• No results found

Groepsprocessen bij meisjes in de gesloten JeugdzorgPlus instelling Alexandra (Avenier).

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Groepsprocessen bij meisjes in de gesloten JeugdzorgPlus instelling Alexandra (Avenier)."

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

0

Groepsprocessen bij meisjes in de gesloten JeugdzorgPlus instelling

Alexandra (Avenier)

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek

Universiteit van Amsterdam

E. Neisingh 10003047

Onder begeleiding van dr. G.H.P. van der Helm en

prof. dr. G.J.J.Stams

Advies: drs. J Hanrath

Amsterdam, Augustus 2012

(2)

1

Inhoudsopgave

Pagina Abstract 2 Inleiding 3 Methode 8 Resultaten 12 Discussie 35 Literatuur 38 Bijlage 1 42 Bijlage 2 44 Bijlage 3 45

(3)

2

Group-processes in girls in residential youth care institution

Alexandra.

Eline Neisingh

Abstract

The present study examined the group-dynamics with girls in the residential youth care institution Alexandra and the professional behavior of group workers. Little is known about the way girls position themselves with respect to their group mates. Positioning behavior is connected to a repressive climate and avoidance behavior, creates a power distance between peers, is often followed by exploitative relations and can damage treatment aims. Main aim of this study was to describe this positioning behavior and make some recommendations for the group workers to adapt to this behavior in an adequate way. This was examined by means of observations and interviews with the girls. An exploratory study is done to investigate the differences in experience of group climate of girls who live in Alexandra in comparison with other girls and boys in youth care institutions. The results show three types of positioning behavior: 'the informal group leader', 'the victim' and 'the neutral girl'. Both qualitative and quantitative research showed much repression in the group, also in comparison with the other institutions. Group workers should give more support and exert less repressive behavior in order to create a better living group climate.

(4)

3

Inleiding

Wanneer jongeren met ernstige gedragsproblematiek niet meer thuis kunnen wonen, omdat ze daar in hun ontwikkeling worden bedreigd, kan de kinderrechter besluiten deze jongeren uit huis te plaatsen. In de meest ernstige gevallen komen ze dan terecht in een gesloten jeugdzorginstelling. Een voorbeeld hiervan is de JeugdzorgPlus instelling Alexandra (onderdeel van Avenier), in

Almelo, die zich onder andere richt op het behandelen van problematiek bij meisjes. Bij Alexandra zitten meisjes in de leeftijdscategorie van 12 tot 18 jaar. Deze meiden zijn op een civielrechtelijke titel of vrijwillig met een gesloten machtiging opgenomen. Ze hebben ernstige problematiek op het gebied van gezin, school- of leefsituatie, bijvoorbeeld seksueel grensoverschrijdend gedrag,

agressiviteit, hechtings- of adoptieproblematiek, loverboy-problematiek of verslaving.

De meisjes verblijven in Alexandra in leefgroepen. De meisjes kunnen de groep niet verlaten vanwege het gesloten karakter van de instelling, dat veel impact op hen heeft (Van der Helm,

Klapwijk, Stams, & Van der Laan, 2009). Wanneer meerdere personen bij elkaar in een groep geplaatst worden, ontstaan er verschillende groepsprocessen: meisjes reageren op elkaar en op groepsleiders, waardoor er een soort kettingreactie van gedrag tussen de groepsleden ontstaat: transactionele processen (Sameroff, 2009). Zelfs als mensen elkaar negeren is dit een reactie, wat invloed heeft op het groepsproces, doordat hiermee gezorgd wordt dat het proces in stand gehouden wordt.

Een vaak gehoord probleem onder groepsleiders is dat ze het moeilijk vinden om in

meisjesgroepen te werken. Ze geven aan dat jongens veel meer open zijn in hun gedrag. Als ze ruzie hebben met iemand, delen ze een keer een tik uit en is de ruzie over (directe agressie) (Salmivalli, Lagerspetz, Bjorkqvist, Osterman,& Kaukiainen, 1996). Bij meisjes is dit conflictgedrag in eerste instantie vaak minder zichtbaar en slaat indirecte agressie pas na enige tijd om in directe agressie. Doordat deze indirecte agressie minder zichtbaar is, kan het gedrag langer voortduren en blijft het langer onopgemerkt voor groepsleiders, wat gevolgen kan hebben voor het leefklimaat en de stress die de meisjes ondervinden, waaraan ze zich niet kunnen onttrekken. Een veel voorkomende

uitspraak van groepsleiders van meisjesgroepen in bijvoorbeeld een gesloten jeugdzorg instelling is: “we hebben het gevoel dat er iets broeit, maar we kunnen er niet de vinger op leggen.” Dit is anders dan bij jongens, zoals ook in het onderzoek van Salmivalli et al. (1996) naar voren komt. Dat maakt het voor groepsleiders moeilijker te zien wat zich tussen de meisjes afspeelt, waardoor de

groepsleiders niet op een adequate wijze kunnen inspelen op de processen die zich in de groep afspelen en hun greep op de groep kwijt kunnen raken. Het gevolg hiervan kan zijn dat

groepsleiders als reactie op controleverlies repressief gaan optreden (Van der Helm, Boekee, Stams, & van der Laan, 2011).

(5)

4

Burton, 2010) en al helemaal weinig bij meiden in een gesloten jeugdzorginrichting. Wel is bekend dat contact met de peergroup erg belangrijk voor hun ontwikkeling is (Goderie, Steketee, Mak, & Wentink, 2004). Voor de meisjes in een gesloten setting is het net zo, misschien wel belangrijker om bij een (sub)groep horen, om te kunnen “overleven” binnen de instelling (Goderie et al., 2004). Als ze niet bij een bepaalde (sub)groep horen en zich dus niet aan de rest van de groep aanpassen, vallen ze snel buiten de groep. Ze hebben dan eigenlijk alleen de groepsleiders om mee op te trekken en worden zo gemakkelijk het mikpunt van de groep. Om bij een (sub)groep te horen, moet een meisje in een gesloten instelling zich positioneren ten opzichte van haar groepsgenoten, zodat ze een plek kan verwerven binnen de bestaande groepshiërarchie. De groepshiërarchie is echter dynamisch, waardoor de meisjes zich steeds moeten blijven aanpassen om de verworven plek in de groep te kunnen waarborgen. Dit gedrag wordt positioneringsgedrag genoemd: het proces van onderzoeken van de plek die je hebt ten opzichte van anderen en je gedrag hierop aanpassen. Om een plek te vinden in de groepshiërarchie moeten meisjes respect afdwingen bij de anderen. Dit kunnen ze doen door zich door niets af te laten schrikken en stoer te doen, zoals bleek uit onderzoek van Goderie et al., (2004). Volgens deze onderzoekers is er op iedere groep, zowel bij jongens als meisjes, een “informele leider”. De “leider” van de groep moet nergens bang voor zijn. Hoe onkwetsbaarder zij zich opstelt, hoe meer zij gezien zal worden als “leider”. Kwetsbaarheid zorgt aan de andere kant voor een lagere sociale status. Daarnaast kan “de leider” eventueel gebruik maken van geweld om haar positie in de groep te waarborgen. Hiermee kan zij respect afdwingen bij groepsgenoten.

Sociale interdependentie

In het proces van een plek vinden binnen een groep, speelt de sociale interdependentie theorie van Johnson en Johnson (2005) een belangrijke rol. Sociale interdependentie is beïnvloeding van het gedrag van de één door gedrag van de ander. Van positieve sociale interdependentie wordt gesproken als het gaat om beïnvloeding die ervoor zorgt dat de één zijn doel kan behalen met

behulp van het gedrag van de ander. Bij negatieve sociale interdependentie kan de één zijn doel juist niet behalen doordat hij tegengewerkt wordt door het gedrag van de ander. Wanneer het gedrag van de individuen ervoor zorgt dat gemeenschappelijke doelen behaald worden, gaat het om positieve interdependentie (Johnson & Johnson, 2005). Jongeren in een groep kunnen elkaar ook op een andere manier beïnvloeden, zoals uitgelegd wordt in onderzoek van Dishion, McCord en Poulin (1999) naar deviancy training. Uit dit onderzoek komt naar voren dat als deviante jongeren met elkaar bevriend zijn, meer delinquent gedrag vertonen, meer middelen misbruiken, gewelddadiger zijn en ongepast gedrag vertonen, omdat ze elkaars negatieve gedrag bekrachtigen. Doordat jongeren meer deviant gedrag gaan vertonen, zal ook de groepsdynamiek veranderen. Volgens het

(6)

5

principe van operante conditionering van Skinner (Rykman, 2000) komt gedrag dat bekrachtigd wordt, vaker voor. Het negatieve gedrag van de meisjes wordt zo dus door de meisjes gestimuleerd. Tevens blijkt uit onderzoek van Burgess en Akers (1966) dat jongeren meer invloed hebben op elkaars gedrag dan dat de groepsleiders hebben op de jongeren. De kracht van straf of bekrachtiging van groepsgenoten is dus sterker dan die van groepsleiders. Ook blijkt uit onderzoek van Buehler,

Patterson en Furniss (1966) dat jongeren negatief gedrag bekrachtigen en sociaal wenselijk gedrag

bestraffen.

