• No results found

Soa’s, verkering en veilige seks : de seksuele beleving van de adolescent in relatie tot de seksuele voorlichting in het voortgezet onderwijs

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Soa’s, verkering en veilige seks : de seksuele beleving van de adolescent in relatie tot de seksuele voorlichting in het voortgezet onderwijs"

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Soa’s, verkering en veilige seks

De seksuele beleving van de adolescent in relatie tot de seksuele voorlichting in

het voortgezet onderwijs.

Iris Mattie

10006664

Bachelorscriptie Algemene Sociale Wetenschappen

Begeleidster: Y. Sastramidjaja

Tweede lezer: H. de Vries

Aantal woorden: 20.013

Datum: 27-01-2013, Universiteit van Amsterdam

(2)

Hoofdstukindeling

1. Inleiding

2.Theoretisch kader

2.1 Seksualiteit in de maatschappelijke context

2.2 Huidige seksuele voorlichting in het onderwijs

2.3 Normen en waarden en de dubbele standaard

2.4 Seksuele opvoeding door ouders

2.5 Seksualiteit in de media

2.6 Seksuele beleving en vrienden

2.7 Integratie theoretisch kader

2.8 Alternatieve seksuele voorlichting

3. Probleemstelling 3.1 Interdisciplinariteit 3.2 Maatschappelijke relevantie 3.3 Wetenschappelijke relevantie 3.4 Etnische verantwoording 4. Methodologie 4.1 Strategie 4.1.1 Epistemologie en ontologie

4.1.2 Relatie theorie - methodologie

4.1.3 Formulering onderzoeksvraag 4.1.4 Keuze onderzoeksstrategie 4.2 Onderzoeksopzet 4.3 Methode 4.4 Respondenten werving 4.5 Operationalisering

2

(3)

5. Onderzoeksresultaten

5.1 Seks in het onderwijs

5.2 Met je ouders over seks praten

5.3 Seks en media

5.4 De keuze voor seks maak je zelf niet je vrienden

5.5 Missende informatie in seksuele voorlichting

5.6 De alternatieve les 6. Conclusie 6.1 Discussie 6.2 Reflectie 7. Literatuurlijst 8. Bijlage

3

(4)

1. Inleiding

De seksuele beleving onder jongeren zou plat zijn, hol en gebaseerd op het plastische pornografisch beeld dat de media geeft. Jongeren van tegenwoordig zouden door seksueel getinte beelden en informatie in de media geen realistisch beeld krijgen dat bijdraagt aan een gezonde ontwikkeling van een seksuele beleving. Deze veronderstelling wordt onder andere gemaakt door de fotografen en auteurs Hennig en Bremer-Olszewski in het boek Make Love (2013). Het doel van het boek is adolescenten een realistisch beeld te geven over de ware aard van liefde en seksuele beleving. Dit wordt gedaan door middel van foto’s van echte koppels die aan het vrijen zijn waarbij informatie is geplaatst over verliefdheid en intimiteit, maar ook over soa’s, schaamhaar en masturbatie. Ook in het basisschoolonderwijs is dit jaar gestart met een voorlichtingsprogramma, genaamd Dokter Corrie, maar voor adolescenten in het middelbaar onderwijs is geen programma bedacht. Terwijl onder deze groep ook vraag is naar informatie rondom seksualiteit.

Jongeren halen hun informatie nu naast de media ook uit sociale media waar met vrienden onderling allerlei seksueel getinte video’s en afbeeldingen met elkaar uitwisselen. Daarbij zou de seksuele voorlichting die van huis uit wordt meegegeven niet verder gaan dan de noodzakelijke informatie over voortplanting, anticonceptie en soa’s. Eveneens is dat de enige informatie die adolescenten krijgen op het voortgezet onderwijs tijdens biologie, verzorging en maatschappijleer (Timmerman,2009). Als het zo gesteld is met deze socialisatie kanalen die jongeren voorzien van informatie over seks, hoe ziet hun seksuele beleving er dan uit?

De doelstelling van dit onderzoek is te achterhalen wat voor invloed ouders, vrienden en de media hebben op de vorming van de seksuele beleving van adolescenten. Daarbij wordt gekeken naar de huidige seksuele voorlichting in het voortgezet onderwijs aansluit op deze seksuele beleving van adolescenten. Als tussen de seksuele beleving van adolescenten en de huidige seksuele voorlichting in het voortgezet onderwijs een discrepantie blijkt te zijn, zal dit verschil en eventuele missende

informatie worden uitgewerkt in een alternatieve seksuele voorlichting. Dit onderzoek zal op een kwalitatieve manier worden uitgevoerd, waarbij adolescenten door middel van semigestructureerde interviews gevraagd zal worden hoe zij hun persoonlijke seksuele beleving vormen.

(5)

2.Theoretisch kader

Dit onderzoek vestigt de aandacht op de ontwikkeling van de seksuele beleving van adolescenten aan de hand van de invloed van ouders, media en vriendengroepen als belangrijkste socialisatiekanalen. En de vraag in hoeverre de bestaande seksuele voorlichting in het voortgezet onderwijs aansluit bij deze seksuele beleving. Als blijkt dat adolescenten vanuit hun seksuele beleving tekortkomingen in de informatie voorstrekking over seksualiteit ervaren, zal tevens worden onderzocht of de seksuele voorlichting in het voortgezet onderwijs kan worden aangepast. Bijvoorbeeld door middel van het samenstellen van een alternatieve seksuele voorlichting. In dit onderzoek wordt met seksuele beleving gedoeld op de persoonlijke beleving van attitudes en gedrag rondom seksualiteit (emoties, gevoelens, waarden en normen, ideeën en uiting) (Timmerman, 2009).

In dit theoretisch kader zal eerst de vorming van seksualiteit in een maatschappelijke context worden geplaatst. Waarbij deze seksuele beleving belicht zal worden vanuit sociaal-culturele, politieke en religieuze achtergrond, toegepast op de Nederlandse samenleving. Vervolgens zal er worden gekeken naar de dagelijkse sociale omgeving van adolescenten en wat de invloed van de vier sociale actoren, namelijk school, ouders, media en vrienden, zijn. Er zal worden onderzocht hoe deze vier actoren als socialisatie kanalen invloed uitoefenen op de vorming van de seksuele beleving van adolescenten (Lerner & Steinberg, 2004, Ward & Friedman, 2006 en De Graaf, Vanwesenbeeck, Woertman & Meeus, 2009 ). Tot slot zal er worden gekeken naar mogelijke alternatieve seksuele voorlichting in het middelbaar onderwijs, om informatie die adolescenten missen hierin vorm te geven.

2.1 Seksualiteit in de maatschappelijke context

Seksualiteit is al sinds het begin van de vorige eeuw een onderwerp dat in de wetenschap in allerlei theorieën naar voren komt. Zo veronderstelde psychoanalyticus Freud (1905-1953) dat ieder individu leeft om te overleven en te reproduceren, deze biologische motor is gebaseerd op seks. Per levensfase moet een individu een conflict oplossen om naar de volgende levensfase te kunnen. Dit conflict gaat tussen persoonlijke wensen en wat de sociale omgeving wenselijk gedrag vindt en van het individu verwacht. De adolescentie is de laatste levensfase waarin men in conflict staan tussen volwassene persoonlijk seksuele wensen en hoe het individu deze op een sociaal wenselijke manier kan vervullen. Psychoanalyticus Erikson (1968) voegde er aan toe dat het individu ook gestuurd wordt door sociale en culturele invloeden. Erikson stelt dat de vorming van de seksualiteit van het individu verloopt door middel van het oplossen van een crisis die zich per levensfase voordoet. Daarbij meent Erikson dat per cultuur een andere sociale context geldt rondom seksualiteit. De crisis in de adolescentie gaat over het vormen van een seksuele identiteit. Vormt een adolescent deze naar de sociale groep waartoe hij

(6)

behoort of wil behoren? Of mist de adolescent deze aansluiting met als gevolg dat de adolescent verward is over de invulling van zijn seksuele identiteit?

Naast theorieën over de vorming van seksualiteit, is seksualiteit ook in een historisch kader te plaatsen. Seksualiteit is de aard van ons bestaan, door seks ontstaan wij als vleselijke mens, aldus filosoof Foucault (1976). De invulling van seksualiteit gaat verder dan seks zelf. Het gaat over een seksuele beleving die Foucault omschrijft als obsessie en aantrekkingskracht binnen een relatie. Door de eeuwen heen is er per tijdsgeest een andere invulling gegeven aan seksualiteit. Zo is in het moderne tijdperk in het westelijke deel van de wereld lange tijd seks tussen twee mensen enkel bedoeld geweest als reproductie en niet bedoeld voor genot, deze opvatting is veranderd door de secularisering van de kerk. Ook zijn wetten opgesteld over legitieme relaties, dat deze enkel mogen bestaan uit volwassen heteroseksuele koppels. Foucault stelt dat de invulling van seksualiteit en de seksuele beleving steeds verandert door de tijd heen. Bovendien verschilt deze invulling per sekse, leeftijdsgroep en sociale klasse. Zo is de heersende norm over kinderen en adolescenten lange tijd geweest dat seksualiteit en seksueel gedrag niet passend is voor deze leeftijd en dat het enkel voor volwassenen is. Het onderwerp masturbatie als uiting van seksuele gevoelens werd en wordt door ouders en leerkrachten als niet normaal ervaren, omdat het niet passend zou zijn voor de leeftijd (Foucault, 1976,1980).

