• No results found

Hoe leefbaar is Volewijck?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hoe leefbaar is Volewijck?"

Copied!
93
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een onderzoek naar in hoeverre de

Amsterdamse buurt Volewijck door de

inwoners als leefbaar wordt beschouwd in

vergelijking met het beeld dat verschillende

media schetsen.

Hoe leefbaar is

Volewijck?

(2)
(3)

Media, Informatie en Communicatie

Scriptie

Margot van de Graaf

Studentnummer: 500614105

Nieuws en Media

07-06-2016

1

e

beoordelaar: Marloes Gebroers

2

e

beoordelaar: Mariella Mulder

(4)

Voorwoord

Voor u ligt mijn scriptie waarin wordt onderzocht in hoeverre de Amsterdamse buurt Volewijck door de inwoners als leefbaar wordt beschouwd in vergelijking met het beeld dat verschillende media schetsen.

Deze scriptie is geschreven in het kader van mijn afstuderen aan de opleiding Media, Informatie en Communicatie aan de Hogeschool van Amsterdam. Door mijn fulltime baan heb ik helaas wat vertraging opgelopen met mijn onderzoek en ben ik daarom van januari 2015 tot en met juni 2016 bezig geweest met het onderzoek en het schrijven van deze scriptie.

Ik wil graag de begeleiders Hendrik Jan Diekerhof en Patrica de Vries bedanken voor de fijne begeleiding en het nakijken tijdens de beginfase van mijn onderzoek. Daarnaast wil ik alle respondenten, de leden van het panelgesprek en de

deelnemers van de interviews bedanken. Zonder hun medewerking had ik dit onderzoek nooit uit kunnen voeren.

Verder wil ik graag mijn vriend en mijn ouders bedanken voor de steun en de hulp die zij mij boden tijdens het schrijven van deze scriptie.

(5)

Inhoud

Voorwoord 4 Samenvatting 8 Summary 10 Inleiding 12 1.1 Probleemstelling 15 1.2 Doelstelling 15 1.3 Deelvragen 15

1.3.1 Deelvraag 1: Wie zijn de inwoners van Volewijck? 15 1.3.2 Deelvraag 2: Hoe kijkt de gemeente Amsterdam naar de wijk

Volewijck? 15

1.3.3 Deelvraag 3: Wat is mediaframing? 15

1.3.4 Deelvraag 4: Wat is leefbaarheid? 15

1.3.5 Deelvraag 5: Hoe is het gesteld met de leefbaarheid in Volewijck

volgens de methode Van Dorst? 15

1 Verantwoording methoden van onderzoek 16

1.1 Deskresearch 16

1.1.1 Literatuuronderzoek 16

1.1.2 Gebruik van referenties en oude onderzoeken 16

1.1.3 Methode van onderzoek naar de berichtgeving over Volewijck in de media 16

1.2 Fieldresearch 18

1.2.1 Enquête 18

1.2.2 Panelgesprekken 18

1.2.3 Interviews 19

2 Inwoners van Volewijck 20

2.1 Leeftijdsopbouw 20

2.2 Nationaliteiten 20

2.3 Sociaaleconomische positie 21

2.4 Deelconclusie inwoners van Volewijck 22

3 Blik van de gemeente op Volewijck 23

3.1 Ontwikkeling van Volewijck 23

3.2 Projecten in Volewijck 24 3.2.1 Noordwerkt 24 3.2.2 Beheerplan 24 3.2.3 Bewonersinitiatieven 25 3.2.4 Broedstraten 25 3.2.5 Preventie schooluitval 25 3.2.6 Sportparticipatie 26

(6)

3.2.7 Veiligheid 26

3.2.8 Vreedzame wijk 26

3.3 Deelconclusie blik van de gemeente op Volewijck 27

4 Mediaframing 28

4.1 Mediaframing 28

4.2 Mediaframing die van toepassing is op de berichtgeving over Volewijck 29 4.2.1 Onderzoek naar de aard van de artikelen: wordt er aan negatieve

mediaframing gedaan? 30

4.2.2 Komen buurtbewoners aan het woord? 31

4.3 Deelconclusie mediaframing in de berichtgeving over Volewijck 32

5 Leefbaarheid 34

5.1 Discussies over leefbaarheid 34

5.2 Onderdelen leefbaarheid 35

5.3 Meten van leefbaarheid 36

5.4 Deelconclusie leefbaarheid 37

6 De gepercipieerde leefbaarheid – enquête en panelgesprekken 38

6.1 Enquête 38

6.1.1 Conclusie Enquête 40

6.2 Panelgesprekken 40

6.2.1 Relevante citaten panelgesprek één: 40

6.2.2 Relevante citaten panelgesprek twee: 41

6.2.3 Conclusie beide panelgesprekken 41

6.3 Deelconclusie gepercipieerde leefbaarheid 44

7 De veronderstelde leefbaarheid – Interviews 46

7.1 Deelconclusie veronderstelde leefbaarheid 50

8 Eindconclusie 52 9 Evaluatie 55 9.1.1 Interviews 55 9.2 Vervolgonderzoeken/aanbevelingen 55 9.2.1 Jeugdcriminaliteit 55 9.2.2 Meer aandacht 55

9.2.3 Afspraak met een journalist 55

9.2.4 Gepercipieerde leefbaarheid in de media 56

Bronnenlijst 57

Bijlagen 60

Bijlage I: Panelleden 60

Bijlage II: Topiclijst panelgesprek 63

(7)

Bijlage IV: Topiclijst interviews 65

Bijlage V: Codering artikelen 66

Bijlage VI: Geanalyseerde artikelen 68

(8)

Samenvatting

Afgelopen jaren publiceerden verschillende kranten artikelen over de mate van leefbaarheid in Volewijck, gelegen in Amsterdam-Noord. Zo publiceerde met name Het Parool veelal negatieve artikelen in de media. Op 19 december 2014

verscheen er een artikel over Volewijck op de website van Het Parool: ‘Bewoners Volewijck hebben niets aan creatief gedoe op IJoever’. In het artikel wordt de wijk op een negatieve manier beschreven. (Parool a, 2014). De negatieve toon van dit artikel wekt de indruk dat Volewijck een slechte buurt is en dat het slecht gesteld is met de leefbaarheid in de wijk. Volgens een ander bericht van Het Parool dat verscheen op 6 november 2014, leven mensen in Amsterdam-Noord in het meest onveilige gebied van Nederland (Parool b, 2014). Eén op de drie inwoners van Amsterdam-Noord is vorig jaar het slachtoffer geworden van een misdrijf, meer dan in enig ander politiedistrict in Nederland (CBS a, 2013). In deze scriptie wordt onderzoek gedaan of de negatieve berichtgeving over Volewijck terecht is door de mate van leefbaarheid in de wijk te meten.

Eerst is er onderzoek gedaan naar de berichtgeving in de media over Volewijck door middel van een inhoudsanalyse. Uit de artikelen die onderzocht zijn, is gebleken dat er negatieve mediaframing wordt toegepast in de berichtgeving over de wijk. De keuzes die de journalisten hebben gemaakt bij het schrijven van de nieuwsberichten hebben dan ook een grote invloed op de beleving van de lezer, waardoor deze een negatief beeld van de wijk krijgt.

Om te onderzoeken of dit negatieve beeld die de berichten in de media schetsen ook daadwerkelijk klopt, wordt er in dit onderzoek geanalyseerd in hoeverre Volewijck als leefbaar wordt beschouwd door de inwoners. De mate van

leefbaarheid is uitgesplitst in de gepercipieerde en de veronderstelde leefbaarheid, en onderzocht aan de hand van de methode Van Dorst (2005).

Middels desk- en fieldresearch is er onderzoek gedaan naar de huidige leefbaarheid in Volewijck. Voor de deskresearch zijn er verschillende bronnen geraadpleegd en interviews afgenomen, welke vooral ingaan op de veronderstelde leefbaarheid. Zo is uit verschillende nieuwsbronnen en rapporten gebleken dat Volewijck de meest onveilige wijk in Noord is. Volewijck behoort tevens samen met IJplein/Vogelbuurt tot de armste wijken van Amsterdam, zo heeft een gemiddelde huishouden in Volewijck per jaar €23.500 te besteden. Daarnaast zijn er interviews afgenomen met deskundigen. Uit deze interviews bleek dat Volewijck een gezellige buurt met veel actieve bewoners is, en zij de wijk zeker niet zo negatief

beschouwen zoals de bovenstaande artikelen van Het Parool al beschrijven. De ondervraagden gaven echter wel toe dat het dringend nodig is om de wijk te renoveren. Volewijck is dan ook een aandachtsgebied en er moet ook zeker flink aandacht aan gegeven blijven worden, volgens de buurtbewoners.

(9)

Daarnaast bestaat fieldresearch in dit onderzoek uit een enquête en twee

panelgesprekken. Uit de enquêtes bleek dat maar liefst 74% van de ondervraagde buurtbewoners met zin in Volewijck woont.

Verder staat de uitkomst van de panelgesprekken haaks op wat de artikelen in de media beweren. Zo kwam vooral bij de autochtone deelnemers naar voren dat Volewijck erg leefbaar is. De autochtone deelnemers gaven aan dat zij de sociale cohesie in de wijk zeer belangrijk vinden en zorgen daarom dat ze altijd goed contact met de buurt hebben. De allochtone deelnemers deelden dezelfde meningen op de meeste punten, al spraken zij wel van discriminatie in de wijk. Uit het panelgesprek met de allochtone buurtbewoners kwam daarmee, naar mijn mening, een groot probleem naar voren dat heerst in Volewijck. De spanningen tussen de verschillende culturele groepen kunnen namelijk desastreus zijn voor de sociale cohesie in de wijk.

