoeksmethoden

In het model van DeFond en Park (2001) worden de “onverwachte” of ook wel gezegd

“abnormale” bedrijfskapitaal accruals gehanteerd als een maatstaf voor earnings management. Deze proxy voor abnormale accruals meet het verschil tussen het gerealiseerde

bedrijfskapitaal en het door de markt verwachte niveau van bedrijfskapitaal dat nodig is om het verkopen te ondersteunen. De achterliggende gedachte voor deze maatstaf is dat het verschil in de proportie van de bedrijfskapitaal accruals onmogelijk te behouden is. Men verwacht hierdoor dat dit verschil zich zal keren tegen de toekomstige resultaten (DeFond en Park, 2001).

De abnormale accruals proxy voor earnings management wordt als volgt berekend:

ABKAt = BKA t – E[BKA t]

met:

BKA t = (totale activa op korte termijn – kas en korte termijn investeringen) – (totale schulden op korte termijn – korte termijn interest dragende schulden)

E[BKAt] = (BKA t-1 / O t-1) * O t

Waarbij:

t = het jaartal, dus t verwijst naar het huidig jaar en t-1 naar het voorgaand jaar ABKA = abnormale bedrijfskapitaal accruals

BKA = werkelijke bedrijfskapitaal accruals E[BKA] = verwachte bedrijfskapitaal accruals O = Omzet

De abnormale accruals worden op schaal gezet door of de omzet of de totale activa van dat jaar om de vergelijkbaarheid tussen de ondernemingen van verschillende omvang mogelijk te maken. In dit onderzoek worden het abnormale bedrijfskapitaal accruals gedeeld door de totale activa van dat jaar.

(22)

22

4.3.1 Onafhankelijke variabelen

In deze paragraaf beschrijf ik de onafhankelijke variabelen die ik voor deze studie heb toegepast. De variabelen die ik voor dit onderzoek gebruik, zijn variabelen waarvan de onderzoekers van uitgaan dat er een associatie zal zijn met het verslaggevinggedrag van de onderneming. De eerste variabele die ik gebruik is de ondernemingsgrootte (SIZE). Deze wordt gemeten aan de hand van de boekwaarde van de totale activa aan het einde van het jaar. Grote bedrijven zijn eerder geneigd om inkomensverlagend earnings management toe te passen om de politieke kosten te verlagen (Watts en Zimmerman, 1986). Daarnaast staan grote ondernemingen meer onder druk om te voldoen aan de verwachtingen van de analisten waardoor ze sneller geneigd zijn om de cijfers te manipuleren (Bartov et al., 2001).

De tweede variabele is de leeftijd (AGE). De variabele AGE geeft het aantal jaren weer dat het bedrijf reeds actief is. Uitgaande van Chen et al. (2008) wordt er een negatieve coëfficiënt verwacht. Bedrijven die langer actief zijn, blijken minder geneigd te zijn om aan earnings management te doen.

De derde variabele is de ROE. Hiermee wordt de relatie onderzocht tussen earnings

management en de winstgevendheid van een onderneming. Variabele ROE is een indicatie voor de hoeveelheid netto-winst uitgedrukt in percentages van het eigen vermogen. De ROE wordt als volgt berekend: (netto-winst / eigen vermogen) * 100. Uitgaande van Burgstahler et al. (2006) wordt ook hier een negatieve coëfficiënt verwacht.

De vierde variabele is de solvabiliteit (SOLV). De solvabiliteit wordt gebruikt als een maatstaf voor de zelffinancieringsgraad van een onderneming. Solvabiliteit wordt als volgt berekend: (eigen vermogen / totaal vermogen) * 100. De solvabiliteit is dus hoog zodra de onderneming over een relatief hoog eigen vermogen beschikt. Ondernemingen met een hoog eigen vermogen zullen minder gebruik gaan maken van externe financieringen, dus hoe hoger de solvabiliteit des te lager het financieel risico dat een onderneming loopt. Bedrijven met een hoge schuldgraad zullen daarentegen een hogere financieel risico lopen en daardoor eerder geneigd zijn om de cijfers te beïnvloeden om te voldoen aan de afgesproken debtratio‟s met de kredietverstrekkers. Volgens Healy (1985) zijn de leningscontracten gebaseerd op het gerapporteerde winstcijfer en dit kan de manager prikkelen om earnings management toe te

(23)

23

passen. Bij bedrijven met een hoge solvabiliteitsgraad wordt een negatieve coëfficiënt verwacht en vice versa.

