• No results found

Je hoeft niet bang te zijn!

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Je hoeft niet bang te zijn!"

Copied!
222
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Je hoeft niet bang te zijn!

Een onderzoek naar hoe het NOS Journaal en het Jeugdjournaal

omgaan met de berichtgeving van schokkende nieuwsberichten.

Rijksuniversiteit Groningen Faculteit der Letteren

Communicatie- en Informatiewetenschappen Master scriptie

(2)
(3)

Samenvatting

Het lijkt vandaag de dag ondenkbaar om je te kunnen distantiëren van het geweld in de media, en in het bijzonder van het geweld dat getoond wordt in televisienieuwsuitzendingen. Terroristische aanslagen, gezinsdrama’s, oorlogen, moorden en natuurrampen domineren het nieuws van vandaag. Onderwerpen die voor volwassenen al nauwelijks te bevatten zijn, laat staan voor een kind. Onderzoeken naar het geweld in de media richten zich in de meeste gevallen op films en computerspellen. Men is bang dat kinderen dit na gaan doen of gewoon gaan vinden. Nieuws lijkt een vergeten onderwerp.

Maar dat er behoefte is naar meer onderzoek naar het geweld in televisienieuwsuitzendingen is een feit. Onderzoek onder 500 Nederlandse zeven- tot twaalfjarigen wees namelijk uit dat 48 procent aangaf wel eens bang te zijn na het zien van het journaal. Onderwerpen die kinderen angst inboezemen zijn op de eerste plaats inter-persoonlijk geweld, gevolgd door branden, ongelukken en rampen, oorlogen, inbraak en dieven, kinderleed en dierenleed. Hoewel kinderen minder bang worden van het Jeugdjournaal dan van het volwassenenjournaal, blijkt toch nog 43 procent van de zeven- tot achtjarigen en 28 procent van de negen- tot twaalfjarigen angstig te worden van het Jeugdjournaal (Walma van der Molen, et al. 2002).

Dit onderzoek richt zich op de vraag hoe het NOS Journaal en het Jeugdjournaal in hun tekst- en beeldinzet omgaan met schokkende nieuwsberichten. In de eerste plaats wordt er gekeken, middels de theorie Information Linking van Van Leeuwen (2005) hoe de nieuwsmakers van zowel het NOS Journaal als het Jeugdjournaal door middel van tekst, beeld en de combinatie van tekst en beeld samenhang creëren in de nieuwsberichten. Er wordt antwoord gegeven op de vraag hoe de kijker ondersteund wordt in de verwerking van het nieuwsbericht. Welke rol speelt daarin de gesproken tekst? En hoe valt de visuele ondersteuning van die verbale (nieuws)teksten te karakteriseren?

En in de tweede plaats zal worden bepaald of de nieuwsmakers van zowel het NOS Journaal als het Jeugdjournaal tijdens de berichtgeving van schokkende onderwerpen rekening houden met de eventuele angstgevoelens van het publiek door het inzetten van een of meerdere geruststellingsstrategieën. De geruststellingsstrategieën op het niveau van het nieuwsbericht bestaan uit: het geven van uitleg, het brengen vanuit het eigen belevingsperspectief, het tonen van positief nieuws en aandacht schenken aan de reacties van de kijkers. En de geruststellingsstrategieën op shotniveau kunnen als volgt worden onderverdeeld: het vermijden van schokkende beelden, en indien schokkende beelden getoond worden dient gebruik te worden gemaakt van een camerapositie op afstand, het vermijden van dramatische geluiden en muziek en het vermijden van het herhalen van schokkende beelden (Walma van der Molen en De Vries 2003).

(4)

berichten van het NOS Journaal en het Jeugdjournaal geen coherente verbinding met elkaar hebben. Het maakt het in sommige gevallen lastig voor de kijker om het verhaal, dat in beelden wordt verteld, te volgen. Dit geldt voornamelijk voor het Jeugdjournaal. De visuele ondersteuning van de gesproken tekst in zowel het NOS Journaal als het Jeugdjournaal laat zich in de meeste gevallen kenmerken door illustrerende beelden. In beide journaals is dus de belangrijkste informatie verbaal van aard. Maar in sommige gevallen draagt het beeld de hoofdinformatie en is de tekst nodig om de kijker nadere aanwijzingen te geven hoe hij naar het beeld dient te kijken. In deze gevallen specificeert de gesproken tekst het beeld. Door het specificeren van de tekst of het beeld wordt er samenhang gecreëerd voor de kijker.

(5)
(6)

Inhoudsopgave

1. Inleiding 1 1.1 Aanleiding 1 1.2 Opzet onderzoek 2 1.3 Opbouw 4 2. Theoretisch kader 5 2.1 Televisienieuwsuitzendingen 5 2.1.1 Het nieuws 5

2.1.2 Het medium televisie 7

2.1.3 Tekst en beeld in televisienieuwsuitzendingen 7

2.1.4 Het NOS Journaal en het Jeugdjournaal 9

2.2 Information Linking 10

2.2.1 Tekstcoherentie 11

2.2.2 Verbale linking 13

2.2.3 Visuele linking 14

2.2.4 Visueel-verbale linking 15

2.2.5 Tekst-beeld relaties in televisienieuwsuitzendingen 16 2.2.6 Televisie als voorbeeld van multimodale communicatie 18

2.3 Gewelddadige en schokkende beelden in de media 19

2.3.1 Mediageweld en agressief gedrag 19

2.3.2 Angstreacties door televisienieuwsuitzendingen 21

2.4 Geruststellingsstrategieën in televisienieuwsuitzendingen 24 2.4.1 Geruststellingsstrategieën op het niveau van het nieuwsprogramma als geheel 24 2.4.2 Geruststellingsstrategieën op het niveau van het nieuwsbericht 24

2.4.3 Geruststellingsstrategieën op shotniveau 27

2.4.4 Ouderlijke geruststelling 28

3. Methode 29

3.1 Concretisering van de onderzoeksvraag 29

3.1.1 De onderzoeksvraag 31

3.2 Het onderzoeksmateriaal 31

3.3 De onderzoeksmethode 33

3.3.1 Het verzamelen en uitwerken van het materiaal 33

3.3.2 Het linken van gesproken teksten en beelden 34

3.3.3 Bepalen hoe geruststelling bewerkstelligd wordt 40

4. Analyseresultaten 48 4.1 Information Linking 48 4.1.1 Tekstcoherentie 48 4.1.2 Beeldcoherentie 52 4.1.3 Tekst-beeld coherentie 56 4.2 Geruststellingsstrategieën 59

4.2.1 Geruststellingsstrategieën op het niveau van het nieuwsbericht 60

(7)

4.3 Analyseresultaten samengevat 67

4.3.1 Samenvatting analyse Information Linking 68

4.3.2 Samenvatting analyse geruststellingsstrategieën 69

5. Conclusie 71

6. Discussie 75

Literatuur 77

Bijlage I: Netwerk van modi, submodi en kenmerken in gedrukte media 82 Bijlage II: Netwerk van modi, submodi en kenmerken in televisie- en filmmedia 83 Bijlage III: Uitwerking journaalitems en analyse Information Linking 84

Bijlage IV: Resultaten van de analyse Information Linking 184

(8)
(9)

1

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Het lijkt vandaag de dag ondenkbaar om je te kunnen distantiëren van het geweld in de media, en in het bijzonder van het geweld dat getoond wordt in televisienieuwsuitzendingen. Nieuwe technieken maken het mogelijk dat de kijker live getuige is van de meest schokkende gebeurtenissen wereldwijd. Terroristische aanslagen, gezinsdrama’s, oorlogen, moorden en natuurrampen domineren het nieuws van vandaag. Onderwerpen die voor volwassenen al nauwelijks te bevatten zijn, laat staan voor een kind.

Dat er geen consensus bestaat wat betreft de invloed van geweld op de kijker blijkt wel uit het feit dat er drie types theorieën zijn te onderscheiden. Allereerst zijn er de stimulatietheorieën die er vanuit gaan dat blootstelling aan geweldsbeelden leidt tot imitatie en/of versterking van agressie bij de kijker. Daartegenover staan de aanhangers van de reductietheorieën die stellen dat de agressie bij de kijker afneemt bij het zien van geweld. Tenslotte zijn er onderzoekers die geen relatie zien tussen het mediageweld en het geweld in de realiteit. Ondanks de verdeeldheid in dit wetenschappelijke debat, neigt het merendeel van de wetenschappers toch naar de kant van de stimulerende werking van de media. Verschillende meta-analyses, waaronder die van Paik en Comstock (1994), hebben de laatste decennia aangetoond dat blootstelling aan mediageweld tot een toename in agressief gedrag kan leiden. Andere kritieke punten zijn dat door het mediageweld het kritische denkvermogen van de jeugd verzwakt wordt en er een verkeerd beeld van de werkelijkheid zou worden gegeven, dat veelal angst inboezemt.

Onderzoeken naar het geweld in de media richten zich in de meeste gevallen op films en computerspellen. Men is bang dat kinderen dit na gaan doen of gewoon gaan vinden. Nieuws lijkt een vergeten onderwerp, doordat de maatschappij in mindere mate last heeft van kinderen met slaapproblemen en een negatief wereldbeeld dan van kinderen die het gewelddadige gedrag uit films en spellen gaan imiteren.

