• No results found

Nationalisme en Architectuur in Iran 1921-1941

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nationalisme en Architectuur in Iran 1921-1941"

Copied!
92
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nationalisme en Architectuur in Iran: 1921-1941

 Abbas Ehyaeian Studentnummer : 0087882

 Universiteit van Amsterdam, Midden Oosten Studies, Masterscriptie

 Begeleider: Robbert Woltering.

 Tweede beoordelaar: Peyman Jafari.

 30-06-2017

(2)

Abstract

Between 1921 and 1941 Reza Shah ruled over Iran. He was an authoritarian modernizer who booked progress in modernizing and westernizing Iran in two decades. Reza Shah was a nationalist and derived his legitimacy from the nationalist discourse of his time. The

nationalist discourse of his time glorified the Ancient history of Iran and denied the Islamic achievements of the Islamic era of Iran. Under his rule the state was centralized and a modern army was created to unify the country and eliminate the tribal feudal system, which was the legacy of Qajar era. In this years by inventing new public institutions, governmental

departments, schools and universities, a social and cultural transformation took place. One of the instruments which could facilitate these changes was architecture. The aim of this study is to investigate the connection of nationalism and architecture in this era and the way

nationalism manifests itself in the architecture of this era.

The state initiated a rapid process of change that began in the public domain and found then his way into the private domain of the houses. One can speak of a state architecture in this period. A public architecture needed to accommodate the new features of a modern state. By introducing modern architecture and urban planning the organic structure of the traditional Islamic city was destroyed and was replaced by a modern urban factory inspired on European cities.

Architecture can serve as a cultural product of nationalism. Therefore, the architecture reflected the interests of nationalism and architects tried to create a modern metropolitan architecture that could express national identity. This phenomenon can be regarded as the manifestation of nationalism in architecture. The nationalist discourse that focused on the glorification of pre-Islamic history had to find a way to be expressed in architecture. There was a tendency which contained the outer features of many public buildings, with elements and symbols of pre-Islamic Iran. The buildings that had their foundation and plan in the Neoclassical architecture of Europe had now a Neo-Iranian appearance, and on this way tried nationalism to allocate these buildings to its discourse. But the architecture and the architects revived the old glory on their own way, and they tried to revive also the old glory of Islamic era of Iran which resulted in Islamic appearance of some of the buildings. Because of the fact that the nationalist discourses aim was to modernize the country, this modernization also brought about modern Western architecture. This can be regarded indirectly as a form of the manifestation of nationalism in architecture.

Following the abdication of Reza Shah, the popularity of Neo-Iranian style decreases. From that date, the symbols and elements of pre-Islamic Iran were much less used on the new buildings, and the International Style gained in the field of architecture.

(3)

Inhoudsopgave

1. Inleiding 1 2. Voorgeschiedenis 5 3. Nationalisme 12 4. Akhundzadeh 20 5. Kermani 23 6. Kaveh en Iranshahr 28

7. Inleiding Iraanse Architectuur 36

8. Opkomst van de Neo-Iraanse stijl 44

9. Het mausoleum van Ferdowsi 55

10. Het Nationale Museum 59

11. Ondergang van de Neo-Iraanse stijl 64

12. Conclusie 70 13. Literatuurlijst

(4)

1. Inleiding

In 1921 wordt er een staatsgreep gepleegd in Iran die het lot van het land en de bevolking ervan verandert. Vanaf die datum probeert men op volle toeren het land te moderniseren, geheel naar Westers model. De periode tussen 1921 en 1941 is

daarmee van cruciaal belang in de moderne geschiedenis van Iran. Het is een transitieperiode waarbij Iran zich ontplooit tot een moderne natiestaat. Die ontplooiing gaat gepaard met een nationalistisch discours wat later een soort ‘staatnationalisme’ wordt. Dit Iraans nationalisme is op verschillende aspecten onderzocht door de academici. Zoals op taalkundige, territoriale, etnische en

religieuze gronden. Maar de relatie tussen dit nationalisme en de architectuur in zijn tijd is zeer onderbelicht.

Door de modernisering van het land in hoog tempo moest er ook veel gebouwd worden. Van gemeentehuizen tot treinstations, van scholen tot rechtbanken. Het waren allemaal nieuwe instituten die vanuit de grond moesten herrijzen. Dat maakt die periode tevens voor de architectuurgeschiedenis van Iran belangrijk. De traditionele architectuur van Iran die verricht werd door ambachtslieden en

doordrongen was met de inheemse cultuur, met klimaat aspecten beïnvloed door de eeuwen heen, krijgt nu concurrentie van de architectuur naar het model van

academisch geschoolde architecten die ook inzicht hebben in wat er in de wereld om hen heen plaats vindt.

Deze periode is vanuit mijn optiek een keerpunt in de geschiedenis van de Iraanse architectuur. De reden hiertoe is de overgang van introverte architectuur naar

extraverte architectuur. Waar de traditionele architectuur een introvert karakter heeft (bijvoorbeeld een gebouw omheind door muren en met een binnenhof met een vijver waar de ramen naartoe gericht zijn) is ze in die ‘moderne’ aangebroken tijd niet meer functioneel genoeg. Nu de steden naar Europees model straten, boulevards en pleinen krijgen, komen er langs die straten winkels en publieke ruimten als bioscoop en theaters. Door de modernisering vindt er op die manier ook een sociale transformatie plaats wat ook weer zijn effect heeft op de architectuur van het land. De architectuur in die periode is beïnvloed door de sociaal culturele aspecten alsmede door politiek nationalistische factoren.

(5)

Het nationalistisch discours werd in die periode gedomineerd door verheerlijkingvan het pre-islamitisch Iran. Dit kan worden gezien als een symbolisch verlangen om zich zowel te associëren met de oude glorie van Iran en een gevoel van legitimiteit te creëren. Want dit was het tijdperk dat de monarch zijn legitimiteit niet meer aan het geloof ontleende maar aan een oud glorieus verleden van Iran. Voor dit onderzoek wil ik uitzoeken in hoeverre dit nationalisme zich manifesteert in de architectuur van juist die periode. Dit zal dan ook de centrale onderzoeksvraag zijn van dit onderzoek. Het onderzoek zal uit twee delen bestaan: het eerste deel over het nationalisme en het tweede deel zal betrekking hebben op de architectuur.

Hiertoe zal ik een hoofdstuk wijden aan het inleiden van die periode en de

totstandkoming van het nationalisme, met name de gebeurtenissen voorafgaand aan de staatsgreep van 1921, en een hoofdstuk aan het nationalisme in die periode. Het is belangrijk om voor het bespreken van het fenomeen nationalisme eerst een aantal theorieën over het nationalisme te bespreken. Ik zal de bekende theorieën van Ernest Gellner, Eric Hobsbawm en Benedict Anderson bespreken. De theorie van Anderson over de verbeelde gemeenschappen – imagined communities- zal ik proberen toe te passen op mijn onderzoek, omdat het in mijn optiek goed aansluit bij nation building en het nationalistische discours in Iran in die periode. Verder zal ik uitgebreid ingaan op personen en tijdschriften die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van het nationalistisch discours. Bij het tweede deel zal ik een inleiding geven over de Iraanse architectuur en een uitgebreider hoofdstuk besteden aan de architectuur in die periode met betrekking tot nationalistische kenmerken ervan. Ik zal twee belangrijke gebouwen van die periode exemplarisch bespreken. Tot slot zal ik in de conclusie proberen de onderzoeksvraag van dit onderzoek te

beantwoorden.

Zoals ik al eerder aangaf is het nationalisme in Iran redelijk onderzocht en er is secundair literatuur hierover te vinden. Ik zal dan ook gebruik maken van de secundaire literatuur die ik tot mijn beschikking heb die in het Engels en Perzisch geschreven zijn. Een van de eerste werken met betrekking tot het nationalisme in Iran is die van Richard Cottam, Nationalism in Iran, hij beschrijft op een chronlogische manier de gebeurtenissen in Iran die deels te maken hebben met het nationalisme

(6)

maar behandelt geen nationalistische theorieën. Drie belangrijke werken die recent verschenen zijn hebben mijn beeldvorming over het nationalisme in Iran verrijkt. The Emergence of Iranian Nationalism geschreven door Reza Zia-Ebrahimi, The politics of Nationalism in Modern Iran, geschreven door Ali Ansari en Nationalizing Iran geschreven door Afshin Marashi. Het is bijna onmogelijk om over Iraans nationalisme te schrijven en niet gebruik te maken van de boeken van wijlen Fereydoun Adamiyat. Hij is een van de weinig onderzoekers en historici die uitgebreide studies heeft gedaan naar de hervormingsdenkers van de constitutionele revolutie, waarvan een deel heeft bijgedragen aan de totstandkoming van het nationalistisch discours in Iran.

