• No results found

Transnationaal activisme ontrafeld; De Nederlandse solidariteit met de Chilenen ten tijde van Pinochet in de periode 1972-1982

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Transnationaal activisme ontrafeld; De Nederlandse solidariteit met de Chilenen ten tijde van Pinochet in de periode 1972-1982"

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Transnationaal activisme

ontrafeld

De Nederlandse solidariteit met de Chilenen ten tijde van

Pinochet in de periode 1973-1982

Naam: Gert Segers

Emailadres: gertsegers@hotmail.com Datum: 16 juni 2016

Opleiding: Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen Begeleider: Rimko van der Maar

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding 1

1. Een rariteit in Latijns-Amerika 7

2. Op zoek naar een Derde Weg 17

3. De zoektocht naar solidariteit 29

4. Veranderende strategieën 41

Conclusie 52

Archivalia 56

Literatuurlijst 58

Lijst met afkortingen 61

(3)

1 Inleiding

Op vijf september 1970 stond Chili in het middelpunt van het wereldnieuws vanwege een buitengewone politieke gebeurtenis. Voor het eerst in de wereldgeschiedenis was er een linkse president op democratische wijze verkozen. Salvador Allende (1908-1973), de presidentskandidaat van de coalitie van linksgeoriënteerde politieke partijen in Chili genaamd Unidad Popular (UP), behaalde een krappe overwinning. De uitslag van de verkiezingsoverwinning maakte veel los in de wereld; de Amerikaanse regering reageerde zelfs geschokt op de verkiezingsuitslag in Chili. Linkse politici in Europa en Noord-Amerika reageerden echter vol vreugde op de verkiezing van Allende. Ook in Nederland werd er verheugd op het nieuws gereageerd.1 Politici van de Nederlandse oppositiepartij Partij van de Arbeid (PvdA) juichten de vreedzame weg naar een nieuwe socialistische maatschappij van harte toe. Nadat prominente PvdA-politici Joop den Uyl en Jan Pronk het land bezochten vanwege de United Nations Conference on Trade and Development (UNCTAD) in 1972, nam het enthousiasme voor de linkse weg die Chili was ingeslagen verder toe.2 Ter ondersteuning van de nieuwe UP-regering richtte PvdA-lid Pronk na terugkeer, samen met journalist Max Arian en Latijns-Amerika specialist Jacques Meulmeester, het Chili Komitee Nederland (CKN) op.3 Het doel

van dit comité was om in Nederland bekendheid te geven aan de politiek van Unidad Popular.

Drie jaar en zes dagen later, op 11 september 1973, was er wederom een bijzondere politieke gebeurtenis in Chili die wereldwijd in het nieuws kwam. Het Chileense leger greep onder leiding van generaal Augusto Pinochet (1915-2006) op gewelddadige wijze de macht. Hiermee werd de ‘Vía Chilena al Socialismo’, de Chileense weg naar het socialisme als Derde Weg tussen het kapitalisme en communisme, abrupt afgebroken. Vroeg in de ochtend bombardeerde de luchtmacht het presidentiële paleis La Moneda en het leger bezette strategische plaatsen in het land, daarmee eventuele oppositie in de kiem smorend. In de hoofdstad Santiago braken wel enkele gevechten uit tussen het leger en de aanhangers van UP, maar de militairen wisten deze onrusten snel onder controle te brengen. In de middag gaf Allende een toespraak via een nog niet bezet radiostation, alvorens zichzelf van het leven te beroven.4

Met de machtsovername verdween de democratische traditie die Chili gekarakteriseerd had vanaf de onafhankelijkheid in 1810. De overgang naar een autocratisch regime was geheel in lijn met

1 Hans Beerends, Weg met Pinochet; een kwart eeuw solidariteit met Chili (Amsterdam 1998) 8.

2 P.A.M. Malcontent, Op kruistocht in de Derde Wereld. Reacties van de Nederlandse regering op ernstige en stelselmatige schendingen van fundamentele mensenrechten in ontwikkelingslanden, 1973-1981 (Hilversum

1998) 171-172.

3 Dit was toentertijd de correcte schrijfwijze van het woord comité, zoals het vandaag de dag geschreven

wordt. In dit onderzoek zal ik dus gebruik maken van de oude spelling zodra ik de naam van één van de comités gebruik. De huidige spelling zal toegepast worden op alle andere toepassingen van het woord comité.

(4)

2

de omringende landen in Zuid-Amerika, waar democratisch gekozen regeringen vervangen waren door autocratische regimes, zoals in Argentinië, Peru, Brazilië en Uruguay.5 De nieuwe regering, de militaire junta, gebruikte op grote schaal geweld tegen de aanhangers van de UP-regering door middel van de geheime dienst Dirección de Inteligencia Nacional (DINA). Unidad Popular was in de ogen van de junta een marxistisch gevaar voor de stabiliteit van Chili. Alle politieke partijen en linkse vakbonden werden verboden en de leiders en aanhangers werden opgepakt, vermoord of verbannen.6 Hierdoor veranderde de junta de politieke funderingen van het land, die lange tijd democratisch van aard waren geweest. Generaal Pinochet was nu de leider van het nieuwe Chili en zou dit tot 1990 blijven dankzij een hard bewind, uitgevoerd door de DINA en de politie. Dit gebeurde niet alleen in Chili, maar ook daarbuiten.7 Als voormalig minister van de UP-regering was Letelier een belangrijk persoon voor de oppositie van Pinochet en in het buitenland was hij actief met het organiseren van het Chileense verzet tegen de junta. Letelier was echter ook Amerikaans staatsburger en de FBI wist informatie te achterhalen waaruit bleek dat de DINA achter de moordaanslag zat. Onder Amerikaanse druk werd de DINA opgeheven, die daarna werd voortgezet onder de naam Central Nacional de Informaciones (CNI). Ook generaal Prats en 119 linkse politieke activisten werden in het buitenland omgebracht door de DINA.8 Zij vertegenwoordigden slechts een klein deel van het aantal slachtoffers van de junta. De waarheidscommissie, die in 1996 aangesteld werd, constateerde dat er in totaal 3197 slachtoffers waren gevallen ten gevolge van politiek geweld.9

Het regime van Pinochet voerde naast de politieke zuiveringen ook grote economische hervormingen door. De economische koers werd bepaald door een groep Chilenen, die in Amerika gestudeerd hadden. Deze Chicago Boys, zoals ze bekend kwamen te staan, kregen van Pinochet veel ruimte om de economie te hervormen. De Chileense historicus Huneeus noemde dit ‘autoritaire modernisatie’. De slechte economische resultaten tijdens de UP-regering vergemakkelijkten deze, van bovenaf opgelegde veranderingen. Veel van deze veranderingen werden voornamelijk gevoeld door de allerarmsten. Waar Allende bijvoorbeeld gratis melk aan schoolkinderen subsidieerde, bezuinigde Pinochet veel op de sociale wetgeving en richtte het beleid van de junta zich voornamelijk op de ontwikkeling van het bedrijfsleven.10

5 Alan Angell, ‘Chile since 1958’ In: Leslie Bethell, The Cambridge History of Latin America Volume 8: Latin America since 1930: Spanish South America (Cambridge 1991) 311-382 aldaar 361.

6 Carlos Huneeus, The Pinochet regime (Londen 2007) 51-53.

7 John Dinges, The Condor years: how Pinochet and his allies brought terrorism to three continents (New York

2004) 10.

8 Huneeus, The Pinochet regime, 111, 191.

9 Informe sobre Calificación de víctimas de violaciones de derechos humanos y de violencia política (Santiago:

Corporación Nacional de Reparación y Reconciliación 1996) 20.

(5)

3

Vanaf 1973 kwam er een grote stroom vluchtelingen op gang.11 Veel Chilenen wachtten niet af wat er zou gaan gebeuren en vertrokken. Ongeveer 250.000 Chilenen vluchtten in de jaren zeventig naar het buitenland, waarvan er ruim tweeduizend in Nederland onderdak vonden.12 In het buitenland bouwden de gevluchte politieke- en vakbondsleiders van Unidad Popular hun organisatiestructuur weer op om de strijd tegen Pinochet te kunnen voortzetten.13 In Nederland bestond echter al een organisatie, namelijk het Chili Komitee Nederland, waar de Chilenen gebruik van konden maken. Waar het CKN eerst de UP-regering ondersteunde, wierp het zich na 11 september 1973 op als fervent tegenstander van generaal Pinochet.

Historiografie

Over het CKN en de andere Chilicomités die na 1973 ontstonden, is nog weinig geschreven. De Nederlandse Derde Wereld-kenner en activist Hans Beerends heeft het startsein gegeven voor het onderzoek naar deze comités. Beerends bracht de Chilicomités in kaart, en legde hierbij de nadruk op het Chili Komitee Nederland. Hij beschreef de strategie, de politieke discussies en de resultaten van de acties van alle organisaties die zich hebben ingezet voor vrijheid en sociale rechtvaardigheid in Chili. Doordat de aandacht van de auteur sterk uitging naar het CKN, werd er geen aandacht besteed aan het grotere geheel van Chileense verzetsorganisaties die actief waren in Europa. Hierdoor besteedde Beerends weinig aandacht aan de rol die de Chilenen gespeeld hebben binnen dit solidariteitsproces.

Recente ontwikkelingen in de geschiedschrijving van transnationaal activisme in de Koude Oorlog benadrukken dat de West-Europese solidariteit met Derde Wereldlanden géén eenrichtingsverkeer was. De Belgische historicus Kim Christiaens stelde hierover het volgende:

Many interpretations continue to conceptualize solidarity movements as a unidirectional effort of Western activists, projecting their own ideals and imagination on overseas revolutionary movements with whom they had little direct contact. [..] Historians have now extended the research field to

11 Na het herstel van de democratie in 1990 berekende het Nationale Bureau van Terugkeer dat er ruim

negenhonderdduizend Chilenen in het buitenland gevestigd waren, waaronder vele economische vluchtelingen.