Maar dat er behoefte is naar meer onderzoek naar het geweld in televisienieuwsuitzendingen is een feit. Onderzoek onder 500 Nederlandse zeven- tot twaalfjarigen wees namelijk uit dat 48 procent aangaf wel eens bang te zijn na het zien van het journaal. Onderwerpen die kinderen angst inboezemen zijn op de eerste plaats inter-persoonlijk geweld, gevolgd door branden, ongelukken en rampen, oorlogen, inbraak en dieven, kinderleed en dierenleed. Hoewel kinderen minder bang worden van het Jeugdjournaal dan van het volwassenenjournaal, blijkt toch nog 43 procent van de zeven- tot achtjarigen en 28 procent van de negen- tot twaalfjarigen angstig te worden van het Jeugdjournaal (Walma van der Molen, et al. 2002). Onderzoeken naar geweld in televisienieuwsuitzendingen richten zich voornamelijk op het jonge publiek. Over de eventuele effecten op het volwassen publiek is weinig bekend.

(10)

2

wijze samenhang wordt gecreëerd. En er zal worden ingegaan op geruststellingsstrategieën die door de nieuwsmakers van zowel het NOS Journaal als het Jeugdjournaal kunnen worden ingezet teneinde de angstgevoelens van de kijker te reduceren.

1.2 Opzet onderzoek

In dit onderzoek zal worden gekeken naar de wijze waarop de werkelijkheid door het NOS Journaal en het Jeugdjournaal wordt weergegeven, of specifieker; de schokkende gebeurtenissen uit de werkelijkheid. Hierbij staan de maatregelingen om de receptie van de kijker tijdens deze schokkende gebeurtenissen te sturen centraal. De volgende onderzoeksvraag zal in dit onderzoek centraal staan:

Hoe gaan het NOS Journaal en het Jeugdjournaal in hun tekst- en beeldinzet om met schokkende nieuwsberichten?

De onderzoeksvraag kan onderverdeeld worden in de volgende deelvragen:

1. Van welke tekstcoherentie is sprake in de schokkende nieuwsberichten van het NOS Journaal en het Jeugdjournaal?

2. Van welke beeldcoherentie is sprake in de schokkende nieuwsberichten van het NOS Journaal en het Jeugdjournaal?

3. Van welke tekst-beeld coherentie is sprake in de schokkende nieuwsberichten van het NOS Journaal en het Jeugdjournaal?

4. Hoe wordt geruststelling bewerkstelligd in de schokkende nieuwsberichten van het NOS Journaal en het Jeugdjournaal?

Het televisiemedium is een voorbeeld van multimodale communicatie waarbij de verschillende informatievormen waarmee de nieuwskijkers geconfronteerd worden, oftewel tekst, beeld, geluid en muziek, als materiële elementen (Van Leeuwen 2005: semiotic resources) worden beschouwd waaruit kijkers een betekenis kunnen opmaken. Het gaat dus om de semiotic resources of semiotische potentiëlen, en vooral ook om hun combinaties, met name ten aanzien van de tekst-beeld relaties. Voor de receptie dient een beroep te worden gedaan op de kijker om de verschillende modi die gepresenteerd zijn met elkaar te verbinden. In dit onderzoek wordt in het bijzonder ingegaan op het tekst- en beeldgebruik in de nieuwsuitzendingen, of beter gezegd het gebruik van taalgeluiden en beeld. De overige modi geluid en muziek worden grotendeels buiten beschouwing gelaten, aangezien een onderzoek naar het multimodale medium als geheel de reikwijdte van dit onderzoek zou overschrijden.

Het eerste deel van dit onderzoek richt zich op de modi taalgeluiden en beeld, die in combinatie met elkaar een belangrijke functie vervullen, namelijk het creëren van de betekenis van de nieuws boodschap. Tekens hebben op zichzelf geen betekenis, maar krijgen dit na het proces van interpreteren door de kijker. Door de gesproken teksten en de beelden onderling logisch op elkaar te laten volgen, zal het nieuwsbericht goed te begrijpen zijn voor de kijker en dit zal het verwerkingsproces van de kijker bevorderen (Van Leeuwen 2005: 219-247). Tevens draagt een logische relatie tussen gesproken tekst en beeld ook bij aan het verwerkingsproces van de kijker.

(11)

3

Jeugdjournaal sprake is van een samenhangend geheel, zal er gebruik worden gemaakt van de theorie

Information Linking van Van Leeuwen (2005). Volgens Van Leeuwen ontstaat coherentie in een tekst door het aan elkaar linken van opeenvolgende tekstuele uitingen. Zonder een connectie is de tekst volgens Van Leeuwen meaningless. Coherentie wordt door Van Leeuwen dus geïnterpreteerd als het aan elkaar verbinden van zinnen, ook wel verbale linking genaamd. Ook beelden dienen aan elkaar gelinkt te worden om een bepaalde mate van samenhang te creëren, aangeduid als visuele linking. En de wijze van coherentie tussen tekst en beeld wordt door Van Leeuwen omschreven als

visueel-verbale linking.

De semiotic resources dienen door de kijker geïnterpreteerd te worden, en door middel van de theorie

Information Linking kan de kijker de aangeboden informatie aan elkaar linken, waardoor samenhang ontstaat en betekenis aan het nieuwsbericht kan worden toegekend. Indien de modi tekst en beeld samenhang vertonen, zowel onderling als met elkaar, wordt de kijker ondersteund in de verwerking van het nieuwsbericht. Er zal eerst voor zowel het NOS Journaal als het Jeugdjournaal in kaart worden gebracht hoe in de nieuwsberichten samenhang wordt gecreëerd, en of hierbij sprake is van overeenkomsten, of juist verschillen tussen beide journaals.

In het tweede deel van dit onderzoek wordt ingegaan op de geruststellingsstrategieën die door de nieuwsmakers van zowel het NOS Journaal als het Jeugdjournaal kunnen worden ingezet. Er zal in de eerste plaats worden bepaald of deze strategieën door de makers worden ingezet, en zo ja, welke strategieën. En in de tweede plaats zal worden bepaald of de mogelijke verschillen tussen beide journaals, wat betreft het creëren van samenhang in nieuwsberichten, in verband staan met de inzet van deze strategieën. In dit onderzoek zijn geruststellingsstrategieën als volgt geformuleerd: alle strategieën die bedoeld zijn door de makers van het nieuws om in de eerste plaats het publiek te ontdoen van angstige gevoelens en in de tweede plaats het publiek te voorzien van een kader om de nieuws informatie te begrijpen (Walma van der Molen en De Vries 2003).

De strategieën kunnen op drie niveaus van de televisienieuwsuitzending worden ingezet, namelijk op het niveau van het nieuwsprogramma als geheel, het niveau van het nieuwsbericht en het shotniveau. Dit onderzoek richt zich op de strategieën die zijn ingezet op het niveau van het nieuwsbericht en het shotniveau, aangezien het onderzoek anders te omvangrijk zal worden.

De geruststellingsstrategieën op het niveau van het nieuwsbericht bestaan uit: het geven van uitleg, het brengen vanuit het eigen belevingsperspectief, het tonen van positief nieuws en aandacht schenken aan de reacties van de kijkers. En de geruststellingsstrategieën op shotniveau kunnen als volgt worden onderverdeeld: het vermijden van schokkende beelden, en indien schokkende beelden getoond worden dient gebruik te worden gemaakt van een camerapositie op afstand, het vermijden van dramatische geluiden en muziek, en het vermijden van het herhalen van schokkende beelden (Walma van der Molen en De Vries 2003).

(12)

4

En in de tweede plaats zal worden bepaald of de nieuwsmakers van zowel het NOS Journaal als het Jeugdjournaal tijdens de berichtgeving van schokkende onderwerpen rekening houden met de eventuele angstgevoelens van het publiek door het inzetten van een of meerdere geruststellingsstrategieën. Daarnaast zal worden bepaald of de mogelijke verschillen tussen beide journaals, wat betreft het creëren van samenhang in nieuwsberichten, in verband staan met de inzet van deze strategieën.

De uitkomsten van het onderzoek zullen inzicht geven over hoe in de nieuwsberichten van het NOS Journaal en het Jeugdjournaal samenhang wordt gecreëerd, en of dit op de juiste wijze wordt gedaan. Daarnaast zal inzicht worden verkregen over het feit of nieuwsmakers rekening houden met de angstgevoelens van de kijker, door het inzetten van een of meerdere geruststellingsstrategieën. De relevantie van het onderzoek ligt in het feit dat het merendeel van de onderzoeken naar het mediageweld zich richt op films en computerspellen. Dit onderzoek richt zich op het mediageweld dat getoond wordt in televisienieuwsuitzendingen. Dat hier behoefte aan is blijkt wel uit feit dat een groot aantal kinderen bang wordt na het zien van het journaal.