De focus in deze scriptie zal zich meer op Nederland richten, het land dat in het binnen- en buitenland als een liberaal en progressief land wordt gezien op het gebied van seksualiteit. De kennis die de Nederlandse jeugd heeft over seks is groter ten opzichte van andere landen. Kennis over soa’s, anticonceptie en reproductie wordt als algemeen bekend beschouwd. Maar ook over verschillende seksuele voorkeuren heerst een grotere acceptatie, omdat men veel opener hierover spreekt (Ferguson, Vanwesenbeeck & Knijn, 2008). Hoe ontstaat deze liberale en progressieve opvatting in Nederland?

In Nederland leeft men in een democratie waarbij de bevolking in staat is vrij te discussiëren over de invulling van het publieke en privé leven. Als een individu zich verbonden voelt met de bevolking en deel uitmaakt van het debat heet dit burgerschap. Alles binnen dit debat geeft invulling aan het burgerschap. In deze democratie ontwikkelt men ook opvattingen over de seksuele beleving (bestaande uit seksueel gedrag en attitudes over seksualiteit) door middel van sociale interacties in een publieke sfeer. Het zo geheten seksueel burgerschap kan omschreven worden als het publieke debat over het seksuele leven van het individu. De persoonlijke seksuele beleving wordt niet enkel gevormd door een individu maar wordt mede geconstrueerd en gereguleerd in het publieke debat (Illes, 2012). Seksueel burgerschap geeft een invulling aan de seksuele beleving van individuen in een democratie. Dit gebeurt doormiddel van het toekennen van rechten (zoals het homo huwelijk, abortus, en minimum leeftijd voor seksueel actief gedrag), maar ook door het vormen van normen, waarden en attitudes betreffende passend seksueel gedrag en gevoelens (bijvoorbeeld, negatieve uitlatingen over grote leeftijdsverschillen binnen seksuele relaties, passende leeftijd voor het eerst zoenen, of tienermoeders).

Als het gaat om de invulling van seksueel burgerschap bij adolescenten blijkt dit in het publieke debat een gevoelig onderwerp te zijn. Volwassenen beschouwen dit onderwerp als een privé

(7)

kwestie. Echter stelt Illes (2012) dat adolescenten de ontwikkeling van een persoonlijke seksuele beleving in interactie met een sociale omgeving doormaakt, dus dat er niet gesproken kan worden van een privé-kwestie. Adolescenten hebben behoefte aan kennis over en aandacht voor seksueel gedrag, gevoelens en attitudes, wat zij niet enkel als privé-kwestie zien maar juist ook wensen te bespreken in de sociale omgeving. Seksuele voorlichting in het voortgezet onderwijs zou een uitkomst zijn om adolescenten van kennis te voorzien. Het voorgezet onderwijs is namelijk een belangrijke sociale omgeving waarin adolescenten zich dagelijkse bevinden. Deze sociale omgeving is passend voor het bespreken van de behoeftes en het krijgen van informatie over de thematiek seksualiteit. De invulling van deze seksuele voorlichting zal sociaal geconstrueerd worden in het publieke debat. Op deze manier ontstaat er een algemene invulling van wat de bevolking ziet als passende normen en waarden van een seksuele beleving bij adolescenten. In de volgende paragraaf wordt aandacht besteed aan de huidige invulling van seksuele voorlichting in het voortgezet onderwijs.

2.2 Huidige seksuele voorlichting in het onderwijs

De eerste vormen van seksuele voorlichting in Nederland in het onderwijs was in de jaren ’50 en ’60, in het onderwijs werd er aandacht besteed aan het biologische aspecten namelijk de voortplanting. Decennia later volgende aanvullende informatie over voorbehoedsmiddelen en anticonceptie

middelen, de voorlichting was enkel heteroseksueel gericht. Tijdens de lessen werden er voornamelijk feiten vertelt en werd er bijna geen gebruik gemaakt van beeldmateriaal om de voorlichting te

ondersteunen. De ontwikkeling van de seksuele voorlichting is vanaf toen niet enorm verbeterd (Heemelaar. 2008) De seksuele voorlichting van nu in het voortgezet onderwijs moet voldoen aan gestelde kerndoelen van de overheid. Deze kerndoelen zijn erop gericht dat leerlingen leren over de bouw en functie van het lichaam, en hoe hier op een verantwoordelijke manier mee om te gaan. En de leerling leert in staat te zijn voor zichzelf, anderen en de omgeving te zorgen (Taakgroep Herziening Basisvorming, 2004). Deze kerndoelen worden uitgewerkt in vakken als biologie, verzorging en maatschappijleer. Tijdens deze lessen worden onderwerpen als soa’s, anticonceptie middelen en uitleg van reproductie behandeld (Timmerman, 2009). Uit onderzoek van Shovellera, Johnson, Langillec en Mitchell (2004) blijkt dat enkel het behandelen van pathologische en instructieve aspecten van seks niet voldoende is voor adolescenten om een compleet beeld te ontwikkelen voor de vorming van een seksuele beleving. De emotionele kanten en positieve elementen van seksueel gedrag en attitudes blijven onderbelicht, menen de adolescenten (Shovellera, Johnson, Langillec en Mitchell, 2004). Timmerman (2009) toont verder aan dat adolescenten behoefte hebben aan kennis over verliefdheid, verschillen tussen jongens en meiden en versieren; hierin schiet de huidige seksuele voorlichting te kort. Echter blijkt de seksuele voorlichting in het voortgezet onderwijs niet het belangrijkste socialisatie kanaal te zijn voor adolescenten, de dagelijkse sociale omgeving speelt ook een belangrijkere rol. De sociale omgeving leert de adolescent namelijk passende ideeën, normen en

(8)

waarden over seksualiteit. In de volgende paragraaf wordt beschreven hoe de sociale omgeving hier van invloed op is.

2.3 Normen en waarden en dubbele standaard

Adolescenten hebben verschillende vragen over hun persoonlijke ontwikkeling van seksuele beleving. Deze gaan verder dan vragen over wanneer en hoe je seks hebt. Ze gaan juist ook over de normen en waarden voor een gepaste seksuele beleving. Om betekenis te geven aan een persoonlijke seksuele beleving zoekt een adolescent naar aanwijzingen in zijn sociale omgeving voor aanvaardbaar seksueel gedrag en attitudes. Deze sociale omgeving heeft per sociaal-culturele achtergrond een andere

invulling (Shovellera, Johnson, Langillec, & Mitchell 2004; Marston & King, 2006).

In de literatuur wordt ook onderscheid gemaakt tussen religieuze opvoeding en niet-religieuze opvoeding. Adolescenten die religieus zijn opgevoed krijgen vanuit de opvoeding religieuze verhalen over onder andere passende seksueel gedrag en bijbehorende attitude. Echter blijkt de toepassing van religie op de vorming van seksuele beleving bij de adolescenten van tegenwoordig iets permissiever ten opzichte van gelovige grootouders en ouders. Dit blijkt onder andere uit de opvatting over seks voor het huwelijk. Als een koppel op basis van hun liefde en onder de juiste omstandigheden voor het huwelijk seks zou hebben, beschouwen de adolescenten dit veelal niet als moreel verkeerd.

Adolescenten beschouwen het idee van het huwelijk als voorwaarde voor seksuele gemeenschap als ouderwets, en hechten meer waarde aan liefde als voorwaarde voor seks. (Thornton & Camburn, 1989; Shovellera, Johnson, Langillec, & Mitchell, 2004; Burdette & Hill, 2009 ). In de Nederlandse

samenleving blijkt religie voor het merendeel van de bevolking geen invloed te hebben bij het vormen van een seksuele beleving (Bakker, 2006).

Het ontwikkelen van een seksuele beleving in een sociale omgeving kan voor adolescenten moeilijk zijn (Marston & King, 2006). Vaak gaat de adolescent een gesprek over dit onderwerp uit de weg uit angst voor afkeuring van uit de sociale omgeving. Deze angst ontstaat doordat men denkt te vooruitstrevend te worden gevonden. Of dat men juist hele andere opvattingen heeft die niet stroken met de meerderheid van de sociale omgeving (Marston & King, 2006). Deze onzekerheid over hoe een sociale omgeving denkt over bepaalde thematiek omtrent seksualiteit kan weg worden genomen door middel van seksuele voorlichting in het voortgezet onderwijs. De huidige seksuele voorlichting schiet hierin nog te kort, door het creëren van een alternatieve voorlichting kan deze problematiek worden aangepakt. Het is van belang hierin aandacht te besteden aan de gevolgen van deze aanpassingen, zoals het fenomeen dubbele moraal wat nader wordt toegelicht.

Uit Nederlands en Amerikaans onderzoek blijkt dat er binnen de sociale omgeving bepaalde normen geleden over het gewenste seksueel gedrag en attitude van adolescenten. Passend seksueel gedrag en attitude worden in een sociale omgeving gekenmerkt door middel van labels. Adolescenten krijgen een negatief label als het seksueel gedrag en attitude niet conform de normen en waarden van

(9)

de sociale omgeving is. Adolescente meiden moeten zich strikter aan de gestelde normen houden ten opzichte van adolescenten jongens. Adolescente meiden moeten zich niet uitdagend kleden (kleding, make-up) of gedragen (dansen, flirten, snel zoenen/seks) en niet geassocieerd worden met meerdere jongens. Dit kan leiden tot een negatief label, als ‘slet’ (Shovellera et al., 2004; Marston & King, 2006; Nikken, 2007, documentaire “Sletvrees”, Bergman 2013). Voor adolescente jongens heeft de associatie van meerdere vrouwen een positief effect, namelijk een positief label, als ‘player’ (Marston & King, 2006). Deze dubbele moraal waarbij meiden zich bepaald gedrag niet kunnen veroorloven maar jongens wel, komt door de opvatting dat meiden geacht worden zich verantwoordelijk te gedragen ten opzichte van seksueel gedrag. Terwijl de verwachting over jongens is dat ze juist seksueel actief zijn. Als jongens deze verwachting niet naleven krijgen zij een negatief label,

bijvoorbeeld als ‘homo’; met deze negatieve connotatie wordt gedoeld op het ‘niet-mannelijke’ gedrag van jongens, een zwakte bod ( Clerkx, Groot & Prins, 2011).