Verder wordt ook gekeken naar de groei (GROWTH) van de onderneming. Dit wordt gemeten aan de hand van de jaarlijkse procentuele verandering in het verkopen. Deze variabele is ook bij het onderzoek van Burgstahler et al. (2006) gebruikt als een mogelijke bron van variatie in de accruals. Uitgaande van voorgaande studies wordt verwacht dat er een positieve relatie aanwezig is tussen de groei en earnings management (Chen et al., 2008).

De zesde variabele is de grootte van het controlerende accountantskantoor (AUDIT). Dit is een dummy variabele en neemt de waarde 1 aan wanneer de onderneming wordt

gecontroleerd door een big4 en de waarde 0 wanneer de onderneming wordt gecontroleerd door een niet big4 kantoor. Tot big4 behoren de volgende kantoren: KPMG, PWC, Deloitte en Ernst & Young. Uitgaande van DeAngelo (1981) wordt er verwacht, dat de ondernemingen die gecontroleerd worden door een big4 kantoor, een negatieve coëfficiënt zullen hebben.

Als zevende en laatste variabele gebruik ik de current ratio (CURRENTRATIO). Dit is een maatstaf voor het financiële risico dat een onderneming loopt. Dit wordt gebruikt als een financieel kengetal om de financiële toestand van een onderneming te peilen. Het geeft aan in welke mate de korte termijn schulden kan worden betaald met de vlottende activa van de onderneming. Deze wordt als volgt berekend: (vlottende activa / vlottende passiva). Er wordt van uitgegaan dat wanneer dit kengetal een waarde heeft tussen 1 en 1,5 er sprake is van een gezonde onderneming. Er wordt een negatieve coëfficiënt verwacht tussen current ratio en earnings management. Hoe hoger dit kengetal des de gezonder de onderneming is, dus zal er minder sprake zijn van earnings management.

(24)

24

Aldus ziet mijn empirisch model er als volgt uit:

EARNM = β0 + β1 SIZE + β2 AGE + β3 ROE + β4 SOLV + β5 GROWTH + β6 AUDIT + β7

CURRENTRATIO + ε

Waarbij:

Afhankelijke variabele

EARNM = earnings management maatstaf berekend volgens DeFond en Park (2001).

Onafhankelijke variabelen

SIZE = natuurlijke logaritme van de totale activa in t AGE = aantal actieve bedrijfsjaren

ROE = netto-winst / eigen vermogen) * 100

SOLV = (vreemd vermogen / totaal vermogen) * 100

GROWTH = jaarlijkse procentuele verandering in het verkopen AUDIT = dummy variabel (Big4 = 1, niet Big4 = 0)

CURRENTRATIO = (vlottende activa / vlottende passiva) ε = storingsterm

(25)

25

5 Resultaten

5.1 Descriptive statistics

In de volgende tabellen worden de descriptieve statistieken weergegeven van alle waarnemingen per perioden.

