• No results found

Place based displacement in de Indische buurt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Place based displacement in de Indische buurt"

Copied!
81
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

GSSS

GRADUATE SCHOOL OF SOCIAL SCIENCES

MASTER HUMAN GEOGRAPHY/ URBAN AND REGIONAL PLANNING

Masterscriptie

Place based displacement in de Indische buurt

Auteur: Rachid Mouktadibillah Studentnummer: 10052860 Datum 22-6-2015

Begeleidster: mw. dr.ir. C.J.M. Karsten Tweede lezer: prof. dr. J.B.F. Nijman

(2)

2

Inhoudsopgave.

1. Introductie p. 3 t/m 5 2. Theoretisch kader 2.1 Gentrification p. 6, 7 2.2 Displacement p. 7 t/m 9 2.3 Buurtervaringen p. 9, 10 2.4 Leeftijd p. 10 t/m 12 3. Methodologie 3.1 Probleemstelling, hypothesen p. 13 3.2 Conceptueel schema, operationalisering p. 14, 15

3.3 Methoden, research tools p. 16 t/m 19

3.4 Response/onderzoekspopulatie p. 20, 21

3.5 Onderzoeksgebied p. 22

4. Gentrification in de Indische buurt sinds 2000 p. 23 4.1 Veranderingen sinds het millennium p. 24, 25 4.2 Residentiele gentrification p. 26 t/m 31

4.3 Commerciële gentrification p. 32 t/m 34

4.4 Openbare ruimte p. 35, 36

4.5 Een schoolvoorbeeld van gentrification p. 36, 37 5. ‘Dit is en blijft toch je buurt’

5.1 Sociale hechting p. 38 t/m 47

5.2 Identificatie p. 48, 49

5.3 Fysieke hechting p. 50 t/m 54

5.4 Thuisgevoel p. 54 t/m 66

5.5 Place based displacement? p. 56, 57

6. Jong vs oud? p. 58 t/m 65

7. De Indische buurt is de Indische buurt. p. 66 t/m 69 Conclusie ‘het moet niet alles gaan overnemen’ p. 70 t/m 72

Beperkingen, aanbevelingen p. 73

Literatuurlijst p. 74 t/m 76

Bijlagen p. 76 t/m 81

(3)

3

H1. Introductie.

Inleiding

Twee jaar geleden las ik het artikel: Gentrification, Abandonment and Displacment van Marcuse (1985). Dit artikel had een enorme impact op mij. Marcuse beschrijft in dit artikel de verschillende vormen van displacement, een proces waarbij mensen gedwongen zijn te verhuizen, als gevolg van stedelijke vernieuwing in New York.

Gedurende mijn opleiding werd mij geleerd steeds kritischer op

sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen te reflecteren. Na het lezen van het artikel van Marcuse vroeg ik mij dan direct af of de vormen van displacement die Marcuse beschrijft ook voorkomen in Amsterdam. Zelf ben ik geboren en getogen in de Indische buurt, een wijk in Amsterdam Oost. In deze buurt is gentrification in volle gang en ik kom dagelijks in

aanraking met deze realiteit van stedelijke vernieuwing. De bevindingen van Marcuse betrok ik dan ook direct op mijn eigen situatie. De gevolgen van deze vernieuwing zijn terug te vinden in het straatbeeld. Niet alleen oogt de buurt veiliger, ook lijkt de etnische diversiteit te zijn toegenomen. Waar in het verleden vooral niet-Westerse allochtonen te vinden waren in het straatbeeld, is er nu een toename te zien van autochtone jonge middenklassers. De stedelijke vernieuwing die ik om mij heen zag heb ik nooit anders dan positief ervaren. Aan de andere kant kan worden afgevraagd wat de keerzijde is van dit rooskleurige plaatje. Hierover weten we in Nederland nog niet zoveel. Dit onderzoek is er daarom ook op gericht om de gevolgen van gentrification processen voor bewoners van de Amsterdamse Indische buurt bloot te leggen.

Wanneer er sprake is van een toename van middenklasse huishoudens met een sterkere sociaaleconomische positie dan de huidige bewoners, verandert de dynamiek in een buurt. Mogelijke gevolgen van deze bevolkingsveranderingen kunnen gedwongen

verhuisbewegingen zijn. Dit resulteert in wat in de literatuur ‘space based displacement’ of wel ‘directe displacement’ genoemd wordt (Davidson en Lees, 2010; Slater, 2009). Bewoners zijn gedwongen te verhuizen, hoewel zij voldoen aan alle huurovereenkomsten. Vanwege opkoping of huurstijging kunnen de oude huurders niet meer blijven wonen in hetzelfde huis (Marcuse,1985). In Nederland wordt getracht dit tegen te gaan door deze mensen opnieuw een plek of voorrang te bieden in dezelfde buurt (Tieskens & Musterd, 2013). Naast gedwongen verhuizing en verhoging van de huur verandert de sfeer in de buurt ook als gevolg van gentrification(van der Land et al, 2012). Wanneer er mensen in een buurt komen wonen met een economisch sterkere positie, zal er commerciële gentrification optreden. Deze mensen

(4)

4

hebben immers andere voorkeuren waaraan niet kan worden voldaan door kleine lokale winkels. Deze zullen financieel in de problemen komen en zullen moeten worden vervangen. Tijdens dit proces zullen huren stijgen waardoor er een ander soort ondernemer wordt

aangetrokken (Zukin et al, 2009). Er vindt zodoende niet alleen ‘space based displasement’ plaats onder inwoners, ook winkeliers worden ‘verplaatst’. In Nederland is in eerdere studies aangetoond in welke mate mensen in Amsterdam direct displaced zijn. Tieskens en Musterd (2013) laten zien dat dit niet zo extreem het geval is als in de Amerikaanse (Lees, 2003) of de Britse context (Davidson & Lees, 2010).

In het huidige onderzoek wordt een stap verder gegaan en wordt er gekeken naar ‘place based displacement’. Slater beschrijft dit concept als een gemis aan thuis voelen waarbij een persoon of huishouden op dezelfde plek blijft wonen, maar zich door de

veranderingen niet meer thuis voelt in de buurt (Slater, 2009). Place of plaats is dus het begrip dat centraal staat. De stelling in dit onderzoek luidt dat residentiele, commerciële

gentrification in combinatie met veranderingen in de openbare ruimte en

bevolkingssamenstelling zullen leiden tot place based displacement. Over dit fenomeen is in Nederland nog weinig geschreven. De relatie tussen gentrification en place based

displacement is niet zo eenduidig. Meerdere factoren kunnen op verschillende manieren een rol spelen. In dit onderzoek wordt er daarom ook gekeken naar de fase van gentrification. Hierbij kan worden aangenomen dat place based displacement in mindere mate voorkomt wanneer het proces van gentrification in haar beginfase zit. Naast de fase van de gentrification is in dit onderzoek ook gekeken naar de invloed van de leeftijd van de inwoners. In dit veld zijn de ervaringen van jeugd en adolescenten onderbelicht (Visser et al, 2013). Daarnaast is er alle reden om te denken dat place based displacement eerder voorkomt onder inwoners van een oudere leeftijd. Ouderen hebben immers een sterkere oriëntatie op de buurt (Van Beckhoven & Van Kempen, 2003).

De maatschappelijke relevantie van een studie naar displacement ligt in het recht dat ieder individu heeft om te wonen in de stad (Harvey, 2003) Eén ieder heeft recht op een eerlijke kans op zoiets basaal als een woonplek. Zoals Marcuse (1985) beschrijft, gaat het om de ‘livelhood of people’. Hoewel gentrification en displacement in de Nederlandse context niet zo extreem voorkomen als in de VS of UK, kan dit onderzoek bijdragen aan de bredere discussie met betrekking tot indirecte vormen van displacement. De centrale onderzoeksvraag in dit onderzoek luidt: in hoeverre is er sprake van place based displacement bij lang-

(5)

5

de fase van gentrification? Omdat het bij place based displacement gaat om de binding met de buurt ligt de focus op de inwoners die er al langere tijd wonen en de veranderingen bewust hebben meegemaakt. Zowel de fase van gentrification, als de leeftijd van de inwoners meegenomen in de analyse.