Wat primaire bronnen betreft heb ik bij een antiquair in Iran de complete uitgave van de periodiek Kaveh kunnen bemachtigen, alsmede een digitale versie van de periodiek Iranshahr. Beiden dienden als een belangrijk medium en voedingsbron voor het Iraans nationalisme tijdens het interbellum. Tevens heb ik tot mijn beschikking gehad de boeken Aineh Sekandari en Seh Maktub van Mirza Agha Khan Kermani en

Maktubat geschreven door Fathali Akhundzadeh, die twee schrijvers worden als pioniers van het Iraans nationalisme aangemerkt. Verder heb ik gebruik gemaakt van het tijdschrift architecte, het eerste magazine over architectuur uitgegeven in Iran. Wat de literatuur over de architectuur van die periode betreft gaf ik eerder aan dat er weinig onderzoek is gedaan naar de relatie tussen het nationalisme en de architectuur in die periode. Hetgeen mij verbaasde in mijn zoektocht naar literatuur hierover was dat er over het algemeen over de architectuur van die periode erg weinig onderzoek is gedaan zowel in als buiten Iran. Ik heb wel de beschikking gehad over een aantal Iraanse bronnen die vooral een bouwkundige kijk hebben op de architectuur en minder de sociaal culturele kant behandelen. Wel heb ik een boek van Mostafa Kiani tot mijn beschikking gehad die in Iran gepubliceerd is over de architectuur in dezelfde periode, het is jammer dat het boek politiek beladen is en de auteur blijft

oppervlakkig. De Engelstalige bronnen bieden wel goed inzicht in wat er in die periode gebeurd is, Mina Marefat heeft haar dissertatie gewijd aan de metamorfose van Teheran in die periode, en Talinn Grigor heeft een boek en meerdere artikelen geschreven over de moderne architectuur in Iran, haar focus ligt meer op de totstandkoming van de Nationale Monumentenraad, dit ziet men terug in veel van haar werken. Het vergt wel vermelding dat de gebouwen en de moderne architectuur niet goed gearchiveerd en gedocumenteerd zijn in Iran. Bij het lezen van de

(7)

verschillende bronnen ziet men dat een bepaald gebouw wordt bijvoorbeeld toegewezen aan verschillende architecten door verschillende auteurs. Bij de

gebouwen die ik als exemplarisch bespreek staat wel vast en gedocumenteerd wie de architecten ervan zijn.

Zelf heb ik ook een deel van die gebouwen bezocht maar door de gevoeligheid van de Iraanse autoriteiten mocht ik bij bepaalde overheidsgebouwen geen foto’s maken en de gebouwen ook niet betreden. Voor de bespreking van de traditionele architectuur van Iran heb ik gebruik gemaakt van werken van Arthur Pope en Mohammad Karim Pirnia die bekend staan als experts op hun vakgebied. Verder heb ik gebruik gemaakt van werken van Sibel Bozdogan. Zij heeft veel studies verricht naar het moderne architectuur van Turkije, en door het lezen van haar werk kon ik de situatie van beide landen vergelijken en bood mij meer inzicht en inspiratie. Tevens heeft een hoofdstuk uit het boek Architectuur in Egypte geschreven door Robbert Woltering en Jorrit Kelder mij inzichten gegeven in de opkomst van moderne architectuur in Egypte.

Voor dit onderzoek heb ik gebruik gemaakt van een vereenvoudigde vorm van de fonetische transcriptie, wel rekening houdend met de Perzische uitspraak. Daarbij heb ik de diakritische tekens weggelaten. Namen van personen worden weergegeven op de manier waarop ze het meest bekend, tenzij die namen geciteerd zijn uit een bron, waarbij de oorspronkelijke transcriptie wordt behouden. Al met al heb ik behoorlijk wat tekst moeten vertalen. Soms heb ik werk dat al in het Engels vertaald was intact gelaten, waarbij ik het Engelse citaat heb geciteerd om zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst en bron te blijven.

(8)

Dit hoofdstuk is bedoeld om het onderzoek in te leiden met de gebeurtenissen die vooraf gingen aan de troonbestijging van Reza Sjah. Omdat het onderzoek de rol van het nationalisme in de architectuur betreft en het discours van het nationalisme probeert te verduidelijken, is het relevant om in het kort stil te staan bij de culturele geschiedenis van Iran vanaf de Oudheid. Gezien het feit dat het nationalistisch discours het pre-islamitisch Iran verheerlijkt is het eveneens van belang om hier aandacht aan te besteden en daarna de situatie tijdens de Kadjaren te beschrijven. Iran kan gezien worden als een culturele entiteit dat zich uitstrekt over het Iraanse plateau en de daaraan grenzende vlaktes. Een gebied omvattend deels Irak, de Kaukasus en Turkije in het Westen, tot aan Chinees Turkestan in het Oosten.1 Een cultuur die is verrijkt door de diversiteit aan volkeren en etniciteiten die in de loop der tijd hun bijdrage hieraan hebben geleverd, waar de Perzen ook een onderdeel van uitmaken. De culturele entiteit Iran omvat dus meer dan de moderne staat Iran in haar huidige vorm. Homa Katouzian gebruikt de term Persianate societies voor de Iraanse culturele regio.2

Hiertoe komen de Sassaniden in de derde eeuw na Christus al met een politiek idee van ‘Iranshahr’ en plaatsen de Perzen en Perzië te midden hiervan en maken het Zoroastrisme tot de staatsgodsdienst. Daryaee, een oudheidkundige die zich in de Sassanidische geschiedenis verdiept heeft, schrijft hierover: “This means that the Sasanians used the traditions of their ancient religion to name the territory that they were dominating. Not only Iran was set by a boundary and defensive walls at its four corners, but cultural mores and values became associated with the idea of being Iranian.” 3 Dit had tot gevolg dat alleen mensen die aan de normen en waarden van de Sassaniden voldeden als burgers van Iranshahr werden erkend. Voor het eerst in de geschiedenis van Iran lijkt het dat men bezig is met het ‘Perzianiseren’ van de culturele regio.

De Arabisch-islamitische verovering van Iran in het jaar 651 na Christus zorgt voor val van het Sassanidische Rijk alsmede de vervaging van het Zoroastrische geloof. Geleidelijk vervangt de islam het Zoroastrsime als een meerderheidsreligie. In de 1 Frye, “Golden Age,” 27.

2 Katouzian, “Iran,” 14. 3 Daryaee, “Introduction,” 5.

(9)

eeuwen die daarop volgen vormt zich een mix van pre-islamitische normen en waarden verweven met de islamitische normen en waarden die de cultuur in Iran vormden, hetgeen mede zorgde voor de bloei van de islamitische cultuur elders in de islamitische wereld. De drang naar behoud van hun eigen Iraanse identiteit zorgt voor het ontstaan van bewegingen als de Shu'ubiyya, alsmede enkele locale Iraanse

dynastieën die aan de macht komen en voor heropleving van de Iraanse cultuur zorgen zoals de Buyiden en Samaniden. Richard N. Frye heeft dit uitvoerig besproken in zijn boek getiteld The Golden Age of Persia.

Pas in de 16e eeuw lukt het de Safawiden weer om van Iran een politieke eenheid te maken waarmee Iran nu ook een religieuze identiteit krijgt. Het sjiisme wordt de staatsgodsdienst. Dit speelt een belangrijke rol bij de wederopbouw van een nieuw etnisch-religieuze identiteit voor het Iraanse volk.

De Kadjaren komen in de achttiende eeuw aan de macht en regeren tot

negentienhonderd vijfentwintig over Iran. Tot aan de twintigste eeuw blijft Iran een land zonder constitutie, met de Kadjaren dynastie aan de macht die er niet in slaagt om een dominante centrale overheid tot stand te brengen. In die periode verliest Iran een groot deel van haar territorium in de Kaukasus. Het land blijft weliswaar

onafhankelijk maar het ontkomt niet aan de imperialistische daden van de Russen en Britten.

De twee grote nederlagen in de oorlog tegen de Russen in 1813 en 1828 zorgen ervoor dat Iran een groot deel van zijn territorium in de Kaukasus en Klein Azië verliest. Het verlies van het territorium kan als een keerpunt worden gezien in de moderne geschiedenis van Iran. Sindsdien begint men zich af te vragen waarom het land zo zwak is geworden en waarom het zo achter loopt ten opzichte van de

Europese landen. Een dergelijk nederlaag vormt als het ware een aanwakkerpunt voor patriottistische gevoelens. Men realiseert zich dat er hervormingen nodig zijn.

Kroonprins Abbas Mirza die ook de bevelhebber van de troepen is vindt het hoog tijd worden om het leger te moderniseren. Dit kan als een beginpunt van de hervormingen in Iran worden gezien in de negentiende eeuw. Maar deze militaire hervormingen leiden niet tot grote successen.

(10)

Amir Kabir als premier wordt geïnstalleerd. Hij voert hervormingen door binnen de overheidsadministratie. Tijdens zijn bewind worden Westerse wetenschap,

technologie en educatieve methoden geïntroduceerd in Iran en op kleine schaal wordt daarmee modernisering in gang gezet. Het hoogtepunt van de hervormingen van Amir Kabir is het oprichten van Dar al-Fonun, een Hogeschool met opleidingen vooral in bèta wetenschappen.4 Zo probeert men in eigen land mensen op te leiden en kennis te laten maken met de nieuwe kennis en wetenschap uit het Westen. Helaas wordt hij vóór dat de Hogeschool openging uit zijn ambt gezet en daarna vermoord. Dit

demonstreert dat het voor mensen met een hervormingsagenda niet makkelijk was om hervormingen door te voeren.