Positionering en pestgedrag

Bij pesten is een vergelijkbare manier van positioneren van toepassing, als wat bij groepen in de gesloten jeugdzorg gebeurt. Het is goed denkbaar dat de processen die zich afspelen bij pestgedrag zich ook afspelen in gesloten jeugdzorg instellingen. Uit onderzoek van Swearer, Wang, Maag, Siebecker en Frerichs (2012) komt namelijk naar voren dat pesten vaker voorkomt bij kinderen met gedragsproblemen dan bij kinderen zonder gedragsproblematiek. De jongeren in gesloten jeugdinstellingen hebben zeer dikwijls last van gedragsproblematiek, waardoor pesten waarschijnlijk vaker voorkomt. Bij pesten wordt er een rangorde gemaakt. Zoals in de groep één persoon de “informele leider” is, die zich voordoet als de sterkste, is dat ook bij pesten het geval. Het gaat erom dat de pestkop laat zien dat hij sterker is dan de anderen die gepest worden; zij zijn zwak (De Jong, 2007). Uit onderzoek van Salmivalli et al. (1996) bij 12 en 13-jarige schoolkinderen naar groepsrollen en sociale status in een groep waarin gepest wordt, komt naar voren dat meisjes die pesten een hogere status hebben, in tegenstelling tot jongens. Deze meisjes worden door dit gedrag zowel bewonderd als gevreesd. Goderie, et al. (2004) concluderen tevens dat het belangrijk is dat de “informele leider” verbaal sterk en intelligent is, een goede reputatie te heeft en er goed uit te ziet. Ook blijkt leeftijd van invloed op de status binnen de groep: hoe ouder het meisje, hoe hoger haar status. Een vergelijkbare conclusie komt naar voren uit de studie van Salmivalli et al. (1996). In deze studie komen een aantal rollen in het proces van pesten naar voren: het slachtoffer, de pestkop, de bekrachtiger van de pestkop, de assistent van de pestkop, de verdediger van het slachtoffer en de outsider. Iedere rol heeft een bepalend aandeel in dit proces: het negeren van wat er gebeurt tussen de pestkop en het slachtoffer kan ook gezien worden als goedkeuring van het pestgedrag. Uit het onderzoek bleek dat de pestkop, bekrachtiger en assistent zich redelijk bewust zijn van hun actieve rol in het proces. Iedere type binnen het proces van pesten lijkt zijn of haar agressieve gedrag te onderschatten en iedere benadrukt zijn eigen prosociale en teruggetrokken gedrag op een sociaal wenselijke manier: alle rollen doen alsof ze prosociaal zijn en niet pesten. Dit om de waarneming van zichzelf en hun eigenwaarde positief te houden, ook wel dissonantiereductie genoemd (Festinger, 1957). Ook een aanzienlijk deel van de slachtoffers ziet zich niet als

(7)

6

slachtoffer, maar als een andere rol in het proces; ook hier is sprake van dissonantiereductie. Als iemand anders dan het slachtoffer wordt aangevallen, verdedigen ze het nieuwe slachtoffer of houden ze zichzelf er buiten. Wanneer ze echter de kans krijgen, doen ze mee met pesten

(Salmivalli et al., 1996). De slachtoffers hebben een lagere status dan de anderen (Goderie et al., 2004). Ze scoren hoog op sociale afwijzing, laag op sociale acceptatie en ze worden vaak door de groep afgewezen. Het feit dat de slachtoffers als niet-populair gezien worden, kan een oorzaak en een gevolg zijn van de voortdurende pesterijen. Door hun impopulariteit, kunnen ze makkelijk gepakt worden als het slachtoffer van pesterijen, maar wanneer de pesterijen voortduren, kunnen anderen het slachtoffer ook gaan zien als afwijkend en waardeloos, waardoor ze als nog minder populair worden gezien. Het wordt dan de sociale norm van de groep om het slachtoffer niet te mogen. Verder bleek dat de verdedigers van de slachtoffers de hoogste status hebben: ze verdedigen het slachtoffer, wat als positief gezien wordt, maar ze hoeven door hun sociale status niet bang te zijn dat ze zelf worden gepest. Het kiezen (bewust, dan wel onbewust) van een rol in het proces van pesten, kan ook gezien worden als positioneringsgedrag. Een meisje dat normaal slachtoffer is van pesterijen, krijgt de kans een andere positie in te nemen wanneer zij niet meer het slachtoffer is, maar iemand anders. Zij moet zich opnieuw en anders positioneren ten opzichte van de anderen uit de groep (Salmivalli et al., 1996). Dit kwam tevens naar voren in het proefschrift van De Jong (2007), waarin etnografisch onderzoek gedaan is naar opvallend delinquent gedrag van

'Marokkaanse' jongens.

Betekenis voor in de praktijk

Wanneer er meer bekend is over hoe de groepsprocessen verlopen en vooral hoe het positioneringsgedrag er uit ziet bij meiden in een gesloten jeugdzorg inrichting, kunnen de

professionals daar beter op inspelen. Processen als deviancy training zou mogelijk ook verminderd kunnen worden. Dit zal de behandeling van deze meiden ten goede komen (Marshall & Burton, 2010; Van der Helm, 2011; Van der Helm, Beunk, Stams, & Van der Laan, 2009). Ook blijkt uit het onderzoek dat groepsprocessen in een gesloten groep een sterke invloed hebben op het effect van de behandeling (Marshall & Burton, 2010; Van der Helm, 2011; Van der Helm et al., 2009). Uit

onderzoek van Van der Helm en Stams (in press) blijkt dat hoe meer gesloten het leefklimaat is, hoe meer machtsverschillen er heersen tussen de groepsleden onderling en hoe sterker het

positioneringsgedrag is. Een gesloten leefklimaat wordt in termen van groepsdynamica vaak gekenmerkt voor zowel cliënten als medewerkers door voortdurende onderlinge conflicten, positioneringsgedrag en agressie (vechten), elkaar vermijden (vluchten) of extreme repressie, met aangeleerde hulpeloosheid tot gevolg. De behoefte aan controle van zowel cliënten als medewerkers stijgt in dit proces voortdurend en positioneringsgedrag is voor alle deelnemers onvermijdelijk om

(8)

7

te kunnen overleven, waarbij agressie en pesten een belangrijke rol spelen om de rangorde in de groep aan te geven (Van der Helm & Stams, in press). Zoals in de artikelen van Van der Helm, Klapwijk, Stams en Van der Laan (2009) en Van der Helm (2011) geconcludeerd wordt, is het voor de effectiviteit van de behandeling belangrijk dat er een open klimaat heerst binnen de gesloten jeugdinrichtingen. Dit klimaat wordt gekenmerkt door een veilige, gestructureerde en

rehabiliterende omgeving waarin veel ondersteuning geboden wordt, er duidelijke kansen zijn op groei, er zo min mogelijk repressie heerst en er een goede balans is tussen flexibiliteit en controle. Daarbij is het van belang dat er een hoge mate van samenwerking ontstaat tussen de groepsleiders en de meisjes (Van Veelen, Garcia, Rand & Nowak, 2012). Dit betekent dat de jongeren hun groepsleiders moeten kunnen vertrouwen en de begeleiders een luisterend oor bieden wanneer de jongeren daarom vragen, in plaats van een sterk repressief te zijn, zoals in een gesloten klimaat. Wanneer dit herhaaldelijk gebeurt, zal er hogere mate van samenwerking ontstaan (Van Veelen, Garcia, Rand & Nowak, 2012), wat een open klimaat zal bevorderen. Daarbij moet agressie en competitie tussen de jongeren en met de groepsleiders zoveel mogelijk voorkomen worden om dit open klimaat te bewerkstelligen. Als groepsleiders de meisjes steunen in het proces van

positionering en ze zich meer op hun gemak voelen in de groep (doordat er ook minder agressie en competitie op de groep heerst), wordt dit gevoel van veiligheid vergroot. Door meer inzicht in groepsprocessen, verliezen de groepsleiders niet hun greep op de groep en zullen ze minder repressief optreden (Van der Helm et al., 2011). Een dergelijk leefklimaat wordt uit onderzoek van Van der Helm et al. (2009) bepaald door een aantal factoren. De jongeren hebben eigen

verantwoordelijkheid; er is sprake van gelijkwaardige communicatie; iedereen heeft de

mogelijkheid om elkaar aan te spreken op gedrag vanuit een opbouwende invalshoek; de jongeren maken individuele groei door; iedereen heeft respect voor elkaar en er is experimenteerruimte voor de jongeren (Van der Helm et al., 2009). Dit klimaat biedt een bijdrage aan een hogere

behandelmotivatie, een positief behandelresultaat, meer empathie, een interne locus of control, een afname van agressiviteit en meer emotionele stabiliteit bij de jongeren (Lipsey, 2009; Van der Helm et al., 2009; Van der Helm et al., 2011a; Van der Helm, Stams, Genabeek & Van der Laan, 2011b; Van der Helm, Stams, Van der Stel, Van Langen & Van der Laan, 2011d;). Een manier waarop dit open klimaat bereikt kan worden, is door jongeren te belonen voor goed gedrag in plaats van alleen het negatieve gedrag te bestraffen. Ook is het van belang dat de omgeving duidelijk gestructureerd en voorspelbaar is. Verder is het belangrijk dat groepsleiders getraind worden om het bovenstaande klimaat te bewerkstelligen (Van der Helm, 2011).

Onderzoeksvragen

(9)

8

op Alexandra er concreet uit ziet. Hierbij wordt ook gekeken naar de reacties van de overige groepsgenoten op het gedrag van het desbetreffende meisje. Tevens worden de onderlinge

verhoudingen van de meisjes op de groep onderzocht. Tot slot wordt aandacht besteed aan wat de groepsleiders kunnen betekenen in het proces van positionering, op dusdanige wijze dat de meisjes zich beter in de groep voelen en de behandelmotivatie stijgt.

Omdat, zoals hierboven vermeld, het leefklimaat een grote rol speelt in de mate waarin positioneringsgedrag vertoond wordt (Van der Helm & Stams, in press), wordt een kwantitatief element aan huidige onderzoek toegevoegd, waarin exploratief onderzocht zal worden of de meisjes van Alexandra verschillen in beleving van het leefklimaat in vergelijking met meisjes die in een andere open of gesloten JeugdzorgPlus instelling zitten. Ook wordt er een vergelijking gemaakt tussen de meisjes van Alexandra en de jongens die in een andere open of gesloten JeugdzorgPlus instelling zitten. Dit om te kijken in hoeverre de belevingen van het leefklimaat in de instelling verschillen tussen jongens en meisjes.