1.3 Opbouw

De opbouw van dit onderzoek ziet er als volgt uit. Allereerst zal er in hoofdstuk 2 een theoretisch kader worden geschetst. Er wordt ingegaan op televisienieuwsuitzendingen, de theorie Information

(13)

5

2. Theoretisch kader

Omdat enige basiskennis vereist is voor een goed begrip van dit onderzoek zal in dit hoofdstuk een theoretisch kader worden aangeboden. Allereerst zal worden ingegaan op televisienieuwsuitzendingen, waarbij bijzondere aandacht uitgaat naar de betekenisdragers tekst en beeld, waarna het NOS Journaal en het Jeugdjournaal zullen worden aangehaald. Vervolgens zal duidelijk worden dat het creëren van samenhang binnen nieuwsteksten er voor zorgt dat teksten begrijpelijk en inzichtelijk zijn. Deze begrijpelijkheid van de teksten kan door middel van relaties binnen de tekst worden gecreëerd. Van Leeuwen (2005) houdt zich in de theorie Information Linking naast tekstcoherentie ook bezig met de coherentie van beelden en tekst-beeld relaties. Door de gesproken teksten en beelden in televisienieuwsuitzendingen logisch op elkaar te laten volgen, zal de informatie beter te verwerken zijn voor de kijker (Van Leeuwen 2005: 219-247). Tevens draagt een logische relatie tussen de gesproken tekst en het beeld ook bij aan het verwerkingsproces van het multimodale televisiemedium. Schokkende berichten domineren het hedendaagse nieuws. Er zal een drietal theorieën worden aangeboden betreffende het vraagstuk of mediageweld van invloed is op de kijker, en meer specifiek; of het geweld in televisienieuwsuitzendingen van invloed is. Vervolgens zal worden ingegaan op de geruststellingsstrategieën die door de makers van televisienieuwsuitzendingen ingezet kunnen worden om het publiek gerust te stellen.

2.1 Televisienieuwsuitzendingen

In dit onderzoek staan de maatregelingen om de receptie van de kijker tijdens schokkende nieuwsberichten te sturen centraal. Het gaat hierbij om de schokkende berichtgevingen van het NOS Journaal en het Jeugdjournaal. Om te onderzoeken welke maatregelingen er gebruikt worden zal in deze paragraaf allereerst nader op het fenomeen televisienieuwsuitzendingen worden ingegaan. Aandacht gaat uit naar het nieuws en het multimodale medium televisie, waarna vervolgens de twee

modi waar dit onderzoek zich op richt, tekst en beeld, besproken worden. Tenslotte zal worden ingegaan op het NOS Journaal en het Jeugdjournaal.

2.1.1 Het nieuws

Bij het nieuws gaat het volgens Heuvelman en Van der Staak (1992) om het attenderen van het publiek op bepaalde belangrijke en/of onverwachte gebeurtenissen, feiten en ontwikkelingen in de samenleving. Van Zoonen (1999) voegt toe dat het nieuws gaat over actuele gebeurtenissen uit het openbare leven, zoals nationale en internationale politiek, economie en bedrijfsleven, onderwijs, cultuur en sport. Het nieuws bericht in de meeste gevallen over iets dat nog onbekend is en daarbij verruimt het het wereldbeeld van de kijker. De kijker komt in aanraking met andere landen en maakt kennis met denkbeelden, achtergronden en ideeën van andersdenkenden. Men spreekt in dit geval ook wel van een schaalvergroting van de informatie (Van Sterkenburg 1989: 49).

(14)

6

verslag over een gebeurtenis in plaats van de beleving van de gebeurtenis. Nieuwsmakers willen actueel zijn, zij willen de gebeurtenissen verslaan op het moment dat het gebeurt, of direct erna. Dit verklaart het eerste kenmerk, het beschrijven van op zichzelf staande gebeurtenissen. Het derde kenmerk heeft betrekking op het feit dat in een nieuwsuitzending een representatie van de werkelijkheid wordt gemaakt. In de berichtgeving wordt verslag gedaan van een gebeurtenis, maar de gebeurtenis wordt niet zelf beleefd. De realiteit die op de televisie wordt getoond laat namelijk niet zien wat de werkelijkheid is, maar reikt mogelijkheden aan om de werkelijkheid te interpreteren. De representatie van de realiteit in televisienieuwsuitzendingen wordt door Fiske (1987) beschreven als een encoding van de realiteit. De nieuwsmaker zet de realiteit om in codes die geschikt zijn voor het medium televisie.

Een nieuwsmaker dient te streven naar feitelijkheid en onafhankelijke berichtgeving. Datgene dat getoond wordt moet herkenbaar en waarheidsgetrouw zijn. Tevens moeten de nieuwsberichten onafhankelijk van interne en externe belangen zijn. Een nieuwsuitzending dient een neutraal product te zijn, maar of deze kernwaarde behaald kan worden valt te betwijfelen. Allereerst selecteert een nieuwsmaker onderwerpen die hij voor de uitzending geschikt acht. Naast deze selectie worden door de nieuwsmaker ook bepaalde keuzes gemaakt die de invalshoek van het nieuwsitem bepalen. Een televisienieuwsuitzending wordt dan ook wel omschreven als een cultureel artefact: “It is a sequence of socially manufactured messages, which carry many of the culturally dominant assumptions of our society” (Eldrigde 1995: 41). Doordat de nieuwsmaker invloed op de totstandkoming van het nieuwsproduct heeft lijkt neutraliteit onmogelijk. Daarnaast betoogt Fiske (1987) dat een nieuwsuitzending dat door het medium televisie wordt uitgezonden over een zekere mate van entertainment dient te beschikken. Een nieuwsuitzending is namelijk een consumptiegoed waaraan geld moeten worden verdiend. Het dient daarom een publiek te trekken, oftewel aantrekkelijk te zijn, zonder de overige kernwaarden te ondermijnen.

Tijdens het selecteren van de nieuwsberichten wordt gebruik gemaakt van nieuwswaarden. Volgens Galtung en Ruge (in Fiske 1987) is er een viertal nieuwswaarden te onderscheiden. Ten eerste is een bericht nieuwswaardig wanneer het recent heeft plaatsgevonden. Gebeurtenissen uit het verleden zijn niet interessant tenzij zij voor nieuwe inzichten zorgen. Een andere nieuwswaarde is negatief nieuws. Nieuwsuitzendingen zijn grotendeels gevuld met slecht nieuwsberichten. Deze negatieve berichten zijn nieuws omdat ze afwijken van de gangbare orde. Ten derde kan worden gesteld dat nieuwsberichten die vooraanstaande dan wel publieke figuren bevatten eerder zullen worden uitgezonden dan berichten waarbij deze figuren ontbreken. Het gaat hierbij ook om mensen die het nieuws halen door de rol die zij vervullen, denk aan een woordvoerder van een bepaalde organisatie. Tenslotte dient een nieuwsbericht een verrassingelement te bevatten. De onvoorspelbaarheid van de realiteit zal het winnen van de conventies van het journaal.

(15)

7

2.1.2 Het medium televisie

Het televisiemedium behoort tot de massamedia. Kenmerkend voor massacommunicatie is dat de zender bij het versturen van de boodschap niemand bij voorbaat van ontvangst uitsluit. Dit betekent dat in principe iedereen ontvanger kan zijn. Massacommunicatie is openbare communicatie en massamedia zijn media die zich voor dit doeleinde lenen (Van Woerkum 1982). Media, waaronder het televisiemedium, hebben volgens Bates (in Heuvelman en Van der Staak) een drietal kenmerken, te weten de distributiekenmerken, de beheerskenmerken en de symboolkenmerken.

De distributiekenmerken van een medium hebben betrekking op het bereik van de informatieoverdracht. In vrijwel elk Nederlands huishouden is minimaal een televisie aanwezig waardoor de uitgezonden informatie door een groot publiek kan worden ontvangen. Het medium televisie heeft een groot bereik en is daardoor geschikt voor informatieve en educatieve doeleinden. Overigens kunnen vandaag de dag nieuwsuitzendingen ook via het internet worden bekeken.

De beheerskenmerken hebben betrekking op de mate waarin de kijker invloed kan uitoefenen over wanneer, waar en hoe een medium wordt gebruikt. Bij een eenrichtingsmedium als de televisie is het beheer bij de kijker niet groot. De informatiestroom van het televisiemedium heeft een vluchtig en doorlopend karakter waardoor de kijker de aangeboden informatie in een hoog tempo dient te verwerken. Het medium bepaalt dus de snelheid van de informatieoverdracht, en niet de kijker. Dit wordt ook wel externe pacing genoemd (Oomkes 2000). Daarnaast kan de kijker geen directe feedback geven op de aangeboden informatie. Doordat de kijker geen invloed kan uitoefenen op het tempo waarin de informatie wordt aangeboden kunnen er belemmeringen optreden in de informatieverwerking. En vanwege het feit dat het televisiemedium haar informatie via meerdere kanalen aanbiedt, auditief en visueel, bestaat de kans dat de hoeveelheid te verwerken informatie te groot is.

Tenslotte houden de symboolkenmerken in dat de aangeboden informatie op verschillende wijzen kan worden weergegeven. Deze verschillende weergaven zoals tekst, beeld, geluid en muziek worden ook wel symboolsystemen of tekensystemen genoemd. Het televisiemedium biedt haar informatie in auditieve en visuele vorm aan de kijker aan. Het betreft dan ook een audiovisueel medium (Heuvelman 1989). De auditieve weergaven bestaan in televisienieuwsuitzendingen hoofdzakelijk uit verbale informatie met name gegeven door de nieuwslezer, de verslaggever en/of de correspondent. De visuele weergaven bestaan voornamelijk uit realistische beelden, schematische beelden, interviewbeelden en presentatiebeelden.

