• No results found

Weekend College: met ouders op avontuur : Ouders, kom erbij! Er is altijd een plekje vrij.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Weekend College: met ouders op avontuur : Ouders, kom erbij! Er is altijd een plekje vrij."

Copied!
71
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

2012  

       

Sandra  Grep  

000171929  

       

 

 

Ouders,  kom  erbij!  Er  is  altijd  een  plekje  vrij.  

(2)

2

Voorwoord  

Mijn masterthesis getiteld ‘Weekend College met ouders op avontuur’, is tot stand gekomen in het kader van mijn opleiding Master Social Work. Met dit avontuur is ook de basis gelegd voor de Community of practice (Cop) van het Weekend College. De Cop is de nieuwe samenwerkingsvorm binnen het Weekend College. Een samenwerking waarbij ouderparticipatie centraal staat. Het is een reis waarvan in positieve zin de eindbestemming nog niet in zicht is want wij gaan door met de Cop. Wereldwijd zijn school en thuis de fundamentele aspecten in gezinnen. Jammer genoeg komt het veelvuldig voor dat niet alle kinderen gelijke onderwijskansen krijgen of kunnen benutten. Het is van essentieel belang om het nut van ouderparticipatie op instrumenteel- en pedagogisch vlak, op alle niveaus en onder alle omstandigheden, kenbaar te maken.

Ik ben blij dat ik met mijn thesis een bijdrage heb kunnen leveren aan het voornoemde. Na alles wat er al gedaan is aan onderzoek op het gebied van ouderparticipatie, heb ik laten zien dat er nog altijd mogelijkheden zijn om het verschil te kunnen maken.

Er is altijd ruimte voor innoveren en creëren. Wij leven in een dynamische wereld en zijn daarom genoodzaakt om mee te bewegen in het belang van onze kinderen, ‘de nieuwe generatie’, die in de toekomst deel zal uitmaken van ‘de nieuwe maatschappij’. Kinderen moeten leren om in de

dynamische wereld een leven op te bouwen. De leeromgevingen zijn school (instrumenteel) en thuis (pedagogisch).

De Cop van het Weekend College heeft bewezen dat deze twee leeromgevingen onlosmakelijk met elkaar en het kind verbonden zijn en dat samenwerking tussen partners op educatief gebied, geen luxe is maar een must. Innovatie staat niet op zichzelf. Dat doen wij met elkaar. Het is een vorm van verbindend veranderen.

Ik heb dit onderzoek met veel toewijding gedaan en ben voornemens om het plan, dat hieruit is voortgekomen, in de toekomst met de ouders uit te voeren

Ik wens u veel leesplezier!

Een woord van dank gaat uit naar:

v Mijn thesisbegeleider: Mike de Kreek

v Astrid Bolte, mijn opdrachtgever namens het Weekend College

v Het managementteam, de vrijwilligers, de ouders en de jongeren die hebben deelgenomen aan het onderzoek

v Alle andere vrijwilligers en jongeren van het Weekend College v Mijn studiemaatjes: Marlon Caupain en Ferhan Tezer

v Mijn critical friend Virginia de Rooy v Owen Gorden: voor de prachtige lay-out

v Een ieder die mij op welke manier ook gesteund heeft

 

(3)

3

 

 

To parent’s:

“We can’t tell our kids to do well in

school and then fail to support them

when they get home. You can’t just

contract out parenting. For our kids to

exel, we have to accept our

responsibility to help them learn. That

means putting away the Xbox and

putting our kids to bed at a reasonable

hour. It means attending those parent –

teacher conferences and reading our

children and helping them with their

homework”.

President Barack Obama, July 17, 2009,

Parent Power, Built the bridge to success, U.S Department of Education Office of Communications and Outreach, 2010

(4)

4

Samenvatting  

Achtergrond

Het Stadsdeel Zuidoost heeft zich ten doel gesteld dat ouders van schoolgaande kinderen zich meer gaan bemoeien met het onderwijs en schoolresultaten van de kinderen. Dit blijkt uit het rapport van de gemeente Amsterdam: ‘Ouders zijn partners’. Het belang van ouderparticipatie wordt in dit rapport als volgt benadrukt: “Ondersteuning van kinderen door ouders is een onmisbaar positief

element voor goed onderwijs” (Directie S&B, maart 2012, p. 8)

Het Weekend College is een voorziening voor jongeren van 14 tot 20 jaar. Het ROC van Amsterdam (ROCVA) en het stadsdeel Zuidoost werken samen om ambitieuze jongeren uit Zuidoost, extra bagage mee te geven voor een perspectiefrijke toekomst. Het is één van de preventieve instrumenten om schooluitval tegen te gaan. Vrijwilligers, docenten, betrokken wijkbewoners en jonge consultants uit het bedrijfsleven geven elke zaterdag huiswerkbegeleiding en (bij)les in de verschillende schoolvakken (Weekend College, 2010).

De aanleiding en urgentie van mijn onderzoek naar een nieuwe werkwijze binnen het Weekend College, zijn voornamelijk gelegen in het feit, dat het Weekend College als huiswerkvoorziening in Amsterdam Zuidoost, kampt met een praktijkprobleem. In mijn onderzoek staat ouderparticipatie centraal. Het Weekend College mist de input van de ouders van de deelnemers, met name als het gaat om de benadering en begeleiding van de jongeren richting schoolsucces. Zij zijn te weinig aanwezig en als zij een enkele keer worden uitgenodigd voor een activiteit of ouderdag, is de opkomst vaak slecht. Voornoemd praktijkprobleem treft ook andere reguliere basisscholen in dit stadsdeel, met overwegend kinderen van een andere etnische achtergrond en cultuur dan de Nederlandse.

De reguliere scholen vragen zich af, hoe zij de migrantenouders van kinderen op basisscholen in Amsterdam Zuidoost, betrokken krijgen bij de school.

Een andere urgentie is de behoefte aan meer mankracht binnen het Weekend College, vanwege het snel groeiend aantal leerlingen.

In dit onderzoek heb ik mij gericht op het veranderen van de huidige werkwijze (samenwerking tussen management, vrijwilligers en jongeren) in een nieuwe werkwijze (samenwerking tussen management, vrijwilligers, ouders en jongeren). Deze nieuwe werkwijze is genaamd ‘de Cop’: ‘de Community of practice’.

Vraagstelling en onderzoeksmethode:

De basis voor de nieuwe werkwijze is gelegd via ‘actieonderzoek’. Aan dit onderzoek hebben het managementteam, de vrijwilligers, de jongeren en de ouders deelgenomen.

Ik ben in dit onderzoek op zoek gegaan naar antwoorden voor mijn onderzoeksvraag. Hierbij stond de Cop centraal.

(5)

5

Mijn onderzoeksvraag luidt:

Om mijn onderzoeksvraag te beantwoorden heb ik de volgende deelvragen geformuleerd:

v Wat houdt ouderparticipatie in voor de ouders van de jongeren van het Weekend College en hoe staan zij hier tegenover?

v Wat weten de ouders over de Wet Maatschappelijke Ontwikkeling (WMO) en voldoen deze aan de eisen?

v Op welke manier kan het sociaal netwerk van de jongeren van het weekend College een rol spelen in hun ontwikkeling (met betrekking tot het onderwijs)?

v Hoe zien de ouders het belang van wederkerigheid?

v Wat is er voor nodig om de andere niet-actieve ouders te kunnen betrekken bij het Weekend College?

Om de juiste antwoorden te vinden, heb ik literatuurstudie gedaan. Aan de hand van interviews en focusgroepen heb ik informatie verzameld met betrekking tot dit onderwerp.

Theoretisch kader en data-analyse:

Ten eerste heb ik aan de hand van literatuurstudie, een verkenning gedaan naar theorieën over de relevante concepten ‘diversiteit’, ‘taciete kennis’, ‘educatief partnerschap’ en ‘gelijkwaardigheid’. De dataverzameling heeft plaatsgevonden via interviews, focusgroepen, literatuuronderzoek en de participatie van de ouders in de praktijk.

Voor de analyse van de data heb ik gebruik gemaakt van het computer programma MAXQDA. Daarbij heb ik gebruik gemaakt van de 3 stadia van coderen met name:

v Het open coderen v Axiaal coderen v Selectief coderen

Daarnaast had mijn onderzoek de basisprincipes van interventies als grondslag. De belangrijkste zijn:

v beperkte maakbaarheid

v positief mensbeeld van groei en verantwoordelijkheid v denken doen en verbinden

v veranderen is een collectieve actie

v condities van vrijheid en respect, eenvoud en schoonheid v gelijkwaardigheid en het vermijden van defensiviteit

Om in mijn thesis onderscheid te maken tussen praktische en gedragsmatige begeleiding, heb ik gebruik gemaakt van de begrippen:

v Instrumentele begeleiding (praktisch) v Pedagogische begeleiding (gedragsmatig)

Hoe kan het Weekend College tot een nieuwe samenwerkingsvorm komen tussen het managementteam, de vrijwilligers, de jongeren en de ouders?

(6)

6

De kernwaarden doorzettingsvermogen, zelfvertrouwen, behulpzaam, respect, nieuwsgierig en betrouwbaar/eerlijk, zijn in het kader van het gesprek over normen en waarden binnen de Cop, aan bod gekomen. Zij zijn tevens leidend voor de pedagogische benadering van de jongeren in relatie tot het behalen van schoolsucces.