12 Jan de Kievid, ‘Posters of the Dutch solidarity movement with Chile (1972-1990)’, European Review of Latin American and Caribbean Studies Vol.95 (2013) 109-113.

13 Kim Christiaens, Idesbald Goddeeris en Magaly Rodríquez García, ‘A global perspective on the European

mobilization for Chile (1970s-1980s)’ In: Kim Christiaens, Idesbald Goddeeris en Magaly Rodríquez García,

(6)

4

political actors in the Third World that sought to mobilize support in the West – from exiles and liberation movements to governments.14

De wisselwerking tussen de Derde Wereld en West-Europa was dus belangrijk in het aanwakkeren en het in stand houden van solidariteit met deze ontwikkelingslanden. Volgens Christiaens was dit een algemene trend: ‘’For one thing, whereas it is commonplace to say that Western progressives discovered the Third World, [..]and that the latter often preceded and facilitated the former’’.15

Christiaens sluit hiermee aan bij eerder onderzoek van socioloog David Featherstone. In zijn onderzoek naar internationale vormen van solidariteit van linkse politieke partijen en sociale bewegingen in Engeland, werd de rol van de uit Chili verbannen Central Única de Trabajadores de

Chile (CUT) belicht. De CUT was de centrale vakbond van de Chileense arbeiders en was na 1973

gevestigd in Parijs. Featherstone stelt dat: ‘’The CUT played a key role in garnering international solidarity’’.16 De CUT fungeerde als bemiddelaar tussen de ondergrondse activisten en vakbonden in Chili en activisten in Europa.17

Dat de Chilenen zelf een grote impact hadden op de vorming van de solidariteitsbewegingen in West-Europa verduidelijkt onder andere Christiaens in een toonaangevende bundel over de solidariteit met Chili. Het doel van dit boek is om de invloed van de Chilenen op de West-Europese solidariteit in kaart te brengen. De impact van de Chileense organisaties en individuen op de solidariteitsbewegingen in Europa is voor vele Europese landen uitgewerkt waarbij de CUT en Chile

Democrático (CD) een belangrijke rol toebedeeld krijgen. Het CD was de Unidad Popular-regering in

ballingschap in Rome en gebruikte voornamelijk de schendingen van mensenrechten in Chili om het regime van Pinochet in een kwaad daglicht te zetten.18 De bundel behandelt veel Europese landen maar Nederland ontbreekt.

Vraagstelling

Dit onderzoek zal zich daarom richten op de vraag hoe, en met welke resultaten, de gevluchte Chilenen het solidariteitsproces in Nederland aangestuurd hebben. Hierbij zal de focus niet alleen op individuen liggen, maar ook op de organisaties die de ballingen in Europa opgericht hadden, te

14 Kim Christiaens, ‘Between diplomacy and solidarity: Western European support networks for Sandinista

Nicaragua’, European Review of History Vol.21, No.4 (2014) 617-634 aldaar 617-618.

15 Christiaens, ‘Between diplomacy and solidarity’, 628.

16 David Featherstone, Solidarity; Hidden histories and geographies of internationalism (Londen 2012) 139. 17 Featherstone, Solidarity, 140-141.

18 Thomas C. Wright, ‘Chilean Political Exile in Western Europe’ In: Kim Christiaens, Idesbald Goddeeris en

(7)

5

weten de CUT en Chile Democrático. Beide organisaties worden in de historiografie aangeduid als invloedrijke organen in Europa met betrekking tot het vergaren en aanwakkeren van solidariteit met Chili. Om deze vraag te beantwoorden zal er in hoofdstuk één een overzicht geschetst worden van de politieke ontwikkelingen in Chili vanaf de onafhankelijkheid in 1810. Hoe kon het gebeuren dat er in Latijns-Amerika op vreedzame wijze een socialistische regering aan de macht was gekomen? Het volgende hoofdstuk zal vervolgens onderzoeken waarom er zulke grote solidariteit in Nederland met de Chilenen opbloeide na de staatsgreep van Pinochet in 1973. Na hier antwoorden op gegeven te hebben zullen hoofdstuk 3 en 4 ingaan op de manier waarop de Chilenen gebruik maakten van de mogelijkheden die in Nederland aanwezig waren.

Om tot nieuwe inzichten te komen zal gebruik worden gemaakt van de archieven van het Chili Komitee Nederland. In plaats van de organisatiestructuur in kaart te brengen, zoals Beerends deed, zal nu onderzoek gedaan worden naar aanwijzingen van Chileense invloed binnen het CKN en de lokale comités. Tevens zal het archief van de Partij van de Arbeid gebruikt worden. De partij zette zich in voor de ontwikkeling van Latijns-Amerika op een vreedzame en democratische manier.19 Dit uitte zich bijvoorbeeld in de betrokkenheid van de partij bij de oprichting van het CKN in 1972. Tijdens de periode 1973 tot 1977 was de PvdA de grootste regeringspartij in Nederland en binnen de partij kreeg de Chileense zaak de nodige aandacht. Het is dus aannemelijk dat deze archieven informatie bevatten over de wisselwerking tussen de Chilenen en de PvdA. Het archief van de invloedrijke PvdA-politicus Sicco Mansholt wordt ook meegenomen in dit onderzoek. Tijdens zijn carrière bekleedde Mansholt de post van minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening en hij was zelfs voorzitter van de Europese Commissie. Ook was hij vicepresident van de wereldwijde organisatie van sociaaldemocratische, socialistische en arbeiderspartijen genaamd de Socialistische Internationale (SI) waardoor hij in direct contact stond met Chilenen. Tot slot zal het archief van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV) en de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) onderzocht worden. Christiaens stelt namelijk dat Europese vakbonden een zeer belangrijke rol speelden in het organiseren van solidariteitscampagnes voor Chili.20

De periodisering van dit onderzoek loopt van 1972 tot 1982. Voor het beginjaar is gekozen wegens de oprichting van het CKN. De belangstelling voor Chili in Nederland groeide snel in de jaren erna. Begin jaren tachtig nam de interesse in Chili geleidelijk af. Het eindjaar van dit onderzoek is gekozen omdat de solidariteitsbeweging voor Chili op een dieptepunt was beland in 1982. Op 11 september 1980 organiseerde generaal Pinochet namelijk een referendum waarbij de bevolking mocht stemmen voor een nieuwe grondwet met de opties ‘ja’ of ‘nee’. De uitslag viel gunstig uit

19 Maarten van Traa, Peter Gelauff en Wim Kooistra, Vrede, democratie en ontwikkeling: de Partij van de Arbeid en Latijns Amerika (Amsterdam 1986) 1-22.

(8)

6

voor Pinochet en daardoor werd de ambtsperiode van de generaal verlengd tot 1989. Dit zorgde ervoor dat het enthousiasme binnen de solidariteitsbeweging drastisch afnam. De Chileense vluchtelingen en de betrokken Nederlanders zagen in dat een spoedige terugkeer van de democratie in Chili onwaarschijnlijk was. Toen de regeringen van de Verenigde Staten (VS) en Groot-Brittannië de banden met Chili versterkten, en de Nederlandse regering haar toon matigde richting Pinochet, vervloog deze hoop nog meer. Het voeren van actie leek zinloos te zijn. Vanaf 1981 voerde het CKN nauwelijks actie.21

Een term die meerdere malen terugkomt in dit onderzoek is de Derde Wereldbeweging. Deze verdient nadere uitleg. De Derde Wereldbeweging omvatte vele organisaties waaronder landencomités, ontwikkelingsorganisaties, actiegroepen en stichtingen die solidariteit met de Derde Wereld uitdroegen en waren in het begin van maatschappelijke aard. Tijdens het ministerschap van Pronk tijdens kabinet-Den Uyl raakte deze beweging nauwer bij het regeringsbeleid betrokken. De Derde Wereldbeweging is vervolgens weer onder te verdelen in solidariteitsbewegingen, gericht op één onderwerp.22 De Chili Beweging Nederland (CBN) is hiervan een goed voorbeeld. Binnen de CBN waren er veel lokale Chilicomités, waaronder het CKN. De grote van deze comités varieerde per plaats maar in veel gevallen overschreed het ledenaantal niet de tien.

Tot slot dient er vermeld te worden dat het onderzoeksgebied nog een onontgonnen landschap is. Dit maakt het noodzakelijk om ergens te beginnen. Tijdens dit onderzoek zullen daarom de Partij van de Arbeid, de Nederlandse vakbonden en de Chili Beweging Nederland centraal staan, maar er is nog veel meer. De rol van de kerkelijke instanties zal in dit onderzoek niet belicht worden, terwijl de kerken ook in grote mate solidair waren met de gevluchte Chilenen. Ook zal er geen aandacht besteed worden aan andere Nederlandse politieke partijen. Dit onderzoek dient als een eerste stap in een nieuw onderzoeksgebied.