Een belangrijke rol destijds in het hervormingsproces in Iran, zoals ook in andere landen in het Midden Oosten, is weggelegd voor studenten die naar Europa zijn gestuurd om te studeren. Wanneer zij terugkomen hebben ze nieuwe ideeën en nieuwe kennis opgedaan wat ervoor zorgt dat ze bijdragen aan het debat over de

hervormingen.

Het hoogtepunt van het hervormingsproces en het hervormingsdenken in de

negentiende eeuw in Iran is de Constitutionele Revolutie van 1906 waarbij de macht van de absolute monarch wordt ingeperkt en er een constitutionele monarchie ontstaat. De monarch deelt zijn regering met een parlement bestaande uit volksvertegenwoordigers en het land krijgt een grondwet.

Het hervormingsdenken in Iran is zowel constitutionalistisch als nationalistisch van aard. Men ontkomt in de negentiende eeuw in Iran ook niet aan de heersende Europese nationalistische ideeën. Wat de meeste hervormingsdenkers beogen is het beëindigen van het feodale grootgrondbezitsysteem, gouvermentele laksheid, onderdrukking en corruptie.

Uit de groep nationalistische denkers uit negentiende eeuw en van vóór de

Constitutionele Revolutie zijn de meest prominente Mirza Fathali Akhundzadeh en Mirza Agha Khan Kermani. Zij hebben boeken en verhandelingen geschreven die een grote bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van het nationalistisch

(11)

discours. Belangrijkste nationalistisch werk van Akhundzadeh is Maktubat, en van Kermani kunnen Seh Maktub en Aineh Sekandari als belangrijkste nationalistische werken worden aangemerkt. Zij zien allebei de Arabische invasie en de islam als de grootste oorzaak voor de achtergesteldheid van Iran. (Hoewel Kermani later wat pragmatischer naar de islam kijkt mede onder invloed van Al-Afghani en Malcom Khan.) Bovenstaande nationalisten verwijzen naar het glorieuze verleden van pre-islamitisch Iran om de islam en de Arabische invasie als bron van ellende en zwakte in Iran aan te wijzen. Beïnvloed door de rassentheorieën in het Westen en het feit dat het Arische ras waartoe Iraniërs ook behoorden superieur was aan andere rassen. Dit demonstreert affiniteit met de oriëntalistische perspectief op de suprematie van de Indo-Europese volkeren en de middelmatigheid van het Semitische ras.5 Het

nationalistische discours in Iran idealiseert de pre-islamitische Perzische Rijken maar negeert de islamisering van Perzië. Terwijl een groot deel van de Iraanse cultuur in de islamitische periode tot bloei is gekomen.

Hoewel Iran in 1906 een volksvertegenwoordiging krijgt en de macht van de monarch door een grondwet ingeperkt wordt, komt er niet echt een democratische regering en een effectieve centrale overheid tot stand maar ontstaat er meer chaos. Volgens sommige auteurs als Katouzian is dit gelegen in het feit dat chaos door de eeuwen heen een traditie van de maatschappij was geworden.6 Wellicht werd het begrip vrijheid te ruim gedefinieerd en zodoende als een absoluut beginsel ervaren. De wetgevende macht beschouwde zich ook als de uitvoerende macht en zorgde ervoor dat de uitvoerende macht niet kon functioneren. Dit zorgde ervoor dat er geen systeem van checks and balances tot stand kwam.

De centrale overheid – voor zover het kon functioneren als een centrale overheid – was te zwak om effectief over het hele land te kunnen regeren. Hierdoor was er geen veiligheid voor de burgers in het land wat ook tot chaos leidde. Tumult overheerste over het hele land.

Daar kwam nog bij dat de Europese mogendheden als Rusland en Groot Brittannië zich bemoeiden met interne aangelegenheden van het land. Door een verdrag dat zij 5 Zia-Ebrahimi, “Iranian Nationalism,” 99-123.

(12)

onderling in 1907 sloten verdeelden ze Iran in twee gebieden die onder hun

invloedsfeer vielen. Het Noorden voor de Russen en het Zuiden voor de Britten. De Koning Mohammad Ali Sjah maakte misbruik van de politieke chaos en verklaarde de grondwet nietig en met de hulp van de Russen beschoot hij het parlement met

kanonnen om deze te ontbinden. De volgende jaren brak er burgeroorlog uit en daarop volgde de Eerste Wereldoorlog. Iran verklaarde zich aanvankelijk neutraal maar werd aangevallen door Britten, Russen en de Ottomanen.

Na de oorlog was de situatie zo erg dat de burgers zich in Teheran ook niet meer veilig voelden, ze werden geterroriseerd door bendes. De regering was nog zwakker dan voorheen. In de provincies Gilan en Azerbeidjaan kwamen afscheidsbewegingen aan de macht die soms op het punt stonden om Teheran binnen te vallen. De

territoriale integriteit van Iran was in groot gevaar en het land dreigde om uit een te vallen. De intellectuelen hadden de hoop op democratie en volksvertegenwoordiging opgegeven en ze zagen als enige oplossing voor de redding van het land een machtige persoon met ijzeren hand. Een patriot die voor nationale eenheid zou zorgen.

Bahar, een vooraanstaand politicus behorend tot de democratische partij en een van de grootste dichters uit de moderne geschiedenis van Iran, schrijft in zijn boek over de geschiedenis van de politieke partijen in Iran over zijn frustraties destijds ten aanzien van democratie in Iran: “By introducing a democratic law from modern Europe into the paternalistic environment of traditional Iran, it weakened the liberal candidates and instead strengthened the conservative rural magnates who can herd their peasants, tribesmen, and other retainers into the voting polls.” 7 Bahar geeft dus aan hoe de import van een democratisch principe verkeerd kan uitpakken wanneer in een land als Iran het draagvlak er nog niet voor is. Bahar laat duidelijk zien dat hij tegen

provinciale autonomie is destijds en voorstander van een sterke centrale overheid voor het behoud van de territoriale integriteit van het land: “Realizing that provincial decentralization can easily lead to national disintegration, I backed the central government, even Vossuq al-Dawleh, and criticized Kuchek Khan, Khiabani, and Taqi Khan, even though I admired them personally. For the same reasons, I continue

(13)

to favor the formation of a strong central government and warn against the establishment of provincial autonomy.” 8

Het nationalisme tijdens deze periode werd gevoed en verspreid onder andere door twee prominente intellectuelen: Seyyed Hassan Taghizadeh en Hossein Kazemzadeh die in Berlijn periodieken publiceerden. Ook deze nationalisten legden de nadruk op het pre-islamitische Iran. Men heeft in deze periode duidelijk te maken met de heropleving van het pre-islamitisch Iran. Deze tendens werd mede gestimuleerd door de opgravingen en onderzoeken die de Westerse archeologen in Iran verrichtten. In het volgende hoofdstuk zal ik hieromtrent het nationalisme uitgebreid bespreken. In 1921 pleegt de Kozakkenbrigade onder leiding van Reza Khan een staatsgreep waarbij de journalist Seyyed Zia’eddin Tabatabaee als premier geïnstalleerd wordt. Reza Khan zelf wordt de Opperbevelhebber der Strijdkrachten. Binnen een korte tijd maakt hij in deze hoedanigheid korte metten met de opstandelingen en brengt rust, orde en stabiliteit terug in het land. Hij beklimt de trappen van vooruitgang en wordt Minister van Oorlog vervolgens premier en na het premierschap sticht hij een nieuwe dynastie. In 1925 laat hij zich kronen (met toestemming van het parlement) tot koning en wordt Reza Sjah Pahlavi tot 1941 het staatshoofd van Iran. Reza Sjah

introduceerde vele sociale, economische en politieke hervormingen tijdens zijn bewind, en de legde het fundament voor de moderne Iraanse Staat. De staat kreeg een seculiere vorm naar Europees model.

Als eerst zorgde Reza Sjah voor het versterken en het moderniseren van het leger. Daarna komen een effectief ambtenarenapparaat en bestuurlijke organen tot stand. Het onderwijs wordt gemoderniseerd, er komen scholen alsmede de Universiteit van Teheran. Groepen studenten kregen overheidsbeurzen om in het Westen te gaan studeren. Ook veel aandacht krijgt de gezondheidszorg door onder andere de bouw van ziekenhuizen. De infrastructuur is aan drastische veranderingen onderhevig. Er komen veel nieuwe verharde wegen en een nationale spoorlijn wordt aangelegd. Het land raakt in rap tempo geïndustrialiseerd door bouw van staatsfabrieken. Het justitiële apparaat wordt ook gemoderniseerd. Er werden wetten gecodificeerd en er 8 Abrahamian, “ Iran Between Two Revolutions,” 122.

(14)

ontstonden rechtbanken waar de rechters geen geestelijken meer waren maar juristen die academisch geschoold werden.

3. Nationalisme

In dit hoofdstuk probeer ik de geschiedenis van het Iraans nationalisme te beschrijven. Gekeken zal worden hoe het nationalisme in het Midden Oosten in het algemeen en in Iran in het bijzonder tot stand is gekomen, door de ogen van een aantal

(15)

gerenommeerde Iran deskundigen. Maar eerst zal ik proberen om het begrip nationalisme te definiëren, omdat het een breed begrip betreft en er uiteenlopende theorieën over zijn. Ik zal een aantal gezaghebbende theorieën met betrekking tot het nationalisme uiteenzetten.