Tabel 1, 2 en 3 geven de gegevens uit de onderzoeksperiode weer. De gemiddelde totale activa bedraagt c.a. € 5.500.000, pre-IFRS, € 6.200.000, IFRS en € 8.500.000.- post-crisis. Hierbij zijn er enkele grote outliers zoals Telekom Italia S.P.A. met een totale activa van c.a. € 111.000.000 pre-IFRS, € 120.000.000 post-IFRS, en € 118.000.000 post-crisis en ENI S.P.A. met een totale activa van c.a. €99.000.000 pre IFRS, € 121.000.000 post-IFRS en 173.000.000 post-crisis. Hierdoor wordt het moeilijk om SIZE als controle variabele te gebruiken in een model. Echter, het meetmodel van Defond en Park vermindert het risico op afwijkingen door de elementen van het werkelijke bedrijfskapitaal accruals te delen door de totale activa van dat jaar. Hierdoor worden de elementen uitgedrukt als ratio van de totale activa, immers de elementen van het werkelijke bedrijfskapitaal accruals zijn hoger bij bedrijven als Telekom Italia en ENI waardoor er geen groot verschil overblijft met de ratio‟s van andere ondernemingen. Current assets en current liabilities zijn gemiddeld respectievelijk € 1.500.000 IFRS, € 1.700.000 post-IFRS, € 2.200.000 post-crisis en € 1.450.000 pre-IFRS, € 1.600.000 post-pre-IFRS, € 2.200.000 post-crisis. Bij de outlier zoals Telekom Italia bedragen dit respectievelijk € 28.000.000 pre-IFRS, € 24.000.000 post-iFRS, € 21.500.000 pos-crisis en € 23.000.000 pre-IFRS, € 25.800.000 post-IFRS, € 24.700.000 post-crisis. Current assets is het grootste element van het werkelijke bedrijfskapitaal accruals. Bedrijven waar de ratio van dit element erg hoog is, heeft te maken met een hoger getal aan werkelijke accruals. Verwachte accruals worden gevormd door de ontwikkelingen in de omzet en werkelijke bedrijfskapitaal accruals, hierdoor wordt het effect van de omzet ten opzichte van het werkelijke bedrijfskapitaal ook in het model meegenomen. We zien dat voor de periode pre-IFRS het verwachte bedrijfskapitaal hoger zijn dan het werkelijke bedrijfskapitaal, waardoor het abnormale bedrijfskapitaal (ABKA) negatief uitkomt. Dit is tevens het geval voor de periode post-IFRS. Periode post-crisis heeft een positieve ABKA. Op basis van eerdere studies is het gemiddelde proxy voor earnings management tussen -1 en 1. In dit onderzoek, met als meetmodel DeFond en Park (2001), is het gemiddelde ABKA -0,0475 bij pre-IFRS, -0,0173 bij post-IFRS en 0,0044 bij post-crisis. Over het algemeen kunnen we

(26)

26

zeggen dat bij een negatief gemiddelde proxy van earnings management, negatieve

discretionaire accruals worden toegepast door de managers. De accruals van een onderneming zijn verdeeld in niet-discretionaire accruals en discretionaire accruals. Het eerstgenoemde kan niet worden beïnvloed door de manager wegens economische omstandigheden maar de discretionaire accruals zijn wel beïnvloedbaar en daardoor ideaal voor earnings management. Voorbeelden van discretionaire accruals zijn: afschrijvingen en voorzieningen.

Tabel 1: descriptive statistics pre-IFRS

N Minimum Maximum Mean Std. Deviation

ABKA 83 -,89 ,28 -,0475 ,18180 SIZE 83 28097,00 111466170,00 5587472,7108 18822096,70 AGE 83 1,00 180,00 38,1687 34,87 ROE 83 -180,79 1826,69 22,7442 203,13 Solvency 83 10,18 78,21 36,3983 15,93 Growth 83 -,60 1,86 ,1629 ,33439 Current ratio 83 ,31 6,42 1,4966 ,92945 Current assets 83 19425,00 27872672,00 1534125,6024 4677308,96 Shortterm investments 83 ,00 1724420,00 49178,2289 223788,18 Cash 83 195,00 12061404,00 287037,7831 1330140,66 Current liabilities 83 9638,00 25352785,00 1449376,6627 4623646,81 Loans 83 387,00 8974883,00 375691,1928 1280677,86 Current loans 83 ,00 7072028,00 316328,9759 1076495,22 Sales 83 14064,00 80257713,00 3020884,9759 10694785,94 Valid N (listwise) 83

(27)

27

Tabel 2: descriptive statistics post-IFRS/pre-crisis

N Minimum Maximum Mean Std. Deviation

ABKA 258 -1,70 ,67 -,0173 ,20051 SIZE 258 24827,00 182169345,00 6253201,1395 22173254,66 AGE 258 1,00 183,00 39,0000 34,91 REO 258 -318,74 385,19 5,6375 47,24 Solvency 258 4,45 91,79 37,6136 16,05 Growth 258 -,88 9,65 ,2064 ,66263 Current ratio 258 ,26 7,94 1,5197 ,90288 Current assets 258 16360,00 49777566,00 1731652,6822 5605095,96 Shortterm investments 258 ,00 4282337,00 77597,0620 390539,10 Cash 258 509,00 12178088,00 320392,5814 1219173,31 Current liabilities 258 6107,00 44520699,00 1631982,4535 5376046,68 Loans 258 57,00 14095351,00 450707,3760 1538024,24 Current loans 258 57,00 11427907,00 383666,8411 1275387,01 Sales 258 16884,00 129666923,00 3585555,3953 13900184,64 Valid N (listwise) 258