2.1.3 Tekst en beeld in televisienieuwsuitzendingen

Het televisiemedium is een voorbeeld van multimodale communicatie waarbij de verschillende informatievormen waarmee de nieuwskijkers geconfronteerd worden, oftewel tekst, beeld, geluid en muziek, als materiële elementen (Van Leeuwen 2005: semiotic resources) worden beschouwd waaruit kijkers een betekenis kunnen opmaken. Zoals eerder beschreven richt dit onderzoek zich hoofdzakelijk op de modi tekst, of beter gezegd taalgeluiden, en beeld.

(16)

8

televisienieuws komen zowel visuele als auditieve teksten voor. Onder de visuele teksten worden de geschreven teksten verstaan en de auditieve teksten behelzen de gesproken teksten.

Hartley (1982) maakt onderscheid tussen drie verschillende soorten gesproken teksten, namelijk teksten afkomstig van een voice-over, een verslaggever en een getoond persoon. In een televisienieuwsuitzending spreekt de voice-over een algemeen commentaar uit. De verslaggever geeft rechtstreeks commentaar in de camera. En getoonde personen doen bepaalde uitspraken. Deze personen worden in de meeste gevallen geïnterviewd door een verslaggever en worden ook wel aangeduid met de term vox populi, oftewel de stem van het volk (Hartley 1982:107). Aan deze driedeling kunnen de gesproken teksten afkomstig van de nieuwslezer worden toegevoegd. Beelden worden voorafgegaan, onderbroken en afgesloten door een nieuwslezer die op deze wijze voor een soort kadrering zorgt. De meerderheid van de teksten in televisienieuwsuitzendingen betreft gesproken teksten, maar in enkele gevallen komen er geschreven teksten voor. Het gaat hierbij onder andere om onderschriften, namen en functies van sprekende personen en ondertitels (De Jong 2000: 125). Teksten, en met name de auditieve teksten, zijn menigmaal doorslaggevend voor de betekenis die de televisiekijker verondersteld wordt op te bouwen. De teksten zorgen er voor dat de kijker een betekenis aan de beelden kan geven. Tegelijkertijd betekent dit dat door de teksten de kijker bepaalde betekenissen juist niet aan de beelden geeft (Sauer 2006:3). Teksten worden in televisienieuwsuitzendingen dus gebruikt om bepaalde betekenissen aan de beelden te geven en om beelden uit te leggen en te verduidelijken. Daarnaast hebben teksten als functie om verdere informatie te geven, daar waar de beelden tekort schieten.

Volgens Heuvelman (1989) kunnen beelden in bepaalde categorieën worden onderverdeeld. Hij spreekt hierbij van een glijdende schaal. Aan de ene kant van de schaal bevinden zich de realistische, detailrijke en concrete afbeeldingen. En aan de andere kant de schematische, detailarme en abstracte afbeeldingen. De verandering van dimensie (realisme, detail en abstractie) zal ook de mogelijke betekenissen van de afbeeldingen wijzigen. Knowlton (in Heuvelman 1989: 35) beschrijft realistische beelden als visuele weergaven van de zichtbare werkelijkheid, die met behulp van een camera kunnen worden geregistreerd, en wel direct of indirect, namelijk rechtstreeks via de camera of door gebruik te maken van een hulpmiddel zoals een microscoop. Schematische weergaven zijn weergaven van de zichtbare of niet zichtbare werkelijkheid, waarbij de visuele elementen arbitrair worden afgebeeld via tekening, art-work of computer graphics. De samenhang tussen de elementen komt op structurele en/of functionele wijze overeen met het weergegeven object, de weergegeven situatie of het weergegeven idee, begrip of concept.

(17)

9

betekenissen mogelijk is. Er dient wel vermeld te worden dat door het weglaten van kenmerken de kans bestaat dat een schematische afbeelding onherkenbaar wordt, waardoor het onmogelijk voor de kijker is om een betekenis op te bouwen.

Realistische beelden dienen in televisienieuwsuitzendingen in de meeste gevallen als beschrijving van de situatie. De schematische beelden hebben vaak een toelichtende, illustrerende functie. Naast het onderscheid tussen realistische en schematische beelden is er nog een aantal beeldsoorten. Een nieuwsitem wordt menigmaal voorafgegaan, onderbroken en afgesloten door de nieuwslezer die in beeld verschijnt. Ook kan de verslaggever in beeld worden getoond. Hij bevindt zich in de meeste gevallen op een andere plek dan de nieuwslezer. Daarnaast kan een deskundige worden ingeschakeld die zijn deskundigheid betreffende een bepaald onderwerp toont, of is er een spreker te zien die een toespraak houdt. Tenslotte kan een willekeurige burger in beeld verschijnen die als representant van het volk optreedt.

Beide modi vervullen, afzonderlijk van elkaar een belangrijke functie binnen televisienieuwsuitzendingen. Maar in combinatie met elkaar vervullen tekst en beeld de belangrijkste functie namelijk het creëren van de betekenis van de nieuws boodschap. Deze is afhankelijk van de samenhang tussen de visuele en auditieve tekens. Deze samenwerking van meerdere semiotische modi wordt zoals eerder beschreven aangeduid als mutimodale communicatie, en hier zal in paragraaf 2.2 verder op worden ingegaan.

2.1.4 Het NOS Journaal en het Jeugdjournaal

Het NOS Journaal is de overkoepelende benaming van de nieuwsuitzendingen van de NOS op radio en televisie. Op 5 januari 1956 werd het eerste televisiejournaal uitgezonden onder de naam NTS Journaal, naar de NTS, de voorloper van de NOS. Deze eerste uitzendingen waren driemaal per week, duurden een kwartier en kenden geen presentator. Sinds deze tijd is het NOS Journaal onderhevig geweest aan verscheidene veranderingen. Tegenwoordig zendt het NOS Journaal zeven dagen per week uit en is het een van de belangrijkste nieuwsprogramma’s van het land. Het heeft een dagelijks bereik van tussen de anderhalf en twee miljoen kijkers voor het belangrijkste bulletin om 20.00 uur. Het Jeugdjournaal ontstond tegen een historische achtergrond waarin kinderen decennialang beschermd waren tegen de realiteit van het leven. Gedurende de jaren tachtig van de vorige eeuw ontstond een discussie rondom dit zogenaamde paradigma van het kwetsbare kind. Niet langer heerste de gedachte om kinderen een schijnwereld voor te houden. In tegendeel, kinderen zouden juist de confrontatie met de realiteit van de wereld moeten aangaan om tot een betere bewustwording te komen (Valkenburg 2002). Dit betekende het begin van het Jeugdjournaal, het nieuwsprogramma van de NOS dat zich op kinderen richt in de leeftijd van circa 9 tot 12 jaar.

(18)

10

Het Jeugdjournaal schuwt geen enkel onderwerp. Het is volgens het Jeugdjournaal beter om eerlijke informatie te geven dan er vaag over te doen en het verder aan de fantasie van de kinderen over te laten. Dus indien geweld het nieuws van de dag is, wordt dit op een zorgvuldige en overwogen manier gebracht (De Graaf 2008). In een interview met de Volkskrant zegt hoofdredacteur Ronald Bartlema geen taboes te kennen wat betreft de onderwerpskeuze. De aandacht gaat uit naar hoe het onderwerp in tekst, beeld en geluid gepresenteerd gaat worden. Het gaat volgens de hoofdredacteur om het zoeken naar de juiste balans. Door het nieuws op de juiste wijze aan het jonge publiek aan te bieden kan het Jeugdjournaal kinderen helpen het nieuws te verwerken en angstgevoelens te reduceren (Maas 1991). Wat deze wijze van het Jeugdjournaal aangaande schokkende berichten is, zal net als de wijze van het NOS Journaal in dit onderzoek naar voren komen.

Er is weinig bekend over hoe het NOS Journaal omgaat met schokkende en gewelddadige nieuwsberichten. De doelgroep van dit journaal is de volwassen kijker en onderzoeken naar mogelijke effecten van schokkende mediabeelden richten zich in de eerste plaats voornamelijk op films en computerspellen en in de tweede plaats vooral op het jonge publiek.

Er zijn overigens wel onderzoeken gewijd aan de macht van de media in algemene zin. De Boer en Brennecke (1995) onderscheiden een drietal stromingen. Aanhangers van de almachttheorie schreven een grote macht toe aan de massamedia waarbij men sprak van eenrichtingsverkeer in het communicatieproces. Zij zagen de beïnvloedbare ontvanger als een passief wezen die de inhoud van de boodschap kritiekloos overnam. Het idee van de almachtige media is tot aan het begin van de jaren vijftig het dominante model van media-effecten geweest. Maar empirische onderzoeken toonden aan dat de effecten van media niet zo groot waren als men aanvankelijk dacht. De almachtige denkwijze werd dan ook vervangen door het model van de beperkte effecten. Enkele kenmerken van dit model zijn dat mensen zich selectief blootstellen aan informatie, daar zij niet in staat zijn om alle aangeboden mediaboodschappen in zich op te nemen. Daarbij nemen mensen slechts een gedeelte waar van die boodschappen en onthouden daarvan ook niet alles.

Ten tweede zijn er stromingen die de macht van de media aan het publiek toeschrijven. De ontvanger bepaalt het effect van de mediaboodschap en niet zozeer de zender. Het publiek bestaat uit wezens die de media op actieve wijze gebruiken om bepaalde doeleinden te realiseren.

