• No results found

De betekenis van de volkstuin voor stadsouders & stadskinderen in Amsterdam : een case study naar stadsgezinnen op Ons Lustoord in Amsterdam

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De betekenis van de volkstuin voor stadsouders & stadskinderen in Amsterdam : een case study naar stadsgezinnen op Ons Lustoord in Amsterdam"

Copied!
70
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Universiteit van Amsterdam | Karli Swart

U

NIVERSITEIT

VAN

A

MSTERDAM

D

E BETEKENIS VAN DE VOLKSTUIN VOOR

STADSOUDERS

&

STADSKINDEREN IN

A

MSTERDAM

Een

case study

naar stadsgezinnen op Ons Lustoord in Amsterdam

(2)

Met dank aan Lia Karsten en alle mensen die zo vriendelijk waren hun ervaringen met mij te delen en mij te helpen met mijn onderzoek.

(3)

1

Colofon

Masterscriptie Human Geography Urban Geography Student Karli Swart Student ID: 10631798 Schipmolen 12 1035CE Amsterdam Telefoon: 0031(0)640608047 Email: karli_swart@live.nl

Universiteit van Amsterdam

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen

Afdeling Sociale Geografie, Planologie en Internationale ontwikkelingsstudies Nieuwe Achtergracht 166

1018 WV Amsterdam

Begeleider

Dr. Ir. C.J.M. (Lia) Karsten

Tweede lezer

Dr. M.S. (Myrte) Hoekstra

(4)

2

‘En nu hebben we gewoon beide. We hebben en de stad én het zijn stadskinderen, maar ook met dit (de volkstuin). En dat vind ik echt een gouden combinatie.’

(Stadsouders Amber, 04.05.2018)

‘(…) En hier (op de volkstuin) ken je de buren, en in de rivierenbuurt niet, die weten niet dat jij een kind hebt. Hier is het echt een dorpje, waar je contact hebt, en dat je weet dat wanneer ze in de sloot valt dat iemand haar eruit haalt, en dat ze ook nog weten wie ze is en waar ze hoort. En dat geeft gewoon een heel fijn gevoel. En dan krijg je waarschijnlijk nog een opdonder ook, hahaha, van: ‘let toch eens even op.’

(Stadsouder Hilde, 06.04.2018)

‘Buiten kan je veel meer leuke dingen doen. Hier (op de volkstuin) heb je allemaal beestjes en plantjes en kunnen we lekker zwemmen. Binnenspelen vind ik stom, thuis niks te doen.’

(5)

3

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 6 De relevantie ... 7 Leeswijzer ... 8 2. Theoretisch kader ... 9

2.1 De drukke stad en familie gentrification... 9

2.2 De goede jeugd ... 10 2.2.1 Zelfstandige bewegingsvrijheid ... 11 2.2.2 Vrijetijdsbesteding ... 12 2.2.3 Vriendschap ... 11 2.2.4 Rurale idylle... 12 2.2.5 Good parenting ... 12 2.3 Tactieken ... 13

2.3.1 Tweede huis in een groene omgeving ... 13

2.3.2 Georganiseerde uitjes in een groene omgeving ... 13

2.3.3 De volkstuin... 14

2.4 Kinderen in onderzoek ... 14

2.4.1 Moeilijkheden met onderzoeksmethoden voor kinderen ... 15

2.4.2 Differentiatie kinderen ... 15

2.5 Samenvatting ... 16

3. Onderzoeksopzet en methodologische verantwoording ... 17

3.1 Onderzoeksopzet ... 17 3.2 Conceptueel model ... 17 3.3 Onderzoeksontwerp ... 18 3.4 Type onderzoek ... 18 3.5 Operationalisering ... 19 3.5.1 Onderzoekseenheden ... 19 3.5.2 Afhankelijke variabelen ... 19 3.6 Methoden ... 21

3.6.1 Semi-gestructureerde interviews & walking interviews ... 21

3.6.2 Tijd-ruimtelijke methoden ... 22

3.6.3 Methoden per deelvraag ... 22

3.7 Casus: Ons Lustoord ... 23

3.8 Geïnterviewden en respons ... 26

(6)

4

3.8.2 Kinderen ... 28

3.8.3 Bestuur ... 29

3.9 Methoden van analyseren ... 29

3.9.1 Analyse semi-gestructureerde interviews ... 29

3.9.2 Tijd- ruimtelijke onderzoeksmethoden... 30

3.9.3 Observaties . ... 30

4. De betekenis van de volkstuin voor stadsouders ... 31

4.1 Van strijd naar tactiek ... 31

4.2 Kenmerken tuin & thuis ... 34

4.2.1 Kenmerken van de volkstuin ... 34

4.2.2 Kenmerken van de huizen in Amsterdam ... 35

4.3 Het gebruik van de volkstuin ... 36

4.3.1 Naar de tuin ... 36

4.3.2 Op de tuin ... 37

4.4 De betekenis voor stadsouders... 39

4.4.1 Natuur ... 40 4.4.2 Zelfstandige bewegingsvrijheid ... 41 4.4.3 Vrijetijdsbesteding ... 42 4.4.4 Kennis en vaardigheden ... 43 4.4.5 Vriendschap ... 43 4.5 Samenvatting ... 44

5. De betekenis van de volkstuin voor stadskinderen ... 46

5.1 Het gebruik van de volkstuin ... 46

5.1.1 Naar de tuin ... 46

5.1.2 Op de tuin ... 47

5.2 Betekenis van de volkstuin ... 48

5.2.1. Zelfstandige bewegingsvrijheid ... 48

5.2.2 Vrijetijdsbesteding ... 48

5.2.3 Vriendschap ... 48

5.3 De ervaring van kinderen vergeleken met die van ouders ... 49

5.3.1 Overeenkomsten ... 49

5.4 Samenvatting ... 50

6. Conclusie & Discussie ... 51

Beperkingen ... 51

Hoofdvraag ... 51

(7)

5 Beleidsadvies ... 52 Vervolgonderzoek ... 53 Literatuur ... 54 Bijlagen ... 59 1. Itemlijsten ... 59 1.1 Itemlijst Ouders ... 59

1.2 Itemlijst walking interviews Kinderen ... 61

1.3 Itemlijst Bestuur Volkstuin ... 62

2. Tijd-ruimtelijk gedrag ... 63

2.1 Volkstuin ... 63

2.2 Woning ... 63

2.3 Tijd-ruimtelijk gedrag meewerkend kind: ... 63

3. Observatie schema Intern gedrag ... 64

4. Codelijsten ... 65

4.1 Codelijst Ouders ... 65

4.2 Codelijst Kinderen ... 66

4.3 Codelijst Bestuur ... 66

5. Geïnterviewden ... 67

6. Gebieden waar beperkte bebouwing toegestaan is vanwege geluidsoverlast van luchthaven Schiphol ... 68

(8)

6

1. Inleiding

Hutten bouwen, in bomen klimmen, met zoveel mogelijk kinderen op een vlot proberen te zitten in het vijvertje achter het huis, in de brandnetels vallen met korte mouwen, slootje springen en de afspraak voor het eten thuis te zijn. Zo zag mijn jeugd er in een buitenwijk van Assen uit. Sinds ik in Amsterdam woon weet ik dat er veel kinderen zijn die anders opgroeien. Kinderen die groot worden op een plek die steeds anoniemer, drukker en daardoor onveiliger wordt. Maar ook een diverse plek waar veel mogelijk is, veel meer dan in Assen, die inspirerend is en waar altijd wat gebeurt. Die laatste kenmerken van een stad zijn de redenen dat steeds meer mensen, onder wie ikzelf, naar de stad verhuizen en daar ook steeds langer blijven wonen.

Want de stad groeit. Meer mensen, voornamelijk jongeren en migranten, verhuizen naar de stad. En steeds meer mensen blijven in de stad wonen (CBS, 2017a; NOS, 2017). Een groeiende bevolking draagt bij aan een toename van drukte, anonimiteit, onveilige verkeerssituaties en een groeiende vraag naar woningen. Deze vraag zorgt ervoor dat de concurrentie sterker wordt en de woningprijzen stijgen. Om de groeiende vraag het hoofd te bieden wordt er in steeds hogere dichtheden gebouwd. Dit heeft zijn weerslag op de grootte van de woningen en het aanbod van openbare ruimte en groengebieden in de stad. Een groep die in hoge mate kwetsbaar is voor al deze omstandigheden zijn stadsgezinnen met kinderen (Howley, 2010).

Onder andere door dit soort omstandigheden kiest deze groep, na een periode van urbanisatie, er weer voor om buiten de stad te gaan wonen (CBS,2017b; Het Parool, 2017). Deze suburbanisatie is te zien in figuur 1.1.

Wat deze cijfers echter niet laten zien is dat er ook uitzonderingen zijn op deze beweging. Er zijn ouders die er bewust voor kiezen om in de stad te blijven wonen en daar hun kinderen op te voeden. Onder andere omdat het tijd-ruimtelijk voordeliger is, vanwege het ruime aanbod van cultuur en horeca en de diversiteit van mensen en mogelijkheden. Maar ondanks dat er bewust is gekozen voor een leven in de stad, ervaren zij wel degelijk de nadelen van een steeds drukker wordende omgeving. De keerzijde van de stad in verband met idealen en ideeën over wat een goede jeugd is staat centraal in dit onderzoek.