Deze normen over stereotyperende beelden hebben gevolgen voor adolescenten, adolescenten denken dat men zich naar deze normen moeten gedragen om geen negatief label van de sociale

omgeving te ontvangen. Vaak worden deze stereotyperende beelden in de media neergezet als normaal ( de rol van de media word in paragraaf 2.5 behandeld ) stellen dat de huidige seksuele voorlichting niet inspeelt op deze sociaal geconstrueerde stereotyperingen. Waardoor adolescenten op deze manier een foutieve invulling hebben over de rolverdeling tussen jongens en meiden over gangbaar seksueel gedrag en attitudes. In de seksuele voorlichting zou aandacht besteedt moeten worden aan

stereotypering (Shovellera et all. 2004).

Nu de vorming van de seksuele beleving van adolescenten is geplaatst in een breed maatschappelijke context, zal er dieper worden ingegaan op de dagelijkse sociale omgeving van adolescenten. Allereerst zal er worden ingegaan op de invloed van ouders, vervolgens op de invloed van media en als laatste vrienden. Waarna een mogelijke invulling van een alternatieve seksuele voorlichting wordt gegeven.

2.4 Seksuele opvoeding door ouders

In de adolescentie krijgen jongeren te maken met allerlei ontwikkelingen op het gebied van relaties en seks. Adolescenten “moeten leren wat ze wel en niet willen, hoe je dit duidelijk maakt aan je

sekspartner, hoe je het contact – ook voor de ander - plezierig maakt en hoe je eventuele negatieve gevolgen van seks voorkomt” (De Graaf, Vanwesenbeeck, Woertman & Meeus, 2009, p. 11). Tussen adolescenten zijn de individuele verschillen van seksuele beleving onder andere te wijten aan de opvoeding van de ouders. De opvoeding van de ouders bestaat uit steun, controle en kennis. Deze drie componenten zijn uit de meta-analyse van internationale en nationale literatuur naar voren gekomen (De Graaf, Vanwesenbeeck, Woertman & Meeus, 2009).

(10)

Steun van ouders bestaat uit het geven van affectie, responsief reageren en beschikbaar zijn voor de adolescent. Door op een positieve manier seks bespreekbaar te maken binnen het gezin, zorgt dit ervoor dat een adolescent in staat is te genieten van seks. Omdat een adolescent zo in staat wordt gesteld seksuele gevoelens bespreekbaar te maken met een sekspartner. En leren adolescenten seks te weigeren of te sturen in een richting die voor beide partners als prettig wordt ervaren. Controle houdt in dat ouders in staat zijn hun kind in een gewenste richting te sturen. Als ouders adolescenten vrij laten en zelf beslissingen laten nemen zijn adolescenten tevreden over hun seksleven. Als ouders te veel controleren, dan ervaren adolescenten het als moeilijker om met hun partner over seks te praten. Met het component kennis wordt gedoeld op de behoefte van de ouder om te weten waar hun kind zich bevindt. Als het kind voldoende autonomie ervaart, gaven adolescenten aan dat planning van de eerste keer van gemeenschap een wel overwogen beslissing was (De Graaf, Vanwesenbeeck, Woertman & Meeus, 2009).

Deze drie componenten in de opvoeding door ouders is wat in theorie bijdraagt aan de gezonde ontwikkeling van de seksuele beleving van adolescenten. Maar in de praktijk blijkt dat de communicatie met ouders over seks vaak een moeilijk en vaag gesprek is waarbij de nadruk meer ligt op klinische en instructieve onderwerpen (uitleg over soa’s, reproductie en anticonceptie). Door deze eenzijdige communicatie ontstaat er bij adolescenten een gevoel dat het bespreken van seksuele onderwerpen schaamte met zich meebrengt en daardoor een taboe vormt rondom het onderwerp. Hierdoor hebben adolescenten moeite hun ouders om hulp of advies te vragen rondom seksualiteit. Als ouders zich enkel richten op het overdragen van klinische en instructieve kennis, zorgen zij ervoor dat het bespreken van seksuele onderwerpen die intiem en emotioneel complex zijn uit de weg wordt gegaan door adolescenten. Doordat ouders sommige onderwerpen niet behandelen, zo wordt hiermee onbedoeld impliciet gemaakt dat deze onderwerpen gevoelig liggen, buiten bereik zijn en niet besproken moeten worden (Shovellera, Johnson, Langillec & Mitchell, 2004).

Ouders beschouwen over het algemeen het bespreken van seksualiteit als lastig onderwerp, omdat ze zich daarbij genoodzaakt voelen persoonlijke ervaringen en verhalen met hun kind te moeten delen. En het delen van deze gevoelige informatie is niet iets waar ouders mee op hun gemak zijn. Daarom is volgens ouders de oplossing voor dit probleem dat het onderwijs deze taak van seksuele voorlichting op zich neemt. Als vanuit het voortgezet onderwijs ook aandacht wordt besteed aan gevoelige onderwerpen als emotionele en intieme problemen, zoals omgaan met onder andere verliefdheid, daten, positieve seksuele ervaringen, hangt er geen taboe meer rond deze gevoelige onderwerpen. Met als gevolg dat adolescenten op een open manier leren omgaan met deze onderwerpen, waardoor het dialoog thuis ook weer kan worden opgepakt(Shovellera, Johnson, Langillec & Mitchell, 2004). Naast ouders heeft ook de media invloed in de ontwikkeling van de seksuele beleving van adolescenten, deze rol wordt in de volgende paragraaf besproken.

(11)

2.5 Seksualiteit in de media

Uit meerdere onderzoeken blijkt dat de media (televisie en internet) invloed hebben op de

ontwikkeling van een seksuele beleving van adolescenten (Nikken, 2007; Ward & Friedman, 2006). Adolescenten besteden dagelijks veel tijd aan media gebruik, vaak zonder toezicht van ouders. Via de media worden er veelal stereotiepe uiterlijk en gedrag vertoond. Zo worden er lustobjecten en

fantasieën getoond van de “macho” man (sexy, stoere, gespierde man die veel vrouwen versiert) en de “vamp” (sexy vrouw die uitdagend gedrag vertoont in dans en kleding).

Herhaaldelijke blootstelling aan seksuele beelden kan ervoor zorgen dat deze informatie wordt overgenomen. Dit idee wordt ondersteund door de theorie van Bandura (1986). Bandura stelt dat adolescenten de associatie tussen gedrag en consequenties leren door middel van observeren en interacteren met de sociale omgeving. Doordat adolescenten veel tijd doorbrengen op het internet en met de televisie wordt dit een belangrijk onderdeel van de sociale omgeving van de adolescent. Als bepaald seksueel gedrag en attitude wordt afgebeeld, zoals de ‘macho’ man en ‘vamp’ vrouw, kan de adolescent na herhaaldelijk vertoon van deze informatie dit overnemen en zelf ook gaan toepassen in hun seksuele beleving (Bandura,1986).

Maar de overname van deze beelden ligt echter ook aan de adolescent zelf en wat voor belang het aan de media hecht (Ward & Friedman, 2006; Nikken, 2007). Nikken (2007) stelt dat als een adolescent een zogenoemde ontvankelijke seksuele beleving heeft, dit houdt in dat een adolescent openstaat voor allerlei informatie rondom seksualiteit. Als een adolescent daarbij ook waarde hecht, dus informatie van de media belangrijk vind, aan de informatie die het verkrijgt via de media dan zal de adolescent geneigd zijn de vertoonde informatie te internaliseren. Of een adolescent een

ontvankelijke seksuele beleving heeft ligt per persoon weer anders, het is een onderdeel van iemand zijn persoonlijkheid. Als iemand niet ontvankelijk is dan zal het beter in staat zijn de realiteit van fictie kunnen onderscheiden (Nikken, 2007).

Volgens Nikken (2007) wordt de overname van stereotype informatie en bepaalde normen en waarden over seksualiteit verstrekt via de media, ouders en vrienden kunnen invloed hebben op deze overname. Als ouders geen controle hebben over het media gebruik van hun kind en seksueel getinte informatie en beelden niet bespreekt, en daarbij heeft de adolescent een ontvankelijke opvatting over seksualiteit, kan het de negatieve stereotypering rondom seksualiteit overnemen. Inmenging van ouders zorgt voor een genuanceerder beeld van seksuele normen en waarden en minder stereotype beelden. Vrienden zijn ook van invloed op de overname van media beelden. Bij adolescente jongens heeft de media vaker een negatieve invloed op de vorming van seksuele beleving. Zo zijn er bepaalde opvattingen over vamps, afdwingen van seks, op jonge leeftijd en snel seks hebben die binnen vriendengroepen worden overgenomen. En als deze informatie niet door ouders of school wordt gecorrigeerd, worden deze opvattingen in stand gehouden. In vriendinnengroepen is de kans groter dat men elkaar corrigeert op het overnemen van deze foutieve stereotype beeldvorming, Nikken (2007)

(12)

weet hier zelf geen verklaring voor te geven voor het verschil van dit fenomeen. Dit verschil kan wellicht verklaard worden vanuit de dubbele moraal, dat adolescente meiden meer op moeten letten dat hun seksuele gedrag en attitude past binnen de gestelde regels van de sociale omgeving, want anders krijgen ze het negatieve label ‘slet’’, terwijl adolescente jongens zich aan minder regels moeten houden. Adolescente vriendinnengroepen beschermen elkaar als het ware voor dit negatieve label door elkaar te corrigeren op foutief geachte seksueel gedrag en attitudes (Clerkx, Groot & Prins, 2011).