Na deze inleiding volgt hoofdstuk twee gericht op de theoretische inbedding van

gentrification, displacement en leeftijd. In hoofdstuk drie zullen de methoden en technieken die zijn gebruikt aan bod komen. Hierbij zullen ook de probleemstelling, deelvragen en hypotheses naar voren komen. Het grootste gedeelte bestaat uit empirisch materiaal. Hoofdstuk vier geeft een analyse van beleidsstukken en bestemmingsplannen omtrent

gentrification in de Indische buurt in de afgelopen 15 jaar. Daarna zullen ervaringen van place based displacement worden geanalyseerd in hoofdstuk vijf. Vervolgens zal er in hoofdstuk zes een vergelijking worden gemaakt op leeftijd en andere individuele kenmerken. In hoofdstuk zeven wordt de perceptie van de buurt en de verandering daarin beschreven. In het slotstuk zal worden gereflecteerd op de vraag of er nou daadwerkelijk sprake is van place based

displacement in de Indische buurt en zullen beperkingen en eventuele aanbevelingen worden gegeven.

(6)

6

H. 2 Theoretisch kader.

2.1 Gentrification

Alvorens goed onderzoek kan worden uitgevoerd moeten eerst de concepten die centraal staan in deze scriptie nader worden geanalyseerd. Het gaat hierbij allereerst om gentrification. Een ander concept is displacement, specifiek place based displacement. Bij displacement gaat het om het gevoel van place attachment in een buurt of op een bepaalde plek. Daarom is thuisgevoel ook een concept dat theoretisch moet worden ingebed. Alvorens er gekeken wordt naar zulke processen van displacement en thuis gevoel in een buurt, moet worden gekeken naar de drijvende factor hierachter. Gentrification is een concept waar veel over geschreven en gesproken is.

In navolging op de rehabilitatie en restauratie van de binnenstedelijke gebieden in London en New York bracht Ruth Glass in 1964 de term gentrification naar voren. De eerste vorm was erop gericht winst te behalen als gevolg van verricht arbeid aan de huizen. De term refereert aan de verandering van een arbeidersbuurt als gevolg van de instroom van de

middenklasse en zodoende resulterend in de verplaatsing van arbeidersklasse (van der Land et al, 2012). Wanneer er over de middenklasse gesproken wordt, gaat het om nieuwe, witte, professionele, technisch hoger opgeleiden met een hoger inkomen dan de bestaande oudere arbeidersklasse. Deze wordt veelal gekenmerkt door mensen van een etnische minderheid met een lager opleidingsniveau en inkomen (Marcuse, 1985). Gentrification verandert niet alleen de residentiele samenstelling, ook het aanzien, de sfeer en de reputatie van een gebied veranderen (van der Land et al, 2012). Gentrification is niet zozeer een verschijnsel op één moment in de tijd maar een proces met verschillende fases. De beginfase wordt meestal getypeerd door pioniers uit de creatieve klasse. Deze creatievelingen, zoals kunstenaars of studenten beschikken over weinig financieel kapitaal maar veel sociaal kapitaal.(Teenstra & van Gent, 2012). Douglas (2012) beschrijft een case study in Chigaco waarbij voorbij wordt gegaan aan de economische drijfveren van actoren en de focus ligt op culturele identiteit. Deze gebieden bieden een toevlucht voor de pioniers omdat ze juist nog niet in een verder stadium van gentrification zitten (Douglas, 2012). De creatievelingen zorgen voor een sfeer in de buurt die als aantrekkelijk wordt ervaren. Zodoende raken deze gebieden in trek bij mensen met een hoger inkomen waardoor de volgende fase van gentrification kan optreden (Teenstra & van Gent). Gentrification moet niet worden gezien als een fenomeen dat altijd hetzelfde pad volgt. Immers is het proces afhankelijk van haar geografie. Wanneer er over de geografie van

(7)

7

gentrification wordt gesproken moeten zowel de ruimtelijke als de tijdelijke dimensies in acht worden genomen. Immers volgt gentrification in achterstandswijken in Pakistan niet dezelfde weg als klassieke gentrification in de Londonse binnenstad ( Lees, 2012). Het gaat er hierbij om dat het proces geen vast begin of einde heeft. Dit is te zien aan de verschillende vormen die er bestaan. Naast de bovenstaande klassieke vorm, is er state led gentrification. Hierbij werken overheden en lokale actoren samen om naast de buurt ook haar minder bedeelde inwoners op te waarderen. Insteek hierbij is dat de nieuwe kapitaal en kennis krachtige

middenklassers als voorbeeld functie kunnen fungeren voor de arbeidersklasse (van der Graaf & Veldboer, 2009). Dit gaat hand in hand met managed gentrification waarbij overheden en stadsdelen een zeker mate van mix willen behouden door de aanbouw en renovatie streng te controleren. Daarnaast is er new build gentrification, waarbij voorbij wordt gegaan aan herstel en renovatie. Het gaat hier om de bouw van volledig nieuwe blokken in de bovengenoemde achterstandswijken of in wijken waar gentrification al aan de gang is (Davidson & Lees, 2005). Zodoende kan dit worden gezien als een volwassen en gemuteerde versie van

gentrification. Lees (2003) beschrijft in haar artikel over Broolyn de super gentrification die daar plaatsvind. Het gaat hier om de regeneratie van gebieden die al bewoond worden door sociaal economisch sterke inwoners. Deze opgewaardeerde buurten maken zodoende nog een golf van gentrification mee met als gevolg een nog exclusievere en duurdere woningen (Lees, 2003). In het Nederlands stedelijk beleid is het van belang selectieve emigratie van de

groeiende middenklasse tegen te gaan door deze mensen een plek te bieden in de stad. Om dit te kunnen realiseren heeft de overheid in samenwerking met de lokale stadsdelen geïnvesteerd in na- oorlogse achterstandswijken. Deze state led gentrification zorgde ervoor dat sociale huisvesting plaats maakte voor de prive en koopsectoren (van der Graaf & Veldboer, 2009). Voor dit onderzoek is het van belang te kijken naar de veranderende bevolkingssamenstelling in de Indische buurt in combinatie met ingrepen in de commerciële, residentiele en openbare ruimte. Verder wordt er vooral ingegaan op de gevolgen van het gentrification proces.

2.2 Displacement

In de wetenschappelijke wereld is er veel discussie over de gevolgen van gentrification. Een vaak gehoord kritiekpunt is dat het zorgt voor de displacement van oorspronkelijke bewoners. De meest gebruikte definitie komt van Grier & Grier (1978). Volgens hen komt displacement voor wanneer een huishouden gedwongen wordt te

(8)

8

zijn buiten de controle van het huishouden om waardoor wonen onmogelijk, gevaarlijk of onbetaalbaar wordt. Daarnaast kan er displacement plaatsvinden ook al heeft het huishouden in de voorgaande periode aan alle verplichtingen voldaan (Slater 2009). De bovenstaande beschrijving richt zich meer op de direct gevolgen van gentrification of stedelijke

vernieuwing. Het gaat immers om directe verplaatsing van een huishouden uit hun huis en zodoende kan er worden gesproken van direct space based displacement. Dit onderzoek neemt deze vorm van displacement als begin punt en gaat daaruit verder naar de indirecte vormen van displacement. ‘’Discplacement affects more than those actually displaced at any given moment. When a familiy sees the neighborhood around it changing dramatically, when friends are leaving the neighborhood, when stores they patronize are liquidating and new stores for other clientele are taking places, and when changes in public facilities, in

transportation patterns, and in support services all clearly are making the area less livable, then the pressure of displacement is already severe…”(Marcuse, 1985, p. 208).