Methode

Kwalitatief onderzoek

In het huidige onderzoek is een groep meisjes geobserveerd door middel van participerend onderzoek. Er is gekozen voor een kwalitatieve onderzoeksmethode, omdat met kwalitatief onderzoek het concrete gedrag in kaart gebracht kan worden (Glaser & Strauss, 1967). Om te zorgen dat groepsleiders beter zicht hebben op hoe het positioneringsgedrag van meisjes eruit zien en hoe de verhoudingen in de groep liggen, is het van belang dit zo concreet mogelijk te maken. Door te participeren in de groep kan de onderzoeker zich een betere indruk vormen van hoe het is om op de groep te zijn. Om de groepsprocessen zo goed mogelijk te kunnen observeren heeft de onderzoeker elf dagdelen meegedraaid op de groep Aurora 1. De onderzoeker heeft de rol van onderzoeker aangenomen, en niet bijvoorbeeld die van stagiaire, om te zorgen dat de meiden zoveel mogelijk vertrouwen in haar hebben. De eerste dag op de groep heeft de onderzoeker uitgelegd wat haar rol is op de groep: ze is puur als onderzoeker op de groep en niet als stagiair of groepsleider. Daarbij is aan de meiden uitgelegd wat de onderzoeker precies doet tijdens het observeren om een vertrouwensband met de meiden op te kunnen bouwen. De uitleg is dat de onderzoeker de

dagelijkse gang van zaken op de groep bekijkt om te zien en te horen hoe het is om op de groep te leven, hoe de meisjes met hun groepsgenoten omgaan en of hier verandering in komt naar mate ze langer op de groep zijn. Verder is verteld dat de onderzoeker naast het observeren ook gesprekken met de meiden voert, om een zo goed mogelijk beeld van de beleving van de meisjes in het leven op de groep te kunnen krijgen.

(10)

9

zo goed mogelijk het positioneringsgedrag van de meisjes te onderzoeken. Bij het observeren is het van belang dat het gedrag niet geïnterpreteerd wordt, maar de notering van het gedrag zuiver is. Steeds wordt dus de vraag gesteld: “wat gebeurt er?” in plaats van vragen die tot interpretatie van het gedrag leiden. Hierbij zijn zoveel mogelijk aantekeningen gemaakt van wat er gezien wordt, zodat het interpreteren van het gedrag later gemakkelijk is. Daarbij is aan de meisjes gevraagd of de verkregen observaties kloppen met de beleving van henzelf en of ze nog aanvullingen hebben op de gemaakte aantekeningen. Later zijn aan de hand van de observaties topics gemaakt, die terug komen in het deel van de resultaten. Hierbij worden patronen beschreven in de gedragingen van de meisjes met betrekking tot de positionering in de groep. Enkele van deze onderwerpen zijn ook

teruggekomen in de interviews die met de meiden gehouden zijn (de gestelde vragen zijn te vinden in bijlage 1). De interviews zijn op een semi-gestructureerde wijze afgenomen: de vragen liggen vast, maar tevens zal er mogelijkheid zijn voor eigen inbreng van de meisjes. Dit om te zorgen dat er een zo volledig mogelijk beeld komt over het positioneringsgedrag van de meisjes in Alexandra.

Daarnaast is onderzocht hoe de onderlinge verhoudingen binnen de groep eruit zien. Dit is gedaan door een sociogram laten maken door de meisjes. Ieder meisje moet aangeven welke

meisjes uit de groep het dichtst bij haar staan. Dit doen ze door op een papier hun eigen naam in het midden te zetten en de meisjes die dicht bij hen staan dicht bij hun eigen naam te zetten. De meisjes die minder dicht bij hun staan worden op het papier verder weg neergezet. Vervolgens moeten de meisjes aangeven op een schaal van één tot tien hoe sterk ze de band met die persoon zien (het cijfer één betekent dat de band heel oppervlakkig is, het cijfer tien betekent dat het contact heel sterk is). Zo is te zien welke meiden het goed met elkaar kunnen vinden en welke meiden niet. Wanneer een meisje bijvoorbeeld een groepsgenootje in één van de binnenste kringen op het papier zet en haar als cijfer een negen geeft, betekent dit dat het meisje dat het sociogram invult, het andere meisje een (zeer) positieve beoordeling geeft. Ook is onderzocht welke meisjes als meest populair gezien worden in de groep. Dit kan dus iemand zijn die niet het meest aardig gevonden wordt in het sociogram, zoals in het artikel van Cillissen en Mayeux (2004) naar voren komt. Hiermee kan duidelijk worden wie de “informele leider” uit het onderzoek van Goderie, et al. (2004) is.

Daarnaast is ook gekeken naar wie de meisjes het minst populair ervaren. Dit komt naar voren uit de observaties en de gesprekken die gevoerd zijn met de meisjes. Aan de hand hiervan is een beeld ontstaan over statusverhogend en statusverlagend gedrag.

Daarnaast is in dezelfde interviews met de meisjes gekeken naar de rol van de groepsleider in het proces van positioneren en het vinden van een plek in de groep op het moment dat de meisjes in de groep kwamen. Daarbij wordt de vraag gesteld of de groepsleider genoeg heeft gedaan om te zorgen dat de meisjes een plek hebben kunnen vinden in de groep, of dat ze iets anders hadden verwacht: welke begeleiding vinden ze fijn en helpt hun om een plek te vinden in de groep en wat

(11)

10 vinden ze juist niet fijn of zouden ze (meer) willen zien?

Om een zo volledig mogelijk beeld te vormen, is op verschillende momenten geobserveerd: vier diensten in het weekend (om de meiden te zien wanneer ze niet naar school hoeven), twee diensten in de ochtend door de week en vier middagdiensten, wanneer de meisjes van school komen.

Ook worden de resultaten uit het huidige onderzoek (met name de topics die in het

onderzoek naar voren zijn gekomen) vergeleken met de studie van Van der Helm et al. (2009). In dit artikel is gekeken naar de invloed van het waargenomen groepsklimaat, motivatie voor behandeling, locus of control en onderlinge relaties tussen deze factoren bij jongeren in een justitiële

jeugdinrichting op de uitkomsten van de behandeling. Aan de hand van de uitkomsten van het huidige onderzoek wordt gekeken in hoeverre er aan dit open klimaat tegemoet gekomen wordt en of er voor de meiden een gevoel van veiligheid gecreëerd wordt.

Tot slot wordt een beeld gegeven van de geschiedenis van de meisjes. Dit gebeurt aan de hand van het perspectiefplan, dat voor ieder meisje wordt opgesteld bij binnenkomst van de instelling. Hierin staat onder andere de problematiek van het meisje, eerdere hulpverlening en behandeldoelen vermeld. De namen van de meisjes zijn veranderd om hun privacy zoveel mogelijk te waarborgen.

Kwantitatief onderzoek

Omdat in het artikel van Van der Helm en Stams (in press) de rol van het leefklimaat (met name de mate waarin het leefklimaat gesloten is) in relatie tot de mate van positioneringsgedrag benadrukt wordt, wordt in dit deel onderzocht hoe de meisjes van Alexandra het leefklimaat op de groep beleven. Er is gebruik gemaakt van de Prison Group Climate Instrument. De items van de Prison Group Climate Instrument (PGCI) zijn afkomstig van bestaande instrumenten om het leefklimaat in de gevangenis te meten en zijn door van der Helm, Stams en van der Laan (2011) aangepast voor specifiek gebruik op leefgroepniveau. Deze vragenlijst is geschikt voor jongeren tussen de 14 en 18 jaar. De PGCI bestaat uit 50 items op een Likert-schaal met vijf keuzemogelijkheden die lopen van 1 = ‘Helemaal niet van toepassing’ tot 5 = ‘Helemaal wel van toepassing’. 36 items horen bij één van de vier leefklimaatschalen ondersteuning, groei, repressie en sfeer (Van Scheppingen & Van der Helm, 2012).

De schaal Ondersteuning meet de mate waarin een jongere professioneel gedrag en responsiviteit van de groepsleiders richting de specifieke behoeften van de jongeren ervaart. Belangrijke karakteristieken van ondersteuning zijn aandacht geven aan de jongeren, hun klachten serieus nemen, respect en vertrouwen zijn. De schaal Groei meet de mate waarin een jongere het gevoel heeft dat hij iets leert, hoop heeft voor de toekomst en het nut inziet van zijn

(12)

11

verblijf in de instelling. De schaal Repressie meet de ervaring van striktheid en controle, oneerlijke en toevallige regels en een gebrek aan flexibiliteit op de leefgroep van een jongere. De schaal Sfeer meet de ervaring van een jongere van de manier waarop de jongeren met elkaar omgaan en elkaar vertrouwen, gevoelens van veiligheid naar elkaar kennen, in staat zijn om rust te vinden en genoeg daglicht en frisse lucht krijgen. Het overzicht van de schalen met de daarbij behorende items is te vinden in bijlage 3.

Betrouwbaarheid

Van der Helm et al. (2011) hebben de betrouwbaarheid van de PGCI onderzocht in een groep van 77 ernstig gewelddadige jeugdige daders met een gemiddelde leeftijd van 15.4 jaar, die verbleven in een Nederlandse justitiële jeugdinrichting en 59 patiënten die in een TBS- kliniek verbleven.

Tijdens dit onderzoek hebben zij bewijs gevonden voor een goede interne consistentie van de vier schalen van leefklimaat en de totale leefklimaatschaal. De interne consistentie van ondersteuning is .90, van groei .88, van sfeer .76 en van repressie tevens .76. De Cronbach’s α van de totale

leefklimaatschaal is .88. Tevens heeft Van de Kamp (2011) aanwijzingen gevonden voor een goede betrouwbaarheid van de PGCI bij een subgroep van 58 LVB jongeren 1 (Van Scheppingen & Van der Helm, 2012).

Validiteit

Tevens hebben Van der Helm, Stams en van der Laan (2011) bewijs gevonden voor een goede constructvaliditeit van de PGCI. Dit bewijs werd gevonden in een confirmatieve factoranalyse op basis waarvan de vier schalen en de totale leefklimaatschaal gevormd zijn. Tevens heeft Van de Kamp (2011) aanwijzingen gevonden voor goede validiteit van de PGCI bij een subgroep van 58 LVB jongeren (Van Scheppingen & Van der Helm, 2012).