Het is van belang dat op school aandacht wordt besteed aan deze dubbele moraal die de stereotypering van de man en vrouw in de hand werkt. Door tijdens seksuele voorlichting te

behandelen hoe de rol van de vrouw en man in werkelijkheid is krijgen adolescenten een genuanceerd en naar waarheidsgetrouw beeld. Het is van belang om dit op school te behandelen omdat de controle van ouders over het media gebruik van adolescenten niet altijd aanwezig is en vriendengroepen stereotypering vanuit de media kunnen overnemen en versterken. In de volgende paragraaf wordt meer aandacht besteed aan de rol van de vrienden op de ontwikkeling van de seksuele beleving van

adolescenten.

2.6 Seksuele beleving en vrienden

Lerner en Steinberg (2004) stellen dat in de adolescentie vrienden een belangrijke rol spelen in het leven van adolescenten. Vrienden zijn vaak de leeftijdsgenoten van de adolescent, deze

leeftijdsgenoten maken in de adolescentie dezelfde fysieke en psychische ontwikkelingen door. De fysieke ontwikkeling bij meiden wordt gekenmerkt door ongesteld worden, het krijgen van meer lichamelijke rondingen en haargroei bij oksels en schaamstreek. Bij jongens groeien de

geslachtorganen, ze worden gespierder en krijgen ook haargroei bij oksels, borst en schaamstreek. Naast fysieke ontwikkelingen zijn er ook psychische ontwikkelingen. Adolescenten krijgen allerlei gevoelens van verliefdheid, opwinding, seksuele verlangens en ideeën over seksueel gedrag. Daarbij groeit de interesse voor het andere geslacht. Deze ontwikkelingen maken adolescenten vaak onzeker waardoor zij behoefte hebben aan mensen die dezelfde ontwikkelingen doormaken, dit zijn vaak vrienden en niet meer de ouders.

De vriendengroep waarin een adolescent zich bevindt heeft invloed op de seksuele beleving van het individu ( Lerner & Steinberg, 2004; Lightfoot, Cole & Cole, 2013). Deze invloed ontwikkelt zich doormiddel van selectie en socialisatie. Zoals Lerner en Steinberg (2004) stellen, selecteren adolescenten mogelijke vrienden op basis van gelijke uiterlijke en gedragskenmerken. Nadat adolescenten vrienden hebben geselecteerd ontstaat er socialisatie. Het socialisatie proces binnen vriendengroepen houdt in dat voorkeur gedrag wordt gemodelleerd en bekrachtigd door middel van sociale interacties binnen de groep, op deze manier worden gedrag en attitudes overgenomen ( Monahan, Steinberg & Cauffman, 2009). Dit socialisatie proces speelt een belangrijke rol op het gebied van seksualiteit en seksuele beleving. Brooks-Gunn, Furstenberg en Frank (1989) stellen dat

(13)

het starten en de invulling van seksuele beleving in de adolescentie gevormd wordt naar de normen van de sociale vrienden groep. Ondanks dat hormonen de aanzet zijn tot ideeën over seksueel gedrag en gevoelens, worden deze ideeën vaak sterk beïnvloed door de sociale groep.

Binnen de literatuur wordt de invloed van vriendengroepen op de seksuele beleving van adolescenten voornamelijk behandeld met betrekking tot seksuele gezondheid, zoals attitudes ten opzichte van condoom gebruik, om soa’s en zwangerschap tegen te gaan. Uit onderzoek van Berten (2010) blijkt namelijk dat als kennis over risicovol seksueel gedrag niet bekend is binnen een groep, deze niet kan worden gecorrigeerd door de groepsdynamiek maar vaak juist word versterkt. Maar andersom kan de vriendgroep ook een positieve werking hebben, als binnen de vriendengroep een gezond beeld heerst van het seksuele gedrag en attitude neemt de adolescent dit ook over (Berten, 2010). Deze bewering wordt ondersteund door eerder gedaan onderzoek van DiClemente (1991), hieruit blijkt dat als vrienden van adolescenten positief aansturen op het gebruik van condoom adolescenten deze kennis toepassen tijdens de seks.

Naast deze literatuur, is er ook onderzoek gedaan naar de invloed van vrienden op de vorming en invulling van seksuele beleving. Subrahmanyam, Greenfield en Tynes ( 2004 ) stellen dat in vriendengroepen wel degelijk over andere onderwerpen dan de seksuele gezondheid wordt

gepraat. Het bespreken van seksueel gedrag en attitudes gebeurt vaak aan de hand van grapjes, het uitwisselen van seksueel georiënteerde lectuur, en het bespreken van leeftijdsgenoten van het andere geslacht. Vriendengroepen zijn het belangrijkste communicatiekanaal voor informatie over zowel seksuele gezondheid als de invulling van seksuele attitudes.

De seksuele voorlichting in het voortgezet onderwijs kan adolescenten ondersteunen in het verstrekken van juiste informatie over pathologische en instructieve kennis ter bevordering van de seksuele gezondheid. Als adolescenten deze kennis verkrijgen kunnen ze deze ook met de

vriendengroep delen. Door daarnaast aandacht te besteden aan de attitudes voor de vorming van de seksuele beleving krijgen adolescenten handvatten die ze zelf kunnen gebruiken maar ook kunnen bespreken met hun vriendengroep, waardoor de seksuele voorlichting in het onderwijs meer een sturende rol kan spelen bij de ontwikkeling van de seksuele beleving onder adolescenten.

De adolescent krijgt vanuit allerlei kanalen informatie voor het ontwikkelen van een seksuele beleving. Vanuit het onderwijs en ouders wordt er enkel aandacht besteed aan de pathologische en instructieve onderwerpen van seks. De media verschaft veel informatie over seksualiteit, dat het soms moeilijk is voor adolescenten om de juiste informatie over te nemen, zeker als ouders niet corrigeren. Daarbij spelen vrienden een grote rol in het creëren van normen, waarden en gedrag van de adolescent. Als deze groepsnormen gebaseerd zijn op de media kan een verkeerde afbeelding van de werkelijkheid ontstaan. Daar waar ouders en de school een belangrijke rol kunnen spelen voor het ontwikkelen van een juiste seksuele beleving, belicht het vaak alleen de theoretische kant van veilige seks,

voortplanting en soa’s. De invulling over seksuele attitudes en gedrag krijgen adolescenten van vrienden en de media, waarbij de media ook vrienden kan beïnvloeden. Adolescenten geven juist aan

(14)

dat school een belangrijke rol kan spelen in het geven van een uitgebreide seksuele voorlichting. Waarin alle aspecten van seksuele gezondheid tot seksuele attitudes worden behandeld. Om precies te achterhalen wat adolescenten voor invulling zelf zouden willen geven aan deze voorlichting zal dit onderzoek zich richten op de mening van de adolescent. Wat weet de adolescent op het gebied van seks, waar komt deze informatie vandaan en zou missende informatie in een alternatieve seksuele voorlichting op school gegeven kunnen worden? Hieronder wordt aandacht besteed aan een mogelijke alternatieve voorlichting.

2.7 Integratie theoretisch kader

Ter afsluiting van het theoretisch kader zullen de verschillende onderwerpen nog worden benoemd en geïntegreerd. De invulling van de seksuele beleving wordt beïnvloed door sekse, de sociale klasse en de leeftijdsgroep de zogenoemde sociale omgeving en de adolescent zelf. Tussen adolescent en de sociale omgeving is een strijd tussen persoonlijke seksuele wensen, ideeën of gedrag en de sociale groepsnorm. Daarbij moeten adolescenten oppassen dat hun persoonlijke opvattingen niet te

vooruitstrevend zijn of totaal anders zijn dan de groepsnormen. Als deze opvattingen niet conform de groepsnormen zijn kan dit zorgen voor een negatief label, zoals ‘ slet’ of ‘homo’.

Aan deze sociale labeling wordt in het onderwijs geen aandacht besteed. Eveneens wordt er geen aandacht besteed aan de emotionele en positieve kanten van seksueel gedrag en attitudes. In de huidige seksuele voorlichting wordt alleen aandacht besteed aan pathologische en instructieve

aspecten van seks, ouders geven vaak ook alleen aandacht aan de instructieve aspecten. Verder bieden ouders in de praktijk vaak geen mogelijkheid tot een open gesprek over seks. Doordat er niet openlijk over seks wordt gesproken ontstaat er een taboe rondom seks, omdat zo impliciet duidelijk wordt dat het een gevoelig onderwerp is om te bespreken.

De andere socialisatie kanalen de media en vrienden, bieden vaak directer informatie over seksuele attitudes en ideeën over seksueel gedrag. Deze informatie is niet altijd realistische en kan zo zorgen voor een ongezonde ontwikkeling van de seksuele beleving. In de media wordt verschillende seksuele informatie vertoond, zowel over werkelijkheid tot aan foutieve seksuele ideeën en attitudes. De overname van deze informatie heeft met verschillende factoren te maken namelijk de

persoonlijkheid van de adolescent, maar ook de controle van de ouders, school en vrienden. Als een adolescent ontvankelijke persoonlijkheid heeft neemt deze alle informatie over seksualiteit over. Ouders en school zouden de informatie uit de media moeten controleren en waarnodig behandelen en corrigeren, echter blijkt uit de theorie dat hier geen aandacht aan besteed wordt. Vrienden hebben echter wel invloed in de overname van deze informatie, dit kan zowel positief zijn adolescenten corrigeren elkaar op foutieve informatie. Maar kan ook negatief, foutieve informatie wordt in stand gehouden. Uit het onderzoek blijkt dat adolescenten zouden willen dat het voortgezet onderwijs meer aandacht besteed aan alle aspecten rondom seksualiteit. Dus ook over seksuele attitudes en ideeën over

(15)

seksueel gedrag. Zodat deze kennis niet enkel vanuit de media en vrienden wordt gehaald. In de volgende paragraaf wordt aandacht besteed wat er in een eventuele alternatieve seksuele voorlichting behandeld wordt.