Tabel 3: descriptive statistics post-crisis

N Minimum Maximum Mean Std. Deviation

ABKA 344 -,53 ,43 ,0044 ,09451 SIZE 344 38365,00 231154418,00 8483623,9680 31854267,5760 AGE 344 ,00 187,00 50,1512 38,88130 REO 344 -387,21 69,99 -1,3129 37,83750 Solvency 344 1,27 78,17 34,7113 15,10388 Growth 344 -,75 1,41 ,0163 ,21876 Current ratio 344 ,15 3,89 1,3160 ,62358 Current assets 344 16306,00 51671012,00 2248585,6890 7283739,00074 Shortterm investments 344 ,00 15938503,00 193885,1366 1243489,40956 Cash 344 564,00 9076709,00 389675,5523 1189244,42732 Current liabilities 344 18178,00 52594448,00 2206940,0029 7540155,10648 Loans 344 909,00 18724027,00 595084,2587 2142853,60965 Current loans 344 1,00 10974599,00 454968,9070 1577038,07263 Sales 344 13137,00 151511521,00 4783266,7703 18201868,1715 Valid N (listwise) 344

(28)

28

5.2 Regressie analyse

De regressie analyse is uitgevoerd op basis van de afhankelijke en onafhankelijke variabelen zoals toegelicht in paragraaf 4.3.1. In dit onderzoek wordt earnings management als

afhankelijke variabele gebruikt. Daarnaast worden reeks onafhankelijke variabelen

opgenomen in het regressiemodel. In dit onderzoek zijn er drie regressiemodellen opgesteld, om te noemen: Pre-IFRS, Post-IFRS en Post-Crisis.

5.2.1 Uitkomst regressie analyse Pre-IFRS/Post-IFRS

Om H1 “Na de verplichte implementatie van IFRS is de omvang van earnings management

gedaald ten opzichte van de periode ervoor” te kunnen beantwoorden heb ik een regressie

analyse uitgevoerd over de periode 2004 tot en met 2007. De resultaten van de regressie analyse zijn in de onderstaande tabellen weergegeven. Uitgaande van tabel 4 en 5 zien we dat de beide modellen een significantie change hebben van 0,000. Dit betekent dat de beide modellen zeer betrouwbaar zijn en dus betrouwbare conclusies getrokken kunnen worden.

Tabel 4: Model Summary pre-IFRS

Model R R Square Adjusted R

Square Std. Error of the Estimate Change Statistics R Square Change F Change df1 df2 Sig. F Change 1 ,576a ,332 ,269 ,15604 ,332 5,258 7 74 ,000

a. Predictors: (Constant), CURRENTRATIO, ROE, SIZE, AGE, AUDIT, GROWTH, SOLV

Tabel 5: Model Summary post-IFRS/pre-crisis

Model R R Square Adjusted R Square Std. Error of the Estimate Change Statistics

R Square Change F Change df1 df2 Sig. F

Change

1 ,580a ,336 ,318 ,16562 ,336 18,099 7 250 ,000

(29)

29

Daarnaast valt het op dat de modellen pre-IFRS en post-IFRS/pre-crisis een R square hebben van respectievelijk 0,332 en 0,336. Dit betekent dat 33% bij het model pre-IFRS en 34% bij het model post-IFRS/pre-crisis van de variatie in de y-data wordt verklaard. Voor zo‟n dergelijk onderzoek kan dit beschouwd worden als een redelijk percentage.

Als we naar de coëfficiënten van beide modellen kijken, kan er in eerste instantie worden geconcludeerd dat de bèta van de beide modellen significant zijn bij een alfa van 5 %. Van de onafhankelijke variabelen is, voor de periode pre-IFRS, enkel “Growth” als significant aan te merken. Voor de periode post-IFRS/pre-crisis is dit “Age” en Growth”. Formule van regressie analyse is: y = a + (b*c). Het element “a” bestaat uit constant en “b” uit de coëfficiënten onder Tabel B. Het element “c” betreft de variabelen. Dus zodra een coëfficiënt negatief is, zal dit een verlagend effect hebben op de y-as en vice versa. Uitgaande van tabel 6 zien we dat het constant van de periode pre-IFRS negatief is en de variabelen Growth en Current ratio een verlagend effect hebben. Tabel 7 laat ons zien dat de periode post-IFRS/pre-crisis een positieve constant heeft en de variabelen Age, Growth, Audit en Current ratio een verlagend effect hebben. Positieve constant betekent dat het startpunt hoger op de y-as ligt, dus kan ik concluderen dat earnings management bij gebruik van discretionaire accruals is gestegen na de verplichte implementatie van IFRS. Dit is tegen mijn verwachtingen, maar uitgaande van deze informatie moet ik H1 verwerpen. Wel kan ik concluderen dat dit resultaat consistent is met de bevindingen van Heemkerk en Van der Tas (2006) en Van Tendeloo en Van Straelen (2005). Maar dit resultaat is niet consistent met de argumenten waarom IFRS verplicht is gesteld. IFRS zou onder anderen gaan leiden tot betere financial disclosures, accounting kwaliteit en afname van informatie asymmetrie (Barth et al. 2008). Onder IFRS worden de meeste activa en schulden gewaardeerd tegen fair value, welke tot een hogere subjectiviteit kan leiden en biedt de managers meer mogelijkheden om de winst te managen. Daarnaast is de volatiliteit in de verslaggeving zeer ongewenst in de ogen van de managers (Heemskerk en Van der Tas, 2006). Dit kan een reden zijn waarom earnings management is gestegen na de verplichte implementatie van IFRS.