Conclusie:

Het Weekend College heeft middels dit onderzoek een nieuwe samenwerkingsvorm gecreëerd. De Wet Maatschappelijke Ontwikkeling (WMO) vraagt van burgers beter te participeren in de

maatschappij (burgerparticipatie). Het Weekend College heeft in dit kader, op basis van wederkerigheid, de ouders van de jongeren actief betrokken.

De input van de ouders is via de nieuwe samenwerkingsvorm toegevoegd aan de al aanwezige ‘tacit knowledge’** Het Weekend College heeft met deze nieuwe werkwijze een betere brug geslagen naar de leefwereld van jongeren.

Vervolgens heeft het Weekend College in het kader van professionalisering en kwaliteitsverbetering, met dit onderzoek laten zien dat het sociaal netwerk van de jongeren over waardevolle

kennisbronnen beschikt. Verder is naar voren gekomen dat een samenwerking en/of bundeling van krachten tussen school en thuis, in het belang van de ontwikkeling van het kind, een must is. Dit onderzoek onderstreept het nut van ouderparticipatie in het Voortgezet Onderwijs en de realiseerbaarheid volgens een bottum-up benadering. Het motto van voornoemde benadering is: ‘laat ouders zelf organiseren’.

*Zie hoofdstuk 2 ** Taciete kennis

 

(7)

7

 

Inhoudsopgave  

Voorwoord ... 2   Samenvatting ... 4   1.   Context ... 9   1.1 Landelijk ... 9  

1.2 Gemeente/ Stadsdeel Zuidoost ... 10  

1.3. Weekend College ... 10  

2. Het probleem ... 12  

2.1 De doelstelling ... 13  

2.3 De vraagstelling ... 13  

2.4 De ‘sense of urgency’ van mijn onderzoek ... 14  

3. Onderzoeksstrategieën ... 16  

3.1 Onderzoeksparadigma ... 16  

3.2 Actieonderzoek ... 17  

3.3 Het derde orde leren ... 18  

3.4 Plaats in de regulatieve cyclus ... 18  

3.5 Generaliseerbaarheid ... 19  

3.6 Bruikbaarheid intern ... 19  

4 Theoretisch kader ... 20  

4.1 De transitie van de oude naar de nieuwe samenwerkingsvorm ‘de Cop’ ... 21  

4.2 Relevante concepten ... 22   4.3 Relevante begrippen ... 27   4.4 Good practices ... 28   5 Onderzoeksfasen ... 31   5.1 Fase 1: de voorbereiding ... 31   5.2 Fase 2: de interviews ... 32   5.3 Fase 3: De focusgroepen ... 33   5.4 Fase 4: De Cop ... 36  

5.5 Fase 5: Literatuuronderzoek, het logboek en observatie ... 38  

Het logboek ... 38  

Observatie ... 38  

5.6 Fase 6: Analyse van de data ... 39  

6. Onderzoeksresultaten ... 42  

6.1. De ouders individueel in relatie tot het behalen van schoolsucces ... 42  

6.2 De Cop in relatie tot het behalen van schoolsucces ... 43  

(8)

8

7. Beantwoording van de onderzoeksvragen ... 47  

8. Bilaterale gesprekken ... 54  

9. Beantwoording van de hoofdvraag, de aanbevelingen en het plan ... 58  

9.1 De aanbevelingen ... 58  

9.2 Het plan ... 59  

10. Reflectie over mijn rol als onderzoeker ... 60  

11. Conclusie ... 62  

Nawoord ... 63  

Bibliografie ... 64  

Bijlage ... 65  

(9)

9

1. Context  

In dit hoofdstuk leg ik een verband tussen de Wet Maatschappelijke Ontwikkeling (WMO) en ouderparticipatie. Vervolgens zoom ik in op de huidige ontwikkelingen met betrekking tot de WMO op landelijk niveau, het Stadsdeel Zuidoost en het Weekend College.

1.1  Landelijk  

De WMO is een wet die van burgers in onze samenleving vraagt beter te participeren. De overheid legt de verantwoordelijkheid merendeels bij de burgers. Mantelzorg is bijvoorbeeld niet meer een vrijwillige keus, maar een must, volgens voornoemde wet. Burgers moeten actiever worden en ook meer gaan meedoen in de maatschappij.

Actief burgerschap is een belangrijk uitgangspunt van het Weekend College. Enkele jongeren van het Weekend College hebben zich vrijwillig ingezet in hun wijk. Twee van hen werden in januari 2010 voor hun inzet beloond met de participatie prijs ‘Jongeren en Leefbaarheid’ (Weekend College, 2010).

Actief burgerschap is een ruim begrip en heeft te maken met de voorbereiding op het actief

functioneren in de maatschappij. Onze samenleving heeft steeds meer behoefte aan goede manieren, medemenselijkheid, solidariteit, sociale controle en verantwoordelijk optreden door gezamenlijke acties op punten van gemeenschappelijk belang.

Steyeart, Bodd en Linders ( 2005), omschrijven actief burgerschap als volgt: “Actief burgerschap

verwijst naar het sociaal gedrag en de zelfredzaamheid van burgers, en de wijze waarop

dienstverleners en beleid, burgers uitnodigen tot sociaal gedrag en zelfredzaamheid, en hen daarin ondersteunen” ( p 23).

Het laatste houdt volgens hen in, dat de lokale overheid een steeds toenemende druk op haar middelen beheersbaar tracht te houden, door een grotere inzet van burgers te vragen en zo de verzorgingsstaat toekomst- vast maakt.

Een andere uitleg is:” een terugtredende lokale overheid, die wil besparen op publieke

dienstverlening, door de verantwoordelijkheid van bijvoorbeeld een goede schoolcarrière van een kind af te schuiven op de ouders” ( Steyaert, et. al, 2005, p. 9)

Sinds 1 februari 2006 is de onderwijswet ‘Actief burgerschap en Sociale integratie’ van kracht. Deze houdt in dat vanaf 1 september 2006 elke school moet laten zien dat er aandacht wordt besteed aan actief burgerschap. De inspectie ziet er op toe dat scholen hier invulling aan geven In het onderwijs is dit nog een redelijk nieuw thema en samengevat betekent het, dat er meer aandacht moet komen voor de betrokkenheid en leefbaarheid van de eigen- en de schoolomgeving 1

Het zou mooi zijn als in deze wet het burgerinitiatief ‘ouderparticipatie’ expliciet was opgenomen, omdat het de doelgroep, de ouders in dit geval, direct aanspreekt en scholen een duidelijker kader biedt om hier invulling aan te geven.

Ik heb in mijn thesis een relatie gelegd tussen ouderparticipatie en de WMO omdat ouderparticipatie ook deel uitmaakt van actief burgerschap. Ik heb geconstateerd dat

ouderparticipatie volgens het beleid van de gemeente Amsterdam, geen deel uitmaakt van de WMO. Er is geen kapstok binnen het gemeentebeleid waar ouderparticipatie aan wordt opgehangen. Een kapstok zou kunnen bijdragen aan onder andere een betere ontwikkeling van ouderparticipatie, het creëren van een breder draagvlak en het bieden van een heldere structuur.

Een belangrijk aspect van actief burgerschap is diversiteit. Het belang van kennismaking en ontmoeting wordt in dit verband extra benadrukt. Het gaat hierbij om het kennismaken met de

(10)

10

samenleving en het ontmoeten van mensen van verschillende afkomst.  

Een pluriforme samenleving bestaat uit mensen met zeer verschillende achtergronden, culturen, talen en religies. Door het erover eens te zijn dat er verschillen bestaan en dat die ook mogen bestaan, kunnen we in harmonie met elkaar samenleven. Dat is de kracht van een democratie. Sociale binding wordt versterkt door deelname aan de gemeenschap. Betrokkenheid vraagt om bereidheid en het vermogen te participeren in de Nederlandse samenleving. Om deel te nemen aan die samenleving is bekendheid met de Nederlandse cultuur van belang. Opgroeien in een pluriforme samenleving betekent bekendheid met andere culturen en geloven (SLO, 2008, p.10-11)

Een ander belangrijk aspect met betrekking tot het Weekend College, is dat ouders via

ouderparticipatie een voice (stem) kunnen krijgen in de ontwikkelingen van het Weekend College. Voor hen, als actieve betrokkenen binnen het Weekend College, moet er ruimte zijn om te kunnen meepraten, meedenken en meebeslissen. Als de ouders een voice krijgen, komt men hen tegemoet in hun leefwereld. In het artikel van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO), (2009), is het volgende hierover geschreven:

De kern van voice, opgevat als een sociaal mechanisme, ligt volgens Hirshmann (1970) in de bereidheid tot dialoog, discussie en debat (Hirshmann, 1970 p.50). “Theoretisch gezien is voice om

verschillende redenen van groot belang voor de legitimiteit van maatschappelijke dienstverlening. Allereerst omdat het een waardevolle bron van informatie is voor het beoordelen en indien nodig, het verbeteren van de kwaliteit van diensten. Organisaties krijgen dan meer informatie over de mening van een klant dan bij exit” (Hemerijck, 2002, p.50)

1.2    Gemeente/  Stadsdeel  Zuidoost  

In het bestuursakkoord Zuidoost 2010-2014 ‘Werken aan evenwicht’, werd het belang van ouderbetrokkenheid benadrukt: “Ondersteuning van kinderen door ouders is een onmisbaar

positief element voor goed onderwijs”(Directie S&B, maart 2012, p.8)

In de onderwijs- debatweek die in oktober 2011 door het stadsdeel is georganiseerd, is dit belang door de deelnemers verder bevestigd. Het stadsdeel Zuidoost wil graag dat ouders van schoolgaande kinderen zich meer gaan bemoeien met het onderwijs en de schoolresultaten van de kinderen. Twee belangrijke instrumenten die het stadsdeel verder wil ontwikkelen en inzetten voor hogere

onderwijsresultaten zijn ouderbemoeienis en betrokkenheid. Het stadsdeel wil hiervoor, samen met de partners, integraal beleid ontwikkelen en het beleid binnen de bestaande organisatorische

mogelijkheden optimaal uitvoeren (Directie S&B, maart 2012).

