• No results found

Tussen wal en schip

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Tussen wal en schip"

Copied!
81
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tussen wal en schip

Een onderzoek naar het recht op gezinsherening voor net

meerderjarige vreemdelingen

Naam: Klas: Studentnummer: Collegejaar: Opleiding: Modulecode: Afstudeerorganisatie: Opdrachtgever: Onderzoeksdocent: Afstudeerbegeleider: Inleverdatum: Saba Zerie Law 4H S1074774 2016/2017

Hbo-Rechten, Hogeschool Leiden RE441C Stichting Nidos Mw. mr. P.E. Aarten Mw. mr. I. Van Mierlo-Groot Dhr. mr. L. Van Riel 30 mei 2017

(2)

Voorwoord

Al op jonge leeftijd wist ik dat ik Rechten wilde studeren. Op mijn tiende kwam ik als vreemdeling, gevlucht uit Eritrea, naar Nederland. Door mijn achtergrond ben ik altijd gefascineerd geweest door het vreemdelingenrecht. Ondanks dat het vak

Vreemdelingenrecht niet op hogescholen wordt aangeboden, was het rechtsgebied van mijn scriptie vrij snel bepaald. Dankzij de hulp van Nidos en Vluchtelingenwerk vond ik een probleem waar beide partijen tegenaan liepen.

Gedurende mijn scriptieproces heb ik heel wat hindernissen moeten overwinnen, die

belangrijke leermomenten voor mij zijn geweest waaronder het herkansen van deze scriptie. Heel veel mensen hebben mij geholpen met deze scriptie en daarvoor wil ik mijn dank uitspreken. Ten eerste wil ik Tsehai Aarten bedanken, mijn opdrachtgever bij Nidos. Dankzij haar kreeg ik de kans om namens de stichting dit onderzoek uit te voeren en zij voorzag me vaak van nuttige feedback.

Daarnaast wil ik Rafael Baroch van Vluchtelingenwerk Eindhoven bedanken, die vanaf het begin over dit onderwerp veel heeft meegedacht en mij van feedback heeft voorzien. Ook wil ik Ingrid van Mierlo erg bedanken. De gesprekken tussen ons en haar feedback hebben er mede toe geleid dit onderzoek te voltooien. Ook mijn afstudeerbegeleider Luuk van Riel wil ik bedanken voor zijn geloof in mijn onderzoek en bruikbare feedback.

Tot slot een speciale dank aan Alamin, mijn vrienden en familie, want zonder hun steun was ik deze scriptieperiode niet doorgekomen.

Saba Zerie

Eindhoven, mei 2017.

Inhoudsopgave Afkortingen 4 Samenvatting 5

(3)

Hoofdstuk 1: Inleiding

§ 1.1: Aanleiding onderzoek en probleemanalyse 7

§ 1.2: Doelstelling, centrale vraag en deelvragen 10

§ 1.3: Operationalisering van begrippen 11

§ 1.4: Onderzoeksmethoden 11 § 1.5: Leeswijzer 15

Hoofdstuk 2: Juridisch kader gezinshereniging § 2.1: Gezinsherenigingsrichtlijn 16

§ 2.2: Omzetting Gezinsherenigingsrichtlijn in Nederland 19

§ 2.3: Huidige gezinsherenigingsbeleid 20

§ 2.4: Conclusie 22

Hoofdstuk 3: Resultaten jurisprudentieonderzoek ex-amv’s met mvv-aanvragen § 3.1: Resultaten van het jurisprudentieonderzoek 24

§ 3.2: Conclusie 26

Hoofdstuk 4: Resultaten jurisprudentieonderzoek terugwerkende kracht § 4.1: Resultaten van het jurisprudentieonderzoek 31

§ 4.2: Conclusie 33

Hoofdstuk 5: Chakroun-arrest en Noorzia-arrest § 5.1: Analyse arresten 28

§ 5.2: Conclusie 30

Hoofdstuk 6: Resultaten interviews

§ 6.1: Relevante resultaten van de interviews 34 § 6.2: Conclusie 40

Hoofdstuk 7: Conclusie en aanbevelingen § 7.1: Conclusie 42

§ 7.2: Verantwoording 44

§ 7.3: Aanbevelingen 45 Literatuurlijst 48 Bijlagen 52

Bijlage I : Amicus Curiae brief Bijlage II : Tabel jurisprudentieanalyse ex-amv’s met mvv-aanvragen Bijlage III : Tabel jurisprudentieanalyse terugwerkende kracht Bijlage IV t/m VIII : Uitwerking van de interviews Bijlage XI : Tabel interviewanalyse

(4)

Amv’s Alleenstaande minderjarige vreemdelingen

CVRM College voor de Rechten van de Mens

EHRM Europees Hof voor de Rechten van de Mens

EC Europese Commissie

EU Europese Unie

EVRM Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens

HvJEU Hof van Justitie van de Europese Unie

IVRK Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind

IND Immigratie- en Naturalisatiedienst

Mvv Machtiging tot voorlopig verblijf

Rb Rechtbank

Afdeling De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Vb Vreemdelingenbesluit

Vc Vreemdelingencirculaire

Vw Vreemdelingenwet

VwEU Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Samenvatting

Nidos is een onafhankelijke landelijke voogdij-instelling voor alleenstaande minderjarige

(5)

vreemdelingen (amv’s).1 Amv’s zijn asielzoekers onder de achttien jaar die zonder

begeleiding in Nederland aankomen en asiel aanvragen.2 Dit onderzoek gaat over amv’s van wie het gezinsherenigingsverzoek door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) wordt afgewezen omdat ze op de aanvraagdatum net meerderjarig zijn. Om gezinshereniging aan te vragen, dient een vreemdeling minderjarig te zijn en in het bezit van een

verblijfsvergunning asiel. Als amv’s gedurende hun asielprocedure meerderjarig worden, vervalt hun recht op gezinshereniging op grond van nareis asiel. In de Nederlandse

rechtspraak is er sprake van verschillende conclusies op de vraag of een amv het recht heeft op gezinshereniging als een verblijfsvergunning asiel na het achttiende jaar verkregen wordt. Op 26 oktober 2016 besloot rechtbank Amsterdam een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU), die de aanleiding is voor dit

onderzoek. De vraag van de rechtbank was of onder ‘alleenstaande minderjarige’ in de zin van artikel 2 van de Gezinsherenigingsrichtlijn ook dient te worden begrepen: een

vreemdeling die onder de achttien jaar zonder begeleiding aankomt en asiel aanvraagt, maar gedurende zijn asielprocedure achttien jaar wordt en asiel toegewezen krijgt met terugwerkende kracht tot de aanvraagdatum en vervolgens gezinshereniging aanvraagt.3 Het doel van dit onderzoek is om in kaart te brengen welke argumenten Nidos in haar amicuscuriae-brief4 kan aandragen bij het HvJEU, ter ondersteuning van haar standpunt dat het moment van aankomst op het grondgebied van een lidstaat bepalend moet zijn voor de minderjarigheid van een vreemdeling. Voor dit onderzoek is de volgende centrale vraag geformuleerd: ‘Welke argumenten kan stichting Nidos aandragen in haar amicuscuriae-brief ten behoeve van de prejudiciële vraag bij het HvJEU over het recht op gezinshereniging van voormalige amv’s die meerderjarigheid hebben bereikt gedurende hun asielprocedure blijkens wet- en regelgeving, jurisprudentieonderzoek en interviews?’ De centrale vraag is beantwoord door analyse van nationale en internationale wettelijke gronden op het gebied van gezinshereniging. Er is jurisprudentieonderzoek gedaan naar de peildatum die met terugwerkende kracht wordt gehanteerd in het vreemdelingenrecht. Ook is er

jurisprudentieonderoek gedaan naar mvv-aanvragen die worden indgediend door (ex)amv’s. Verder zijn uitspraken van het Europese Hof geanalyseerd op het gebied van

1 https://www.nidos.nl/home/voogdij-en-gezinsvoogdij/

2 ‘Alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv)’, www.rijksoverheid.nl (zoek op: alleenstaande minderjarige vreemdelingen).

3 Rb. Den haag (zittingsplaats Amsterdam) 26 oktober 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:12824.

4 Met amicus curiae (latijns: vriend van het hof) wordt een instantie of persoon bedoeld die geen partij is in een zaak, maar gevraagd of ongevraagd een mening of advies aan een rechterlijke instantie geeft.

(6)

gezinshereniging waar sprake is van een relevant peilmoment. Tot slot zijn interviews gehouden met experts op het gebied van kinderrechten en vreemdelingenrecht. Uit de resultaten van het theoretisch kader blijkt dat artikel 4 lid 2 van de

Gezinsherenigingsrichtlijn een facultatieve bepaling is, die naast ouders en minderjarige kinderen, andere leden van een kerngezin toelaat tot gezinshereniging. Daarnaast blijkt dat de toetsing voor een feitelijk gezinsband van ouders met kinderen teruggaat naar het moment dat een kind uit het herkomstland vertrekt. Uit jurisprudentieonderzoek blijkt dat in het vreemdelingenrecht, de aanvraagdatum van asiel als ingangsdatum van de

asielvergunning wordt gehanteerd. Hetzelfde geldt voor het intrekken van een

asielvergunning. Ook hier wordt de aanvraagdatum gehanteerd als ingangsdatum van de intrekking. In beide gevallen wordt een beslissing met terugwerkende kracht tot de aanvraagdatum gehanteerd. De aanvraagdatum is dus een belangrijk peilmoment in het vreemdelingenrecht. Ook blijkt uit het jurisprudentieonderzoek dat een ex-amv die geen aanvraag heeft kunnen doen van een AMV-vergunning, alsnog de kans dient te krijgen om deze aanvraag te doen. Uit twee arresten van het HvJEU blijkt voorts dat de formele vereisten voor vreemdelingen met gezinsherenigingsverzoeken weliswaar belangrijk zijn, maar geen afbreuk mogen doen aan het doel van de Gezinsherenigingsrichtlijn. Volgens het HvJEU is het van belang dat bij de beoordeling van elke aanvraag, de omstandigheden van een vreemdeling worden meegewogen. Uit de interviews met experts blijkt dat Nederland een strikt gezinsherenigingsbeleid `hanteert. Zij vinden dat de afwijzingen van

gezinsherenigingsaanvragen van voormalige amv’s niet stroken met het nieuwe

gezinsherenigingsbeleid, waarin ouders zich wel kunnen herenigen met hun meerderjarige kinderen.