21 Beerends, Weg met Pinochet, 89-90.

22 M. Kuitenbrouwer, De ontdekking van de Derde Wereld; Beeldvorming en beleid in Nederland 1950-1990

(9)

7 1. Een rariteit in Latijns-Amerika

Chili is een bijzonder land. De geografie van Chili is bijzonder te noemen, zoals Benjamín Subercaseaux dit omschreef in zijn bekende werk uit 1941.23 Door de geografische kenmerken was

Chili lang geïsoleerd van de rest van het continent en besloeg het een compact gebied met een relatief hoge bevolkingsdichtheid. Centraal bestuur werd zodoende goed uitvoerbaar.24 Op 18

september 1810 verklaarden Chilenen zich onafhankelijk van Spanje wat tot conflicten leidde met de Spaanse loyalisten in Latijns-Amerika. In 1826 werden de laatste aanhangers van de Spaanse kroon bij de stad Quintanilla voorgoed verslagen en begon de presidentiële traditie in Chili.25

1.1 Constitutionele beginselen

Chili had een andere politieke traditie dan de rest van Latijns-Amerika. Van 1826 tot 1973 kende Chili in vergelijking met omringende landen zoals Argentinië, Brazilië, Bolivia en Peru, weinig politiek geweld. De politieke stabiliteit werd slechts drie maal onderbroken door strijd. De eerste keer was in 1830. Conservatieve grootgrondbezitters streden tegen de liberale handelaren en mijneigenaren, waarbij de conservatieven zegevierden. Dit leidde tot de vorming van een stabiele constitutionele autoritaire republiek voor ruim veertig jaar.26 De constitutie van 1833 legde de fundering voor een traditie van politieke stabiliteit, uniek in het negentiende-eeuwse Latijns-Amerika. De Argentijnse historicus Tulio Halperín concludeert dat het deze traditie was die Chili politieke prestige opleverde ten opzichte van andere Spaans-Amerikaanse republieken.27 Het besef van de unieke gebeurtenissen in Chili was toentertijd ook al aanwezig. De Argentijnse publicist Juan Bautista Alberdi stelde op een banket in Valparaíso in 1852 een toast voor op Chili ‘the honorable exception in South America’.28 Een land dus waar politieke stabiliteit een vooraanstaande plek innam.

De nieuwe republiek was volgens historicus Simon Collier niet op het slagveld, maar in de salons van Santiago ontstaan.29 Historicus John L. Rector kwam tot een vergelijkbare conclusie. Diversiteit in opinie was toegestaan en de politieke leiders vertrouwden op retoriek en politiek in

23 B. Subercaseaux, Chile o una loca geografía (Santiago de Chile 1956). 24 Leslie Bethell, Chile since independence (Londen 1993) 2.

25 Simon Collier en William F. Sater, A History of Chile, 1808-1994 (Cambridge 1996) 33.

26 Juan Carlos Arellano, ‘La invención del mito de Diego Portales: La muerte y el rito fúnebre en la tradición

republicana Chilena’, Atenea No.503 (2011) 147-163.

27 Tulio Halperín, The aftermatch of Independence in Spanish America (New York 1973) 14. 28 Bethell, Chile since independence, 1.

(10)

8

plaats van geweld om onenigheden op te lossen in binnenlandse politieke aangelegenheden. Deze diversiteit van opinie kreeg in 1863 een nieuwe impuls met de oprichting van de Radicale Partij die zich afsplitste van de liberalen. Met het ontstaan van een driepartijensysteem werd coalitievorming noodzakelijk om de meerderheid in het congres te behalen.30

Het politieke klimaat werd geleidelijk steeds diverser. Naast de liberalen, radicalen en de conservatieven ontstonden er nieuwe partijen die zich meer in het centrum plaatsten. De Nationale Partij was een afscheiding van de conservatieven en vanaf 1887 kwam daar ook nog de Democratische Partij bij, die zich had afgesplitst van de Radicale Partij en die zich oriënteerde op de werkende klasse.31 De grote diversiteit aan politieke standpunten leidde tot onenigheid tussen het congres en president José Manuel Balmaceda (1840-1891) over de uitvoerende macht. In de constitutie van 1833 had de president de uitvoerende macht toebedeeld gekregen maar het congres wilde de uitvoerende macht van de president overnemen. In 1891 kwam het hierdoor tot het tweede gewelddadige politieke conflict. Met de steun van de marine versloeg het congres na acht maanden strijd het leger dat de president steunde. Balmaceda vluchtte naar de Argentijnse ambassade in Santiago om daar te verblijven tot zijn dood. Op 19 september 1891, de dag dat zijn presidentschap officieel afliep, beroofde hij zichzelf van het leven. De uitvoerende en de wetgevende macht lagen nu bij het congres, Chili werd een parlementaire republiek en zou tot 1973 verstoken zijn van gewelddadige politieke machtsovernames, een unicum in Latijns-Amerika.32

1.2 Het sociale vraagstuk

In de drie opeenvolgende decennia vonden er grote economische veranderingen plaats. Hierdoor kwam het sociale vraagstuk steeds meer op de voorgrond. De economische groei bevoordeelde namelijk slechts een kleine groep en de arbeiders eisten een betere verdeling van de toegenomen welvaart. Door de economische groei nam de middenklasse toe die de aristocratie in toenemende mate bekritiseerde vanwege hun macht in het congres. De elite zou haar macht alleen maar gebruiken om de eigen positie te versterken. Een politieke partij die hierop inspeelde was de Socialistische Arbeiderspartij, die zich afscheidde van de Democratische Partij in 1912. In 1922

30 John L. Rector, The history of Chile (Westport 2003) 88.

31 Harold Blakemore, ‘Chile from the War of the Pacific to the world depression, 1880-1930’ In: Leslie Bethell, The Cambridge History of Latin America Volume 5: c. 1870-1930 (Cambridge 1986) 524.

(11)

9

veranderde de oprichter Luis Emilio Recabarren (1876-1924) de naam naar Partido Comunista (PC). Daarnaast ontstonden er vakbonden die grote getallen arbeiders wisten te bereiken.33

Met de arbeiders verenigd in vakbonden en een partij die het sociale vraagstuk op de agenda zette, hoopten velen dat er veranderingen doorgevoerd zouden worden ten gunste van de armeren. In Arturo Allesandri (1868-1950) zag de midden- en arbeidersklasse de juiste persoon om dit te bewerkstelligen. In 1920 werd hij in het congres met één stem verschil gekozen tot president. Dit was tevens de zwakte van zijn regeerperiode want zonder een meerderheid in het parlement konden zijn hervormingsplannen niet uitgevoerd worden. De sociale kwestie werd nijpender, stakingen werden frequenter en het leger moest steeds vaker ingrijpen om de orde te herstellen. Nadat legersalarissen zes maanden lang niet uitbetaald waren was de maat vol en greep het leger de macht in een geweldloze coup. Allesandri kreeg van het leger de mogelijkheid om de constitutie aan te passen, alvorens ontslag te nemen in 1925. De president had nu een grotere wetgevende macht, al betekende dit geen terugkeer naar het presidentialisme van weleer. Achter de schermen speelde kolonel Ibáñez (1877-1960) een belangrijke rol en in 1927 trad hij op de voorgrond als nieuwe president van Chili.34

Zijn beleid was voor Chileense begrippen schokkend. De oppositie werd opgesloten of verbannen. Vrijheden waaraan de Chilenen gewend waren geraakt werden aan banden gelegd. De pers werd gecontroleerd, privileges van het congres werden afgepakt en de vakbonden werden verboden of onder het centrale gezag van de overheid gebracht waarbij hun leiders gewelddadig werden vervolgd. Daarnaast voerde hij een ambitieus administratief, economisch en sociaal programma uit, dat veel geld kostte. De opbrengsten van de export van grondstoffen betaalden voor dit programma. Chili werd echter slachtoffer van de economische depressie die volgde op de Wall Street crash van 1929. De VS was immers de grootste handelspartner van Chili en met het wegvallen van de export naar Noord-Amerika, vielen er gaten in de begroting. De mijnbouw werd hard geraakt en de vele werkeloze arbeiders demonstreerden. Het regime wankelde en uiteindelijk trad Ibáñez onder grote maatschappelijke druk af op 26 juli 1932. De Chilenen wilden terug naar de democratische grondbeginselen die in de negentiende eeuw gelegd waren.35

De man die Chili in de jaren twintig hoop op verandering had gegeven, werd nu wederom gekozen als president. Arturo Allesandri herstelde de democratie. Het leger gaf vrijwillig de macht uit handen vanwege het groeiende besef dat de welvaart in het land beter af zou zijn met een democratische regering. In de veertig jaar hierna, kende Chili een open en stabiele burgerregering,

33 Blakemore, ‘Chile from the War of the Pacific to the world depression, 1880-1930’, 527-531. 34 Rector, The history of Chile, 148-150.

(12)

10

dat in schril contrast stond met de dictatoriale bewinden in de omringende Latijns-Amerikaanse landen. Het was een tijd waarin de parlementaire democratie floreerde.36

1.3 De linkse wending van Chili

De opkomst van het fascisme in Europa leidde tot de eerste grote coalitie in de politieke geschiedenis van Chili. Op bevel van Moskou vormde de communistische partij met andere linkse partijen een coalitie om weerstand te bieden tegen het opkomende fascisme. Zodoende kwamen de socialisten, radicalen en communisten samen aan de macht in 1938 in een gezamenlijk front genaamd Frente Popular. De Radicale Partij was de grootste groepering binnen deze coalitie die zou bestaan tot de verkiezingen van 1952. Interne conflicten binnen de coalitie versterkten de oppositie waardoor er geen effectieve politiek bedreven kon worden. Toen de economie ook nog eens stagneerde in de loop van de jaren vijftig en de inflatie steeg was het electoraat toe aan iets anders. Na veertien jaar van niet-ingeloste beloftes en corruptie groeide de behoefte naar een machtig persoon die de politiek naar zijn hand kon zetten en de economie kon aanjagen. De roep om veranderingen werd sterker.37