2.8 Alternatieve seksuele voorlichting

Zoals eerder genoemd blijkt de huidige seksuele voorlichting in het voortgezet onderwijs zich enkel te richten op soa’s, anticonceptie en reproductie. Terwijl adolescenten aangeven meer behoefte te hebben aan aandacht voor de emotionele kanten en positieve elementen van seksueel gedrag en attitudes. Blijkt dit in de huidige voorlichting onderbelicht ( Timmerman, 2009). Adolescenten willen informatie over verliefdheid, daten, verschillen tussen jongens en meisje en het bespreekbaar maken wat wel en niet fijn is tijdens het vrijen. De informatie die adolescenten buiten de seksuele voorlichting in het onderwijs krijgen, krijgen zij via ouders, de media en vrienden. Echter blijkt dat alle drie de socialisatie kanalen niet altijd toereikend zijn voor de complete vorming van een seksuele beleving van adolescenten. Ouders vinden het lastig om de emotionele kant van de seksuele beleving te bespreken met adolescenten, omdat men het als een taboe ervaart om over persoonlijke verhalen te vertellen. De media presenteren allerlei stereotype rolverdelingen tussen jongens en meiden, die door adolescenten kunnen worden overgenomen. En in een vriendengroep kan foutieve informatie over seksueel gezondheid en attitudes worden versterkt en overgenomen. Het is van belang om hier aandacht aan te besteden in de vorm van een alternatieve seksuele voorlichting. Adolescenten geven namelijk zelf ook aan dat school een belangrijkere rol moet spelen in geven van seksuele voorlichting (van de Bongardt, Mouthaan & Bos, 2009).

De alternatieve seksuele voorlichting dient zich te richten op zowel de instructieve en pathologische onderdelen van seksueel gedrag. Maar dient zich ook te richten op de beperkte en foutieve informatie vanuit de socialisatie kanalen. Ferguson, Vanwesenbeeck en Knijn (2008) stellen dat seksuele voorlichting zich moet richten op kennis over soa’s, verschillende vormen van

anticonceptiemiddelen en waar deze te kopen. Daarnaast is het van belang dat de voorlichtingen zich richten op seksuele attitudes, zoals dat seks meer dan gemeenschap is en ook als plezierig moet worden ervaren, acceptatie als iemand geen gemeenschap wil en dat beide seksen

verantwoordelijkheid nemen voor anticonceptiemiddelen. Ook moet er aandacht worden besteed aan sociale normen, zoals over de foutieve stereotypering van media over sekse rollen. En als laatst stellen Ferguson, Vanwesenbeeck en Knijn (2008) dat er aandacht moet zijn voor praktische vaardigheden, zodat adolescenten in staat zijn om te beschrijven en bespreken wat fijn is aan seks en weten hoe de pil en condoom correct moet worden gebruiken.

(16)

3. Probleemstelling

Nederland wordt op het van gebied van seksuele voorlichting gezien als ‘a country with one of the most comprehensive and liberal school-based sex education programs’ waarin men ‘accepts adolescent sexuality and teaches youth about sexual responsibility’ (Weaver, Smith & Kippax, 2007, p. 182; Ferguson, Vanwesenbeeck & Knijn, 2013). De Nederlandse overheid stelt ook een aantal kerndoelen vast waaraan het voortgezet onderwijs moet voldoen als het gaat om seksuele voorlichting. Deze kerndoelen worden uitgewerkt in de biologieles, verzorging en lichamelijke opvoeding, waar leerlingen voornamelijk informatie krijgen over soa’s, anticonceptie en reproductie (Timmerman, 2009). Adolescenten krijgen daarnaast via hun sociale omgeving verschillende informatie over seksueel gedrag en attitudes waaruit zij hun seksuele beleving vormen. Uit het theoretisch kader blijkt dat deze socialisatie kanalen niet altijd toereikend zijn voor het verschaffen van correcte en volledige informatie. Dat komt doordat seksuele gevoelens, emoties en problemen als gevoelige onderwerpen worden beschouwd om te bespreken, door ouders (en het onderwijs). En de sociale omgeving niet altijd de juiste kennis verstrekt over correcte seksuele attitudes omtrent de invulling van gepast seksueel gedrag en attitudes van meiden en jongens, zoals blijkt uit de stereotypering van de media. Adolescenten geven aan dat school een belangrijkere rol moet spelen in geven van seksuele

voorlichting (van de Bongardt, Mouthaan & Bos, 2009).

De doelstelling van dit onderzoek is de lacune op te vullen in hoeverre de huidige seksuele voorlichting aansluit bij de persoonlijke seksuele beleving van adolescenten, waar de mening van adolescent centraal staat. Adolescenten krijgen namelijk vanuit verschillende socialisatie kanalen allerlei informatie over seksueel gedrag en attitudes. Maar waar bestaat deze informatie uit? Wat doen adolescenten met deze informatie en is dit toereikend genoeg voor het vormen van een genuanceerde en complete seksuele beleving? En missen adolescenten eventueel informatie die aangevuld kan worden door een alternatieve seksuele voorlichting. Een voorlichting die adolescenten voorzien in ontbrekende kennis die zij als belangrijk beschouwen voor het vormen van hun seksuele beleving.

De hoofdvraag van dit onderzoek luidt als volgt: “In hoeverre sluit de huidige seksuele voorlichting op het voortgezet onderwijs aan op de seksuele beleving bij adolescenten?”

Deze hoofdvraag wil achterhalen in hoeverre de seksuele beleving van adolescenten in overeenstemming is met de geboden seksuele voorlichting in het voortgezet onderwijs. Deze hoofdvraag zal aan de hand van de volgende deelvragen worden beantwoord.

1. Hoe ervaren adolescenten de huidige vorm van seksuele voorlichting in het voortgezet onderwijs?

(17)

Deze deelvraag achterhaalt hoe adolescenten de huidige aanpak ervaren in het voortgezet school onderwijs. Wat steken zij op van deze lessen en wat dragen die bij aan hun persoonlijke seksuele ontwikkeling.

2. Wat voor invloed hebben de media en internet op de vorming van de seksuele beleving van adolescenten en in hoeverre is deze in overeenstemming met de seksuele voorlichting?

Deze deelvraag achterhaalt wat voor informatie een adolescent haalt uit deze indirecte omgeving, en wat een adolescent met deze informatie doet. En in hoeverre vindt een adolescent dat deze informatie in overeenstemming is met de seksuele voorlichting in het onderwijs.

3. Wat voor invloed heeft opvoeding van ouders op de ontwikkeling van de seksuele beleving en in hoeverre is deze in overeenstemming met de seksuele voorlichting?

Deze deelvraag achterhaalt wat voor informatie een adolescent haalt uit de opvoeding van de ouders en wat een adolescent doet met deze informatie. Vervolgens wordt gekeken in hoeverre Blijkt deze informatie in overeenstemming is met de huidige seksuele voorlichting in het voortzet onderwijs.

4. Wat voor invloed hebben vrienden op de ontwikkeling van de seksuele beleving en in hoeverre is deze in overeenstemming met de seksuele voorlichting?

Deze deelvraag achterhaalt wat voor informatie een adolescent verkrijgt via vrienden en wat een adolescent doet met deze informatie. Vervolgens wordt bekeken in hoeverre deze informatie in overeenstemming is met de huidige seksuele voorlichting in het voortzet onderwijs.

5. In hoeverre kan een alternatieve seksuele voorlichting voorzien in informatie die adolescenten missen?

Deze overkoepelende deelvraag brengt samen wat adolescenten missen aan informatie uit de verschillende socialisatiekanalen die volgens hen nodig is voor de ontwikkeling van een seksuele beleving en seksualiteit. Deze missende kennis zal vervolgens worden gebruikt voor het ontwikkelen van een alternatieve seksuele voorlichting. Deze alternatieve voorlichting zal bij wijze van experiment daadwerkelijk worden uitgevoerd ter afsluiting van dit onderzoek, om daarmee de vragen waar adolescenten mee zitten te beantwoorden.

3.1 Interdisciplinariteit van het onderzoek

De probleemstelling van dit onderzoek moet interdisciplinair worden benaderd om te achterhalen hoe de seksuele beleving van adolescenten wordt gevormd en hoe deze in overeenstemming is met de seksuele voorlichting op het voortgezet onderwijs. De seksuele beleving van een adolescent wordt gevormd door de opvoeding van ouders, de vrienden van een adolescent maar ook door de media door

(18)

de eventuele voorlichting in het onderwijs. Door al deze elementen samen te nemen kan er een completer beeld ontstaan van de beleving van jongeren maar ook de wensen van jongeren om

eventuele alternatieve seksuele voorlichting op school te krijgen (Repko, 2008). Er zijn vijf disciplines te onderscheiden in dit onderzoek, waarvan sommige een groter aandeel hebben in het theoretisch kader dan anderen.

Vanuit de filosofie stelt Foucault dat seksualiteit per tijdsgeest een andere invulling heeft, waarbij er een verschil is tussen de sekse, leeftijdsgroep en sociale klasse. Vanuit de psychologie is er aandacht voor de vorming van de seksuele identiteit. Freud stelt dat per levensfase een seksuele drift moet worden opgelost om verder te kunnen ontwikkelen. Erikson voegt hieraan toe dat de vorming van seksuele identiteit ook door de cultuur en sociale omgeving wordt gevormd. De discipline psychologie is ook aanwezig bij de groepsdynamiek binnen vriendengroepen, wat van belang is met betrekking tot het overnemen van stereotype beelden uit de media, maar ook hoe binnen een vriendengroep informatie over seksuele gezondheid, attitudes en gedrag wordt overgenomen.