Kwantitatieve Analyses

Het leefklimaatonderzoek richt zich op jongens en meisjes tussen de 12 en 18 jaar, die verblijven in open jeugdzorginstellingen, jeugdzorgplus instellingen of justitiële jeugdinrichtingen. Inmiddels zijn er 18 instellingen waarvan er jongeren meewerken aan het onderzoek en hebben ruim 300 jongeren aan het onderzoek deelgenomen. Deze jongeren zijn allemaal opgenomen in het gebruikte databestand. De factoren 'Steun', 'Groei', 'Repressie' en 'Sfeer' zijn op drie momenten gemeten. Het eerste meetmoment is wanneer de jongere twee maanden in de instelling verblijft. Het tweede en derde meetmoment vindt plaats respectievelijk twee en vier maanden na het eerste meetmoment. Op al deze meetmomenten wordt een vergelijking gemaakt tussen de meisjes van Alexandra en de totale groep meisjes uit de dataset. Op het eerste meetmoment worden negen

(13)

12

meisjes van Alexandra met een leeftijd 14 en 17 jaar (M = 15.78 SD = .97) vergeleken met de 85 meisjes van de gehele dataset die de leeftijd hebben tussen 13 en 18 jaar (M = 15.85 SD = 1.12). Van beide groepen worden de gemiddelden en standaardafwijkingen berekend om vervolgens in iedere vergelijking Cohen's D als effect size te kunnen berekenen. Met de verkregen effect sizes wordt gekeken in hoeverre de beleving van de vier factoren van de meisjes in Alexandra verschillen met de beleving van de gehele groep meisjes uit de dataset. Op het tweede meetmoment worden zes meisjes tussen 16 en 17 jaar (M = 16.83 SD = .41) vergeleken met 46 meisjes uit de gehele dataset tussen 13 en 19 jaar (M = 16.20 SD = 1.31). Op het derde meetmoment worden de belevingen met betrekking tot de vier factoren van de twee meisjes van Alexandra met de leeftijd tussen 15 en 16 jaar (M = 16.50 SD = .71) vergeleken met 20 meisjes uit de gehele dataset met een leeftijd tussen 14 en 19 jaar (M = 16.45 SD = 1.19). Deze zelfde vraag wordt beantwoord voor verschillen in beleving op de vier factoren tussen alle jongens uit de gehele dataset en de meisjes van Alexandra: de meisjes van Alexandra worden vergeleken met de totale populatie jongens. De meisjes van Alexandra worden dus op de vier genoemde factoren vergeleken met de algemene groep jongens uit de onderzochte instellingen. Op het eerste meetmoment worden de metingen van negen meisjes van Alexandra vergeleken met 213 jongens tussen de 7 en 23 jaar (M = 16.10 SD = 1.70). Op het tweede meetmoment worden zes meisjes op deze vier factoren vergeleken met 98 jongens met een leeftijd tussen 13 en 23 jaar (M = 16.30 SD = 1.67). Op het laatste meetmoment werden twee meisjes van Alexandra vergeleken met 53 jongens tussen 13 en 24 jaar (M = 16.24 SD = 1.80). Opnieuw worden hier de effect sizes berekend, door middel van Cohen's D.

Resultaten

Algemeen beeld Aurora 1

Over het algemeen is mijn verblijf op Aurora 1 in de gesloten jeugdzorg instelling Alexandra te Almelo goed verlopen. Mijn eerste indruk was dat Aurora 1 een rustige groep is: de meiden kunnen het redelijk goed met elkaar vinden en er zijn tijdens mijn observatieperiode geen echte escalaties opgetreden, in de zin dat de meiden elkaar in de haren vlogen of elkaar uitscholden. Er zijn duidelijke regels over welke meiden waar aan tafel zitten, wat wel en niet mag. Zoals één van de meiden zei is Aurora 1 “de groep van fatsoen en regels”. Aurora 1 was bij mijn komst een groep met 8 meiden. Later kwamen er 4 meiden van de andere afdeling Aurora 2 bij, in verband met een kleinere bezetting op de andere afdeling door de vakantie en de bezuinigingen in Alexandra. In eerste instantie leverde dit wat onrust op: sommige meisjes spraken zich erover uit het niet leuk te vinden dat er nieuwe meisjes kwamen. Er moesten meiden overgeplaatst worden, als groepsgenoten in een andere groepssamenstelling opnieuw aan elkaar wennen, wat een redelijk stressvolle situatie kan zijn. Ik heb het idee dat er weinig is gedaan om de meisjes aan elkaar te laten wennen. De stress

(14)

13

was groter toen de nieuwe meiden nog niet verhuisd waren, maar na de verhuizing keerde de rust weer een beetje terug op de groep. Enkele meiden van Aurora 2 moesten wel wennen aan de regels op Aurora 1. Ze vonden het op Aurora 1 te streng, omdat ze op hun oude groep andere of minder regels gewend waren. Deze verandering heeft niet echt voor zichtbare problemen gezorgd: overdag is er niet meer alarm geslagen en er zijn niet meer sancties gegeven dan voor de komst van de nieuwe meiden. Tijdens mijn observatieperiode werd aan de meisjes bekend gemaakt dat Alexandra gaat sluiten. Onduidelijk was wanneer dit ging gebeuren. Op de dag dat dit bekend werd gemaakt aan de meisjes, hebben de meisjes hier met name veel met elkaar over gesproken en ook met de groepsleiders, daarna leek het nieuws minder een rol te spelen. Allereerst een overzicht van de bewoners van de leefgroep. Deze informatie is voor het grootste deel afkomstig uit de

perspectiefplannen.

Daisy: 17 jaar

Verblijfsduur op Alexandra, Aurora 1: zes en een halve maand.

Problematiek: Volgens de groepsleider zijn er vermoedens dat Daisy op haar vorige groep in Almata een ander meisje heeft verkracht/aangerand. Forse gedragsproblemen, seksueel grensoverschrijdend gedrag, meerdere malen met politie in aanraking gekomen vanwege winkeldiefstallen en

geweldsincidenten.

Reden plaatsing: civiel, OTS. Herselectieverzoek vanuit Almata voor bovenstaand incident: vermoedens van aanranding/verkrachting groepsgenoot.

Andere instellingen: JCC, twee maal in een JJI, Almata, Ossendrecht.

Nicole: 16 jaar

Verblijfsduur op Alexandra, Aurora 1: zeven maanden.

Problematiek: ernstig huislijk geweld, alcoholmisbruik in het gezin, wegloopgedrag, risicovol gedrag met betrekking tot jongens/mannen en drugs, seksueel misbruik,

Reden plaatsing: civiel, OTS.

Andere instellingen: crisisopvang, Time Out in Frankrijk, Rentray, Eefde, daarvoor al eerder in Alexandra.

Petra: 17 jaar

Verblijfsduur op Alexandra, Aurora 1: negen maanden.

Problematiek: psychiatrische problematiek (kenmerken van borderline persoonlijkheidsstoornis). Reden plaatsing: civiel, OTS.

(15)

14

Opper/Trivium-Lindenhof, Overberg, onderdeel van Jeugdinstelling De Heuvelrug, gesloten instelling.

Melissa: 14 jaar

Verblijfsduur op Alexandra, Aurora 1: vier maanden.

Problematiek: suïcidaal gedrag, seksueel misbruik en onrustige opvoedingssituatie. Reden plaatsing: civiel, OTS.

Andere instellingen: Melissa heeft in een andere groep op Alexandra gezeten en tevens in de observatieafdeling in Alexandra. Daarvoor is ze opgenomen geweest binnen het project Samen Anders van Parlan.

Nina: 16 jaar

Verblijfsduur op Alexandra, Aurora 1: zeven maanden. Problematiek: veel fysiek geweld in gezinssituatie, Reden plaatsing: civiel, vrijwillige opname.

Andere instellingen: crisisopvang, Triversum, OCK (Orthopedagogisch Centrum Kennemerland) het Spalier en de Bascule. Ook heeft ze op de observatieafdeling in Alexandra gezeten.

Laila: 15 jaar

Verblijfsduur op Alexandra, Aurora 1: vier en een halve maand. Problematiek: serieuze dreiging van eerwraak.

Reden plaatsing: civiel, VOTS.

Andere instellingen: crisisopvang van stichting Jeugdformaat.

Sophie: 16 jaar

Verblijfsduur op Alexandra, Aurora 1: negen maanden.

Problematiek: instabiliteit en onrust in gezinssituatie, alcoholmisbruik bij gezinsleden, Reden plaatsing: civiel, voogdij.

Andere instellingen: crisisopvang in Dordrecht en leefgroep van Horizon.

Kyra: 16 jaar.

Verblijfsduur op Alexandra, Aurora 1: één jaar en één maand.

Problematiek: sterk seksueel wervend gedrag, sterk ontremd gedrag, vermoedens van loverboy-problematiek

(16)

15

Andere instellingen: logeerhuizen, meidencrisisopvang, zorgcentrum Wittelte.

Meiden afkomstig van Aurora 2: Dorien: 15 jaar

Verblijfsduur op Alexandra, Aurora 1: drie weken, sinds november 2010 in Alexandra. Problematiek: heeft gedrag en waarneming niet onder controle. Erg beïnvloedbaar Reden plaatsing: civiel, OTS.

Andere instellingen: crisisopvang, RMPI voor observatie.

Julia: 15 jaar

Verblijfsduur op Alexandra, Aurora 1: drie weken, sinds mei 2011 in Alexandra. Problematiek: risicovol gedrag

Reden plaatsing: civiel, OTS.

Andere instellingen: heeft eerder in een andere gesloten jeugdzorg instelling gezeten, maar onduidelijke is waar, ook heeft ze in een open setting gezeten

Demi:

Verblijfsduur op Alexandra, Aurora 1: drie weken, vanaf augustus 2010 in Alexandra. Problematiek: wegloopgedrag, gedrags- en opvoedingsproblemen.

Reden plaatsing: vrijwillig.

Andere instellingen: JJI Teylingereind, besloten crisisopvang van Horizon, JJC Den Haag, Time Out (in Frankrijk).

Gwen: 16 jaar.

Verblijfsduur op Alexandra, Aurora 1: drie weken, sinds mei 2011 in Alexandra. Problematiek: externaliserende gedragsproblemen,

Reden plaatsing: civiel, OTS.

Andere instellingen: JJI Juvaid, Rentray, Eefde.

Positioneringsgedrag en reacties van anderen op gedrag

Enkele meiden die tijdens mijn verblijf op de groep Aurora 1 zijn opgevallen zijn: Daisy, Melissa en Sophie. Ieder meisje heeft een eigen manier van zich positioneren ten opzichte van hun groepsgenoten. Hieronder staan hun portretten omschreven. De andere meisjes worden niet zo uitgebreid beschreven omdat zij minder duidelijk een bepaalde positioneringsmethode hanteren. Hieronder valt ook een aantal meisjes, dat minder nadrukkelijk aanwezig is in de groep: zij

(17)

16

positioneren zich zo dat hun gedrag weinig opvalt. Verder geven ze bijvoorbeeld geen mening over een ander meisje en houden zich in discussies en groepsgesprekken wat afzijdig, waardoor ze opnieuw minder opvallen.