Op grond van de bovenstaande conclusies wordt Nidos aanbevolen om de argumenten te hanteren die in de amicus curiae brief staan, welke opgenomen is in de bijlage.

HOOFDSTUK 1 INLEIDING

(7)

Dit praktijkgericht onderzoek is uitgevoerd als afstudeeropdracht bij stichting Nidos. Nidos is een landelijk werkende voogdij-instelling voor alleenstaande minderjarige vluchtelingen (amv’s).5

Allereerst wordt in dit hoofdstuk ter illustratie het probleem geschetst waar Nidos tegen aanloopt. Vervolgens komen de aanleiding en de probleemanalyse van het onderzoek aan bod. Daarna worden de doelstelling, de centrale onderzoeksvraag en de

onderzoeksmethoden behandeld.

Voorbeeldcasus

Amv A is op zijn zeventiende naar Nederland gekomen. Eenmaal in Nederland heeft Nidos de voogdij over A gekregen. Aangezien A graag met zijn moeder herenigd wilde worden en nog in afwachting was van zijn asielverzoek, heeft Nidos namens A een pro-forma machtiging tot voorlopig verblijf aanvraag (mvv-aanvraag) ingediend. De IND heeft deze aanvraag

afgewezen wegens het ontbreken van een asielstatus. A heeft pas op zijn achttiende zijn asielverzoek toegewezen gekregen. Dit komt doordat de wettelijke beslistermijn voor

asielaanvragen op 26 mei 2016 van zes maanden naar vijftien maanden is verlengd.6 Toen A achttien jaar is geworden, is zijn dossier overgedragen aan Vluchtelingenwerk Nederland (VWN). Na de komst van A bij VWN hebben zij namens A nogmaals een mvv-aanvraag ingediend. Ook deze aanvraag wees de IND af. De reden hiervoor is dat A meerderjarig was op de dag van de aanvraag. A was geen alleenstaande minderjarige in de zin van artikel 2, onder f, van Richtlijn 2003/86/EG. De IND heeft de aanvraag afgewezen, omdat A niet voldeed aan de voorwaarden beschreven in de paragrafen C1/4.4.6. en B1/ 3.3.5.1 van de Vreemdelingencirculaire. Hierin staat vermeld dat de IND de datum van het verlenen van de verblijfsvergunning asiel aan referent ziet als de startdatum van de nareistermijn van drie maanden.

Probleemsituatie

De IND wijst gezinsherenigingsaanvragen af van amv’s die nog geen asielstatus hebben of die reeds meerderjarig zijn wanneer ze in het bezit zijn gesteld van een asielstatus.

In een soortgelijke zaak als in de voorbeeldcasus is geschetst, heeft de advocaat namens de ex-amv bezwaar gemaakt tegen het besluit van de IND. De IND heeft het bezwaar

5 Kamerstukken II 2004/05, 27062, 46, p.5. 6 Kamerstukken II 2015/16, 19637, 2124, p2.

(8)

ongegrond verklaard.7 De advocaat heeft vervolgens namens de eiseres een beroepschrift ingediend bij de rechtbank in Amsterdam. Op 26 oktober 2016 besluit de meervoudige kamer van de zittingsplaats Amsterdam een prejudiciële vraag te stellen aan het HvJEU over een inmiddels meerderjarig geworden asielzoekster met een nareisverzoek van haar ouders. De asielzoekster was geen minderjarige in de zin van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000. Ze was wel minderjarig toen ze Nederland inreisde. Het nareisverzoek van de ouders werd echter afgewezen, omdat de asielzoekster ten tijde van het

nareisverzoek meerderjarig was.

Amv’s die tijdens hun asielaanvraag minderjarig zijn maar bij de inwilliging van hun

asielverzoek meerderjarig zijn, stuiten tegen feit dat zij vanwege hun meerderjarigheid hun ouders niet meer kunnen laten nareizen.8 Op 23 november 2015 oordeelde de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) dat het moment van indiening van de mvv-aanvraag, als peilmoment geldt voor de leeftijd van een amv.9 Daardoor mocht de IND de meerderjarigheid door tijdsverloop na aankomst in Nederland van eisers met een nareisverzoek betrekken in haar beslissing, terwijl in artikel 2, onder f, van de

Gezinsherenigingsrichtlijn een ‘alleenstaande minderjarige’ als volgt wordt gedefinieerd: “Een onderdaan van een derde land of een staatloze jonger dan 18 jaar die zonder

begeleiding van een krachtens de wet of het gewoonterecht verantwoordelijke volwassene op het grondgebied van een lidstaat aankomt, zolang hij niet daadwerkelijk onder de hoede van een dergelijke volwassene staat, of een minderjarige die zonder begeleiding wordt achtergelaten nadat hij op het grondgebied van de lidstaat is aangekomen.”

Rechtbank Amsterdam vond op 26 oktober 2016 dat er nadere uitleg nodig was voor het begrip ‘alleenstaande minderjarige’ en heeft de volgende prejudiciële vraag gesteld aan het HvJEU:

Dient bij gezinshereniging van vluchtelingen onder ‘alleenstaande minderjarige’ in de zin van artikel 2, aanhef en onder f, van de Richtlijn mede te worden begrepen een onderdaan van een derde land of een staatloze jonger dan 18 jaar die zonder begeleiding van een krachtens de wet of het gewoonterecht verantwoordelijke volwassene op het grondgebied van een lidstaat aankomt en die:

-asiel aanvraagt, -gedurende de asielprocedure op het grondgebied van de lidstaat 18 jaar wordt, -asiel toegewezen krijgt met terugwerkende kracht tot de aanvraagdatum, en -vervolgens gezinshereniging aanvraagt?10

7 Rb. Den haag (zittingsplaats Amsterdam) 26 oktober 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:12824. 8 Riel, A&MR 2016, p. 410.

9 ABRvS 23 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3711.

(9)

Dit onderzoek gaat over deze prejudiciële vraag aan het HvJEU. Voordat het HvJEU zich uitspreekt, kunnen alle bij de zaak betrokken partijen een geschreven inbreng sturen naar het HvJEU met nieuwe informatie of standpunten.11 Naast de betrokken partijen kunnen instanties of personen die geen partij zijn in een zaak een rol spelen bij het verstrekken van informatie.12 Dit wordt ‘amicus curiae’ genoemd.13 De informatie die derde partijen

verstrekken, kan dienen als aanvullende informatie, waardoor het HvJEU de juridische situatie beter kan beoordelen. Op deze manier wil Nidos ook haar standpunten naar voren brengen.14

In de prejudiciële vraag wordt gesteld of de toewijzing van asiel met terugwerkende kracht tot de aanvraagdatum als relevante peildatum dient te gelden voor de beoordeling van een mvv-aanvraag. Met andere woorden: is de aanvraagdatum van asiel het peilmoment? Om deze vraag te kunnen beantwoorden is het belangrijk om te weten onder welke feiten en omstandigheden in het vreemdelingenrecht, de peildatum met terugwerkende kracht wordt gehanteerd. Verder is het van belang om te weten welk peilmoment geldt voor de bepaling van de minderjarigheid van een vreemdeling. Is dit het moment van aankomst op

Nederlands grondgebied of het moment waarop de statushouder de aanvraag voor gezinshereniging indient?15 Derhalve is het van belang om in kaart te brengen hoe de rechtspraktijk zich in Nederland heeft ontwikkeld met betrekking tot amv’s die net meerderjarig zijn en gezinshereniging wensen. Tot slot is het belangrijk dat de

Gezinsherenigingsrichtlijn uitgebreid wordt behandeld om te kunnen achterhalen wat de achterliggende gedachte was van de Europese wetgever en hoe de implementatie van de gezinsherenigingrichtlijn in Nederland is verlopen.

§ 1.2 Doelstelling

De doelstelling van dit onderzoek is om in kaart te brengen welke argumenten Nidos in haar amicuscuriae-brief kan aandragen bij het HvJEU ter ondersteuning van haar standpunt. Het standpunt van Nidos is dat het moment van aankomst op het grondgebied van Nederland bepalend moet zijn voor de minderjarigheid van een amv. Nidos is een gezaghebbende instantie. Zij is namelijk de enige instelling die in Nederland door de rechtbanken als voogd wordt benoemd voor amv’s. De opvatting van Nidos kan invloed hebben op de geldende 11 ‘Prejudiciële beslissing’, www.europa-nu.nl(zoek op: prejudiciële beslissing).

12‘About Amicus Curiae at the European Court of Justice’,www.amicus-ecj.eu(zoek op: about amicus curiae

13Van den Eynde 2013, p. 272. 14 Loof, NJCM 2010, p. 14.

15 Lawyeragayev, ‘Minderjarige asielhouders & nareis van ouders’, 15 september 2016,

(10)

procedure, aangezien ze een deskundige is als het gaat om de belangenbehartiging van amv’s.16

CENTRALE VRAAG

De centrale vraag in dit onderzoek luidt: ‘Welke argumenten kan stichting Nidos aandragen in haar amicuscuriae-brief ten behoeve van de prejudiciële vraag bij het HvJEU over het recht op gezinshereniging van voormalige amv’s die meerderjarigheid hebben bereikt gedurende hun asielprocedure blijkens wet- en regelgeving, jurisprudentieonderzoek en interviews?’