De algehele conclusie die getrokken kan worden uit dit onderzoek is dat het beter met de leefbaarheid is gesteld in Volewijck, dan het negatieve beeld dat

verschillende media over de wijk schetsen. Zo zijn de deelnemers aan dit

onderzoek overwegend positief over Volewijck en wordt de buurt door de inwoners als erg leefbaar beschouwd. Het grootste punt van aandacht wat naar voren kwam uit mijn onderzoek is de heersende discriminatie en de spanningen tussen

autochtonen en allochtonen in de wijk. Gelukkig zijn er verschillende projecten actief in de wijk waarbij de discriminatie en andere negatieve punten tegen worden gegaan.

(10)

Summary

In recent years, several newspapers published many articles about the liveability in the Volewijck quarter, situated in the northern site of Amsterdam. The Dutch newspaper ‘Het Parool’ mainly published negative articles about Volewijck in the past few years. For instance, Het Parool published an article ‘Bewoners Volewijck hebben niets aan creatief gedoe op IJoever’ in 2014 in which the Volewijck quarter is described in a very negative way. The negative descriptions demonstrated in this article create the impression that the living environment of Volewijck is in a

miserable state. Moreover, the same newspaper published an additional article that suggests that the Volewijck quarter is situated in the most insecure area of the whole country. One out of three inhabitants of the northern site of Amsterdam became victim of a crime in 2013, which is a higher ratio than in any other Dutch city. In addition, the purpose of this paper is to investigate whether the negative reports, displayed in those articles about the liveability in Volewijck, can be considered as true.

First, this study examines the way of reporting about Volewijck in the media through a content analysis. The results of this investigation suggest that the published articles suffer from so-called mediaframing. To illustrate, the articles are written in a subjective way by the authors to influence the reader’s perception about the subject. This influence is predominantly negative in those articles so a negative opinion about the quarter Volewijck arises.

Furthermore, this paper investigates the liveability in Volewijck. To measure the liveability in Volewijck, the concept liveability must first be explained. This paper considers three measures of liveability, which are deducted from the paper of Machiel van Dorst (2005): the supposed liveability, the observed liveability and the obvious liveability.

The research about the reports in the media and the liveability of Volewijck is done by desk- and fieldresearch. For the deskresearch, several sources of literature and statistics are used and I interviewed a couple of specialists to examine the

supposed liveability. Research about several news articles and reports about the quarter found that Volewijck is considered as the least safe quarter in the northern site of Amsterdam. Furthermore, the average income of the inhabitants of

Volewijck is together with the quarter IJplein/Vogelbuurt the lowest number of Amsterdam. A household earns only €23.500 a year on average. Besides of this statistical research, I interviewed some experts of Volewijck. The overall outcome of these interviews was that the social environment in Volewijck is surprisingly quite intimate accompanied by active inhabitants. They admitted that the quarter needs to be renovated and it stays an area for attention, but all the experts rejected the negative image that is reported in the media.

(11)

The fieldresearch of this study consists of a survey among the inhabitants and a focus group conversation to measure the observed liveability. The survey found evidence for a high level of observed liveability. For instance, 74% of the sample is happy to be an inhabitant of the quarter.

Moreover, the results of the focus group conversations are at odds with the negative image that is reported in the articles. All of the participants agreed on a high level of liveability in Volewijck and want to stay in the quarter. In addition, indigenous inhabitants consider the social cohesion in Volewijck as important for which they stay in touch with each other. The results from the focus group with foreign inhabitants were almost the same, except for the part where the foreigners complained about the discrimination within the quarter.

Overall, this study provides evidence that contradicts the negative, framed reports in the media. Participants were very positive about the quarter and consider most of the liveability in Volewijck over as high. The only complaints were about the social cohesion between different cultures and the existing discrimination. In addition, there are many operating projects in the quarter to work on the negative aspects.

(12)

Inleiding

De aanleiding voor dit onderzoek is de negatieve mediaberichtgeving over de buurt Volewijck, waar buurtbewoners onvrede over uiten. Volgens de inwoners van Volewijck wordt er namelijk een vertekenend beeld van de wijk geschetst door de media. Zo plaatste Het Parool op 19 december 2014 een artikel over Volewijck op de website: ‘Gebied genoemd als nieuwe armoedewijk’. In het artikel wordt de wijk op een negatieve manier beschreven. “Noord ontwikkelt zich goed, lijkt het. Maar de bewoners van Buiksloterham en de Volewijck hebben daar, ondanks het opleuken van de Van der Pekstraat met verse straatstenen en een markt, vooralsnog weinig profijt van. 'Hier ga je naartoe als je echt helemaal nergens anders meer terecht kunt', zegt een bewoner van de Van der Pekstraat", aldus het artikel. (Parool a, 2014). Door de negatieve toon in dit artikel wordt er de nadruk op gelegd dat Volewijck een slechte buurt is.

Daarnaast komt uit het meest recente gemeenterapport over Volewijck naar voren dat de wijk de meest onveilige wijk in Amsterdam-Noord is (Gemeente Amsterdam a, 2015). Volewijck behoort tevens samen met IJplein/Vogelbuurt tot de armste wijken van Amsterdam, aldus dit gemeenterapport. Volgens het onderzoek is het vooral op het gebied van wonen, werk en inkomen ongunstig. Er zijn namelijk meer minimahuishoudens dan in de rest van Amsterdam en de werkloosheid is hoger. Het gemiddelde huishouden in Volewijck heeft per jaar €23.500 te besteden, in Noord is dat €28.400 en in Amsterdam €30.800. Ook scoort Volewijck volgens het onderzoek hoog op de risicofactorenindex voor jeugdcriminaliteit. In 2011 werd in Volewijck 7,6% van de jongeren tussen 12 en 24 jaar verdacht van criminaliteit. In Noord was dit percentage 6% en in Amsterdam 5% (Gemeente Amsterdam a, 2015). Zelfs één op de drie inwoners van Amsterdam-Noord is vorig jaar het slachtoffer geworden van een misdrijf, meer dan in enig ander politiedistrict in Nederland (CBS a, 2013).

De bewoners in Volewijck suggereren dat de media stelselmatig de werkelijkheid vertekenen, wat wordt omschreven met het begrip ‘mediaframing’. De afgelopen jaren is mediaframing vele malen een punt van discussie geweest. Er kwamen verschillende debatten tot stand nadat achterstandswijken door verschillende media in een negatief daglicht werden gezet.

Dit gebeurde bijvoorbeeld in de wijken Kanaleneiland en Overvecht, beiden achterstandswijken in Utrecht, waarover volgens bewoners stelselmatig negatief bericht is in verschillende media. Uit een kwantitatieve en kwalitatieve analyse van de berichtgeving over Kanaleneiland en Overvecht, uitgevoerd door Costera Meijer (2010) gedurende 34 maanden, bleek dat artikelen in de media vaak de

werkelijkheid vertekenden in de vorm van mediaframing. De media kunnen dus een bepalend beeld van een wijk vormen, terwijl de bewoners hun wijk op een andere manier ervaren. Dit onderzoek kan worden gezien als een

vervolgonderzoek op het werk van Costera Meijer (2010) doordat er wordt onderzocht of haar conclusie ook toepasbaar is op de berichtgeving over

(13)

Volewijck. De externe validiteit wordt hierbij dus getest van het werk van Costera Meijer (2010).

Wat betreft Volewijck zijn er in het verleden ook al aanwijzingen geweest voor mediaframing. Uit het rapport ‘De staat van de Stad Amsterdam VII’ (OS a, 2013) kwamen namelijk resultaten die tegenstrijdig zijn met de negatieve berichten die zijn onderzocht in de inhoudsanalyse van dit onderzoek. Zo zijn de bewoners van Volewijck gematigd positief over hun wijk, en geven de buurt, in het onderzoek naar veiligheid en participatie, gemiddeld een 6,6. Dit is vergelijkbaar met de rest van Noord (6,8), maar minder dan gemiddeld in Amsterdam (7,3). Daarnaast is bijna de helft (46%) van de bewoners tevreden met de sociale cohesie in de buurt. Dit is vergelijkbaar met het gemiddelde van Noord en Amsterdam en een

verbetering ten opzichte van de 38% in 2009. Het onderzoek verklaart deze stijging door te refereren naar de vele lopende projecten in de wijk (OS, 2013).

De bewoners van Volewijck ervaren hun wijk, volgens de cijfers van het OS Amsterdam (2013), dus op een andere manier dan wordt beschreven in de verschillende media die geanalyseerd zijn in de inhoudsanalyse. Het onderzoek van het OS Amsterdam (2013) bestaat echter enkel uit een enquête onder de bewoners van Volewijck. Dit onderzoek kan worden gezien als een uitbreiding op het onderzoek OS Amsterdam (2013) omdat het begrip leefbaarheid ruimer wordt omschreven. Met een enquête onder de buurtbewoners wordt namelijk alleen de gepercipieerde leefbaarheid gemeten. Deze scriptie doet ook onderzoek naar de veronderstelde leefbaarheid in Volewijck om een completer beeld wat betreft de leefbaarheid in de wijk te genereren.

Het begrip leefbaarheid wordt onderzocht volgens de methode van Van Dorst (2005). Volgens deze studie is leefbaarheid te meten door middel van:

• De veronderstelde leefbaarheid - de mate waarin de leefomgeving voldoet aan de veronderstelde voorwaarden/criteria.

• De gepercipieerde leefbaarheid - waardering van het individu voor zijn of haar omgeving.

• De kennelijke leefbaarheid - de goede match tussen het individu en omgeving, achteraf te beoordelen door het aantal gelukkige levensjaren.

In dit onderzoek wordt alleen naar de veronderstelde en gepercipieerde

leefbaarheid in Volewijck onderzoek gedaan. De kennelijke leefbaarheid is buiten beschouwing gelaten omdat het meten van deze vorm van leefbaarheid pas achteraf te beoordelen is door het aantal gelukkige levensjaren. Dit onderzoek gaat echter alleen in op de huidige leefbaarheid, waardoor de kennelijke leefbaarheid irrelevant is.