Het gaat hier om de druk van displacement ook wel displacement pressure. Directe

verplaatsing als gevolg van veranderingen is hier niet aan de orde. Displacement is zodoende niet in de space (fysieke ruimte) maar in de place, in de betekenisgeving en beleving van de buurt. Place kan worden gezien als representatie van veiligheid, bekendheid en refererend aan thuis. (Davidson & Lees, 2010). Dit place- based displacement, richt zich heel erg op de verandering in gevoelens en het verliezen van gevoelens voor een plek, plaats of

woonomgeving. Fysieke en sociale veranderingen in een buurt kunnen er voor zorgen dat mensen zich niet meer thuis voelen op de plek waar ze zo lang hun leven hebben geleefd. De mate waarin een huishouden zich thuis voelt in een buurt hangt dus sterk samen met place based displacement. Voor dit onderzoek is het relevant om te kijken naar place attachment in de Nederlandse context. Bij place attachment gaat het om de affectieve band tussen personen en plekken.(Van der Graaf & Duyvendak, 2009 ). Van der Graaf en Duyvendak schrijven hierover in hun artikel over buurthechting in Nederlandse achterstandswijken en de invloed van stedelijke vernieuwing. …’Thuisvoelen is een vaak onuitgesproken, of in ieder geval moeilijk te verwoorden gevoel, waarvan we ons vaak pas bewust worden als we de plek – die met deze gevoelens verbonden is – verlaten , of als de plek zelf veranderd en niet meer het vertrouwde gevoel oproept. Bij herstructurering van een wijk zijn beide aan de orde: bewoners worden gedwongen te verhuizen van de plek waar ze wonen en sommigen keren terug naar een plek die niet meer hetzelfde is’… (Van der Graaf & Duyvendak, 2009 p. 261). De auteurs operationaliseren thuis voelen op twee dimensies. De hechting aan de mensen in

(9)

9

de buurt (sociaal) en de hechting aan de plekken in de buurt (fysiek). In dit opzicht staan emoties centraal. Thuis voelen in een emotie in ruste waarbij het gaat om activatie wanneer datgene waarvoor het staat wordt aangetast (Van der Graaf & Duyvendak, 2009 p. 263) Daarnaast staan fysieke plekken centraal. Deze moeten niet worden gezien als

achtergrondvariabelen maar als symbool van politieke en ideologische strijd. Zodoende krijgen plekken een betekenis en een verandering in de fysieke structuur van deze plekken kan zorgen voor aantasting van de gevoelens die mensen hebben (Van der Graaf &

Duyvendak, 2009) Gevoelens van betekenis zijn heel erg afhankelijk van de binding die mensen hebben met de woonplaats en omgeving. Er zijn verschillende vormen van bindingen te onderscheiden. van Engelsdorp Gastelaars geeft in zijn afscheidsrede een kijk op deze vormen. Hij onderscheidt economische-functionele, sociale, politieke en culturele bindingen die mensen met hun territoriale omgeving kunnen hebben (van Engelsdorp Gastelaars, 2003). Bij de eerste vorm gaat het om het functioneel ruimtegebruik, waar mensen werken en van welke voorzieningen ze gebruik maken. Bij sociale bindingen gaat het om de vorm, de hechtheid van relaties en de frequentie van gebruik van het sociale netwerk. Wanneer men actief betrokken is bij de wijk in de vorm van lidmaatschap van een buurtvereniging en zich moreel verantwoordelijk voelt voor de buurt is er sprake van een politieke binding. De belangrijkste vorm voor dit onderzoek is de culturele binding. Hierbij gaat het om de

identificatie met en de beleving van de buurt. Daarnaast blijkt hieruit de waarde die bewoners aan de fysieke structuur van hun buurt hechten (Lupi, 2008). Wanneer er een negatieve verandering is in deze bindingsvormen, vooral in de culturele binding, kan er place based displacement voorkomen.

2.3 Buurtervaring.

Wat is een buurt? Officieel is een buurt een territorium waarin mensen wonen met over het algemeen dezelfde demografische, economische en sociale karakteristieken. Deze

eigenschappen liggen niet perse aan de basis van sociale interactie (Knox& Pich 2010). Aan de andere kant wordt een buurt gedefinieerd door de bewoners ‘’ each neighbourhood is what its inhabitants think it is. This means that definitions and classifications of nieghbourhoods and communities must depend on the geographical scales of reference used by people’’ (Knox & Pinch, p193). Een tussenweg wordt gevonden door Galster die de buurt definieert als een ruimtelijke bundel van attributen die geassocieerd worden met woonclusters, soms aangevuld met ander gebruik van ruimte (Galster, 2001). Hij ervaart de buurt als een sociaal construct

(10)

10

met zowel fysieke als symbolische functies. Dit is in lijn met Jenks en Dempsey die een buurt definiëren als een fysiek construct, waar het gebied wordt beschreven waar de mensen wonen, maar ook als een sociale constructie waarbij de community en de mensen die er wonen

worden beschreven (Jenks & Dempsey, 2007). Wat zijn de grenzen van de buurt? Waar de officiële grenzen worden bepaald door gemeentelijke instellingen worden deze in praktijk veelal bepaald door ervaringen van bewoners en morfologie van de stad.’’ that physical and imaginary or symbolic elements (such as highways, rail lines, rivers, squares, corners and monuments) fragment space and allow individuals to identify spatial units’’ (Alves Furtado, 2011 p. 2829). Grote wegen, spoorlijnen, of kanalen kunnen zodoende bepalend zijn bij de ervaring van de buurt. De definitie die in dit onderzoek wordt gebruikt is in eerste instantie simpelweg de buurt aangegeven door officiële instellingen. Het is daarom ook interessant om te kijken in hoeverre de respondenten de buurt ervaren, welke theoretische verklaringen hiervoor kunnen worden gevonden en of de ervaring van de buurt is verandert als gevolg van gentrification. In het laatste geval kan er place based displacement optreden.

2.4 Leeftijd

Onderzoek naar buurten die in een proces van stedelijke herstructurering zitten laat zien dat de traditionele bewoners van deze gebieden niet veel contacten hebben met nieuwe inwoners. Zowel huiseigenaren en huurders, als autochtonen en etnische minderheden leven parallel aan elkaar. Eén van de beperkingen van dit soort onderzoek is dat dit gericht is op de ervaringen van volwassenen. Jeugd en adolescenten zijn in dit veld onderbelicht (Visser et al, 2013). De voornaamste reden waarom in dit onderzoek naar de verschillen in displacement wordt gekeken komt hieruit voort. Bij het zoeken naar literatuur over ervaringen van displacement onder adolescenten is gebleken dat dit inderdaad een beperkt onderzocht fenomeen is. Veel onderzoek is gericht op de invloed van buurteigenschappen op

adolescenten. Visser (2013) beschrijft het effect van de buurt op educatie, gedrag, seksualiteit en emotionele problemen. De aanname hierbij is dat achterstandswijken gekarakteriseerd worden door negatieve rolmodellen, gebrek aan netwerken voor sociaal kapitaal, gebrek aan sociale controle en een slechte reputatie. Deze ontwikkelingen hebben een negatieve invloed op het sociale leven van adolescenten (Visser et al, 2013). Hieruit kan worden

beargumenteerd dat een verandering in de bevolkingssamenstelling als gevolg van stedelijke vernieuwing een positieve invloed heeft op de bovengenoemde sociale problematiek. Het onderzoeken van displacement is ook beperkt op een andere manier. Zowel Visser (2013) als

(11)

11

Clampet – Lundquist (2007) beschrijven de displacement onder jongeren die daadwerkelijk zelf direct displaced zijn. Na verder zoeken is er weinig werk over place based displacement onder jongeren en adolescenten die nog in de buurt wonen. Aan de hand van interviews laat Clampet –Lundquist zien dat er een verlies is van ‘intergenerational ties’ van adolescenten die displaced zijn naar nieuwe buurten. Hierbij kan ik me voorstellen dat dit ook kan gelden voor jongeren of adolescenten die blijven wonen in een buurt die wordt vernieuwd en als gevolg hun leeftijdsgenoten of vrienden zien vertrekken. In hoeverre dit overeenkomt met de realiteit is dus een onderbelicht gebied en interessant in dit onderzoek. In een beleidsdocument van NICIS kenniscentrum beschrijft Martijn Koster waarom veronderstelde positieve effecten van gemengde wijken niet opgaan voor jongeren en adolescenten. Het gaat hierbij vooral om jongeren die ‘born and bred’ zijn in bepaalde achterstandswijken. Dit heeft te maken met de beleving van de wijk. De case van de wijk Overvecht in Utrecht laat zien hoe groot de sociale dimensie van de wijk is. Jongeren vinden de wijk rustig en gezellig en zijn er aan gewend. Dit komt door de sociale contacten in de wijk. Familie en vrienden wonen er en iedereen kent elkaar. Koster (2011) laat zien dat jongeren uit sociale huurwoningen, die vooral familie en vrienden hebben in andere sociale huurwoningen, de delen van de buurt met koopwoningen niet als hun domein beschouwen en hebben niet of nauwelijks contact met jongeren uit de ‘betere’ delen van de gemengde wijk.