In de jaren na de Tweede Wereldoorlog was de middenklasse sterk gegroeid. De toenemende vraag naar ruwe grondstoffen, zoals nitraat en koper voor de oorlogsindustrie, lag hieraan ten grondslag. Dit leidde tot grotere werkgelegenheid en de toegenomen welvaart leidde weer tot een grotere politieke diversiteit. Elke sociale groep had immers zijn eigen financiële belangen. Mede vanuit deze ontwikkeling is de behoefte naar een rechtsere politiek te verklaren. De economie gold voor de middenklasse als een belangrijk politiek wapen. De hoge inflatiecijfers werden gebruikt om het beleid van de regering in diskrediet te brengen. Als exportland was Chili sterk afhankelijk van de wereldmarkt en hoge inflatiecijfers waren negatief voor de exportopbrengsten. De Verenigde Staten was de grootste importeur van ruwe grondstoffen zoals nitraat en koper geworden. De invloed van de VS groeide gestaag in deze periode en dit had ertoe geleid dat zij ook enige invloed op het binnenlandse beleid konden uitoefenen. Het Amerikaanse bedrijfsleven was in de jaren vijftig namelijk verantwoordelijk voor ruim zeventig procent van alle buitenlandse investeringen in Chili. De Amerikaanse overheid had deze invloed aangewend om de communistische partij in Chili en de linkse vakbonden te laten verbieden door de Chileense regering. De PC was in deze periode één van de grootste communistische partijen in Latijns-Amerika en gold als een belangrijke machtsbasis voor Frente Popular. De angst voor het communisme was in de

36 Rector, The history of Chile, 150-151. 37 Collier en Sater, A History of Chile, 240-245.

(13)

11

westerse wereld alom vertegenwoordigd en daarom intervenieerde de VS ook indirect in Chili, door middel van internationale instanties zoals het Internationale Monetair Fonds en de Wereldbank, waarvan Chili geld leende.38 De linkerzijde werd door haar tegenstanders afgeschilderd als communistisch, terwijl zij de rechterzijde op haar beurt bestempelde als kapitalistisch. Met de PC in de illegaliteit, de groeiende kritiek van de oppositie en de slechte economische resultaten in het begin van de jaren vijftig, verloor de linkse coalitie langzaam haar draagkracht in de maatschappij. Dat de inflatiecijfers weinig echte economische waarde hadden blijkt uit de algemene groeicijfers van de Chileense economie. Deze stegen geleidelijk tot in de jaren zeventig. Om de inflatiecijfers laag te houden werd er gebruik gemaakt van buitenlandse leningen, die stabiliseerden de prijzen enigszins maar vergrootten de schuld en afhankelijkheid van Chili bij buitenlandse partijen.39

Het doorvoeren van echte hervormingen om economische problemen aan te pakken lag moeilijk. Vanaf het begin van de constitutionele parlementaire traditie sinds 1932 waren hierover veelvuldig aanvaringen geweest tussen de president en het congres. Het politieke systeem was zo doorgedrongen in de maatschappij dat ideologische toewijding een compromis in de weg stond. Er bestonden drie redelijk stabiele politieke blokken – Links, Centrum en Rechts – die elk nooit meer dan dertig procent van de stemmen behaalden tijdens de verkiezingen sinds 1925. De enige uitzondering hierop was de Partido Demócrata Cristiano (PDC) die in 1965 bij de landelijke verkiezingen 42.3 procent van de stemmen kreeg.40

1.4 De rechtse omwenteling

In dit licht moet de heropkomst worden gezien van, nu generaal, Ibáñez. Zijn verkiezingsbelofte was vaag geformuleerd: Chilenen hadden geen partijen nodig, enkel een nobel gevoel van patriottisme en sociale gelijkheid.41 Met grote overmacht, en tot ieders verrassing, won de Generaal van de Hoop, zoals Ibáñez ook wel werd genoemd, de verkiezingen in 1952. Zonder een duidelijke visie was zijn terugkeer gedoemd om te mislukken. De inflatie bleef groeien en protesten van de vakbonden werden wederom met harde hand neergeslagen. Toen het congres inzag dat de vrijheden waaraan Chilenen zo gehecht waren geraakt in gevaar kwamen, besloot het in te grijpen om te voorkomen dat de president de komende verkiezingen kon beïnvloeden. Het stemrecht werd uitgebreid, de

38 Jon V. Kofas, ‘The Politics of Foreign Debt: The IMF, the World Bank, and U.S. Foreign Policy in Chile,

1946-1952’, The Journal of Developing Areas Vol.31 (1997) 157-182.

39 Angell, ‘Chile since 1958’, 314-315. 40 Ibidem, 321-324.

(14)

12

communisten werden uit de illegaliteit gehaald en de stemfraude werd teruggedrongen. Dit leidde tot een toename van het aantal stemmen, die veelal bij de linkse partijen terechtkwamen in 1958.42

De radicalen, socialisten, democraten en communisten vormden in deze verkiezing samen het Frente de Acción Popular (FRAP). De jonge talentvolle politicus Salvador Allende werd de presidentskandidaat van het FRAP. De Partido Demócrata Cristiano, opgericht in 1957, was de centrumpartij onder leiding van hun presidentskandidaat Eduardo Frei Montalva (1911-1982). De liberalen en conservatieven schoven Jorge Alessandri (1896-1986) naar voren als kandidaat. Met minimale verschillen werd de laatste in 1958 gekozen tot president. Zijn beleid was conservatief en gericht op liberalisering van de economie. Desondanks bleek ook hij niet in staat te zijn om de economie onder controle te krijgen, mede vanwege de grote fluctuaties van de grondstofprijzen op de wereldmarkt. Daarnaast ontbrak het Alessandri aan een meerderheid in het congres waardoor hij geen steun had in de uitvoeringen van verdere plannen. Zodoende bleken de rechts georiënteerde partijen ook niet in staat te zijn om veranderingen door te voeren.

Ondertussen groeide de invloed van de Verenigde Staten in Latijns-Amerika met de invoering van het programma Alliance for Progress in 1961. Om een tweede Cuba in Latijns-Amerika te voorkomen was er een plan opgericht om de regio economisch te ontwikkelen en zodoende eventuele prikkels voor nieuwe revoluties weg te nemen. Het programma was voornamelijk gericht op economische hervormingen en democratische ontwikkelingen en werd ondersteund met leningen. Chili nam een belangrijke rol in binnen het programma aangezien het een bureaucratische infrastructuur had die ontwikkelingsplannen via dit orgaan zou kunnen doorvoeren. Verder werd de grote van het linkse electoraat als een gevaar gezien en dit vereiste steun voor de oppositie. Hierdoor ontving Chili meer hulp dan andere omringende landen.43 Onder druk van de VS kwamen er ook landhervormingen en hogere belastingen voor de koperindustrie. Dit zou de positie van de Chileense regering enigszins moeten versterken. De hervormingen waren echter bescheiden van aard en veranderden weinig, maar het was een eerste stap in de richting van andere hervormingen die zouden komen.44

Niet alleen de Verenigde Staten bemoeide zich in de jaren zestig met Chili. De Koude Oorlog was in volle gang en richtte zich met name op de ontwikkelingslanden in de wereld. Waar Amerika hoopte om ontwikkeling te brengen, die zou leiden tot democratische regeringsvormen, daar steunde de Sovjet-Unie (SU) communistische partijen wereldwijd in hun streven naar een communistische wereld. Dit resulteerde in financiële steun van de Communistische Partij van de SU

42 Collier en Sater, A History of Chile, 254-256.

43 Staff Report of the Select Committee to Study Governmental Operations with Respect to Intelligence

Activities, Covert Action in Chile, 1963-1973 (U.S. Senate, Washington D.C., 1975) 5.

(15)

13

voor de Chileense communisten. Deze tegemoetkoming was bedoeld voor het financieren van politieke leiders en propaganda. De eerste aanwijzingen voor deze hulp komen uit 1963, toen de PC 200.000 dollar ontving vanuit de SU. Deze vergoeding verdubbelde in 1970 en in 1973 werd er 645.000 dollar overgemaakt.45 Deze bedragen staken echter schril af tegen de ruim 7 miljoen die de VS aan de oppositie van de linkse coalities zou geven tussen 1964 en 1973.46

1.5 De middenweg

De onmacht van de conservatieven en liberalen om veranderingen te bewerkstellingen leidde tot een toename van sympathisanten voor de PDC en het FRAP. Beide partijen zagen hierdoor hun electoraat groeien en zodoende gingen de verkiezingen van 1964 tussen deze twee partijen. In de verkiezingen van 1958 was de PDC als nieuwe partij als derde geëindigd en dit had tot het besef geleid dat er in de volgende verkiezingen veel mogelijk was. Presidentskandidaat Frei verkondigde in de aanloop naar 1964 een ‘revolutie in vrijheden’ aan, een middenweg tussen kapitalisme en socialisme. Economische ontwikkeling zou hand in hand gaan met de aanpak van sociale vraagstukken, waarbij lokale vakbonden een belangrijke rol zouden vervullen.47 De liberalen en conservatieven realiseerden zich dat de verkiezingen van 1964 tussen het FRAP en de PDC zouden gaan en besloten om de minst slechte kandidaat te steunen. Ook de Verenigde Staten volgde de verkiezingscampagne en gaven de PDC financiële ondersteuning in de vorm van 2.6 miljoen dollar.48 De verkiezingsuitslag viel positief uit voor Eduardo Frei, die ruim 55 procent van de stemmen kreeg. De FRAP-kandidaat Salvador Allende ontving 38 procent van de stemmen, terwijl de rechtse kandidaat Julio Durán (1918-1990) 5 procent van de stemmen kreeg.49

De gematigde politiek van de PDC bleek ook onmachtig te zijn in het oplossen van de sociale en economische problemen. De uitwerking van het partijprogramma berustte op grote uitgaven waardoor de overheidstekorten opliepen. Belastingopbrengsten konden slechts driekwart van de overheidsuitgaven dekken. Het aanmoedigen van lokale vakbonden werkte daarnaast averechts. Naast rurale vakbonden verenigden de arbeiders zich ook in de steden. Dit leidde tot lokale en provinciale groeperingen, waarmee georganiseerd verzet tegen de regering mogelijk gemaakt werd. Van oudsher waren de partijen van het FRAP goed vertegenwoordigd in de vakbonden, met name de

45 Arturo Fontaine Talavera, ‘The United States and the Soviet Union in Chile’, Estudios Públicos Vol.72 (1998)

6.