Eerst wordt in dit onderzoek de berichtgeving over Volewijck geanalyseerd door een inhoudsanalyse. Vervolgens wordt de mate van leefbaarheid gemeten aan de hand van de methode van Machiel van Dorst (2005). Deze studie breidt daarmee het onderzoek van het OS Amsterdam (2013) uit door de gehele leefbaarheid in

(14)

Volewijck te onderzoeken. Nieuwe inzichten zullen worden gegenereerd waardoor er een antwoord geformuleerd kan worden op de vraag of het beeld dat de media tracht te schetsen over Volewijck overeenkomt met de werkelijke leefbaarheid in de wijk.

(15)

1.1 Probleemstelling

In hoeverre wordt de Amsterdamse buurt Volewijck door de inwoners als leefbaar beschouwd in vergelijking met het beeld dat verschillende media schetsen.

1.2 Doelstelling

Inzicht krijgen in het vraagstuk of de mate van leefbaarheid in de buurt Volewijck, zoals door bewoners wordt ervaren, overeenkomt met de berichtgeving van verschillende media over Volewijck.

1.3 Deelvragen

1.3.1 Deelvraag 1: Wie zijn de inwoners van Volewijck?

Onderzoeksvraag 1: Hoe is de leeftijdsopbouw?

Onderzoeksvraag 2: Welke etnische bevolkingsgroepen zijn er woonachtig? Onderzoeksvraag 3: Hoe is het gesteld met de sociaaleconomische positie van de buurtbewoners?

1.3.2 Deelvraag 2: Hoe kijkt de gemeente Amsterdam naar de wijk

Volewijck?

Onderzoeksvraag 1: Hoe heeft de wijk zich in de afgelopen jaren ontwikkeld volgens de gemeente?

Onderzoeksvraag 2: Welke projecten zijn er actief in de wijk?

1.3.3 Deelvraag 3: Wat is mediaframing?

Onderzoeksvraag 1: Wat wordt er verstaan onder het begrip ‘mediaframing’? Onderzoeksvraag 2: In hoeverre is mediaframing van toepassing op de berichtgeving over Volewijck?

1.3.4 Deelvraag 4: Wat is leefbaarheid?

Onderzoeksvraag 1: Welke discussies over leefbaarheid zijn er? Onderzoeksvraag 2: Waar bestaat leefbaarheid uit?

Onderzoeksvraag 3: Hoe wordt leefbaarheid gemeten?

1.3.5 Deelvraag 5: Hoe is het gesteld met de leefbaarheid in Volewijck

volgens de methode Van Dorst?

Onderzoeksvraag 1: Wat is de veronderstelde leefbaarheid in Volewijck? Onderzoeksvraag 2: Wat is de gepercipieerde leefbaarheid in Volewijck?

(16)

1

Verantwoording methoden van onderzoek

In dit hoofdstuk worden de onderzoeksopzet en onderzoeksmethoden besproken die worden toegepast in dit onderzoek. Er is gekozen voor twee verschillende onderzoeksmethoden:

 Deskresearch  Fieldresearch

De uitvoering van deze methodes worden verderop in dit hoofdstuk beschreven.

1.1 Deskresearch

1.1.1 Literatuuronderzoek

Om diepgaande en betrouwbare bronnen te vinden, is er vaak gebruik gemaakt van de wetenschappelijke zoekmachine van Google: scholar.google.nl. Deze zoekmachine speurt alleen wetenschappelijke bronnen af.

Om te zorgen voor diverse bronnen, zoals wetenschappelijk stukken, journalistieke artikelen en rapporten is de bibliotheek van mijn opleiding geraadpleegd.

Daarnaast is er gebruik gemaakt van de online database die mijn opleiding aanbiedt.

1.1.2 Gebruik van referenties en oude onderzoeken

De literatuur die vaak gebruikt hebt tijdens mijn onderzoek is het onderzoek van Hoogleraar Irene Costera Meijer van de Vrije Universiteit. Zij stelt dat wijktelevisie het gevoel om bij een bepaalde wijk of buurt te behoren versterkt. Dit stelt ze op basis van haar onderzoek naar de effecten van het programma U in de Wijk in Overvecht en Kanaleneiland. U in de Wijk is een wekelijks programma op RTV Utrecht gemaakt door vrijwilligers uit de wijken Overvecht en Kanaleneiland. In tegenstelling tot de reguliere media zijn deze ‘wijkjournalisten’ niet gericht op de problemen in de wijk, maar laten zij zien dat er ook positieve dingen gebeuren in hun wijk. Volgens Costera Meijer toont haar onderzoek aan dat U in de Wijk in korte tijd een belangrijke rol is gaan vervullen in de wijken Kanaleneiland en Overvecht. (Costera Meijer, 2010).

1.1.3 Methode van onderzoek naar de berichtgeving over Volewijck in de media

Om te onderzoeken of er aan negatieve mediaframing wordt gedaan in Volewijck, is er in hoofdstuk 4 een inhoudsanalyse uitgevoerd. Voor het onderzoek zijn alle krantenartikelen gebruikt die de afgelopen vijf jaar zijn gepubliceerd, en vermeld staan in de digitale databank LexisNexis (2016). Ik heb gekozen om artikelen te gebruiken die de laatste vijf jaar zijn gepubliceerd omdat de eerdere onderzoeken naar leefbaarheid in Volewijck die ik gebruik in mijn scriptie ook niet ouder zijn dan vijf jaar, en ik het recent wil houden.

De artikelen zijn geselecteerd aan de hand van de zoekterm ‘Volewijck’. De databank genereerde daarmee een overzicht van alle krantenartikelen van de

(17)

afgelopen vijf jaar waarin Volewijck minimaal eenmaal in de lopende tekst werd vermeld.

Na alle artikelen te hebben verzameld, heb ik gekeken naar de keuzes van de journalisten. Waarom schrijven ze iets en op welke toon doen ze dat? Voor deze analyse zijn verschillende berichten uitgesloten omdat de inhoud van deze berichten niet daadwerkelijk ging over gebeurtenissen in de wijk en irrelevant zijn voor het onderzoek. Zo gingen bijvoorbeeld veel artikelen over de beroemde geschiedenis van Volewijck en het galgenveld. Ook levert LexisNexis soms doublures op, welke zijn verwijderd uit de dataset. Verder zijn serviceberichten, brieven door lezers en artikelen waar de wijk in een opsomming voorkomt uitgesloten.

In totaal zijn 18 artikelen geanalyseerd die over Volewijck berichten. Deze artikelen zijn geanalyseerd en gecodeerd op feiten en het type framing.

Vervolgens is er onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van framing in de artikelen die over Volewijck berichten. Een artikel is gecodeerd als framing op het moment dat de schrijver duidelijk een bepaald beeld van de wijk wil meegeven aan de lezer, en het geen feitelijke beschrijving is van een gebeurtenis. Dit kan de schrijver trachten te bereiken door het artikel te schrijven vanuit een subjectief perspectief. De mate van subjectiviteit in een artikel hangt af van de keuzes die een journalist maakt bij het schrijven. Doordat artikelen bijna altijd beïnvloed zijn door de schrijfstijl van een journalist, zijn artikelen al snel positief of negatief geframed. Ik heb er daarom voor gekozen om alleen artikelen als feitelijk te beschouwen op het moment dat deze enkel een onderzoeksrapport beschrijven. Bij dit soort artikelen is namelijk het framingsgehalte erg laag en moeilijk om in te kunnen schatten. Deze artikelen worden dan ook niet meegenomen in de verdere analyse.

Om te onderzoeken of de framing negatief of positief geaard is, zijn de artikelen geanalyseerd en gecodeerd aan de hand van verschillende beoordelingscriteria. Er is gekeken naar de woordkeuzes van de journalist, en de toon van het artikel. Als laatste is er gekeken naar de aanwezigheid van de mening van buurtbewoners in het artikel. Volgens Costera Meijer (2010) lijkt de berichtgeving dan namelijk realistischer te worden. De analyse en codering van de inhoudsanalyse zijn te vinden in bijlages V en VI.

Als laatste stap zijn de resultaten uitgewerkt en is er een telling uitgevoerd van het aantal artikelen waarin positief en negatief geframed is. Hierna kon de verhouding tussen positieve en negatieve berichtgeving berekend worden. Met deze

verhouding is het mogelijk geweest om een conclusie te trekken op de vraag of er aan mediaframing gedaan is wat betreft de berichtgeving over Volewijck. De resultaten zijn te lezen in hoofdstuk 4.

(18)

1.2 Fieldresearch

1.2.1 Enquête

Voor het kwantitatieve deel van het onderzoek is er gebruik gemaakt van een online enquête. Met het afnemen van deze enquête, welke bestaat uit de drie vragen, is de gepercipieerde leefbaarheid onderzocht in Volewijck. Hierbij moeten de bewoners op de volgende stellingen reageren (op een 8-puntsschaal):

• Ik woon hier naar mijn zin (mee eens, mee oneens)

• Als je in deze buurt woont heb je het goed getroffen (mee eens, mee oneens) • Hoe tevreden bent u met uw buurt (erg tevreden, erg ontevreden)

Voor mijn onderzoek is het van groot belang dat betrouwbare resultaten uit de online enquête gehaald konden worden. Daarom is er door middel van een steekproefcalculator berekend dat bij een betrouwbaarheidsniveau van 95% en een foutmarge van 5%, er een steekproefomvang van 370 respondenten moest worden bereikt voor de enquête bij een inwonersaantal van 9.655 (OIS, 2016). De steekproefcalculator van journalinks (2016) is gebruikt voor deze berekening. De enquête is geplaatst op verschillende fora over Amsterdam en specifiek

Amsterdam Noord, zoals: forum Amsterdam (2015). Ook heb ik de enquête op mijn eigen Facebookpagina geplaatst en op de Facebookpagina van Amsterdam Noord (Facebook, 2015), welke beschikt over 5.400 leden. Uiteindelijk is de enquête door 398 personen ingevuld.