De discipline sociologie komt terug in de normen en waarden binnen de Nederlandse

samenleving over de vorming van seksuele beleving. Aan welke seksuele gedrags- en attitude normen en waarden moeten adolescenten zich houden om een positief label te krijgen. In het theoretisch kader wordt aangetoond hoe deze normen en waarden door middel van stereotype beelden in de media worden versterkt en in stand gehouden, waarbij adolescenten deze informatie overnemen en projecteren op de sociale omgeving.

De pedagogiek gaat over de seksuele opvoeding die door ouders wordt gegeven aan

adolescenten. Deze discipline behandelt de vraag waar de opvoeding in theorie aan moet voldoen om adolescenten te steunen in de ontwikkeling van hun seksuele beleving, namelijk steun, kennis en controle. En wat ouders in de praktijk daadwerkelijk bespreken met hun kinderen, enkel de instructieve en pathologische onderwerpen. De seksuele voorlichting in het voortgezet onderwijs bestaat in de praktijk ook enkel uit het geven van informatie over soa’s, anticonceptie en reproductie, terwijl uit het theoretisch kader blijkt dat adolescenten dit niet voldoende vinden om een seksuele beleving te vormen.

Tot slot is de discipline politicologie terug te vinden in het vormen van seksueel burgerschap in de maatschappij. De invulling van seksueel burgerschap komt tot stand door middel van discussies in de publieke ruimte. Op basis van deze discussie wordt er vorm gegeven aan de invulling van de seksuele voorlichting.

3.2 Maatschappelijke relevantie

Nederland staat bekend om een ruimdenkende aanpak op het gebied van seksuele voorlichting in het voortgezet onderwijs. Echter blijkt dat adolescenten in Nederland aangeven de huidige seksuele voorlichting, die enkel bestaat uit informatie over soa’s, reproductie en anticonceptie, te minimaal te vinden. De sociale omgeving van adolescenten voorziet hen ook niet in voldoende kennis voor het

(19)

vormen van een seksuele beleving. Informatie vanuit de media en vrienden is niet altijd correct en geeft adolescenten niet de juiste handvatten om een genuanceerd en passend seksueel gedrag en attitude te ontwikkelen. Daarbij steunen ouders hun kinderen onvoldoende in het geven van informatie over de emotionele kanten van seksueel gedrag en attitude, omdat er voor hen vaak een taboe rust op het delen van persoonlijke seksuele ervaringen. De seksuele voorlichting in het voortgezet onderwijs kan op al deze tekortkomingen toeschieten door het uit te breiden met informatie waar adolescenten behoefte aan hebben, maar ook informatie om vertekende stereotyperende beelden of foutieve informatie van uit de media te ontkrachten. Met dit onderzoek wil ik aantonen dat een alternatieve seksuele voorlichting hierin kan voorzien, en dus kan bijdragen aan het ontwikkelen van een gezonde seksuele beleving bij adolescenten.

3.3 Wetenschappelijke relevantie

Dit onderzoek geeft een uitgebreid en complex beeld over de invulling van de seksuele beleving door adolescenten. Daarbij probeert het op een interdisciplinaire manier te bekijken hoe adolescenten informatie over seksualiteit vanuit de omgeving gebruikt voor het ontwikkelen van een seksuele beleving. Uit de theorie komt naar voren dat ouders tekort schieten in het geven van kennis over de positieve en emotionele kanten van seksueel gedrag en attitude. De media voorziet adolescenten in stereotype afbeeldingen over de invulling van de ideale man en vrouw, waar adolescenten een vertekend beeld zouden kunnen krijgen van de werkelijkheid. Vriendengroepen hebben invloed op de kennis van adolescenten ontremt seksuele gezondheid, seksueel gedrag en attitude. En de seksuele voorlichting in het voortgezet onderwijs ook enkel aandacht besteed aan de pathologische en

instructieve kanten van seks. Hoe creëren adolescenten vanuit al deze socialisatie kanalen een seksuele beleving. Wat nemen adolescenten over uit de informatie verstrekking van deze socialisatie kanalen, wat vinden adolescenten van deze informatie. Hoe vormen zij hun seksuele normen, waarden en ideeën over seksueel gedrag uit al deze informatie bronnen. Vinden zij dat informatie mist en dat dit in een alternatieve voorlichting op school zou moeten worden gegeven. In dit onderzoek worden alle socialisatie kanalen onderzocht vanuit de mening van de adolescent. Zo ontstaat er een

interdisciplinaire aanpak om inzicht te krijgen op wat voor manier adolescenten wegwijs maken in allerlei verschillende informatie over seksualiteit.

3.4 Ethische verantwoording

Bij dit onderzoek zijn enkele ethische bezwaren te noemen. Het praten over seksualiteit en de persoonlijke seksuele beleving van een adolescent is een onderwerp dat niet dagelijks wordt besproken. Het zal een adolescent waarschijnlijk moeite kosten om met een onbekend persoon hier over te spreken. Het is daarom van belang om de respondent op zijn gemak te stellen en duidelijk aan te geven dat als een onderwerp te gevoelig is dit ook kan worden aangegeven. Zeker de leeftijd van de

(20)

respondenten, rond de 15, 16 jaar, is nog een jonge leeftijd om gemakkelijk over dit onderwerp te spreken. Alle respondenten zullen anoniem of onder een pseudoniem worden gedocumenteerd.

4. Methodologie

4.1 Strategie

4.1.1 Epistemologie en Ontologie

Het onderzoek naar de seksuele beleving onder adolescenten zal worden uitgevoerd vanuit een epistemologisch interpretivistisch perspectief. Dit houdt in dat men de sociale wereld wil begrijpen door de interpretatie vanuit de ogen van deelnemers van een wereld. In dit onderzoek zal het gaan om het perspectief van de adolescenten zelf op het fenomeen seksuele beleving. De ontologie houdt zich bezig met de natuur van het sociaal complex en sociale entiteiten. De seksuele beleving van

adolescenten is een sociaal fenomeen dat vanuit verschillende actoren wordt beïnvloed. Namelijk door school, vrienden, ouders, media en internet. Binnen de ontologie zijn er nog twee perspectieven uit gesplitst, het objectivisme en constructionisme. Het ontologisch perspectief van dit onderzoek is constructionistisch. Want het sociale fenomeen seksuele beleving en de invulling hiervan wordt continu beïnvloed en gereconstrueerd door sociale actoren ( school, vrienden, ouders, media, internet en het adolescente individu zelf.). Mijn visie op sociale fenomenen en dan in dit onderzoek specifiek seksuele beleving gaat ervan uit dat sociale fenomenen ontstaan en betekenis krijgen door sociale actoren waardoor de invulling van een sociaal fenomeen voortdurend word gereconstrueerd (Bryman, 2008 en Repko, 2008).

4.1.2 Relatie theorie-methodologie

Het doel van het onderzoek is te achterhalen in hoeverre de ervaringen van seksuele beleving van adolescenten aansluiten bij de huidige seksuele voorlichting in het voortgezet onderwijs. En hoe een alternatieve seksuele voorlichting adolescenten in informatie kan voorzien ten goede van het

ontwikkelen van een seksuele beleving. Doordat er vanuit een theoretisch kader al is vastgesteld hoe er vanuit de verschillende disciplines over seksuele beleving wordt gedacht en hoe deze wordt

omschreven zal de dataverzameling zich richten op de persoonlijke individuele beleving van

adolescenten. En hoe deze beleving door allerlei sociale actoren wordt beïnvloed. Met de resultaten uit dit onderzoek kan een theorie worden gevormd over hoe de seksuele beleving van adolescenten wordt beïnvloed door sociale actoren en wat een alternatieve seksuele voorlichting hier aan kan toevoegen. Dit alles maakt dat dit onderzoek inductief van aard is (Bryman, 2008).

(21)

4.1.3. Keuze onderzoeksstrategie

De gekozen onderzoeksstrategie is kwalitatief. Het onderzoek is van kwalitatieve aard omdat het zijn theorie vormt op basis van open individuele gesprekken die geleid worden door de persoonlijke verhalen van adolescenten, in plaats van een gesloten en sturende vragenlijst. Deze verhalen zullen vertaald worden op een beschrijvende manier in plaats van in cijfers en grafische resultaten. Ook de redenering van epistemologie en ontologie sluit aan op de keuze voor een kwalitatieve

onderzoeksstrategie. De hoofdvraag zelf is een open vraag: “In hoeverre sluit de huidige seksuele voorlichting op het voortgezet onderwijs aan op de seksuele beleving van adolescenten?” Deze vraagstelling geeft adolescenten de vrijheid om een persoonlijk antwoord te formuleren. Doordat de seksuele beleving van een adolescent persoonlijk is en elke adolescent andere sociale actoren laat mee spelen in de ontwikkeling hiervan, krijgt het begrip seksuele beleving een complex en holistisch karakter (Bryman, 2008).

4.2 Onderzoeksopzet

Een onderzoeksdesign is een raamwerk waarbinnen de data- verzameling en -analyse plaatsvindt. Voor dit onderzoek is gekozen voor een case-study en een experiment. Een case-study houdt zich bezig met een specifiek gebied zoals een organisatie of een gemeenschap (Bryman, 2008). In dit onderzoek is de gemeenschap de adolescenten, specifieker adolescenten die in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs zitten op havo en vwo. Waarbij in deze case intensief wordt onderzocht in hoeverre de huidige seksuele voorlichting aansluit op de seksuele beleving van de adolescent. Het experiment bestaat uit het ontwikkelen en geven van een alternatieve seksuele voorlichting. Aan de hand van de respons op dit experiment kan worden nagegaan of deze voorlichting iets toevoegt aan, of passend is bij, de seksuele beleving van adolescenten. De invulling van de alternatieve les zal

beginnen met een korte herhaling van voorlichting over soa’s, reproductie en anticonceptie, dat komt omdat het herhalen van deze kennis niet overbodig is. deze informatie is belangrijk voor adolescenten om altijd paraat te hebben om zo soa’s en zwangerschappen te voorkomen. Daarna zal worden ingegaan op de verschillen tussen jongens en meisje ( fysiek en emotioneel), verliefdheid, verkering, daten, omgaan met ongewenst gedrag (in de vorm van een rollenspel, met de uitbeelding van de macho man, die een vrouw uitvraagt), liefdevolle relatie, ect. De precieze uitwerking zal grotendeels afhangen van de informatie die de adolescenten in de interviews aangeven.