46 Talavera, ‘The United States and the Soviet Union in Chile’, 3-4. 47 Rector, The history of Chile, 161-162.

48 Covert Action in Chile, 1963-1973, 9.

(16)

14

Communistische Partij. Nu de arbeiders georganiseerd waren, namen de conflicten toe. Vakbonden voerden op eigen koers onteigeningen door. Vanwege een minderheidspositie in het congres, de weigering om een coalitie aan te gaan en het aanwezige wantrouwen van het FRAP naar de PDC, verslechterde de machtspositie van de PDC. Naarmate de verkiezingen van 1970 dichterbij kwamen, nam de polarisatie en het geweld toe. Het vertrouwen in de politiek nam tegelijkertijd af.50

Met het oog op de verkiezingen van 1970 verenigden de conservatieven en liberalen zich in de Partido Nacional en verkregen 20.1 procent van de stemmen; de communisten en socialisten, 28.2 procent; PDC, 29.7 procent en de Radicale Partij 12.9 procent. Om de presidentiële verkiezing te winnen was er een coalitie nodig, de wetgevende macht die de president had was namelijk belangrijk om veranderingen door te voeren. De PS schoof wederom Salvador Allende naar voren als presidentskandidaat. Zijn populariteit onder de linkse partijen zorgde ervoor dat zijn nominatie geaccepteerd werd in de te vormen coalitie genaamd Unidad Popular, de opvolger van het FRAP. Haar doelstellingen waren het nationaliseren van de mijnen, banken, industrieën en buitenlandse handel, bovenop agrarische hervormingen, investeringen in de woningbouw en verbeteringen van gezondheidszorg en educatie.51 Allende won de presidentsverkiezing van de NP kandidaat Jorge Alessandri met 39.175 stemmen verschil op een totaal van bijna 3 miljoen stemmen.52 Dit maakte Allende de eerste democratisch gekozen socialistische president ter wereld.

1.6 De natie in vuur en vlam

De UP-coalitie was een samenstelling van Partido Comunista (PC), Partido Socialista (PS), Partido

Radical (PR), Movimiento de Acción Popular Unitaria (MAPU) en Izquierda Chrisiana (IC). Ook al

vormden deze partijen gezamenlijk een coalitie, interne tegenstrijdigheden bleven voortbestaan. Binnen de coalitie hadden de communisten een vreedzame weg naar het socialisme voor ogen, terwijl de socialisten zich meer richtten op de revolutionaire weg. De interne tegenstellingen binnen UP werden door de oppositie aangewend om de intenties van UP over het geheel in twijfel te trekken, net zoals dit gedaan werd door de oppositie van Frente Popular. Het politieke klimaat werd hierdoor negatief beïnvloed wat de polarisering vergrootte. Bovendien had UP geen meerderheid in het congres waardoor het hoopte dat economische successen meer kiezers zouden opleveren. Na een succesvol eerste jaar kwam de economie echter in een neerwaartse spiraal terecht.53

50 Bethell, Chile since independence, 150-154. 51 Rector, The history of Chile, 169-172.

52 Valenzuela, The Breakdown of Democratic Regimes, 40. 53 Bethell, Chile since independence, 158-161.

(17)

15

Unidad Popular kreeg steun van de Movimiento de Izquierda Revolucionaria (MIR), een revolutionaire beweging die onder Frei de wapens had opgenomen om bezittingen te onteigenen van grote bedrijven. Net als de communisten waren leden van de MIR vertegenwoordigd in de vakbonden. Daarnaast was er een andere gewelddadige organisatie in Chili actief, La Vanguardia

Organizada del Pueblo, de Georganiseerde Voorhoede van het Dorp, die PDC-politicus Edmundo

Pérez Zujovic vermoordde in 1971. Al deze groeperingen versterkten met hun acties de angst en vijandigheid binnen het politieke klimaat. De vakbonden groeiden uit tot invloedrijke organisaties voor Unidad Popular. De CUT was de grootste vakbond en lieerde zich openlijk aan de UP-regering.54 De binnenlandse problemen onder Allende groeiden gestaag.

De Verenigde Staten maakte het UP nog moeilijker. De bestrijding van communistische invloeden dichtbij huis werd opgevoerd. In de periode 1970-1973 werden er miljoenen dollars vrijgemaakt om Allende tegen te werken. Dit geld ging naar mediaorganisaties en de tegenstanders van de UP-regering.55 Ook werden er militaire adviseurs naar Chili gestuurd in covert action-operaties, al werden enkele acties tijdig in de kiem gesmoord.56 Sleutelfiguren voor Allende in legerposities werden daarnaast uitgeschakeld, zoals de liquidatie van commandant Arturo Araya Peeters die in de marine de brug vormde tussen Allende en rechtsgeoriënteerde officieren. De moord op Araya Peeters werd echter nooit opgelost en in 2005 berichtte de krant La Nacion dat het onderzoek naar de moordaanslag werd voortgezet door de justitionele afdeling van de marine, 32 jaar na dato. Het vermoeden dat de CIA met dit complot te maken kon echter nooit hard gemaakt worden, al wees alles naar een complot van het allerhoogste niveau, aldus La Nacion.57 Door het verliezen van een sleutelfiguur binnen de marine kwam de UP-regering steeds meer alleen te staan.

Daarnaast bracht de nationalisatie van de kopermijnen grote problemen. De Amerikaanse bedrijven Kennecott en Anaconda zouden gecompenseerd worden door de Chileense overheid, maar adviseurs van Allende berekenden dat de mijnen vanaf 1955 geprofiteerd hadden van lage belastingen, terwijl ze hoge winsten hadden gemaakt. De rekenkamer trok de buitensporige winsten af van het compensatiebedrag, en kwam tot de conclusie dat de bedrijven de Chileense overheid nog geld schuldig waren. Dit, en de communistische dreiging, leidde tot de bemoeienis van Washington om Chili de toegang tot internationale leningen te ontzeggen. De nationalisering van industrieën liep uit de hand toen lokale vakbonden op eigen initiatief fabrieken begonnen te bezetten en stakingen begonnen te organiseren die de hele economie plat legden. In 1969 werden

54 Jorge Arrate y Eduardo Rojas, Memoria de la Izquierda Chilena. Tomo II (1970-2000) (Santiago 2003) 31-35,

47-48.

55 Covert Action in Chile, 1963-1973, 2.

56 Chilenen demonstreren voor Allende, De Waarheid, 7-9-1970, 3.

57 Jorge Escalante, Quién mató al comandante Araya?, La Nacion, 20-03-2005

http://www.lanacion.cl/noticias/site/artic/20050319/pags/20050319214337.html (Laatst bezocht 30-03-2016).

(18)

16

er 977 stakingen geregistreerd, in 1971 waren dit er 2699, en in 1972 werden er 3289 werkweigeringen geteld.58 Vanwege de ontzegging tot westers geld wendde Chili zich tot de SU voor financiële steun. In het voorjaar van 1973 ontving UP ruim 500 miljoen dollar, al bleef dit geld grotendeels onaangeroerd tot aan de coup. De gevolgen van de maatregelen vanuit de Verenigde Staten waren vergaand, het ontzeggen van de toegang tot de Amerikaanse markt ontwrichtte de Chileense economie.59

Bovenop al deze problemen ontstonden er ook nog scheuren in de UP-fractie; de PR brak in drie stromingen uiteen en de PDC sloot zich aan bij de rechterzijde waardoor Allende geen meerderheid meer had in het congres. Bovendien waren de inflatiecijfers in 1973 gestegen tot gemiddeld driehonderd procent ten opzichte van 1972, waarmee de legitimiteit van de UP-regering nog meer in het geding kwam. De angst bestond dat het leger ieder moment kon ingrijpen vanwege de maatschappelijke onrust, geweld en stakingen. Beide blokken pleegden moordaanslagen op elkaars leden, de natie stond in vuur en vlam. In reactie hierop werden enkele legerofficieren in het parlement opgenomen, om zo te voorkomen dat het leger een staatsgreep zou plegen. Toch bleek dit niet voldoende, Chili was zodanig ontwricht en gepolariseerd dat het leger uiteindelijk ingreep op 11 september 1973. Vroeg in de ochtend bombardeerde de luchtmacht het presidentiële paleis La

Moneda en bezette het leger strategische plekken. Het brandende paleis was een tragisch moment

in de moderne geschiedenis van Chili. Omstreeks twee uur in de middag, toen de situatie onhoudbaar was geworden, pleegde Salvador Allende zelfmoord.60

58 H. Landsberger en T. McDaniel, ‘Hypermobilisation in Chile’, World Politics Vol.28, Iss.4 (1976) 502-541

aldaar 520.