Hoewel het leven in een drukke stad voor volwassenen veel voordelen kan hebben, geldt dit niet altijd voor kinderen. Uit eerder onderzoek blijkt dat het idee van een goede jeugd voor veel ouders betekent dat een kind kan buitenspelen met kinderen van dezelfde leeftijd en in aanraking komt met de natuur (Valentine, 1997a; Goodenough, et al., 2015). Dit zijn situaties die moeilijk in een drukke stad te realiseren zijn. Stadsouders die om verschillende redenen besluiten in de stad te blijven wonen en tegelijkertijd een dergelijk idee van een goede jeugd willen nastreven vinden zichzelf veelal in een spagaat. Om met deze spagaat om te gaan worden verschillende tactieken ontwikkeld. Voorbeelden van tactieken uit de wetenschappelijke literatuur zijn: het nemen van een tweede huis in een groene setting die wel aan het idee van een goede jeugd voldoet (Schänzel & Carr, 2016) of

Bron: Het Parool, 2017

Figuur 1.1: Aandeel Amsterdamse gezinnen die verhuizen naar een andere gemeente

(9)

7

het organiseren van groene uitstapjes en het gebruik maken van de aanwezige stukken groen in de stad (Karsten & Felder, 2015). Een derde tactiek is het gebruik maken van een volkstuin.

In Amsterdam is een toename te zien in het aantal gezinnen met kinderen dat een stuk grond in een volkstuin huurt (ONH, 2017; NRC, 2017). Met een volkstuin kunnen ouders gebruik maken van de voordelen van het wonen in een stad en tegelijkertijd hun kinderen een jeugd bieden met in de literatuur genoemde idealen: vrijheid, spelen in een groene omgeving en samen met andere kinderen.

In bestaande literatuur over een goede jeugd is voornamelijk gekeken naar de ideeën, idealen en percepties van ouders. Deze percepties zijn veelal gevormd door hoe ouders hun eigen jeugd hebben ervaren en hoeven daarom niet overeen te komen met wat kinderen tegenwoordig als een goede jeugd ervaren. Daarnaast is het idee dat kinderen hebben over dit concept onderbelicht in de wetenschappelijke literatuur (Barker & Weller, 2003a). Het is aldus niet duidelijk of ideeën van ouders en kinderen over dit concept parallel met elkaar lopen.

Middels de onderstaande onderzoeksvraag tracht dit onderzoek bij te dragen aan de kennis over één van de tactieken die gezinnen met kinderen ontwikkelen om met het leven in een drukke stad om te gaan. Daarnaast zal dit onderzoek bestuderen wat kinderen en volwassenen als een goede kindertijd beschouwen, en hoe een volkstuin hieraan bijdraagt.

‘Wat is de betekenis van de volkstuin in de ideeën, van ouders en kinderen, over een goede jeugd in Amsterdam?’

De relevantie

Momenteel is er een beweging te zien van gezinnen met kinderen die om verschillende redenen uit de stad verhuizen. Deze exodus zou negatieve gevolgen voor de stad kunnen hebben, omdat gezinnen belangrijk zijn voor de duurzaamheid, sociale cohesie, buurtbetrokkenheid en daarmee de leefbaarheid van een stad (Boterman, 2017). Dit onderzoek hoopt de situatie achter de cijfers van de blijvende stadsgezinnen te belichten. Dit onderzoek kan daardoor bijdragen aan de kennis om de drukker wordende stad aantrekkelijk te houden voor gezinnen en de suburbanisatie te verminderen.

Daarnaast zorgt de toenemende stedelijke bevolking voor een groeiende druk op de ruimte. Deze druk zorgt ervoor dat volkstuinen op verschillende plekken plaats moeten maken voor nieuwe stedelijke functies. De partijprogramma’s voor de gemeentelijke verkiezingen van 2018 geven de actualiteit van deze ontwikkeling aan (Stemwijzer Amsterdam, 2018). Meerdere partijen in Amsterdam indiceren dat ze bij voorbaat volkstuinen willen beschermen tegen deze nieuwe bouwplannen. Op dit moment kent de stad 28 volkstuinen van verschillende groottes, te zien in figuur 1.2 in het groen. Hiervan bevinden een aantal zich in gebieden waar nieuwe bouwplannen ontwikkeld worden (Nul20, 2017).

Het doel van dit onderzoek is daarom ook om ruchtbaarheid te geven aan het fenomeen volkstuinen en de betekenis die zij hebben voor ouders en kinderen in Amsterdam. Op deze manier worden de ervaringen van gezinnen in de drukker wordende stad belicht en een mogelijke tactiek om het leven in de stad te combineren met ideeën over een goede jeugd in een groene omgeving uiteengezet. Op basis van de conclusies uit dit onderzoek wordt een advies gegeven over de betekenis van de volkstuin voor gezinnen in een drukker wordende stad en de waarde ervan voor de stad.

(10)

8

Tot slot tracht dit onderzoek de onderbelichting van de betekenis en de potentie van de volkstuinen, als tactiek voor gezinnen om het leven in de stad te combineren met hun idee van een goede jeugd voor hun kinderen, op te heffen. Deze onderbelichting zou er immers toe kunnen leiden dat een mogelijke oplossing misschien wordt miskend en vervolgens verdwijnt. Een andere toevoeging die dit onderzoek biedt aan de huidige academische literatuur is het doorkruisen van het tot nu toe gescheiden onderzoek naar de ideeën van kinderen en ouders over wat een goede jeugd behelst.

Leeswijzer

Deze scriptie begint met het theoretisch kader (hoofdstuk 2), waarin de situatie rondom de drukker wordende stad en gezinnen uiteengezet wordt (paragraaf 2.1). Daarnaast worden verschillende ideeën over wat de ideale jeugd inhoud beschreven (paragraaf 2.2) en wordt er aandacht gegeven aan verschillende tijd-ruimtelijke tactieken om met deze situatie en ideeën om te gaan (paragraaf 2.3). Afsluitend wordt de situatie rondom onderzoek naar kinderen uitgelicht (paragraaf 2.4). Na het theoretisch kader volgt de onderzoeksopzet waarin de methodologische verantwoording wordt behandeld (hoofdstuk 3). In dit onderdeel wordt behandeld binnen welk type onderzoek dit project valt (paragraaf 3.4), worden de verschillende gebruikte begrippen en processen geoperationaliseerd (paragraaf 3.5) en wordt uitgelegd welke methoden er gebruikt zijn (paragraaf 3.6). Daaropvolgend worden de resultaten behandeld (hoofdstukken 4 & 5). Deze scriptie wordt afgesloten met de conclusie en discussie waarin het advies gegeven wordt over de betekenis van de volkstuin (hoofdstuk 6).

Bron: Bond van de Volkstuinders, z.j.a

(11)

9

2. Theoretisch kader

Dit hoofdstuk vormt het theoretisch raamwerk waarbinnen het onderzoek uitgevoerd is. De processen van families in drukke steden, de tactieken die ze ontwikkelen en het concept ideale jeugd worden aan de hand van wetenschappelijke literatuur gespecificeerd en uitgelegd.

2.1 De drukke stad en familie gentrification

De bevolking in de stad groeit, zoals ook in de inleiding is besproken. Dit wordt enerzijds veroorzaakt door een toename van mensen die in de stad komen wonen en anderzijds doordat de mensen die al in de stad wonen, er langer blijven. De aantrekkelijke eigenschappen die wonen in een stad met zich meebrengt, zoals de hogere kwaliteit van leven, lagere reiskosten en -tijden door de nabijheid van functies, hogere baangaranties en hogere inkomens, trekken nieuwe groepen naar de stad (Duany, et al., 2000; Barcus, 2004; Howley, 2010).

De recente urbanisatie wordt gekenmerkt door een populatie met overeenkomende demografische kenmerken. De groep die het meest wordt aangetrokken tot het leven in de stad zijn jonge, hoogopgeleide eenpersoonshuishoudens zonder kinderen (Unsworth, 2007; Karsten, 2007; Boterman et al., 2010; Howley, 2010). Deze beweging laat zien dat de beslissing om naar de stad te verhuizen er een is die zich laat bepalen door de levensfase (Howley, 2010). Maar niet alleen de beweging van de inkomende groep bevestigd deze de theorie van Howley (2010).

In Nederland startte de suburbanisatie van gezinnen in de jaren ‘60 en zal in de komende jaren waarschijnlijk niet veranderen (Karsten, 2003; Karsten, 2007). Howley (2010) beschrijft in zijn onderzoek dat bewoners van binnensteden besluiten naar dunner bevolkte gebieden te verhuizen zodra ze een gezin stichten. Gezinnen die het zich kunnen veroorloven verruilen de drukke stad voor rustigere, kindvriendelijke buitensteden (Karsten, 2003; Karsten, 2007). Een verklaring voor deze beweging is te vinden in de ideeën en discoursen die ouders hebben over wat de beste plek is om een kind groot te brengen. Deze ideeën impliceren vaak de aanwezigheid van een veilige, groene omgeving waar kinderen de ruimte hebben om zelfstandig op te groeien. Voorwaarden waaraan een stad niet altijd aan voldoet (Howley, 2010). Hierdoor wordt de binnenstad nog steeds gezien als een locatie die niet geschikt is om kinderen op te voeden (Heath, 2001). De suburbanisatie als gevolg hiervan, heeft er voor gezorgd dat huishoudens met kinderen een minderheid vormen in het stedelijke landschap.