(30)

30

Tabel 6: Coëfficiënts Pre-IFRS

Model 1 Unstandardized Coefficients Standardized

Coefficients t Sig. B Std. Error Beta (Constant) -,154 ,068 -2,265 ,026 SIZE 7,870E-010 ,000 ,082 ,843 ,402 AGE ,000 ,001 ,088 ,878 ,383 ROE ,000 ,000 ,146 1,441 ,154 SOLV ,002 ,001 ,204 1,554 ,124 GROWTH -,255 ,055 -,469 -4,642 ,000 AUDIT ,056 ,051 ,109 1,093 ,278 CURRENTRATIO -,008 ,026 -,041 -,311 ,756

a. Dependent Variable: ABKA

Tabel 7: Coëfficiënts Post-IFRS/Pre-crisis

Model 1 Unstandardized Coefficients Standardized Coefficients t Sig. B Std. Error Beta (Constant) ,088 ,039 2,246 ,026 SIZE 2,449E-010 ,000 ,027 ,515 ,607 AGE -,001 ,000 -,101 -1,939 ,054 ROE ,000 ,000 -,075 -1,394 ,165 SOLV ,000 ,001 -,039 -,558 ,577 GROWTH -,170 ,016 -,562 -10,863 ,000 AUDIT -,026 ,029 -,046 -,883 ,378 CURRENTRATIO -,004 ,015 -,020 -,293 ,770

a. Dependent Variable: ABKA

5.2.2 Uitkomst regressie analyse Pre-crisis/Post-crisis

Om H2 “Earnings management is in de periode van de economische crisis hoger dan de

periode voor de economische crisis onder toepassing van IFRS” te kunnen beantwoorden heb

een regressie analyse uitgevoerd over de periode 2008 tot en met 2011. Het resultaat van de regressie analyse is in de onderstaande tabel weergegeven. Uitgaande van tabel 8 zien we dat het model een significantie change heeft van 0,004.

Dit betekend dat ook dit model zeer betrouwbaar is en betrouwbare conclusies getrokken kunnen worden.

(31)

31

Dit model heeft een R square van respectievelijk 0,059. Dit betekent dat 6% van de variatie in de y-data wordt verklaard. Dit is zeer opmerkelijk, want de vorige twee modellen hebben allebei een veel hogere R Square.

Als we weer naar de coëfficiënten kijken, zien we dat de bèta significant is bij een alfa van 5%. Van de onafhankelijke variabelen is enkel “Growth” als significant aan te merken. Vergeleken met tabel 7 zien we dat de coëfficiënten van dit model lager is. Het constant is positief, maar vergeleken met de periode post-IFRS/pre-crisis ligt het lager op de y-as. Daarnaast zien we dat, behalve variabel REO, de variabelen een verlagend effect hebben. Op basis van deze informatie kan ik concluderen dat earnings management niet is gestegen maar juist gedaald in de periode post-crisis, dus H2 wordt ook verworpen. Ook dit resultaat is tegen mijn verwachtingen maar wel consistent met de eerdere onderzoeken. Dit resultaat kan

wellicht verklaard worden door de nieuwe overeenkomst dat geaccepteerd is door de Europese Commissie, waarin is overeengekomen dat naar aanleiding van de economische crisis het toezicht door de autoritaire instanties verscherpt dient te worden. Deze nieuwe overeenkomst kan tot een conservatieve verslaggeving leiden, waardoor de managers minder earnings management zullen toepassen.