Aan de ander kant beschrijven van Beckhoven en van Kempen een situatie die meer in lijn is met mijn eigen gedachtes. Binding met de buurt hangt sterk samen met oriëntatie tegenover de buurt. Men kan immers sterk georiënteerd zijn op netwerken en faciliteiten buiten de buurt. Dit kan van invloed zijn op de binding. Leeftijd is van belang bij oriëntatie op de buurt. Tieners en mensen tussen de 20 en 40 hebben als gevolg van de bovengenoemde redenen minder oriëntatie op de buurt. Ouderen daarentegen kunnen dit meer hebben. Wanneer mensen ouder worden en last kunnen krijgen van een fysieke handicap, speelt de buurt een grotere rol. Orientatie op de buurt is dus gedeeltelijk en selectief…’people are only oriented towards their neighbourhood in certain life pahses and for a few social contacts and activities’… (van Beckhoven & van Kempen, 2003, p 857).

Buffel et al (2014) noemen verschillende redenen waarom de binding met de buurt van ouderen sterker is dan van jongere bewoners. Allereerst wonen deze mensen vaker langer op dezelfde plek waardoor er ‘cumulative memories’ voorkomen. Daarnaast spenderen deze mensen langere tijd thuis en in de buurt na hun pensioen. Hun patronen van ruimtelijk gebruik veranderen hierdoor. Ten derde wordt er meer teruggegrepen op buurtrelaties bij

(12)

12

verschillende vormen van hulp. Hierbij gaat het om simpele zaken zoals hulp met boodschappen. Tot slot kan de binding met een plek bijdragen aan het behouden van een identiteit en onafhankelijkheid op oude leeftijd (Buffel et al, 2014) In eerder werk over

inclusion en exclusion beschrijven Buffel et al (2013) de exclusion van ouderen in buurten die in het proces van stedelijke verandering zitten. Een veranderde bevolkingssamenstelling heeft minder contact met ouderen als gevolg. In mijn ogen zijn ouderen dus sterker gebonden aan de buurt om de bovengenoemde redenen. Omdat ze sterker gebonden zijn kan er ook eerder place based displacement optreden. Ouderen zijn minder mobiel en zitten vaker en langer thuis en in de buurt. Wanneer de sfeer hierin verandert kan place based displacement plaatsvinden.

Gentrification kan de veroorzaker van displacement worden genoemd. In hoeverre er, als gevolg van die stedelijke vernieuwing, een ander soort sfeer in de buurt heerst kan

resulteren in place based displacement. Hierbij is niet alleen sfeer bepalend. Het gaat om het gebruik van voorzieningen maar vooral om de sociale contacten. Om te kunnen kijken in hoeverre dit is verandert moet er impliciet worden gevraagd hoe de situatie in het verleden was en wat de oorzaak is van de verandering, als die er al is. In dit onderzoek wordt gekeken naar leeftijd omdat uit de literatuur naar voren komt dat ervaringen van place based

displacement en binding met de buurt hiervan afhankelijk kan zijn. Daarnaast is een

vergelijking op leeftijd onderbelicht in de literatuur. De focus in dit onderzoek zal dus zijn op de ervaringen van place based displacement onder inwoners als gevolg van gentrification. Leeftijd zorgt in dit geval voor de vergelijkende dimensie. Afgaande op de literatuur kan er dus worden afgevraagd in welke mate en vorm gentrification voorkomt, hoe place based displacement tot uiting komt en welke rol de leeftijd daarbij speelt. Hieruit zijn een

(13)

13 H. 3 Methodologie.

3.1 Probleemstelling, hypothesen.

Een idee, concept of onderzoek ontstaat niet uit het niets. Om de relaties tussen gentrification, place based displacement en de verschillen daarin per leeftijdsgroep te kunnen onderzoeken, moeten er duidelijke onderzoeksvragen worden geformuleerd. In aanvulling op een centrale hoofd onderzoeksvraag zijn er deelvragen uiteengezet. Deze deelvragen dienen als handvatten bij het beantwoorden van de bredere algemene onderzoeksvraag. De probleemstelling/

onderzoeksvraag die centraal staat omvat zowel de concepten uit het theoretisch kader, als het onderzoeksgebied.

Probleemstelling.

De hoofdvraag die centraal staat is: In hoeverre is er sprake van place based displacement bij lang- bewoners in de Indische buurt en hoe hangt dit samen met de leeftijd van de

betrokkenen en de fase van gentrification?

Met behulp van deelvragen zal getracht worden hier een antwoord op te vinden. Deze deelvragen zijn ook de hoofdstukken in dit onderzoek:

H.4 In welke mate is er sprake van gentrification in de Indische buurt? H.5 In welke mate komt er place based displacement voor in de Indische buurt? H.6 Welke rol speelt leeftijd bij de ervaring van place based displacement?

H.7 Wat ervaren de inwoners als hun buurt en is dat in de loop der tijd veranderd?

Hypothesen.

Men doet nooit onderzoek zonder bestaande ideeën en gedachtes over de causale relaties. Afgaande op de onderzoeksvragen kunnen er daarom hypothesen worden opgesteld. - In de Indische buurt is er sprake van commerciële en residentiele gentrification. - Zowel commerciële als residentiele gentrification hebben place based displacement als gevolg.

- Jongere inwoners (18 -25) ervaren place based displacement in mindere mate dan inwoners van een hogere leeftijd (65+).

(14)

14 3.2 Conceptueel schema, operationalisering

Wanneer er naar de hoofdvraag in dit onderzoek wordt gekeken, kunnen de onderstaande causale verbanden worden gelegd.

In het bovenstaande schema is place based displacement onder inwoners van de Indische buurt de afhankelijke variabele. De waarnemingseenheden zijn de inwoners van de Indische buurt. Dit kan worden gezien als de onderzoekspopulatie. Daarnaast zal de context waarin dit alles plaatsvindt worden gegeven, het gaat hierbij om de officiële gemeentelijke grenzen van de Indische buurt als onderzoeksgebied. De bovengenoemde afhankelijke variabele wordt verklaard door een aantal onafhankelijke variabelen. Place based displacement onder

inwoners van de Indische buurt variabele ondervindt invloed van de onafhankelijke variabele residentiele gentrification, commerciële gentrification, upgrading in de openbare ruimte en leeftijd. Beleid, beleidsprocessen, besluit vorming vormt in dit geheel een context variabele. Beleidsvormen beïnvloeden immers de drie vormen van gentrification, zorgt voor

veranderingen in de openbare ruimte en ligt in eerste instantie ten grondslag aan displacement. Om de bovenstaande concepten te onderzoeken moeten deze empirisch meetbaar worden gemaakt. In het volgende gedeelte is de operationalisering van place based displacement en gentrification gedaan. Openbare ruimte wordt hierbij onder de derde vorm

Place based displacement onder inwoners van de Indische buurt

Individueel kenmerk: leeftijd

Upgrading openbare ruimte in de Indische buurt

Commerciële gentrification in de Indische buurt

Residentiele gentrification in de Indische buurt

(15)

15

van gentrification geschaard. Leeftijd is in dit geval een nominale variabele die makkelijk meetbaar is.

Operationalisering.