Mijn onderzoek naar ouderparticipatie op het Weekend College, sluit volledig aan bij het Stadsdeel Zuidoost, de subsidiegever van het Weekend College, omdat ouderparticipatie voor dit subsidiejaar een prestatie - indicator van het Weekend College is voor het schooljaar 2012-2013.

1.3.  Weekend  College  

Het Weekend College is een voorziening voor jongeren van 14 tot 20 jaar. Het ROC van Amsterdam (ROCVA) en het stadsdeel Zuidoost, werken samen om ambitieuze jongeren uit Zuidoost extra bagage mee te geven voor een perspectiefrijke toekomst. Thuis ontbreekt het vaak aan huiswerksteun en het Weekend College is één van de preventieve instrumenten. Iedere zaterdag komen de jongeren naar het ROCVA, locatie Fraijlemaborg. Het Weekend College biedt ze een mix van aantrekkelijke leeractiviteiten. Vrijwilligers, docenten, betrokken wijkbewoners en jonge consultants uit het bedrijfsleven geven elke zaterdag huiswerkbegeleiding en (bij)les in de verschillende schoolvakken. Daarnaast komen er regelmatig inspirerende gastdocenten en beroepsbeoefenaars die hun passie delen en hun levensverhaal vertellen.

(11)

11

Tijdens het ochtendprogramma kunnen de studenten deelnemen aan één van de klassen om hiaten in taal- en rekenvaardigheden weg te werken en denkstrategieën te oefenen. Het middagprogramma richt zich vooral op maatschappelijke en sociale ontwikkeling. Via musea- en theaterbezoek en deelname aan sport- en debatwedstrijden stimuleert het Weekend College de algemene

ontwikkeling en wordt gewerkt aan empowerment, met als rode draad het ontwikkelen van een positief zelfbeeld. Het Weekend College heeft ook een netwerkfunctie, door contacten te

onderhouden met maatschappelijke organisaties, de gemeente Amsterdam, sponsoren en vrienden van het Weekend College (Weekend College, 2010).

Het Weekend College is een stadsdeelorganisatie en het bevordert de kwaliteit en

ontwikkelingsmogelijkheden van de lokale samenleving en haar bewoners. Het stadsdeel Zuidoost zet in op een sterke middenklasse. Onderwijs van goede kwaliteit is een belangrijke pijler bij het aantrekken en behouden van een sterke middenklasse. De kinderen van Zuidoost hebben het recht om hun talenten volledig te kunnen ontplooien (Weekend College, 2010).

Het stadsdeel Zuidoost is de subsidiegever en wordt ook betrokken in de ontwikkelingen rondom het Weekend College. Zo kregen alle negen afgestudeerde studenten van wethouder J. K. Wirnkar een laptop voor hun schoolsucces (Weekend College, 2010).

Het Weekend College wil via ouderparticipatie de diversiteit vergroten, met daarbij specifieke aandacht voor tradities, gewoontes en religie. De meeste jongeren van het Weekend College komen voornamelijk uit gezinnen met een Afrikaanse roots. Het Weekend College zal, om de

samenwerking met de ouders te stimuleren, ook moeten investeren op sociaal -emotioneel vlak.

 

 

 

 

 

 

 

 

(12)

12

2.  Het  probleem  

In dit hoofdstuk omschrijf ik het praktijkprobleem, de doelstelling, de vraagstelling, en de ‘sense of urgency’ van mijn onderzoek.

Het praktijk probleem met betrekking tot ouderparticipatie van het Weekend College kan vergeleken worden met praktijkproblemen van reguliere scholen uit de concentratiewijken.

In het boek ‘Praktijkvoorbeelden voor integratie beleid’ staat een artikel getiteld: ‘Ouderparticipatie als noodzaak’. Hier kwam de volgende vraag aan de orde: “Hoe krijg je de migrantenouders van

kinderen op basisscholen betrokken bij de school? Deze vraag bezorgt menig directeur van basisscholen in de concentratiewijken heel wat hoofdpijn”(Amrit Consultancy, 2001, p.93)

Bovengenoemde migrantenouders in achterstandssituaties staan in de literatuur omschreven als ouders met hoge onderwijsaspiraties voor hun kinderen. Zij hebben gebrek aan zelfvertrouwen als competente partner van de school. De meeste van hen maken weinig of onvoldoende gebruik van de tien-minuten gesprekken. Door een mogelijke informatieachterstand, zien zij evenmin de kans om op hun eigen manier hun actieve betrokkenheid handen en voeten te geven, (Samson, Tjeenk Willink, 1996).

Het Weekend College in Amsterdam Zuidoost, waar ik als vrijwillige ouder werkzaam ben, heeft onder andere met ditzelfde probleem te maken. Dit heb ik vervolgens vertaald naar het

praktijkprobleem:

De volgende citaten uit het boek ‘Onzichtbare ouders’ zijn illustratieve voorbeelden van het voornoemde: “Hij neemt zijn taak heel serieus, daarom belde hij de afgelopen dagen naar alle

ouders”.“We zullen er zijn”. “Iets minder dan de helft van de ouders is komen opdagen”

(Kleijwegt, 2005, p. 97)

Hieruit blijkt dat de proactieve aanpak van de leerkracht niet gewerkt heeft.

Een illustratie van een praktijkprobleem op instrumenteel vlak

In het kader van culturele vorming, bezoeken de deelnemers van het Weekend College regelmatig musea, theater voorstellingen, tentoonstellingen etc. De deelnemers worden vaak per bus vervoerd. Een enkele keer, als het om kleine groepen gaat, stellen de vrijwilligers hun auto beschikbaar als vervoermiddel voor de deelnemers. Dit gebeurt altijd onder begeleiding van de vrijwilligers. Het komt weleens voor, dat er bij een uitje niet genoeg vrijwilligers beschikbaar zijn voor begeleiding. In de regel moeten zij dit dan zelf zien op te lossen, door op zoek te gaan naar één of meerdere vervangers voor die dag. Het zou mooi zijn als ouders van deelnemers hiervoor benaderd kunnen worden, bijvoorbeeld als activiteiten begeleider.

Het Weekend College mist de input van de ouders van de deelnemers, met name als het gaat om de benadering en begeleiding van de jongeren richting schoolsucces. Zij zijn te weinig aanwezig en als zij een enkele keer worden uitgenodigd voor een activiteit of ouderdag, is de opkomst vaak laag.

(13)

13

Een illustratie van een praktijkprobleem op pedagogisch vlak

Het disciplineren van de jongeren in de thuissituatie is bij het Weekend College ook een aandachtspunt. Hiermee doel ik op het belonen en straffen van de jongeren. Enkele belangrijke factoren die hier een rol van betekenis hebben, zijn de belangen en posities, de sociale- en etnische achtergronden en de opvoedings- en communicatiestijlen van de ouders. Het Weekend College heeft jammer genoeg ervaring met incidenten waarbij jongeren thuis geslagen werden door ouders. Zo was het nodig de vader van één van de jongeren, een pastor van een Afrikaanse gemeente, in te zetten als mediator. Deze mediator ging in gesprek met de ouder van een meisje, dat vanwege een incident van het Weekend College was verwijderd. Het doel van het gesprek met de mediator was, ouders ervan bewust te maken, dat de boodschap overgebracht kan worden zonder dat kinderen geslagen worden. De vader heeft vanuit zijn rol als pastor uit de Afrikaanse gemeenschap, ertoe bijgedragen, dat dit meisje wel werd gestraft maar niet werd geslagen.

Dit voorbeeld geeft een duidelijk beeld van de samenwerking met ouders op het gebied van diversiteit en op pedagogisch vlak. Het is van essentieel belang dat het Weekend College inspeelt op bovenstaande verscheidenheid. Dit doet recht aan de individuele ouder en voor het Weekend College is het een uitdaging om met deze diversiteit om te gaan.

2.1  De  doelstelling  

De hoofddoelstelling van het onderzoek is: het creëren van een nieuwe samenwerkingsvorm binnen het Weekend College. De processen die op gang komen, heb ik geformuleerd als subdoelen

namelijk:

v Het kweken van bewustzijn betreffende burgerparticipatie bij de ouders.

v Het Weekend College kan als voorbeeld gesteld worden; het is een ‘showcase’ geworden van de gemeente Amsterdam Zuidoost, waarin het laat zien hoe ouderparticipatie kan leiden tot gezamenlijke steun voor de jongeren van het Voortgezet Onderwijs.

v Ouderparticipatie levert een bijdrage aan de uitwisseling van referentiekaders en ervaringen over effectief opvoeden, tussen het managementteam, de vrijwilligers en ouders.

v De ouders hebben een stem in de doorontwikkeling van de methodiek van het Weekend College. Zij kunnen met name op pedagogisch vlak bruikbare input leveren.

v Ouderparticipatie draagt bij aan het bevorderen van het gesprek over cultuur en ethische- en normatieve aspecten binnen het intercultureel kader.