Bij nationalisme wordt over het algemeen aangenomen dat het gaat om een voorliefde voor het eigen volk wat meestal gepaard gaat met een zekere afkeer van het vreemde. De uiteenlopende theorieën hebben vaak gemeen de politieke ideologie die stelt dat de staat als politieke eenheid congruent moet zijn aan de natie als sociaal-culturele eenheid. Dit is in lijn met de definitie van Ernest Gellner over nationalisme:

“Nationalism is primarily a political principle, which holds that the political and the national unit should be congruent.” 9 Volgens Gellner is nationalisme een theorie over politieke legitimiteit “which requires that ethnic boundaries should not cut across political ones, and in particular, that ethnic boundaries within a given state – a contingency already formally excluded by the principle in its general formulation - should not separate the power-holders from the rest.”10 Eric Hobsbawm voegt hieraan toe dat het nationalisme “also implies that the political duty of Ruritanians to the polity which encompasses and represents the Ruritanian nation, overrides all other public obligations, and in extreme cases (such as wars) all other obligations of

whatever kind. This implication distinguishes modern nationalism from other and less demanding forms of national or group identification which we shall also encounter.”11 Volgens Hobsbawm is de natie een verschijnsel van recente periode en ze is alleen in zoverre een sociale entiteit als ze in verband kan worden gebracht met de natiestaat. In zijn optiek zijn naties niet bepalend voor staten en nationalisme, maar omgekeerd. “ Nations do not make states and nationalisms but the other way round.”12 Hij bedoelt hiermee dat het nationalisme de natie creëert. Een antropologische benadering van het nationalisme die baanbrekend is geweest voor de studie van het nationalisme is de theorie van Bennedict Anderson. Anderson heeft als uitgangspunt dat nationaliteit en nationalisme cultuurproducten zijn die door een complexe kruising van afzonderlijke historische krachten modulair zijn geworden en dat ze met verschillende gradaties van bewustzijn overgeplant konden worden op een grote verscheidenheid aan

9 Gellner, “Nationalism,” 1. 10 Ibid.

11 Hobsbawm, “Nations,” 9. 12 Hobsbawm, “Nations,” 10.

(16)

maatschappelijke terreinen. Hierdoor konden ze samenvloeien met een brede

verscheidenheid van politieke en ideologische constellaties. 13 In het licht hiervan stelt hij voor de natie de definiëren als een imagined community.14 Het is een verbeelde gemeenschap omdat leden van zelfs de kleinste naties hun meeste medeleden nooit zullen kennen, ontmoeten of zelfs maar van hen zullen horen, en toch zal er in de geest van ieder lid het beeld van hun gemeenschappelijkheid bestaan.15 Anderson stelt dat naties en nationalisten altijd streven naar soevereiniteit. Nationalisme kan worden gezien als een proces van in- en uitsluiting.

Gemeenschappen onderscheiden zich niet zozeer van elkaar op basis van valsheid en echtheid, maar vooral op basis van de stijl waarin zij zichzelf verbeelden. Cruciaal is dat de verbeeldingen ooit op een bijzondere wijze zijn verbeeld.16 Het zijn die

verbeeldingen die voor eenheid en unificatie zorgen en als basis voor identiteitsvorming kunnen dienen.

De moderne natiestaat en het concept van nationale soevereiniteit ontwikkelde zich in Europa en spreidde zich vandaar naar andere delen van de wereld. Volgens Elie Kedourie is het nationalisme een Europese uitvinding. “Nationalism is a doctrine invented in Europe at the beginning of the nineteenth century.” 17 De nationalistische ideologieën die in het Midden Oosten ontwikkeld zijn, evenals in andere delen van de Derde Wereld, kunnen gezien worden als een reactie op de Westerse invasie in de regio en het vermoeden van de politieke en soms culturele superioriteit van het Westen. “In sharp contrast to west European societies, where modern nationalism emerged as the ideological expression of an internal process of nation formation, in the Muslim states of the Middle East nationalism developed as a response to an external threat posed by the military and economic ascendancy of European powers.”18 Volgens Adamiyat, een vooraanstaand Iraanse historicus, behoort het nationalisme niet tot andere Europese technieken en kennis die direct en klakkeloos zijn overgenomen. Vóór de totstandkoming van het nationalisme in Europa waren de componenten zoals het patriottisme, bewustzijn over het land Iran, een

13 Anderson, “Imagined communities,” 4. 14 Verbeelde gemeenschap

15 Anderson, “Imagined communities,” 6. 16 Anderson, “Imagined communities,” 6-7. 17 Kedourie, “Nationalism,” 1.

(17)

gemeenschappelijke taal en religie en het historisch besef reeds aanwezig in Iran en die zijn niet vanuit Europa geïmporteerd.19

Echter drie gebeurtenissen zorgden ervoor dat het Iraans nationalisme zijn gestalte krijgt. 1) Confrontatie met de superioriteit van het Westen hetgeen voor een militaire en politieke nederlaag zorgde, 2) archeologische opgravingen en onderzoek naar de geschiedenis van het oude pre-islamitisch Iran en 3) de opkomst van het nationalisme in Europa na de Franse Revolutie in de negentiende eeuw en de aanraking van Iraniërs hiermee.20 Adamiyat komt wel tot de conclusie dat het nationalisme zich in Iran in drie richtingen ontwikkelt. Hij benoemt ze als volgt: nationaal bewustzijn of ontwaken, strijd tegen het imperialisme en het stichten van een natiestaat.21

Decennia vóór de totstandkoming van de natiestaat Iran, waren intellectuelen bezig met het verspreiden van nationalistische ideeën. Deze intellectuelen vonden dat hervormingen de enige oplossing waren om de onafhankelijkheid en de territoriale integriteit van hun land te kunnen waarborgen tegen het groeiende Europese imperialisme. Het nationalistische discours in Iran ontwikkelt zich hierin mee in de zoektocht naar hervormingen en kan als een onderdeel van het hervormingsproces worden gezien.

Het hoogtepunt van dit hervormingsproces, wat in de negentiende eeuw in Iran begon, is zondermeer de Constitutionele Revolutie. De Constitutionele Revolutie heeft ook een sterk nationalistisch karakter. Volgens Katouzian ontstaat in Iran voor het eerst een natie door de Constitutionele Revolutie. “There had been no ‘nation’ in Iran before the Constitutional Revolution, just as there had been none in Europe before nations were built between the Renaissance and Reformation, and the 1848

revolutions.”22

Tevens is ook hij net als Adamiyat van mening dat er een zekere ‘sense of communal identity and belonging’23 bestond in Iran zoals we dat in andere regio’s en bij andere 19 Adamiyat, “Mirza Agha Khane Kermani,” 264.

20 Ibid.

21 Adamiyat, “Mirza Agha Khane Kermani,” 265. 22 Katouzian, “State and Society,” 76.

(18)

volkeren ook vinden. Reeds vóór de opkomst van de moderne natiestaten en het nationalisme was dat gevoel aanwezig. Kashani-Sabet gaat hierin verder en zet expliciet de premoderne kenmerken uiteen die gunstig waren voor de ontwikkeling van het nationalisme in Iran: “Compared to many modern nations, Iran had several premodern features favorable to the development of nationalism. The concept of a territorial Iran (or Iranshahr) went back to ancient times. A single state or empire had ruled a territory roughly comparable to modern Iran in some pre-Islamic centuries and again under the Safavids (1501-1722), with a revival of unity beginning under the Qajars (1796-1925). There was also a widespread identification with Persian language en literature, even this was not coterminous with Iran’s borders.” 24

Een ander belangrijk kenmerk dat volgens haar weinig onder de aandacht is gebracht, is de toewijding van een groot deel van de Iraanse bevolking aan het sjiisme, wat zorgt voor een verenigende nationale factor. De historische continuïteit en het besef van een gemeenschappelijke identiteit maakte het al met al in een land als Iran voor de theoretici van het nationalisme gemakkelijk om van de culturele aspecten een nationale filosofie te maken.

Volgens Adamiyat richt het nationalisme van het Oosten zich altijd tegen

buitenlandse vijanden en ziet die vijand als bron van ellende.25 Kashani-Sabet vindt dit fenomeen typisch voor etnische nationalisten en ze constateert dat dit ook buiten het Midden Oosten zo is. “The belief found in many Iranian nationalists from Akhundzadeh on that Iran was great until it was ruined by the (Muslim) Arabs conforms a typical model found among ethno-racial nationalists in many countries, who find it useful to blame other ethnic groups for their perceived decline from an early period of greatness.” 26 Door de nationalisten in Iran werd de Arabische invasie en de islam als bron van ellende ervaren. Evenals het geval was bij het Arabisch nationalistisch discours die zich tegen de Ottomaanse heerschappij richtte en het Turkse nationalistisch discours die op haar beurt de Perzen en Arabieren als bron van ellende aanmerkte.