Hoewel het om een minderheid gaat, zijn er families die om verschillende redenen, vrijwillig of onvrijwillig, wel in de stad blijven wonen (Karsten; 2003; Karsten, 2007; Howley, 2010; Karsten & Felder, 2015). In haar artikel Family gentrifiers: Challenging the city as a placet o build a career and

to raise children schrijft Karsten (2003) over een nieuwe bevolkingsgroep in het stedelijk milieu van

Amsterdam. Ze omschrijft ze als ‘yupps’: Young Urban Professional Parents. Zoals de omschrijving doet vermoeden zijn dit ouders die bewust besloten hebben hun kinderen op te voeden in een opwaarderende wijk in Amsterdam (Karsten, 2003; Karsten, 2007).

Een belangrijke reden voor ouders om in de stad te blijven wonen is dat het gemakkelijk is om een balans te vinden tussen werk en privé (Karsten, 2007; Boterman et al., 2010). Dit komt onder andere omdat de afstanden korter zijn tussen de verschillende locaties. Lilius (2014) schrijft in zijn artikel dat deze balans, tussen werk en privé, inderdaad belangrijk is voor stadsouders. Maar in zijn onderzoek vindt hij ook een sterke relatie met de voorzieningen die de stad te bieden heeft. Dit zijn de voorzieningen waar de ouders bekend mee zijn geraakt voordat zij kinderen kregen. Het zijn vaak ook dezelfde redenen waarom ze in eerste instantie naar de stad getrokken zijn; de goede en diverse faciliteiten, goed openbaar vervoer en omdat ze zich aangetrokken voelen tot de

(12)

10

bevolkingsdichtheid in een stad. Daarnaast zorgen opwaarderende of gentrification processen voor betere condities van huizen en een breder aanbod van faciliteiten in steden. Deze situatie maakt de stad aantrekkelijker voor middenklasse huishoudens, waaronder jonge gezinnen (Boterman et al., 2010; Karsten & Felder, 2015). De nabijheid van verschillende functies, de sociale netwerken en de persoonlijke voorkeuren van ouders spelen daarom een grote rol in de beslissing om in de stad te blijven (Karsten, 2007; Karsten & Felder, 2015).

Voor ouders is het dus handig om in de stad te wonen. Het is tijd-ruimtelijk erg voordelig vanwege de nabijheid van werk en voorzieningen en het is mogelijk om een bepaalde levensstijl aan te houden. Maar wat betekent een leven in de stad voor kinderen?

In wetenschappelijk onderzoek is voornamelijk aandacht gegeven aan de mening van ouders over deze kwestie. Stadsouders in het onderzoek van Lilius (2014) geven aan dat voornamelijk het gebrek aan natuur en mogelijkheden voor kinderen om zonder toezicht buiten te laten spelen als obstakels worden gezien in het stedelijk leven. Karsten (2007) omschrijft een betere verzorging van de publieke ruimtes, verkeer verminderende maatregelen en een grotere hoeveelheid aan speelplekken als wensen van stadsouders in Amsterdam. Door het gebrek aan goede speelfaciliteiten wordt de stad ook wel een urban jungle genoemd voor gezinnen (Karsten & Felder, 2015). De urban jungle vormt zich doordat de openbare ruimte in steden zich door de jaren heen heeft ontwikkeld tot een plek voor volwassen waar kinderen niet welkom zijn. Dit is terug te zien aan de afneming van buitenspeelplaatsen en de regels op de bewegingsvrijheid van kinderen in de openbare ruimte (Valentine, 2004; Karsten & Felder, 2015). Mazanti (2005) geeft in zijn onderzoek nog een aantal aanvullingen op deze omschrijving van de urban jungle. Zo zou de infrastructuur in een stad met haar onveilige wegen met veel verkeer een onveilige omgeving vormen waar ouders hun kinderen overal heen moeten begeleiden. Daarnaast geeft het stedelijke milieu ouders het gevoel dat ze altijd moeten opletten wanneer hun kinderen spelen (Mazanti, 2005). Uit bovenstaande blijkt dat een drukke stad niet direct een ideale omgeving is om kinderen op te laten groeien.

Toch is het voor de stad goed dat er gezinnen zijn die ervoor kiezen om te blijven. Voor een dichtbevolkte stad is het belangrijk om te streven naar een balans in verschillende leeftijden en huishoudens. Deze balans zorgt namelijk voor een leefbare en duurzame stad (Imrie & Raco, 2003; Boterman, 2017; Howley, 2010). Maar zoals hierboven is beschreven brengt het leven in een drukke stad voor gezinnen nog steeds een aantal spanningen met zich mee. Veel van deze spanningen hebben te maken met het beeld dat ouders hebben over een goede jeugd. Ze ontstaan omdat ouders de groene, veilige en ruime plek waar hun kinderen zelfstandig kunnen opgroeien niet kunnen vinden in de stad waar ze leven. Het hebben van een volkstuin zou deze spanningen kunnen verlichten. Door het stellen van de deelvraag: ‘Hoe past de volkstuin Ons Lustoord in het dagelijks

leven van stadouders en stadskinderen?’, hoopt dit onderzoek te belichten hoe de volkstuin in het

dagelijkse tijd-ruimtelijk gedrag van zowel de ouders als de kinderen past.

2.2 De goede jeugd

Het concept goede jeugd is multidimensionaal en bestaat voornamelijk uit subjectieve meningen en voorkeuren. Daarom is het lastig om één definitie van een goede jeugd te geven. Een studie van de Duitse World Vision Study uit 2013 beschrijft zeven elementen waarmee het welzijn, en daarmee de kwaliteit van de jeugd, van kinderen bepaald kan worden:

1. Zorg van ouders, gemeten in de tijd die ouders besteden met hun kinderen;

2. Zelfstandige bewegingsvrijheid, gemeten aan de hand van de tevredenheid met de vrijheid die ouders geven;

3. Waardering en betrokkenheid, gemeten door te kijken wie de mening van kinderen respecteert en in hoeverre ze betrokken worden bij het nemen van dagelijkse beslissingen; 4. Tevredenheid met algemene instituties, gemeten via de tevredenheid met school;

(13)

11

5. Vrije tijd, gemeten via de tevredenheid van kinderen met de mogelijkheden van activiteiten die ze hebben om hun vrije tijd te besteden;

6. Vriendschap, gemeten via de tevredenheid die kinderen hebben met hun vrienden; 7. Subjectief welzijn, gemeten via de algemene tevredenheid met het leven.

In dit onderzoek kunnen, door tijdsrestricties, niet alle componenten van een goede jeugd worden meegenomen. Voor dit onderzoek worden de elementen 2, 5 en 6 als het meest relevant geacht. Dit zijn de aspecten waar stadsouders volgens de literatuur de meeste moeite mee ervaren om het hun kinderen te bieden (Valentine, 2004; Mazanti, 2005; Karsten, 2007; Lilius, 2014; Karsten & Felder, 2015). Hieronder worden de drie elementen die in dit onderzoek onderzocht zijn kort toegelicht.

2.2.1 Zelfstandige bewegingsvrijheid

Deze dimensie gaat over het ervaren van zelfstandigheid in het dagelijkse leven door de mogelijkheid te hebben om zelf invloed uit te oefenen op beslissingen die het leven vormgeven (Wilmes & Andresen, 2014). Kinderen hebben deze vrijheid en ruimte nodig om ervaringen op te doen en om aan hun persoonlijke en sociale competenties te ontwikkelen (Wilmes & Andresen, 2014).

2.2.2 Vrijetijdsbesteding (georganiseerd/niet georganiseerd)

Naast tijd spenderen op school en met familie, is vrije tijd heel belangrijk voor de ontwikkeling van sociale vaardigheden van een kind. Vrije tijd doorbrengen met en zonder familie biedt belangrijke gelegenheden om essentiële ervaringen op te doen buiten het institutionele framework van bijvoorbeeld een school. Daarnaast heeft vrije tijd een grote sociale dimensie waarbij vriendschap een rol speelt. Deze dimensie is erg belangrijk voor de ontwikkeling van eigenwaarde voor een kind (de Bruyn and Cillessen 2008; Wilmes & Andresen, 2014).

2.2.3 Vriendschap

Vriendschap vervult verschillende taken in een mensenleven. Welke taken dit zijn is afhankelijk van de leeftijd en de levensfase van een mens (Wilmes & Andresen, 2014). In de vroege jeugd ligt de focus op spelen met vrienden. Spelen biedt een mogelijkheid om te oefenen met beslissingen nemen, oplossingen vinden en hoe om te gaan met verschillende emoties en sociale situaties zoals acceptatie en afwijzing (Salvas et al., 2011; Wilmes & Andresen, 2014). Stabiele vriendschappen zorgen voor emotionele ondersteuning, versterken cognitieve ontwikkeling en helpen kinderen om algemene kennis op te doen (Prazen et al., 2011). Wilmes & Andresen (2014) schrijven dat een grote hoeveelheid vrienden onderschikt is aan een paar kwalitatieve vriendschappen. De kwaliteit van vriendschap is te meten via de mate van ondersteuning, kameraadschap en conflict die er uit voortkomt (Parker & Asher, 1993).

Mazanti (2005) vond in zijn onderzoek naar ouders die vanuit Kopenhagen naar een commune in een groene buitenwijk verhuisden overeenkomende redenen. Ouders zochten een plek waar andere kinderen waren, waar kinderen veilig en zelfstandig buiten kunnen spelen en op pad kunnen gaan zonder toezicht van ouders. Deze drie dimensies lijken in een groene omgeving dus het beste tot hun recht te komen. In de wetenschappelijke literatuur die over dit onderwerp is geschreven wordt vaak verwezen naar een beeld wat als de rurale idylle kan worden omschreven (Valentine, 2004; Mazanti, 2005; Karsten, 2007; Lilius, 2014; Karsten & Felder, 2015).