Daisy

Ik leer Daisy kennen als één van de oudste meisjes van de groep: ze is 17 jaar. Daisy is een wat a-typisch meisje met een wat mannelijk voorkomen: een zware stem, brede schouders en een baard. De groepsleider vertelt dat Daisy vermoedelijk een lovergirl is. Ze is erg dominant aanwezig op de groep: ze praat veel en hard, vraagt veel aandacht, ook van de groepsleiding en maakt ook veel lichamelijk contact. Zo komt in de observaties naar voren dat ze bijvoorbeeld andere meisjes slaat. Soms geeft ze anderen een lichte tik tegen het achterhoofd. Dit wordt door zichzelf en vaak ook door anderen uitgelegd als een grapje. Ook maakt ze veel geintjes met de groepsleiding:

sommige van hen slaat ze op dezelfde manier ook voor de grap, en ze haalt grapjes uit die als wel of niet leuk opgevat kunnen worden.

Daisy heeft vaak een redelijk vast groepje meiden om zich heen. Deze meiden vertonen wat stoer gedrag: maken vooral plezier met elkaar en lijken niet echt problemen met elkaar te

bespreken. Het gaat het in het contact vooral om lol maken. Daisy zelf lijkt nergens bang voor te zijn: ze heeft lak aan wat anderen van haar denken en wat anderen tegen haar zeggen. Als anderen iets over haar zeggen, dat ze niet leuk vindt, of als er iets gebeurt wat ze niet leuk vindt, lacht ze het weg. Ze heeft tijdens de observaties ook een keer aangegeven dat dingen haar wel wat doen, maar dan is ze daar erg lacherig of nonchalant over. Een voorbeeld hiervan is een stuk uit het interview waarin ze vertelt hoe het voor haar was om naar Alexandra te komen, na het incident van

aanranding in de vorige instelling (zie hierboven): [...] “De leiding ging ook van die opmerkingen maken, van: “kijk je uit dat je handen niet te ver gaan?” enzo. Het boeit me niet dat ze dat zeggen, maar als ik er niks van zeg, wil niet zeggen dat ze zulke opmerkingen kunnen maken.” Hiermee geeft ze dus aan dat ze het niet leuk vindt dat de leiding nare opmerkingen naar haar maken, al zal ze er niks van zeggen. Het enige waar ze naar eigen zeggen slecht tegen kan, is bloed: “Hier zijn allemaal meiden die zichzelf verminken. Dat vind ik wel heftig, ik kan niet tegen bloed. Gister was er een meisje heel erg aan het schreeuwen, nou dat vond ik echt eng! Het leek wel of ik in een psychiatrische inrichting zat. Daar kan ik echt niet tegen, ik vind dat echt heftig!” Zelf automutileert Daisy niet. Ook kan Daisy veel voor anderen regelen. Dit geeft ze zelf ook aan in haar interview: “Mensen vragen mij ook vaak dingen te doen. Misschien komt dat omdat ze denken dat ik alles kan regelen (zodat andere meisjes weg kunnen lopen uit de instelling). Maar zulke dingen komen altijd uit. Misschien kan ik wel veel regelen, maar dat is niet goed.”

(18)

17

en windt geen doekjes om haar mening. Op een gegeven moment is Daisy in gesprek met Dorien, Kyra en Nina. Nina onderbreekt Daisy in haar verhaal. Daisy geeft duidelijk aan dat ze het niet leuk vindt dat Nina haar in de rede valt. Hieruit blijkt dat als een groepsgenoot iets doet wat haar niet zint, ze dat zal aangeven. Ook blijkt dat anderen dingen voor Daisy doen, omdat ze dingen op een bepaalde manier “beveelt”, zodat anderen haast niet meer kunnen weigeren. Een voorbeeld van haar gedrag daarin vanuit mijn observaties: “Daisy vraagt aan Petra of ze de sigaret al heeft gemaakt. Petra zegt dat ze dat niet gedaan heeft. Daisy vindt dat niet leuk en vraagt waarom Petra dat niet heeft gedaan. Petra zegt dat ze het aan Gwen heeft doorgegeven. Gwen komt een sigaret brengen.” Tevens heeft Daisy een vrij leidende rol in de groep: ze wil graag bepalen hoe bepaalde dingen gaan. Tijdens een spelsituatie buiten wil Daisy graag bepalen welk spel er gespeeld wordt en wat daarvan de regels zijn. Vaak wordt naar haar wensen geluisterd.

Reacties van anderen op Daisy

In interviews die ik met de meiden gevoerd heb, werd Daisy meerdere malen als meest populaire meisje van de groep gezien, waaronder Dorien. In het interview zegt ze dat ze denkt dat Daisy de meest populaire is in de groep, met de reden: “Weet de trucjes.” Later legt ze uit wat ze precies onder deze trucjes verstaat: “Als je net binnen komt ben je heel rustig, zorg je dat je er goed uit ziet, om goed bij de groep passen. Goed kijken naar interactie in groep. Kom je er achter wie belangrijk is in de groep, daar ga je dan in de buurt komen. Zij gaan je dan uitleggen wie not-done zijn en wie niet goed zijn voor je imago. Dan ga je lullig doen met de mensen die belangrijk zijn: mee doen met pesten. Die mensen leren je de truc. Als je het trucje door hebt wordt je populair.” Hieruit blijkt dus dat Dorien heel erg bewust is van de sociale posities die de meiden hebben in de groep en op welke manier de meiden zich tot elkaar proberen te verhouden. Echter weet ik niet of alle meiden zich hier zo bewust van zijn. Daisy zelf geeft aan dat iedereen gelijk is en dat iedereen elkaar met respect behandelt. Petra zegt: “Meest populair: weet ik veel. Ehm.. niet zozeer een iemand, maar meer ik denk Sophie Daisy en ik. Niet echt dat we populair zijn, vind ik ook weer zo'n raar woord, maar we staan toch wel een beetje hoog. Dat we het gewoon een beetje voor het zeggen hebben, dat anderen naar ons luisteren. […] Misschien omdat we al wat langer hier zitten en misschien omdat we sneller ergens wat van zeggen. We laten ons niet door iemand anders zeggen wat we moeten doen. Als iemand iets zegt van: je kan iets beter anders doen, dan doen we het wel. Maar als iemand iets zegt wat nergens op slaat, komen we wel voor onszelf op, anderen doen dat niet.” Dorien noemt Daisy het meest populaire meisje omdat zij de “trucjes” kent. Hiermee bedoelt Dorien dat Daisy weet hoe je met de juiste mensen in contact komt “die goed zijn voor je imago”, zoals Dorien dat zelf zegt. Dus aanpappen met de “goede” mensen en dan samen onaardig doen tegen de mensen die “niet goed voor je imago zijn”. Zo kom je volgens Dorien in de juiste groep

(19)

18 terecht.

Verder doen er wel verhalen over Daisy de ronde, dat ze bijvoorbeeld een lovergirl is. Volgens één van de groepsleiders zijn de andere meisjes bang voor Daisy. De volgende conversatie kan dit onderbouwen: Melissa heeft elastiekjes om haar pols die Daisy ook heeft. Daisy tegen Melissa: “Die heb je van mij gejat!” Melissa: “Nee echt niet!”Daisy: “Je moet niet zo happen. Ik maak maar een geintje!” Melissa: “Maar ik was bang dat je het meende.” Het zou zo kunnen zijn dat de andere meisjes uit angst vaak doen wat ze van hen vraagt. Daisy zelf denkt ook dat ze veel bij anderen gedaan krijgt, zoals bleek uit het interview met haar. Daisy: “Ik krijg wel veel gedaan bij de groepsleiding. Het hangt wel van de persoon af. Ik krijg ook wel veel gedaan bij de andere meiden.” Ook Nicole denkt dat Daisy veel voor elkaar krijgt bij anderen: “Daisy kan wel veel maken: als ze een kamerplaatsing krijgt, bijvoorbeeld als ze Dominique duwt, zegt ze: “Nee het was maar een grapje.” En dan gebeurt er niks. Dat was me een keer opgevallen. Maar ik ben niet vaak bij haar in de buurt, omdat ik me irriteer aan haar houding. Dat stoere gepraat enzo. Daisy kan ook het meest maken bij de andere meiden, ze maakt overal een grapje van.” Dorien: “Daisy krijgt veel voor elkaar, ze is een populair meisje. Bij beiden (groepsleiding en groepsgenoten).”

Melissa

Melissa leer ik kennen als een lief en rustig meisje. Ze zoekt mij al vrij snel op om iets te vertellen. Op mijn eerste dag op Aurora 1 komen er meisjes van de andere groep. Melissa vertelt aan mij dat altijd als er meiden van een andere groep op de groep komen “gezeik” is. Ik vraag door. “Ze moeten altijd praten.” Ze weet niet waarom dat dan is, ze houdt zich namelijk niet zo bezig met de andere meiden. Ze is hier niet om vrienden te maken, maar voor haar eigen ontwikkeling, zegt Melissa. Ze kan wel goed met de meiden van haar eigen groep, zegt ze. Ze lijkt geen dingen voor mij te verbergen: als ik haar iets vraag, geeft ze eigenlijk altijd antwoord, ook als dit dingen zijn die de groepsleiders bijvoorbeeld niet mogen weten. Melissa: “Ik ben echt boos! Iedereen haat mij hier! Maar mijn dag is weer goed door één ding.” Melissa legt uit wat dat is. Ze is verliefd op een

begeleider van een andere afdeling en ze heeft hem vandaag gezien. Ze mag niet vertellen om wie het gaat, omdat hij anders echt problemen krijgt. Ook laat ze zich uit over het feit dat ze Daisy niet mag. Ze vindt dat Daisy alles kan maken en een grote mond heeft.