DEELVRAGEN

Om de hoofdvraag te beantwoorden, zijn de volgende deelvragen opgesteld:

1. Hoe is in Nederland de gezinsherenigingsprocedure voor amv’s geregeld?

2. Wat zijn de afwegingen van verschillende rechtbanken vanaf 2015 tot heden met

betrekking tot mvv-aanvragen die worden ingediend door voormalig amv’s die gedurende hun asielprocedure meerderjarigheid bereiken blijkens

jurisprudentieonderzoek?

3. Onder welke feiten en omstandigheden wordt in het vreemdelingenrecht een

peildatum met terugwerkende kracht relevant geacht blijkens jurisprudentieonderzoek?

4. Hoe bepaalt het HvJEU de peildatum?

5. Welke meningen hebben toonaangevende experts in Nederland over de gestelde

prejudiciële vraag?

§ 1.3 Operationalisering begrippen

In dit onderzoek wordt gebruikgemaakt van de juridische term amicus curiae, die op

verschillende manieren kan worden geïnterpreteerd. Binnen dit onderzoek betekent amicus curiae een expertopinie van Nidos, ondersteund met juridische argumenten. Deze amicus curiae brief zal als ongevraagd advies naar het HVJEU worden gestuurd.

(11)

§ 1.4 Onderzoeksmethoden

Inleiding

Op 22 december 2016 werd mijn onderzoeksvoorstel goedgekeurd door mevrouw van Mierlo en de heer van Riel. Dit onderzoek wijkt op sommige punten af van mijn initiële voorstel. Nadat mijn voorstel werd goedgekeurd heb ik een aantal gesprekken gehad met de heer van Riel betreft de inhoud van mijn rapport. Allereerst vond de heer van Riel dat deelvraag 2 van het orginele voorstel niet meer noodzakkelijk. Derhavle heb ik deze deelvraag van mijn onderzoek geschrapt. Hierdoor heb ik 5 deelvragen overgehouden in plaats van 6. Ook wil ik u erop wijzen dat ik in mijn orginele voorstel vier deskundigen zou interviewen maar een aantal van de deskundigen die in het orginele voorstel staan vermeld schikte het niet om een interview te houden. Derhalve heb ik ter vervanging andere deskundigen benaderd voor een interview. Uiteindelijk heb ik vijf deskundigen geinterviewd. Ook deze wijzging was besproken met de heer van Riel. (alle wijzigingen in overleg aangepast< Mo hier kijken we

nog samen naar) Om te beginnen wijken de nummering van alle deelvragen af van het

orginele onderzoeksvoorstel die

THEORETISCHE DEELVRAAG

Onderzoeksmethode voor deelvraag 1

Deelvraag 1 luidt: ‘Hoe is de gezinsherenigingsprocedure in Nederland geregeld voor amv’s?’ Voor de beantwoording van deelvraag 1 is er gebruikgemaakt van wet- en regelgeving, literatuur- en bronnenonderzoek. De informatie is afkomstig van nationale overheidsinstanties, Europese instanties en gezaghebbende auteurs op het gebied van gezinsherenigingsrecht, om de betrouwbaarheid van het onderzoek te waarborgen. Er is een analyse uitgevoerd van de nationale wettelijke gronden van de gezinshereniging, zoals die zijn neergelegd in de Vreemdelingenwet 2000 en de invulling van die wetgeving in de Vreemdelingencirculaire 2000. Voorts is gekeken naar de memorie van toelichting van de Vreemdelingenwet en de omzetting van de Gezinsherenigingsrichtlijn in de Nederlandse regelgeving. Om de bedoeling van de Europese wetgever te achterhalen, is gebruikgemaakt van de richtsnoeren die de Europese Commissie op 3 april 2014 heeft gepubliceerd voor de interpretatie en toepassing van de EU-Gezinsherenigingsrichtlijn.

(12)

Onderzoeksmethode voor deelvraag 2

Deelvraag 2 luidt: ‘Wat zijn de afwegingen van verschillende rechtbanken vanaf 2015 tot heden met betrekking tot mvv-aanvragen die worden ingediend door voormalig amv’s die gedurende hun asielprocedure meerderjarigheid bereiken blijkens

jurisprudentieonderzoek?’ Voor de beantwoording van deelvraag 2 is er

jurisprudentieonderzoek gebruikt als onderzoeksmethode. In eerste instantie zouden er tien uitspraken worden onderzocht voor deze deelvraag. Echter bleken twee uitspraken niet te voldoen aan de beantwoording van deze deelvraag. Uiteindelijk zijn er acht uitspraken onderzocht om te achterhalen hoe de rechtbanken tot hun conclusies zijn gekomen. Om duidelijk inzicht te krijgen op de doorslaggevende feiten zijn de belangerijktse aspecten uiteengezet. De onderstaande topics zijn hiervoor gebruikt:

Allereerst is er gekeken of de vreemdeling minderjarig is of meerderjarig om te achterhalen op welke leeftijd de vreemdeling naar Nederland is gekomen. Vervolgens is er gekeken naar de aanvraagdatum/moment om in kaart te brengen wanneer de vreemdeling zijn mvv-aanvraag heeft ingediend. Voorts is er gekeken welke peilmoment de rechter relevant acht voor de beoordeling van een mvv-aanvraag. Tot slot is er gekeken naar de beoordeling van de rechter. Op deze manier zijn de doorslagevende argumenten per zaak in kaart gebracht. Er is gekozen voor deze methode, omdat hiermee de belangrijkste factoren naar voren worden gebracht. Om deze uitspraken te vinden zijn de volgende termen uit 2015 en 2016 op de website van de Raad van State en rechtspraak gefilterd: vreemdelingenrecht, mvv, nareis, asiel en meerderjarig. Voorts zijn alle uitspraken gelezen. De uitspraken die betrekking hadden op deze deelvraag zijn vervolgens geselecteerd.

Onderzoeksmethode voor deelvraag 3

Deelvraag 3 luidt: ‘Onder welke feiten en omstandigheden wordt in het vreemdelingenrecht een peildatum met terugwerkende kracht relevant geacht blijkens jurisprudentieonderzoek?’ In de prejudiciële vraag wordt gesteld of de toewijzing van asiel met terugwerkende kracht tot de aanvraagdatum als relevante peildatum dient te gelden voor de beoordeling van een mvv-aanvraag. Om deze vraag te kunnen beantwoorden is het van belang om te weten onder welke omstandigheden in het vreemdelingenrecht, de peildatum met terugwerkende kracht relevant wordt geacht. Voor de beantwoording van deelvraag 3 is

Minderjarige of

meerderjarige

Aanvraagdatum Relevante

(13)

jurisprudentieonderzoek gebruikt. Hiervoor zijn tien uitspraken onderzocht. Om duidelijk inzicht te krijgen op de feiten zijn de onderstaande topics zijn gebruikt:

Allereerst is er gekeken naar de oorzaak om te achterhalen wat de reden is voor het

hanteren van de terugwerkende kracht. Vervolgens is er gekeken naar de soort vergunning en aanvraagdatum. Omdat er sprake is van terugwerkende kracht is het van belang om in kaart te brengen bij welke vergunningen er sprake is van terugwerkende kracht in het vreemdelingenrecht. Voorts is er gekeken naar de aanvraagdatum en de datum van de verlening van de vergunning. Op deze manier wordt er in kaart gebracht naar welke datum er met terugwerkende kracht wordt gehanteerd. Tot slot wordt er gekeken naar de

beoordeling van de rechter. Op deze manier wordt er in kaart gebracht onder welke en feiten en omstandigheden er sprake is van terugwerkende kracht in het vreemdelingenrecht en welke peildatum hiervoor wordt gehanteerd. Er is gekozen voor deze methode, omdat hiermee de belangrijkste factoren naar voren worden gebracht. Om deze uitspraken te vinden zijn de volgende termen uit 2015 en 2016 op de website van de Raad van State en rechtspraak gefilterd: vreemdelingenrecht, mvv, nareis, asiel en meerderjarig. Voorts zijn alle uitspraken gelezen. De uitspraken die betrekking hadden op deze deelvraag zijn vervolgens geselecteerd. De uitspraken zijn ingedeeld op datum van oud naar de meest recente uitspraken

Onderzoeksmethode voor deelvraag 4

Deelvraag 4 luidt: ‘Hoe bepaalt het HvJEU de peildatum?’ Voor deelvraag 4 zijn de twee relevante arresten behandeld met betrekking tot gezinshereniging en peilmomenten. De volgende twee arresten zijn hiervoor gebruikt: het Chakroun-arrest en het Noorzia-arrest.17 In het Noorzia-arrest bepaalt het HvjEU de peildatum. Daarnaast wordt in dit arrest

besproken hoe er om dient te worden gegaan met de evenredigheidvereiste in het kader van een gezinshereniging. Ook het Chakroun-arrest is een relevante arrest voor dit onderzoek. Hoewel het in dit arrest niet specifiek om een peildatum gaat wordt er in dit arrest wel besproken hoe het HvJEU over de evenredeigheid van vereiste in het kader van een gezinsherenigin beslist. Deze twee arresten zijn belangerijk omdat er hieruit beginselen voortvloeien die relevant zijn voor dit onderzoek.

17Hvj EU 4 maart 2010, C-578/08, ECLI:EU:C:2010:117 (Chakroun/Nedrland) en Hvj EU 17 juli 2014, C-338/13, ECLI:EU:C:2014:2092 (Noorzia/Oostenrijk).