(14)

12

2.2.4 Rurale idylle

De rurale idylle is een omschrijving van een plek die tegenoverstelt is aan de urban jungle. Valentine (1997b) beschrijft het als een sterk denkbeeld dat een rurale omgeving als vreedzaam, sereen en met een hechte gemeenschap beschouwt. Dit is een romantisch beeld wat gebaseerd is op nostalgische ideeën over hoe het leven vroeger was: puurder, gezonder, authentieker, simpeler en dichterbij de natuur (Short, 1991; Valentine, 1997b; Goodenough et al., 2015). Deze beelden scheppen het idee van een landelijke omgeving waar je kunt ontsnappen aan de drukte van de stad, waar het leven stabiel is en waar je je thuis voelt.

Veel academische literatuur die in het verleden over kinderen is geschreven bekrachtigen de ideeën en denkbeelden dat een groene omgeving bevorderlijk is voor de ontwikkeling van kinderen. (Ward, 1978; Hart, 1979; Moore, 1986; Aitken and Ginsberg, 1988, Valentine, 1997a). Het zelf kunnen creëren van activiteiten en de omgeving daar aan aanpassen heeft een positief effect op kinderen. Dit effect kan niet evenaart worden door formele speelplaatsen die door volwassenen bedacht zijn. In een natuurlijke omgeving spelen stimuleert de creativiteit en fantasie. Daarnaast bereidt het kinderen voor op het leven en leert het ze niet te snel bang te zijn (Goodenough et al., 2015). De natuur is daardoor een opvoeder op zich (Gittins, 1998; Goodenough et al., 2015).

Verder genieten kinderen in een rurale omgeving meer zelfstandige bewegingsvrijheid. Ouders voelen zich in een gebied met een hechte gemeenschap, zoals een dorp, zekerder over het loslaten van hun kinderen. Ze geloven dat er voldoende toezicht is van andere mensen. Hierdoor kunnen kinderen zich vrijer en zelfstandiger bewegen (Valentine, 1997a). Daarnaast is er in een rurale omgeving meer ruimte om vrij te kunnen rennen en lawaai te maken, zonder dat volwassenen zich zorgen maken om hun rust, eigendommen, privacy en de veiligheid van de kinderen (Gittins, 1998; Goodenough et al., 2015). Een ander discours binnen de rurale idylle is dat kinderen in een rurale omgeving langer onschuldig kunnen blijven. Dit komt omdat in de natuur kinderen een puurdere ervaring van de kindertijd hebben dan dat in een stad mogelijk is (Valentine, 1997a).

2.2.5 Good parenting

Zoals eerder benoemd zijn de dimensies van een goede jeugd opgesteld door een internationaal onderzoeksbureau. In dit onderzoek zal er onder andere gekeken worden naar wat ouders verstaan onder een goede jeugd. Hoewel de aspecten van het onderzoeksbureau waarschijnlijk tot op een zekere hoogte overeenkomen met de ideeën van veel ouders, is er weinig onderzoek naar wat ouders nou echt bedoelen met een goede jeugd (Vestergaard Mikkelsen& Blichfeldt, 2015). Valentine (1997a) schrijft dat het idee over een goede jeugd een ideologie is, die wordt ge(re)produceerd en ge(re)construeerd door tijd en ruimte. Er zijn meerdere voorstellingen over wat het is en wat het moet zijn.

Eén van de manieren om erachter te komen wat ouders voor beeld hebben bij een goede kindertijd is door te kijken naar welke strategische keuzes ze maken (Mazanti, 2005). Deze keuzes geven de discoursen weer over wat als een goed leven en een goede kindertijd wordt beschouwd en waar dit leven en de kindertijd zich zal moeten afspelen (Mazanti, 2005). Recente veranderingen in ideeën van westerse ouders over het opvoeden van kinderen laten zien dat ouders zich in meerdere mate verantwoordelijk voelen voor het geluk en succes van hun kinderen (Karsten & Felder, 2015). Dit culturele paradigma voedt het idee dat een ‘goede’ ouder aannemelijke hoeveelheden tijd, geld en energie steekt in de ontwikkelingen van hun kinderen en zorgt ervoor dat de levens van kinderen en ouders in meerdere mate verweeft raken in tijd en ruimte.

(15)

13

Het is inherent dat deze romantische ideeën over een jeugd in de natuur en beelden over wat goed ouderschap behelst, ouders in moderne omgevingen zoals steden een ongemakkelijk gevoel bezorgen. Goodenough et al., (2015) beschrijven hoe het discours van de rurale idylle, vaak een schuldgevoel veroorzaakt onder stadsouders. In hun onderzoek vonden ze dat stadsouders zich schuldig voelden voor dat hun kinderen niet genoeg in aanmerking kwamen met de natuur. Dit schuldgevoel dwingt ouders ertoe om nieuwe mogelijkheden te zoeken om hun kinderen in contact te brengen met de natuur (Goodenough et al., 2015). Daarnaast wakkert de snelheid van het huidige leven en de veranderingen en verlangens naar een simpeler en stabieler leven aan (Valentine 1997a; Matthews et al. 2000; Goodenough et al., 2015). Mazanti (2005) vond in zijn onderzoek een overeenkomst in wat voor jeugd de ouders hadden gehad en wat voor jeugd de ouders voor ogen hadden voor hun kinderen. Zo stelt hij dat ouders graag een omgeving willen creëren die overeenkomt met de ervaringen die zij zelf hebben ervaren in hun kindertijd (Mazanti, 2005). Deze opvattingen kunnen daardoor echter sterk verschillen met hoe de jeugd van tegenwoordig denkt over de kenmerken van een goede jeugd.

De eerder genoemde dimensies worden gebruikt in de itemlijsten van de interviews om de volgende deelvragen te beantwoorden: ‘Wat is de betekenis van de volkstuin Ons Lustoord voor stadouders,

met het oog op een goede kindertijd?' en ‘Wat is de betekenis van de volkstuin Ons Lustoord voor stadskinderen?’. Omdat ouders en kinderen wezenlijk kunnen verschillen in hun opvatting worden

deze twee groepen apart onderzocht.

2.3 Tactieken

Michel de Certeau schreef in zijn boek, The Practice of Everyday Life (1984) over het verschil tussen strategieën en tactieken. Strategieën behoren volgens hem toe aan de autoriteiten met macht en tactieken aan de machtelozen. Tactieken zijn een adaptatie op de omgeving die door strategieën gecreëerd wordt. Voor dit onderzoek zouden de planologen die in steeds hogere dichtheden bouwen, met minder openbaar groen en kleinere huizen, de machtige autoriteiten zijn die gebruik maken van strategieën. De machtelozen die middels tactieken met deze omgeving proberen om te gaan zijn de stadsouders. Zoals in de inleiding al is aangekaart zijn er twee bekende tactieken voor het leven in de stad en heb hebben van ideeën over een goede jeugd in de natuur: het hebben van een tweede huis in een groene omgeving en het organiseren van uitjes naar een groene omgeving. Het onderzoek wat naar deze tactieken gedaan is zal hieronder gepresenteerd worden. Afsluitend zal de tactiek die in dit onderzoek centraal staat geïntroduceerd worden.

2.3.1 Tweede huis in een groene omgeving

Een voorbeeld van een tactiek waarbij ouders een omgeving opzoeken waar kinderen ‘echt’ kunnen spelen wordt beschreven door Haldrup (2004). In zijn onderzoek kijkt hij naar families die in de vakanties wegtrekken uit Kopenhagen om hun tijd samen door te brengen op het Deense platteland. Hij beschrijft de plekken die de gezinnen bezoeken als utopische oorden waar de geïdealiseerde versie van het dagelijkse leven en de ingebeelde familie relaties in de realiteit gebracht kunnen worden. De plekken waar de families naartoe trekken worden niet per definitie uitgekozen om de immanente eigenschappen, maar voornamelijk om de competentie om een veilige haven te zijn voor families waar kinderen hun eigen gang kunnen gaan en ouders daardoor meer van hun vrije tijd kunnen genieten (Haldrup, 2004).

2.3.2 Georganiseerde uitjes in een groene omgeving

In het artikel Parents and children consuming the city: geographies of family outings across class van Karsten en Felder (2015) worden ‘spontane’ uitjes waarbij stadsouders samen met kinderen op stap gaan en waarbij spelen vaak centraal staat onderzocht. Hierbij staat spontaan tussen aanhalingstekens, omdat met jonge kinderen elke stap buiten de deur in een stedelijke omgeving een ingewikkelde stap is. Deze uitjes zijn namelijk altijd een resultaat van grote inspanning en

(16)

14

organisatie van tijd, ruimte, mobiliteit en vaak financiële investeringen (Karsten & Felder, 2015). De laatste jaren is er een toename te zien van dit soort georganiseerde, vrijetijdsbesteding van voornamelijk middenklasse gezinnen in de stad (Vincent & Ball, 2007; Holloway & Pimlott-Wilson 2014; Karsten & Felder, 2015). Dit is te verklaren doordat de bevolkingsdichtheid in de stad groter wordt, het aantal speelplaatsen voor kinderen in de stad verminderd en de stad meer en meer wordt ingericht op volwassen (Van der Burgt & Gustafson, 2013). Karsten & Felder (2015) vinden in hun artikel, ondanks de toename en het relatieve enthousiasme over de verschillende ruimtes voor families in de stad, dat niet iedereen tevreden is met het aantal mogelijkheden in de stad waar kinderen vrij kunnen spelen. Om die reden gaan ouders op zoek naar plekken waar hun kinderen wel ‘echt’ kunnen spelen, zoals het platteland en andere groene plekken (Karsten & Felder, 2015).