Tabel 8: Model Summary Post-Crisis

Model R R Square Adjusted R

Square Std. Error of the Estimate Change Statistics R Square Change F Change df1 df2 Sig. F Change 1 ,244a ,059 ,040 ,09261 ,059 3,033 7 336 ,004

(32)

32

Tabel 9: Coëfficiënts Post-Crisis

Model Unstandardized Coefficients Standardized

Coefficients t Sig. B Std. Error Beta 1 (Constant) ,046 ,023 1,952 ,052 SIZE -1,571E-010 ,000 -,053 -,981 ,327 AGE -4,934E-005 ,000 -,020 -,377 ,707 REO 6,137E-005 ,000 ,025 ,434 ,664 Solvency -4,228E-005 ,000 -,007 -,093 ,926 Growth -,098 ,024 -,228 -4,171 ,000 Audit -,020 ,018 -,061 -1,125 ,262 Currentratio -,012 ,011 -,082 -1,158 ,248

a. Dependent Variable: ABKA

5.2.3 Uitkomst regressie analyse H3

H3 “Bedrijven die gecontroleerd worden door een Big-4 accountantskantoor houden zich

minder bezig met earnings management dan de bedrijven die gecontroleerd worden door een niet Big-4 accountantskantoor” is middels dit onderzoek ook getoetst. Aangezien dit een

dummy variabel betreft (1 = big4, 0 = non big4) heeft dit een significantie level van 10%. In alle drie de perioden ligt het significantie boven 10%, dus is niet als significant aan te merken.

In tabel 10, 11 en 12 zien we dat respectievelijk 71 van de 83 bedrijven, 219 van de 258 bedrijven en 312 van de 344 bedrijven gecontroleerd worden door een big4 kantoor.

Tabel 10: AUDIT Pre-IFRS

Frequency Percent Valid Percent Cumulative

Percent

Valid

Non Big4 12 14,5 14,5 14,5

Big4 71 85,5 85,5 100,0

(33)

33

Tabel 11: AUDIT Post-IFRS/Pre-Crisis

Frequency Percent Valid Percent Cumulative

Percent

Valid

Non big4 39 15,1 15,1 15,1

Big4 219 84,9 84,9 100,0

Total 258 100,0 100,0

Tabel 12: AUDIT post-crisis

Frequency Percent Valid Percent Cumulative

Percent

Valid

Non big4 32 9,3 9,3 9,3

Big4 312 90,7 90,7 100,0

Total 344 100,0 100,0

Voor de periode pre-IFRS moet ik H3 verwerpen, namelijk in tabel 6 zien we dat de variabel “Audit” positief is, dus een verhogend effect heeft. Daarentegen zien we in tabel 7 en tabel 9 dat de variabel “Audit” negatief is, dus een verlagend effect heeft op earnings management. Voor de periode Post-IFRS/Pre-crisis en Post-crisis kan ik H3 aannemen.

(34)

34

6 Conclusie

Managers kunnen verscheidene motieven hebben om het resultaat in een bepaalde richting te sturen. In het verleden hebben een aantal grote boekhoudschandalen, waaronder Enron, Worldcom en Ahold, plaatsgevonden die de wereld hebben misleid. Er zijn tot dus ver diverse studies verricht om te achterhalen waarom earnings management plaatsvindt en hoe dit

gemeten kan worden. Uit het kwalitatief onderzoek blijkt dat er bij managers prikkels aanwezig zijn om winstdalingen en verliezen te vermijden, door middel van earnings management.

Door de invoering van IFRS in 2005 werd er verwacht dat IFRS zou gaan leiden tot een betere financial disclosures, accounting kwaliteit en afname van informatie asymmetrie (Barth et al. 2008). Daarnaast ging men vanuit dat de komst van IFRS zou gaan leiden tot een daling van earnings management. In een aantal studies is bewezen dat de invoering van IFRS niet heeft geleid tot een daling van earnings management maar in tegendeel tot een stijging. De uitkomsten van deze studie is daarom consistent met de bevindingen van andere

onderzoekers.

Deze studie heeft als doel na te gaan of de invoering van IFRS en het plaatsvinden van de economische crisis, invloed heeft gehad op de omvang van earnings management in Italië. Om de toegepaste boekhoudkundige resultaatsturing in te schatten, wordt het model

ontworpen door Defond en Park (2001) toegepast. Er werd via Orbis een steekproef getrokken van beursgenoteerde bedrijven in Italië.