Oorzaak Soort vergunning en

(14)

Onderzoeksmethode voor deelvraag 5

Deelvraag 5 luidt: ‘Welke meningen hebben toonaangevende experts in Nederland over de gestelde prejudiciële vraag?’ Voor de beantwoording van deelvraag 5 zijn interviews gehouden met vijf experts in kinder-, jeugd- en migratierecht. Om de kwaliteit van het onderzoek te waarborgen, is gebruikgemaakt van deskundigen van verschillende universiteiten. De vragen die er zijn gesteld, hadden betrekking op de volgende topics: Prejudiciële vraag, rechterlijke toetsing in Nederland, relevante peildatum, het Nederlandse gezinsherenigingsbeleid en amicus curiae. De analyse van de interviews zijn verricht door elk interviewvraag in een tabel te zetten met daaronder de antwoorden van de geinterviewden. Hiermee wordt beoogd een duidelijk inzicht en vergelijking te geven van de geanalyseerde interviews. De uitwerkingen van de interviews en analyse van de interviews zijn in de bijlage opgenomen. Op deze manier zijn de bevindingen van het onderzoek te onderbouwen met informatie en argumenten van diverse betrouwbare bronnen. Hieronder wordt toegelicht waarom voor deze experts is gekozen.

Marc Dullaert, bestuursvoorzitter van de Stichting Kidsright

Dullaert is de eerste kinderombudsman van Nederland. In april 2011 is hij door de Tweede Kamer tot kinderombudsman benoemd. Hij heeft deze functie vervuld tot april 2016. Daarnaast is hij de oprichter van de Stichting KidsRights, een organisatie die wereldwijd kinderrechten behartigt. Dullaert is ook de initiator van de internationale kindervredesprijs.18 Ton Liefaard, hoogleraar Kinderrechten aan de Universiteit Leiden

Sinds 15 maart 2012 bekleedt prof. mr. Ton Liefaard de functie van UNICEF-hoogleraar. Daarnaast is hij plaatsvervangend (kinder) rechter bij de rechtbank in Amsterdam. Verder spreekt hij geregeld op expertmeetings van internationale organisaties, zoals

VN-organisaties, de Europese Commissie (EU) en de Raad van Europa.19

Hemme Battjes, hoogleraar Migratierecht aan de Vrije Universiteit van Amsterdam Battjes is hoogleraar Migratierecht en projectleider van het onderzoek ‘The relationship between time and identity in the context of family migration law’. Daarnaast publiceert Battjes geregeld stukken in Asiel- en Migrantenrecht, een vakblad voor advocaten, rechters en wetenschappers werkzaam in het migratierecht.20

18 ‘Marc Dullaert’, www.dekinderombudsman.nl (zoek op: MarcDullaert). 19 ‘Ton Liefaard’, www.universiteitleiden.nl (zoek op: Ton Liefaard).

(15)

Mark Klaassen, assistent-professor Immigratierecht aan de Universiteit Leiden

Klaassen heeft veelvuldig wetenschappelijke publicaties uitgebracht over gezinshereniging en minderjarige vreemdelingen. Daarnaast is hij coördinator van de vakken European Migration Law, Immigratierecht en docent in de Mastervakken Kind & Migratie en Migration and Children’s Rights.21

Moritz Baumgärtel, assistant-professor European and International Public Law aan de Universiteit Tilburg

Baumgärtel heeft wetenschappelijke publicaties uitgebracht over de mensenrechten van migranten in Europa. Daarnaast heeft hij deelgenomen aan enkele zaken voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) betreft de schendingen van artikel 8 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Momenteel is zijn onderzoek gericht op de bescherming en bevordering van humanitair recht, vooral in de context van migratie- en asielbeleid in Europa.22

§ 1.5 Leeswijzer

De opbouw van dit onderzoeksrapport is als volgt. Elk hoofdstuk eindigt met een conclusie waarin antwoord wordt geven op een deelvraag. In hoofdstuk 2 wordt de relevante literatuur van dit onderzoek besproken. In dit hoofdstuk worden de Gezinsherenigingsrichtlijn en het huidige Nederlandse gezinsherenigingsbeleid toegelicht. Vervolgens worden in hoofdstuk 3, 4, 5 en 6 de praktijkgerichte deelvragen behandeld. In hoofdstuk 3 wordt jurisprudentie uit 2015 en 2016 behandeld die betrekking heeft op vreemdelingen die na hun achttiende een asielstatus ontvangen en vervolgens een mvv-aanvraag indienen. De resultaten hiervan zijn opgenomen in bijlage II.In hoofdstuk 4 worden verschillende feiten en omstandigheden waarin een peildatum met terugwerkende kracht in het vreemdelingenrecht wordt

gehanteerd behandeld. Ook de resultaten hiervan worden in bijlage III getoond. In hoofdstuk 5 worden twee relevante arresten met betrekking tot gezinsherening behandeld. In

hoofdstuk 6 worden de belangrijkste resultaten uit de interviews met vijf experts op het gebied van kinderrechten en vreemdelingenrecht behandeld. De analyse en volledige 21 ‘Mark Klaassen’, www.universiteitleiden.nl (zoek op: Mark Klaassen).

22

‘Dr. M.G.N. Baumgärtel’, www.tilburguniversity.edu/nl (zoek op: Moritz Baumgärtel).

(16)

uitwerkingen van deze interviews zijn te vinden in bijlage IV tot en met IX. In hoofdstuk 7 wordt antwoord gegeven op de centrale vraag. Tot slot volgt een verantwoording over de bruikbaarheid van de resultaten en worden aanbevelingen gedaan aan Nidos.

HOOFDSTUK 2 Juridisch kader gezinshereniging

Inleiding

De Gezinsherenigingsrichtlijn is opgesteld om gemeenschappelijke basisbeginselen te creëren voor de lidstaten inzake de uitoefening van het recht op gezinshereniging door burgers die niet uit de EU komen (derdelanders).23 Hiermee schept deze richtlijn ook het recht op gezinshereniging voor vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijven.24 Dit onderzoek gaat over het recht van amv’s op gezinshereniging. Het is daarom van belang om de Gezinsherenigingsrichtlijn en het huidige gezinsherenigingsbeleid voor amv’s in

Nederland in kaart te brengen. Hiervoor is de volgende deelvraag geformuleerd: ‘Hoe is in Nederland de gezinsherenigingsprocedure voor amv’s geregeld?’

§ 2.1

Gezinsherenigingsrichtlijn

Op 22 september 2003 kwam de Raad van de EU met een nieuwe richtlijn (2003/86/EG, recht op gezinshereniging) en op 3 oktober 2003 trad deze richtlijn in werking.25 Het doel van deze richtlijn is om gemeenschappelijke regels voor gezinshereniging vast te leggen voor alle lidstaten. De lidstaten hebben de mogelijkheid om soepelere voorwaarden te hanteren in hun nationale regelgeving, maar een strenger beleid is niet toegestaan. Het doel van de richtlijn is om gezinsleden die in niet-EU-landen verblijven, toe te laten en zich met hen te herenigen die wettig in een EU-land verblijven. De bedoeling is om de eenheid van het gezin te behouden.26 Volgens de richtlijn komen in eerste instantie de echtgeno(o)t(e) van de gezinshereniger en minderjarige kinderen, met inbegrip van geadopteerde kinderen, 23 Stb. 2004, 496.

24 Art. 3 Richtlijn 2003/86/EG. 25 Bonjour 2009, p. 273. 26 Besluit Richtlijn 2003/86/EG.

(17)

in aanmerking voor gezinshereniging. Ook kan een lidstaat onder bepaalde voorwaarden hereniging met de volgende personen toestaan:

- bloedverwanten in de eerste graad in rechtstreeks opgaande lijn; - meerderjarige ongehuwde kinderen;

- ongehuwde levenspartners.27

In de mededeling van de EC wordt de beoordelingsmarge van lidstaten omschreven. De lidstaten kunnen beslissen om het recht op gezinshereniging verder uit te breiden. Hereniging geldt dan niet alleen met de echtgeno(o)t(e) en minderjarige kinderen, maar bijvoorbeeld ook met pleegkinderen. Zolang de richtlijn het toelaat, kan een lidstaat extra voorwaarden stellen aan het recht op gezinshereniging. De beoordelingsmarge van de lidstaten mag niet anders worden gebruikt dan de doelstelling van de

Gezinsherenigingsrichtlijn, namelijk het bevorderen van gezinshereniging. Verder is het noodzakelijk dat de richtlijn zo wordt geïnterpreteerd en uitgevoerd dat de standaarden van artikel 8 EVRM in acht worden genomen.28 In dit artikel is het recht op eerbiediging van privéleven, familie en gezinsleven vastgelegd. Het afwijzen van een

gezinsherenigingsaanvraag kan strijdig zijn met artikel 8 EVRM. Daarnaast wordt in de Gezinsherenigingsrichtlijn vermeld dat de grondrechten uit het Grondrechtenhandvest moeten worden gerespecteerd bij de implementatie ervan. Zo staat in artikel 24 van het Handvest dat ieder kind het recht heeft op regelmatig persoonlijke betrekkingen en rechtstreekse contacten met zijn ouders, tenzij dit tegen zijn belangen indruist.

De Gezinsherenigingsrichtlijn is van toepassing op derdelanders die legaal in een lidstaat verblijven in de zin van artikel 2 van de richtlijn en artikel 20 lid 1 van het VwEU.29 In artikel 3 van de richtlijn wordt omschreven dat een gezinshereniger een aanvraag voor

gezinshereniging mag indienen als hij in bezit is van een verblijfsvergunning asiel die langer dan een jaar geldig is. Verder omschrijft artikel 4 lid 1 van de richtlijn wie recht hebben op gezinshereniging. In elk geval hebben de echtgeno(o)t(e) en minderjarige kinderen recht op gezinshereniging. In artikel 5 lid 5 van de richtlijn staat vermeld dat rekening moet worden gehouden met de belangen van de kinderen bij gezinsherenigingverzoeken. Bovendien moet in geval van een afwijzing artikel 17 van de richtlijn in acht worden genomen. Hierin staat dat rekening moet worden gehouden met de hechtheid van een gezinsband30. In hoofdstuk 7 27 Art. 10 Richtlijn 2003/86/EG.