59 Bethell, Chile since independence, 165-168. 60 Collier en Sater, A History of Chile, 358.

(19)

17 2. Op zoek naar een Derde Weg

De solidariteit met Chili is volgens de Belgische historicus Christiaens te plaatsen in een breder kader van de protestcultuur in Europa in de jaren zestig. De Vietnam oorlog en de revolutie in Cuba hadden het nodige losgemaakt bij linkse intellectuelen. Chili was het volgende aandachtspunt op hun agenda. Communisten in West-Europa, met name in Italië en Frankrijk, landen met grote communistische partijen, zagen in Chili hét voorbeeld van de weg naar het socialisme voor industrielanden. Voor vakbonden en intellectuelen die geïnspireerd waren door de dependencia-theorie was Chili van grote symbolische waarde in hun strijd tegen multinationale bedrijven. Deze theorie zal later in dit hoofdstuk worden toegelicht. Ook belichaamde Chili de problematische Noord-Zuid relatie en de sociale en politieke impact van economische globalisatie, zaken die werden besproken op de UNCTAD in Santiago in 1972.61 Het bezoek van enkele PvdA-politici aan deze bijeenkomst in Santiago bracht Chili onder de aandacht in Nederland. Ter ondersteuning van Chili werd daarna het Chili Komitee Nederland opgericht. Dit hoofdstuk zal een overzicht geven van het ontstaan van de Derde Wereld als concept en als politiek blok. Daarnaast zal het ontstaan van de hieraan gelieerde bewegingen in Nederland uitgelicht worden om de oprichting van het CKN in een breder kader te plaatsen.

2.1 De opkomst van de Derde Wereld

Het begrip Derde Wereld werd in Frankrijk geïntroduceerd door de demograaf Alfred Sauvy in het progressieve weekblad l’Observateur van 14 augustus 1952, onder de aanhef ‘Trois Mondes. Une

Planète.’ Sauvy stelde vast dat ‘les pays sous-développés’ van Azië, Afrika en Latijns-Amerika op zoek

waren naar een eigen weg tussen het kapitalistische Westen en het communistische Oostblok. Deze weg weerspiegelde de wens onder met name linkse Europese intellectuelen om zich af te zetten tegen het materialistische en anti-communistische Westen. Met het gewelddadig onderdrukken van de Hongaarse Revolutie door de Sovjet-Unie in november 1956 gaven de meeste intellectuelen ook hun steun aan het Sovjet-communisme op.62 Ze vestigden hun hoop op de Derde Wereld als bron van herbezinning.

61 Christiaens, Goddeeris, García, European solidarity with Chile, 20-21.

62Wilfried Loth, ‘The Cold War and the social and economic history of the twentieth century’ In: Melvyn P.

Leffler en Odd Arne Westad, The Cambridge History of the Cold War Vol.2 (Cambridge 2010) 503-524 aldaar 513.

(20)

18

De ideeën van ongebondenheid en een Derde Weg weerspiegelden niet louter westerse intellectuele ideeën. In 1958 gaf de Ghaneese president Kwame Nkrumah een speech voor de Raad van Buitenlandse Betrekkingen in New York. Hierin benadrukte de nieuwe leider van het net onafhankelijke Ghana dat Afrikaanse naties buiten de machtspolitiek van de Koude Oorlog moesten blijven. Tijdens de Bandung conferentie (1955) en later, tijdens de Non-Aligned Conferences in Belgrado (1961) en Cairo (1964), kwam deze doelstelling telkens terug. Latijns-Amerikaanse landen waren hier nog niet vertegenwoordigd, maar nieuwe leiders zoals Ahmed Sukarno, Jawaharlal Nehru, Ahmed Ben Bella en Gamal Abdel Nasser verwierpen met Nkrumah de Koude Oorlog-ideologieën en wilden het recht hebben om een eigen pad naar ontwikkeling te creëren. In een bipolaire wereld waarin het kapitalisme en het communisme tegenover elkaar stonden, bleek deze gewenste onafhankelijk lastig. Voor Amerikaanse, Sovjet en Chinese beleidsmakers was de dekolonisatie een impuls om de Koude Oorlog voort te zetten in nieuwe hoeken van de wereld.63

Moskou streefde een communistische wereld na, terwijl de Verenigde Staten democratie en kapitalisme wilde overbrengen op de gedekoloniseerde naties in Azië, Afrika en Latijns-Amerika. Met name de laatste regio was belangrijk voor de VS; niet alleen vanwege de geografische ligging, maar ook gezien het aantal Amerikaanse bedrijven die hier gevestigd waren, met name in de grondstoffensector. De behoefte aan een alternatieve Derde Weg werd door de Amerikaanse regering als een gevaar gezien. Dit kwam expliciet naar voren in het werk van de Amerikaanse econoom en adviseur voor de regering-Kennedy W.W. Rostow genaamd: The Stages of Economic

Growth. A Non-Communist Manifesto. Elke andere ontwikkeling, anders dan het kapitalistische

model, werd als communistisch bestempeld. Volgens de economische groeitheorie van Rostow zou een succesvol industrialisatieproces van belangrijke sectoren in de economie een take-off bewerkstelligen, wat zou leiden tot onafhankelijke groei.64 Van groot belang was in dit opzicht de

Alliance for Progress, die in 1961 door president Kennedy voor Latijns-Amerika werd afgekondigd.

Deze voorzag in omvangrijke ontwikkelingshulp om zo de regeringen een impuls te geven om te investeren. Daarnaast zou economische ontwikkeling de bestrijding van honger en analfabetisme ten goede komen, die gezien werden als de voedingsbodem van het communisme. De hulp bleek niet het gewenste effect te hebben. De grootschalig verwachte ontwikkelingen bleven uit. In de jaren zestig verloor het liberale, Amerikaanse moderniseringsperspectief langzaam haar

63 M.E. Latham, ‘The Cold War in the Third World, 1963-1975’ In: M.P. Leffler en O.A. Westad, The Cambridge History of the Cold War Vol.2 (Cambridge 2010) 258-280.

64 J.J.P. de Jong, ‘In het kielzog van Multatuli; Van koloniaal welvaartsproject naar ontwikkelingssamenwerking’

In: Bob de Graaff, Duco Hellema en Bert van der Zwan, De Nederlandse buitenlandse politiek in de twintigste

(21)

19

geloofwaardigheid, wat leidde tot een verdere verbreiding en radicalisering van het oorspronkelijk Franse, progressieve perspectief op de Derde Wereld.65

Behalve een eigen onafhankelijke weg in de Koude Oorlog streefden de nieuwe leiders ook onderlinge solidariteit en economische ontwikkeling na. Met het samenkomen van prominente leiders op de Afro-Aziatische conferentie van Bandung in 1955 werd dit streven naar solidariteit duidelijk. De conferentie markeerde het begin van een politiekbewuste Derde Wereld waarin economische ontwikkeling een belangrijke plaats kreeg.66 Voorheen konden zelfstandige ontwikkelingslanden zich wenden tot regionale economische commissies van de Verenigde Naties (VN) zoals de Economic Commission for Asia and the Far East en de Economic Commission for Latin

America. Met de toename van nieuwe onafhankelijke staten in de VN waren deze commissies niet

meer toereikend. De stemverhoudingen binnen de VN veranderden aanzienlijk met de toename van nieuwe Aziatische, Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse leden. Deze nieuwe leden uitten steeds meer kritiek op het internationale handelssysteem, waardoor de VN genoodzaakt was om hier gehoor aan te geven.67 De Derde Wereld bestond niet slechts als een intellectueel concept, maar was nu ook zichtbaar als politiek machtsblok.68

In de jaren zestig benadrukte de Argentijnse ontwikkelingseconoom Raoul Prebisch (1901-1986) dat onderontwikkeling ontstond door externe factoren. Als leveranciers van grondstoffen raakten Afrikaanse, Aziatische en Latijns-Amerikaanse landen steeds afhankelijker van het Westen naarmate deze grondstoffen in verhouding tot westerse industrieproducten steeds minder opbrachten op de wereldmarkt. Daarnaast was ontwikkelingshulp gebonden aan voorwaarden en indirect een voortzetting van het imperialisme. Deze theorie kwam bekend te staan als de

dependencia-theorie en was onderdeel van het Noord-Zuid dialoog dat in de jaren zestig en zeventig

ontstond over de plaats van de ontwikkelingslanden in de internationale handel. Dit dialoog werd gehouden tussen de industrielanden en de ontwikkelingslanden. Samen met de Nederlandse ontwikkelingseconoom en Nobelprijswinnaar Jan Tinbergen, pleitte Prebisch als secretaris-generaal van de UNCTAD daarom voor het hervormen van internationale handelsstructuren. Tinbergen was daarnaast voorstander van ontwikkelingshulp van één procent van het Bruto Binnenlands Product van een land.69

Naast de moderniseringstheorie van Rostow en de reformistische ontwikkelingsstrategie van Prebisch, bestond er nog een derde visie op de ontwikkeling van de Derde Wereld. Een invloedrijke

65 Kuitenbrouwer, De ontdekking van de Derde Wereld, 8-13.

66 Roland Burke, Decolonization and the evolution of international human rights (Pennsylvania 2010) 13-14. 67 B. Gosovic, UNCTAD. Conflict and Compromise. The Third World’s Quest for an Equitable World Economic Order through the United Nations (Leiden 1972) 3-5.

68 P. Malcontent, ‘Nederland, België en de Derde Wereld’ In: D. Hellema, R. Coolsaet en B. Stol, Nederland-Belgie; De Belgisch-Nederlandse betrekkingen vanaf 1940 (Amsterdam 2011) 206.