Het kwalitatieve onderdeel van mijn onderzoek bestaat uit twee panelgesprekken en interviews met deskundigen, die hieronder beschreven zijn.

1.2.2 Panelgesprekken

Om het onderzoek naar de gepercipieerde leefbaarheid completer te maken, is er gekozen om twee panelgesprekken te houden. Hierbij bestaat een gesprek uit een focusgroep met zes autochtone inwoners en een ander gesprek met allochtonen inwoners. In bijlage I is een lijst van de deelnemers te zien. Door middel van de panelgesprekken is er de mogelijkheid om een completer beeld te schetsen van de mening van buurtbewoners doordat er doorgevraagd kan worden op de

antwoorden die de deelnemers geven. Getracht is er om een zo gevarieerd mogelijke groep samen te stellen wat betreft leeftijd. Echter, de eerste focusgroep bestaat enkel uit autochtone deelnemers omdat anders de antwoorden beïnvloedt zouden kunnen worden als gevolg van spanningen tussen partijen. Daarom is er voor gekozen om nog een panelgesprek te houden met alleen allochtonen inwoners. De leden van het gesprek bestaan uit Surinamers en Marokkanen, dit omdat zij verhoudingsgewijs de grootste groepen allochtonen binnen Volewijck beslaan.

Tevens werden voor de groepsdiscussies een topiclijst gemaakt, zodat het gesprek vloeiend verloopt. Voor beide gesprekken is dezelfde topiclijst gebruikt, welke te zien is in bijlage II. De groepsdiscussie is verdeeld in vijf onderwerpen met

(19)

zogenaamde ‘subtopics’, welke de belangrijkste begrippen vormen voor de mate van leefbaarheid in de wijk. Gebruik is gemaakt van open vragen, zodat de panelleden alle ruimte hebben voor antwoorden. Op deze manier komen ook de meest uiteenlopende antwoorden naar voren. Voorafgaand aan de discussie hebben de afnemers verteld wie ze waren, en is het doel van het gesprek duidelijk gemaakt. Op deze manier hebben de panelleden de benodigde informatie en weten ze waarvoor ze het doen. Indien de leden het doel niet zouden weten, kan dit namelijk ten koste gaan van hun motivatie.

1.2.3 Interviews

Verder zijn er voor het kwalitatieve deel van mijn onderzoek vier interviews afgenomen met deskundigen. De ondervraagden zijn mensen die een werkrelatie met Volewijck hebben of die nauw betrokken met de wijk zijn. Deze mensen hebben mij veel informatie gegeven over Volewijck en de leefbaarheid en hebben mij zo geholpen om deelvraag één te kunnen beantwoorden. De mensen met wie een interview is afgenomen staan hieronder beschreven, de interviews zijn te lezen in hoofdstuk 7 De veronderstelde leefbaarheid.

 Marije Greiner, een bewoner van de wijk. Marije is al jaren actief als vrijwilliger in Volewijck en is de fotograaf voor het buurtblad Van der Pek Nul. Ze organiseert elk jaar de kerstmarkt en zit in bewonersgemeenschap De Buren.

 Coby van Berkum. Zij is voorzitter van de bestuurscommissie van gemeente Amsterdam Noord. In haar rol als voorzitter is ze actief betrokken bij Amsterdam Noord.

 Mario Hegger. Mario werkt al jaren als wijkagent in Volewijck.  Lisette van Boekel, een bewoner van de wijk. Lisette is een gedreven

buurtwerker die de wijk activeert. Zo verbindt ze bewoners, ondernemers en instanties.

(20)

2

Inwoners van Volewijck

Om onderzoek te doen naar hoe de inwoners van Volewijck de wijk beschouwen, is het van belang om eerst uit te zoeken wie de inwoners van Volewijck zijn. Wie wonen er, hoe is de leeftijdsopbouw, welke etnische bevolkingsgroepen wonen er en wat is de sociaal economische positie van de bewoners. Met behulp van bestaande onderzoeken en rapporten van de gemeente Amsterdam en het CBS zijn de gegevens voor het onderzoek naar de inwoners van Volewijck verzameld. Volewijck is een wijk in stadsdeel Amsterdam-Noord. Het betreft de woongebieden ten zuiden van de Buiksloterdijk, tussen Industriegebied Buiksloterham en het Noordhollandsch Kanaal.

De wijk bestaat uit de buurten die zijn gelegen in de polder Buiksloterham. Het gaat om de Van der Pekbuurt, Disteldorp en de buurten die zijn voortgekomen uit de aanleg van Tuindorp Buiksloterham: de Gentiaanbuurt, de Bloemenbuurt en Floradorp (Iamsterdam, 2015).

2.1 Leeftijdsopbouw

Volewijck heeft 9.655 inwoners, 4.769 mannen en 4.886 vrouwen. Van de

inwoners is 17% 0 tot 15 jaar, 13% is 15 tot 25 jaar, de leeftijdscategorie 25 tot 45 jaar beslaat 32% en 38% van de inwoners is ouder dan 45 jaar (OIS Amsterdam b, 2016). Als het gaat om het percentage jongeren in de wijk, dan scoort Volewijck gemiddeld vergeleken met Amsterdam als geheel. Zo waren in 2015 28,9% van de inwoners 0 tot 24 jaar in Volewijck, wat iets hoger is dan de 28,5% in Amsterdam als geheel (CBS, 2015). Daarnaast is 60% ongehuwd, 11% van de inwoners gescheiden en 4% verweduwd (OOZO, 2015).

2.2 Nationaliteiten

Volewijck kent volgens ‘Onderzoek, Informatie en Statistiek Amsterdam’ (2016) vele nationaliteiten. De verdeling van nationaliteiten in Volewijck staat in grafiek 2.1. Hierin zijn de 9.655 inwoners van de wijk uitgesplitst in de grootste groepen. Van de overige niet-westerse allochtonen zijn de meeste Turken (482) en

Antilianen (131). Verder zijn er 3.814 inwoners niet afkomstig uit een westers land (OIS Amsterdam b, 2016).

(21)

Grafiek 2.1 Overzicht van de nationaliteiten in Volewijck in percentages (OIS Amsterdam b, 2016).

2.3 Sociaaleconomische positie

Uit het onderzoek van de Gemeente Amsterdam, blijkt dat Volewijck samen met IJplein/Vogelbuurt tot de armste wijken van Amsterdam behoort (Gemeente Amsterdam a, 2015). Volgens het onderzoek is het vooral op het gebied van wonen, werk en inkomen ongunstig. Er zijn namelijk meer minimahuishoudens dan in de rest van Amsterdam en de werkloosheid is hoger. Het gemiddelde

huishouden in Volewijck heeft per jaar €23.500 te besteden, in Noord is dat €28.400 en in Amsterdam €30.800 (Gemeente Amsterdam a, 2015).

Het opleidingsniveau van de jeugd speelt daarnaast ook een belangrijke rol in het bepalen van de leefbaarheid omdat er een causaal verband is tussen

jeugdcriminaliteit en de schoolprestaties (Van Dorst, 2005). Volgens het meest recente gemeenterapport, liggen de schoolprestaties van de jongeren in Volewijck onder het gemiddelde (Gemeente Amsterdam a, 2015). Volgens het onderzoek krijgt in Volewijck ongeveer een kwart van de leerlingen op de basisschool een advies voor praktijkonderwijs of leerwegondersteuning. Dit is veel meer dan gemiddeld in Amsterdam (15%). Ruim 6% van de jongeren in Volewijck wordt verdacht van een misdrijf, wat ver boven het gemiddelde is in Amsterdam. Toch scoort Volewijck redelijk in de buurt van het gemiddelde van Amsterdam wat betreft de overlast van jongeren. Zo ervaart 19% van de bewoners in Volewijck vaak overlast van jongeren. In Noord is dat 24% en het gemiddelde van Amsterdam is 18% (Gemeente Amsterdam a, 2015).

Autochtonen 49% Marokkanen 12% Surinamers 8% Westerse allochtonen 11% Overige niet-westerse allochtonen 20%

Nationaliteiten (in %)

(22)

2.4 Deelconclusie inwoners van Volewijck

Na het uitvoeren van deskresearch naar de bevolking van Volewijck en het raadplegen van secundaire informatiebronnen, is het duidelijk geworden dat de bevolking van de wijk als multicultureel kan worden beschouwd. Zo leven er in de wijk vele nationaliteiten, waarvan 40% wordt beschouwd als een niet-westerse allochtoon. Verder is de werkloosheid hoger dan in de rest van Amsterdam, en zijn er meer minimahuishoudens woonachtig in de wijk. Dit gegeven is ook terug te zien in het feit dat een huishouden in Volewijck gemiddeld ruim €7.000 minder te besteden heeft dan het gemiddelde huishouden in Amsterdam. Tot slot scoort Volewijck ondermaats wat betreft de jongeren. Zo liggen de schoolprestaties van de jeugd onder het gemiddelde en blijkt jeugdcriminaliteit een probleem te vormen in de wijk.

(23)

3

Blik van de gemeente op Volewijck

Volewijck wordt aangemerkt als een Focuswijk door het stadsdeel ‘Amsterdam Noord’. Dit betekent dat het beleid van het stadsdeel zich focust op de vooruitgang van de wijk aan de hand van verschillende projecten. Met deze projecten hoopt het stadsdeel de wijk aantrekkelijker en leefbaarder te maken. Zo wordt er met de Focusaanpak getracht om de veiligheid, de wijkeconomie en de openbare ruimte te verbeteren, en focust het plan zich op het bouwen van sociale netwerken wat een positieve impact moet hebben op de sociale cohesie in de wijk. De projecten die nu actief zijn, staan beschreven in paragraaf 3.2.