28 College voor de rechten van de Mens, Gezinnen gezien? 2014, p.16. 29 Van den Broeck 2014, p.42.

30 ‘Belang van het kind voorop bij gezinshereniging’, 17 april 2014, www.defenceforchildren.nl (zoek op: belang kind gezinshereniging).

(18)

van de kwalificatierichtlijn staan artikelen die betrekking hebben op amv’s. Deze artikelen zijn alleen van toepassing op amv’s met een vluchtelingenstatus, terwijl uit artikel 2, 20 en 22 van de Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) kan worden afgeleid dat geen onderscheid mag worden gemaakt tussen alleenstaande kinderen met en zonder vluchtelingenstatus. Amv’s hebben in alle gevallen recht op extra bescherming en

begeleiding bij gezinshereniging.31 Daarnaast geeft artikel 18 IVRK aan dat een lidstaat alles wat in haar vermogen ligt moet doen, om ervoor te zorgen dat beide ouders

verantwoordelijkheid dragen voor de opvoeding en ontwikkeling van het kind.

Ten slotte wordt in artikel 4 lid 5 van de richtlijn gesproken over de minimumleeftijd voor vreemdelingen die gezinshereniging wensen. Lidstaten kunnen eisen dat de minimumleeftijd 21 jaar is voor de hereniging van echtgenoten. Deze leeftijdsgrens wordt gehanteerd om gedwongen huwelijken tegen te gaan.32 Zelfs met deze leeftijdsvereiste moet een lidstaat bij elk verzoek naar de omstandigheden kijken en die individueel beoordelen; vooral wanneer er minderjarige kinderen in het spel zijn. De leeftijdsvereiste kan als referentiepunt dienen, maar mag niet als norm worden gehanteerd om alle verzoeken systematisch af te wijzen. Als een lidstaat een verzoek behandelt, dient naar verschillende factoren te worden gekeken en de leeftijdsvereiste is daar slechts één van. In de richtsnoer van de

Gezinsherenigingsrichtlijn wordt omschreven dat aan de minimumleeftijdsvereiste dient te worden voldaan op het moment dat een gezinshereniging plaatsvindt en niet op het moment waarop de aanvraag wordt ingediend. Daarnaast wordt in de richtsnoer vermeld dat er de mogelijkheid dient te zijn dat een verzoek kan worden ingediend voordat de minimumleeftijd is bereikt, omdat de behandeling van een verzoek maanden kan duren. Wel mogen de lidstaten de daadwerkelijke gezinshereniging uitstellen tot de leeftijd van 21 jaar is bereikt.33

§ 2.2

Omzetting Gezinsherenigingsrichtlijn in Nederland

Wanneer een richtlijn wordt omgezet in de nationale wetgeving, is sprake van

implementatie. Zowel in artikel 20 van de Gezinsherenigingsrichtlijn als in de richtlijn zelf wordt aangegeven binnen welk termijn een implementatie moet plaatsvinden. Een richtlijn dient tijdig te worden omgezet, anders start de Europese Commissie een inbreukprocedure 31 Art. 20 Richtlijn 2003/86/EG.

32 Scheers, MR 2004, p. 333.

33 Europese Commissie, Betreffende richtsnoeren voor de toepassing van Richtlijn 2003/86/EG inzake

(19)

tegen de lidstaat34. Op 8 oktober 2008 bracht de EC een verslag uit met een analyse van de omzetting van de Gezinsherenigingsrichtlijn. In dit verslag wordt melding gedaan van de onjuiste toepassing en omzetting van de richtlijn in verschillende landen.35

In Nederland is de Gezinsherenigingsrichtlijn omgezet in de nationale wetgeving door het Vreemdelingenbesluit te wijzigen. De Nederlandse wetgeving kwam op hoofdlijnen al overeen met de minimumnormen van de Gezinsherenigingsrichtlijn. De Nederlandse regering heeft in de implementatieprocedure het vreemdelingenbesluit op enkele punten gewijzigd en de toelatingsvoorwaarden voor gezinshereniging aangescherpt. De punten die zijn gewijzigd, hebben betrekking op vluchtelingen, inclusief amv’s, die de mogelijkheid hebben gekregen tot gezinshereniging.36

Lidstaten dienen op grond van de richtlijn gezinshereniging toe te kennen aan leden van een kerngezin als aan de procedurele voorwaarden is voldaan. Volgens de richtlijn zijn leden van een kerngezin minderjarige kinderen en de echtgeno(o)t(e). Ook kunnen lidstaten op grond van de facultatieve bepalingen van de richtlijn andere leden van een kerngezin toelaten, zoals ouders, ongehuwde meerderjarige kinderen, partners of kinderen van een voormalige partner37. In Nederland zijn er wel regels voor de toelating van meerderjarige kinderen. Deze bepalingen zijn onderdeel van de verruimde gezinsherenigingsbeleid.38 Dit beleid is in lijn met de facultatieve bepaling opgenomen in de richtlijn onder artikel 4 lid 2. Hierin staat dat lidstaten toestemming kunnen verlenen aan bloedverwanten van de eerste graad. Naast de verruiming voor ouders die hereniging willen met meerderjarige kinderen, beperkt

Nederland zich met gezinshereniging tot de genoemde gezinsleden in artikel 29 lid 2 van de Vw 2000.

gh

§ 2.3

Huidige gezinsherenigingsbeleid

Uit de kinderrechtenmonitor van 2013 blijkt dat de belangen van kinderen naast de belangen van de staat behartigd dienen te worden.39 Als er een beleid wordt uitgevoerd, moet rekening worden gehouden met de rechten van kinderen. In 2013 concludeerde de Kinderombudsman dat het vreemdelingenbeleid en de wet- en regelgeving niet voldoende werden getoetst aan het IVRK. Ook concludeert het College voor de Rechten van de Mens 34 Art. 285 VwEU.

35 Europese Commissie, Betreffende de toepassing van Richtlijn 2003/86/EG inzake

het recht op gezinshereniging, 2008.

36 Stb. 2004, 496

37 Europese Migratie Netwerk, Gezinshereniging, 2007, p. 12. 38 Kamerstukken II 2016/17, 19637, 2237, p.10.

(20)

(CVRM) in zijn onderzoek ‘Gezinnen gezien’ in 2014 dat het recht op gezinshereniging in Nederland te streng wordt gehanteerd.40 In Nederland worden onnodige barrières

opgeworpen voor mensen met een gezinsherenigingsverzoek. Volgens Defence for Children houdt het huidige beleid onvoldoende rekening met de bijzondere kwetsbaarheid van amv’s.41

Volgens de EC maakt het Europese recht geen onderscheid tussen asiel en regulier voor wat betreft de toetsing aan artikel 8 EVRM.42 Echter wordt in het huidige gezinsherenigingsbeleid in Nederland een onderscheid gemaakt tussen nareisprocedure (asiel) en een reguliere gezinsherenigingsprocedure. Bij nareis (asiel) dient een mvv-aanvraag binnen drie maanden na de vergunningverlening te worden ingediend. De vluchteling die in bezit is gesteld van een asielvergunning heeft dan de mogelijkheid om zijn gezin naar Nederland te halen. Het voordeel van gezinshereniging in de asielprocedure is dat er minder strenge eisen gelden om het gezin over te laten komen. Zo wordt er geen middelenvereiste of

inburgeringsvereiste gesteld zoals bij de reguliere gezinsherenigingsprocedure wel het geval is. Deze gunstige regeling is bedoeld om een gezin dat tijdelijk is ontwricht door de vlucht van een of meer gezinsleden, in staat te stellen de gezinsband zo snel mogelijk te

herstellen.43 Indien niet binnen die drie maanden een mvv-aanvraag wordt ingediend, of wanneer niet aan de overige voorwaarden van artikel 29, lid 1, onder e en f Vw2000 wordt voldaan, is onder het huidige recht het reguliere beleid inzake gezinshereniging van toepassing.

De wetgeving in Nederland biedt amv’s in bezit van een asielstatus de mogelijkheid zich te herenigen met gezinsleden. De IND heeft vastgesteld dat er sprake moet zijn van gegronde vrees om in het land van herkomst vervolgd te worden of vrees voor de schending van artikel 3 uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, waardoor zij niet kunnen terugkeren naar hun gezinsleden.44 De volgende gezinsleden komen in aanmerking voor een gezinshereniging bij amv’s:

- ouders;

- minderjarige broertjes en/of zusjes die feitelijk tot het gezin behoren.

40 College voor de Rechten van de Mens, Gezinnen gezien?, 2014.

41 ‘Alleenstaande minderjarige vreemdelingen’, www.defenceforchildren.nl (zoek op: dossiers alleenstaande minderjarige).

42 http://acvz.org/wp-content/uploads/2015/04/31-10-2014_ACVZ_Advies_41.pdf

43 https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/31549/kst-31549-M?resultIndex=7&sorttype=1&sortorder=4

(21)

Om in aanmerking te kunnen komen voor nareis moet een vreemdeling aan een aantal criteria voldoen. In de Vreemdelingenwet 2000 en Vreemdelingencirculaire staat beschreven dat gezinsleden van asielstatushouders toegelaten worden als:

- de aanvraag binnen drie maanden is ingediend nadat aan de hoofdpersoon een asielvergunning is verleend;

- er sprake is van een feitelijk gezinsband;

- de gezinsband in het land van herkomst is ontstaan; - de gezinsleden dezelfde nationaliteit hebben45.

Een amv die met zijn gezin wil worden herenigd, moet een mvv-aanvraag indienen bij de IND. Daarvoor moet hij in bezit zijn van een verblijfsvergunning bepaalde tijd asiel op grond van artikel 29 lid 1 sub a of b Vreemdelingenwet. Daarnaast moet een mvv-aanvraag binnen drie maanden na statusverlening zijn ingediend bij de IND. De IND kijkt vervolgens bij een gezinsherenigingsverzoek naar de leeftijd van een amv nadat de asielbeschikking is verleend46. Op deze manier toetst de IND de minderjarigheid van een amv. Een amv mag dus op het moment van zijn aanvraag nog geen achttien jaar zijn. Voorts is de hereniging alleen mogelijk met de ouder(s) van de amv. Minderjarige broertjes en zusjes kunnen op grond van artikel 8 EVRM hereniging met het gezin aanvragen. Het doel van het nareisbeleid is dat het feitelijke gezinsverband zoals die was in het herkomstland wordt hersteld47.