Place based displacement is een concept dat moeilijk tastbaar te maken is. In de literatuur is er geen duidelijke operationalisering gegeven. Na grondig zoekwerk is gekozen de

operationalisering te doen aan de hand van interpretatie van sociologische literatuur m.b.t. hechtingen en bindingen. Daarom is in de volgende operationalisering hulp ontleend aan werk van sociologen van de Graaf en Duyvendak (2009). In hun artikel: buurthechting in

Nederlandse achterstandswijken verdelen zij buurthechting een fysieke en sociale dimensie. Daarnaast is gebruik gemaakt van werk van Davidson en Lees (2010) die place based displacement beschrijven in London. Zij gebruiken geen tastbare indicatoren, maar spelen in op de thuisgevoelens en binding die mensen met hun buurt hebben en verliezen als gevolg van gentrification. Met behulp van dit werk is het de onderstaande operationalisering gemaakt met indicatoren die uiteindelijk resulteren in vraagstelling. Daarnaast is het concept gentrification geoperationaliseerd. In tegenstelling tot place based displacement is dit concept meer tastbaar waardoor indicatoren meer kwantitatief zijn. Leeftijd is geoperationaliseerd in twee groepen zoals te zien is in tabel 1. Tot slot is buurt geoperationaliseerd in de officiële grenzen van de Gemeente Amsterdam en als de perceptie van de respondenten.

Tabel 1: operationalisering

Concept Dimensies Operationalisering Place based

displacement

Fysieke hechting  Verhuisplannen

 Gebruik voorzieningen/winkels

 Waardeoordeel voorzieningen/ winkels

Sociale hechting  Betrokkenheid buurt  Sociaal netwerk:

1: buren

2: buurtbewoners 3: vrienden 4: familie

(16)

16 Gentrification Residentiele gentrification Commerciële gentrification Openbare ruimte

verandering sociale huur naar koop of vrije sector sinds 2000 in Indische buurt

renovatie/sloop/nieuwbouw sinds 2000 in de Indische buurt

middelclassifisering sinds 2000 in de Indische buurt

verandering winkelaanbod/ cafés, restaurants & overig sinds 2000 in de Indische buurt

 verandering openbare bankjes,

groenvoorziening, pleintjes, informele ontmoetingsplekken, parkjes, straatbeeld sinds 2000 in de Indische buurt

 verandering afvalverwerking en onderhoud sinds 2000 in de Indische buurt.

Individuele kenmerken

Leeftijd  lang inwoners in de leeftijdscategorie 18-25  lang inwoners in de leeftijdscategorie 65+

Buurt Indische buurt  gemeentelijke afbakening  perceptie van de respondenten

3.3 Methoden, research tools Type onderzoek.

Als er naar de probleemstelling wordt gekeken dan heeft deze elementen van een explorerend en verklarend onderzoek. In hoeverre is er sprake van, duidt op een verkenning naar de situatie. In aanvulling hierop wordt er gekeken hoe dit samenhangt met gentrification waarbij verklarend onderzoek relevant is. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van mixed methods. Om de context waarin dit onderzoek plaatsvindt te kunnen geven zal eerst een uitgebreid statistisch overzicht worden gegeven van de Indische buurt met behulp van cijfers van Onderzoek en Statistiek Amsterdam en met cijfers uit de gebiedsanalyse van stadsdeel Oost (Gebiedsanalyse Indische buurt, 2014).

(17)

17 Methoden.

Om dit onderzoek zo helder mogelijk te doen is het noodzaak om de methoden per deelvraag weer te geven. Allereerst: In welke mate is er sprake van gentrification in de Indische buurt. Deze sub vraag is beantwoord met behulp van een analyse van beleidsdocumenten die de veranderingen in het commerciële/residentiele en de openbare ruimte weergeven en cijfers van Onderzoek en Statistiek Amsterdam. Deze cijfers zijn gedeeltelijk direct van de O+S site gehaald, maar grotendeels zelf samengesteld. Het gaat hierbij vooral om de cijfers uit 2000. Uit verschillende documenten en datasets, toegestuurd door O+S Amsterdam, heb ik de cijfers volledig kunnen maken. Rapporten van woningbouwcorporaties, de Gemeente Amsterdam en stadsdeel Oost zijn uitvoerig geanalyseerd. Omdat ik zelf al heel mijn leven inwoner ben, helpen mijn eigen ervaringen hierbij. Daarnaast is er meer data gevonden met behulp van interviews met sleutelinformanten zoals beleidsmakers, gemeentelijke ambtenaren, winkeliers en buurtmanagers. In aanvulling hierop is gebruik gemaakt van data van O+S Amsterdam en data in factsheets van stadsdeel Oost (Gebiedsanalyse Indische buurt, 2014). Op voorhand was het de bedoeling foto’s bij te voegen die de oude en nieuwe situatie in de buurt lieten. Vanwege een gebrek aan foto’s van de situatie 15 jaar geleden is dit achterwege gelaten. Om de gentrification mooi te weergeven is er een kaart gemaakt met GIS waarin de verschillende vormen te onderscheiden zijn.

Om antwoord te kunnen geven op de twee sub vraag: In welke mate komt er place based displacement voor in de Indische buurt? moet er überhaupt worden nagegaan in welke mate en in welke vorm er displacement voorkomt in de Indische buurt. Het grootste gedeelte van het empirisch materiaal is gehaald uit interviews. In totaal zijn er twintig diepte interviews gehouden met bewoners van de Indische buurt. Deze interviews zijn afgenomen met behulp van een itemlijst (zie bijlagen). De interviews zijn niet strak gestructureerd, maar alle punten op de itemlijst zijn aan bod gekomen. Het gaat hierbij om speerpunten zoals: betrokkenheid, 4 verschillende soorten sociale netwerken : buren, buurtbewoners, vrienden en familie. Maar ook om identificatie met de populatie het gebruik van commerciële ruimte, gebruik of juist niet gebruik van faciliteiten, waardeoordeel van de buurt en de redenen waarom dit zo is. Om te kunnen meten of er daadwerkelijk displacement plaatsvind, is er vooral naar de verandering in de in de laatste 15 jaar gevraagd. Deze speerpunten zijn beschreven in de itemlijst met bijbehorende vraagstelling voor de interviews.

In hoeverre zijn er vrienden of familieleden vertrokken uit de buurt en waar is dit het gevolg van? In hoeverre is het gebruik van winkels of faciliteiten veranderd en wat is hier de

(18)

18

oorzaak van? In aanvulling op de interviews en de visualisering met GIS zijn er observaties gedaan. Het gaat hierbij om plekken in de openbare ruimte, cafés en de openbare bibliotheek op het Javaplein. Daarnaast is er geobserveerd in het Badhuisrestaurant en winkels in de Javastraat. Om de observaties zo betrouwbaar mogelijk te houden zijn deze op verschillende tijdstippen en verschillende dagen gehouden. Ook is er in het weekend geobserveerd. Een schema van de observaties is terug te vinden in de bijlagen. Het doel was om te kijken wat er opviel op de verschillende plekken. Hierbij gaat het vooral om de leeftijd. Dit is natuurlijk niet nauwkeurig te zien, maar wel is in te schatten of de persoon van jongere (18-25) of oudere (65+) leeftijd is. Daarnaast is er tijdens de observaties gekeken waar de openbare ruimtes voor worden gebruikt. Zitten mensen langere tijd in de openbare ruimte of wordt deze alleen gebruikt om als meeting point om van daaruit verder te gaan. De kritiek op observaties is meestal dat deze subjectief zijn en teveel ruimte laten voor eigen interpretatie. Toch denk ik dat ze nuttig kunnen zijn omdat het observaties zijn onder inwoners die kunnen bijdragen aan de beslissing om ergens boodschappen te doen, te gaan eten of drinken. Wanneer een plein vol zit met jongeren kan dit voor een oudere bewoner reden zijn het plein te ontwijken.

De derde sub vraag die beantwoord moet worden is: Welke rol speelt leeftijd bij de ervaring van place based displacement?