De informatie, die in dit hoofdstuk is verzameld over de lopende projecten in de wijk, is bruikbaar nadat de resultaten van dit onderzoek zijn verzameld wat betreft de leefbaarheid in Volewijck. Zodoende is het namelijk mogelijk om uiteindelijk te onderzoeken of de lopende projecten zich focussen op dezelfde punten als de verbeterpunten die komen uit het onderzoek naar de leefbaarheid in de wijk. Op het moment dat deze punten overeenkomen, kan er worden geconcludeerd dat er gewerkt wordt aan de leefbaarheid en dat deze mogelijk hoger scoort in de toekomst.

3.1 Ontwikkeling van Volewijck

Om informatie te verzamelen over de huidige ontwikkelingen in Volewijck is Coby van Berkum, voorzitter van de bestuurscommissie van gemeente Amsterdam Noord, geïnterviewd. De Volewijck als Focuswijk heeft volgens Coby al een aantal positieve ontwikkelingen doorgemaakt. Uit het interview bleek dat de buurt zich positief ontwikkelt.

Zo zijn er volgens Coby zijn er ook fysieke investeringen geweest en vele

vernieuwingen in de wijk gerealiseerd. Een goed voorbeeld van zo’n project is de vernieuwing van het Van der Pekplein: “Het Van der Pekplein is vernieuwd en de Van der Pekstraat is heringericht. Daar is nu drie dagen in de week de markt die voorheen op het Mosveld was. Voor het deel ten zuiden van de Jasmijnstraat, ligt er een plan van aanpak voor de woningen. De renovatie van de eerste fase is al begonnen. Voor de rest van de buurt ligt dit plan van aanpak er nog niet. Wel zijn er al belangrijke stappen genomen en afspraken gemaakt voor het zuidelijke deel van de buurt die ook van toepassing zijn op de rest van de buurt.”

Er zijn volgens Coby echter nog wel een aantal vragen onbeantwoord gebleven en daarom wordt op dit moment gewerkt aan een toekomstvisie voor de buurt. Zo zijn er nog veel vragen onbeantwoord over de Van der Pekbuurt. Op wie de wijk zich moet focussen, wat de relatie met ontwikkelingen in de omgeving is en welke voorzieningen moeten er in de buurt zijn. De behoeften van de huidige bewoners in de buurt is het vertrekpunt voor deze projecten, daarom worden zij volgens Coby ook actief benaderd om mee te denken over de toekomst van hun buurt. De

(24)

huidige buurtbewoners worden betrokken bij de projecten om sociale cohesie te behouden in de wijk.

De komende jaren wordt daarom volgens Coby intensief ingezet op het creëren van een ongedeelde stad, ofwel het verbinden van oude en nieuwe bewoners en bewonersgroepen met elkaar en tussen oude en nieuwe buurten. “Er is veel aandacht voor een betere inrichting van de woonomgeving, een veerkrachtige samenleving, schonere, groenere en veiligere wijken en een betere verbinding. Aan deze kant, maar ook met de overkant, van ’t IJ per pont, auto, fiets en

openbaar vervoer. De Noord-Zuidlijn is nog in ontwikkeling, gekeken wordt naar de uitbreiding van het aantal ponten over ’t IJ. En de van der Pekstraat wordt een belangrijke fietsverbinding naar het achterland. Je kunt dus wel zeggen dat Volewijck een aantal positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt of aan het doormaken is.”

3.2 Projecten in Volewijck

In de Focuswijken worden veel projecten uitgevoerd om het voor de bewoners prettiger te maken om in de wijk te wonen. De grootste projecten die op dit moment lopen, worden hieronder vermeld met een korte uitleg:

- Noordwerkt - Beheerplan - Bewonersinitiatieven - Broedstraten - Preventie schooluitval - Sportparticipatie - Veiligheid - Vreedzame wijk 3.2.1 Noordwerkt

In de Focuswijken van Amsterdam-Noord is de werkloosheid veel te hoog. Daarom heeft het stadsdeel er voor gekozen om met een speciale aanpak de werkloosheid tegen te gaan. Met verschillende bedrijven wordt er intensief samengewerkt, ten einde nieuwe banen te creëren en de werkloosheid te bestrijden. Noordwerkt is een re-integratietraject van de gemeente Amsterdam om zo veel mogelijk mensen werkervaring op te laten doen en aan het werk te krijgen. Om dit te bereiken worden mensen die het moeilijk vinden om aan een baan te komen een half jaar lang aan het werk gezet en goed begeleid zonder dat ze hun uitkering kwijtraken. (Gemeente Amsterdam b, 2015).

3.2.2 Beheerplan

Uit onderzoek van de (Gemeente Amsterdam a, 2015) is gebleken dat ‘Schoon en Heel’ een belangrijke pijler voor de tevredenheid van bewoners is over hun buurt en een basisvoorwaarde voor veiligheid. Uit de recente cijfers blijkt dat Noord slecht scoort op de fysieke leefbaarheidsindex, welke de mate van vervuiling en

(25)

voorzieningen weerspiegelt in een wijk. Binnen Noord zijn de scores het meest ongunstig in Volewijck (Gemeente Amsterdam a, 2015).

De nadruk in dit project ligt op het aanpakken van woningen en woonomgeving. Dit gebeurt door planmatig onderhoud van de woningen te koppelen aan gelijktijdige onderhouds- en verbeteringsplannen voor de openbare ruimte. Aan de hand van input van bewoners zijn focusplekken gedefinieerd waar extra wordt ingezet op schoonmaak en beheer in samenwerking met bewoners. Bewoners worden actief betrokken bij het beheer van de focusplekken. In Volewijck zijn meer dan 100 vrijwilligers actief. (Gemeente Amsterdam b, 2015).

3.2.3 Bewonersinitiatieven

Stadsdeel Noord is uniek in haar aanpak door bewoners zelf initiatieven te laten indienen. De bewoners bepalen de initiatieven volledig zelf en worden daarna beoordeeld door een ‘denktank’, waarin ook bewoners zitten. De bewoners stemmen of de initiatieven uitgevoerd worden, ambtenaren en professionals ondersteunen. Per vergadering (iedere zes weken) worden er twee tot drie serieuze initiatieven door de denktank behandeld. Door eigen initiatieven in te dienen, is het de bedoeling dat bewoners zich hierdoor goed in de wijk thuis gaan voelen.

Niet alle initiatieven worden goedgekeurd. Zo werd de aanvraag om fruit uit te delen op scholen bijvoorbeeld afgewezen. Niet omdat het een slecht idee was, maar omdat voedsel niet onder financiering valt dit idee niet haalbaar was. Voorbeelden van initiatieven die wel uitgevoerd zijn: een kinderknutselclub, sport- en spelactiviteiten, een ruilwinkel, aan lantaarnpalen hangende bloempotten en muurschilderingen in fietstunneltjes. (Gemeente Amsterdam b, 2015).

3.2.4 Broedstraten

Een ander uniek project is ‘Stichting Broedstraten’. De stichting beheert in iedere Focuswijk één broedstraat. In Volewijck is dit de Marktstraat. In een broedstraat wonen en werken kunstenaars. De kunstenaars werken samen met andere buurtbewoners en ondernemingen aan kunstprojecten, dit doen ze onder leiding van een kwartiermaker. Ze werken aan projecten die het leven in de straat mooier en leefbaarder maken. Een broedstraat brengt bewoners en kunstenaars samen, maakt hun creativiteit zichtbaar en verbindt mensen. Er ontstaan mooie dingen in een broedstraat, zoals een jazzconcert boven op het dak van een bedrijfspand, buurthonden die in een modeshow hun mooiste outfit tonen en buren die met klapstoelen hun plein tot een concertzaal maken. Het ondernemerschap in de buurt krijgt een impuls, leegstaande panden krijgen een nieuwe bestemming en kunst wordt iets vanzelfsprekends. (Gemeente Amsterdam b, 2015).

3.2.5 Preventie schooluitval

Wie onder de 18 jaar is en nog geen diploma hoger dan vmbo of havo heeft, is leerplichtig volgens het rapport van de Gemeente Amsterdam (Gemeente Amsterdam b, 2015). Toch zijn er in de Focuswijken aardig wat jongeren die met school stoppen voordat ze hun diploma hebben behaald. Het Amsterdams

(26)

gemiddelde ligt op 9%, het Noords gemiddelde is 14% en in de Focuswijken ligt dit iets hoger: rond de 17% (Gemeente Amsterdam b, 2015).

De actie Preventie schooluitval in de Focuswijken is gericht op drie factoren: het betrekken van ouders, het verhogen van de motivatie en het ontwikkelen van sociale vaardigheden. Bureau Leerplicht Plus zet zich al jaren in om zo veel mogelijk jongeren op school te houden, maar sinds 2012 zijn ook scholen en ouders zich bewust van hun rol bij het aanpakken van dit probleem. Deze actie bestaat uit de volgende onderdelen: summer school, ouderparticipatie,

jongerencoaches en beroepsoriëntatie. (Gemeente Amsterdam b, 2015).

3.2.6 Sportparticipatie

In de Focuswijken worden door de sportmakelaars veel leuke sportactiviteiten georganiseerd. Het doel van dit project is dat de deelnemers zich uiteindelijk aanmelden bij een sportschool of –vereniging en dus langdurig gaan sporten. Voorbeelden van deze activiteiten zijn: jump-in, sportmix en streetwise. De jump-in is een Amsterdams initiatief van de ‘Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling’ en de ‘GGD Amsterdam’. Jump-in zorgt er sinds 2002 voor dat kinderen tussen vier en twaalf jaar meer bewegen en gezonder eten.

Sportmix is een wekelijks sport- en spelaanbod en wordt 50 weken per jaar gratis aangeboden op verschillende de schoolpleinen.