In de afgelopen jaren is het beleid voor nareizigers een aantal keren gewijzigd. Een van de wijzigingen gold ten aanzien van de hereniging van ouders met meerderjarige kinderen, namelijk de beoordeling van hun feitelijke gezinsband48. Sinds 8 september 2016 geldt een nieuw beleid voor meerderjarige kinderen. Een nareisaanvraag door ouders voor

meerderjarige kinderen werd voorheen alleen op grond van een uitzondering toegekend, zoals gezondheidsproblemen. Meerderjarige kinderen tot ongeveer 25 jaar kunnen nu met hun ouders worden herenigd, als de feitelijke gezinsband met de ouders in het land van herkomst intact was.49 De feitelijke gezinsband is nu leidend geworden, in plaats van de leeftijd van een kind.

Het uitgangspunt voor de feitelijke gezinsband is dat een kind in het land van herkomst nog bij zijn gezin hoorde. Ook moeten de gezinsleden bij de aanvraag van een asielprocedure worden genoemd door de hoofdpersoon.50 Vervolgens kan de gezinssituatie voor het vertrek 45 Art. 29 Vw 2000.

46 Art. 29 Vw 2000.

47Strik e.a., A&MR 2012, p. 466.

48 Stcrt. 2015, 22872. 49 Stcrt. 2016, 46741.

(22)

van de hoofdpersoon uit het land van herkomst als peilmoment worden genomen voor de beoordeling van de feitelijke gezinsband. De gezinsband wordt als verbroken beschouwd als een kind zelfstandig is gaan wonen, een eigen gezin heeft gevormd of is opgenomen in een ander gezin. Staatssecretaris Teeven heeft deze beleidswijzing uitgevaardigd nadat het CVRM hem had opgeroepen de Gezinsherenigingsrichtlijn juist toe te passen. Jonge vrouwen van achttien jaar en ouder uit Syrië kwamen eerder niet in aanmerking voor

gezinshereniging en werden achtergelaten in vluchtelingenkampen51. Zij liepen het risico seksueel te worden misbruikt. Volgens het CVRM negeerde staatssecretaris Teeven voor de invoering van het nieuwe beleid de Gezinsherenigingsrichtlijn, waarin staat dat bij een gezinsherenigingsverzoek alle persoonlijke feiten en omstandigheden van een gezin moeten worden meegenomen in de beslissing.

In de huidige situatie is het uitgangspunt van de IND een familie- en gezinsleven zoals het in artikel 8 van het EVRM staat, zonder de vereiste dat sprake is van meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie bij meerderjarige kinderen.52 De Kinderombudsman juicht deze ontwikkeling in haar rapport van 2016 toe, maar constateert tegelijkertijd dat voor de omgekeerde situatie, waarbij een amv die net meerderjarig wordt en hereniging wenst met zijn ouders die niet in Nederland verblijven, het beleid ongewijzigd blijft. De verlengde beslistermijn van een asielprocedure heeft ingrijpende gevolgen voor de mogelijkheden voor gezinshereniging voor een amv.53

§ 2.4 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de Europese wetgever de lidstaten ruimte heeft gegeven om af te wijken van de algemene regel om de eenheid van een gezin te behouden. Afwijkingen mogen echter de doelstellingen van de Gezinsherenigingsrichtlijn niet in gevaar brengen. Ook blijkt uit de richtsnoeren waarin de minimumleeftijdsvereiste voor gezinshereniging wordt omschreven, dat de Europese wetgever de lidstaten de ruimte heeft gegeven om een aanvraag vroegtijdig in te dienen totdat de vereiste leeftijd is bereikt.54

51 ‘Nederland moet achtergebleven Syrische dochters toelaten’, 12 januari 2015,

www.mensenrechten.nl (zoek op: Syrische dochters toelaten).

52 ‘Mogelijkheden gezinshereniging met meerderjarige kinderen verruimd’, 14 september 2016, www.mvv-gezinshereniging.nl (zoek op: meerderjarige kinderen verruimd).

53 Kinderombudsman, Wachten op je toekomst, 2016, p. 32.

54 Europese Commissie, Betreffende richtsnoeren voor de toepassing van Richtlijn 2003/86/EG inzake

(23)

Een amv kan een gezinsherenigingsaanvraag indienen als hij in bezit is van een verblijfsvergunning bepaalde tijd asiel op grond van artikel 29 lid 1 sub a of b Vreemdelingenwet. Daarnaast beperkt de gezinshereniging voor amv’s zich tot de

genoemde gezinsleden in artikel 29 lid 2 van de Vw 2000. Lidstaten kunnen echter op grond van een facultatieve bepaling van de richtlijn, namelijk artikel 4 lid 2, andere leden van een kerngezin toelaten, zoals ouders, ongehuwde meerderjarige kinderen, partners of kinderen van een voormalige partner. Sinds 2016 heeft Nederland een nieuw beleid voor ouders die hereniging wensen met meerderjarige kinderen. Er wordt dan gekeken naar de

gezinssituatie ten tijde van het vertrek en of het kind in het land van herkomst nog bij zijn gezin hoorde. Indien de hoofdpersoon gedurende de asielprocedure de gezinsleden heeft genoemd wordt de gezinssituatie ten tijde van het vertrek als peilmoment genomen voor de beoordeling van de feitelijke gezinsband.55 Echter is er nog geen beleid voor een omgekeerd scenario, waarin net meerderjarige kinderen gezinshereniging kunnen aanvragen met ouders.

Tot slot blijkt uit informatie afkomstig van verschillende kinderrechtenorganisaties dat het gezinsherenigingsbeleid in Nederland onvoldoende rekening houdt met de bijzondere kwetsbaarheid van amv’s. Voetnoot waaruit blijkt dit

(24)

HOOFDSTUK 3 Ontwikkelingen van ex-amv’s met mvv-aanvragen

Inleiding

In het vorige hoofdstuk zijn de wettelijke gronden voor gezinshereniging van een

vreemdeling in kaart gebracht. Gezinshereniging is een fundamenteel recht, maar niet in alle gevallen afdwingbaar. Zo blijkt uit de wet dat een vreemdeling in het bezit moet zijn van een asielstatus voordat een gezinsherenigingsverzoek kan worden ingediend. In dit

hoofdstuk wordt besproken hoe de gezinsherenigingsprocedure voor amv’s die meerderjarig worden en gezinshereniging wensen zich heeft ontwikkeld. Dit is gedaan door middel van een jurisprudentieanalyse. De bevindingen van de jurisprudentieanalyse zijn in tabellen verwerkt en in bijlage IIopgenomen. Voor dit hoofdstuk is de volgende deelvraag

geformuleerd: ‘Wat zijn de afwegingen van verschillende rechtbanken vanaf 2015 tot heden met betrekking tot mvv-aanvragen die worden ingediend door voormalig amv’s die

gedurende hun asielprocedure meerderjarigheid bereiken blijkens jurisprudentieonderzoek’

§ 3.1

Resultaten van het jurisprudentieonderzoek

Is sprake van minderjarige of meerderjarige vreemdeling?

In de eerste twee zaken is het onbekend of de eiseres minderjarig of meerderjarig waren bij hun aankomst in Nederland. In zaak 3 was de eiser bij zijn aankomst in Nederland al

meerderjarig. In de rest van de zaken waren de eisers minderjarig bij hun aankomst in Nederland.

(25)

In alle zaken hebben de eisers hun mvv-aanvraag ingediend op meerderjarige leeftijd.

Relevante peilmoment

In 2015 werd er verschillend over de peilmomenten geoordeeld. In zaken 1 en 2 stelden de rechtbanken dat de leeftijd ten tijde van de mvv-aanvraag relevant is voor de beoordeling van een aanvraag. Daarnaast stelden rechtbanken dat de eisers door hun meederjarigheid ten tijde van de mvv-aanvraag niet aan te merken zijn als gezinsleden zoals bedoeld in artikel 4 lid 1 van de Gezinsherenigingsrichtlijn. In zaak 3 oordeelde de rechtbank dat er voor de beoordeling van de mvv-aanvraag dient te worden gekeken naar de leeftijd op de datum dat (betrokkene) Nederland betrad. De rechtbank beargumenteerd dit door te verwijzen naar een verblijfsvergunning asiel die verleend wordt aan gezinsleden, indien deze op het tijdstip van binnenkomst van de referent in Nederland, behoorden tot zijn gezin. Hieruit blijkt dat de leeftijd van de eiser dient te worden vastgesteld naar dat peilmoment. Voorts oordeelt de

Afdeling in 2015 in zaak 4 en 5 dat artikel 2, aanhef en onder f, van de Richtlijn uitgaat van de minderjarigheid van de referent. Daarom is de leeftijd ten tijde van de mvv-aanvraag een relevante peilmoment voor beoordeling daarvan. <niet geod geformuleerd

In 2016 stellen de rechtbanken in zaak 6 en 7 dat de leeftijd van de vreemdeling op het moment van aankomst op het grondgebied van de lidstaat een relevante peilmoment voor de beoordeling van een mvv-aanvraag is. In zaak 8 twijfelt de rechtbank over het

peilmoment door de verschillende conclusies van de rechtbanken en vindt een prejudiciële vraag nodig.