24 Kashani-Sabet, “Cultures of Iranianness,” 163. 25 Adamiyat, “Mirza Agha Khane Kermani,” 267. 26 Kashani-Sabet, “Cultures of Iranianness,” 165.

(19)

Het nationalistisch discours in Iran wordt gevoed door de discussie in Europa die in die tijd gevoerd wordt en wat tegenwoordig bekend is als ‘Aryan myth ’. Die discussie ging over de rassentheorieën. Volgens deze theorieën was er een raciaal onderscheid tussen de Ariërs en de Semieten, waarbij de Ariërs als superieur werden gezien. Die discussies vinden hun ondergang wanneer de Nazi’s op grond van deze theorieën gruweldaden verrichten tegen de mensheid. Tegenwoordig spreekt men in academische kringen over Indo-Europese of Indo-Iraanse volkeren. Maar in de negentiende eeuw vormde dit nog een hevig academisch debat waar ook de Iraanse intellectuelen mee in aanraking kwamen. Omdat de Iraanse intellectuelen in het begin in aanraking waren gekomen met de ideeën van de Franse Verlichting, leerden ze ook de rassentheorieën vooral kennen aan de hand van twee Fransen: Comte de Gobineau en Ernest Renan. De mening van Renan is het beste als volgt te omschrijven:

“progressive contributions to civilization could be traced to the Indo-Europeans, with whom Iranians shared a linguistic root.”27 De Iraniërs behoorden volgens deze

theorieën tot het Arische ras en werden gezien als ‘Oriental Aryans’. Deze ideeën werden niet alleen verspreid door de Oriëntalisten maar ook door dat de Iraniërs in aanraking kwamen met Westerse ideeën via beschikbare vertalingen en reizen naar Europa.

Zoals hierboven beschreven ging het nationalisme in Iran gepaard met het hervormingsproces. De hervormers wilden het land moderniseren naar Westers voorbeeld en waren veelal onder invloed van Westerse ideeën, alhoewel zij die soms ook wilden aanpassen aan de inheemse cultuur. Gezien de tijdsgeest zou men in eerste instantie kunnen denken dat het nationalistische discours in Iran uit zou gaan van nationale en Iraanse ideeën voor het hervormen van het land. Maar de nationalisten in Iran dachten hier anders over. Zij zagen voor het hervormen en het sterk maken van het verzwakte Iran de Westerse ideeën en concepten als enige uitweg. De

nationalisten waren soms extremer en vonden dat de burgers geëuropeaniseerd moesten worden. Ali Ansari geeft in een duidelijke analyse aan hoe die twee ideeën zich met elkaar konden verenigen. Ik probeer in het kort zijn analyse te beschrijven. Volgens Ansari groeien de intellectuelen op in een intellectueel milieu “ in which the ideas of the European (principally French) enlightenment were penetrating Iran’s

(20)

cultural and literary elite.” 28 Voor deze intellectuelen was de Europese beschaving in essentie gelijk aan Verlichting, “ and the enlightenment did not belong to any culture but was a constant thread in the history of humanity, to which the Iranians themselves could lay fair claim.”29 Zo beargumenteerden de intellectuelen dat hervormen op deze manier een terugkeer naar zelf is en ze zagen dus de onderwerping aan de rede als onvermijdelijk. “In this sense the call for the adoption of European civilization was in its own peculiar way a return to the self, and a submission sooner or later to the inevitable cunning of Reason.”30 Dit is als het ware een toeëigening van het Westen. Robbert Woltering gebruikt hiervoor de term appropriated West.31 Woltering laat in zijn studie naar het occidentalisme in Egypte zien dat ook daar hervormers als Muhammad ‘Abduh en Taha Husayn de ideeën uit het Westen probeerden toe te eigenen. Volgens Woltering presenteert ‘Abduh in wezen de Westerse beschaving als een beschaving dat door de islam is voortgebracht. Op die manier maakt hij de weg vrij om Westerse concepten over te nemen.32 Husayn beschrijft dat Egypte in essentie een Europese land is. Omdat Egypte als mediterraan land deel uitmaakt van de

Mediterrane cultuur, en banden deelt met name met Griekenland behoort Egypte niet tot het Oosten. Hierdoor is Egyptische ideaal in de praktijk het Europese ideaal en het geestelijke leven in Egypte in zijn verschillende manifestaties is puur

Europees. 33 Woltering komt tot de duidelijke conclusie dat Husayn dezelfde strategy gebruikt als ‘Abduh: “ he draws the West into the sphere of the Self, appropriating the West by redefining the Egyptian identity and Western alterity in order for them to merge into one unit.” 34 Hiermee laat hij duidelijk zien dat deze hervormers

probeerden de Egyptische identiteit te herdefiniëren en hiermee een eenheid te creëren met het Westen.

Aangenomen kan worden dat intellectuelen in zowel Iran als Egypte naar argumenten en manieren zochten om de Westerse ideeën die zij geschikt vonden voor

hervormingen in eigen land konden toeëigenen om die ideeën makkelijker te kunnen overnemen en eventueel in te voeren.

28 Ansari, “The Politics of Nationalism,” 47. 29 Ansari, “The Politics of Nationalism,” 64. 30 Ibid.

31 Woltering, “Occidentalism,” 54. 32 Ibid.

33 Woltering, “Occidentalism,” 64. 34 Ibid.

(21)

In de volgende drie hoofdstukken zal ik beschrijven hoe het nationalistisch discours in Iran tot stand is gekomen. Ik zal proberen belangrijke gedachtegoed van twee

prominente theoretici van het Iraans nationalisme, Mirza Agha Khan Kermani en Fathali Akhundzadeh te beschrijven evenals de bijdrage die twee tijdschriften Kaveh en Iranshahr hebben geleverd aan het nationalistisch discours. Deze huidige studie gaat over het nationalisme en architectuur maar in de werken die in de volgende hoofdstukken worden besproken leest men niets terug over de architectuur. Dit komt deels omdat het architectonische vertoog pas in de jaren dertig van de twintigste eeuw in Iran op gang komt. De volgende vraag zal dan rijzen: wat is de relevantie om die werken te bespreken in de volgende drie hoofdstukken ? Mitchell Schwarzer definieert architectonisch nationalisme “ as the design of a building according to considerations of how it represents or advances ideas of a nation.”35 Hierboven al werd vermeld dat volgens de theorieën van Gellner en Hobsbawm het nationalisme de naties heeft gecreëerd. In het licht hiervan constateert Raymond Quek dat de nationale identiteit ook een creatie is en dat “ Nations beget the pursuit of National Identity in Architecture.”36 Op basis van deze definities kan worden aangenomen dat

nationalistisch architectuur verweven is met de ideeën van natievorming en nationale identiteit. Daarom is het belangrijk om te bespreken hoe Kermani en Akhundzaeh evenals de twee bovengenoemde tijdschriften probeerden om een nieuwe identiteit voor Iraniërs te vormen door de symbolen en andere elementen van een oud tijdperk in iconen van het moderne Iraanse nationalisme te veranderen. Volgens Schwarzer en Quek zal dan de gecreëerde identiteit zich gaan uitdrukken in de architectuur. We zullen later lezen dat de symbolen van pre-islamitisch Iran zich zullen vertolken in de architectuur.

Een vergelijking kan worden gemaakt met National Architecture Renaissance in Turkije. Volgens Sibel Bozdogan is dit de eerste stroming van nationalistische architectuur in Turkije, waarin ook de ideeën van prominente theoreticus van het Turks nationalisme, Ziya Gokalp in uiting zijn gekomen. 37 Gokalp heeft geen architectonische verhandelingen geschreven maar

zijn werken vormen onderdeel van het nationalistisch discours in Turkije en hebben vooral betrekking op zaken als natie, nationalisme en Turkse identiteit.. Volgens Bozdogan was Gokalp van mening dat beschaving – wat hij ziet in zaken als wetenschap en techniek – van het Westen geleend kan worden, maar de cultuur moet verankerd zijn en blijven in de

geschiedenis van eigen volk.38 Bozdogan vervolgt dat “the National Architecture Renaissance

35 Schwarzer, “Architectural Nationalism,” 19. 36 Quek, “ Nationalism and Architecture,” 11. 37 Bozdogan, “Modernism,” 36.

(22)

seemed to offer a literal translation of his eloquent arguments into architectural terms. Elements derived from classical Ottoman architecture (i.e., Turkish culture) were combined with European academic design principles and construction techniques ( i.e., Western civilization). 39

Nu er een antwoord is gegeven op de gestelde vraag en de relevantie van de bespreking van de totstandkoming van het nationalistisch discours met betrekking tot architectuur is vastgesteld, kan ik nog alleen vermelde dat vanaf hoofdstuk besproken zal worden hoe die ideeën tot uiting komen in de architectuur.

4. Akhundzadeh

Een van de eerste vertegenwoordigers van het Iraans nationalisme is Mirza Fath-Ali

Akhundzadeh. Akhundzadeh is geboren omstreeks 1812 in stadje Nuka in Azerbeidjaan, een gebied in het Perzische Rijk dat in 1828 door de Russen werd ingelijfd. Zijn grootouders waren vanuit Rasht naar Nuka verhuisd. Akhundzadeh begint zijn opleiding aan een

traditionele maktab waar hij begint met het uit het hoofd leren van de Koran en het bestuderen 39 Bozdogan, “Modernism,” 36.