Karsten en Felder (2015) vinden in hun onderzoek naar familie uitjes ook een groep die een tweede huis hebben buiten de stad. De typen van deze plekken zijn erg divers: van een huis in Turkije tot een permanente plek op een camping of een kleine boot. Ouders spraken echter allemaal even enthousiast over dat deze plekken een goede aanvulling waren voor het opvoeden van hun kinderen. Het verschil met deze tactiek vergeleken met de gezamenlijke uitjes is dat de kinderen hier vrij en zelfstandig kunnen spelen. Dit is een gegeven waar veel ouders vaak waarde aan hechten (Karsten & Felder, 2015). Niet alleen omdat het als positief wordt gezien voor hun kinderen maar ook omdat het henzelf ook een kans geeft om te ontspannen. In deze rurale omgevingen hoeven ouders niet overal hun kinderen heen te begeleiden en kunnen ze genieten van hun eigen vrije tijd.

2.3.3 De volkstuin

In het artikel van Karsten & Felder (2015) wordt kort aangestipt dat één van de tactieken die sommige stadsouders naast de gezamenlijke uitjes hebben, het hebben van volkstuin is. De afgelopen jaren is er een toename te zien van gezinnen die een volkstuin hebben in de grote steden. Deze ontwikkeling is belicht in de media (Trouw, 2011; Metro Holland, 2014; NRC, 2016), maar er is nog geen wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de volkstuin als mogelijke tactiek om met het leven in de drukke stad en ideeën over een goede jeugd om te gaan. Dit gat in de wetenschappelijke literatuur hoopt dit onderzoek te vullen met behulp van alle deelvragen.

2.4 Kinderen in onderzoek

In het onderzoek naar de definitie van een goede jeugd voor ouders zijn nog stappen te zetten. Helaas blijkt dat onderzoeken die de meningen over een goede jeugd onder kinderen verzamelen nog nauwelijks zijn uitgevoerd. Dit is te verklaren doordat in het verleden kinderen slechts als onderzoeksobjecten werden gezien. Bij deze onderzoeken werden kinderen onderzocht, in plaats van betrokken bij het onderzoek (Mauthner, 1997; Barker & Weller, 2003b; Valentine, 2004). Hiernaast is dit soort onderzoek vaak uitgevoerd vanuit de aannames en interesses van volwassenen (Valentine, 1999; Barker & Weller, 2003a). Methoden die voor zulk soort onderzoek gebruikt werden, zoals grootschalige observatie, zorgden ervoor dat de onderzoeker nooit daadwerkelijk met kinderen aan het werk was. Dit zorgde ervoor dat kinderen nauwelijks de kans kregen om voor zichzelf te spreken in wetenschappelijk onderzoek (Christensen & James, 2000; Barker & Weller, 2003a). De laatste tien jaar is, voornamelijk in het vakgebied van de geografie, meer aandacht gekomen voor interdisciplinair onderzoek naar nieuwe methoden om de belevingswereld kinderen te onderzoeken (Barker & Weller, 2003a).

Zo besteden onderzoekers tegenwoordig meer aandacht aan methoden die kinderen betrekken bij het onderzoek en die ze centraal zet. Op deze manier wordt getracht de stem van kinderen te horen en worden ze gezien als capabele sociale actoren (Mayall, 2001; Barker & Weller, 2003b). Deze ontwikkelingen stellen kinderen in staat om hun eigen visie op hun leven en de wereld te geven en

(17)

15

laat ze deelnemen in beslissingen die er over hun leven worden gemaakt. Deze verandering, in het landschap van de sociale wetenschap, loopt parallel met veranderingen voor andere minderheden. Naast kinderen worden ook vrouwen, invaliden en etnische minderheden, die in de traditionele wetenschap ook geen stem hadden en werden buitengesloten, gehoord (Pink, 2001; Barker & Weller, 2003b). Deze ontwikkelingen in het onderzoek naar kinderen worden onder andere gedreven door kinderrechtenbewegingen (Muscroft, 1999; Barker & Weller, 2003b).

2.4.1 Moeilijkheden met onderzoeksmethoden voor kinderen

Hoewel er positieve ontwikkelingen gaande zijn, zijn er in het ontwikkelen van geschikte methoden, het betrekken van kinderen in onderzoeken op een bredere schaal en het erkennen en onderscheiden van verschillende groepen kinderen nog veel stappen te zetten. De uitdaging van onderzoek doen naar kinderen is dat er nieuwe onderzoeksstrategieën en methoden ontwikkeld moeten worden die respectvol en rechtvaardig zijn. Strategieën en methoden die kinderen als onderwerpen zien in plaats van objecten. (Barker & Weller, 2003a). Veel kinderen vinden traditionele methoden zoals een enquête intimiderend (door het hoge taalniveau), ongeschikt (omdat ze vaak ver afstaan van de context die onderzocht wordt), of gewoonweg saai (Smith & Baker, 1999; Barker & Weller, 2003a). Om bovenstaande redenen zijn kinderen tot op heden nog onvoldoende meegenomen, het is daarom zaak nieuwe methoden toe te passen.

2.4.2 Differentiatie kinderen

Net als bij volwassenen omvat de categorie ‘kind’ niet de uniekheid van individuele belevenissen of de veelvuldigheid aan identiteiten die kinderen kunnen hebben. Factoren zoals geslacht, leeftijd, sociaaleconomische achtergrond, educatie, etniciteit en gezondheid hebben effect op hoe een individu de wereld om zich heen ervaart. In dit onderzoek zal er door een limitatie van tijd geen aandacht gegeven kunnen worden aan alle factoren. Omdat in eerder wetenschappelijk onderzoek voornamelijk aandacht is gegeven aan de factoren geslacht, leeftijd en sociaaleconomische achtergrond, worden deze ook in dit onderzoek gebruikt om een vergelijking te maken.

Geslacht

Uit eerder onderzoek blijkt dat jongens en meisjes buitenruimte anders gebruiken. Zo beschrijft Demant Klinker et. al. (2014) in zijn onderzoek naar het vrijetijdsgedrag van Deense kinderen dat meisjes een stuk minder buitenspelen dan jongens. Valentine (1997b) beschrijft hoe percepties van ouders en de media invloed hebben op de mate van bescherming en het gebruik van buitenruimte tussen jongens en meisjes. Op die manier heeft geslacht effect op de activiteiten die ondernomen worden en op angsten over toegang en gebruik van de buitenruimte die ontwikkeld worden.

Leeftijd

Uit een onderzoek dat de mobiliteit van kinderen van verschillende leeftijden vergelijkt blijkt dat kinderen met de leeftijden 10 tot 12 een vergroting van hun mobiliteit ervaren (Milne, 2009). Jongere kinderen spelen volgens het onderzoek vaak dichter bij huis, terwijl tieners vaak activiteiten verder van huis ondernemen.

Sociaaleconomische achtergrond

Uit het onderzoek van Karsten & Felder (2015) blijkt dat er verschil is in de invulling van de vrije tijd van groepen met een andere sociaaleconomische achtergrond in de drukke stad. Zo zouden middenklasse kinderen vaak deelnemen in georganiseerde, vaak leerzame activiteiten waarnaartoe ze worden begeleid door hun ouders. Kinderen met een minder sterke sociaaleconomische positie zouden vaker tijd thuis doorbrengen of bij familie. Sutton (2008) omschrijft de vrije tijd van kinderen met een middenklasse achtergrond als gestructureerd, waarbij angsten voor de gevaren op straat de

(18)

16

reden zijn waarom kinderen niet zelfstandig kunnen bewegen. Dit staat sterk tegenover de vrijheid die kinderen uit een lager sociaaleconomisch milieu krijgen. Milne (2009) beschrijft hoe kinderen uit achterstandsbuurten zelfstandig met vrienden gebruik maakten van het openbaar vervoer om naar het centrum van de stad te reizen terwijl kinderen uit een middenklasse buurt door hun ouders begeleid werden met dit soort tripjes.

Onderzoeken die kinderen bestuderen kunnen een beeld geven van de complexiteit en diversiteit van de levens van kinderen. Deze inzichten zijn zowel voor academisch onderzoek als de ontwikkeling van nieuw beleid bruikbaar (Harrison et al., 2001). Valentine schrijft in 1997(b) al dat wanneer kinderen niet meer als incompetent en onwetend worden gezien, maar als participanten en bijdragers van het dagelijkse leven, dit erg interessant zou zijn voor zowel de academische als de beleidswereld. Wanneer bijvoorbeeld binnen de geografie kinderen serieus genomen worden kan de discipline het sociale discours over openbare ruimte, dat jonge mensen marginaliseert en buitensluit, beter bestrijden. Tegelijkertijd moet men bewust zijn van de beperkingen van het onderzoeken van kinderen. Het is, zoals met elk sociaal onderzoek, onmogelijk om een objectieve, algemene waarheid te formuleren over de ervaringen van kinderen (Barker & Weller, 2003a).

Het gebruik van volkstuin wordt door middel de volgende deelvraag beantwoord: ‘Hoe wordt de

volkstuin Ons Lustoord gebruikt door stadskinderen?’. De beleving van de volkstuin door kinderen

wordt al middels een eerder genoemde deelvraag beantwoord. De overeenkomsten en verschillen tussen de belevingen van ouders en kinderen is doormiddel van de volgende deelvraag onderzocht:

‘In hoeverre komen de ideeën van stadsouders over een goede kindertijd op de volkstuin Ons Lustoord overeen met de belevingen van de kindertijd van stadskinderen?’.

