Inleiding
In dit hoofdstuk worden twee belangrijke arresten besproken. Dit komt doordat deze arresten betrekking hebben op gezinshereniging en het hanteren van een peildatum. Aangezien in de 65 Bijlage I.
prejudiciële vraag sprake is van gezinshereniging en een peildatum, is het van belang om te weten welke punten uit deze twee arresten kunnen worden meegenomen voor de huidige procedure. De volgende deelvraag is hiervoor geformuleerd: ‘Hoe bepaalt het HvJEU de peildatum?’
§ 5.1
Analyse arresten
Op 4 maart 2010 komt het HvJEU in zijn Chakroun-arrest tot een oordeel dat gevolgen heeft voor het Nederlandse beleid voor gezinshereniging.67 In deze zaak gaat het om een
vreemdeling die in bezit is van een geldige verblijfsvergunning en een
gezinsherenigingsverzoek heeft gedaan. De IND wijst het verzoek af omdat de vreemdeling op de dag van de aanvraag niet voldeed aan de middelenvereiste, een loon van minimaal €1621 bruto per maand. In artikel 7 lid 1 onder c van de Gezinsherenigingsrichtlijn staat het volgende vermeld:
Bij de indiening van het verzoek tot gezinshereniging kan de betrokken lidstaat de persoon die het verzoek heeft ingediend, verzoeken het bewijs te leveren dat de gezinshereniger beschikt over stabiele en regelmatige inkomsten die volstaan om hemzelf en zijn gezinsleden te onderhouden, zonder een beroep te doen op het stelsel voor sociale bijstand van de betrokken lidstaat. De lidstaten beoordelen daartoe de aard en de regelmaat van deze inkomsten en kunnen rekening houden met de nationale minimumlonen en pensioenen, evenals met het aantal gezinsleden. Het HvJEU oordeelt in deze zaak dat artikel 7 van de Gezinsherenigingsrichtlijn strikt
gehanteerd dient te worden. Een lidstaat mag met haar beoordelingsmarge geen afbreuk doen aan het doel van de Gezinsherenigingsrichtlijn, namelijk het bevorderen van de gezinshereniging. Het HvJEU benadrukt in zijn arrest dat de beginselen van artikel 8 EVRM en het Handvest door de Gezinsherenigingsrichtlijn moeten worden gerespecteerd en dat hiermee bij iedere interpretatie rekening moet worden gehouden. Een lidstaat mag dus geen minimumbedrag hanteren voor een gezinsherenigingsverzoek dat hoger uitvalt dan het wettelijke minimumloon, waardoor gezinshereniging onmogelijk wordt gemaakt. Bij elk verzoek om gezinshereniging moet worden gekeken naar de individuele omstandigheden voordat een beslissing wordt genomen.
Op 17 juli 2014 volgt een belangrijk arrest van het HvJEU aangaande gezinshereniging, namelijk het Noorzia-arrest. In deze zaak gaat het om een vreemdeling in Oostenrijk die niet voldoet aan de leeftijdsvereiste voor gezinshereniging. Volgens de regelgeving in Oostenrijk 67 HvJ EU 4 maart 2010, C-578/08, ECLI:EU:C:2010:117 (Chakroun/ Nederland).
dienen echtgenoten op het moment van de gezinsherenigingsaanvraag al de leeftijd van 21 jaar te hebben bereikt, anders wordt de aanvraag afgewezen.68 De vreemdeling was op het moment van aanvraag echter nog geen 21 jaar. In artikel 4 lid 5 van de
Gezinsherenigingsrichtlijn staat vermeld:
Met het oog op een betere integratie en teneinde gedwongen huwelijken te
voorkomen, kunnen de lidstaten eisen dat de gezinshereniger en zijn echtgenote een minimumleeftijd hebben, en ten hoogste de leeftijd van 21 jaar hebben, alvorens de echtgenote zich bij hem kan voegen.
Het HvJEU oordeelt in deze zaak dat de regelgeving van Oostenrijk niet in strijd is met de gezinsherenigingrichtlijn omdat de leeftijdsvereiste van 21 jaar past bij het doel om
gedwongen huwelijken tegen te gaan. Op de leeftijd van 21 jaar wordt een persoon geacht volwassen genoeg te zijn en zich minder snel te laten dwingen tot een huwelijk. Daarnaast oordeelt het HvJEU dat één uitgangspunt moet worden gehanteerd voor de beoordelingen van een aanvraag, zodat alle aanvragen op een gelijke wijze worden behandeld. Door de aanvraagdatum te hanteren voor de beoordeling van de leeftijd worden alle aanvragen op gelijke wijze behandeld. Ook wordt door deze leeftijdsvereiste geen afbreuk gedaan aan het doel van de richtlijn en het recht op gezinshereniging wordt niet onmogelijk gemaakt door het hanteren van de aanvraagdatum. In deze zaak is de aanvraag van de vreemdeling die nog geen 21 jaar was op de aanvraagdatum afgewezen. De vreemdeling mag wel opnieuw een aanvraag indienen op het moment dat ze de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt.
§ 5.2 Conclusie
Uit de bovenstaande arresten blijkt dat het voldoen aan de middelenvereiste en leeftijdsvereiste op de aanvraagdatum belangrijk is voor de beoordeling van een gezinsherenigingsaanvraag. Wanneer niet is voldaan aan de middelenvereiste en
leeftijdsvereiste op de aanvraagdatum, dan wordt een gezinsherenigingverzoek afgewezen. In het Chakroun-arrest blijkt echter dat het niet voldoen aan de middelenvereiste op de peildatum het doel van de richtlijn niet bevordert en de gezinshereniging onnodig
bemoeilijkt.69 Ook dient te worden gekeken naar de individuele omstandigheden voordat een beslissing wordt genomen.
In het Noorzia-arrest is geoordeeld dat het voldoen aan de leeftijdsvereiste op de peildatum geen afbreuk doet aan het doel van de Gezinsherenigingsrichtlijn, omdat de vreemdeling opnieuw een aanvraag mag indienen op de dag dat de leeftijd van 21 jaar is bereikt. Hierdoor kan de gezinshereniging alsnog plaatsvinden.70 Het voldoen aan de voorwaarden op de peildatum is een formeel vereiste. Afgezien daarvan is het echter ook van belang om elke aanvraag afzonderlijk te beoordelen en naar de individuele omstandigheden van de vreemdeling te kijken.
In geval van amv’s worden de aanvragen voor gezinshereniging afgewezen, omdat zij hun aanvragen indienen op hun achttiende, terwijl ze bij binnenkomst in Nederland nog
minderjarig waren. Zij kunnen vervolgens alleen mvv-aanvragen indienen indien er sprake is van meer dan een gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. In dit geval wordt de
gezinshereniging voor deze net meerderjarige kinderen verhinderd. Hiertegenover staat in het Nooriza-arrest dat de gezinshereniging mogelijk werd gemaakt zodra de vreemdeling de leeftijd van 21 jaar bereikte. En in het Chakroun-arrest is bepaald dat het uiteindelijke doel van de richtlijn het bevorderen van de gezinshereniging is. Derhalve mag een lidstaat door haar handelingsvrijheid geen afbreuk doen aan het doel van de Gezinsherenigingsrichtlijn. In beide arresten benadrukt het HvJEU dat een vereiste in kader van gezinsherening evenredig dient te zijn en het doel van de Gezinsherenigingsrichtlijn niet moeilijker moet maken.
HOOFDSTUK 6