Tenslotte is er sprake van de stroming audience cum content waarbij in tegenstelling tot de voorgaande stromingen zowel aandacht aan het publiek als aan de inhoud van de mediaboodschap wordt besteed. Het model van de beperkte effecten vormt nog steeds het heersende paradigma onder communicatiewetenschappers.

In de berichtgeving door het NOS Journaal wordt door de hoofdredactie de volgende drie doelstellingen nagestreefd: objectief, eerlijk en onpartijdig informeren, een waarachtige voorstelling bieden van de werkelijkheid en duidelijk onderscheid maken tussen feiten en meningen (Van Sterkenburg 1989).

2.2 Information Linking

(19)

11

bewerkstelligd, de zogenaamde coherentierelaties. Het zorgt ervoor dat teksten begrijpelijk en inzichtelijk zijn. In de meeste gevallen dient de kijker zelf verbanden aan te brengen om coherentie binnen de tekst te creëren.

Van Leeuwen (2005) houdt zich in de theorie Information Linking naast tekstcoherentie ook bezig met de coherentie van beelden en tekst-beeld relaties. Hij spreekt respectievelijk van verbale linking,

visuele linking en visueel-verbale linking. De meerwaarde van informatie ligt in de relatie die het heeft tot de context. Met andere woorden, informatie eenheden krijgen betekenis indien ze zijn gelinkt aan andere informatie eenheden. Een nieuwsmaker is verantwoordelijk voor het linken van teksten onderling, het linken van beelden onderling en het linken van teksten en beelden. De kijker kan de aangeboden informatie met behulp van de theorie Information Linking aan elkaar linken, waarna de tekens geïnterpreteerd kunnen worden. De kijker wordt in de verwerking van de nieuwsberichten ondersteund indien de modi tekst en beeld samenhang vertonen, zowel onderling als met elkaar (Van Leeuwen 2005: 219-247).

2.2.1 Tekstcoherentie

Al eerder is geschreven over de modus tekst in televisienieuwsuitzendingen, maar wat is een tekst? Een tekst wordt door Pander Maat (1994) omschreven als een reeks taaluitingen van één zender die onderling samenhangen doordat zij samen een communicatief doel dienen. Een duidelijke samenhang binnen teksten zorgt ervoor dat teksten begrijpelijk en inzichtelijk zijn. Beslissend voor de samenhang van een tekst is dat de tekst coherentierelaties vertoont. In een coherentierelatie gaat het om wat een uiting als geheel toevoegt aan de vorige uiting of aan de tekst als geheel. Het aanbrengen van coherentie in een tekst draagt tevens zorg voor de realisatie van de tekst als een autonoom geheel. In de meeste gevallen dient de lezer zelf verschillende verbanden aan te brengen om samenhang in de tekst te creëren. Vanzelfsprekend gaat het bij nieuwsteksten die uitgezonden worden door het medium televisie om de kijker in plaats van de lezer. Ensink (2002) geeft aan dat wanneer een lezer de verwachting van samenhang actief hanteert, hij tevens in staat is om coherentie binnen een tekst aan te brengen door “de noodzakelijke extra-interpretaties aan te brengen.” Dit houdt in dat de lezer eigen voorkennis raadpleegt en dat er wordt uitgegaan van de redelijkheid bij de bron van de tekst. Sauer (in Jorritsma 2004: 13) voegt hier aan toe dat ook contextuele kennis, kennis van tekstgenres en -conventies van de lezer kunnen bijdragen tot het zien van samenhang binnen teksten.

Sauer definieert coherentierelaties als volgt: “inhoudelijke, cognitieve, communicatieve relaties die opeenvolgende uitingen, die naar situaties verwijzen, met elkaar onderhouden doordat deze situaties een specifieke samenhang vertonen.” Volgens Ensink (2002) heeft coherentie niet een puur tekstueel dan wel een interpretatief karakter. Ensink stelt namelijk dat de interpretatie van de tekst zodanig is, dat in die interpretatie de tekst coherent wordt of niet. De lezer die interpreteert is bezig met het afbakenen van het waarschijnlijke en het minder waarschijnlijke en tegelijkertijd benut de lezer de context van het verhaal.

(20)

12

concessieve relaties, interactionele relaties en thematische relaties. Het gaat hierbij om een relatie tussen een uiting en datgene dat er aan vooraf is gegaan. Het kan gaan om een eerdere uiting, maar ook om meer algemene informatie zoals genre, context of kennis. De tweede uiting heeft dus een specifieke relatie met de voorgaande uiting of met een voorafgaande situatie.

Allereerst kan een uiting extra informatie geven over de situatie die in de vorige uiting beschreven is en wordt er gesproken van een zogenaamde descriptieve relatie. Deze relaties komen vooral voor in passages waarin geïnformeerd wordt over eigenschappen en oorzaken van objecten, gebeurtenissen en toestanden, zoals in teksten van nieuwsberichten. Er zijn twee groepen descriptieve relaties te onderscheiden: de causale relaties en de kenmerkrelaties. Causale relaties worden gelegd vanuit uitingen over een toestand of gebeurtenis die op enige wijze de ooraak of het gevolg vormt van een andere toestand of gebeurtenis. Hieronder vallen relaties als oorzaak-gevolg, doel-middel,

activiteit-resultaat, voorwaarde-situatie en probleem-oplossing. Kenmerkrelaties gaan uit van een uiting die informatie biedt over kenmerken van een object, toestand of gebeurtenis uit een eerdere uiting. Relaties die hieronder vallen zijn onder andere de relaties: object-omvang, object-werking,

klasse-leden, proces-verloop, object-eigenschappen.

Ten tweede kan een uiting iets wat in de andere uiting mogelijk onduidelijk is toelichten. Er is hierbij sprake van een toelichtingsrelatie. Deze relatie is dus gericht op de begrijpelijkheid.

Een lezer kan niet alleen problemen hebben met de begrijpelijkheid van een uiting maar ook met de inhoud ervan. Een schrijver die daarop anticipeert zal onder andere de gronden moeten aangeven waarop hij zijn uitspraken baseert. Indien de schrijver hier gehoor aan geeft, dan realiseert hij een

redeneerrelatie. Er zijn hierbij twee situaties te onderscheiden. In de eerste situatie is de inhoudelijke aanvaardbaarheid van de uiting in het geding. De lezer twijfelt of de schrijver gelijk heeft, en wil argumenten horen, de zogenaamde argumentatierelaties. In de tweede situatie gaat het om de begrijpelijkheid van een uitspraak. De lezer heeft uitleg nodig, ofwel uitlegrelaties. Kortom, een uiting kan beargumenteren of uitleggen waarom een uitspraak geldig is.

In sommige gevallen dient te worden voorkomen dat de lezer een onjuiste conclusie trekt uit een uiting. In dat geval moeten verwachtingen van de lezer worden tegengesproken en realiseert de schrijver een adversatieve relatie. Niet altijd worden verwachtingen tegengesproken. Er zijn ook verwachtingen die uitkomen, men spreekt dan van een concessieve relatie.

De eerder besproken relaties hebben betrekking op inhoudelijke verbanden tussen uitingen.

Interactionele ondersteuningen daarentegen zijn erop gericht uitingen te doen waarbij het communicatieve succes wordt vergroot. Er zijn een aantal interactionele ondersteuningen mogelijk. Oriënterende uitingen geven vaak aan wat de lezer kan verwachten en wat het onderwerp van de tekst is. Een tweede vorm van interactionele ondersteuning is het wijzen op het belang van de tekst voor de lezer. Uitingen over het belang van de tekst gaan meestal over kenmerken van de lezers of situaties waarin zij verkeren. Een derde vorm bestaat uit het aangeven van de aanleiding voor het schrijven van de tekst. En een vierde vorm van interactionele ondersteuning biedt uitingen die dienen om de aandacht van de ontvanger te trekken.

(21)

13

Van Leeuwen (2005) sluit zich in zijn theorie Information Linking aan bij deze ideeën betreffende tekstcoherentie. Volgens Van Leeuwen ontstaat coherentie in een tekst door het aan elkaar linken van opeenvolgende tekstuele uitingen. Zonder een connectie is de tekst volgens Van Leeuwen betekenisloos. Coherentie wordt door Van Leeuwen dus geïnterpreteerd als het aan elkaar verbinden van zinnen. De theorie Information Linking is interessant voor dit onderzoek gezien het feit dat Van Leeuwen naast tekstcoherentie ook ingaat op de coherentie van beelden en tekst-beeld relaties.

2.2.2 Verbale linking

Van Leeuwen (2005) spreekt van verbale linking als het gaat om verbanden binnen een tekst. Een tekst is opgebouwd uit woorden, zinnen en alinea’s, die niet op zichzelf staan, maar samenhang dienen te vertonen. Zonder deze samenhang zou er sprake zijn van een onsamenhangend geheel. Zoals beschreven kan in een tekst coherentie ontstaan door het aan elkaar verbinden van zinnen. Dit kan bereikt worden door expliciete verbindingswoorden als ‘vervolgens’, ’hierna’ en ’volgende’ die gebeurtenissen in de tijd aan elkaar verbinden en een volgende gebeurtenis aanduiden. Expliciete conjuncties zijn niet altijd noodzakelijk om samenhang te vertonen. Verbanden kunnen namelijk ook uit de context worden opgemaakt.