Beoordeling

De eerste twee uitspraken werden ongegrond verklaard, omdat de eisers ten tijde van de gezinsherenigingsaanvraag meerderjarigheid hadden bereikt.56 In zaak 3 werd het beroep ongegrond verklaard, omdat de vreemdeling net meerderjarig werd ten tijde van zijn aankomst in Nederland. In de zaken 4 en 5 werd het beroep door de Afdeling ongegrond verklaard, omdat de eisers ten tijde van de aanvraag meerderjarig waren. In de zaken 6 en 7 werd het beroep gegrond verklaard omdat de rechtbanken van mening waren dat de leeftijd op het moment van aankomst in Nederland bepalend is voor de beoordeling van de

minderjarigheid.57 In zaak 8 besloot de rechtbank een prejudiciële vraag stellen aan het HvJEU.

56 Rb. Den Haag (zittingsplaats Utrecht) 3 maart 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:8863 en Rb. Den Haag (zittingsplaats Roermond)16 juli 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:8210, Zie bijlage I.

57 Rb. Den Haag (zittingsplaats Rotterdam)16 augustus 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:9985, Zie bijlage II.

(26)

Opvallend is dat de Afdeling in de zaken 4 en 5 een nadere invulling geeft aan het begrip 'alleenstaande minderjarige'. Hoewel het begrip 'alleenstaande minderjarige' uit artikel 2 sub f van de Gezinsherenigingsrichtlijn in beginsel uitgaat van het moment van aankomst op het grondgebied van een lidstaat, is de Afdeling van mening dat latere relevante

gebeurtenissen ertoe kunnen leiden dat jonge vreemdelingen alsnog buiten het toepassingsbereik van dit artikel vallen. De Afdeling onderbouwt dit door naar de

Gezinsherenigingsrichtlijn te wijzen die zelf uitzonderingen maakt op het uitgangspunt van het moment van binnenkomst in Nederland. Het betreft de volgende uitzonderingen:

- een minderjarige die bij aankomst op het grondgebied van een lidstaat wel wordt begeleid door een verantwoordelijke volwassene, maar vervolgens zonder

begeleiding wordt achtergelaten;

- Een minderjarige die zonder begeleiding aankomt op het grondgebied van een lidstaat, maar vervolgens wel onder de hoede van een verantwoordelijke volwassene komt te staan.

De Afdeling oordeelt dat ook andere gebeurtenissen relevant kunnen zijn die niet in de Gezinsherenigingsrichtlijn genoemd zijn, zoals het bereiken van de meerderjarigheid of de toevoeging van een ouder of voogd aan de vreemdeling.

In de zaken 6 en 7 zijn de rechtbanken van mening dat artikel 2 sub f van de

Gezinsherenigingsrichtlijn slechts twee uitzonderingen kent op het uitgangspunt van het moment van binnenkomst in Nederland.58 Buiten deze twee genoemde uitzonderingen kunnen andere omstandigheden, zoals het bereiken van de meerderjarige leeftijd na aankomst in Nederland, niet van belang zijn. Daarnaast blijkt uit zaak 6 dat er in de

Gezinsherenigingsrichtlijn en richtsnoeren geen aanwijzingen te vinden zijn die de analyse van de Afdeling over het begrip ‘alleenstaande minderjarige’ ondersteunen. In zaak 7 verwijst de rechtbank naar artikel 29 lid 2 van de Vw 2000. In dit artikel wordt naar de mogelijkheid verwezen voor gezinsleden om na te reizen als zij deel uitmaakten van het gezin van de amv tot aan de aankomst van de minderjarige in Nederland. Hiermee wordt niet verwezen naar de datum waarop de mvv-aanvraag is ingediend, maar naar de datum van aankomst in een lidstaat.

In zaak 8 deed de rechtbank een relevante toevoeging en werd er verwezen naar het feit dat de IND een asielvergunning heeft verleend aan de amv op het moment dat hij meerderjarig werd. De verblijfsvergunning trad echter met terugwerkende kracht in naar de datum van de asielaanvraag.

(27)

§ 3.3 Conclusie

Uit de jurisprudentieanalyse blijkt door de verschillende conclusies van de rechtbanken het stellen van een prejudiciële vraag over de toepassingsbereik van de ‘alleenstaande

minderjarige’ in de zin van artikel 2 sub f van de Gezinsherenigingsrichtlijn nodig was.59 De Afdeling is van mening dat de leeftijd op de dag van de aanvraag bepalend is voor de beoordeling van de minderjarigheid van een vreemdeling, terwijl de lagere rechters zelfs na de jurisprudentie van de Afdeling van mening zijn dat de leeftijd bij binnenkomst van een lidstaat bepalend is voor de aanvraag bij gezinsherening. De Afdeling oordeelt dat de

omstandigheden die zich voordoen na aankomst in Nederland ervoor kunnen zorgen dat een vreemdeling buiten het toepassingsbereik van het begrip ‘alleenstaande minderjarige’ valt. Volgens de Afdeling valt onder die omstandigheden ook het bereiken van meerderjarigheid. Uit de redenering van de Afdeling blijkt dat een vreemdeling, zodra hij in bezit is van een asielstatus en achttien jaar wordt, niet meer binnen het toepassingsbereik van de

Gezinsherenigingsrichtlijn valt. Volgens deze redenering vallen vreemdelingen die op hun zestiende of zeventiende naar Nederland zijn gevlucht en pas op achttienjarige leeftijd een asielstatus ontvangen buiten de regeling. Opvallend is dat er in zaak 3 in 2015 het beroep ongegrond werd verklaard, omdat de vreemdeling net meerderjarig was ten tijde van zijn aankomst in Nederland. In deze zaak stelde de rechtbank dat de leeftijd bij aankomst in Nederland een relevante peilmoment is voor de beoordeling van een mvv-aanvraag. Zoals de rechtbanken in de zaken 3, 6 en 7 stellen, dient de leeftijd op het moment van aankomst bepalend te zijn.60 Zij zijn van mening dat artikel 29 lid 2 van de Vw 2000 naar de mogelijkheid verwijst voor gezinsleden om na te reizen indien de gezinsleden deel

uitmaakten van het gezin van de amv tot zijn aankomst in Nederland. De rechtbanken zijn van mening dat hiermee wordt aangeduid dat de leeftijd van een vreemdeling bij zijn aankomst in Nederland leidend is voor de gezinsherenigingsaanvraag.

59 Richtlijn 2003/86/EG.

60 Rb. Den Haag 26 april 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:4713 en Rb. Den Haag 16 augustus 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:9985, Zie bijlage II.

(28)

HOOFDSTUK 4 Resultaten jurisprudentieonderzoek terugwerkende kracht

Inleiding

In dit hoofdstuk worden de resultaten uit de jurisprudentieanalyse behandeld. De resultaten zijn opgenomen in bijlage I. In de prejudiciële vraag is sprake van terugwerkende kracht tot de aanvraagdatum van asiel. Omdat de aanvraagdatum van asiel als peilmoment wordt genomen is de volgende deelvraag geformuleerd: ‘Onder welke feiten en omstandigheden wordt in het vreemdelingenrecht een peildatum met terugwerkende kracht relevant geacht blijkens jurisprudentieonderzoek?’

§ 4.1

Resultaten van het jurisprudentieonderzoek

Oorzaak

Uit de analyse van de jurisprudentie blijkt dat de zaken 1, 2 en 3 betrekking hebben op asiel en gezinshereniging. In deze zaken zijn de vreemdelingen begonnen met een

gezinsherenigingsprocedure. Gedurende hun procedures blijkt dat de vreemdelingen informatie hebben achtergehouden of gegevens hebben verstrekt die niet overeenkomen met de informatie die ze hebben verstrekt tijdens hun asielprocedure.61

De zaken 4, 5, 6 zijn alleen asielgerelateerd. In deze zaken hebben de vreemdelingen tijdens hun asielaanvraag onjuiste gegevens verstrekt en gegevens achtergehouden.62

In zaak 7 gaat het om de beëindiging van het categoriale beschermingsbeleid in Ivoorkust van een voormalige amv. Een categoriale bescherming is bedoeld voor vreemdelingen die uit een plaats komen waar de algemene situatie zo slecht is dat ze daardoor in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning totdat de situatie in het land van herkomst hersteld is. Daarnaast bleek dat de vreemdeling ten tijde van de vergunningverlening in aanmerking kon komen voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als amv.63

Tot slot zijn de zaken 8, 9 en 10 arbeidsgerelateerd. In deze zaken gaat het om vreemdelingen die in Nederland mogen blijven in verband met werk. Zij worden

61 Rb. Den Haag (zittingsplaats ’s-Hertogenbosch) 29 september 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:11687, Rb. Den Haag (zittingsplaats Utrecht) 25 mei 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:5943 en Rb. Den Haag (zittingsplaats Amsterdam) 26 februari 2014 ,ECLI:NL:RBDHA:2014:10002.

62 ABRvS 14 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1766, Rb. Den haag (zittingsplaats Utrecht) 24 november 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:16367 en Rb. Noord-Nederland (zittingsplaats Groningen) 12 oktober 2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:6446.

(29)

kennismigranten genoemd. Ook in deze zaken is sprake van het opzettelijk verstrekken van onjuiste informatie of het verzwijgen van relevante informatie.

Soort vergunning

In de zaken 2, 3, 5, 6 en 7 is een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 29 Vw 2000. In de zaken 8, 9 en 10 zijn vergunningen voor verblijf aan kennismigranten verleend. In zaak 1 en 4 is niet bekend wat voor soort vergunningen zijn verleend. Wel is bekend dat ze voor bepaalde tijd zijn verleend.