Streetwise is een straatsportactiviteit voor jongeren tussen de dertien en 28 jaar. De losse aanpak geeft jongeren de gelegenheid om zich te uiten en daardoor aan te geven waar de behoefte ligt. Streetwise wordt ook 50 weken per jaar

aangeboden. (Gemeente Amsterdam b, 2015).

3.2.7 Veiligheid

In alle Focuswijken hebben bewoners via verschillende bewonersavonden

aangegeven welke problemen aangepakt moeten worden. De uitslag was: afval op straat, verkeersoverlast en jeugdoverlast. In elke Focuswijk is een

buurtveiligheidsteam actief om zulke concrete overlastproblemen aan te pakken. Hiervoor werkt de wijkagent samen met een extra agent, twee toezichthouders, een handhaver en een buurtmeester van het stadsdeel. Het buurtveiligheidsteam pakt deze problemen aan, maar vraagt ook bewoners mee te helpen door overlast te melden. (Gemeente Amsterdam b, 2015).

3.2.8 Vreedzame wijk

Het idee van ‘De Vreedzame Wijk’ komt voort uit ‘De Vreedzame School’. Met het doortrekken van het programma naar de wijk wordt een eenduidige pedagogische aanpak ingevoerd bij alle organisaties die in de wijk met kinderen in de

basisschoolleeftijd werken. De nadruk ligt op burgerschap, het nemen van verantwoordelijkheden, op een positieve en zorgzame manier met elkaar omgaan en hoe je conflicten constructief kunt oplossen. Door gebruik van dezelfde

begrippen, in te spelen op de geleerde vaardigheden en op dezelfde wijze omgaan met conflicten wordt het voor de kinderen duidelijk dat er overal dezelfde regels en afspraken gelden. Deze leefregels worden behalve op scholen bijvoorbeeld ook op sportverenigingen, bij de naschoolse opvang, tijdens de naschoolse activiteiten en

(27)

in speeltuinen aan kinderen geleerd. Zo zal uiteindelijk iedereen in de wijk de regels kennen en toepassen. (Gemeente Amsterdam b, 2015).

3.3 Deelconclusie blik van de gemeente op Volewijck

Het interview met Coby heeft inzichten gegenereerd in de aanpak van Volewijck als Focuswijk. Zo zijn er al vele vooruitgangen geboekt in de wijk door

vernieuwingen, maar staat er ook nog veel te gebeuren in de toekomst. Belangrijk voor de toekomstige leefbaarheid is dat de sociale cohesie van de wijk hoog in het vaandel staat bij de gemeente. Zo probeert de gemeente bewoners bij elkaar te brengen en te verbinden door middel van kunst bij het project ‘Broedstaten’. Daarnaast zijn buurtbewoners ook nauw betrokken bij de totstandkoming van projecten, wat bijvoorbeeld duidelijk terug te zien in het project

‘Bewonersinitiatieven’. Verder is te zien bij het project genaamd ‘Vreedzame wijk’ dat de problemen rondom de jongeren in de wijk worden aangepakt door te focussen op het bijbrengen van de regels.

Na het inzien van de lopende projecten in Volewijck, is het duidelijk geworden op welke verbeterpunten de gemeente zich focust om een betere leefbaarheid in de wijk te creëren. Het vervolg van dit onderzoek zal de huidige leefbaarheid in de wijk onderzoeken, waardoor er uiteindelijk gekeken kan worden of de gemeente zich focust op de verbeterpunten die voortkomen uit dit onderzoek.

(28)

4

Mediaframing

In 1922 beweerde de bekende journalist Walter Lippmann in het boek ‘Public Opinion’ dat de macht van de media groot is, omdat het publiek afhankelijk is van media om de wereld om zich heen te begrijpen. De massamedia vormen de voornaamste verbinding tussen gebeurtenissen in de wereld en de beelden in onze gedachten. Op basis van de informatie die door media geselecteerd en

geconstrueerd is, wordt de publieke opinie gevormd. Dit is mediaframing, aldus Lippmann (Lippmann, 1997). Zo kan het publiek dus, als gevolg van de negatieve berichtgeving, de wijk Volewijck als onleefbaar beschouwen, terwijl de bewoners zelf hier anders over denken. In deze sectie wordt daarom het begrip mediaframing besproken, waarna artikelen van de afgelopen vijf jaar uit de media worden

onderzocht die berichten over Volewijck.

4.1 Mediaframing

Mediaframing focust zich op hoe het onderwerp naar buiten wordt gebracht, in plaats van alleen te kijken naar welke onderwerpen er besproken worden (Bassaly, 2013). Volgens Entman (1993) kunnen de media worden gezien als

verhalenvertellers, waar volop aan framing wordt gedaan. In het verleden werd die functie vervuld door kerken, scholen en familie, maar tijdens de industriële

revolutie namen de printmedia deze functie over. Nog een tijd later vervingen de massamedia de oudere instituties als verhalenvertellers (Entman, 1993).

Verder beweert Entman (1993) dat framing op vier verschillende plekken in het communicatieproces gebeurt: eerst bepaalt de zender hoe de boodschap eruit komt te zien. Daarna wordt de boodschap geframed doordat bepaalde aspecteten aanwezig of juist afwezig zijn. Vervolgens komt de boodschap aan bij de

ontvanger, welke de boodschap dan persoonlijk tot zich neemt. De laatste plek van het communicatieproces is cultuur. Dit zijn de normen en waarden van de cultuur waar de ontvanger deel van uitmaakt. De techniek van mediaframing die hierbij wordt gebruikt bestaat uit woorden en beelden in de media zo te kiezen, dat daarbij gelijk wordt ingespeeld op het gevoel van de ontvanger. Zo kan het nieuws totaal anders verteld worden door bijvoorbeeld het karakter van de krant waarvoor het geschreven is, de grootte van het artikel en de invalshoek waar vanuit het artikel geschreven is (Entman, 1993).

De afgelopen jaren is mediaframing vele malen een punt van discussie geweest. Er kwamen verschillende debatten tot stand nadat achterstandswijken door verschillende media in een negatief daglicht werden gezet. Dit gebeurde

bijvoorbeeld in het televisieprogramma ‘Probleemwijken’ (NU, 2005). Het beeld dat geschetst werd van een aantal probleemwijken in dit programma, zou

sensatiebelust en negatief zijn met een eenzijdige nadruk op overlast, politieoptreden en criminaliteit. Dat er in probleemwijken ook hardwerkende mensen met veel plezier wonen en hun dagelijkse leven leiden, zou bewust buiten

(29)

beeld worden gelaten in dit programma. De Eindhovens burgemeester Alexander Sakkers uitte zelfs ernstige twijfels aan het waarheidsgehalte van de berichtgeving van SBS van de wijk Woensel-West en haar bewoners: “De bewoners herkennen zich in het geheel niet in de manier waarop u de wijk in beeld hebt gebracht”, aldus Sakkers. (Costera Meijer, 2010).

Ook in de wijken Kanaleneiland en Overvecht, beiden achterstandswijken in Utrecht, is er volgens bewoners negatief bericht in verschillende media. Uit een kwantitatieve en kwalitatieve analyse van de berichtgeving over Kanaleneiland en Overvecht, uitgevoerd door Costera Meijer (2010) gedurende 34 maanden, bleek dat niet alleen de landelijke, maar ook de regionale pers stelselmatig de

werkelijkheid vertekenden. Journalisten negeerden onder meer de ervaringen en het perspectief van wijkbewoners. Maar wanneer een journalist (een leesbare wijk, 2010) bewoners aan het woord liet, leek de berichtgeving realistischer te worden volgens Costera Meijer. Gebeurde dat niet, dan versterkte dit de eenzijdigheid van de selectie, de sensatiegerichtheid van toon en inhoud en het negatieve karakter van de berichtgeving. (Costera Meijer, 2010). De media kunnen dus een bepalend beeld van een wijk vormen, terwijl de bewoners hun wijk op een andere manier ervaren.

Mijn onderzoek kan worden gezien als een vervolgonderzoek op het werk van Costera Meijer (2010), waarin de externe validiteit van het onderzoek van Meijer wordt getoetst. In dit onderzoek worden de meningen van de buurtbewoners onderzocht door middel van een enquête en twee panelgesprekken. Om een completer beeld te kunnen schetsen van de mening van de buurtbewoner is er dus voor gekozen om niet alleen aan kwantitatief onderzoek te doen, maar ook aan kwalitatief onderzoek. In het onderzoek van Costera Meijer (2010) is dezelfde combinatie van kwantitatief en kwalitatief onderzoek toegepast.

4.2 Mediaframing die van toepassing is op de berichtgeving

over Volewijck

Dit onderzoek gaat in op de vraag of het negatieve beeld over Volewijck, hetgeen dat naar voren komt in de besproken artikelen in de inleiding, terecht is of dat er sprake is van mediaframing. Aanleiding voor deze hoofdvraag was de publicatie van verschillende artikelen in de media waarin er erg negatief over de wijk wordt gesproken.

De vraag die in deze paragraaf wordt beantwoord is of er echter wel sprake is van overmatig veel negatieve berichtgeving in de media over Volewijck zoals beweerd wordt door de buurtbewoners. Het zou namelijk ook mogelijk kunnen zijn dat dit beeld bestaat onder de bewoners, omdat een negatief bericht simpelweg langer herinnert blijft. Aan de andere kant zouden de media ook doelgericht negatief kunnen berichten over Volewijck en daarmee aan negatieve mediaframing doen. Daarom wordt in het onderzoek naar de berichtgeving de vraag beantwoord of er

(30)

in de media significant meer negatief bericht wordt over Volewijck. De codering die gebruikt is voor de inhoudsanalyse van de artikelen is te vinden in bijlage V.