2.5 Samenvatting

De drukker wordende stad is een maatschappelijk en academisch veel besproken thema. Deze groei heeft als gevolg dat de stad minder divers wordt in haar bevolkingssamenstelling. Zo trekken er voornamelijk jonge eenpersoons huishoudens naar de stad toe. Veel gezinnen besluiten de drukke en kind-onvriendelijke stad te verlaten, mede door de hoge huizenprijzen, kleinere woonoppervlakken en het gebrek aan openbaar groen door de hoge woningdichtheid. Desondanks zijn er ook families die besluiten te blijven. Deze ouders kennen en waarderen de voordelen van een leven in een stad, maar geven ook aan bepaalde spanningen te voelen. Veel van deze spanningen hebben te maken met de wens om kinderen een goede jeugd te geven. Het blijkt dat stadsouders moeite hebben met het bieden van een groene omgeving, voldoende zelfstandige bewegingsvrijheid, vriendjes en ongeorganiseerde vrijetijdsbesteding. Deze spanningen zorgen ervoor dat ouders op zoek gaan naar tactieken om de zorgen te verlichten. Een weinig onderzochte tactiek hiervoor is de volkstuin. Verder mist bij veel onderzoek naar gezinnen vaak de beleving van kinderen.

(19)

17

3. Onderzoeksopzet en methodologische

verantwoording

3.1 Onderzoeksopzet

De hoofdvraag van dit onderzoek luidt: ‘Wat is de betekenis van de volkstuin in de ideeën, van ouders

en kinderen, over een goede jeugd in Amsterdam?’. Deze vraag is opgedeeld in vijf deelvragen

waarmee hij stap voor stap beantwoord wordt.

Het doel van de eerste deelvragen is om te onderzoeken hoe de volkstuin past in dagelijks leven, en hoe de volkstuin wordt gebruikt. De deelvragen die hierbij gesteld worden zijn: ‘Hoe past de

volkstuin Ons Lustoord in het dagelijks leven van stadsouders en stadskinderen?’ en ‘Hoe wordt de volkstuin Ons Lustoord gebruikt door stadsouders en stadskinderen?’.

Om te onderzoeken wat de volkstuin betekent voor stadsouders en hoe dit in verband staat met ideeën over een goede kindertijd, is de volgende deelvraag gesteld: ‘Wat is de betekenis van de

volkstuin Ons Lustoord voor stadouders, met het oog op een goede kindertijd?'.

Om een volledig beeld te krijgen van de betekenis van de volkstuin voor stadsgezinnen zijn ook de ervaringen en belevenissen van stadskinderen onderzocht. Dit is gedaan middels de volgende deelvraag: ‘Wat is de betekenis van de volkstuin Ons Lustoord voor stadskinderen?’.

Om de uiteindelijke betekenissen en ervaringen van de ouders te vergelijken met de ervaringen en betekenissen van de kinderen is de laatste deelvraag toegevoegd: ‘In hoeverre komen de ideeën van

stadsouders over een goede kindertijd op de volkstuin Ons Lustoord overeen met de belevingen van de kindertijd van stadskinderen?’.

3.2 Conceptueel model

In de hoofd- en deelvragen worden een aantal begrippen genoemd en relaties verondersteld. Deze begrippen en relaties zijn weergegeven in figuur 3.1 als een conceptueel model. Door de hoofdvraag te beantwoorden wordt ingegaan op het gehele causale model. De lijnen vertegenwoordigen de deelvragen van dit onderzoek. Ze geven de verwachtingen van mogelijke relaties weer tussen de onafhankelijke variabelen (kenmerken van ouders en kinderen), de focus (het hebben en gebruiken van een volkstuin), en de afhankelijke variabelen (het tijd-ruimtelijk gedrag naar en op de volkstuin en de ideeën over een goede jeugd waaronder: zelfstandige bewegingsvrijheid, vrijetijdsbesteding en vriendschap). In dit onderzoek wordt geëxploreerd of deze relaties in de casus Ons Lustoord bestaan en hoe de onafhankelijke variabelen in relatie staan met de afhankelijke variabelen. Uiteindelijk wordt geëxploreerd hoe de volkstuin wordt ervaren als tactiek voor het leven in een drukke stad samen de ideeën over een goede jeugd.

(20)

18

Figuur 3.1: Conceptueel model

Bron: Auteur

Dit onderzoek beperkt zich tot het hebben van een volkstuin en de invloed ervan op het tijd-ruimtelijk gedrag en ideeën van ouders over een goede jeugd. Er zijn echter vele andere factoren die een rol kunnen spelen bij het huren van volkstuin. Zo kan de wens om eigen biologische en ecologische groente te telen een rol spelen. Het is echter niet binnen het bereik van dit onderzoek om alle factoren op te nemen.

3.3 Onderzoeksontwerp

De hiervoor genoemde hoofd- en deelvragen zijn via een single case study design onderzocht. Bij een

single case study wordt er diep ingegaan op één specifieke casus (Bryman, 2012). Er is voor deze

opzet gekozen omdat op deze manier de ware beleving van een volkstuin voor stadsgezinnen op een zeer laag schaalniveau bekeken kan worden. Binnen de single case study wordt een vergelijking gemaakt tussen de twee verschillende onderzoekseenheden: ouders & kinderen.

3.4 Type onderzoek

Dit onderzoek kan onder het exploratieve type geschaard worden. Een explorerend onderzoek is een tussenvorm tussen beschrijvend en toetsend onderzoek (Bryman, 2012). Het gaat verder dan het enkel beschrijven van een fenomeen maar streeft er niet naar om hypotheses te toetsen. Er is wetenschappelijk onderzoek te vinden over gezinnen die een tweede huis nemen om aan de drukke stad te ontsnappen en te voldoen aan hun beeld van een ideale jeugd. Maar zoals al in de inleiding is besproken is er nauwelijks diepgaand onderzoek gedaan naar de relatie tussen deze variabelen en het gebruiken van een volkstuin. Vandaar dat er gekozen is voor een explorerende case study, met het doel een eerste aanzet voor nieuwe wetenschappelijke theorieën te doen (Yin, 2013).

De relaties, die in de voorgaande hoofdstukken zijn geïntroduceerd, zijn onderzocht aan de hand van verschillende onderzoeksmethoden. Hierbij zijn de concepten en relaties niet enkel gebruikt om de situatie in Ons Lustoord te beschrijven. De concepten en relaties zijn ook, middels empirisch onderzoek, toegepast op de specifieke casus. In het onderzoek zijn twee verschillende concepten geëxploreerd: de volkstuin als tactiek om het leven in de drukker wordende stad te verlichten, en de

(21)

19

volkstuin als realisatie van ideeën over een goede jeugd. Dit onderzoek kan zo een bijdrage leveren aan de wetenschappelijke discussie over gezinnen in de stad, de problemen die zij ervaren; tijd-ruimtelijk en in verband met ideeën over een goede jeugd, en de tactieken die zij ontwikkelen om deze situatie te verlichten.

3.5 Operationalisering

Enkele abstracte begrippen, processen en onderzoekseenheden behoeven nadere toelichting. Onderstaand zijn deze geoperationaliseerd, waardoor duidelijk wordt wie en wat onderzocht is.

3.5.1 Onderzoekseenheden

Stadskinderen

Het Verdrag inzake de rechten van het kind (1989) omschrijft kinderen als iedereen onder 18 jaar. Deze definitie komt overeen met de aanduiding dat ieder mens een kind is, van zijn geboorte tot de pubertijd, oftewel een mens die geen volwassene is. De onderzoeksgroep ‘kinderen’ is erg divers. In dit onderzoek worden de verschillende leeftijden, geslacht en sociaaleconomische achtergronden in acht genomen, omdat verwacht wordt dat deze factoren invloed hebben op de belevingswereld van kinderen. Stadskinderen zijn simpelweg kinderen die woonachtig zijn in een stedelijke omgeving.

Stadsouders

De Rijksoverheid (z.j.) omschrijft ouders als individuen die één of meerdere nakomelingen hebben. Dit kan op verschillende manieren: wanneer een mens een kind heeft verwerkt, wanneer een mens een kind heeft geadopteerd of erkent, of wanneer een rechter het ouderschap vaststelt. Net zoals de onderzoeksgroep kinderen is de groep ouders ook erg divers. De respondenten binnen deze groep worden volgens dezelfde factoren als de kinderen onderscheiden. Stadsouders zijn simpelweg ouders die woonachtig zijn in een stedelijke omgeving.

Wanneer in dit onderzoek over stadsouders, stadskinderen of stadsgezinnen wordt gepraat, dan wordt er gerefereerd naar ouders, kinderen en gezinnen die woonachtig zijn in Amsterdam. In dit onderzoek worden zowel traditionele nucleaire gezinnen als meer gevarieerde post-moderne gezinnen onderzocht. Hier wordt geen onderscheid tussen gemaakt.

Voor dit onderzoek zijn ouders en kinderen binnen één gezin onderzocht. Ten eerste omdat kinderen vaak enkel via hun ouders benaderd kunnen worden en ten tweede omdat hierdoor de resultaten van de verschillende groepen beter te vergelijken zijn.

3.5.2 Afhankelijke variabelen

Tijd-ruimtelijk gedrag

Tijd-ruimtelijke gedragspatronen bestaan uit een activiteit, de ruimte waarin deze activiteit plaatsvindt, de afstanden die ervoor worden afgelegd en de tijd die iemand besteed aan de activiteit en het reizen. Binnen dit onderzoek zal het over het tijdsbestek van een jaar gaan, om zo het gedrag rondom de 4 seizoenen te onderzoeken. Tijd-ruimtelijk gedrag kan op verschillende schaalniveaus onderzocht worden. Binnen dit onderzoek gaat het over het schaalniveau stad en het lokale schaalniveau van de volkstuin. In dit onderzoek wordt het eerste schaalniveau als ‘naar de tuin’ en het tweede als ‘op de tuin’ gedefinieerd.