Melissa lijkt tijdens mijn observatieperiode steeds verder af te glijden. De nacht na mijn eerste dag op de groep, heeft Melissa geprobeerd zichzelf te wurgen met een shirtje. Verder vraagt ze steeds meer negatieve aandacht van de groep, doordat ze bijvoorbeeld aangeeft de groep niet te vertrouwen. Op een gegeven moment bleek dat ze een mes naar haar kamer had meegenomen om deze tussen de ribben van een groepsleider te steken als hij naar haar toe zou komen. Na het

(20)

19

tijd haar medicatie niet meer gebruikte. Melissa krijgt 's nachts vaker alarm, waardoor ze vaak in de isoleercel moet slapen. Als ik later terug kom op de groep om interviews af te nemen, blijkt Melissa op de observatieafdeling geplaatst te zijn, om te onderzoeken wat er met haar aan de hand is.

Reacties van anderen op Melissa

Melissa heeft een redelijk vaste groep meiden om zich heen, maar die groep is niet stoer aanwezig zoals die van Daisy. Met name de laatste dagen, toen de meiden van de andere groep op Aurora 1 gekomen waren, had Melissa een groepje meiden om zich heen. Ze trekken zich vaak gezamenlijk terug en praten dan met elkaar. Ook tijdens de luchtmomenten waren ze vaak ergens in een hoekje van het buitengebied. Wat me opgevallen is, is dat Melissa ook veel aandacht vraagt, maar op een andere manier dan Daisy. Ze heeft tijdens mijn observatieperiode aangegeven de groep niet te vertrouwen, omdat ze een kledingstuk kwijt was. Deze uitspraken wekken frustraties op bij haar groepsgenoten, ook bij de meiden die doorgaans veel met haar optrekken: ze voelden zich hierdoor aangevallen en uitten duidelijk hun onvrede hierover.

Opvallend is dat ze over het algemeen vrij goed contact lijkt te hebben met een aantal meiden, maar dat deze meiden ook wel negatief over haar kunnen praten wanneer ze er niet bij is. Melissa was verliefd op de nachtwaker, een begeleider van een andere groep. Ze zorgt er steeds 's nachts voor dat ze alarm krijgt, zodat hij naar haar moet komen om haar naar de isoleercel te brengen. Ze vertelt dat ze dan seks met hem heeft in de isoleercel. Dit heeft ze ook aan enkele groepsgenoten verteld. Haar groepsgenoten hebben hier redelijk negatief op gereageerd. Dit verhaal kan waar zijn: het klopt dat Melissa vaak 's nachts alarm heeft, maar als ze seks heeft met de

nachtwaker in de isoleercel dan betekent het wel dat hij zonder protocol toegang heeft gekregen tot de ruimte. Als een meisje naar de isoleercel gebracht moet worden, wordt dit altijd door twee werknemers gedaan. Melissa kan dus volgens het protocol eigenlijk niet samen zijn met één begeleider. Mogelijk gebruikt Melissa dit verhaal om indruk te maken op andere meiden.

Op een dag heeft Melissa een legging aan met een gat erin. Ze heeft op haar knie M. hartje met de voorletter van de nachtwaker erachter gezet. Als Nina dit ziet, zegt ze tegen Melissa: “Oh my god! Jij bent echt gestoord!” Een andere reactie van een van Gwen een paar dagen later: “Iel! Hij is al ergens in de 30 ofzo!” Gwen zegt dat ze het niet normaal vindt dat Melissa op zulke mannen valt.

Het feit dat Melissa verliefd was op de nachtwaker heeft tot onrust geleid op de groep. Met name de laatste paar dagen trekt het groepje, waar zij zich in bevindt, zich steeds vaker terug. Ze gaan steeds meer in de kleine kant (de kleine ruimte in het gemeenschappelijke deel van de groep) zitten. Als ik dan bij hun binnen kom, wordt mij snel gevraagd of ik weer weg wil gaan. Tijdens de luchtmomenten gaat het groepje steeds vaker apart zitten ergens in een hoekje van het veld. Een

(21)

20

paar meiden praten wel achter de rug van Melissa om. Dit is een typisch voorbeeld van hoe groepsleiders in het algemeen meisjesgroepen zien: onderhuids broeit er wat, maar wat er precies aan de hand is komt niet naar voren.

Ook hebben de andere meiden uit de groep zich negatief over Melissa uitgelaten. Ze hebben gezegd dat ze liegt en dat mensen, die zoveel liegen als zij, “ziek” zijn. Dit blijkt ook uit het

interview met Gwen en Dorien. Gwen: “Melissa: laten we daar maar niet over praten. Omdat zij gek is. Gewoon zij heeft zoveel dingen gelogen ook dingen waar je helemaal niet over hoeft te liegen, maar blijkbaar wel.” Dorien vertelt dat ze denkt dat Melissa het minst populair is op de groep omdat “ze geen schijn van kans heeft om een beetje hogerop te komen. [...] Ze heeft psychische

problemen, dat merken mensen. Ik heb dat ook wel, maar wel anders. Ik heb niet op Pharos (afdeling waar Melissa heen geplaatst is) gezeten, ik merk dat in ieder geval wel. Ze liegt veel, ze zegt dat ze seks heeft gehad met groepsleiding en geloofde het zelf ook. Denken mensen dat je een pathologisch leugenaar bent. Dat maakt je niet populair. Ik geloof best dat iedereen over dingen liegt. Daisy is ook niet altijd eerlijk. Het is beter dat iemand liegt en dat zelf weet, dan dat je leugens vertelt voor aandacht en waar je zelf in gelooft. Ik noem dat laatste wel een ziekte.”

Echter kunnen de leugens (zoals Dorien ze noemt) van Melissa er ook voor zorgen dat ze gevreesd wordt. Dat blijkt ook uit de onrust die bij enkele meiden is ontstaan, nadat Melissa het verhaal verteld heeft. Bijvoorbeeld bij Nicole. Ze is een meisje dat vroeger veel seksueel misbruikt is en ook in de prostitutie terecht is gekomen. Ze heeft last van angsten die ervoor zorgen dat ze niet kan slapen. Om deze slapeloosheid tegen te gaan krijgt ze medicatie. Na het verhaal van Melissa, was ze bang dat ze niet wakker zou worden als er iemand op haar kamer zou komen en dat hij/zij dan kon doen met haar wat hij/zij wil. Ik denk dat deze vorm van bewust dan wel onbewust angst aanjagen bij de groepsgenoten de groep van Melissa nog hechter maakte. Door bepaalde informatie slechts aan een selecte groep te vertellen en erop aan te dringen dat dat geheim moet blijven, trekken deze meiden naar mijn mening meer met elkaar op: ze willen wel hun gedachten over het geheim met iemand delen, maar doordat het niet buiten het groepje verteld mag worden, zijn ze haast genoodzaakt dit met het groepje te doen. Doordat meiden dus ook hun angsten naar elkaar uitspreken, kunnen ze elkaar zo ook extra angsten aanpraten. Ik heb de indruk dat dat de laatste dagen van mijn verblijf op Alexandra gebeurd is. Doordat de meiden onderling meer angst krijgen en druk voelen omdat ze niks door mogen vertellen, wordt de sfeer op de groep wat meer

gespannen. Dat heb ik de laatste dagen wel ervaren. Als de groepsleiding vraagt wat er aan de hand is, wil niemand wat zeggen, maar het was duidelijk dat er op dat moment wel iets speelt.

Op de dag dat Melissa een mes mee had genomen naar haar kamer, heeft Melissa aan een paar meiden verteld dat ze een mes mee zou nemen en die bij een van de groepsleiders, waar Melissa eerder verliefd op is geweest, tussen zijn ribben wilde steken als hij bij haar zou komen.

(22)

21

Eén van de meiden heeft dit verhaal aan de groepsleiding verteld. Omdat de groepsleiding ook wel weet dat er iets aan de hand is, maar ze in eerste instantie niet weten wat dat precies is, hebben ze een paar meiden een schrijfopdracht laten maken. Daarin vertellen de meiden dat er wel iets aan de hand is, maar niet wat dat dan is. Kyra vertelt op een gegeven moment dat Melissa haar verteld had dat ze een mes mee zou nemen, maar dat ze van haar niks mocht vertellen, maar dat ze het toch aan de leiding heeft doorgegeven. Bij dit gesprekje zit ook Daisy die zegt over Melissa: “Zij is echt niet normaal!” Kyra reageert daarop: “Inderdaad.” Mogelijk zorgt het feit dat de meiden Melissa als “niet normaal” ervaren, ervoor dat er meer cohesie ontstaat tussen de meiden onderling. Met zijn allen tegen Melissa. Echter zijn er ook meiden die zich hiervan distantiëren, zij kiezen ook geen kant tijdens groepsgesprekken, waarin Melissa in opspraak is (zoals Nicole).

Als bij mijn terugkomst om op Aurora 1 interviews af te nemen blijkt dat Melissa op de observatieafdeling voor zwaardere gevallen is geplaatst. Mogelijk bevestigt dit alleen het beeld wat de meiden over Melissa hadden: een ziek meisje dat anders is dan de andere meiden van Aurora 1.

Wanneer in interviews wordt gevraagd aan de andere meiden wie ze denken dat het minst populair is, noemt Petra onder andere Melissa. “[...] Nou omdat zij meestal een beetje egoïstisch zijn, ze houden niet echt rekening met anderen. […] Bijvoorbeeld met elkaar helpen, bij taken gaan ze helemaal zeuren dat ze dat niet meer gaan doen, terwijl de rest van de groep helpt elkaar gewoon. En zo moet het ook: je kan elkaar best helpen. Melissa bijvoorbeeld had best vaak alarm en wilde ook nooit meedoen met Equip en daar lijden wij ook wel een beetje onder, omdat wij steeds het gezeur krijgen van Melissa die niet mee wil doen.” Dorien noemt Melissa als minst populaire omdat zij “psychische problemen” heeft. Ook wordt aan de meiden gevraagd wie ze denken dat veel voor elkaar kan krijgen. Sophie zegt dat Melissa veel voor elkaar krijgt: “[...] ze heeft wel veel alarm en moet dan in de iso slapen en wil niet meedoen aan Equip. Ik krijg echt een programma als ik dat allemaal zou doen! Ze krijgt heel veel kansen, de leiding wil het graag met haar proberen.” Dorien denkt echter dat Melissa minder voor elkaar krijgt dan de ander meisjes: “[...] “maar Melissa krijgt minder voor elkaar, omdat het ook een vreemde vogel is. Ja het is wel zo.” Beide antwoorden zouden kunnen kloppen. Mogelijk geeft de groepsleiding Melissa veel nieuwe kansen om te zorgen dat ze zich nog positief zou kunnen ontwikkelen op de groep. Ze heeft tijdens haar verblijf

meerdere malen suïcide proberen te plegen. Het zou kunnen dat de groepsleiders proberen dit voor de toekomst te voorkomen door haar een andere behandeling te geven en haar meer vrijheden te geven dan de rest. Er is een groot verschil in aanpak tussen de groepsleiders: de één heeft een meer zakelijke aanpak en reageert vrij streng op Melissa (maar ook op de andere meiden), waardoor er niet zoveel aandacht is voor het gevoel van de meisjes. Een andere groepsleider zal voor dit aspect meer aandacht hebben. Misschien omdat ze bang zijn voor haar afglijdende gedrag en om te voorkomen dat ze verder afglijdt.