4.2.1 Onderzoek naar de aard van de artikelen: wordt er aan negatieve mediaframing gedaan?

Nadat de groep artikelen gefilterd was, bleven er 18 bruikbare artikelen over die in de afgelopen vijf jaar Volewijck als onderwerp hadden. Het Parool berichtte veruit het meest over de Volewijck, maar liefst negen keer (zie grafiek 4.1). Daarnaast zijn er respectievelijk negen van de onderzochte artikelen door andere kranten gepubliceerd.

Grafiek 4.1 Aantal artikelen waarin Volewijck werd genoemd, volgens de LexisNexis Database (2016), uitgesplitst per krant.

Om te onderzoeken of negatieve mediaframing in de artikelen aanwezig is, zijn deze geanalyseerd op de lading van het artikel en is er steeds gekeken naar de keuzes die de journalisten hebben gemaakt tijdens het schrijven.

Zoals vermeld staat in hoofdstuk 1, is er voor gekozen om alleen de artikelen te analyseren waarin positief of negatief geframed wordt. De artikelen, die zijn

gecodeerd als een feitelijke beschrijving, zijn dus buiten beschouwing gelaten in de analyse. In enkele artikelen komen echter zowel feiten en negatieve of positieve framing voor, welke ook zijn geanalyseerd en gecodeerd. De codering voor deze inhoudsanalyse is terug te vinden in bijlage V. Verder is in bijlage VI per artikel uitgeschreven waarom het artikel positief of negatief geframed is. Tot slot zijn de resultaten wat betreft de verhouding tussen positief en negatief geframede artikelen uitgewerkt, welke te zien zijn in grafiek 4.2.

0 2 4 6 8 10

Het Parool Metro De Telegraaf Nul20 Trouw Twentsche Courant

(31)

Grafiek 4.2 Berichtgeving over Volewijck, uitgesplitst in positieve of negatieve mediaframing.

Zoals in de grafiek te zien is, blijkt in 78% van de onderzochte artikelen negatief mediaframing van toepassing is. Het gekozen perspectief waaruit de journalist schrijft over Volewijck is daarmee overwegend van negatieve aard. Zo was in de artikelen te zien dat de keuzes die zijn gemaakt, wat betreft de schrijfstijl,

overwegend duiden op een negatieve invalshoek waaruit wordt bericht. Zodoende blijkt dus dat het percentage significant hoger is voor de onderzochte artikelen die negatief geframed zijn. Uit deze inhoudsanalyse valt daardoor te concluderen dat de media vaker negatieve mediaframing toepast in de berichtgeving over

Volewijck.

4.2.2 Komen buurtbewoners aan het woord?

Naast het gegeven dat de mediaberichten overwegend negatief zijn geframed wat betreft de woordkeuze en de toon van het artikel, is volgens het onderzoek van Costera Meijer (2010) ook belangrijk of buurtbewoners aan het woord komen. Een artikel wordt namelijk realistischer naarmate buurtbewoners aan het woord komen, waardoor de mate van framing overwegend lager is. Zo is de kans groot dat het nieuws over de wijk stelselmatig wordt vertekend op het moment dat de mening van buurtbewoners wordt genegeerd, volgens Costera Meijer (2010).

Voor dit onderzoek is het waardevol om inzicht te krijgen in het percentage artikelen waarin buurtbewoners aan het woord komen omdat dit iets zegt over de mate van framing in de artikelen over Volewijck.

In het onderzoek van Costera Meijer (2010) wordt mediaframing geanalyseerd voor de wijk Wittevrouwen, welke in 2008 werd gekozen als de veiligste wijk van Utrecht. Ook het percentage artikelen waarin buurtbewoners aan het woord komen worden is gegenereerd in het onderzoek voor de wijk Wittevrouwen. Dit

percentage artikelen kan worden gezien als vergelijkingsmateriaal voor de uitkomsten van dit onderzoek over de ‘probleemwijk’ Volewijck. Verschillen in de

22%

78%

Framing berichtgeving Volewijck

Positieve framing Negatieve framing

(32)

percentages zouden namelijk suggereren dat er over de ene wijk realistischer wordt bericht en daarmee een minder vertekenend beeld meegegeven.

Voor de wijk Wittevrouwen gold dat in 55% van de artikelen buurtbewoners aan het woord kwamen. De codering voor de onderzochte artikelen over Volewijck is terug te vinden in bijlage V. Voor deze codering zijn alleen de artikelen geanalyseerd waarin een duidelijke vorm van framing in voorkomt.

Grafiek 4.3 Buurtbewoners in de artikelen aan het woord gelaten, uitgesplitst per wijk.

In grafiek 4.3 is te zien dat slechts in 33,3% van de onderzochte artikelen over Volewijck een buurtbewoner als bron fungeert. Het verschil met de 55% van Wittevrouwen is daarmee dermate groot. Hierdoor valt er te concluderen dat bij de artikelen over Volewijck significant vaker een vertekenend beeld wordt gegeven van de wijk dan in de berichtgeving over een ‘betere’ wijk.

4.3 Deelconclusie mediaframing in de berichtgeving over

Volewijck

Na het uitvoeren van een analyse over de berichtgeving van Volewijck gedurende de afgelopen vijf jaar blijkt dat er sprake is van mediaframing. Nadat artikelen individueel zijn geanalyseerd, valt te concluderen dat er een hoge mate van framing wordt toegepast. Zo komen buurtbewoners in een significant laag aantal berichten aan het woord, en duidt de schrijfstijl op een zeer subjectieve benadering van het onderwerp. De keuzes die de journalisten hebben gemaakt bij het

schrijven van de nieuwsberichten hebben een grote invloed op de beleving van de lezer omdat er een vertekenend beeld van de wijk wordt gegeven.

Daarnaast is de framing vaak negatief van aard. Zo is in maar liefst 78% van de onderzochte artikelen negatieve framing is toegepast. Deze uitkomst komt voort uit de resultaten van de inhoudsanalyse die is gedaan, waarin alle artikelen zijn gecodeerd op het de toon van het artikel, de woordkeuze en de vraag of buurtbewoners aan het woord komen. Hieruit blijkt dat het percentage artikelen waarin aan negatieve framing wordt gedaan, significant hoger is voor de

berichtgeving over Volewijck dan het percentage positief geframede artikelen. Het 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% Volewijck Wittevrouwen

(33)

verschil is dermate groot, waardoor er vanuit kan worden gegaan dat de mediaberichten stelselmatig uit een negatieve invalshoek zijn geschreven. De verklaring voor het voorkomen van negatieve mediaframing wordt gegeven door het artikel dat gepubliceerd is op de site van Taalstrategie (2014). Volgens de site zit het in de menselijke aard om het liefst verhalen te lezen die we ervaren als logisch en passend bij de stereotypen. Dat heeft als consequentie dat bijvoorbeeld in het geval van criminaliteit vaak ideale daders en slachtoffers veel

media-aandacht krijgen. Nieuws waarin daders en slachtoffers niet stroken met onze stereotype ideeën, is moeilijker te verkopen en verdwijnt snel weer uit de krant. (Taalstrategie, 2014).

De bewoners uit Volewijck zijn de ideale daders en slachtoffers en komen overeen met onze stereotype ideeën van bewoners uit een achterstandswijk. Artikelen in de media slaan daarom beter aan bij de lezer op het moment dat het bericht overeen komt met het negatieve stereotype over de wijk. Om deze reden is het dan ook niet verwonderlijk dat er bij een flinke meerderheid getracht is om de artikelen zodanig negatief te framen.

(34)

5

Leefbaarheid

In deze scriptie wordt er onderzoek gedaan naar de mate van leefbaarheid in Volewijck. Het begrip leefbaarheid wordt echter op verschillende manieren omschreven in de literatuur, waardoor er eerst onderzoek gedaan is naar het begrip zelf. In deze sectie worden verschillende definities van het begrip

leefbaarheid besproken, waarna de gekozen methode wordt uitgelicht die als basis wordt gebruikt voor het onderzoek.

5.1 Discussies over leefbaarheid

Het begrip ‘leefbaarheid’ wordt in de literatuur op verschillende manieren

gedefinieerd. Het RIVM heeft in samenwerking met RIGO Research en Advies BV Amsterdam, een uitgebreid literatuuronderzoek verricht met als doel de

verschillende concepten met betrekking tot leefomgevingskwaliteit en de relaties hiertussen te identificeren en te beschrijven tegen hun theoretische achtergrond. In het rapport wordt beschreven:

“De verschijningsvorm van en de context waarbinnen ‘kwaliteit van de leefomgeving’ in beleid en onderzoek wordt gebruikt is zelden eenduidig. Begrippen als leefbaarheid, leefkwaliteit, leefmilieu, (woon)beleving,

(woon)satisfactie, waardering van de woon- of leefomgeving, kwaliteit van leven en duurzaamheid hebben raakvlakken, worden soms als synoniem gebruikt maar geregeld ook met elkaar gecontrasteerd. Veelal vinden de verschillende begrippen hun oorsprong in de beleids- of onderzoekstraditie van waaruit naar de kwaliteit van de leefomgeving wordt gekeken, bijvoorbeeld gezondheid, welzijn, veiligheid, wonen, buurtbeheer of milieu. Maar ook lijkt er sprake te zijn van een verschuiving in het gebruik van de begrippen door de jaren heen.”

Echter, Prof. dr. Van Veenhoven (2000) van de Erasmus Universiteit Rotterdam definieert het begrip anders. Van Veenhoven heeft een studie gedaan voor het toenmalige Ministerie van VWS naar leefbaarheid. Volgens Van Veenhoven is leefbaarheid de mate waarin een leefomgeving aansluit op de persoonlijkheid van een persoon. Daarom kan dezelfde omgeving leefbaarder zijn voor de ene soort dan voor een ander en binnen een soort ook leefbaarder voor het ene exemplaar dan voor een ander. Om leefbaar te zijn hoeft een omgeving niet ideaal te zijn. Volgens Van Veenhoven (2002) kan door te meten hoe gelukkig mensen leven de leefbaarheid in een wijk worden vastgesteld. Van Veenhoven: “We spreken dan van 'kennelijke' leefbaarheid. Omdat het adaptief repertoire van mensen zeer gevarieerd is, kan niet goed gespecificeerd worden waar aan de leefomgeving allemaal moet voldoen. Leefbaarheid voor mensen kan dus niet goed worden gemeten door aanwezigheid van gunstig geachte omgevingskenmerken. De gangbare leefbaarheidsindexen maken ons daarom weinig wijzer. Die indexen zijn typisch een afspiegeling van de politieke agenda. Hoge scores duiden op realisatie

(35)

van beleidsdoelstellingen, maar zeggen weinig over aansluiting op de natuur van de mens.”