2.3  De  vraagstelling                  

Hoe kan het Weekend College tot een nieuwe samenwerkingsvorm komen tussen het managementteam, de vrijwilligers, de jongeren en de ouders?

(14)

14

De  deelvragen  

Mijn vraagstelling is als volgt geoperationaliseerd:

v Wat houdt ouderparticipatie in voor de ouders van de jongeren van het Weekend College en hoe staan zij hier tegenover?

v Wat weten de ouders over de Wet Maatschappelijke Ontwikkeling (WMO) en voldoen deze aan de eisen?

v Op welke manier kan het sociaal netwerk van de jongeren van het weekend College een rol spelen in hun ontwikkeling (met betrekking tot het onderwijs)?

v Hoe zien de ouders het belang van wederkerigheid?

v Wat is er voor nodig om de andere niet-actieve ouders te kunnen betrekken bij het Weekend College?

2.4  De  ‘sense  of  urgency’  van  mijn  onderzoek  

Er zit nog steeds verborgen talent in Amsterdam Zuidoost. De aangeboren capaciteiten van de kinderen, worden niet volledig benut.

Bijvoorbeeld: 70% van de kinderen uit Amsterdam Zuidoost krijgt een Lwoo advies bij de cito-score en 70% uit het centrum van Amsterdam een Havo/Vwo advies (Weekend College, 2010). De verschillen zijn significant. De ouders die minder geld te besteden hebben kunnen meestal geen huiswerkbegeleiding voor hun kind(eren) betalen. Hulpverleners die vaak bij deze ouders achter de voordeur komen, signaleren dit ook. Deze ouders geven regelmatig aan, dat hun kind ook behoefte heeft aan leerondersteuning.LodewijkAsscher, wethouder van Onderwijs en Jeugd in Amsterdam Zuidoost, erkent dit probleem. Deze signalen bereiken hem ook en hij wil hier verandering in brengen. Vanuit het stadsdeel Zuidoost is er onlangs een Integrale Werkgroep Leerondersteuning opgericht. Alle educatieve buitenschoolse activiteiten komen bij elkaar om samen te werken. Het Weekend College maakt hier ook deel van uit(Weekend College, 2010). 2

In het jaarverslag van het Weekend College is geconstateerd, dat de cito scores van jongeren vanuit het regulier onderwijs zonder leerondersteuning, langzaam opstromen naar een hoger niveau en bovendien gaat de leerwinst weer verloren in de puberteit door de afstroom naar een lager niveau in het Voortgezet Onderwijs.

Bijvoorbeeld: van Havo naar Voortgezet middelbaar beroeps onderwijs (Vmbo)-Theoretische Leerweg (T) en van Vmbo-Theoretische leerweg naar Kader (K) et cetera.

Er kunnen jongeren met leerondersteuning van het Weekend College opstromen van Vmbo-Basis B) naar Kader en Vmbo-Kader naar Theoretische Leerweget cetera.

2

Onderzoek Ouderbetrokkenheid: ouders en docenten aan het woord

Lodewijk Asscher, wil samen met ouders en scholen er voor zorgen dat Amsterdamse kinderen het beste onderwijs krijgen en zich optimaal ontwikkelen. Hij zegt dat: “kinderen profiteren als school en ouders daarbij samenwerken en goed communiceren”. Hij ziet veel positieve inzet en goede wil, maar ouders en leraren vertellen hem ook dat het beter kan. En daar wil hij bij helpen. Zoveel mogelijk in aansluiting op wat ouders en scholen zelf al doen. Hij hoort graag wat hun ervaringen zijn.

Vanuit bovengenoemd standpunt, nodigt; Bureau Onderzoek en Statistiek (O+S), namens het DMO, Amsterdamse ouders en docenten uit om mee te doen aan een onderzoek naar ouderbetrokkenheid en de samenwerking tussen school en ouders, middels het invullen van een vragenlijst tot en met 14 oktober jongstleden

(15)

15

Het bovenstaande zal ik illustreren met een praktijkvoorbeeld van het Weekend College. Eén van onze jongeren had in groep acht van de basisschool meerdere wisselingen

van groepsleerkrachten gehad. Tot verbazing van haar ouders kreeg ze als schooladvies Vmbo-K mee. De ouders waren het niet eens met het voornoemde schooladvies en schreven hun dochter in op een school buiten de wijk met een gemengde brugklas Vmbo-K/ Vmbo-T/Havo. Binnen het Weekend College was de jongere een vast lid van de boekenclub. Regelmatig ging zij zaterdag na afloop van de les, naar de Openbare Bibliotheek Amsterdam op de Oosterdokskade. Haar mentor deed over haar de volgende uitspraak:“We zagen haar zelfvertrouwen met sprongen vooruitgaan. Al

een half jaar na haar start in de gemengde brugklas kreeg ze van haar mentor een compliment en werd haar verteld dat ze in de pijplijn zat voor Havo” (Weekend College 2010, p. 10)

Dit voorbeeld is een bewijs voor het feit, dat leerondersteuning noodzakelijk is en dat het helpt.3 Bovendien is er nog een ‘urgency’ binnen het Weekend College. Het Weekend College blijft groeien. In 2010 hebben 259 jongeren zich aangemeld waarvan op het moment van schrijven, 203 actief zijn. De norm voor actieve studenten is gesteld op 150.

53 Jongeren zijn boven de norm actief. Dit vraagt om een grotere capaciteit onder de vrijwilligers (Weekend College, 2010). Op het moment van schrijven waren er ongeveer 45 vrijwilligers

beschikbaar. Onder hen is een kleine groep vrijwilligers, die er vanaf het begin bij betrokken waren Daarnaast is er een grote groep Pedagogiek stagiaires. Deze zijn in de regel alleen beschikbaar tijdens hun stageperiode.

 

3

Vervolg onderzoek: effecten leerondersteuning, de toetsing (cito- toets ) is afgestemd op de dominante groep. (lange et al., 2011, p.2) verwijst naar het onderzoek van de Stichting voor Onderzoek van het Onderwijs (SVO) en het onderzoek van de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). “De thema’s waren bijvoorbeeld onderzoek naar reproductie van maatschappelijke ongelijkheid in het onderwijs, etnische samenstelling van scholen, de effecten van verschillende rekenmethodes op het getalbegrip van kinderen, differentiering in het onderwijs, experimenten met de middenschool en de ontwikkeling van toetsen” (lange et al., 2011, p.22)

(16)

16

3.  Onderzoeksstrategieën  

In dit hoofdstuk heb ik de onderzoeksstrategieën omschreven, namelijk onderzoeksparadigma, actieonderzoek, het derde orde leren, plaats in de regulatieve cyclus, generaliseerbaarheid en bruikbaarheid.

3.1  Onderzoeksparadigma  

Mijn onderzoek bevindt zich binnen het kritisch emancipatorische paradigma omdat het gaat om praktijkverbetering op basis van interveniëren en empowerment.

Lange, Susan en Montesano Montessori (2010), onderscheiden in hun boek 3 verschillende onderzoeksparadigma’s:

v Positivistische paradigma v Interpretatieve paradigma

v Kritisch emancipatorische paradigma

Mijn onderzoek verhoudt zich tot het kritisch emancipatorische paradigma. Deze benadering stelt zich tot taak, een kritische functie te vervullen betreffende de sociale werkelijkheid. Kennis heeft hier een emanciperende functie. Het is een middel om mensen te helpen hun (leef)wereld te veranderen en om leer- en veranderingsprocessen op gang te brengen (Migchelbrink 2007). Het kritisch emancipatorische paradigma is een middel, om een situatie verbetering tot stand te brengen door een combinatie van onderzoek en verandering. Tijdens het onderzoek wordt actief geprobeerd de situatie te beïnvloeden; er wordt ingegrepen op de onderzochte werkelijkheid. De werkelijkheid van de betrokken subjecten verandert al onderzoekend. De onderzoeker is hier subjectief en kiest nadrukkelijk partij voor de betrokkenen; hij is participant in een gezamenlijk project. Hij is bevorderaar van het ontwikkelings-/veranderingsproces van de deelnemers aan/uit de onderzoekssituatie (Migchelbrink 2007).

Om voor een groot deel de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, heb ik de ouders van de deelnemende jongeren van het Weekend College betrokken bij het onderzoek. Zij waren het belangrijkste ‘subject’ van mijn onderzoek. Deze ouders hebben gedurende mijn onderzoek, samen met de vrijwilligers van het Weekend College, deel uitgemaakt van de Cop. Dat betekende dat wij met elkaar moesten construeren.

The Social Construction of Reality, is één van de basisteksten van het constructivisme. Dit is de sociale constructie die tot stand komt door interactie met anderen. Traditie, geschiedenis, cultuur, instituties en vooral taal, spelen hierbij een fundamentele rol (Lange, et al., (2010).De ouders die deelnamen aan mijn onderzoek hebben allemaal een andere etnische en culturele achtergrond dan de Nederlandse. Voornoemde factoren met betrekking tot het construeren, mochten tijdens mijn onderzoek niet over het hoofd worden gezien.

De input van de ouders werd toegevoegd aan de al aanwezige ‘tacit knowledge’. Ouders krijgen door hun actieve rol bij het Weekend College meer inzage in het reilen en zeilen binnen het project. Het Weekend College kan zo veel beter een brug slaan naar de leefwereld van de jongeren. Door deze nieuwe samenwerkingsvorm, wordt de praktijk verbeterd op grond van inzichten vanuit de praktijk.