Datum aanvraag en verlening vergunning

In zaak 5 en 6 zijn de aanvraagdata van de asielvergunningen vermeld. In alle andere zaken zijn de aanvraagdata van de vergunningen niet vermeld, maar wel de datum waarop de vergunningen zijn verleend. Uit de jurisprudentieanalyse blijkt dat de data waarop de vergunningen zijn verleend en de data waarop de vergunningen zijn ingegaan niet

overeenkomen. De aanvraagdata in zaak 5 en 6 blijken gelijk te zijn aan de ingangsdatum van de vergunning. Hieruit kan worden afgeleid dat de aanvraagdatum gelijk kan worden gesteld aan de ingangsdatum van de asielvergunning.64

Relevante beoordeling

In zaak 7 is de vergunning van een voormalige amv ingetrokken met terugwerkende kracht tot aan de dag van de beëindiging categoriale bescherming. Hoewel de vreemdeling

inmiddels meerderjarig is, dient te worden onderzocht of hij in aanmerking behoort te komen voor een reguliere vergunning onder de beperking ‘voortgezet verblijf’. In alle andere zaken zijn de vergunningen met terugwerkende kracht ingetrokken tot aan de ingangsdatums van de vergunning wegens:

- het achterhouden van informatie tijdens het asielrelaas;

- het verstrekken van onjuiste gegevens in het asielrelaas, wat later naar voren is gekomen in de gezinsherenigingprocedure;

- niet voldoen aan het looncriterium voor kennismigranten voor verblijf.

§ 4.2 Conclusie

(30)

In de jurisprudentieanalyse valt op dat de ingangsdatum van een verleende vergunning gelijk is aan de aanvraagdatum van een vergunning. Daarnaast wordt een

verblijfsvergunning met terugwerkende kracht ingetrokken tot aan de ingangsdatum, oftewel aanvraagdatum, indien een vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt of gegevens heeft achtergehouden die tot de afwijzing van de oorspronkelijk aanvraag konden hebben geleid.65 Verder blijkt uit een zaak waarin sprake was van beëindiging van de

categoriale bescherming van een voormalige amv, dat ook hij het recht had om een

aanvraag te doen van een reguliere vergunning onder de beperking ‘voortgezet verblijf’ als amv. Ook al was de vreemdeling inmiddels meerderjarig, de rechter oordeelt alsnog dat het van belang is om te onderzoeken of de vreemdeling in aanmerking behoort te komen voor een reguliere vergunning onder de beperking ‘voortgezet verblijf’. Dit komt doordat hij in zijn tijd als minderjarige geen aanvraag heeft kunnen doen van deze vergunning die speciaal bedoeld is voor amv’s.66

Uit bovenstaande informatie valt te concluderen dat de aanvraagdatum van asiel een belangrijk peilmoment is in het vreemdelingenrecht voor de beoordeling van verschillende gevallen. Zo blijkt dat zowel voor de intrekking van een asielvergunning als voor de

verlening ervan de aanvraagdatum wordt gehanteerd voor de werking van terugwerkende kracht. Daarnaast blijkt dat een inmiddels meerderjarige vreemdeling die als amv geen aanvraag heeft kunnen doen van een vergunning die speciaal bedoeld is voor amv’s, alsnog de kans dient te krijgen om die vergunning aan te vragen. Gelet op de bovenstaande

informatie dient bij de beoordeling van een gezinsherenigingsaanvraag als peildatum de leeftijd te gelden, waarop een vreemdeling zijn asielaanvraag doet.

HOOFDSTUK 5 Chakroun-arrest en Noorzia-arrest

Inleiding

In dit hoofdstuk worden twee belangrijke arresten besproken. Dit komt doordat deze arresten betrekking hebben op gezinshereniging en het hanteren van een peildatum. Aangezien in de 65 Bijlage I.

(31)

prejudiciële vraag sprake is van gezinshereniging en een peildatum, is het van belang om te weten welke punten uit deze twee arresten kunnen worden meegenomen voor de huidige procedure. De volgende deelvraag is hiervoor geformuleerd: ‘Hoe bepaalt het HvJEU de peildatum?’

§ 5.1

Analyse arresten

Op 4 maart 2010 komt het HvJEU in zijn Chakroun-arrest tot een oordeel dat gevolgen heeft voor het Nederlandse beleid voor gezinshereniging.67 In deze zaak gaat het om een

vreemdeling die in bezit is van een geldige verblijfsvergunning en een

gezinsherenigingsverzoek heeft gedaan. De IND wijst het verzoek af omdat de vreemdeling op de dag van de aanvraag niet voldeed aan de middelenvereiste, een loon van minimaal €1621 bruto per maand. In artikel 7 lid 1 onder c van de Gezinsherenigingsrichtlijn staat het volgende vermeld:

Bij de indiening van het verzoek tot gezinshereniging kan de betrokken lidstaat de persoon die het verzoek heeft ingediend, verzoeken het bewijs te leveren dat de gezinshereniger beschikt over stabiele en regelmatige inkomsten die volstaan om hemzelf en zijn gezinsleden te onderhouden, zonder een beroep te doen op het stelsel voor sociale bijstand van de betrokken lidstaat. De lidstaten beoordelen daartoe de aard en de regelmaat van deze inkomsten en kunnen rekening houden met de nationale minimumlonen en pensioenen, evenals met het aantal gezinsleden. Het HvJEU oordeelt in deze zaak dat artikel 7 van de Gezinsherenigingsrichtlijn strikt

gehanteerd dient te worden. Een lidstaat mag met haar beoordelingsmarge geen afbreuk doen aan het doel van de Gezinsherenigingsrichtlijn, namelijk het bevorderen van de gezinshereniging. Het HvJEU benadrukt in zijn arrest dat de beginselen van artikel 8 EVRM en het Handvest door de Gezinsherenigingsrichtlijn moeten worden gerespecteerd en dat hiermee bij iedere interpretatie rekening moet worden gehouden. Een lidstaat mag dus geen minimumbedrag hanteren voor een gezinsherenigingsverzoek dat hoger uitvalt dan het wettelijke minimumloon, waardoor gezinshereniging onmogelijk wordt gemaakt. Bij elk verzoek om gezinshereniging moet worden gekeken naar de individuele omstandigheden voordat een beslissing wordt genomen.

Op 17 juli 2014 volgt een belangrijk arrest van het HvJEU aangaande gezinshereniging, namelijk het Noorzia-arrest. In deze zaak gaat het om een vreemdeling in Oostenrijk die niet voldoet aan de leeftijdsvereiste voor gezinshereniging. Volgens de regelgeving in Oostenrijk 67 HvJ EU 4 maart 2010, C-578/08, ECLI:EU:C:2010:117 (Chakroun/ Nederland).

(32)

dienen echtgenoten op het moment van de gezinsherenigingsaanvraag al de leeftijd van 21 jaar te hebben bereikt, anders wordt de aanvraag afgewezen.68 De vreemdeling was op het moment van aanvraag echter nog geen 21 jaar. In artikel 4 lid 5 van de

Gezinsherenigingsrichtlijn staat vermeld:

Met het oog op een betere integratie en teneinde gedwongen huwelijken te

voorkomen, kunnen de lidstaten eisen dat de gezinshereniger en zijn echtgenote een minimumleeftijd hebben, en ten hoogste de leeftijd van 21 jaar hebben, alvorens de echtgenote zich bij hem kan voegen.

Het HvJEU oordeelt in deze zaak dat de regelgeving van Oostenrijk niet in strijd is met de gezinsherenigingrichtlijn omdat de leeftijdsvereiste van 21 jaar past bij het doel om

gedwongen huwelijken tegen te gaan. Op de leeftijd van 21 jaar wordt een persoon geacht volwassen genoeg te zijn en zich minder snel te laten dwingen tot een huwelijk. Daarnaast oordeelt het HvJEU dat één uitgangspunt moet worden gehanteerd voor de beoordelingen van een aanvraag, zodat alle aanvragen op een gelijke wijze worden behandeld. Door de aanvraagdatum te hanteren voor de beoordeling van de leeftijd worden alle aanvragen op gelijke wijze behandeld. Ook wordt door deze leeftijdsvereiste geen afbreuk gedaan aan het doel van de richtlijn en het recht op gezinshereniging wordt niet onmogelijk gemaakt door het hanteren van de aanvraagdatum. In deze zaak is de aanvraag van de vreemdeling die nog geen 21 jaar was op de aanvraagdatum afgewezen. De vreemdeling mag wel opnieuw een aanvraag indienen op het moment dat ze de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt.

§ 5.2 Conclusie

Uit de bovenstaande arresten blijkt dat het voldoen aan de middelenvereiste en leeftijdsvereiste op de aanvraagdatum belangrijk is voor de beoordeling van een gezinsherenigingsaanvraag. Wanneer niet is voldaan aan de middelenvereiste en

leeftijdsvereiste op de aanvraagdatum, dan wordt een gezinsherenigingverzoek afgewezen. In het Chakroun-arrest blijkt echter dat het niet voldoen aan de middelenvereiste op de peildatum het doel van de richtlijn niet bevordert en de gezinshereniging onnodig

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

45 De passies die de mens tot staatsvorming en vrede leiden zijn voor Hobbes niet enkel de vrees voor de dood, maar tevens het verlangen naar een materieel aangenaam leven en de

In de Britse Times werd de vraag gesteld of de Raad van Europa nu werkelijk niets beters te doen dan te discussiëren over een verdrag over de rechten van de mens, bestemd

Coronaprikje bij zondag 16 mei 2021 Tussen hoop en vrees.. Heen en weer tussen hoop

Alle nieuwe taken op het gebied van zorg, begeleiding, of andere vormen van ondersteuning waar gemeenten per 1 januari 2015 verantwoordelijk voor worden, vallen onder

© 2012 Worship Together Music/sixsteps Songs/A Thousand Generations Publishing/Alletrop Music/Scott Cash Music (adm.

De vreze Gods verschijnt in de psalmen dan ook niet als een bron van angst, maar integen- deel net als voorwaarde om zon- der angsten voor aardse zaken te

Deze jongeren hebben geen band met de Gemeente Voorst, maar kunnen wel als voorbeeld dienen hoe moeilijk sommige jongeren het kunnen hebben en wat hun ervaringen met de Jeugdzorg

Door het haperen van deze ecosysteemdienst kunnen de kosten voor bestuiving van gewassen erg hoog oplopen.. In een advies bundelt het INBO de inter- nationale kennis en geeft