(23)

22 Sophie

Ik leer Sophie kennen als een wat rustig en teruggetrokken meisje. De eerste dag van mijn observatieperiode is ze redelijk op zichzelf en soms doet ze met één of twee meisjes iets samen. Ze lijkt meer met zichzelf bezig te zijn dan met anderen. Ze praat niet zoveel, en besteedt veel aandacht aan haar uiterlijk. Ook houdt Sophie met name in het begin afstand van mij. Het lijkt alsof ze mijn aanwezigheid nog niet helemaal vertrouwt: steeds wanneer ik een ruimte in kom, gaat zij weg. Sophie lijkt er bewust voor te kiezen zich wat afzijdig van de groep te houden. Ze vestigt weinig aandacht op zich. Soms komen meisjes, zoals Daisy, wel naar haar toe om haar vragen te stellen over juridische zaken, maar verder is ze vrij op zichzelf. Dit blijft gedurende mijn gehele

observatieperiode: Sophie heeft meer één-op-één contact dan in een grotere groep. Sophie benoemt dit ook tijdens haar interview: “Ik heb mijn contacten: mijn vriend en mijn zus. Meer heb ik niet nodig. Het is wel eens fijn misschien om mee te chillen buiten, maar ik hoef geen dikke vriendinnen hier te hebben.” Verder heeft Sophie eigenlijk met alle meiden goed contact. Het lijkt er niet op dat ze niet iets met een bepaald persoon uit de groep wil doen: ze gaat met iedereen om. Ze is vaak bereid anderen te helpen, zoals bijvoorbeeld Kyra die een verlofplan aan het maken was. Echter geeft ze wel aan als haar iets niet zint. Op een gegeven moment werd er een probleem in de groep besproken, waarop de groepsleider een belofte deed. Sophie had het gevoel dat de belofte nooit nagekomen werd. Dit benoemde ze meerdere malen.

Reacties van anderen op Sophie

Door de neutrale houding die Sophie aanneemt in de groep, wordt ze door een aantal meiden zeer positief gezien. Dorien zei hierover: “Sophie, doet zo ontzettend haar eigen ding, en toch populair. Gaat niet mee in pesten, wordt geaccepteerd.” Ook Daisy geeft aan dat ze een hechte band met Sophie heeft: “[...] omdat zij zich niet bemoeit met gekke dingen. Dat is bij haar gewoon niet aan de orde.” Anderen vinden het juist goed dat ze zichzelf blijft en zich niet laat beïnvloeden door de andere meisjes. Gwen vertelt dat iedereen Sophie wel mag, maar dat ze niet echt populair is volgens haar.

Onderlinge verhoudingen in de groep

Vriendschap

Tevens heb ik de meiden gevraagd wat ze onder vriendschap verstaan. Bijna alle meisjes geven aan het in vriendschap erg belangrijk te vinden dat je elkaar kan vertrouwen: dat je elkaar niet verklikt, of dingen doorvertelt. Daarbij hoort dat ze open en eerlijk tegen elkaar moeten zijn. Opvallend is dat dat vertrouwen er niet altijd is. In haar interview omschrijft Dorien hoe dat gaat: “Mensen in een gesloten instelling vertrouw ik sowieso niet. Omdat je zo op elkaars lip zit is het

(24)

23

logisch dat ze gemeen worden. Waarom ik ze niet vertrouw? Omdat ik ook een slecht gevoel erbij heb als ik sommige dingen vertel, omdat er een kans is dat ik erdoor in de problemen kom als ze het doorvertellen. Ik zie dat ze belangrijke info over anderen doorvertellen. Ik zie ook consequenties van als ik iets vertel. En die wil ik niet dragen. Mensen kunnen alles wat je zegt tegen je gebruiken. Buiten doe ik dat ook wel, denk ook wel drie keer na voor ik iets vertel, maar daar is het toch wat anders. Je bent toch wat losser. Mensen kunnen je minder makkelijk pakken, omdat ze niks met info kunnen. Als ik hier iets vertel weet meteen iedereen het en weet iedereen over wie het gaat. Ik kijk dus wel uit. Buiten hoef ik niet bang te zijn dat dingen door worden verteld, want de helft van de stad kent je toch niet.” Hier geeft Dorien aan dat als je “gepakt” wordt in een groep waarin iedereen elkaar kent, je je reputatie terug moet winnen en daarvoor meer moeite moet doen dan in de wereld buiten de instelling waar het niet erg is als iets over je wordt doorverteld. In de buitenwereld kennen mensen je niet en hoef je niet zoveel moeite te doen om je reputatie weer terug te winnen.

In het interview met Daisy komt naar voren hoe het kan dat sommige meisjes wel vertellen wat iemand gedaan heeft, en waarom anderen dit niet doen. “De leiding bluft gewoon dat ze weten wat we doen en er zijn een paar meiden die daar in trappen. Die vertellen dan wat ze gedaan hebben. Ik krijg altijd straf, later komen ze erachter dat ik er niks mee te maken heb.” De

groepsleiding houdt zo controle op de groep en daarom willen weten wat er speelt, om niet voor verrassingen te staan. Op een ander moment komt ook naar voren dat Melissa geen vertrouwen in haar groepsgenoten heeft: ze is een shirtje kwijt en stelt de groep daarvoor verantwoordelijk. Omdat niemand weet waar het shirtje dan wel is, raakt zij haar vertrouwen in de groep kwijt. Als ze dit heeft uitgesproken, krijgt ze hierop veel reacties van haar groepsgenoten. Kyra: “Jij zegt dat je de groep niet vertrouwt, maar wat denk je nu dat we van jou vinden?” Melissa: “Ik kom hier niet om vrienden te maken!” Groepsleider: “Dat gaat je zo ook niet lukken als je zo doet.” Daisy: “Maar stel dat je nou wel met iemand vrienden zou worden, nou lekker lullig dan.” Melissa: “Ik voel me aangevallen door jou.” Daisy: “Maar waarom zeg je het dan zo?” Melissa: “Ik was gewoon boos.” Groepsleider: “Je moet niet altijd anderen beschuldigen.” Melissa: “Maar ik wilde dit gesprek ook helemaal niet.” Petra: “Ik vind het niet leuk. Je moet wat meer rekening houden met uitspraken en gevoelens van anderen.” Groepsleider: “Samantha geeft jou een tip, Melissa. Je moet dus eerst nadenken voor je wat zegt.” Doordat de groepsleider dit gesprek in gang zet wordt de positie van Melissa, die haar groepsgenoten niet vertrouwt, alleen maar sterker: hiermee zal ze meer buiten de groep geplaatst worden. Veel meiden hebben ook aangegeven in de groep geen vriendschappen te hebben. Ze lijken dat ook niet zo erg te vinden: ze zitten hier voor zichzelf en het maken van vriendinnen is leuk, maar geen doel op zichzelf. Echter zijn er ook wel een paar meiden die wel vriendschap ervaren op de groep. Ze hebben ook tijdens het interview uitgesproken wel vertrouwen in elkaar te hebben, in die zin dat ze weten dat de ander niet verhalen gaat door vertellen. Het is een

(25)

24

klein groepje meiden, die elkaar de hand boven het hoofd houden. Daisy (bij het maken van een sociogram): “Maar ik heb Gwen, Petra en Laila een tien gegeven omdat ik ze kan vertrouwen. Zij gaan niet praten ofzo. Met de anderen zou ik niet zo snel wat doen: dat gaat fout. Zij zijn namelijk snel bang en geven zich dan snel over aan de leiding. Zij zijn gewoon te makkelijk. Ik kijk wel uit met wat ik vertel.” Gwen op deze zelfde vraag: “Demi weet heel veel van mij en heeft dat nooit aan anderen vertelt, ik kan haar dus vertrouwen. Daisy heb ik veel dingen geflikt en hebben elkaar nooit verraden.”

Iets wat mij tijdens de interviews is op gevallen, dat de meeste meiden geen vriendinnen hebben aan hun groepsgenoten. Dorien antwoordt op de vraag of ze vriendinnen heeft in Alexandra: “Hier niet. Of ik dat jammer vind? Nee, omdat ik denk dat vriendschappen gaan naar de kloten hier. Je zit teveel op elkaars lip. Je ziet elkaar de hele dag zeker 12 uur per dag, zo moe makend. Je kan hier geen vrienden hebben. Mensen zitten hier niet voor niks: mensen laten hier andere kanten zien die ze buiten niet laten zien. Buiten zie je dat niet. Binnen laten ze hun ware aard zien, een andere kant van zichzelf. Mensen zitten hier niet voor niets, gesloten is behoorlijk heftig. Kan best met andere meiden omgaan die niet gesloten. Je moet niet teveel mensen die gesloten zitten bij elkaar hebben. Ze gaan elkaar aansteken in gedrag: laten we samen weglopen naar een gekke jongen gaan. Ze helpen elkaar in de misdrijven. Binnen is het anders. Buiten zie je elkaar niet zo vaak. Je hebt niet de tijd om dingen te laten bezinken, bent erg bezig negativiteit op te zoeken omdat alles zo slecht gaat. Omdat je je hier niet op je gemak voelt. Mensen gaan dan afleiding zoeken en kattenkwaad uithalen. Omdat mensen het zat zijn hier dan gaan ze weglopen met elkaar naar plekken die niet pluis zijn.” In dit citaat geeft Dorien aan dat ze denkt dat er deviancy training plaatsvindt op de groep: de meiden steken elkaar in negatief gedrag. Petra antwoordt op deze vraag: “Nee hier niet echt. Ja het kan natuurlijk nog wel komen als ik buiten ben en je dan nog steeds veel met elkaar om gaat. Ik kan hier binnen wel veel goed met mensen opschieten. Als je vrij bent kan het zijn dat je ze nooit meer ziet, misschien zie je elkaar wel dagelijks, maar dat weet je natuurlijk niet. Eigenlijk weet je pas dat je vriendschap hebt als je buiten bent. Ja ik denk niet dat je hier iets vriendschap kan noemen. Wel dat je het goed met iemand kan vinden, maar niet echt een

vriendschap.” Julia: “Weet je niet, want je weet niet wat je moet geloven. Je weet niet of het echt is of gewoon om het hier prettig te hebben. Je weet niet of je diegene als je weg gaat nog spreekt.” Nicole: “Nee, maar dat wil ik ook niet. Je kan de anderen hier niet vertrouwen. Misschien doen ze zich anders voor dan ze zijn. Buiten leer je iemand pas echt kennen.” De meiden weten dus niet of als ze een vriendschap in de groep zouden hebben, deze er ook blijft als ze weer uit de instelling zijn. Aan de ene kant denk ik dat dat komt, omdat de meiden vaak niet bij elkaar in de buurt wonen en het daarom moeilijk is om op lange afstand een vriendschap te onderhouden. Aan de andere kant denk ik dat de meiden binnen niet weten hoe de meiden buiten zijn. Dit blijkt tevens uit de