4.3 Methode

De gegevens van het onderzoek zullen doormiddel van elf semigestructureerde diepte-interviews worden verzameld, en afsluitend met een korte bespreking van wat de adolescenten van de alternatieve les vonden.. Er is gekozen voor een semigestructureerd diepte-interview omdat het een flexibele manier is om een respondent te ondervragen, waarbij de interviewer kan meebewegen in de

(22)

antwoorden die de respondent geeft en ook eventueel vragen ter plekke kan stellen. Omdat het semigestructureerd is zijn er van te voren vragen opgesteld die men wilt hebben beantwoord, maar de volgorde van de vragen en het eventueel weg laten van vragen ligt geheel aan de informatie die de respondent geeft. Er is bewust niet gekozen voor een ongestructureerd diepte interview omdat sommige onderwerpen in het belang van het onderzoek gesteld moeten worden, waarbij in een ongestructureerd interview de respondent wel meer invloed heeft op de loop van het verhaal. Een focus groep zal aansluitend volgen na het geven van de alternatieve seksuele voorlichting. Met deze methode kan worden nagegaan of de seksuele voorlichting heeft voldaan aan de wensen van de adolescenten en of er eventuele aanbevelingen zijn voor een verbetering van de voorlichting. De focus groep is uiteindelijk veranderd in een na bespreking van de les, waar alle leerlingen aanwezig waren. De leerlingen is gevraagd naar wat ze van de les vonden en of het een verbetering is van de

traditionele seksuele voorlichting. Ook is er gebruik gemaakt van email contact, er was niet voldoende tijd om alle leerlingen aan het woord te laten, dus via de mail hebben enkele leerlingen ook hun mening gegeven over de alternatieve les.

4.4 Respondentengroep en werving

De respondentengroep van dit onderzoek bestaat uit adolescenten in het voorgezet onderwijs. Door contact met mijn oude middelbare school op te nemen is er in overleg met de leerlingencoördinator van het Da Vinci College gekozen voor een 4 havo klas. Deze keuze is te verantwoorden voor dit onderzoek omdat deze leerlingen oud genoeg geacht worden om over deze gevoelige thematiek te spreken (zonder dat het onderwerp op de lachspieren werkt of te veel schaamte met zich mee brengt). Daarbij is het zo dat deze leerling-populatie gemiddeld gezien seksueel actief is; in Nederland is 16 de gemiddelde leeftijd dat adolescenten voor het eerst seksuele gemeenschap hebben. Hierdoor zal de alternatieve seksuele voorlichting en de informatie die voor het onderzoek van belang is goed aansluiten op deze groep respondenten (de Graaf, Kruijer, van Acker, Meijer, 2012).

4.5 Operationalisering

Dit operationaliseringschema zal dienen als een richtlijn voor het vormen van vragen voor het interview. Met dit schema is inzichtelijk gemaakt wat de verschillende dimensies van het onderzoek zijn en die bevraagd zullen worden in de interviews (Repko, 2008).

Eigenschapsbegrip

Dimensie

Indicator

Seksuele beleving: met het begrip wordt gedoeld op

een persoonlijke beleving van verliefdheid, warmte/

intimiteit, seksuele gevoelens, emoties en de

Psychisch

- psychische opwinding, -fijn gevoel, -

steeds aan de ander denken, - steeds

denken aan seksuele verlangens,

(23)

uitingsvormen hiervan

verliefd

Fysiek

- aanraken, - lichamelijke opwinding, -

hand in hand lopen, - kussen, - vrijen, -

knuffelen, - aaien

Invloed van

sociale

interactie

delen van gevoelens met anderen,

-delen van ervaringen met anderen, -

delen van kennis met anderen

Socialisatiekanalen

Ouders

- seksuele voorlichting,

bespreekbaarheid, seksuele gevoelens,

seksuele attitudes

Vrienden

- seksuele normen en waarden, -

seksuele gezondheid, -seksueel gedrag,

corrigeren,

Media

-seksuele normen en waarden, seksueel

gedrag, overname, lustobjecten, liefdes

relaties,

School

-seksuele voorlichting, seksuele

gezondheid, seksueel gedrag, seksuele

normen en waarden.

(24)

5. Onderzoeksresultaten

Voordat de resultaten worden besproken zal eerst iets worden vertelt over het onderzoeksproces en de respondentengroep. Het verzamelen van de data voor het onderzoek verliep geleidelijk. Binnen enkele dagen was er contact gelegd met de middelbare school het Da Vinci College in Leiden, in overleg met leerling-coördinator was een 4 havo klas aangewezen voor het onderzoek. Bij de eerste ontmoeting met de 4 havo klas is er toegelicht wat het doel van het onderzoek is, namelijk te achterhalen of de seksuele voorlichting in het voortgezet onderwijs aansluit bij de persoonlijke seksuele beleving van de adolescenten. Vervolgens werd de klas gevraag wie aan het onderzoek wilde mee werken, pas na aansporing van de mentor gaven veertien leerlingen zich op voor de interviews. Uiteindelijk zijn er elf leerlingen geïnterviewd, vijf adolescenten jongens en zeven adolescenten meiden.

Ondanks dat leerlingen zich hadden opgegeven voor de interviews was het maken van afspraken lastig. De eerste optie om leerlingen zelf het interview in te laten plannen kwam weinig respons op. Daarom was er voor gekozen een rooster samen te stellen waarin interviews tijdens tussenuren en huiswerkuren werden afgenomen. Ondanks de ingeplande interviews werden soms afspraken vergeten, waren leerlingen niet op school aanwezig of men had niet doorgegeven dat er toetsen tijdens het ingeplande uur was. Hierdoor werd de planning van de dataverzameling steeds gewijzigd, maar zijn uiteindelijke alle interviews afgenomen.

De interviews werden afgenomen op het Da Vinci College in een kleine en rustige kamer. Door deze omgeving werd een prettige sfeer gecreëerd waarin de adolescenten op hun gemak werden gesteld. Het verloop van het interview verliep per individu anders. Waar de ene adolescent zonder moeite over seks sprak had de ander meer moeite dit onderwerp te behandelen. Dit was te merken aan zenuwachtige lichaamshoudingen, dat er veel gegiecheld werd of ongemakkelijk werd gereageerd op een vraag. Soms gaven adolescenten vage antwoorden of geen antwoord op de vraag. Als bleek dat adolescenten moeite hadden met het beantwoorden van vragen, werden er voorbeelden genoemd van mogelijk antwoorden. Vervolgens werd op de antwoorden van de adolescenten doorgevraagd waarom hiervoor was gekozen. Bij de meeste adolescenten namen de zenuwen af gaande weg het interview. Veel adolescenten gaven later aan dat ze het leuk hadden gevonden hun mening te geven over de informatie verstrekking rondom seksuele voorlichting. Op basis van de interviews zijn de hieronder gestelde deelvragen te beantwoorden, daarbij is op basis van missende informatie een alternatieve seksuele voorlichting ontwikkeld.

(25)

5.1 Seks in het onderwijs

De eerste deelvraag van het onderzoek luidt als volgt: “Hoe ervaren adolescenten de huidige vorm van seksuele voorlichting in het voortgezet onderwijs?” Met deze deelvraag wordt achterhaald wat

adolescenten reeds aan seksuele voorlichting hebben gehad, maar ook wat adolescenten met deze informatie doen. Verder wordt de tevredenheid van de adolescenten over de gegeven seksuele voorlichting gemeten.

Als openingsvraag is gevraagd naar een persoonlijke beschrijving van de seksuele voorlichting. Met deze openingsvraag kan worden achterhaald of adolescenten de invulling van seksuele voorlichting misschien ontlenen uit de seksuele voorlichting in het voorgezet onderwijs. En of het voortgezet onderwijs invloed heeft op de ontwikkeling van de seksuele beleving. Van de elf adolescenten geven negen adolescenten een informatieve omschrijving over hoe men veilige seks kan hebben, namelijk door het gebruik van voorbehoedsmiddelen. Enkele adolescenten geven aan

waarvoor de voorbehoedsmiddelen worden gebruikt, namelijk het voorkomen van soa’s ( “ziektes”, zoals zij zelf zeggen) en zwangerschappen. Zes adolescenten geven aan dat in een voorlichting wordt toegelicht hoe seks werkt, maar een daadwerkelijke uitleg wordt niet gegeven door de adolescenten.

Iedere adolescent geeft aan seksuele voorlichting te hebben gehad in het voortgezet onderwijs. Echter zijn er verschillen in welk studiejaar deze voorlichting is gegeven, zeven leerlingen geven aan voorlichting in de eerste klas en in de derde klas te hebben gehad. Het behandelen van deze

voorlichting werd voornamelijk gedaan tijdens de biologieles. Vier leerlingen geven aan dat ook tijdens aparte ingeroosterde uren voorlichting is gegeven door personen van buiten de

onderwijsinstelling.