(22)

20

vertegenwoordiger hiervan was de Duitse economische historicus Andre Gunder Frank (1929-2005). In zijn meest invloedrijke publicatie Capitalism and Underdevelopment in Latin America. Historical

Studies of Chile and Brazil stelde hij dat de theorie van Rostow slechts een ideologische verhulling

was van Amerikaans imperialisme. De strategie van Prebisch wees Frank ook van de hand. Volgens hem was de enige manier om tot diepgaande veranderingen te komen een socialistische revolutie, geïnspireerd door de revoluties in China, Vietnam, Cuba en Tanzania. De meeste ontwikkelingslanden kozen er echter voor om door middel van overleg tot een verbetering van de omstandigheden te komen. Dit gebeurde onder andere door middel van de UNCTAD. Dit was het antwoord van de Verenigde Naties op de economische problemen en de roep vanuit de ontwikkelingslanden om een eerlijkere positie in de economische wereld. De UNCTAD kwam voor het eerst bijeen in Genève in 1964. Op deze UNCTAD-conferentie deden de ontwikkelingslanden, verenigd in de ‘groep van 77’, een reeks voorstellen aan de ontwikkelde landen om de ruilvoet van grondstoffen in verhouding tot industrieproducten te verbeteren. De eerste bijeenkomst werd echter tegengewerkt door de belangrijkste westerse landen. Het mislukken van daaropvolgende bijeenkomsten in New Delhi en Santiago in respectievelijk 1968 en 1972, leidde tot de verspreiding van de dependencia-theorie onder westerse en niet-westerse intellectuelen. Vanwege deze tegenvallende resultaten deed een VN-commissie onder leiding van Tinbergen aanbevelingen voor een verdere verhoging van de ontwikkelingshulp. Dit streven vond weerklank bij enkele kleine westerse landen, waaronder Nederland.70

2.2 De Derde Wereldbeweging in Nederland

De bijzondere, actieve preoccupatie van met name intellectuelen met een verlossende Derde Weg tussen Oost en West heeft zich in Nederland in sterke mate voorgedaan.71 Kort na de Tweede Wereldoorlog ontstond deze aandacht voor de ontwikkeling van arme landen. In 1949 leidde dit tot het Expanded Programme of Technical Assistance (EPTA) van de Verenigde Naties, dat erop gericht was om kennis over te dragen aan deze landen ter bevordering van de ontwikkeling. In de Nederlandse politiek ging de meeste aandacht echter nog uit naar de wederopbouw van het land, dat door de Tweede Wereldoorlog desastreus achter was gelaten. Toch droeg de Nederlandse regering 1.5 miljoen gulden bij aan EPTA.72

70 Kuitenbrouwer, De ontdekking van de Derde Wereld, 17-20. 71 Ibidem, 2.

72 P.A.M. Malcontent, ‘Inleiding: Doe wel en zie niet om’ In: J.A. Nekkers en P.A.M. Malcontent, De geschiedenis van vijftig jaar ontwikkelingssamenwerking 1949-1999 (Den Haag 1999) 11.

(23)

21

De groeiende aandacht voor de Derde Wereld zou leiden tot het ontstaan van een Derde Wereldbeweging, die in de jaren zestig en zeventig in omvang en betekenis zou groeien. De eerste aanzet voor de beweging werd in 1953 gegeven door de pater Simon Jelsma (1919-2011) met de oprichting van de katholieke groep Plein. Het doel was om maatschappelijke problemen aan de kaak te stellen en hierover te discussiëren. Armoedebestrijding was daarnaast een belangrijk punt. Plein zag hoe de grote kloof tussen arme en rijke landen de wereld verscheurde en oorlogsdreiging opleverde. In 1954 organiseerde Plein de actie ‘Plein Azië’, met als doel om één miljoen euro te verzamelen voor het Kinderfonds van de Verenigde Naties. Volgens Jelsma was dit slechts het begin: ‘’Uiteindelijk zal er in Nederland een organisatie moeten komen, die opkomt voor de armen in de Derde Wereld.’’ Om dit te bewerkstellingen werd een comité van aanbeveling opgericht waarin onder andere Tinbergen zitting had. Jelsma kreeg gelijk, in 1956 werd de Nederlandse Organisatie

voor Internationale Bijstand (Novib) opgericht. Dit was een samenstelling van maatschappelijke

organisaties en politieke partijen, met uitzondering van uiterst rechts en uiterst linkse partijen.73 De maatschappelijke en politieke aandacht voor de Derde Wereld groeide daarna gestaag in de jaren vijftig, zoals historicus Niek Pas liet zien in zijn publicatie over de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog. Deze strijd werd op wrede wijze uitgevochten tussen het Franse leger en Algerijnse vrijheidsstrijders. De gewelddadigheden van het Franse leger en politie tegen de Algerijnen waren ronduit schokkend te noemen. Dankzij de media bereikten deze gebeurtenissen de publieke opinie in Nederland en progressieve journalisten gingen zich in deze oorlog verdiepen. Rond 1957 verschenen de eerste vredesbulletins die gewijd waren aan de Algerijnse problematiek De oorlog in Noord-Afrika begon door te sijpelen in de publieke opinie.74 In hetzelfde jaar werd ook de Pacifistisch-Socialistische Partij (PSP) opgericht, die zichzelf profileerde als ‘derdewegpartij’. Haar leden waren voornamelijk intellectuelen die een op solidariteit gebaseerd ontwikkelingsdenken uitdroegen. In 1959 behaalde de PSP twee zetels tijdens de verkiezingen.75 Daarnaast zagen er in 1959 enkele comités het licht. Amsterdamse studenten richtten het Comité Hulp Algerijnse Vluchtelingen op en ook in Groningen ontstond er een comité voor Algerije. Ondanks dat deze betrokkenheid lokaal en kleinschalig was toonde het volgens Pas een beginnende interesse aan in de Nederlandse samenleving voor een nieuwe horizon: de Derde Wereld.76 De zelfbewuste publieke opinie, solidariteit met verdrukten en onafhankelijke media waren volgens Pas kenmerkend voor de jaren vijftig.

73 Hans Beerends, De Derde Wereldbeweging: Geschiedenis en toekomst (Amsterdam 1993) 26-29.

74 Niek Pas, Aan de wieg van het nieuwe Nederland. Nederland en de Algerijnse oorlog 1954-1962 (Amsterdam

2008) 62.

75 Pas, Aan de wieg van het nieuwe Nederland, 66-67. 76 Ibidem, 69-71.

(24)

22 2.3 Maatschappelijke veranderingen in de jaren zestig

De toenemende belangstelling voor de Derde Wereld was een gevolg van een complex proces van sociale, culturele en economische veranderingen, die zich voornamelijk in de jaren zestig voltrokken. Publicist en opiniemaker Jérôme Louis Heldring beschreef dit proces als een ‘culturele revolutie’, historicus James Kennedy sprak van een ‘culturele transformatie’ en historicus Hans Righart sprak van ‘nieuwe krachten’ die de ‘vermolmde luiken’ van het Nederlandse huis open bliezen, vrijwel niets van het oude meubilair op zijn plaats lieten en ‘vreemde dingen’ van buiten naar binnen woeien.77 De Amerikaanse socioloog Ronald Inglehart verklaarde in zijn boek The Silent Revolution deze omslag door te stellen dat er tussen 1965 en 1975 een omslag plaatsvond van een materialistisch waardenpatroon, waarin economische en politieke stabiliteit centraal stonden, naar een zogenaamd postmaterialistisch waardenpatroon. Toen na de Tweede Wereldoorlog in de meeste westerse landen een stevig vangnet van sociale voorzieningen gespannen was en zich een redelijk gespreide welvaart aftekende, vulde de agenda zich met andere, meer immateriële onderwerpen.78

Deze onderwerpen hadden voornamelijk betrekking op de ‘quality of life’, waarbij nieuwe vormen van vrijetijdsbesteding, kritiek op het massaconsumentisme en het opkomen voor een beter milieu centraal stonden. Daarnaast verschoof de aandacht naar de rechten van de vrouw, het recht van vrije meningsuiting, meer inspraak in het politieke besluitvormingsproces en de verhoging van ontwikkelingshulp aan de Derde Wereld.79 Deze verschuivingen in waardenpatronen moesten volgens Inglehart worden beschouwd als een gevolg van de structurele veranderingen die zich in modern-industriële samenlevingen voltrokken. Belangrijke aandrijfkrachten voor deze verschuivingen waren economische groei, expansie van het onderwijs en diversiteit in moderne communicatiemedia, alsmede de afwezigheid van oorlog binnen de Westerse wereld na 1945.80 In Nederland bijvoorbeeld was het aantal personenauto’s, televisietoestellen en wasmachines toegenomen in deze jaren, net zoals andere, voor die tijd, luxe goederen. De bestaanszekerheid nam toe met de Bijstandswet van 1965 en anticonceptiemiddelen zorgden voor een vrijere seksuele omgang onder voornamelijk de jeugd. Jonge postmaterialisten konden zodoende nieuwe idealen navolgen en hun blik richtten op problemen in de Derde Wereld, die via de televisie letterlijk hun woonkamer in werden gebracht.81

77 Malcontent, Op kruistocht in de Derde Wereld, 38.

78 Hans Righart, De eindeloze jaren zestig (Amsterdam 1995) 19. 79 Malcontent, Op kruistocht in de Derde Wereld, 40.

80 R. Inglehart, The silent revolution. Changing values and political styles among Western publics (Princeton

1977) 21-22, 363.