In het theoretisch kader is naar voren gekomen dat leeftijd van belang kan zijn bij de ervaringen van binding of attachment met een buurt. Dit verschil is vooral merkbaar tussen ouderen en jongeren. Om deze vraag te beantwoorden zijn de twintig interviews opgesplitst in tweeën. Er zijn 8 mensen in de leeftijdscategorie 65+ gevonden en 12 in de leeftijdscategorie 18-25. Aan de hand van een analyse van de response wordt getoond in hoeverre de leeftijd van invloed is. Hieruit zal ook naar voren komen welke andere individuele kenmerken van invloed zijn. Het gaat hier bijvoorbeeld om: etniciteit, woon duur, huishoudsituatie of sekse. Hierbij is het dus niet de bedoeling dat er gekeken wordt naar de displacement ervaringen van een bepaalde etnische groep. De bedoeling is dat de respondenten wat hebben meegekregen van de gentrification. In de hoofdvraag staat logischerwijs ook ‘lang bewoners’. Het gaat hierbij om inwoners die de oude situatie bewust hebben meegemaakt of zich bewust zijn geweest van veranderingen in de afgelopen jaren. De gentrification komt voort uit

samenwerkingsplannen tussen de Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Oost en de alliantie die vanaf 2000 gestart zijn (Gebiedsanalyse Indische buurt april 2014). Wanneer het over ‘lang bewoners’ gaat, gaat het dus over mensen die minimaal 15 jaar woonachtig zijn in de buurt.

(19)

19

De buurt is een vaag begrip. Wat ervaren de inwoners als hun buurt? Deze vraag zal

beantwoord worden met behulp van een mental map van de inwoners. Aan de respondenten is gevraagd hun buurt aan te geven op de kaart en vervolgens is dit te zien in kaart 2. Deze definiëring van de bewoners wordt niet gebruikt als onderzoeksgebied maar kan wel interessante bevindingen opleveren. Om de respondenten te vinden zal gebruik gemaakt worden van de grenzen die de Gemeente Amsterdam heeft aangegeven. Het onderzoek maakt dus gebruik van interviews, visualisering m.b.v. GIS, observaties en mental mapping en maakt zodoende gebruik van mixed methods. Bij place based displacement is het de beleving van plaats die onder druk komt te staan. Het is daarom ook interessant om te zien in hoeverre de beleving van plaats is veranderd. Ervaren mensen stukken van de buurt nu niet meer als hun buurt juist als gevolg van stedelijke vernieuwing?

Research Tools.

Omdat dit onderzoek grotendeels kwalitatief van aard is, is er geen gebruik gemaakt van research tools zoals SPSS of STATA. De interviews zijn geanalyseerd aan de hand van de itemlijst die voortkomt uit de operationalisering. De speerpunten die hierin staat zullen bijdragen aan de antwoorden op de deelvragen en zodoende de hoofdvraag. Omdat de interviews niet vast gestructureerd zijn, is er geen gebruik gemaakt van een vaste vragenlijst of questionnaire. De antwoorden die in de diepte interviews naar voren zijn gekomen , zijn geanalyseerd met behulp van Atlas ti. De interviews zijn in Atlas ti gecodeerd aan de hand van de vragenlijst. Hierbij is er per code een overzicht gemaakt van alle belangrijke

uitspraken van de respondenten. Deze quotes zijn verder gebruikt om antwoord te geven op de tweede en derde deelvraag. Het gebruik van Atlas ti komt de betrouwbaarheid in dit

onderzoek ten goede. Om de context van de Indische buurt en de perceptie van de bewoners te weergeven is gebruik gemaakt van ArcGis als researchtool.

(20)

20 3.4 Respondenten/onderzoekspopulatie.

In dit onderzoek is gezocht naar respondenten in de leeftijdscategorie 18-25 en 65+ die minimaal 15 jaar woonachtig zijn in de Indische buurt. Vanwege mijn eigen netwerk in de Indische buurt waren er al snel respondenten gevonden in de leeftijdscategorie 18-25. Via snowball sampling zijn er uiteindelijk 12 respondenten in deze leeftijdscategorie gevonden. Het vinden van respondenten in de 65+ categorie verliep in eerste instantie uiterst moeizaam. Mijn persoonlijke netwerk was niet toereikend genoeg om personen in deze leeftijdscategorie te vinden. In Amsterdam heeft de Indische buurt de meeste buurtinitiatieven per buurt. Via de buurtbalie zijn alle contactgegevens van werkzame organisaties in de Indische buurt te

vinden. Wekenlang heb ik getracht contact op te nemen met de verschillende organisaties. Veelal werd er niet gereageerd op telefoontjes en mails. Uiteindelijk zijn er via een paar organisaties en doorverwijzingen acht respondenten gevonden in de leeftijdscategorie 65+. Hieronder volgen twee tabellen met individuele kenmerken van de respondenten. Voor het leesgemak worden namen gegeven aan de respondenten. Dit zijn aliassen om de identiteit van de respondenten te beschermen. In de tabel zijn de variabelen genummerd. Hieronder is te zien waar deze voor staan: 1 = leeftijd, 2 = geslacht, 3 = etniciteit 4 = opleidingsniveau, 5 = huur/koop, 6 = aantal mensen in huishouden 7 = beroep, *voormalig beroep, 8 = woon duur in de buurt

Tabel 2: respondenten in de leeftijdscategorie 18-25

Naam 1 2 3 4 5 6 7 8

Abdels 25 M Marokkaans/

Nederlands

mbo huur 5 administratie 25

Gino 24 M Nederlandse mbo huur 2 verkoper Praxis 24

Enes 20 M Turks/ Nederlands wo koop 3 student 20 Omar 24 M Marokkaans/ Nederlands wo huur 1 student 24 Monique 24 V Hindoestaans / Nederlands wo huur 3 student 24 Faisal 23 M Marokkaans/ Nederlands

mbo huur 4 hotelbediende 23

Tarik 22 M Marokkaans/

Nederlands

hbo huur 1 2

(21)

21

Khalid 18 M Marokkaans/

Nederlands

mbo huur 6 student 18

Justin 23 M Surinaams/ Nederlands

hbo huur 3 student 23

Bastiaan 21 M Duits/ Nederlands

hbo huur 3 student 21

Rias 25 M Hindoestaans

/Nederlands

mbo huur 3 verkoper schoenenzaak

25

Souffian 24 M Marokkaans /Nederlands

hbo huur 1 student 24

Tabel 3: respondenten in de leeftijdscategorie 65+

Naam 1 2 3 4 5 6 7* 8

Maria 67 V Nederlandse hbo huur 2 zorg 30

Abdel 68 M Marokkaans/

Nederlands

hbo huur 2 onderwijs 30

Karel 83 M Nederlandse mbo huur 1 Telegraaf 40

Silvia 70 V Hindoestaans/ Nederlands

hbo huur 2 sociaal werkster

39

Greg 67 M Surinaams/

Nederlands

mbo huur 2 conciërge 27

Pieta 81 V Nederlandse hbo huur 1 zorg 16

Coby 79 V Nederlandse mbo huur 1 administratie 33

Niels 67 M Nederlandse mbo huur 2 bloemist 67

In de jongeren tabel valt op dat er voornamelijk jongeren van allochtone achtergrond zijn ondervraagd. Dit lijkt in eerste instantie op een bias, maar als er wordt nagegaan dat de Indische buurt 15 jaar geleden vooral een allochtone bevolking heeft gehuisvest, is de groep representatief voor de grotere populatie. Daarnaast valt op dat er maar 1 vrouw bereid was mee te helpen. In de ouderen groep is de etnische diversiteit groter en is er een mooie splitsing naar geslacht. In tegenstelling tot de jongeren groep zijn de vrouwen hier meer bereid hulp te bieden en makkelijker te benaderen.

(22)

22 3.5 onderzoeksgebied

Een wandeling door de Indische buurt is nooit saai. De hippe Javastraat met haar toffe

winkeltjes en jonge snelle autochtone studenten, staat in contrast tot de achterstraatjes waarin jeleba’s het straatbeeld vullen. Een buurt waarin stedelijke vernieuwing de orde van de dag is de afgelopen 15 jaar en moet zorgen voor cohesie tussen haar multiculturele bewoners. Natuurlijk schuilt er meer achter dit alles en is het straatbeeld niet zo zwart wit.