(23)

van fiqh, en het leren van grammatica van het Perzisch en het Arabisch. Hij deed het zo goed op school dat zijn oom, die inmiddels zijn voogd was, hoopte dat hij naar een seminarie zou gaan om een moellah te worden.

Tijdens een ontmoeting met een dichter en mysticus genaamd Mirza Shafi werd Akhundzadeh aangemoedigd om achter moderne educatie aan te gaan in plaats van de theologische school. Zijn voogd was aanvankelijk daar tegen maar desondanks werd Akhundzadeh toch naar een Russisch school gestuurd. “Under the influence of Mirza Shafi, Akhundzade turned his back on Islam, losing confidence in the utility of Islamic values and practices and denouncing the shia clergy as deceitful opportunists who used religion as a means of enhancing their power and prestige among the masses.” 40

Na een verhuizing naar Tbilisi kreeg hij in 1834 een baan aangeboden als vertaler in het kantoor van de Russische onderkoning van de Kaukasus. In het midden van de negentiende eeuw was Tbilisi een levendig cultureel centrum, met een eigen theater, scholen, academies en drukkerijen die werken publiceerden in het Russisch, Armeens en Georgisch. Over het algemeen kan worden aangenomen dat de intellectuele ontwikkeling van Akhundzadeh door de diverse contacten die hij in die wereldstad had zijn gestalte kreeg. In Tbilisi kwam hij in aanraking met Europese filosofie, literatuur, drama en het politieke gedachtegoed. Hij bestudeerde de theorieën van John Hume en John Stuart Mill en heeft hierover twee essays geschreven. Tevens was Akhundzadeh onder indruk van de Zwitserse econoom Sismondi. Verder heeft hij ook de Franse denkers Voltaire en Renan bestudeerd. Akhundzadeh kon zich vinden in de stelling van Renan in de ultieme overwinning van de wetenschap op de religie, “ which Renan had equated with the victory of the Aryan race over the Semites.” 41

Akhundzadeh begint zijn literaire en intellectuele carrière op vijfentwintigjarige leeftijd met het schrijven van gedichten en toneelstukken. De onderliggende filosofische kern van zijn toneelstukken draait rond het conflict tussen de rede en het traditionele bijgeloof, gewoontes en praktijken. Hij protesteerde tegen de islamitische waarden en overtuigingen die in Iran en Transkaukasië werden beoefend. Vanaf 1857, een jaar na de sluiting van de theaters in Tbilisi, verschuift zijn intellectuele en literaire aandacht zich richting het hervormen van het

Arabische schrift.

Akhundzadeh had een diep geloof in de kracht van het onderwijs om de samenleving te transformeren. Dit kan een factor zijn voor zijn aantrekking tot het hervormen van het Arabische alfabet. Dit hervormen had tot hoofddoel het kunnen invoeren van modern 40 Kia, “Mirza Fath Ali Akhundzade,” 424.

(24)

onderwijs en om de verwerving van geletterdheid te vergemakkelijken. Hij voerde hiermee ook een indirecte aanval op islam: “By advocating reform of the Arabic script, Akhundzadeh also wished to wage an indirect attack on Islam, an Arab religion which he considered to be the principal obstacle to the progress of Muslim Societies.”42 Hij geloofde dat deze

hervorming de belangrijkste voorwaarde was voor de verspreiding van moderne ideeën en wetenschap, die op hun beurt de geldigheid en het nut van de traditionele islamitische overtuigingen en praktijken zouden ondermijnen.

Akhundzadeh heeft zich vijftien jaar lang bezig gehouden met dit onderwerp maar nadat hij de hoop hierop had opgegeven doordat zijn ideeën niet geprolongeerd werden aan het Iraanse en het Ottomaanse hof riep hij op tot een totale verwerping van het Arabische schrift in het voordeel van het Latijnse alfabet. Nu hij geen compromis had kunnen bereiken met oelema en de overheidsfunctionarissen onthulde hij eindelijk zijn anti-islam en anti-Arabische gevoelens die hij in het belang van het hervormen van het alfabet een tijd lang verborgen had.

In 1860 schrijft hij een van zijn belangrijkste filosofische en politieke werken genaamd Maktubate Kamal od-Dowle. Deze verhandeling is een conversatie tussen een fictieve prins uit India en een fictieve prins uit Iran. De prins uit India die als spreekbuis van Akhundzadeh fungeert verduidelijkt zijn sociale en politieke perspectief die volgens Kia gegroeid is uit twee fundamentele overtuigingen : “ that political despotism and religious schools and dogmas were absolute evils, for they stood against human reason, rational principles and modern scientific thinking; and that human progress was possible only through a critique of traditional religious beliefs, values and customs, and the adoption of modern ideas and institutions.”43

In deze verhandeling komt de verheerlijking van het pre-islamitisch Iran duidelijk naar voren. Akhundzadeh begint met het vergelijken van pre-islamitisch Iran met Iran van de negentiende eeuw. Hij beschouwt de pre-islamitische periode als een periode van macht, voorspoed, gerechtigheid, vrijheid en vrede. Daarentegen beschrijft hij Iran van negentiende eeuw als: “ the embodiment of political feebleness, social injustice, economic stagnation and religious dogmatism.” 44 Volgens Akhundzadeh was Iran voor de Arabische invasie niet alleen een

supermacht maar het stond ook als een politieke en administratief rolmodel voor de rest van de wereld. Kort samengevat kan er worden aangenomen dat volgens Akhundzadeh: “ the power of the Persian empire was based on highly rational and efficient governmental institutions which ensured the implementation of law and justice throughout the country.” 45

Zijn beschrijving van het pre-islamitisch Iran is idealistisch en romantisch georiënteerd maar 42 Kia, “Mirza Fath Ali Akhundzade,” 429.

43 Kia, “Mirza Fath Ali Akhundzade,” 432. 44 Kia, “Mirza Fath Ali Akhundzade,” 433. 45 Ibid.

(25)

historisch gezien vermeldt hij niet alles correct. Voor Akhundzadeh eindigt de idealistische wereld van Iran met de invasie van Arabieren die hij als barbaren beschouwt. Het derde hoofdstuk van de verhandeling wijdt hij aan kritiek ten aanzien van traditionele islamitische normen en waarden die gepaard gaan met de despotische politieke structuur in Iran. Het beginpunt van de ondergang van het Iraanse volk ziet hij bij de bekering van het volk tot de islam. De islam was volgens Akhundzadeh niet alleen de vijf zuilen en de Koran en de hadith, maar het omvatte alle gelooftradities, gewoonte en bijgeloof, zodanig allesomvattend dat niets eraan kan ontlopen. En de islam penetreerde zich in alle aspecten van het leven van de Iraniërs. Hierdoor was alle ellende en achterstand de schuld van de Arabieren en hun islam. De nationalistische mythologie van Akhundzadeh “ identified Islam with a devastating and humalitiating foreign invasion organized and led by an inferior and savage people.” 46

Bovendien vond hij dat de Arabieren zelf ook slachtoffer waren geworden van het aannemen van de islam. Volgens Akhundzadeh , “ no ethnic group in the world was more wretched and miserable than the Arabs, a people who lived in hunger and ignorance in an isolated corner of the world.” 47

Onafhankelijkheid en vooruitgang konden alleen bereikt worden door middel van fundamentele transformatie van de traditionele sociale orde en het creëren van moderne politieke, sociale en culturele instituties naar Westers model. Dit is de remedie die Akhundzadeh biedt voor de problemen van het Iraanse volk.

Geconcludeerd kan worden dat Akhundzadeh aangemerkt kan worden als een van de eerste ideologische voorlopers van een tak van het Iraanse nationalisme wat niet alleen seculier was maar ook racistisch, chauvinistisch en archaïsch. Zijn bevindingen uiten zich vooral in het verheerlijken van het pre-islamitisch Iran, een intense haat ten opzichte van de Arabieren en de islam en het Westerniseren van de maatschappij.

5.

Kermani

Mirza Agha Khan Kermani is een ander prominente theoreticus van het Iraans nationalisme in de negentiende eeuw. Hij is geboren in 1853 vlakbij Kerman in een vooraanstaand Soefi familie met een Zoroastrisch achtergrond. “ Among his other ancestors were famous physicians and judges and long-established aristocrats.” 48 Volgens Mangol Bayat heeft de

46 Kia, “Persian Nationalism,” 13.

47 Kia, “Mirza Fath Ali Akhundzade,” 439. 48 Vahdat, “ god and juggernaut,” 37.

(26)

diversiteit in de achtergrond van Kermani directe invloed gehad in zijn educatie en heeft zijn politieke en filosofische inzichten intens beïnvloed. 49

Kermani begint zijn educatie met traditionele Iraanse educatie waarin hij les krijgt in onder andere: Perzische literatuur, Arabisch, islamitische theologie en jurisprudentie, wiskunde, logica, mystiek en traditioneel geneeskunde. Later leert hij ook Frans en Engels, alsmede pre-islamitische talen van Iran. Hij werkte tot zijn dertigste als ambtenaar in dienst van de

gouverneur van Kerman. Op dertigjarige leeftijd moet hij door onenigheid met de gouverneur Kerman verlaten en na een tijdje krijgt hij asiel in Istanbul. Daar komt hij in aanraking met de nieuwe ideeën van de politici en de intellectuelen van het Ottomaanse rijk. In Istanbul publiceerde hij artikelen in de Iraanse krant Akhtar. Deze krant kan beschouwd worden als een van de meest invloedrijke hervormingsgezinde publicaties die de publieke opinie tijdens het bewind van de Kadjaren beïnvloed heeft. In 1896 wordt Kermani overgeleverd aan de Iraanse autoriteiten die hem verdenken van de moord op Naser Al-Din Sjah en in Tabriz wordt hij geëxecuteerd.