(22)

20

Naar de tuin

Met het tijd-ruimtelijk gedrag ‘naar de tuin’ wordt het gedrag bedoeld wat tussen het huis in Amsterdam en de volkstuin plaatsvindt. Door te kijken naar de afstand die gezinnen vanaf hun huis in Amsterdam afleggen naar de tuin en welk vervoersmiddel ze hiervoor gebruiken, wordt onderzocht hoe de volkstuin in het dagelijkse leven van de gezinnen past.

Op de tuin

Met het tijd-ruimtelijk gedrag ‘op de tuin’ wordt het gedrag bedoeld dat op de volkstuin plaatsvindt. Er wordt gekeken naar de activiteiten die op de tuin uitgevoerd worden en de locatie waar ouders en kinderen deze activiteiten ondernemen. Verder wordt gekeken naar hoeveel tijd de gezinnen doorbrengen op de tuin.

De betekenis

Ideeën over een goede jeugd

Voor dit onderzoek wordt er onderscheid gemaakt tussen drie dimensies van een goede jeugd waar ouders de meeste moeite mee hebben om het hun kinderen in de stad te bieden: zelfstandige bewegingsvrijheid, vrije tijd (georganiseerd/ongeorganiseerd) en vriendschap. Wanneer deze dimensies op een positieve manier vervuld worden heeft dit een positief effect op de jeugd van een kind. Maar wanneer een kindertijd of jeugd volmaakt is valt niet te zeggen. In dit onderzoek betekent het versterken van de dimensies een ontwikkeling van de goede jeugd.

Zelfstandige bewegingsvrijheid

Onder zelfstandige bewegingsvrijheid valt de zelfstandigheid die in het dagelijkse leven wordt ervaren. Wanneer kinderen invloed kunnen uitoefenen op beslissingen die hun leven aangaan en zich relatief zelfstandig door het leven kunnen en mogen bewegen heeft dit een positief effect op het opdoen van ervaringen en de ontwikkeling van hun persoonlijke en sociale competenties (Wilmes & Andresen, 2014).

Vrijetijdsbesteding (georganiseerd/niet georganiseerd)

Vrije tijd kan onderverdeeld worden in georganiseerde en ongeorganiseerde activiteiten. Een georganiseerde activiteit vereist enige planning. Er moet vaak ergens naar toe gereisd worden, wat vaak geld kost. Ongeorganiseerde activiteiten gebeuren daarentegen spontaan en vereisen vaak geen reis of geld. Verder worden georganiseerde activiteiten vaak met familie doorgebracht en ongeorganiseerde activiteiten vaak met vrienden van dezelfde leeftijd. De verschillende activiteiten die in de vrije tijd ondernomen worden zorgen ervoor dat kinderen belangrijke ervaringen op doen. Daarnaast zorgt het sociale aspect van de verschillende invullingen van de vrije tijd voor de ontwikkeling van de eigenwaarde van een kind (de Bruyn and Cillessen 2008; Wilmes & Andresen, 2014).

Vriendschap

Vriendschap betekent voor kinderen voornamelijk spelen met andere kinderen. De kwantiteit van vrienden speelt hierbij geen grote rol. Het is voornamelijk de kwaliteit van vriendschappen die er voor zorgt dat een kind zich emotioneel ondersteund voelt, dat de cognitieve ontwikkeling gestimuleerd wordt en dat algemene kennis over verschillende sociale situaties wordt opgedaan (Prazen et al., 2011; Salvas et al., 2011; Wilmes & Andresen, 2014).

(23)

21

3.5.4 De onderzoekslocatie

De volkstuin

Volgens de Bond van de Volkstuiners (z.j.b) is een volkstuin een stuk grond waarop men groente en/of siergewassen mag telen. Daarnaast mag men vaak ook een huisje plaatsen op deze grond. Hier mag men overnachten in de periode van 1 april tot 1 oktober. Voor dit onderzoek is het belangrijk dat het een stuk grond is in de nabijheid van de stad, maar niet grenzend aan een woning. Het wordt gehuurd door volwassenen met onder andere als doel om de kinderen een goede jeugd in een groene omgeving te bieden. Voor een uitgebreidere omschrijving, zie paragraaf 3.7.

3.6 Methoden

Dit onderzoek is met behulp van kwalitatieve onderzoeksmethoden uitgevoerd. Hieronder worden de methoden uiteengezet. Als eerst worden de verschillende methodes beschreven en later worden ze aan een specifieke deelvraag gerelateerd. Hier wordt ook beargumenteerd waarom deze methodes gebruikt worden.

3.6.1 Semi-gestructureerde interviews & walking interviews

De hoofd- en deelvragen worden onder andere beantwoord aan de hand van semi-gestructureerde diepte interviews met ouders. Bij deze relatief flexibele vorm van interviewen heeft de onderzoeker een lijst met onderwerpen en vragen die behandeld worden maar er is daarnaast voldoende ruimte voor de geïnterviewde om enigszins ‘af te dwalen’ bij het geven van een antwoord (Bryman, 2012).

Omdat met dit onderzoek gekeken wordt naar de belevenis van kinderen, en kinderen wezenlijk anders zijn dan volwassenen, zijn de onderzoeksmethoden voor deze groep enigszins aangepast. Nieuw ontwikkelde methoden geven kinderen een kans om te communiceren door middel van tekenen, fotograferen, verhalen vertellen en liedjes zingen (Christensen & James, 2000; Barker & Weller, 2003b). Omdat er veel verschillende manieren zijn waarop kinderen communiceren wordt bij veel onderzoek gebruik gemaakt van een multi method aanpak. Op deze manier wordt er getracht zoveel mogelijk kinderen te onderzoeken. Bij dit onderzoek zal er om die redenen gebruik worden gemaakt van de methoden walking interviews en het observeren van kinderen. Een walking interview is een creatieve vorm van interviewen waarbij wordt rondgelopen door het gebied waar het interview over gaat, in dit geval de volkstuin. Deze place-interactive methode geeft kinderen een kans om de directe belevenissen van een plek te communiceren, onder andere door onbewuste acties zoals communicatie via beweging en spelen (Cele, 2008).

Hoewel deze beide methoden het moeilijker maken om de interviews te coderen levert het wel rijkere informatie op dan bij enquêtes of gesloten interviews. Semi-gestructureerde diepte-interviews kunnen meer inzicht geven in hetgeen onderzocht wordt. Daarnaast geeft het ruimte voor het inbrengen van nieuwe perspectieven (Bryman, 2012). Doordat er gebruik wordt gemaakt van een itemlijst zijn de resultaten met elkaar te vergelijken, zie bijlage 1 voor de itemlijsten.

Naast interviews worden ook een aantal aanvullende methodes gebruikt, deze zijn hieronder uitgelegd.

(24)

22

3.6.2 Tijd-ruimtelijke methoden

In dit onderzoek wordt ook gekeken naar de tijd-ruimtelijke gedragspatronen. Er zijn grofweg drie manieren om het tijd-ruimtelijk gedrag van individuen te registreren:

- Zelf-registratie, hierbij registreren respondenten zelf hun activiteiten in een dagboek;

- Retrospectief interview, hierbij interviewt de onderzoeker de respondenten over haar/zijn verrichte activiteiten aan het eind van de dag, of enkele dagen later;

- Observatie, dit is een direct middel waarbij de onderzoeker aanwezig is bij de verrichte activiteiten en deze direct registreert.

Elke manier heeft zijn eigen voor en nadelen. Voor dit onderzoek is er voor gekozen om middels observatie en retrospectieve interviews het tijd-ruimtelijk gedrag te registreren.

Participerende Observatie

Middels participerende observatie krijgt de onderzoeker de gelegenheid het gedrag van de respondent nauwkeurig waar te nemen en de bevindingen te registreren (Bryman, 2012). Op deze manier worden geen activiteiten weggelaten of vergeten, ook kunnen er geen sociaal wenselijke antwoorden gegeven kunnen worden. Deze methode is vrij arbeidsintensief. Bovendien is het belangrijk dat de respondent zich op haar/zijn gemak voelt met de onderzoeker, zodat de aanwezigheid het natuurlijke gedrag niet verstoord. Dit onderzoek heeft een naar verhouding kleine groep respondenten. Een tijdrovende methode is daarom niet bezwaarlijk, waardoor de bovengenoemde voordelen opwegen tegen de nadelen.

Het is moeilijk om volledig objectief te observeren als mens. Vandaar dat deze methode in combinatie met de andere methoden wordt gebruikt. Voor dit onderzoek is er 10 keer dezelfde ronde door de volkstuin gelopen. De ronde begon bij de kantine, waar de ook de speeltuin geobserveerd is, vervolgens werd de Rozenweg (tuin 176 tot 197) aangedaan, waarnaar de vuurdoornweg (tuin 295 tot 303) werd geobserveerd, dan via de Kamperfoelieweg (tuin 279 tot 268) naar de Kalmoesweg (tuin 254 tot 243), door de Madelievenweg (tuin 95 tot 419), door de Distelweg (tuin 53 tot 69), naar de Pioenenweg (tuin 17 tot 31) en uiteindelijk via de Lathyrusweg (tuin 1 tot 15) naar de kantine (zie figuur 3.4 in paragraaf 3.7 voor een overzicht van Ons Lustoord). Deze route is voortgekomen uit eerdere rondes waarbij gekeken is naar waar gezinnen een tuin hebben. Het observatie formulier wat is gebruikt tijdens deze rondes is te vinden in bijlage 3.