(17)

17

Ik heb als vrijwillige ouder en ervaringsdeskundige bij het Weekend College, andere ouders enthousiast gemaakt voor dit onderzoek. Ouderparticipatie moet uiteindelijk een positieve invloed hebben op het schoolsucces van de jongeren. Het inschakelen van diverse capaciteiten van de ouders op basis van empowerment, is bevorderlijk voor het versterken van het zelfbeeld en het zelfvertrouwen van de jongeren. Het is een win-win situatie. Voor de jongeren is het van belang dat de kracht en de effectiviteit van de ouder niet naast de samenleving staat maar in de samenleving.

 3.2    Actieonderzoek  

Ik heb gekozen voor actieonderzoek. Het was voor mij de meest geschikte methode om de regulatieve cyclus in termen van mijn onderzoek te doorlopen.

Bij actieonderzoek stellen onderzoekers zich niet boven of buiten de te onderzoeken en te

veranderen situatie. Alle belanghebbenden worden er zoveel mogelijk bij betrokken. Als dit goed gebeurt, worden een aantal valkuilen vermeden namelijk dat er over de hoofden van betrokkenen onderzoek wordt gedaan, onderzoeksresultaten door de betrokken gemeenschap als niet relevant worden ervaren en dat onderzoekers praktijkmensen ervan beschuldigen dat zij niet willen

veranderen. Als actieonderzoek goed uitgevoerd wordt, gaan onderzoek doen, leren en veranderen, hand in hand en komt er ruimte voor processen als solidariteit en empowerment (Lange, et. al, 2010).

Bij actieonderzoek is er altijd sprake van een onderzoeksdeel en een handelingsdeel waar de actieonderzoeker vorm aan geeft. Het onderzoeksdeel bestaat uit het bestuderen van relevante literatuur met betrekking tot zowel het praktijkprobleem als de te kiezen onderzoekstrategie en onderzoeksmethoden. Ook wordt het onderzoeksontwerp gemaakt en wordt het onderzoek gedaan. Dat wil dus zeggen; het verzamelen, het analyseren en het evalueren van data.

Het handelingsdeel bestaat uit alle activiteiten die de onderzoeker onderneemt om op basis van het onderzoek, systematisch een bepaald aspect van de eigen beroepspraktijk te veranderen of er iets nieuws aan toe te voegen. Het handelingsdeel is op zichzelf ook weer onderwerp van kritische reflectie (Lange, et. al, 2010).

Reflectie is een belangrijk proces in actieonderzoek. Het is één van de vier kernprocessen. De reflectie heeft betrekking op verschillende gebieden en doet zich voor in verschillende fasen van actieonderzoek. Reflectie gaat niet vanzelf. Het moet worden bevorderd en ontwikkeld en er zijn verschillende varianten en werkvormen voor reflectie (Michelbrink, 2007).

Actieonderzoek omvat meer dan het verzamelen van kennis. Het is een combinatie van onderzoek, reflectie en implementatie. Onderzoeker en betrokkenen werken samen om inzicht te verwerven in de handelingsprocessen en problemen van onderzochten. Samen worden, door middel van

gezamenlijke en individuele reflectie, de problemen gedefinieerd, omschreven, onderzocht en geanalyseerd. Van daaruit ontwikkelen zij via reflectie ‘trial and error’ nieuwe handelingsscripts; samen wordt een oplossing gezocht en worden handelingen gepland, uitgevoerd en geëvalueerd. (Migchelbrink, 2007).

In actieonderzoek heeft in het onderzoeksontwerp net als bij kwalitatief onderzoek, een open karakter en is het voorlopig van aard. Meestal is vooraf slechts globaal bekend wat het doel en de vraagstelling zijn. De vraagstelling wordt gaandeweg in het onderzoektraject aangescherpt.

Theorieën en concepten van de onderzoeker spelen in dit stadium, net als bij kwalitatief onderzoek, vooral een rol als aandachtspunt. In de latere fase van de onderzoeksuitvoering namelijk bij de gegevensverzameling, de terugkoppeling en de interpretatie van de gegevens, is de theorie van belang. Theorie moet hier worden opgevat als concepties en percepties van het probleem, door betrokkenen (Migchelbrink, 2007).

(18)

18

3.3  Het  derde  orde  leren  

Mijn onderzoeksontwerp past bij het derde orde leren. Bij het derde orde leren, gaat het om ‘reflection-on-action’ en ‘ reflection-in-action’.

Men reflecteert op het eigen denken, handelen en leren en op de achterliggende assumpties die hieraan ten grondslag liggen. Met andere woorden: de wijze waarop men gebeurtenissen observeert en interpreteert, waarop men problemen definieert, waarop men analyseert en conceptualiseert, waarop men acteert en interacteert (Boonstra, 2000).

Bij de derde orde veranderingen, vallen het leren en het vernieuwen samen in een interactief proces van actoren. Dit perspectief betekent het creëren van contexten en het ondersteunen van processen, waarin actoren zelf vormgeven aan vernieuwingsprocessen (Boonstra, 2000).

De kern is dat:

v feedbackprocessen zichtbaar worden

v er ruimte is voor processen van zelforganisatie v interactieprocessen tussen actoren op gang komen

v meerdere stemmen klinken vanuit meervoudigheid en variëteit v betekenissen en vooronderstellingen zichtbaar worden

v in dialoog een gedeelte betekenisgeving ontstaat en gezamenlijke handelingsalternatieven worden ontwikkeld

v er processen op gang komen van handelen, reflecteren en leren4

3.4    Plaats  in  de  regulatieve  cyclus  

Mijn onderzoek was een vorm van praktijkontwikkeling in termen van de regulatieve cyclus. Om mijn onderzoeksvraag te kunnen analyseren, heb ik de focus gelegd op oplossingen en resultaten. De cyclus omvat de volgende eigenschappen:

v Probleem - Vraagstuk - Diagnose - Plan

Mijn onderzoek heeft tussen de fasen ‘diagnose’ en ‘plan’ plaatsgevonden. Met mijn onderzoek kwam ik vanuit het perspectief van het Weekend College, in de regulatieve cyclus; tot het maken van een plan als voorloper van de vervolgstappen van mijn onderzoek.

Binnen mijn onderzoek heb ik de volgende fasen doorlopen:

v De formulering van het praktijkprobleem waarbij meteen ook de (voorlopige) onderzoeksvraag wordt gedefinieerd (Lange, et. al, 2010)

v Het daadwerkelijk uitvoeren van het onderzoek waarbij gegevens (data) worden verzameld. (Lange, et al, 2010)

v Het analyseren van de gegevens (data) (Lange, et. al, 2010)

v Het evalueren en waarderen van de uitkomsten tegen het licht van het probleem, de vraagstelling en de theorie (Lange, et. al, 2010)

v Het opstellen van een handelings- of actieplan dat tot verbetering moet leiden (Lange, et. al, 2010)

(19)

19

3.5  Generaliseerbaarheid  

Generaliseerbaarheid wordt gedefinieerd als de vraag waarin onderzoeksresultaten en conclusies van een onderzoek ook opgaan voor personen, situaties, organisaties, gevallen en verschijnselen die in dat onderzoek niet onderzocht zijn. Met andere woorden de geldigheid buiten het onderzoek om externe validiteit. Men kan naast dit kennisbelang, dat alleen op ‘waarheidsbevindingen’ gericht is, ook belang hechten aan de praktische bruikbaarheid of benuttingswaarde van een onderzoek in andere contexten (Smaling. A. 2009).

Met dit onderzoek wordt receptieve generaliseerbaarheid beoogd omdat ik als

onderzoeksbenadering de keus heb gemaakt voor actieonderzoek. Het is aan de lezer van het onderzoeksrapport om te bepalen in hoeverre het onderzoek bruikbaar is voor de eigen situatie. Ik heb in mijn thesis zoveel mogelijk relevante informatie weergegeven om de lezer in staat te stellen een dergelijke afweging te kunnen maken.

Ik ben bijvoorbeeld benieuwd naar de praktische bruikbaarheid van mijn onderzoek op de reguliere scholen. Scholen waar jongeren die het Weekend College bezoeken voor onder andere

huiswerkbegeleiding ook op zitten. Deze scholen vallen buiten mijn onderzoeksgebied.

3.6  Bruikbaarheid  intern  

“Hoe voorkom ik dat mijn onderzoeksrapportage na een eerste oppervlakkige kennisname van de

inhoud, in de bekende stoffige lade blijft liggen?” (Swanborn 2010, p. 245)

Als onderzoeker heb ik ervoor zorg gedragen dat ik mijn afspraken met de opdrachtgever ben nagekomen. Deze staan vermeld in het plan van aanpak in mijn onderzoeksvoorstel.

Een belangrijk criterium was, een succesvolle uitvoering van de Cop in de praktijk en daar is gevolg aan gegeven. Dit schept ruimte voor het uitvoeren van het plan en de vervolgstappen.

(20)

20

4  Theoretisch  kader  

In dit hoofdstuk schets ik een theoretisch kader, om inzicht te geven in de interventies en ethische overwegingen met name de basisprincipes voor interventies. Vervolgens komt de transitie van de oude- naar de nieuwe samenwerkingsvorm (de Cop) aan de orde. Daarna komen de relevante concepten ‘diversiteit’, ‘taciete kennis’, ‘educatief partnerschap’ en ‘gelijkwaardigheid’ aan de orde. Vervolgens heb ik in dit hoofdstuk ingezoomd op enkele good practices. Dit zijn succesvolle programma’s die bruikbare elementen bevatten voor mijn onderzoek.