Volgens Vahdat is Kermani : “ perhaps the first Iranian to ground Iranian thought in modern Western philosophical tenets, and one of the first theorists of modern Iranian nationalism attempting to create a pre-Islamic national identity for Iran.” 50 Ook keert Kermani zich – in

zijn nationalistische bevindingen - tegen de islam en Arabieren die hij als bron van ellende en achtergesteldheid in Iran aanmerkt, alsmede de andere invasies ( van Turken en Mongolen). “ The root of each of the breaches of the tree of ugly character of Persia that we touch was planted by the Arabs and its fruit [ sprang from ] the seed sown from the Arabs. All the despicable habits and customs of the Persians are either the legacy and testament of the Arab nation or the fruit and influence of the invasions that have occurred in Persia.” 51

Kenmerkend voor gedachtegoed van Kermani is dat hij naast nationalistische ideeën, ook andere werken gepubliceerd heeft zoals filosofische en historische boeken en verhandelingen. Een van zijn grootste werken heet Ainehye Sekandari ( mirror of kings), waarin hij

geprobeerd heeft om de geschiedenis van het pre-islamitisch Iran te weergeven. In de inleiding van het boek vergelijkt hij zichzelf met Ferdowsi. Ferdowsi is een dichter uit de tiende eeuw die een epos heeft geschreven genaamd Shahnameh ( book of kings), waarin hij op een epische manier de geschiedenis van Iran weergeeft. Over het algemeen neemt men aan dat de publicatie van Shahnameh heeft gezorgd voor een heropleving van de Perzische taal en cultuur in die tijd. Door een dergelijke vergelijking wil Kermani laten zien dat hij het Iraanse volk wil bewust maken van hun verre glorieuze verleden.

49 Bayat, “Mīrzā Āqā Khān Kirmānī,” 36-37. 50 Vahdat, “ god and juggernaut,” 36. 51 Bakhash, “ Iran,” 345.

(27)

Adamiyat is een van de weinigen die een uitgebreid boek over Kermani heeft geschreven. Volgens Adamiyat was Kermani bekend met de ideeën van de moderniteit en de Verlichting van het achttiende-eeuwse Europa, en werd hij sterk beïnvloed door modern materialisme en naturalisme. Tevens heeft hij de ideeën van Europese denkers zoals Voltaire, Rousseau, Spencer en Darwin overgenomen. Adamiyat ziet in Kermani een schrijver van de Iraanse Verlichting die trachtte het Iraanse volk te associëren met de ontwikkelde

Arische Europeanen.52 Dus ook Kermani ontkomt niet aan de heersende Arische

rassentheorie en de ‘Aryan myth ’.

In veel van zijn werken zien we dat Kermani alles wat volgens hem Iraans is verheerlijkt en de gebreken van de Iraanse maatschappij verwijt aan wat hij als vijanden beschouwt, voornamelijk de Arabieren en de islam. Bijvoorbeeld in Seh Maktub vergelijkt hij de pre-islamitische Iraniërs, hun hoge rang onder de naties van de wereld en hun status als de bron en oorzaak van de globale glorie, enerzijds, met de manier waarop zij in zijn tijd gezien en weergegeven werden anderzijds. Zijn

vergelijking sluit hij af door de Arabische Ander in een zeer harde en woedende toon aan te vallen: “ Om het te verkorten is het vanwege de kleerloze Arabische dieven, de thuisloze muiseters, ... het ergste en het slechtste volk…zwart en gele

gemeenschap53……zonder manieren en eer, zelfs lager dan de dieren, dat het

prachtige Rijk, het ijverige en erudiete volk, de beschaving van Iran was vernietigd en de troon en kroon van Keyan54 werd geplunderd door hen.”55

Hij trekt een vergelijking tussen de Chaldeeërs uit Shahnameh en de islamitische Arabieren die Iran binnenvielen. Volgens Kermani hebben de Arabieren uit de oudheid, die hij soms Chaldeeërs noemt, Iran verpletterd met hun bloeddorstige leger en regeerden duizend jaar onder het gezag van Zahhak.

Zahhak is een mythologische koning uit de Shahnameh die een mensenhoofd had en twee slangenkoppen. Volgens de mythe was hij een tiran van Arabische origine die eeuwen over Iran heerste. De situatie wordt zo erg dat Iraniërs in opstand komen tegen hem onder leiding van Kaveh de Smid, en de Iraanse koning Fereydoun weer aan de troon brengen.

52 Adamiyat, “Mirza Agha Khane Kermani,” 4 en 13-14. 53 Hiermee doelt Kermani waarschijnlijk op de inferieure rassen. 54 Een mythische pre-islamitische dynastie

(28)

Kermani ziet geen groot verschil tussen de twee indringers en beschouwt de

islamitische verovering als een voortzetting van de mythische (Arabisch) Chaldeense invasie duizend jaar eerder. Hij gelooft dat de vijandigheid tussen Arabieren en Iraniërs het gevolg is van het enorme contrast tussen de lange geschiedenis en de grote beschaving van de Iraniërs en de primitieve en het onbeschaafde van het

Arabische leven. Volgens hem plantte dit de zaden van haat en vijandigheid tussen de twee volkeren toen de Arabieren Iran voor het eerst in het Zahhak-tijdperk

binnenvielen. De schrijver probeert hier dus een verhaal neer te zetten voor zijn lezers door mythe en geschiedenis met elkaar te mengen. Zijn lezers die een eigen

perspectief hebben geconstrueerd van Zahhak, als de belichaming van alle kwaad en wreedheid, worden op die manier beïnvloed.

Hij beweert verder dat de Arabieren het Iraanse rijkdom en welzijn, geluk en beschaving, religie en geloof, natuur en moraal, gewoontes, wetenschap, kennis, kunst, industrie, taal, welsprekendheid, kledingdracht, feesten, drinken en alle benodigdheden van het leven vernietigden. Erger nog, in plaats van al hun goede en wenselijke gewoontes, hebben de Arabieren de Iraniërs met barbaarse manieren, onrechtvaardigheid, onmenselijkheid, ledigheid, wreedheid en gruwelijkheid geïnfuseerd.56

Het idee van kwaadaardige gewoontes en de manier waarop ze aan de Iraanse samenleving werden overgedragen door de Arabieren was een van de centrale thema’s waarop Kermani zich in zijn werken richtte. Hij borduurt voort op deze thema's in zijn geschriften over hervorming en het creëren van een moderne vorm van nationalisme in het land, bewerend dat de Arabische moslimcultuur de inheemse Iraanse cultuur en gewoontes had vervangen. De Arabieren hadden hun Bedoeïense manieren opgelegd aan de Iraniërs en het resultaat hiervan was een catastrofe.

Kermani vindt dat vandaag de dag de Iraniërs de Arabieren hebben overtroffen in het niet beschaafd zijn, en kan de Iraanse maatschappij hierdoor geen helden meer als

Rostam57 en Kaveh, maar ook geen rechtvaardige koningen voortbrengen. Zoals dat

wel het geval was in het pre-islamitisch tijdperk. De islamitische verovering was in zijn ogen als de grootste verstoorder van de Iraanse identiteit, wat eeuwenlang voor verwarring, angst en onzekerheid had gezorgd.

56 Kermani, “Seh Maktub,” 238.

(29)

Kermani was voorstander van modernisering, zodat de mensen in Iran konden

genieten van betere leefomstandigheden en een betere intellectuele omgeving. Hij was een van de eerste Iraniërs die Iran volgens Europese normen beoordeelden en

derhalve de intellectuele en sociale achterstand in het land waarnamen. “Unlike some of his contemporary statesmen and fellow revolutionaries in the 1880s and 1890s, he openly denounced Muslim institutions, the political regime, and the educational system as the real causes of national stagnation. At that point, very few were prepared to agree with him; a quarter-century later, his words found an echo in the works of Aḥmad Kasravī.” 58 Hij geloofde dat een revolutie noodzakelijk was om het volk te doen herleven, maar hij heeft geen systematisch programma aangeboden hiervoor noch een solide consistente ideologie voorgesteld. “Essentially, he called for the establishment of a constitutional parliamentary system of government to eliminate the power of the Qajars and for an “Islamic Protestantism” to crush the power of the ʿolamāʾ . Such a “liberation,” he argued, would turn popular attention to “national problems” and convert religious fanaticism into patriotic zeal. It would also bring about the reform of the educational system and the study of “meaningful” sciences.”59 Deze verspreiding van ware kennis zou dan leiden tot nationale kracht.