De Indische buurt bestaat uit de Ambonpleinbuurt, de Makassarpleinbuurt, de Sumatraplantsoenbuurt en de Timorpleinbuurt en grenst aan het groen van het Flevopark in Amsterdam Oost. Naast de ligging aan groenvoorzieningen heeft de buurt een gunstige ligging tegenover het centrum van Amsterdam. De bebouwing is een mengelsmoes vooroorlogse bouw, stadsvernieuwingsbouw uit de jaren 80 van de vorige eeuw en

(ver)nieuwbouw van begin 21ste eeuw (Gebiedsanalyse Indische buurt 2014). Zoals gezegd is de Indische buurt een buurt in opkomst. Veel demografische cijfers liggen daardoor nog onder het Amsterdams gemiddelde. Het percentage niet westerse allochtonen ligt met 51,1 % veel hoger dan de 34.8% van Amsterdam. Daarnaast is het aandeel van de sociale huursector met 65% aanzienlijk tegenover 45.6% in Amsterdam. Ook de werkeloosheid ligt boven het gemiddelde en het gemiddeld besteedbaar huishoudinkomen lager. Het percentage laag opgeleiden ligt aanzienlijk lager 34,5 % tegenover 13% in Amsterdam. Wanneer er zo naar deze cijfers wordt gekeken lijkt de Indische buurt een achterstandswijk. Wellicht is de buurt ook een achterstandswijk maar tijdens de wandeling wordt toch de indruk gewekt dat het een aangename buurt is. De gezellige drukte van de Java en Molukkenstraat, de mengelmoes van vooroorlogse en stijlvolle nieuwbouw en renovatie en misschien wel het meest onontdekte groene stuk van Amsterdam, het Flevopark, maken de buurt zoals Anderiesen, Reijendorp en Bartlema (1990) beschreven, een ‘geniale wijk’.

(23)

23

H.4 Gentrification in de Indische buurt sinds 2000

Gentrification kan ten grondslag liggen aan displacement en is in dit onderzoek één van de onafhankelijke variabelen. Maar in hoeverre vindt dit plaats in de Indische buurt? Om dit te onderzoeken wordt in het volgende gedeelte een overzicht gegeven van processen van stedelijke vernieuwing binnen deze buurt.

Alvorens dit wordt gedaan volgt een beschrijving van cijfers omtrent de bevolking, wonen en de sociaaleconomische positie. Hierbij worden cijfers van 2000 en 2015 naast elkaar gelegd. Daarna volgt een overzicht van projecten van de drie woningbouwcorporaties die werkzaam zijn in de Indische buurt: stichting de Alliantie Amsterdam, woningcorporatie Ymere en woningstichting Eigen Haard. In dit gedeelte wort de residentiele gentrification beschreven. De informatie is afkomstig van rapporten van Stadsdeel Oost (voorheen Stadsdeel Zeeburg) en is aangevuld met rapporten van woningbouwcorporatie de Alliantie. Deze data worden bekrachtigd door een gesprek met Hillechien Meier, de

gebiedsontwikkelaar in de Indische buurt van de woningbouwcorporatie de Alliantie. Vervolgens komt de commerciële gentrification aan bod, waarbij wordt ingegaan op onder andere de aanpak van de winkelstraten. Deze veranderingen zijn gevonden in documenten van het stadsdeel en dit is aangevuld met gesprekken met de accountmanager buurteconomie van de Indische buurt, Linda Schot, en enkele ondernemers. Ten derde is getracht gentrification in de Indische buurt te vatten door de veranderingen van de openbare ruimte in deze buurt te meten. Naast gedetailleerde beschrijvingen wordt er met behulp van kaart 1 (zie bijlagen) aangetoond waar residentiele, commerciële gentrification en verscheidene ingrepen in de openbare ruimte hebben plaatsgevonden. Met behulp van een beschrijving van de indicatoren van deze drie vormen van gentrification kan er antwoord gegeven worden op de vraag in hoeverre er sprake in de Indische buurt sprake is van gentrification. Hierbij wordt

teruggekoppeld naar de theoretische inbedding van gentrification, waarbij kan worden afgevraagd wanneer er precies sprake is van gentrification en hoe dit samenhangt met een veranderende bevolkingssamenstelling.

(24)

24 4.1 Veranderingen sinds het millennium. Tabel 4: demografische cijfers Indische buurt

Indische buurt 2000 2014 Amsterdam 2014

Bevolking aantal inwoners 23.479 22.776 811.185 bevolkingsdichtheid per km² - 18.972 4923 % 0-3 5.8 5 5 % 4-12 10.1 8.7 8.8 % 13-17 5.1 4.3 4.3 % 18-24 11.4 10.6 10.4 % 25-49 47.3 46.4 42.4 % 50-64 11.6 15.8 17.4 % 65+ 8.4 9.2 11.7

% niet westerse allochtoon 57 51.1 34.8

% westerse allochtoon 9.8 13.3 15.9

% autochtoon 33.2 35.6 49.3

% 1e generatie allochtoon - 37.9 28.5

% 2e generatie allochtoon - 26.5 22.2

aantal huishoudens 11.281 12.296 436938

% stel met kinderen 12.5 16.3 16.3

% eenoudergezinnen 9.4 8.7 9 % alleenwonenden 47.9 54.8 53.3 Wonen woningvoorraad 11.308 11.431 398.565 % corporatieverhuur 78 65 45.6 % particuliere huur 17.2 13.5 25.9 % koopwoningen 4.8 21.5 28.5

gemiddelde WOZ waarde 95.000 196.750 243.970

gemiddelde WOZ waarde /m2 1.96* 2.8 2.888

% grote woningen (>80m2) 13.4 23.4 35

gemiddelde woonbezetting 2.08 1.99 2.04

Sociaal- economische positie

potentiele beroepsbevolking (15-64) 10.060 17.173 588.991

geregistreerde werkloosheid % 18.1 13.1 11.8

% 15-64 jarigen met bijstand 11.9 8.7 6.4

gemiddeld inkomen per persoon fl. 20.100 18.450 15.600 gem. inkomen pp met heel jaar inkomen - 25.750 21.400 gemiddeld besteedbaar hh inkomen fl. 38.150 25.450 30.800 % huishoudens laag opgeleid en

inkomen - 21 15 % minimahuishoudens - 26 20 % laag opgeleid 47.5 34.5 13 % midden opgeleid 30.5 31.5 31 % hoog opgeleid 22 34 56 Leefbaarheid/veiligheid

rapportcijfer voor de eigen buurt 6.5 7 7.4

% voelt zich wel eens onveilig in buurt 36 35.5 30

Bron: Onderzoek en Statistiek Amsterdam *cijfers stadsdeel Oost Watergraafsmeer

(25)

25

Wanneer er naar tabel 3 wordt gekeken vallen er een aantal zaken op. Allereerst de

leeftijdsverdeling: er is een duidelijke stijging te zien van personen in de leeftijdscategorie 50-64. Opvallend zijn de afnames van personen in de leeftijdscategorieën 0-24 en 25-49. In een buurt waar gentrification aan de gang zou zijn, is de verwachting dat het aandeel van deze groepen zou stijgen. Het is echter te kort door de bocht om hieraan direct conclusies te

hangen. Daarentegen is er wel een flinke stijging te zien in het percentage alleenwonenden. Dit zou kunnen duiden op een toename van jonge starters op de woningmarkt. Verder is het erg opvallend op dat er een verschuiving te zien is van etniciteit. Waar het percentage niet-westerse allochtoon in 2000 nog 57 procent bedroeg, is dit vijftien jaar later bijna zes procent gedaald. De daling hiervan wordt logischerwijs gevolgd door een toename in het aandeel van westerse allochtonen en autochtonen. Gentrification wordt meestal gekenmerkt door een toename van de autochtone bevolking ten koste van de allochtonen. In de eerste definitie van Ruth Glass (1964) wordt de term ‘homebuyers’ genoemd. Wanneer er naar de tabel wordt gekeken is te zien dat er een enorme shift heeft plaatsgevonden van de woningverdeling. In 2000 bedroeg het aandeel koopwoningen een magere 4,8 procent. Dit is binnen vijftien jaar gestegen naar 21,5 procent. Verder is het aandeel sociale huurwoningen met dertien procent gezakt naar 65 procent, want in vergelijking met het Amsterdams gemiddelde nog steeds hoog is. Een magere stijging in de woningvoorraad toont aan dat dit niet het gevolg is van

nieuwbouw, maar van renovatie. Ook de gemiddelde WOZ waarde van de woningen is enorm gestegen in de afgelopen vijftien jaar. Verder is te zien dat de buurt op sociaaleconomisch vlak in de lift zit. Een toename van in de beroepsbevolking hangt samen met een afname in de leeftijdscategorieën 4-17 en 65+. Hierbij is het vooral opvallend dat de geregistreerde

werkloosheid flink is afgenomen. Verder is het gemiddeld inkomen aanzienlijk gestegen en uitgekomen boven het Amsterdams gemiddelde. Een veel genoemd gevolg van gentrification is de stijging van het opleidingsniveau (Marcuse, 1985). Wanneer er wordt gekeken naar het opleidingsniveau is te zien dat het percentage hoogopgeleiden aanzienlijk is gestegen, namelijk van 22 naar 34 procent. Daarnaast is het aandeel laagopgeleiden flink gezakt: van 47,5 naar 34,5 procent. Een hoger aandeel autochtonen, alleenwonenden, koopwoningen, hogeropgeleiden en hogere inkomens wijzen in de richting van gentrification. Dit beeld zal worden aangevuld met een beschrijving van ingrepen in de residentiele, commerciële en openbare ruimte.