Van Leeuwen heeft een overzicht opgesteld waarin de verschillende vormen van verbale linking zijn gecategoriseerd en ook zijn er expliciete conjuncties aan toegevoegd die gekoppeld kunnen worden aan de bijbehorende categorie. Tabel 1 geeft dit overzicht van tekstcoherentie. Gezien het feit dat in dit onderzoek het onderzoeksmateriaal bestaat uit Nederlandse nieuwsteksten afkomstig van het NOS Journaal en het Jeugdjournaal, is het overzicht met de bijbehorende expliciete conjuncties van Van Leeuwen naar het Nederlands vertaald.

Tabel 1: Overzicht van tekstcoherentie (Van Leeuwen 2005: 225)

Type connectie Subtypes Typisch expliciete conjuncties Context

Uitwerking Uitleg Voorbeeld Specificatie Samenvatting Correctie

‘dat is’, ‘met andere woorden’, ‘dat betekent’

‘bijvoorbeeld’, ‘ter illustratie’ ‘in het bijzonder’, ‘meer specifiek’, ‘voornamelijk’

‘in het kort’, ‘kortom’

‘in feite’, ‘inderdaad’, ‘feitelijk’, ‘eigenlijk’, ‘in werkelijkheid’

Redenering Overtuiging Uitbreiding: vermeerdering Vermeerdering Tegenstelling Alternatief

‘en’, ‘bovendien’, ‘daarbij’ ‘echter’, ‘maar’, ‘niettemin’ ‘of’, ‘ofwel’, ‘alternatief’, ‘optie’

Beschrijving Redenering Overtuiging Uitbreiding: tijdelijk Volgende gebeurtenis Gelijktijdige gebeurtenis Vorige gebeurtenis

‘vervolgens’, ‘daarna’, ‘daarop’ ‘dan’, ‘volgende’

‘ondertussen’, ‘inmiddels’ ‘voorafgaand’, ‘vroeger’, ‘eerder’, ‘voorheen’, ‘tot dusver’

(22)

14

Afsluitende gebeurtenis ‘uiteindelijk’, ‘tenslotte’, ‘op het eind’ Uitbreiding:

ruimtelijk

Nabijheid

Medeaanwezigheid

‘vooraan’, ‘achter’, ‘naast’, etc. ‘op dezelfde plek’, ‘daar’, ‘hier’

Beschrijving Uitbreiding: logisch Gelijkenis Contrast Reden Gevolg Doel Positieve voorwaarde Negatieve voorwaarde

‘eveneens’, ‘ook’, ‘insgelijks’, ‘evenzo’, ‘dito’

‘tegenstelling’, ‘aan de andere kant’ ‘om die reden’, ‘omdat’, ‘want’ ‘bijgevolg’, ‘derhalve’, ‘zodoende’, ‘dientengevolge’, ‘dus’, ‘daarom’, ‘daardoor’

‘met als doel’

‘in dat geval’, ‘als’, ‘indien’, ‘mits’ ‘(of) anders’, ‘indien niet, dan…’,

Redenering Overtuiging

In dit overzicht is te zien dat er sprake is van twee soorten verbale linking namelijk ‘uitwerking’ en ‘uitbreiding’. Een tekstuele uiting kan een vorige uiting uitwerken of het kan een vorige uiting uitbreiden. In het geval van een ‘uitwerking’ wordt de vorige informatie herhaald of geherformuleerd. Daarentegen voegt een ‘uitbreiding’ nieuwe informatie aan de vorige tekstuele uiting toe. Dit kan geschieden op verschillende manieren namelijk door tijdelijke, ruimtelijke of logische linken, of door een vermeerdering. De kolom ‘typisch expliciete conjuncties’ geeft voorbeelden van expliciete verbindingswoorden die bij de verschillende types tekstcoherentie horen. Vervolgens kan ook uit de tabel worden afgelezen in welk soort context deze types tekstcoherentie plaats kunnen vinden.

2.2.3 Visuele linking

Zoals beschreven is de theorie van Van Leeuwen interessant voor dit onderzoek gezien het feit dat er ook op de coherentie van beelden wordt ingegaan. Information Linking door middel van beelden wordt door Van Leeuwen (2005) visuele linking genoemd. Ook beelden dienen aan elkaar gelinkt te worden om een bepaalde mate van samenhang binnen bijvoorbeeld een televisienieuwsuitzending te creëren. Met behulp van dit model van Van Leeuwen wordt er een poging gedaan de relaties tussen beelden onderling te achterhalen, en vast te stellen in hoeverre de beelden coherent zijn aan elkaar. Ter illustratie, als beelden op elkaar aansluiten als een volgende gebeurtenis is dat makkelijker te verwerken voor de kijker dan wanneer beelden contrasterend zijn. Bij visuele linking is er ook sprake van ‘uitwerking’ en ‘uitbreiding’. Tabel 2 geeft het overzicht van beeldcoherentie weer. Gemakshalve is ook het overzicht van beeldcoherentie van Van Leeuwen (2005) naar het Nederlands vertaald.

Tabel 2: Overzicht van beeldcoherentie (Van Leeuwen 2005:229)

Type connectie Subtypes Realisatie Context

Uitwerking Overzicht Een overgang van een

detail naar een overzicht

(23)

15 Detail

van hetzelfde onderwerp. Een overgang van een overzicht naar een detail van hetzelfde onderwerp. Uitbreiding: tijdelijk Volgende gebeurtenis

Vorige gebeurtenis

Gelijktijdige gebeurtenis

Een overgang naar een volgende gebeurtenis of handeling.

Een overgang naar een vorige gebeurtenis of handeling.

Een overgang naar een gelijktijdige gebeurtenis of handeling.

Verhaal; procedure

Uitbreiding: ruimtelijk Nabijheid

Medeaanwezigheid

Een beeld wordt vanuit verschillende invalshoeken getoond.

Reeksen van twee of meer details.

Beschrijving

Uitbreiding: logisch Contrast

Overeenkomst

Er worden contrasterende beelden getoond (geen verhalende connectie). Dezelfde gebeurtenis of handeling blijft in beeld (geen verhalende connectie).

Overtuiging

In dit schema van visuele linking worden de realisaties door de camera beschreven. Wanneer de camera op een bepaalde manier beweegt of iets in beeld brengt kan dit, in relatie tot het vorige beeld, gekoppeld worden aan een type connectie. Een beeld kan een vorig beeld uitwerken, maar er kan ook sprake zijn van een uitbreiding: tijdelijk, ruimtelijk of logisch.

2.2.4 Visueel-verbale linking

In televisienieuwsuitzendingen worden de modi tekst en beeld aan elkaar gekoppeld om teneinde een betekenis aan de kijker over te dragen. Tussen tekst en beeld in televisienieuwsuitzendingen is niet altijd sprake van samenhang, slechts op enkele momenten. Van Leeuwen beschrijft de wijze van coherentie tussen tekst en beeld als visuele-verbale linking. Tabel 3 geeft het overzicht van de verschillende mogelijkheden van tekst-beeld coherentie volgens Van Leeuwen (2005) weer.

Tabel 3: Overzicht van tekst-beeld coherentie (Van Leeuwen 2005: 230) Beeld-tekst relaties

(24)

16 Uitleg

De tekst specificeert het beeld (verankering). De tekst parafraseert het beeld, of vice versa. Uitbreiding Overeenkomst

Contrast Aanvulling

De inhoud van de tekst is gelijk aan de inhoud van het beeld. De inhoud van de tekst contrasteert met de inhoud van het beeld. De tekst voegt meer informatie toe aan het beeld, of vice versa (relay).

Ook in dit overzicht is er sprake van ‘uitwerking’ en ‘uitbreiding’. Een ‘uitwerking’ bestaat uit een tweetal vormen van tekst-beeld coherentie, namelijk specificatie en uitleg. De tekst-beeld coherentie

specificatie houdt in dat het beeld de tekst specificeert (illustratie), of vice versa, de tekst specificeert het beeld, er is dan sprake van verankering. De tekst-beeld coherentie uitleg houdt in dat de tekst het beeld parafraseert, of vice versa: het beeld parafraseert de tekst.

Een ‘uitbreiding’ is onderverdeeld in een drietal coherentievormen: overeenkomst, contrast en

aanvulling. De tekst-beeld coherentie overeenkomst houdt in dat de inhoud van de tekst gelijk is aan de inhoud van het beeld. Daarentegen wordt met contrast bedoeld dat de inhoud van de tekst contrasteert met de inhoud van het beeld. Tenslotte spreekt Van Leeuwen (2005) van de coherentie

aanvulling indien de tekst meer informatie toevoegt aan het beeld, of het beeld voegt meer informatie toe aan de tekst (relay).

In de meeste gevallen is in nieuwsuitzendingen de belangrijkste informatie verbaal van aard, en

illustreren de beelden de nieuwsteksten. Het beeld specificeert de tekst. Maar in sommige gevallen draagt het beeld de hoofdinformatie en is de tekst nodig om de kijker nadere aanwijzingen te geven hoe hij naar het beeld dient te kijken, en is er sprake van verankering. In dit geval specificeert de tekst het beeld.

2.2.5 Tekst-beeld relaties in televisienieuwsuitzendingen

Doordat beelden geen eenduidige betekenis hebben worden ze vaak begeleid door teksten. In televisienieuwsuitzendingen zijn deze teksten vaak afkomstig van getoonde personen die zelf bepaalde uitspraken doen, een voice-over die een algemeen commentaar uitspreekt of een nieuwslezer die voor een kaderstelling zorgt. De verbale tekst is meestal doorslaggevend voor de betekenis die de kijker verondersteld wordt op te bouwen.