Zoals in de studie van Healy (1985) wordt verondersteld, gebruiken managers

winstverlagende en winstverhogende accruals. Het gemiddelde abnormale bedrijfskapitaal accruals, dat als proxy wordt gebruikt voor het meten van earnings management volgens het meetmodel van Defond&Park, is gemiddeld -0,0475, -0,0173 en 0,0044 voor respectievelijk de perioden pre-IFRS, post-IFRS/pre-crisis en post-crisis. Er zijn hier enkele grote outliers, die hoge afwijkingen hebben ten opzichte van andere bedrijven. Op basis van eerdere studies kan er worden verondersteld dat de proxy voor earnings management zich normaliter tussen -1 en -1 bevindt, waardoor dit onderzoek niet veel afwijkt van deze veronderstelling.

(35)

35

Op basis van het model dat voor dit onderzoek is opgesteld om de regressie uit te voeren, kan er worden geconcludeerd dat de invoering van IFRS geen verlagende effect heeft gehad op earnings management. Daarnaast kan er worden geconcludeerd dat de omvang van earnings management is gedaald in de periode van post-crisis. Uit het onderzoek komt tevens naar voren, dat de grootte van het controlerende accountantskantoor invloed heeft op earnings management.

Dit onderzoek kent een aantal beperkingen. Ten eerste bevat de sample voor de periode pre-IFRS 83 waarnemingen, waardoor outliers het resultaat kunnen beïnvloeden. Dit komt doordat alleen het jaar 2004 gebruikt kon worden, wegens gebrek aan data. Daarnaast wordt dit onderzoek alleen uitgevoerd volgens het meetmethode van Defond en Park (2001), waardoor er geen vergelijkingen kunnen worden gemaakt tussen andere meetmethoden. Ten derde moet men rekening mee houden met het feit dat earnings management moeilijk meetbaar is.

Voor verder onderzoek kan er worden gewerkt met een uitgebreider dataset. Hierbij kunnen de ondernemingen die genoteerd staan aan de Borsa Italiana en de lokale fondsen worden meegenomen in de sample. Voor optimale resultaten kan er gewerkt worden met langere periodes. Daarnaast kan een uitbreiding van de onafhankelijke variabelen meer betrouwbare uitkomsten leveren. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld cashflow, RAO en de kwaliteit van het wettelijke systeem.

(36)

36

7 Referenties

Bart, M. E., Landsman, W.R.,& Lang, M.H.(2008), International Accounting Standards and Accounting Quality. Journal of Accounting Research, 467-498.

Bartov, E., A.G. Ferdinand, and J.S.L. Tsui. (2001), “Discretionary-accruals models and audit Qualifications”. Journal of Accounting and Economics, Vol. 30, pp. 421-452.

Beneish, D. (2001), “Earnings Management: A Perspective, Managerial Finance”, Volume 27, Number 12, 3-17.

Burgstahler, D., Dichev, I. (1997), “Earnings management to avoid earnings decreases and losses”. Journal of Accounting and Economics, 24, 99–129.

Burgstahler, D., L. Hail, and C. Leuz. (2006), “The importance of reporting incentives: Earnings management in European private and public firms”. The Accounting Review Vol. 81 pp. 983-1016.

Callao, S., Jarne, J. I., &Lainez, J. A. (2007) Adoption of IFRS in Spain: Effect on the comparability and relevance of financial reporting. Journal of International Accounting,

Auditing and Taxation, 148-178.

Chen, J., R.R. Duh, and S.N. Fujing. (2008). “The effect of audit committees on earnings-return association: Evidence from foreign registrants in the United States”. Corporate

Governance: An International Revie,w Vol. 16, pp. 32-41.

Costello, A., M. & Wittenberg-Moerman, R. 2011. “The impact of Financial Reporting Quality on Debt Contracting: Evidence from Internal Control Weakness Reports”. Journal of

Accounting Research, vol. 49.

Daske, H., Hail, L., Leuz, C., & Verdi, R. (2008). Mandatory IFRS Reporting Around the World: Early Evidence on the Economic Consequences. Journal of Accounting Research, 1085-1142.

DeAngelo, L.E. (1981), “Auditors size and audit quality”. Journal of Accounting &

Economics, Vol. 3, pp. 183-199.