3.6.3 Methoden per deelvraag

Hieronder worden de methoden per deelvraag verder toegelicht.

De eerste deelvragen van dit onderzoek luiden: ‘Hoe past de volkstuin Ons Lustoord in het dagelijks

leven van stadsouders en stadskinderen?’ en ‘Hoe wordt de volkstuin Ons Lustoord gebruikt door stadsouders en stadskinderen?’. Beide vragen worden aan de hand van de antwoorden uit een

aantal schema’s beantwoord. In deze schema’s is samen met de ouders tijdens het interview, kwantitatieve tijd-ruimtelijke informatie over het dagelijks leven en het gebruik van de tuin van zowel de ouders als de kinderen, ingevuld. Informatie zoals afstand tussen het huis en de tuin, de middelen van transport, wanneer ouders naar de tuin trekken en karakteristieken van het woonhuis en de volkstuin. De schema’s zijn terug te vinden in bijlage 2. De informatie uit de schema’s is aangevuld met de aanvullende antwoorden die ouders gaven en informatie uit de observaties. De observaties zijn systematisch uitgevoerd. De analyse behelst informatie over het dagelijkse leven in

(25)

23

de volkstuin, wie er is, wat men doet en wanneer dit gebeurt. Het observatie schema dat gebruikt is, is te vinden in bijlage 3.

De derde deelvraag luidt: ‘Wat is de betekenis van de volkstuin Ons Lustoord voor stadouders, met

het oog op een goede kindertijd?'. Deze vraag is aan de hand van semi-gestructureerde interviews

met stadsouders onderzocht. Betekenissen, ideeën en verhalen die ouders hebben over een goede kindertijd zijn persoonlijke percepties. Een perceptie is bij uitstek een kwalitatief concept, vandaar dat er is gekozen voor diepte interviews. De interviews zijn afgenomen aan de hand van itemlijsten, deze zijn te vinden in bijlage 1.1.

De vierde deelvraag luidt: ‘Wat is de betekenis van de volkstuin Ons Lustoord voor stadskinderen?’. Deze deelvraag is onderzocht aan de hand van walking interviews met stadskinderen. Omdat kinderen op een andere manier informatie communiceren dan volwassen is er voor deze interactieve methode gekozen. Het sluit meer aan op de manier waarop kinderen informatie overbrengen. De itemlijst van de walking interviews is te vinden in de bijlage 1.2.

Als laatst is er een vergelijking gemaakt tussen de uitkomsten van de hiervoor genoemde deelvragen. De deelvraag die hierbij beantwoord wordt luidt: ‘In hoeverre komen de ideeën van

stadsouders over een goede kindertijd op de volkstuin Ons Lustoord overeen met de belevingen van de kindertijd van stadskinderen?’. Na afloop van alle interviews, observaties en het invullen van

schema’s is het van belang om inzicht te krijgen in de verschillen en overeenkomsten van de belevenissen van de twee respondenten groepen.

3.7 Casus: Ons Lustoord

Op dit moment zijn er 28 volkstuinen van verschillende groottes in het stedelijk gebied van Amsterdam, te zien in het groen in figuur 1.2 in de Inleiding. Deze zijn in elke windrichting te vinden, voor het grootste gedeelte buiten de dichtbebouwde gebieden van Amsterdam. De casus waar dit onderzoek plaatsvindt, is de volkstuin Ons Lustoord in de gemeente Ouder-Amstel, te zien in Figuur 3.2 in de groene cirkel. Zoals te zien op de kaart, grenst Ons Lustoord aan de A2, en zoals te zien is in bijlage 6 ligt de volkstuin in een gebied waar rekening gehouden moet worden met extreme geluidsoverlast van de luchthaven Schiphol.

Bron: OpenStreetMap, z.j.

(26)

24

Ons Lustoord is opgericht in 1922 en daarmee één van de oudste tuinparken van Amsterdam. De volkstuin beschikt over 314 tuinen, figuur 3.4 geeft een overzicht van de tuin. Het tuinpark behoord tot de bond van volkstuinders. Dit is een overkoepelende vereniging van 29 volkstuinparken waarvan er 24 in Amsterdam gelegen zijn. De bond huurt alle grond rechtstreeks van de lokale overheid en verhuurd deze weer door, via de besturen van de volkstuinen zelf, aan de leden. In Amsterdam huurt een lid de grond dus van de bond, die de grond weer van de gemeente Ouder-Amstel huurt. Van de 29 parken zijn er 23 zogenaamde verblijfsrecreatieve tuinparken. Dit houdt in dat het mogelijk is om, tijdens het seizoen van 1 april tot 1 oktober, te overnachten op het park. Ons Lustoord is een verblijfsrecreatief tuinpark. Overnachten gebeurt in vaak zelf gebouwde huisjes op de eigen tuin. De meeste tuinen die in gebruik zijn hebben een huisje. Dit huisje mag niet groter zijn dan 28m2 en bestaat vaak uit 1 of 2 ruimtes. Een huisje wordt overgekocht van de huidige eigenaar als een tuin van huurder wisselt. Buiten de maximale oppervlakte hoeven de huisjes niet aan regels te voldoen, hierdoor verschilt de kwaliteit en de esthetiek flink. In figuur 3.3 is een sfeerbeeld te zien van Ons Lustoord.

Naast de maximale grootte van het huisje zijn er nog een aantal andere regels waaraan de tuinders op Ons Lustoord zich aan dienen te houden. Zo moet de heg, die de tuin omringt van een bepaalde hoogte zijn en moet het pad wat aan de tuin grenst, worden onderhouden door de gebruiker. Wanneer dit niet gebeurt wordt er door het bestuur, wat bestaat uit vrijwilligers die ook een tuin huren op Ons Lustoord, een briefje achtergelaten met de vraag of de betrekkelijke tuinder aan zijn plicht wil voldoen. Verder moeten tuinders 3 dagen in het jaar meehelpen met het onderhoud van

Figuur 3.3: Ons Lustoord

(27)

25

de openbare plekken. Het afval mag alleen op de woensdag- en zaterdagochtend worden ingeleverd, en het aggregaat mag op gezette tijden, twee uur per dag, aan. Dieren zijn niet welkom op de tuin, hoewel dit een regel is waar niet iedereen zich aan houdt. Hier en daar lopen wat katten rond en iemand heeft zelfs kippen. Dit laat zien dat niet iedereen op Ons Lustoord zich even strak aan de regels houdt. Volgens een lid van het bestuur is dit een nieuwe ontwikkeling die gepaard gaat met de komst van nieuwe, jonge tuinders. Deze groep zou zich minder graag aan de regels houden dan dat originele tuinders dit doen.

Naast een huisje mag er ook een kas en een schuur worden neergezet. De tuin zelf heeft in Ons Lustoord een gemiddelde grootte van 300m2. Elke tuin is aangesloten op een waterleiding die alleen in het seizoen actief is. Andere voorzieningen zoals gas en elektriciteit moeten zelf verzorgd worden. Veel tuinders kopen gasflessen bij het winkeltje aan de ingang van het park. Met gas kan vervolgens water worden verwarmd, een koelkast worden aangesloten en worden gekookt. De aansluiting van de gasflessen wordt twee keer in het seizoen gecontroleerd. Naast gas hebben een aantal tuinders zonnepanelen. Deze panelen verschillen aanzienlijk in kwaliteit; de grootste groep kan er net de telefoon mee opladen en een enkeling kan er een koelkast met vriesvak en een flatscreen op aansluiten. Zo goed als geen tuinders hebben Wi-Fi op de tuin. Bij kantine, te zien in figuur 3.4, is plaatselijk een open Wi-Fi verbinding. Verder hebben een aantal huisjes een geiser om water te verwarmen voor de douche en een aggregaat om de heggenschaar of de grasmaaier te voorzien van stroom.

Figuur 3.4: Plattegrond van Ons Lustoord

Bron: onslustoord.nl, z.j. speeltuin

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

onder andere voor uitgaven van de ANWB (zoals ‘Fietsen’ met een oplage van 90.000 stuks), ‘Info Amsterdam’ voor de inwoners van Amsterdam (met een oplage van 200.000 per

Hierbij is niet alleen gekeken naar kosten die ouders mogelijk besparen als het kind jeugdhulp met verblijf ontvangt, maar is ook gekeken naar mogelijke extra inkomsten die ouders

En met een rij- ke verscheidenheid aan tuinhuis- jes, vaak (maar lang niet altijd) op- getrokken uit recuperatiemateri- aal, doch altijd met een allerper- soonlijkste toets van

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Om te bepalen of de werkelijke situatie overeenkomt met de registratie zijn de antwoorden van de geïnterviewde bewoners (of door de observaties van de interviewer in het geval

• Indien uw gemeente geen goedkeurende controleverklaring over het verslagjaar 2016 heeft ontvangen: Wat zijn de belangrijkste beperkingen geweest rondom de verantwoording van

In dit paper gaan we voor ieder van deze waarden na in hoeverre deze zijn gerealiseerd in Groningen en Amsterdam, en vooral hoe zij zich verhouden tot de G1000’en in Amersfoort,

heden om de eigen toegankelijkheidsstrategie te verantwoorden. Verwacht wordt dat het oplossen van deze knelpunten in combinatie met een meer ontspannen houden betreffende