(25)

23

In de jaren zestig had de ontzuiling grote invloed op de toenemende belangstelling voor buitenlands-politieke aangelegenheden op humanitair terrein. De zogenaamde ‘pacificatiedemocratie’ kwam hiermee ten einde. Decennialang waren politieke besluiten genomen op basis van consensus tussen de zuilen maar met de ontzuiling veranderde dit. Er ontstond een gepolariseerd klimaat waarin politieke partijen genoodzaakt waren om de kiezer aan zich te binden door in te spelen op maatschappelijk belangrijke punten. Deze ontwikkeling leidde ertoe dat de maatschappij en de politiek dichter bij elkaar kwamen. Vanwege de maatschappelijke interesse in de Derde Wereld kwam dit ook op de politieke agenda. Het aanstellen van een minister voor Ontwikkelingshulp in 1965 was hiervan een goed voorbeeld, ook al was deze post in eerste instantie voornamelijk ter bevordering van de handel. De eerste minister, Theo Bot, nam wel de één procent-gedachte van Tinbergen over en was voorstander van volledige integratie van de economieën van Derde Wereldlanden in het globale systeem.82

De Vietnamoorlog liet duidelijk de maatschappelijke en politieke betrokkenheid zien in Nederland, al was er in het begin van de strijd weinig interesse voor dit conflict. De van oorsprong Franse strijd tegen onafhankelijkheidsstrijders in Vietnam werd door Franse ambtenaren naar buiten gebracht als een internationale strijd, Oost tegen West. De Franse admiraal Thierry d’Argenlieu stelde dat de Vietcong en haar leider Ho Chi Minh pionnen waren van Stalin. Hij riep het westen op om Stalin in Vietnam tegen te houden.83 De Verenigde Staten mengde zich in de strijd met de gedachte dat als Vietnam zou vallen voor het communisme, andere landen zouden volgen.84 Het was ook in deze periode dat de VS zijn bemoeienis in Chili opvoerde, zoals eerder aangetoond in hoofdstuk 1. Het Nederlandse parlement en de media steunden in de beginjaren van de strijd de Amerikaanse interventie. Maatschappelijke verontwaardiging laaide pas op toen operatie Rolling

Thunder op 2 maart 1965 van start ging, waarbij de Amerikanen op grote schaal in Vietnam gingen

bombarderen.85 Verontruste Nederlanders zonden brieven naar de Nederlandse regering waarin ze hun ongenoegen uitten over deze grootschalige bombardementen, die men kon volgen via de media.86

De kritiek op de Amerikaanse interventie begon in kleine kring. Het actiefst waren de PSP en aanverwante pacifistische organisaties zoals het Comité 1961 voor de Vrede. Daarnaast was de Communistische Partij Nederland (CPN) en hieraan gelieerde groeperingen actief, samen met

82 Malcontent, Op kruistocht in de Derde Wereld, 38-40.

83 Fredrik Logevall, ‘The Indochina wars and the Cold War, 1945-1975’ In: Melvyn P. Leffler en Odd Arne

Westad, The Cambridge History of the Cold War Volume 2: Crises and Détente (Cambridge 2010) 281-304 aldaar 282.

84 Logevall, ‘The Indochina wars and the Cold War, 1945-1975’, 288. 85 Mitchell Hall, The Vietnam War (Harlow 2000) 22.

86 Rimko van der Maar, Welterusten mijnheer de president. Nederland en de Vietnamoorlog 1965-1973

(26)

24

jongeren- en studentenorganisaties, zoals de Socialistische Jeugd of de studentenvereniging Politeia.87 Met name links georiënteerde jongeren interesseerden zich voor het Vietnamconflict, maar waren daarvoor ook al erg betrokken geweest bij de protesten tegen de atoombom, het Franse optreden in Algerije en tegen de Apartheid in Zuid-Afrika.88

Aan het einde van de jaren zestig was de protestbeweging tegen de oorlog in Vietnam uitgegroeid tot een brede beweging. Er werden teach-ins en demonstraties georganiseerd en er waren nieuwe comités opgericht zoals het Piet Nak-comité, het Nationaal Comité Vietnam en het Medisch Comité Nederland-Vietnam. Daarnaast ontstonden er vele lokale Vietnam actiegroepen. De eerste grote demonstraties werden georganiseerd door Comité Vietnam en vonden plaats in mei en oktober 1967 met respectievelijk tienduizend en vijftienduizend deelnemers. In dit comité hadden al enkele vooraanstaande PvdA-leden zitting.89

Toen de Verenigde Staten in december 1972 begon met operatie Linebacker II, voegden politieke partijen zich ook massaal bij de protesten. Deze massale bombardementen begonnen op 18 December en duurden voort tijdens Kerstmis, wat de Amerikanen internationale kritiek opleverde.90 Alle Nederlandse politieke partijen veroordeelden deze Amerikaanse actie, behalve de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD). In reactie op operatie Linebacker II, organiseerden de linkse partijen CPN, PSP, PvdA en de Politieke Partij Radicalen (PPR) op 23 december 1972 een demonstratie in Amsterdam waar ruim 15.000 mensen aan deelnamen. Op 6 januari 1973 organiseerden de vakbeweging, de progressieve oppositiepartijen en ook de confessionele Anti-Revolutionaire Partij en de Katholieke Volkspartij een nieuwe demonstratie in Utrecht, waar ruim 50.000 mensen aan meededen. Nederlandse politici liepen voorop in deze protestmars.91

De Vietnambeweging was niet de enige solidariteitsbeweging in Nederland in de jaren zestig, al kreeg ze wel de meeste aandacht. Er waren verscheidene andere comités zoals het Angola-comité dat actie voerde tegen het Portugese koloniale beleid en het Biafrakomitee dat demonstreerde tegen de Nigeriaanse uithongeringspolitiek in Biafra. Verder was er het Comité Zuid-Afrika dat tegen het apartheidssysteem vocht in Zuid-Afrika en het Comité Vrij Griekenland dat de mensenrechtenschendingen aldaar bekendheid gaf. Mensenrechten namen een steeds belangrijkere positie in voor deze landencomités. Ook in de politiek begonnen deze kwesties een steeds belangrijkere plaats in te nemen.92 Volgens Malcontent kwam deze aandacht voor mensenrechten voort uit een langere historische traditie van moreel superioriteitsgevoel ten opzichte van andere

87 Van der Maar, Welterusten mijnheer de president, 42. 88 Ibidem, 46-47.

89 Kuitenbrouwer, De ontdekking van de Derde Wereld, 73-75. 90 Hall, The Vietnam War, 71.

91 Van der Maar, Welterusten mijnheer de president, 186-187. 92 Malcontent, Op kruistocht in de Derde Wereld, 34.

(27)

25

landen. Deze morele superioriteit uitte zich na het verlaten van de vooroorlogse neutraliteitspolitiek en het verlies van Nederlands-Indië in een ethisch gemotiveerde buitenlandse politiek, waarin de rol van mensenrechten een prominente plaats innam.93

Geïnspireerd door de dependencia-theorie van Prebisch ontstonden er eind jaren zestig de Werkgroep X-Y en de Wereldwinkels. In overeenstemming met zijn theorie zochten deze groeperingen manieren om internationale handelsstructuren te hervormen. Dit was ook in overeenstemming met de filosofie van Tinbergen, eerlijke handel zou op den duur de ontwikkelingshulp moeten vervangen.94

2.4 De jaren zeventig

De jaren zestig kende een gestage groei van Derde Wereldgroeperingen, maar pas in de jaren zeventig nam dit aantal snel toe. In 1960 waren er 32 actiegroepen en landencomités, tien jaar later was dit aantal verdubbeld naar 64, wat opliep tot 174 in 1982.95 Eén van de mogelijke oorzaken voor de grote toename van landencomités en actiegroepen zou kunnen liggen in het veranderde ontwikkelingsdenken in Nederland. Volgens historicus de Jong nam Nederland omstreeks 1974 meer afstand van multilaterale ontwikkelingshulp en het nieuwe politieke populaire adagium werd bilaterale samenwerking.96 Hierdoor raakten hulpgevers en ontvangers direct bij elkaar betrokken, wat de solidariteit ten goede kwam. Dit was ook terug te zien bij een aantal Chilicomités die werden opgericht aan het einde van de jaren zeventig. Dit zal in een later hoofdstuk besproken worden.

De interesse in de Derde Wereld was niet beperkt tot landencomités en actiegroepen. De Nederlandse vakverenigingen toonden zich ook solidair met de minderbedeelden. In 1971 was de Stichting Ontwikkelingssamenwerking Vakbeweging (SOSV) opgericht, wat een samenwerking was tussen de vakcentrales Nederlands Katholiek Vakverbond (NKV), Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV) en het NVV. Het doel van de SOSV was tweeledig; allereerst het bewustmaken van de Nederlandse werknemer van de arbeidsverhoudingen in ontwikkelingslanden. Ten tweede om vakbondsprojecten mogelijk te maken in deze landen. Toen het NVV en het NKV fuseerden in 1976 verdween de SOSV. Het NVV werd officieel in 1981 opgeheven. Daarnaast waren de vakverenigingen aangesloten bij internationale organisaties. In Nederland was het NVV aangesloten bij het anticommunistische Internationaal Verbond van Vrije Vakverenigingen (IVVV). Het CKV en het NKV

93 Ibidem, 45.

94 Malcontent, ‘Inleiding: Doe wel en zie niet om’, 17.

95 Ph.P. Everts, Controversies at home. Domestic factors in the foreign policy of the Netherlands (Dordrecht

1985) 52, 62.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

herder en zijn kudde passen daar in principe goed in. Nu loopt hij voortdurend vast in een web van onduidelijkheid en onzekerheid over de financie- ring van zijn activiteiten en

4 De afname van de doorberekeningen en de toename van de diverse baten zijn in hoofd- zaak ontstaan door de overname van de activiteiten van de Stichting Opleidingsinstituut

dolomieu samples, representing the contemporary invasive South African range, contemporary and historical native USA range (dating back to the 1930s when these fish were

Sinds 2002 wordt de ontwikkeling van enkele individuele oesterbanken in de Nederlandse Waddenzee gevolgd.. In deze rapportage wordt een beschrijving gegeven van de ontwikkeling

Op middellange termijn, als rekening gehouden wordt met de kosten van aflossing en te betalen rente (niveau 2), zijn de vooruitzichten iets minder gunstig. Op basis van hun

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

De dichter Paul Haimon droeg Oote onder veel hilariteit voor, begeleid door een jazzbandje, en was waarschijnlijk zo onder de indruk van zijn eigen succes dat hij het