Maar valt de leefbaarheid in een buurt wel te meten? Van Veenhoven (2002) beweert dat het niet goed mogelijk is om de leefbaarheid van delen van de omgeving te meten, zoals leefbaarheid van een buurt. De gangbare vragenlijsten naar leefbaarheid van de buurt, meten dan ook niet meer dan tevredenheid van bewoners met een aantal aspecten. Die informatie kan van nut zijn voor het beleid in de wijk.

Volgens Machiel van Dorst (2005) is leefbaarheid wel degelijk te meten. In het boek ‘Een duurzaam leefbare woonomgeving’ beschrijft Van Dorst leefbaarheid op de volgende manier; "Leefbaarheid is een uitspraak over de relatie van een subject en de omgeving. De relatie wordt op verschillende manieren uitgelegd, hierbij zijn er drie relevant:

• De veronderstelde leefbaarheid - de mate waarin de leefomgeving voldoet aan de veronderstelde voorwaarden/criteria.

• De gepercipieerde leefbaarheid - waardering van het individu voor zijn of haar omgeving.

• De kennelijke leefbaarheid - de goede match tussen het individu en omgeving, achteraf te beoordelen door het aantal gelukkige levensjaren.”

5.2 Onderdelen leefbaarheid

In dit onderzoek wordt de gepercipieerde en de veronderstelde leefbaarheid in Volewijck onderzocht aan de hand van de methode Van Dorst (2005). De kennelijke leefbaarheid wordt buiten beschouwing gelaten omdat het meten van het aantal gelukkige levensjaren niet relevant is voor het onderzoek. Dit onderzoek gaat namelijk in op de huidige leefbaarheid voor de bewoners die nu woonachtig zijn in Volewijck, terwijl de kennelijke leefbaarheid ingaat op het aantal gelukkige levensjaren van personen in het verleden.

De gepercipieerde leefbaarheid

De gepercipieerde leefbaarheid weerspiegelt de mening van de buurtbewoners. Hoe beoordelen zij aspecten van de wijk? Zo komen van de Valk en Musterd (1998) met de volgende definitie: “leefbaarheid is de waardering, of het gebrek aan waardering, van het individu voor zijn of haar leef- omgeving”. Volgens Van de Valk en Musterd onderstreept de definitie het belang van de goede combinatie mens en omgeving.

Ook kan de waardering van een individu voor de omgeving volgens Van de Valk en Musterd afhankelijk zijn van persoonskenmerken, ervaring, persoonlijke interpretaties en behoeften en een maatschappelijke en culturele context. Waardering komt voort uit de bruikbaarheid, de aantrekkelijkheid en de veiligheid van de omgeving (Van de Valk en Musterd (1998).

(36)

De veronderstelde leefbaarheid

Volgens Machiel van Dorst is de veronderstelde leefbaarheid de mate waarin de omgeving voldoet aan de veronderstelde voorwaarden voor kennelijke

leefbaarheid. Hier staan volgens hem de indicatoren centraal die beschrijven of verklaren waarom een omgeving (on)leefbaar is. De veronderstelde leefbaarheid is een optelsom van aspecten van milieuhygiëne, fysieke omgevingskenmerken en sociale aspecten.

5.3 Meten van leefbaarheid

De methode Van Dorst geeft duidelijke omschrijvingen voor het meten van de verschillende vormen van leefbaarheid. Deze manieren van meten worden gebruikt in dit onderzoek en worden hieronder besproken.

De gepercipieerde leefbaarheid

Om de gepercipieerde leefbaarheid te meten gebruikt Van Dorst het werk van Van de Wardt en de Jong (1997). De gepercipieerde leefbaarheid laat zich via deze methode eenvoudig meten. Van de Wardt en de Jong (1997) komen namelijk tot de conclusie dat het stellen van drie vragen voldoende is. Hierbij moeten de bewoners op de volgende stellingen reageren (op een 8-puntsschaal): • Ik woon hier naar mijn zin (mee eens, mee oneens)

• Als je in deze buurt woont heb je het goed getroffen (mee eens, mee oneens) • Hoe tevreden bent u met uw buurt (erg tevreden, erg ontevreden)

Veronderstelde leefbaarheid

Er is volgens Van Dorst een verzameling omgevingsfacetten waarmee de veronderstelde leefbaarheid te meten valt. Deze criteria gaan zowel over de fysieke als de sociale gesteldheid in de wijk (Van Dorst, 2005). Voor de buurt of wijk worden de volgende omgevingsfacetten gebruikt, waardoor de veronderstelde leefbaarheid kan worden gemeten (Valk & Musterd, 1998):

• parkeervoorzieningen

• groen (van snippergroen tot park) en water in de wijk • woningdichtheid en bevolkingsdichtheid

• levendigheid, aantrekkelijkheid • criminaliteit, vandalisme

• sociale veiligheid, verkeersveiligheid

• vuil op straat, verkeerslawaai, bodemverontreiniging • aantal verhuisbewegingen per jaar

• percentage eigen woningbezit

• gemiddeld besteedbaar inkomen en inkomensontwikkeling • bevolkingssamenstelling (heterogeniteit, aandeel ‘niet-actieven’)

• aanwezigheid, kwaliteit en nabijheid van voorzieningen (winkels, scholen, medische voorzieningen, OV haltes, kinderopvang, horeca, buurthuis, bibliotheek, etc.)

(37)

5.4 Deelconclusie leefbaarheid

Uit secundair onderzoek is gebleken dat er verschillende definities bestaan van het begrip leefbaarheid. In dit onderzoek wordt de definitie en methode beschreven door Van Dorst (2005) gehanteerd om te onderzoeken hoe het gesteld is met de huidige leefbaarheid in Volewijck. Deze methode splitst de leefbaarheid in drie vormen van leefbaarheid: gepercipieerd, verondersteld en kennelijk. De

gepercipieerde leefbaarheid gaat in op de mening die buurtbewoners hebben over de leefbaarheid in de wijk, terwijl de veronderstelde leefbaarheid zich laat meten door een onderzoek naar de omgevingsfacetten. Daarnaast wordt de kennelijke leefbaarheid in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten omdat het meten van het aantal gelukkige levensjaren niet relevant is voor het onderzoek.

(38)

6

De gepercipieerde leefbaarheid – enquête en

panelgesprekken

In deze scriptie is de methode Van Dorst gebruikt om de mate van leefbaarheid te onderzoeken in Volewijck. Om de gepercipieerde leefbaarheid te onderzoeken schrijft deze methode een enquête voor. Dit onderzoek breidt deze methode uit door een panelgesprek toe te voegen om een totaalbeeld van de gepercipieerde leefbaarheid te komen. In dit hoofdstuk worden de resultaten van de enquêtes en het panelgesprek besproken. Hierbij worden vooral de opvallende resultaten die interessant zijn voor het onderzoek besproken.

6.1 Enquête

Om de gepercipieerde leefbaarheid te meten gebruikt Van Dorst het werk van Van de Wardt en de Jong (Van de Wardt en de Jong, 1997). De gepercipieerde leefbaarheid laat zich eenvoudig meten. Van de Wardt en de Jong (1997) komen namelijk tot de conclusie dat het stellen van deze drie vragen voldoende is: • Ik woon hier naar mijn zin

• Als je in deze buurt woont heb je het goed getroffen • Hoe tevreden bent u met uw buurt

Hieronder worden de uitkomsten van de enquête besproken.  Vraag 1:

Van de ondervraagden is 42% het zeer eens met de stelling, 32% is het er gewoon mee eens. Dat betekent dus dat in totaal 74% van de inwoners uit Volewijck er met zin wonen. Het aantal procent inwoners dat het met de stelling eens doch oneens is, is slechts 12%. Nog minder is het percentage inwoners dat tegen hun zin in Volewijck woont: 10% is het met de stelling oneens en slechts 4% is het zeer oneens met de stelling.

42%

32% 12%

10% 4%

Ik woon hier naar mijn zin

Zeer mee eens Mee eens Eens doch oneens Oneens

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Onder voorzitterschap van Job Cohen doet de commissie ‘project X’ Haren onderzoek naar onder andere de rol van de sociale media, de massamedia en de autoriteiten.. In maart

Our courts have recognised that will drafters who make mistakes may be liable towards disappointed beneficiaries for their negligence in the drafting or execution of

The proprioceptive inputs from postural muscles of the leg are very important in maintaining balance (Hosseinimehr, Norasteh, Daneshmandi, Rahpemay-Rad &

55 Erasmus The interaction between property rights and land reform in the new Constitutional order in South Africa 95; Lewis 1985 Acta Juridica 241; Dhliwayo A

Dit onderzoek toont aan dat taaltraining niet voor iedereen voordelen biedt, maar dat een kleine groep ouderen met een hogere intelligentie baat heeft bij de training, en wel met

To motivate that the Daoist aesthetic ideal creates meaning and a moral horizon will be the task of this final section, bringing to a close the critique of modernity outlined

And this is a lot easier in areas with high-density because you can find an economic base there to enable things like this (shared community).” (pers.. 4.7 Energy|Ben Hendriks,

The tool DFTCalc provides important support here: given an advanced maintenance strategy and a system model given as a fault tree, DFTCalc computes standard relia- bility measures