Mijn onderzoek is een participerend praktijkgericht onderzoek. Mijn uiteindelijk doel is, het tot stand brengen van vernieuwing in de samenwerking tussen het managementteam, de vrijwilligers en de ouders binnen het Weekend College. Door nauw samen te werken met de Cop en andere

betrokkenen, werd het een proces van gezamenlijke betekenis verlening. Uiteindelijk hebben zich binnen de praktijksituatie ‘self-critical learning communities’ gevormd (Ponte 2006, uit Lange et. al 2010). Interactieve vormen van kennisontwikkeling en participatie van alle betrokkenen, werden voor mij als onderzoeker relevante onderzoeksbenaderingen. Dit houdt in, dat er door systematische onderzoeksactiviteiten, kennis gegenereerd werd. De eigenschappen die bij deze benadering een rol speelden waren: de contextgebondenheid, de kleinschaligheid en de vanzelfsprekende participatie van betrokkenen (Ponte 2006, uit Lange et. al 2010).

Veranderen moest vanuit de praktijk. Het moest klein en maakbaar zijn voor de participanten. Mijn eigen ethische (goede) stappen waren hier heel belangrijk. Ik heb rekening gehouden met ‘subject – object denken’ en ‘subject – subject denken’. Ik ben de diepte ingaan en heb mijn ‘ best practice’ ontwikkeld zodat anderen er wat uit konden halen. Ik heb ‘het verschil’ gemaakt. Zowel mijn handelingskennis uit een boekje als uit de praktijk, waren belangrijk.

Ik heb mijn ervaringen uit de praktijk met anderen kunnen delen. Het ging hier om een nieuw leerproces die wij, de Cop en andere betrokkenen, met elkaar ondergingen. Wij hebben met elkaar al lerende geëxperimenteerd en de verandering positief geïnspireerd.

In de literatuur viel mij een interessante tekst op over de ‘contextuele school en ‘lerend vernieuwen’. Deze vormen van leren, waren relevant voor mijn onderzoek.

‘De contextuele school’ gaat uit van ervaringsleren door mensen, die met elkaar interpretaties en ervaringen uitwisselen, experimenteren met nieuwe werkwijzen en reflecteren op eigen assumpties over menselijke relaties en de context waarin het handelen plaatsvindt. Het is volgens hen een continu proces van definiëren en herdefiniëren van het organiseren in ambigue situaties en grijpt in op de onderliggende cognitieve structuren van individuen en groepen, op de waarden en normen van actoren in netwerken en op de handelingsalternatieven die in dit proces ontstaan. Dit zet een proces in gang, waarin assumpties en werkelijkheidsbeelden onder druk komen en nieuw gevormd worden, waarin leermogelijkheden ontstaan en zich nieuwe handelingsrepertoires aftekenen (Boonstra & de Caluwe, 2006).

Bij vernieuwingsprocessen in organisatorische netwerken is gebleken, dat handelen, reflecteren en leren onlosmakelijk aan elkaar verbonden zijn. Het gaat om ‘ervarings-en contextueel leren’ in communicatie over en weer met anderen. Het gaat hier over ‘reflection-on- action’ en ‘reflection- in-action’ (Shön 1983). Het gaat om reflecties op het eigen denken, handelen en leren en op de achterliggende assumpties die hieraan ten grondslag liggen. Het betreft de wijze waarop je gebeurtenissen observeert en interpreteert, waarop je problemen definieert, hoe je analyseert, conceptualiseert en hoe je acteert en interacteert. Verder gaat het om het herkennen en het opnieuw doordenken van eigen assumpties en handelingspatronen (Shön 1983, p 13). In dit verband gaat het om ‘lerend vernieuwen’ waarbij het leren van individuen en het vernieuwen van dynamische

(21)

21

4.1  De  transitie  van  de  oude  naar  de  nieuwe  samenwerkingsvorm  ‘de  Cop’  

De ‘transitie’ is de gedeelde droom van de onderzoeker als ‘veranderaar’ en van het Weekend College. De onderzoeker wil de huidige samenwerkingsvorm (samenwerking tussen management, vrijwilligers en jongeren) veranderen in een nieuwe samenwerkingsvorm (samenwerking tussen management, vrijwilligers, jongeren en ouders). De oplossingsrichting zit in ouderparticipatie. De onderzoeker heeft als veranderaar de droom laten doorwerken in ethische stappen en basisprincipes van interventies, waardoor het een gezamenlijk doel is geworden. Deze

basisprincipes vormen de condities waaronder een leergroep kan functioneren. Bij veranderen gaat het om het zoeken naar betekenis in interactie (Boonstra & de Caluwe, 2006).

In onderstaand schema zijn de belangrijkste basisprincipes van de interventies die ten grondslag liggen aan de transitie, opgenomen.

Beperkte maakbaarheid Alle interventies gaan er vanuit, dat de

werkelijkheid beperkt maakbaar is. De beperkte maakbaarheid gaat uit van een subject-subject gedachte; het object praat terug en is zelf ook een subject.

Positief mensbeeld van groei en

verantwoordelijkheid Alle interventies gaan uit van een positief mensbeeld; mensen willen iets tot stand brengen vanuit hun eigen aspiraties en uitdagingen. Denken en doen verbinden Alle interventies zijn erop gericht, de relatie

tussen denken en doen te versterken; doe wat je zegt, zeg wat je doet. Als denken en doen hecht met elkaar zijn verbonden, noemen we dat ook wel authenticiteit. Mensen die authentiek handelen, krijgen vaak veel geloofwaardigheid van anderen.

Veranderen is een collectieve actie Het gaat hier om het basisprincipe, dat

veranderingen realiseren altijd het resultaat of gevolg is van vele actoren die samen

veranderingen vormgeven. Ze stemmen niet alleen de inhoud van de verandering op elkaar af, maar ook de aanpak en wie wat doet. Ze expliciteren de eigen vooronderstellingen en uitgangspunten. Ze worden transparant naar elkaar in wat ze willen, hoe ze te werk gaan en hoe ze zelf erin staan.

Condities van vrijheid en respect De interventies gaan uit van een aantal condities die we samenvatten onder de noemers ruimte, vrijheid en respect. Ruimte heeft te maken met de psychologische en fysieke ruimte van mensen om te zeggen wat ze vinden en om te doen waar ze in geloven. Maar ook om te zoeken wat ze nog niet hebben gevonden, om onzeker te zijn over wat ze niet weten of om zich niet te verbinden aan dingen waar ze niet aan toe zijn.

(22)

22

Eenvoud en schoonheid De interventies hebben twee ietwat verborgen kenmerken in zich. Het kenmerk ‘eenvoud’ verwijst naar het gebruik van (soms

eeuwenoude) rituelen, folklore, vieringen, mystieke handelingen, helden. Deze interventies appelleren aan de meest fundamentele

menselijke drijfveren en behoeften. Daardoor raken ze mensen soms zo diep en zo in de kern. Schoonheid inspireert. Het creëert visies op het betere en geeft moed om het na te streven, zelfs als dat opofferingen met zich meebrengt. Gelijkwaardigheid en vermijden van

defensiviteit Volgens De Man (2003) vormt eenzijdig beheersingsdenken nog steeds een voedingsbodem voor defensieve patronen in organisaties. Verandermanagers en adviseurs weten dat maar al te goed. Ze lopen er

regelmatig tegenaan. Het gaat om het creëren van situaties waarin mensen samen greep krijgen op de situatie en elkaar niet zwak hoeven te maken om zelf sterk te zijn. Door eerlijk en open te zijn en anderen niet tegen negatieve gevoelens te beschermen, laat men zien dat men de ander als gelijkwaardig ziet. Schema basisprincipes. Bron: (Boonstra & de Caluwe, 2006, p.13-16)

 

4.2  Relevante  concepten  

De relevante concepten diversiteit, taciete kennis, educatief partnerschap en gelijkwaardigheid, hebben in de verschillende fasen van mijn onderzoek een rol gehad. Deze concepten waren zowel voor het ethisch kader van het onderzoek als voor de praktijk belangrijk.

 

 Diversiteit  

Het Weekend College wil door middel van ouderparticipatie de diversiteit in de praktijk bevorderen. In deze paragraaf heb ik aan de hand van eerdere onderzoeken op het gebied van

ouderbetrokkenheid en diversiteit, de relevantie daarvan toegelicht.

De diversiteit onder de vrijwilligers van het Weekend College kan versterkt worden door de samenwerking met de ouders.

Schoolresultaten hangen vaak af van de sociaaleconomische positie van ouders. Als het sociaal milieu laag is, zijn de schoolprestaties ook laag. Kinderen uit één-oudergezinnen waarvan de ouder uit de arbeidersklasse komt, presteren laag. De etnische herkomst van de kinderen speelt ook een rol. Kinderen van migrantenouders presteren minder dan kinderen van ouders van Nederlandse

herkomst. Ook de opvoedingsstijl thuis, kan invloed hebben op de schoolresultaten van kinderen. Sociaal emotionele en cognitief inhoudelijke kenmerken van de ouder - kind interacties en de thuistaal, zijn de belangrijkste voorspellers voor schoolprestaties (De Graaff, 2006).