Dat islamitisch protestantisme, wat eigenlijk de pan-islamisme is van Al Afghani, is in wezen tegenstrijdig met zijn nationalistische idealen die zich verzetten tegen de islam. Maar in Istanbul in zijn late jaren komt hij in contact met Malcolm Khan en Al Afghani. Zo komt Kermani in aanraking met pan- islamitische ideologie van Al Afghani en van Malcolm Khan leert hij dat pragmatisme beter werkt voor een politieke agenda en dat ze de hulp van oelema nodig hebben voor het hervormen van Iran en eventueel verdrijven van de Kadjaren. Wellicht dat hij ook door islamitisch protestantisme van Akhundzadeh is beïnvloed.

Wat wel vaststaat, is dat we kunnen concluderen dat Kermani even als Akhundzadeh een ideoloog was van een tak van het Iraanse nationalisme dat zowel seculier als racistisch, chauvinistisch en archaïsch was. Ook de bevindingen van Kermani uiten zich in het

verheerlijken van het pre-islamitisch Iran, een intense haat ten opzichte van de Arabieren en de islam en het moderniseren en hervormen van de maatschappij. Beiden probeerden om een nieuwe identiteit voor Iraniërs te vormen door de koningen en andere elementen van een oud tijdperk in iconen van het moderne Iraanse nationalisme te veranderen.

58 http://www.iranicaonline.org/articles/aqa-khan-kermani (geraadpleegd 26-05-17) 59 Ibid.

(30)

6.

Kaveh en Iranshahr

In dit hoofdstuk probeer ik in het kort de institutionalisering van het begrip Iraanse nationale identiteit en zelfbewustzijn te bespreken, aan de hand van twee populaire tijdschriften, Kaveh en Iranshahr. Zij werden in Berlijn gepubliceerd respectievelijk in de periode tussen 1916 en 1922 en tussen 1922 en 1927.

Deze twee tijdschriften hebben veel aandacht besteed aan modernisering,

Westernisering, Iranisme, de verheerlijking van de oude geschiedenis van Iran en de reconstructie van de Iraanse nationale identiteit. Tevens deed men pogingen om de Perzische taal te zuiveren van vreemde elementen en het bekrachtigen van

(31)

anti-Arabische gevoelens. Het belang van deze twee tijdschriften ligt in het feit dat ze de ideeën van Kermani en Akhundzadeh doen herleven en verspreiden ze onder de Iraanse intellectuelen en de Iraanse samenleving. Het feit dat ze buiten Iran

opereerden gaf ze de ruimte om vrij te schrijven. De thema's en concepten die deze twee tijdschriften behandelden, werden meestal niet in tijdschriften gepubliceerd die in dezelfde periode in Iran werden uitgegeven.

Eerder werd al aangegeven dat het hoogtepunt van het Iraans nationalisme ten tijde van de Kadjaren de constitutionele revolutie was. De revolutie had een nationalistisch karakter alhoewel het ook wat islamitische sentimenten had. Zoals Cottam beweert: “ The nationalism of much of the liberal constitutional element was inextricably interwoven with a devotion to Islam. But the battle being waged by these people was against domestic reactionaries, including many clerics. They were fighting for liberal democracy in a politically independent Islamic Iran. Their goal, then, was a national goal”. 60 De revolutie had als het ware een nieuw Iraans identiteit en entiteit moeten creëren. Maar de revolutie faalde en kon zijn doelen niet bewerkstelligen, er brak een burgeroorlog uit, en de constitutie kon de onafhankelijkheid en de integriteit van Iran niet behouden. De frustraties zullen enorm geweest zijn voor de intellectuelen, revolutionairen en de bevolking. Hierdoor won het romantisch nationalisme aan terrein. Dit falen hielp het nationalisme om een nieuwe onderscheidende nationale identiteit creëren. De nationale identiteit werd gebouwd op de oude Iraanse cultuur en op een herstel van pre-islamitische Iraanse symbolen en helden. Het etnische

bewustzijn werd richting een nationaal en collectief ontvankelijkheid bewogen. Dit begon met de herinvoering en herinterpretatie van het nationale verleden en de nationale identiteit. Zo vormden archeologie, antropologie, en literatuurgeschiedenis de basis van deze nieuwe vorm en proces van nationale historiografie.

Het lijkt erop dat de intelligentsia na het aanbreken van de Eerste Wereldoorlog eerdere ideeën en imago van het glorieuze pre-islamitisch Iran willen doen herleven. Dit probeerden ze te bereiken door gebruik te maken van historisch en academische argumenten, gebaseerd op moderne theorieën en narratieven van de pre-islamitisch geschiedenis van Iran, geproduceerd veelal door Westerse Oriëntalisten.

(32)

Zoals eerder al werd aangegeven probeerden Kermani en Akhundzadeh een nieuwe identiteit voor Iraniërs te vormen door de koningen en andere elementen van een oud tijdperk in iconen van het moderne Iraanse nationalisme te veranderen. Een van hun ultieme doelen was om de regerende dynastie te verzwakken en het uit te dagen door het te vergelijken met zijn gevierde voorlopers en het te identificeren als de belangrijkste reden voor de schandelijke achterstand van de natie. Hun ideeën werden echter niet op groot schaal verspreid onder de Iraniërs. Door de publicatie van Kaveh en Iranshahr werden die ideeën nu op een groter schaal verspreid en het kwam zover dat ze ten tijde van Reza Sjah grootschalig van bovenaf werden opgelegd.

Kaveh61 werd voor het eerst gepubliceerd in 1916 in Berlijn door contitutionalist, nationalist

en politicus, Seyyed Hassan Taghizadeh. Hij was tevens voorzitter van de Iraanse nationalistische commissie van Berlijn ( Berlijnse cirkel ), een groep intellectuelen en

nationalisten die zich in Duitsland hadden gevestigd. Het tijdschrift werd gefinancierd door de Duitse regering voor verspreiding van propaganda ter ondersteuning van Duitsland en tegen Rusland en Groot-Brittannië. Desondanks liet het tijdschrift een belangstelling zien in de oude geschiedenis van Iran vanaf de eerste dag van zijn publicatie. In zijn naoorlogse nieuwe editie werd Kaveh hervormd tot een cultureel historisch tijdschrift en worstelde zichzelf te

ondersteunen. De Iraanse nationalisten waren pro Duitsland in de veronderstelling dat onder de grootmachten Duitsland het land was dat Iran kon bevrijden van de politieke en

economische overheersing van Groot-Brittannië en Rusland.

De titel van het tijdschrift is genoemd naar Kaveh de Smid, zoals al eerder benoemd, de mythische legendarische held die het Perzische koningshuis in ere had hersteld. De

impressum van elke uitgave omvatte een gravure van Kaveh die in opstand is gekomen. Het tijdschrift werd wijd verspreid onder Iraniërs in Iran, Ottomaans Turkije, India en Europa. Naast Taghizadeh zelf werden artikelen bijgedragen door vele Iraanse schrijvers en bekende Oriëntalisten en Iranisten van en buiten Iran. De Iraanse emigranten die in die tijdschriften schreven, kwamen uit verschillende sociale en politieke achtergronden. Deze kleine gemeenschap omvatte verschillende mensen met een groot intellectueel aanzien, die nationalistisch waren maar tegelijk de gebreken van de Iraanse maatschappij inzagen en als oplossing voor het oog hadden imitatie en aanpassingen naar het Westerse model.

Bij het eerste nummer schrijft Taghizadeh dat de auteurs zich verantwoordelijk voelen en hun landgenoten willen aanwakkeren tot een nationale jihad : “ Ten tijde van deze herrijzenis voor het volk, verscheidene individuen uit een arme en ongelukkige land hebben zich verzameld in Berlijn, de zetel van de oorlog, om het lot van hun natie te overwegen….Het is 61 Milani, “ Tajadod,” 167-186.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

A a n deze politieke dimensie van 'veranderende grenzen', de inperking van individuele vrijheid en de toename van de staatsmacht, het opdelen van de bevolking van Europa in

Architect te Amsterdam, Bibliotheek voor de moderne Hollandse architectuur, Bussum 1917; M.. Brekelmans, 'Hollandse Renaissance als bron van de

wereld die in een concurrentieverhouding tot seculiere moraal en nationale wetgeving moeten worden doorgezet.' Het monotheïstisch probleem manifesteerde zich in de zes- tiende

Na het niet-uitzenden van de kritiek op Khomeini op de Nederlandse televisie terwijl dat even daarvoor publiekelijk was bediscussieerd voor het gehele Nederlandse volk, moet het

Het resultaat van de beslissing van de Verenigde Naties is enerzijds te betreuren, daar de hulp aan de minder ontwikkelde landen nu nog niet krachtiger ter hand genomen kan

Die uitbreiding is niet alleen kwantitatief, maar heeft ook gevolgen voor de aard van de samenwerking tussen de staten in EU verband.. Oorlog - als ultieme methode

By far the greater number of important high-temperature catalytic oxidation reactions, especially those with olefins as reactants, follow the pattern of

Hoewel er geen archeologische waarden in de onmiddellijke omgeving van het plangebied bekend waren (zie 3.3) adviseerde het agentschap R-O Vlaanderen, Onroerend Erfgoed