(25)

17

gisteren met aanvallen op faciliteiten van Hamas in de Gazastrook” is als betekeniseenheid niet te visualiseren. Het abstracte concept ‘gisteren’ kan niet gevisualiseerd worden. Waarschijnlijk worden er beelden getoond van een aanval. Deze beelden kunnen in een latere uitzending eveneens gebruikt worden, in combinatie met een andere tekst, waardoor dezelfde beelden een andere betekenis krijgen. Woorden sturen immers de betekenis aan. Een visualisatiestrategie dat door de nieuwsmakers veelvuldig wordt ingezet is het tonen van actoren die in de zinnen als subjecten of objecten optreden. Het bekende beeld waarin een staatshoofd uit een vliegtuig stapt, wordt voor verschillende onderwerpen gebruikt. De tekst fungeert als sturende factor bij het construeren van de juiste betekenis. Relaties tussen tekst en beeld zijn ronduit complex. Zoals de eerder beschreven theorie van Van Leeuwen betreffende de visueel-verbale linking aantoont, beschikken nieuwsmakers over verschillende mogelijkheden om tekst en beeld met elkaar te relateren. Volgens Sauer (2006) zijn er drie verschillende manieren om de relaties tussen visuele en verbale informatie in televisienieuwsuitzendingen te benaderen. Hij onderscheidt formele, semantische en

pragmatisch-functionele relaties. Overigens dient deze informatie over tekst-beeld relaties beschouwd te worden als extra informatie, aangezien in de analyse van dit onderzoek gebruik wordt gemaakt van de theorie

Information Linking van Van Leeuwen.

Formele relaties worden ook wel syntactische relaties genoemd, waarbij het gaat om de relatie in tijd en ruimte. Synchroon betekent dat tekst en beeld over hetzelfde tijdstip gaan en asynchroon houdt logischerwijs in dat beide modi niet over hetzelfde tijdstip gaan. Syntoop is de relatie wanneer de tekst afkomstig is van de bron die ook in beeld zichtbaar is. Daarentegen is asyntoop de relatie wanneer de bron van de tekst, oftewel de stem, niet in beeld zichtbaar is. Denk hierbij aan de voice-over. Met

intradiëgetisch wordt de situatie bedoeld waar de bron bij de wereld hoort die in beeld te zien is. Indien er sprake is van extradiëgetisch hoort de bron niet bij de wereld die in beeld is. Simultaan betekent dat binnen een shot tekst en beeld gelijk op lopen. Bij een asimultane relatie lopen deze niet gelijk op, maar gaat het beeld of de tekst langer door.

Wat betreft de semantische relaties spreekt Sauer van een schaal waarbij convergent en divergent elkaars uitersten zijn. Indien tekst en beeld naar hetzelfde refereren spreekt men van convergent. Een

divergente relatie houdt het tegenovergestelde in. Een voorbeeld van divergentie binnen televisienieuwsuitzendingen is wanneer bij het benoemen van de naam van een staatshoofd beelden worden getoond die hem laten zien tijdens het verrichten van bepaalde activiteiten. Een staatshoofd stapt uit een vliegtuig of schudt de handen van het volk. Het zijn beelden die niets met het actuele onderwerp te maken hebben maar wel naar dezelfde referent verwijzen. Bij een redundante relatie gaat het om beelden die onderdelen van de tekst illustreren. In tekst en beeld wordt ongeveer hetzelfde gerepresenteerd. Zoals eerder beschreven geldt dit alleen wanneer in de tekst sprake is van concrete betekenissen. Bepaalde standaardafbeeldingen worden telkens ingezet, zoals het beeld van een patiënt die een injectie krijgt toegediend indien het item over de gezondheidszorg gaat. Ditzelfde geldt voor de standaardillustraties van geïnvolveerde personen. Een complementaire relatie houdt in dat de informatie in de tekst en het beeld elkaar aanvullen. In de meeste gevallen toont het beeld concrete aspecten terwijl de tekst over algemeenheden spreekt. Een andere mogelijkheid is dat tekst en beeld op een retorische wijze aan elkaar gerelateerd zijn. Er zijn twee soorten retorische relaties, te weten de metonymische en metaforische. Men spreekt van een metonymische relatie indien er sprake is van een

(26)

18

Tenslotte zijn er de pragmatisch-functionele relaties die zich richten op het vervullen van een bepaalde functie. Allereerst kan gesteld worden dat de functie van de tekst is dat het een beschrijving geeft van wat te zien is. Tekst maakt expliciet wat het beeld toont. De tekst is er op gericht om de beeldbetekenis te reduceren. Er is ook een aantal functies van het beeld met betrekking tot de tekst op te noemen. Sauer (2006) benoemt de volgende functies: het veiligstellen van de referentie, het verduidelijken door middel van schematische visualisaties, het actueel maken, het authentiek maken en het opwekken van interesse.

2.2.6 Televisie als voorbeeld van multimodale communicatie

Bij visueel-verbale linking worden tekst en beeld aan elkaar gerelateerd. Naast de relatie van tekst en beeld, spelen geluid en muziek die op hetzelfde moment te horen zijn, ook een rol in de televisienieuwsuitzending. Kress en Van Leeuwen (1996) spreken van multimodaliteit wat inhoudt dat de taal, de beelden, het geluid en de muziek in een televisienieuwsuitzending als een geheel wordt gezien.

Multimodaliteit verwijst naar communicatieve artefacten en processen die verschillende tekensystemen, ofwel modi, combineren en waarbij voor de productie en receptie een beroep moet worden gedaan op de communicatiegebruikers om de verschillende modi die gepresenteerd zijn met elkaar te verbinden (Stöckl 2004: 9). Een modus kan worden omschreven als een tekensysteem waarvan de communicatiegebruikers de tekens kunnen gebruiken om hun communicatiedoelen te realiseren. Een grammatica houdt in dat tekens behorende tot een modus geleid dienen te worden door regels die bepalen hoe de tekens gecombineerd moeten worden teneinde een bepaalde betekenis te kunnen realiseren.

De mens beschikt over verschillende zintuiglijke kanalen en via deze kanalen kunnen communicatiegebruikers de tekens waarnemen en betekenis aan toekennen. Hoewel er een onderscheid kan worden gemaakt uit een vijftal zintuigen, betreft het kijken naar de televisie slechts twee zintuigen: de ogen en de oren. Modi doen een beroep op verschillende zintuigen. Zo beroept de

modus taal, die in gesproken en geschreven taal kan worden onderverdeeld, zich op de zintuiglijke waarneming door oren en ogen. Daarnaast kan een modus in verschillende media worden gerealiseerd. Tenslotte kan worden gezegd dat de bestaande modi een hiërarchisch gestructureerd netwerksysteem representeren waarin elke modus uiteen valt in submodi, die op hun beurt weer bestaan uit verschillende kenmerken. Stöckl (2004) onderscheidt een tweetal netwerken, te weten een netwerk van modi, submodi en kenmerken in gedrukte media en een netwerk van modi, submodi en kenmerken in televisie- en filmmedia. Deze netwerken vormen de basis voor de verdere uitleg van de verschillende

modi. Beide modellen van de netwerken zijn respectievelijk als bijlage I en bijlage II aan het onderzoek toegevoegd.

(27)

19

tweetal realiseringsmogelijkheden namelijk gesproken en geschreven taal. Spraak kent de volgende submodi: volume, intonatie, timbre, ritme, snelheid en pausing, ook wel para-verbaal genaamd. Daarnaast speelt de non-verbale modus een belangrijke rol bij spraak. Denk hierbij aan de gebaren, de houding en lichaamstaal van de spreker. Wat betreft de geschreven taal gaat het om de typografie, ofwel lay-out, met submodi als lettertype, kleur en marges. De modus geluid kent een drietal submodi, te weten intensiteit, volume en kwaliteit. Tenslotte vormt muziek de vierde modus dat door het televisiemedium geïntegreerd wordt. Voor een volledige beschrijving van het netwerk van modi, submodi en kenmerken in televisie- en filmmedia wordt verwezen naar bijlage II.

Het televisiemedium is dus een voorbeeld van multimodale communicatie waarbij de verschillende informatievormen waarmee de televisiekijkers geconfronteerd worden (taal, beeld, geluid en muziek) als materiële elementen (Van Leeuwen 2005: semiotic resources) worden beschouwd waaruit kijkers een betekenis kunnen opmaken. Deze modi worden met elkaar geïntegreerd waarna na het proces van interpreteren door de kijker betekenis aan de aangeboden informatie kan worden toegekend. Dit gezamenlijke optreden van modi en de bijbehorende submodi wordt samengevat als multimodale communicatie. Zoals eerder beschreven richt dit onderzoek zich op de modi tekst, ofwel taalgeluiden, en beeld.