(23)

23

Pels (1994), heeft onderzoek gedaan bij Chinese, Marokkaanse en Surinaamse gezinnen in Nederland. Haar conclusies waren, dat ouders uit deze drie groeperingen een nogal afwachtende houding vertonen in contacten met school en in het maken van belangrijke keuzes (Autar et al., 1996). De meeste migrantenouders weten niet goed hoe zij hun kind moeten begeleiden en helpen. Veel hangt af van het eigen initiatief of doorzettingsvermogen van het kind (Autar et al., 1996). Het opleidingsniveau van migranten ligt lager dan het gemiddelde opleidingsniveau van mensen van Nederlandse herkomst.

Ander onderzoek heeft uitgewezen dat de achterstand van leerlingen met een andere etnische achtergrond dan de Nederlandse, aan het eind van de basisschool en aan het begin van het

Voortgezet Onderwijs, in sterkere mate een gevolg is van factoren die met een lage sociale status van de ouders samenhangen (Autar et al., 1996). Uit onderzoek is gebleken, dat gezinsfactoren meer van de verschillen verklaren in de schoolsuccessen, dan de school zelf. De invloed van ouders is van doorslaggevend belang (Autar et al.,1996). Kinderen brengen vijf dagen in de week

maximaal zes uren per dag op school door. Van kinds af aan brengen zij voor een groot deel veel tijd door in gezinsverband en buiten de invloedssfeer van school.

Bovenstaande voorbeelden hebben enkele belemmerende factoren met betrekking tot de

schoolprestaties van de kinderen belicht en jammer genoeg niet de stimulerende factoren. De ouders die deelnamen aan het onderzoek, hadden allemaal een andere etnische en culturele achtergrond dan de Nederlandse. Het zou veel nuttiger zijn om de educatieve rol van ouders thuis als

aangrijpingspunt voor ouderparticipatie te nemen en hen aan te spreken als degenen die een

doorslaggevende educatieve invloed kunnen uitoefenen als de schooldeuren allang dicht zijn (Autar et al., 1996).

Taciete  kennis  

Zoals ik al eerder had aangegeven in dit hoofdstuk, ging het in mijn onderzoek om de ‘ taciete kennis’ van de ouders; waar zijn zij goed in en wat kunnen zij daarvan meegeven aan de jongeren. Deze kennis moet op basis van innovatie met de praktijk verweven worden. Voor meer informatie omtrent de ouders, verwijs ik naar de bijlage ‘profiel van de ouders’.

Ouders hebben hun kind veel te bieden. De school moet hierop inspelen en ouders ondersteunen. Dan hebben de ouders de school ook iets te bieden (Autar et al., 1996).

Mijn onderzoek heeft de’ stimulerende factoren’ van de ouders uitvergroot. De ouders hebben op basis van empowerment hun weg kunnen vinden in de praktijk. Dit was tevens een belangrijk uitgangspunt van dit onderzoek.

Ik was als onderzoeker op zoek naar de taciete kennis en/of het talent van de ouders ten behoeve van de jongeren. Een vader die kennis heeft van de Franse taal, werd ingezet om jongeren te begeleiden met Frans. Een moeder die kennis heeft van verschillende denksporten, werd ingezet in het middagprogramma ‘sport en spel’ van het Weekend College.

Uiteindelijk moest ouderparticipatie leiden tot gezamenlijke steun voor jongeren van het Voortgezet Onderwijs. Ik had in mijn onderzoeksvoorstel aangegeven, dat dit onderzoek een proces van

gezamenlijke betekenisverlening moest zijn. In de praktijk hebben zich in de deelprojectteams ‘self critical learning communities’ gevormd. Dit waren interactieve vormen van kennisontwikkeling, (Ponte 2006, in Lange et, al., 2010). De verborgen talenten van de ouders werden ingezet in de praktijk. Als ouders weten hoe zij hun eigen (verborgen) talenten kunnen benutten, kunnen zij het gemakkelijk overdragen aan hun kinderen. De onderwijs driehoek is niet compleet zonder die kennis van de ouders. De verbindingen tussen school, kind en ouder, moeten op elk niveau en in elke cultuur mogelijk zijn. Alle partijen moeten weten wat zij aan elkaar hebben en van elkaar kunnen verwachten. Hier is sprake van een relatie, een soort educatief partnerschap tussen school en ouders (subject-subject). Deze onderlinge relatie zal behoefte hebben aan vormgeving en

(24)

24

Kennis

School (Subject)

KKK

Talent Talent

Kind (Object) Ouder (Subject)

Figuur 1

Educatief  partnerschap  

De ouders en de school worden gelijkwaardige partners in de educatie en opvoeding van de

jongeren. Het gaat hier niet om een doel, maar om wederzijdse betrokkenheid, die zich kan uiten in meeleven, meehelpen, meedenken en meebeslissen (Klaassen, 2008). Dit educatief partnerschap komt dan in dienst te staan van een drietal doelen:

v Een pedagogisch doel: het tot stand brengen van enige afstemming in het opvoedend denken en handelen in de benadering van kinderen thuis en op school (Klaassen, 2008)

v Een organisatorisch doel: het reilen en zeilen van de school als organisatie en gemeenschap optimaliseren (Klaassen, 2008)

v Een democratisch doel: ouders denken en beslissen informeel en formeel mee met de school en de school legt verantwoording af aan de ouders, over haar werk (Klaassen, 2008)

Het Weekend College is in mijn onderzoek bovengenoemd educatief partnerschap met de ouders aangegaan. Vervolgens voldoet het voornoemde aan de wensen van het Stadsdeel Zuidoost, de subsidiegever van het Weekend College. Zoals ik in paragraaf 1.1 aangaf, is actief burgerschap een belangrijk uitgangspunt van het Weekend College. De jongeren van het Weekend College hadden zich ingezet in de wijk in het kader van ‘Jongeren en Leefbaarheid’. Zij werden hiervoor beloond met de participatie prijs (Weekend College, 2010).

Ouderparticipatie vanuit de WMO was niet het uitgangspunt van de ouders. Uit de interviews met de ouders is gebleken dat de ouders die voornoemde wet niet kenden, meenden niet aan de wet te voldoen. De ouders die deze wet wel kenden, gaven aan dat zij op hun manier wel aan de wet voldeden, maar vonden dat de overheid zijn burgers niet tot participatie kan dwingen.

De ouders gaven unaniem aan dat zij zich op basis van wederkerigheid geroepen voelden om iets terug te doen voor het Weekend College. Zij hadden bewondering voor de vrijwilligers die elk , in hun vrije tijd, met alle liefde en toewijding, voor hun kinderen klaarstonden. Uit pure dankbaarheid, wilden zij graag iets terug doen voor het Weekend College.

Het Weekend College heeft naast het bieden van huiswerkbegeleiding aan de jongeren, een bemiddelende rol tussen ouders en de reguliere scholen van hun kinderen. Een aantal ouders heeft vaak een urgent beroep gedaan op het Weekend College om hun kind bij schoolwisseling, binnen het onderwijssysteem te houden. In enkele gevallen was het om het gesprek weer op gang te brengen bij een vastgelopen conflict op school (Weekend College, 2010). Het plan is om in de toekomst het Weekend College via ouderparticipatie een brug te laten slaan tussen de ouders en de reguliere scholen.

(25)

25

Gelijkwaardigheid  

Zoals eerder vermeld indit hoofdstuk was gelijkwaardigheid één van de basisprincipes op ethisch vlak in mijn onderzoek. Vanuit dit basisprincipe bleek, dat ik niet op zoek was naar ouders om hun in te zetten voor hand- en span diensten. Zij zouden ingezet worden op basis van hun kwaliteiten.

“Ouderparticipatie kan vele vormen aannemen. Vooral in het basisonderwijs is er een bijna onuitputtelijke lijst aan ondersteunende taken en activiteiten, die door ouders worden uitgevoerd. Te denken valt aan de zwemouders, overblijfouders, hulpouders, bibliotheek- of mediatheekouders, klusouders, schoonmaakouders, leesouders, verkeersouders, rijouders, et cetera. Zelfs de luisouder is in het basisonderwijs geen onbekend begrip. Daarnaast nemen ouders vaak zitting in formele schoolorganen als de ouderraad, de medezeggenschapsraad en in mindere mate in schoolbesturen. In het Voortgezet Onderwijs gaat het bij ouderparticipatie veelal om zaken als hand en

spandiensten bij festiviteiten, hulp bij het documentatiecentrum of de mediatheek, bij de studie-en beroepskeuzevoorlichting of gaat het bijvoorbeeld om het plaatsnemen in zogenaamde

klankbordgroepen over diverse onderwerpen” (SCP, 2002 p. 25)

Wat ik voor de toekomst beoog, is dat de ouderparticipatie een zelfwervend karakter krijgt op basis van emergentie. In de literatuur van staat het volgende over 'emergence' (als beïnvloedingssysteem) in relatie tot de Cop.

The second stage of emergence is the development of communities of practice (Cops). Many such smaller, individuated communities can spring from a robust network. Cops are also self-organized. People share a common work and realize there is great benefit to being in relationship. They use community to share what they know, to support one another, and to intentionally create a new knowledge for their field of practice. These Cops differ from networks in significant ways. They are communities, which means that people make a commitment to be there for each other; they participate not only for their needs, but tot serve the needs of others (Wheathley & Frieze, 2006). 5 Het zelfopbouwende aspect, de spontaniteit en de bottum- up benadering, zijn de pijlers van dit initiatief. Het moet vanuit de groep ouders blijven komen. Met andere woorden, ouderparticipatie moet niet georganiseerd maar gefaciliteerd worden. Het basisprincipe ‘condities van vrijheid en respect, eenvoud en schoonheid’ voert hierin de boventoon. Dit kan vergeleken worden met ‘Parents United’ in Amsterdam Zuidoost. Parents United is een bottum- up initiatief van en voor ouders in Nederland. De visie achter deze samenwerking is dat ouders en school partners zijn in de ontwikkeling van het kind. Een goede afstemming tussen de opvoeding thuis en het pedagogisch klimaat op school kan het leerproces bevorderen en leerproblemen voorkomen.