(26)

25

bovenstaande fragmenten: de meiden kunnen er niet op vertrouwen dat een meisje zich binnen hetzelfde zal gedragen als wanneer ze vrij zijn. De meiden lijken het niet erg te vinden dat ze geen vriendinnen hebben op de groep: sommigen geven aan dat ze hier voor zichzelf komen en het dan niet nodig is om vriendschappen te sluiten. Ook heeft Melissa in een eerder gehouden gesprek aangegeven dat ze “hier niet zit om vrienden te maken”. Ze heeft gezegd dat ze het wel goed kan vinden met een paar meiden uit de groep: met Nicole, Nina en Kyra. Aan hen kan ze veel vertellen, anderen “lullen het door”. Verder vertelt Melissa dat je wel vrienden kan maken binnen Alexandra, maar dat het niet het hoofddoel is om dit te doen. Echter zijn er ook een paar meiden die wel het gevoel hebben dat ze vriendschappen hebben op de groep. Wat me opvalt is, dat het lijkt alsof dit vooral de meiden zijn uit het groepje van Daisy vriendinnen zijn. Daisy geeft bij haar interview ook aan samen te gaan wonen met Petra en misschien ook met Laila en Gwen.

Tevens hebben de meisjes de opdracht gekregen een sociogram maken. Een overzicht van de uitkomsten hiervan is te zien in bijlage 2. Hierbij valt te denken aan de hoeveelheid persoonlijke informatie die je met elkaar deelt en hoeveel je met elkaar optrekt. Door de antwoorden van de meiden op dit sociogram met elkaar te vergelijken, worden de onderlinge relaties binnen de groep beter zichtbaar. Het nadeel is echter dat een aantal meiden, op het moment dat de sociogrammen gemaakt moesten worden, afwezig is. Een paar meiden is inmiddels naar een andere instelling overgeplaatst, een paar meiden is op verlof en één meisje is naar een andere afdeling gegaan. Hierdoor heb ik alleen informatie verkregen van Daisy, Julia, Nicole, Gwen, Sophie, Petra en

Dorien. Daarnaast wil Julia aan haar groepsgenoten geen cijfers geven: “Het voelt net alsof ze lootje zijn. Dat vind ik niet leuk. Iedereen is anders en ik kan met iedereen over andere dingen praten. Daarom kan ik ze geen cijfer geven!” De cijfers die de meiden aan elkaar toeschrijven zijn dus erg relatief. Het geeft de diversiteit weer, dat niet iedereen dezelfde ideeën heeft over vriendschappen. Ook is het opvallend dat er verschillen in beleving zijn tussen de meiden. Een voorbeeld hiervan is dat Dorien Sophie op de tweede plek heeft gezet, terwijl Sophie Dorien pas op de negende plek noemt. Zoals eerder vermeld, bewondert Dorien Sophie omdat ze zichzelf blijft en niet mee doet aan pesterijen: “[...]De populaire meiden zitten in één groepje: de ene moet enorm zijn best doen om erbij te horen, pesten enzo vuile klusjes doen. Ik denk dat het beter is dat iemand niet zijn best hoeft te doen en toch in het groepje hoort, die echt zijn eigen ding doet, zich er niet mee bemoeit en voor anderen op komt. Dat zou ik zelf ook wel meer willen hebben.” Sophie heeft het echter in haar interview helemaal niet over Dorien. Opvallend is dat op basis van de positie op het papier wel een redelijk beeld te krijgen is van de onderlinge relaties, maar dat de cijfers erg wisselend gegeven worden. Een aantal meiden gebruikt de gehele range aan cijfers van één tot tien om hun

groepsgenoten te beoordelen, terwijl Dorien en Sophie alleen scores geven tussen de vijf en een half en één. Een mogelijke verklaring voor het feit dat Sophie en Dorien de andere meiden lagere cijfers

(27)

26

geven, is dat ze geen vriendinnen binnen nodig hebben en dat ze genoeg hebben aan hun contacten buiten de instelling. Het lijkt erop dat Sophie en Dorien hun groepsgenoten hebben vergeleken met vriendinnen die ze buiten hebben, terwijl andere meiden enkel de groepsgenoten onderling met elkaar vergelijken. Dit blijkt ook uit een uitspraak van Nicole: “Iedereen noem ik ook gewoon groepsgenoten, ook de meiden die ik een tien heb gegeven.”

Op basis van de sociogrammen blijkt er inderdaad sprake te zijn van twee groepen met meisjes die verschillende posities hebben. Er is een groepje waarin Julia, Nicole en Melissa in zitten. De andere groep bestaat uit Sophie, Petra, Daisy, Gwen en Laila. Verder zijn er nog een paar meisjes die met beide groepjes optrekken en niet echt in één groep geplaatst kunnen worden. Kyra trekt wel veel met het eerste groepje op, maar wordt door de meiden uit deze groep vaak wat later genoemd in de rangorde van mensen die dicht bij hun staan. Ook Dorien trekt met beide groepen op. Zelf geeft ze goed aan hoe ze denkt dat de verdelingen zijn op Aurora 1: “Ik hoor bij niemand net als Kyra. Zit hier voor mezelf.” Deze uitspraak komt ook wel overeen met het beeld dat ik van de onderlinge verhoudingen op de groep heb. Kyra staat ook veel op een van de middelste plaatsen in de rangorde net als Nina. Nina gaat vaak in het weekend op verlof, waardoor zij wat minder op de groep was dan de andere meiden. Datzelfde geldt voor Demi: zij is slechts enkele keren

aanwezig geweest op de groep wanneer ik er ook was. Als ik terug kom voor het interview, is ze uit de instelling “ontslagen” en is ze weer thuis. Het feit dat Nina en Demi weinig op de groep zijn geweest, maakt naar mijn mening ook dat ze niet echt tot een groepje behoren. Omdat ik Nina en Demi niet geïnterviewd heb, kan ik niet zeggen hoe zij zelf hierover denken.

Niet alle meisjes hebben het idee dat er op de groep sprake is van groepsvorming. Dorien, Gwen en Daisy zien wel groepsvorming. Ze geven aan dat groepjes gemaakt worden op basis van karaktereigenschappen: meiden die op elkaar lijken zoeken elkaar op en vormen zo een groepje. Ook kunnen groepjes ontstaan door of de meiden wel of niet mogen roken. Zo vormen de rokers een groepje en de niet-rokers ook. Nicole, Julia en Sophie hebben echter het idee dat de

samenstelling van de groepjes erg wisselen. Iedereen gaat dus in periodes met elkaar om. Petra denkt dat er op Aurora 1 geen groepjes zijn; volgens haar gaat iedereen met elkaar om.

Ook heb ik bij het maken van de sociogrammen gevraagd naar de achtergrond van het gegeven antwoord. De meiden moesten aangeven waarom het ene meisje dichterbij stond dan de ander en waarom er verschillen waren in cijfers. Redenen die genoemd zijn: iemand al lang kennen of al vanuit een andere setting kennen, waardoor je veel met elkaar kan delen; veel met elkaar doen; veel lol hebben; goed met elkaar kunnen praten; jezelf kunnen zijn; de ander kunnen vertrouwen en de ander aardig vinden. Deze eigenschappen komen overeen met de kenmerken die de meiden eerder genoemd zijn met betrekking tot hun beeld over vriendschap. Eigenschappen die genoemd worden bij meiden die verder weg staan en een lager cijfer hebben gekregen zijn: zich irriteren aan

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Clement: ‘Leo Krinkels (oprichter van de groep) had een vacature geplaatst in Cobouw voor iemand die in staat zou zijn een weg- en water- bouwpoot te ontwikkelen naast de bestaande

Aangezien een kind die mutaties van beide ouders moet erven voordat de ziekte zich openbaart, betekent het dat 1 tot 2 procent van alle echtparen behoren tot de

We delen tijdens twee weekends het leven van een parochiepriester, volgen de liturgische gebedsmomenten en vieren samen eucharistie.. We reserveren ruimte voor stilte, vorming en

ONZE-LIEVE-VROUW GASTHUIS VZW Ieperstraat 130 | 8970 Poperinge info@gasthuis.be | www.gasthuis.be Ond.. 0445.066.385 RPR Gent

Die moet natuurlijk de juiste boom voor een bepaalde plek kiezen, of andersom: de juiste plek voor specifieke boom.. Om te bepalen welk exemplaar het best past in die winkelstraat,

Deze resultaten betekenen dat als jongeren chronisch eenzaam worden de wens naar herstel van sociale relaties afneemt, er minder voldoening wordt gehaald uit situaties van

1 Een biologische ouder die zijn/haar kind niet erkend heeft, alsook een pleegouder en een stiefouder, zijn ouders die geen juridische band hebben met het kind en dus geen

Het burgerplatform wil bovendien een lans breken voor meer dagcentra voor palliatieve patiënten, zodat ze thuis kunnen blijven wonen en niet naar het ziekenhuis hoeven als de