2.3 Gewelddadige en schokkende beelden in de media

Vanaf het moment dat de media een rol gingen spelen in het leven van kinderen wordt er in geagiteerde debatten gediscussieerd over de positieve en negatieve effecten er van. In de hedendaagse debatten draait het voornamelijk om de vraag wat het effect van schokkende en gewelddadige televisiebeelden op de jeugd is. Deze bezorgdheid over de kwalijke gevolgen van de media is al vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw onderwerp van discussie. De Franse filosoof Rousseau verkondigde de gedachte dat kinderen in vrijheid opgevoed moesten worden. Kinderen hoorden in een beschermde omgeving op te groeien, vrij van negatieve invloeden. Lange tijd werden kinderen dan ook afgeschermd van de realiteit van het dagelijkse leven. Onderwerpen als geboorte, dood, seks en geld bleven onbesproken. Regels maakten duidelijk wat kinderen van bepaalde leeftijden wel en niet behoorden te weten.

Maar gedurende de laatste decennia van de twintigste eeuw ontstond er discussie rondom dit zogenaamde paradigma van het kwetsbare kind. In plaats van kinderen een schijnwereld voor te houden, zouden kinderen juist de confrontatie met de realiteit moeten aangaan om tot een betere bewustwording te komen (Valkenburg 2002). Niet langer werd het jonge publiek beschermd tegen schokkende nieuwsberichten.

2.3.1 Mediageweld en agressief gedrag

(28)

20

Geweld is agressief gedrag waarmee willens en wetens getracht wordt schade toe te brengen aan anderen of aan zaken die van anderen zijn. De agressie kan zowel fysiek als niet-fysiek van aard zijn, indirect geuit worden waarbij het slachtoffer afwezig is of direct op een aanwezig iemand gericht zijn, en zowel als middel worden ingezet om iets te bereiken, als als doel op zichzelf worden geuit.

(Van der Voort 1997 geciteerd in Nikken 2007:14)

Dat er geen consensus bestaat wat betreft de invloed van geweld op de kijker blijkt wel uit het feit dat er drie types theorieën zijn te onderscheiden. Allereerst zijn er de stimulatietheorieën die er vanuit gaan dat blootstelling aan geweldsbeelden leidt tot imitatie en/of versterking van agressie bij de kijker. Daartegenover staan de aanhangers van de reductietheorieën die stellen dat de agressie bij de kijker afneemt bij het zien van geweld. Tenslotte zijn er onderzoekers die geen relatie zien tussen het mediageweld en het geweld in de realiteit.

Ondanks de verdeeldheid in dit wetenschappelijke debat, neigt het merendeel van de wetenschappers toch naar de kant van de stimulerende werking van de media. De laatste twee decennia hebben verschillende meta-analyses aangetoond, waaronder die van Paik en Comstock (1994), dat blootstelling aan mediageweld tot een toename in agressief gedrag kan leiden. Andere kritieke punten in het debat zijn dat door het mediageweld het kritische denkvermogen van de jeugd wordt verzwakt en er een verkeerd beeld van de werkelijkheid zou worden gegeven dat veelal angst inboezemt.

Op het vraagstuk hoe mediageweld kan leiden tot agressie geven verschillende theorieën een verklaring. Enerzijds zijn er theorieën zoals de aanstekelijkheidstheorie, de rationaliseringstheorie, de

gewenningstheorie en de cultivatietheorie, die uitgaan van een directe uitwerking van het getoonde geweld op de houding of het gedrag van de kijker. Anderzijds zijn er theorieën die uitgaan van een indirecte uitwerking.

Allereerst de theorieën met een directe stimulering. De aanstekelijkheidstheorie gaat uit van het idee dat mediaproducten rechtstreeks als een injectienaald inwerken op de kijker. Het getoonde geweld wordt bij voorkeur direct en zo nauwkeurig mogelijk geïmiteerd. Het effect is met name aantoonbaar bij blootstelling aan non-fictieve media, zoals de berichtgeving in het nieuws. Een onderzoek op basis van zeven casestudies van massamoorden in Australië bevestigt dit. De onderzoekers waarschuwden voor het aanstekelijke effect van de nieuwsberichten. De conclusie luidde dat de berichtgevingen in de media de kijkers bewegen om soortgelijke moorden uit te voeren (Cantor et al. 1999). Hoewel het nauwelijks voorkomt dat kinderen op directe wijze gewelddadigheden van het scherm imiteren, kunnen ze wel op ideeën worden gebracht. De rationaliseringstheorie bouwt hierop voort met de aanname dat het mediageweld door bepaalde kijkers wordt goedgekeurd, in hun gedachte wordt opgenomen en gebruikt om het eigen normoverschrijdende gedrag te rationaliseren (Nikken 2007:45). De overmatige blootstelling van kinderen aan gewelddadige beelden leidt volgens de

(29)

21

Volgens Gerbner, aanhanger van de cultivatietheorie, treedt het eerder genoemde proces van afstomping niet bij alle kinderen op. In tegendeel, er zijn kijkers die zich het getoonde leed in de samenleving wel degelijk aantrekken. Zij projecteren de gewelddadige mediabeelden op de eigen werkelijkheid en ontwikkelen het idee dat de samenleving overspoeld wordt door geweld. Hetgeen uiteindelijk leidt tot een somber en gewelddadig wereldbeeld. Dit cultivatie-effect treedt voornamelijk op bij de blootstelling van jonge kijkers aan nieuwsuitzendingen, aangezien het hierbij gaat om beelden vanuit de werkelijkheid. Uit onderzoek van Walma van der Molen en Konijn (2007) naar de nieuwsuitzendingen over de Tweede Golfoorlog onder Nederlandse kinderen van tien tot twaalf jaar bleek dat er geen direct cultivatie-effect optrad, maar een indirect effect. Slechts het observeren van het oorlogsgeweld leidt niet tot een somberder of angstiger wereldbeeld. Het cultivatie-effect doet zich pas voor wanneer de kijker een emotionele band ervaart met de eventueel getoonde slachtoffers.

Een theorie die uitgaat van een indirecte stimulatie van gedrag en houding door het geweld in de media is de sociale leertheorie. Volgens de sociale leertheorie worden gedragingen aangeleerd, zo ook agressief gedrag. Dit gebeurt onder andere door het gedrag en de daarbij behorende gevolgen bij andere mensen te observeren. Dit observationele leren vindt voornamelijk plaats wanneer het kind het geobserveerde model bewondert. Volgens Bandura (1973) halen kinderen hun modellen uit het gezin, de subcultuur waarin hij leeft en de massamedia. De invloed van gewelddadige mediafiguren beperkt zich niet tot het imiteren van het gedrag, ook worden de opinies en normen van kinderen betreffende agressief gedrag beïnvloed. Ze leren dat geweld een acceptabel middel is om conflicten op te lossen. De sociale leertheorie van Bandura is tot op de dag van vandaag een van de meest geaccepteerde theorieën over de effecten van mediageweld.

Zoals beschreven bestaat er een driedeling in het wetenschappelijke debat over de invloed van mediageweld. Maar vanuit verschillende hoeken wordt kritiek geuit op deze nogal simplistische indeling. Volgens Valkenburg (2002) is “het effect van mediageweld afhankelijk van meerdere factoren, zoals het type mediageweld, het kind dat er naar kijkt, en de omgeving waarin het kind opgroeit.” Wat betreft het type mediageweld kan er onderscheid worden gemaakt tussen reëel en fictief geweld. In dit onderzoek ligt de focus op reëel geweld, namelijk het geweld dat getoond wordt in televisienieuwsuitzendingen.

2.3.2 Angstreacties door televisienieuwsuitzendingen

Onder fictief geweld wordt de uitbeelding van agressieve handelingen verstaan die gebaseerd zijn op een vooraf verzonnen verhaal, denk hierbij aan films, cartoons, sciencefictionseries en detectives. Het

reële geweld behelst registraties van geweld in de werkelijkheid, zoals te zien in nieuws- en actualiteitenrubrieken, documentaires en sportprogramma’s (Nikken en Poot 1998: 17). Van der Voort (1997) hanteert een andere indeling en maakt onderscheid in de werkelijkheidswaarde van televisiegeweld. Het gaat hierbij om realistisch tegenover onrealistisch geweld. In dit onderzoek zal zowel over reëel als over realistisch geweld gesproken worden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het zeemans-leven, inhoudende hoe men zich aan boord moet gedragen in de storm, de schafting en het gevecht.. Moolenijzer,

Er werd aangetoond dat de Argusvlin- der in het warmere microklimaat van de Kempen meer zou moeten investeren in een derde generatie, terwijl in de koe- lere Polders nakomelingen

Aan de hand van een middel van burgerparticipatie, een burgerpanel, is binnen deze masterthesis gekeken hoe een burger betrokken kan worden in beleid.. Hierbij

Dit suggereert dat – geheel in lijn met het traditionele beeld – de betrokkenheid en het communicatief vermogen van burgemeesters en commissarissen van de Koning weliswaar

de invloed van de directeur in het mkb doorslaggevend is voor de koers van het bedrijf, lijkt er behoefte te zijn aan inzicht in de betekenis die de directeur aan duurzaamheid

Want naast lucht, waterdoorlatendheid en voe- ding in de grond zijn er nog andere omstandig- heden bepalend voor de leeftijd die een boom bereikt: de kwaliteit van het bodemleven in

Om dit soort discussies gaat het natuurlijk niet, want naast de keuze tussen gras of rozen zijn er nog tientallen andere dilemma’s en ontwerpkeu- zes die gemeenten moeten

Op basis van de antwoorden kunnen we niet alleen de vraag beantwoorden welke eigenschappen goede lokaal bestuurders in het algemeen bezitten, maar ook de vraag welke