De samenwerking heeft tot doel, het ondersteunen van ouders in de ontwikkeling met extra aandacht voor zowel sociale en emotionele vaardigheden, als voor taal- en talentontwikkeling van kinderen. Hierbij wordt de nadruk gelegd op het belang van een actieve rol van ouders in het onderwijs, formeel en informeel. 6

Het komt jammer genoeg voor, dat op scholen in Nederland, ouders in achterstandssituaties die gerichte belangstelling tonen voor onderwijsondersteunende activiteiten, te weinig gestimuleerd worden en zelfs ontmoedigd worden. De te lage verwachtingen die sommige leerkrachten hebben van deze ouders en de attitudes van de leerkrachten, spelen hierbij een grote rol. Zij achten ouders niet in staat om onderwijsondersteunende activiteiten thuis uit te voeren, vanwege onvoldoende kennis van lesmateriaal en lesmethodes, cultuur – en taalverschillen et cetera. (Samson, Tjeenk Willink, 2006 uit Autar et al., 1996). Het kan zijn dat er waarschijnlijk ook te weinig diversiteit onder de leerkrachten is in vergelijking met de samenstelling van leerlingen en ouders.

5http://margaretwheatley.com/writing.html geraadpleegd, op 22-09-2012. 6 (De Echo, 1 februari 2012)

(26)

26

Veel leerkrachten willen helemaal geen partnerschap. Zij willen zich niet bezighouden met de opvoeding, Zij willen als professional erkend worden en bakenen de grens met de ouderlijke

invloedssfeer af, door zich te beroepen op hun expertstatus. Leraren vertellen aan ouders hoe zij hun kinderen moeten opvoeden. Het gevolg hiervan is, dat ouders een laag en onzeker zelfbeeld krijgen. Dit leidt in de praktijk tot eenzijdige communicatie (Visser, 2009 uit Autar et al., 1996).

Bij gebrek aan communicatie wordt de schuld bij de ouders gelegd, maar dit is niet altijd terecht. Veel scholen vertonen vaak onbegrip voor de situatie van ouders die in achterstandswijken wonen. Scholen en leerkrachten communiceren vaak onbewust en bewust, dat zij van de kinderen met een andere etnische en culturele achtergrond en van ouders van lagere klassen, geen hoge

verwachtingen in slagingskansen hebben. Leerkrachten hebben vaak een negatief en laag beeld van het thuismilieu en de slagingskansen van kinderen met een andere etnische en culturele achtergrond. (Visser, 2009 uit Autar et al., 1996).

Ik wil met dit onderzoek, in het kader van gelijkwaardigheid en partnerschap, juist de voornoemde belemmeringen en aannames tegengaan. De ouders krijgen binnen de Cop een primaire rol

toebedeeld in onderwijsondersteunende taken. Tijdens het onderzoek binnen de Cop was gelijkwaardigheid tussen het managementteam, de vrijwilligers en de ouders het hoofddoel.

Onderlinge communicatie is het ultieme middel om deze gelijkwaardigheid tot een hoger niveau te tillen. De uitwisseling van informatie vind voortdurend plaats in de praktijk. Het

basisprincipe ’gelijkwaardigheid en het vermijden van defensiviteit’ voeren hier de boventoon. Partnerschap tussen het Weekend College en ouders is ook van essentieel belang op pedagogisch vlak. Het Weekend College wil juist deze pedagogische uitwisseling bevorderen, door voortdurend in gesprek te blijven over bijvoorbeeld normen en waarden binnen de opvoeding. De

basiskernwaarden respect, betrouwbaar, nieuwsgierig, behulpzaam en doorzettingsvermogen, die het Weekend College hanteert in de methodiek, lopen als een rode draad door het onderzoek. Signalen van ongewenst gedrag van de jongeren worden serieus genomen en er wordt direct actie op ondernomen. Er wordt meestal pas gepraat over het pedagogische als er zich een incident heeft voorgedaan of als er iets is misgegaan met een bepaalde leerling.

Uit de literatuur is gebleken dat projecten waarbij leerkrachten, cursusleiders of anderen, eerst in gesprek gaan met de ouders, meer succes hebben dan projecten die een kant-en-klaar

voorlichtingspakket aanbieden (Klaassen 2008 uit Autar et al., 1996). De moraal is hier ‘communicatie’.

Communicatie is van essentieel belang voor iedere vorm van ouderbetrokkenheid. Het zijn niet alleen de ouders die informatie opnemen van de professionals, maar ook de professionals nemen informatie op van de ouders. Ze kunnen dan gebruik maken van de kennis en ervaring die bij de ouders aanwezig is ( Autar, 1996).

Er bestaan projecten die voornamelijk tot doel hebben om de contacten tussen professionals en ouders op structurele wijze tot stand te brengen. Er worden netwerken opgezet en contactouders of contactfunctionarissen worden ingezet zoals bijvoorbeeld het project ‘Schoolcontactpersonen in het Voortgezet Onderwijs’ in Utrecht en het ‘Ouderpuntenproject’ in Amsterdam (Autar et al., 1996). Zoals ik eerder aangaf in dit stuk, beoog ik voor de toekomst een Cop met een zelfwervend en emergente karakter. Gedurende het onderzoek was ik als onderzoeker de enige trekker in het geheel. Om meer ouders te betrekken binnen de Cop, zijn er meer trekkers nodig. De ouders die al deel uitmaken van de Cop kunnen deze taak op zich nemen om als contactouder te netwerken met anderen.

(27)

27

4.3  Relevante  begrippen  

Enkele begrippen uit mijn thesis zijn:

Actiefburgerschap Actief burgerschap verwijst naar het sociaal gedrag en de zelfredzaamheid van burgers en de wijze waarop

dienstverleners en beleid, burgers uitnodigen tot sociaal gedrag en zelfredzaamheid, en hen daarin ondersteunen. (Steyeart Bodd en Linders, 2005)

Participerende ouder In mijn onderzoek is de participerende ouder, de

(biologische) vader en/of moeder die verantwoordelijk is voor de opvoeding van de jongere in de thuissituatie met andere woorden diegene die de ouderrol vervuld. Het is een bekende, waarmee de jongere een emotionele band kan hebben vanwege de nabijheid. Deze ouder vervult zijn/ haar taken op het Weekend College als vrijwilliger maar dan vanuit de ouderrol.

Het managementteam In mijn onderzoek wordt het managementteam gevormd door de projectmanager en de twee projectleiders.

Vrijwilliger In mijn onderzoek is de vrijwilliger de persoon (kan een professional zijn), die niet verantwoordelijk is voor de opvoeding van de jongere in de thuissituatie. De vrijwilliger kan een professionele werkrelatie met een jongere aangaan of hebben vanwege de afstand. De vrijwilliger vervult zijn/haar taken op het Weekend College vrijwillig vanuit voornoemde hoedanigheid.

Diversiteit De verschillen in waarden, attitudes, cultuur, overtuigingen, etnische achtergrond, seksuele geaardheid, kennis, vaardig-heden en levenservaring tussen de individuen binnen een

groep. http://www.woorden-boek.nl/woord/diversiteit

Gelijkwaardigheid Gelijkheid

http://www.woorden-boek.nl/woord/gelijkwaardigheid

In het kader van gelijkwaardigheid en partnerschap krijgen de ouders binnen de Cop een primaire rol toebedeeld in onderwijsondersteunende taken.

Instrumenteel In mijn onderzoek gaat het om praktische begeleiding Pedagogisch In mijn onderzoek gaat het om begeleiding op

opvoedkundig vlak

Empowerment Iemand in staat stellen eigenmachtig te beslissen en te handelen. http://www.thesauruszorgenwelzijn.nl/empowerment.htm Ervaringsdeskundige In mijn onderzoek is dit de onderzoeker die zelf ook een

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Van gesloten groepen ouders (waaronder gereformeerden) is bekend dat er laat hulpverlening wordt gevraagd en dat de problemen dan heftig zijn. Veel problemen worden niet naar

Tip: bekijk met leerlingen waarvan de ouders niet in staat zijn de opdracht met hun kind uit te voeren, welke andere volwassene uit het netwerk van het gezin de opdracht met

 Achterhalen of ouders vinden dat er meer aandacht zou moeten zijn voor wat er goed gaat bij het

 Gevoel pionier te zijn, te mogen experimenteren en zelf mee zoeken wat werkt voor jezelf en ganse DVL Stap 2: onderdompeling in bad ‘positieve?. psychologie en

Ouder heeft een antwoord op zijn vragen en/of vaardigheden zijn versterkt en/of.. gevoelig onderwerp is

“Wat wil je dat ik voor je doe?” De blinde antwoordde Hem: “Heer, maak dat ik kan zien!” En Jezus sprak tot hem: “Ga, uw ge- loof heeft u genezen.” Bartimeüs kon terug zien

Er wordt nagegaan in hoeverre ouders en andere actoren van oordeel zijn dat gezinnen als collectief tot sterke actor van de tweede soort kunnen worden (in relatie tot andere

Het Noordik Vriezenveen wil dat iedere leerling zich veilig voelt op onze school!. Dit geldt zowel voor jou, als voor alle