DeAngelo e.a. (1996), “Reversal of fortune Dividend signaling and the disappearance of sustained earnings growth” Journal of Banking & Finance, p.341-371.

Dechow, P.M., Sloan, R.G., Sweeney, A.P. (1995).” Detecting Earnings Management” The

Accounting Review, 70 (2), 193-225.

DeFond M.L. and Park W.C. (2001), “The Reversal of Abnormal Accruals and the Market Valuation of Earnings Surprises”. The Accounting Review, Vol. 76, pp. 375-404.

Fields, T., Lys, T., and Vincent. L. 2001, “Empirical research on accounting choice”, Journal of

(37)

37

Francis, J.R. (2004), “What do we know about the audit quality”. The British Accounting

Review, Vol. 36, pp. 345-368.

Healy, P. &Wahlen, J. (1999), “A review of the earnings management literature and implications for standard setters”, Accounting Horizons 13 4, 365-383.

Healy, P.M. (1985). “The Effect of Bonus Schemes on Accounting Decisions”, Journal of

Accounting and Economics, Vol. 7, pp. 85-107.

Heemskerk, M. and L. van der Tas (2006), “Veranderingen in resultaatsturing als gevolg van de invoering van IFRS”. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie. 80e jaargang, pp. 571-579.

Jeanjean, T. and H. Stolowy (2008), “Do accounting standards matter? An exploratory analysis of earnings management before and after IFRS adoption”. J. Account. Public Policy, Vol. 27, pp. 480-494.

Jermakowicz, E. K. (2004). Effects of Adoption of International Financial Reporting

Standards in Belgium: The Evidence from BEL-20 Companies. Accounting in Europe, 51-70. Kahneman, D. & A. Tversky, (1979), “Prospect theory: An analysis of decision under risk”, Econometrica 47, 263-291.

Leuz, C., &Verrecchia, R. E. (2000) The Economic Cosequences of Increased Disclosure.

Journal of Accounting Research, 91-104.

McKee, T. E. (2005). “Earnings Management: An Executive Perspective”. Mason, OH: Thomson Higher Education

Murphy, D. (2009), “The causes of the credit crunch: a backwards look”. Quantative Finance, 9:7, 775-790.

Murphy, D. (2008), “A preliminary enquiry into the causes of the Credit Crunch”. Quantative

Finance, 8:5, 435-451.

Ronen, J., Yaari, V., (2008). “Earnings Management, Emerging Insights in Theory, Practice and Research.

Schipper, K. (1989), “Commentary on earnings management”, Accounting Horizons 3:4, 91-102.

Scott, W.R. (2006). Financial Accounting Theory. Pearson Prentice Hall, Toronto

Tendeloo, van B. and A. Vanstraelen (2005), “Earnings Management under German GAAP versus IFRS, European Accounting Review”. Vol. 14, 155-180.

Tendeloo, van B. and A. Vanstraelen (2008), “Earnings Management and Audit Quality in Europe: Evidence from the Private Client Segment Market”. European Accounting Review, Vol. 17, 447-469.

(38)

38

Watts R.L. and Zimmerman J.L. (1986), “Positive Accounting Theory: A Ten Year Perspective”. The Accounting Review, Vol. 65, pp. 131-156.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

software tools, should be used to create a clear overview of the patent landscape and to assist with the second process step of the general patent circumvention process:

Hoe dan ook bestaat thans onvoldoende bewijs voor een gunstig effect van percutane sluiting van van een PFO bij patiënten met een cryptogeen herseninfarct, zelfs in aanwezigheid

These are the proceedings of the 10th International Conference on Advances in Computer Entertainment (ACE 2013), hosted by the Human Media Interaction research group of the Centre

Om te onderzoeken of het wel of niet hebben van een esthetische reden voor het labiareductie verzoek invloed heeft op het effect van de fotoserie onveranderde vulva’s op het

The propagation of thin-film guided, in-plane unguided plane optical waves, and their partial or total reflection at transitions between regions with different film thickness,

80 Als het syndicaat niet heeft voorzien in een eventueel faillissement van de security agent en de overdracht van de parallel debt in een dergelijk geval, betekent dit dat

I am not referring to military Unmanned Aerial Vehicles (UAVs) used for surveillance, communication relay and attacks on ground targets, but to Unmanned Cargo Aircraft (UCA)

When the Bosnian Serb forces attacked the UN protected enclave in Srebrenica in July 1995, most women, children and elderly fled to the UN compound to seek shelter.. However,