Het merendeel van de adolescenten geeft aan tijdens de voorlichting voornamelijk informatie over voorbehoedsmiddelen te hebben gehad. Afgevraagd kan worden of dit het enige onderwerp is wat tijdens de seksuele voorlichting is behandeld. Zeker is dat dit wel de informatie is die de adolescent is bijgebleven.“Ja, heel vaak met een leuk zwart koffertje dat te voorschijn komt. Ja, dat is een zwart koffertje en daar zitten condooms in, euhm spiraaltje, een dildo op een houten plankje, een keer moesten we een wedstrijd doen wie het snelst een condoom der op moest doen en er af moest doen. We weten het wel zeg maar.” Eva. Deze adolescente geeft de algemene tendens over de voorlichting weer dat het voornamelijk informatie verstrekt over voorbehoedsmiddelen en anticonceptiemiddelen. Maar ook over praktische vaardigheden, zoals oefenen hoe men een condoom om moet doen. Voor de rest noemen adolescenten ook andere onderwerpen die behandeld zijn tijdens een voorlichting. Zo noemen vier adolescenten de ontwikkeling tijdens de puberteit en de werking van voorplanting. Deze

onderwerpen kwamen aanbod tijdens een biologieles, echter werd dit niet als seksuele voorlichting benoemd maar als de behandeling van een hoofdstuk. Een twee andere adolescenten geven aan dat ook aandacht is besteed aan homoseksualiteit. Eva vertelt over deze voorlichting dat sommige

(26)

adolescenten met Islamitische achtergrond moeite hadden met dit onderwerp, en zelfs uit de les weg liepen. Hieruit blijkt wel dat acceptatie van homoseksualiteit nog niet voor elke leerling geldt. De Islamitische cultuur geeft een verklaring voor dit gedrag, binnen deze cultuur is de acceptatie van homoseksualiteit blijkbaar niet gelijk aan die van de Nederlandse cultuur. Hier zou wel aandacht aanbesteed moeten worden binnen de seksuele voorlichting. Omdat iedereen gelijk is aan elkaar ongeacht de seksuele geaardheid van iemand, door hier aandacht aan te besteden kan de acceptatie voor homoseksualiteit worden vergroot.

Adolescenten geven over de invulling van seksuele voorlichting soms verschillende antwoorden over welke informatie is behandeld. Dat er informatie is gegeven over

voorbehoedsmiddelen benoemd wel elke adolescent. Maar informatie over voortplanting, soa’s, homoseksualiteit en ontwikkeling tijdens de puberteit, zijn onderwerpen die niet elke adolescent benoemd. Waar kan dat aan liggen? Zien adolescenten bepaalde onderwerpen niet als onderdeel van seksuele voorlichting of hebben adolescenten niet allemaal dezelfde lessen gehad? Of heeft het te maken met het selectieve geheugen van adolescenten? Waarbij adolescenten alleen onthouden wat zijzelf van belang en interessant vinden. Wat ieder geval gesteld kan worden is dat als adolescenten verschillende antwoorden gegeven over welke informatie wel en niet is gegeven, er in de seksuele voorlichting in het middelbaar onderwijs geen duidelijk geheel lijkt gevormd.

Nadat de adolescenten omschreven wat er behandeld was tijdens de voorlichtingen werd gevraagd wat de adolescenten precies hadden onthouden. Het gebruik van voorbehoedsmiddelen om veilige seks te hebben en daarmee soa’s te voorkomen werd herhaaldelijk genoemd. Maar vier adolescenten wisten te vertellen wat je moest doen als je een soa zou hebben. En maar drie adolescenten wisten te vertellen dat sommige soa’s ongeneesbaar zijn of zorgen voor

onvruchtbaarheid. Om welke soa’s dat gaat en welke gevolgen deze hebben konden zij niet uitleggen. De invloed van de informatie van de voorlichting heeft op het merendeel van de adolescenten effect. Adolescenten geven aan informatie over soa’s en voorbehoedsmiddelen daadwerkelijk over te nemen in hun ideeën over veilige seks en zullen deze ook in de praktijk gebruiken. “Euhm, ja het opent je ogen dat wel, het is wel belangrijk want als je slecht geïnformeerd bent dan schiet het niet op. Voordat je straks bomvol met soa’s zit. Hoe heet het ja ik denk wel degelijk belangrijk is.” Jan. Echter stellen twee adolescenten dat deze informatie over veilige seks al bekend was voordat er seksuele voorlichting was gegeven. “Ik denk dat ik het al wist, denk niet dat het niet echt heeft geholpen.” Anne Miek.

Over de vraag of de seksuele voorlichting invloed heeft op de persoonlijke seksuele gevoelens ( zoals verliefdheid ) van de adolescenten is de mening unaniem: de seksuele voorlichting in het onderwijs heeft daar geen invloed op. De reden hiervoor is dat er volgens de adolescenten geen specifieke aandacht aan besteed wordt tijdens de voorlichtingen. Voorlichting gaat enkel over

praktische kennis; over het gebruiken van voorbehoedsmiddelen, waarmee soa’s en zwangerschappen kunnen worden voorkomen.

(27)

De adolescenten hebben ook een mening gegeven over hoe de onderwijsinstelling de seksuele voorlichting aanpakt deze blijken verdeeld te zijn. De ene adolescent geeft aan: “Nou ik heb het wel altijd van de zelfde vrouw gehad die dat bij mij deed. En die geeft ook gewoon goed, zegt ook gewoon duidelijk. En het is ook niet zo dat ze er heel preuts over doet ofzo, dus dat is wel makkelijk dat je gewoon precies weet.” Eva. Terwijl de andere adolescent stelt: “Nou ja slecht want er wordt niet echt aandacht aan besteed heb ik het gevoel” Michiel. De rest van de respondenten bevinden zich tussen deze meningen in. Deze verdeeldheid kan misschien verklaart worden doordat seksuele voorlichting misschien te vroeg wordt gegeven. Waardoor niet iedereen dezelfde informatie onthoudt. Maar het kan ook zijn dat de onderwijsstelling niet goed bijhoudt wie of welke klas al wel voorlichting heeft gehad, dit veronderstelt Tim. Dit kan de reden zijn waarom de meningen over de kwaliteit van de seksuele voorlichting verdeeld zijn.

Waar de ene adolescent niets schijnt te missen binnen de seksuele voorlichting op school, geven anderen wel enkele verbeterpunten aan. De voorlichting moet worden gegeven door mensen die geen moeite hebben met de thematiek. Daarbij zou de informatie tijdens de voorlichting meer gedetailleerd mogen zijn, zoals meer gedetailleerde uitleg over verschillende soa’s vertellen vijf adolescenten. Ook geven adolescenten aan zowel meiden als jongens dat vrouwen in de media soms als lustobjecten worden neergezet dat dit ook tijdens de seksuele voorlichting moet worden besproken. Adolescenten gaven ook andere onderwerpen aan, zoals Michiel hij zou meer aandacht willen voor normen en waarden in liefdes relaties. En Anna wil aandacht voor relaties en verschillen tussen jongens en meiden.

Geconcludeerd kan worden dat de adolescenten de seksuele voorlichting in het onderwijs ervaren als voorlichting die zich voornamelijk richt op het geven van informatie over veilige seks om zo soa’s en zwangerschappen te voorkomen, waaronder praktische informatie over het gebruik van condooms als voorbehoedsmiddel. Over deze informatie zijn de meeste adolescenten redelijk tevreden. Echter zijn er enkele adolescenten die zich nog weinig van deze informatie kunnen herinneren. Dat is wel een belangrijk punt, aangezien de bedoeling van deze voorlichting is dat iedereen voldoende geïnformeerd is. Een reden waarom sommige adolescenten het wel goed onthouden hebben, zou kunnen zijn dat de voorlichting is gegeven door een leerkracht die niet preuts is of moeite heeft met dit onderwerp. En waarom een ander het minder goed heeft onthouden kan te maken hebben met dat er weinig aandacht aan seksuele voorlichting is besteed. Maar het kan ook zijn dat sommige leerlingen nog helemaal niet aan de informatie toe zijn als ze de eerste voorlichting krijgen in de eerste en derde klas, waardoor de informatie niet is blijven hangen. Dat is ook wat leerlingen aangeven, dat de voorlichting misschien te vroeg wordt gegeven, omdat veel leerlingen nog niet met seks bezig zijn. Onder de leerlingen is er nog behoefte aan herhaling van de oude stof en gedetailleerde informatie over soa’s. Maar ook over onderwerpen als vertekende beeld van de vrouw als lustobject, liefdesrelaties, verschil jongens en meisjes.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Nu is de seksuele vorming te beperkt; leerlingen willen meer onderwerpen bespreken zoals seksuele identiteit, wensen en grenzen, sexting en plezier in seks.. • Praten over

Het schept bovendien voorwaarden voor seksueel plezier en respect voor de ander, en zorgt ervoor dat kinderen en jongeren leren wat hun wensen en grenzen zijn en hoe ze

Patiënten met erectiele disfunctie met een overwegend lichamelijke oorzaak kunnen misschien enige baat hebben bij verwijzing (acceptatie, niet-coïtale vormen van seks) als

Goede melding van deze bijwerkingen, met bij voorkeur een beschrijving van de gestoorde seksuele responscyclus, kan bijdragen aan een verbetering van het farmacotherapiebeleid en

De rode kleur is voor een wijfje belangrijk: fregatvogelmannetjes met een minder fel gekleurde keelzak zijn meestal in een minder goede conditie, kunnen last hebben van

More importantly Chapter 3 will also discuss new strategies of patent holders namely Non Practising Entities, patent thickets and misuse by originator companies in the

In hoeverre voelen aankomende en beginnende docenten Biologie zich vanuit de lerarenopleiding voorbereid op het geven van seksuele en relationele vorming en op het omgaan met seksueel

De resultaten wijzen uit dat jongeren en experts (bijna) alle onderwerpen qua inhoud en vormgeving van belang vinden voor een website over seksuele voorlichting.. Echter,