(26)

26 4.2 Residentiele gentrification.

Het voormalig stadsdeel Zeeburg (wordt verder in dit verslag stadsdeel Oost genoemd) sloot met de eerdergenoemde woningbouwcorporaties Ymere, Eigen haard en de Alliantie een convenant voor de vernieuwing van de Indische buurt. In dit convenant zijn er afspraken en plannen opgesteld die de fysieke, sociale en economische problemen in de Indische buurt aanpakken (Hoofdlijnenakkoord Indische buurt, 2010). Het stadsdeel onderscheidt op het niveau van de gehele Indische buurt vier beleidsthema’s: (1) de verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte, de infra- en de groenstructuur, (2) de verbetering van de kwaliteit en de differentiatie van de woningvoorraad, (3) de verbetering van de sociale structuur en veiligheid en (4) de verbetering van de economische structuur (Stedelijke vernieuwing in de Indische buurt, 2001). Deze thema’s komen voort uit het Grotestedenbeleid, wat erop gericht is de economische en sociale structuur en vitaliteit van steden te versterken. Daarnaast is dit beleid erop gericht achterstanden van buurten te bestrijden (Stedelijk vernieuwingsplan Indische buurt, 2001). Het Grotestedenbeleid is gebaseerd op de economische, fysieke en sociale pijlers. Vanuit het Grotestedenbeleid is de Nota Stedelijke Vernieuwing Amsterdam opgesteld. Deze Nota is met name gericht op de fysieke pijler van het Grotestedenbeleid. Met stedelijk vernieuwing wordt niet alleen investeren in de kwaliteit van het wonen bedoeld, maar ook de openbare ruimte, economische activiteit, voorzieningen, bereikbaarheid en veiligheid worden aangepakt. Vanuit deze Nota’s is in meerdere periodes een convenant opgesteld dat is gericht op de verbetering van de leefbaarheid waarvoor gezamenlijke inspanningen nodig zijn. Het ambitieuze doel is om de Indische buurt van een

achterstandswijk naar een Amsterdamse wereldwijk te transformeren. “Een gemengde wijk met een eigen karakter, een daarop afgestemd woonaanbod en economische en culturele voorzieningen. Een wijk waar het prettig wonen is voor alle bewoners van verschillende herkomst, leeftijd, type huishouden, opleidingsniveau en inkomen. Een vitale, levendige wijk waar mensen zich thuis en veilig voelen. Waar de buren elkaar kennen en mensen zich inzetten voor de straat en de buurt. Een wijk waar bewoners en ondernemers trots zijn om in te wonen, te werken en te ontmoeten” (Hoofdlijnenakkoord Indische buurt, 2010 p.3). Het is hierbij van belang dat de Indische buurt niet zozeer op het Amsterdamse gemiddelde te krijgen, maar dat de achterstanden worden ingelopen en de buurt tegelijkertijd haar eigen karakter behoudt.

Hoewel de vier beleidsthema’s onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, is het voor dit onderzoek van belang te focussen op de openbare ruimte, differentiatie van de

(27)

27

woningvoorraad en de verbetering van de economische structuur. Het zijn immers deze drie variabelen waarvan we willen weten of ze van invloed zijn op de place based displacement ervaringen. De essentie van de aanpak van de Indische buurt draait om jarenlange fysieke investeringsprojecten, waarbij de rol van de woningbouwcorporaties gericht is op de herverdeling van de huisvesting. Hierbij gaat het erom dat de woningvoorraad wordt

opgeknapt en vernieuwd met aandacht voor kwaliteit, differentiatie en duurzaamheid. Voor de start van de vernieuwing kende de Indische buurt een te eenzijdige opbouw van de

woningvoorraad. Er was een overschot aan te kleine, goedkope en deels verouderde sociale huurwoningen (Hoofdlijnenakkoord Indische buurt, 2010). In een interview met Hillechien Meier kwam naar voren dat er vanuit de woningbouwcorporatie actieve maatregelingen werden genomen. ”Er is een hele transformatie opgegaan van de woningvoorraad. Waar de sociale huur voorraad kleiner moest worden en vrije sector woningen hebben gemaakt en hebben verkocht waardoor je een gedifferentieerde woningvoorraad krijgt en daardoor ook een gedifferentieerde bevolkingssamenstelling krijgt”. De bovengenoemde corporaties hebben in het convenant Vernieuwing Indische buurt een ambitieus transformatieprogramma

opgesteld waarin het aantal corporatiewoningen terugloopt, de kwaliteit van de woningen fors toeneemt en het aantal grote woningen toeneemt. Hierdoor ontstaat er een betaalbare

koopsector die aantrekkelijk is voor een ‘andere’ bevolkingsgroep (Convenant Vernieuwing Indische buurt, 2007-2010). Om een beeld te geven van de maatregelen is hieronder een overzicht te zien van transformatieplannen, uit het convenant, die tot en met 2010 werden nagestreefd en uitgevoerd door de verschillende corporaties.

 Voor ruim 6.500 woningen is de strategie gericht op consolideren.

 Sloop is aan de orde bij een ruim 750 woningen. Daar komen circa 650 vervangende nieuwbouwwoningen voor terug.

 Van die 650 nieuwe woningen wordt circa 70% als koopwoning of (middel-) dure huurwoning gerealiseerd en zal circa 30% tot de sociale huurvoorraad gaan behoren.  Bijna 1.000 woningen worden gerenoveerd tot woningen die kwalitatief weer bij de

tijd zijn. Dat worden er circa 930, omdat er ook kleine woningen worden samengevoegd.

 Naar verwachting zullen zo’n 850 à 900 huurwoningen worden verkocht, aan de zittende huurders of bij leegkomst.

(28)

28

 De omvang van de huurvoorraad van de corporaties in de Indische Buurt neemt af van 8.900 tot circa 7.750 woningen.

Tabel 5: Streefbeeld ontwikkeling woningvoorraad naar marktsegment

2000 2005 2010

kernvoorraad 10.500 93% 9.840 85% 8.050 70%

overig huur 400 3.5% 650 6% 1.150 10%

koop 400 3.5% 1.110 10% 2.300 20%

totaal 11.300 100% 11.600 100% 11.500 100%

Bron: Convenant Vernieuwing Indische buurt, 2007-2010

Wanneer wordt gekeken naar de bovenstaande plannen in combinatie met tabel 5, is het vooral opvallend dat het aandeel koopwoningen fors toeneemt ten koste van de bestaande huurwoningen. Interessant voor dit onderzoek is het vierde punt. Huurwoningen worden verkocht aan zittende huurders of bij leegkomst. In dit convenant wordt voorbij gegaan aan het feit dat zittende huurders meestal mensen zijn die al lang in een sociale huurwoning wonen. Deze mensen beschikken veelal niet over het kapitaal om een huis te kopen. Hoewel het de doelstelling is betaalbare koopwoningen te realiseren, zijn zittende huurders niet in staat hun oude woning te kopen (Tieskens & Musterd, 2013). Hierdoor treedt in eerste instantie directe displacement van zittende huurders op. Wanneer de woningen worden

verkocht aan nieuwe bewoners kan daarnaast place based displacement optreden bij bewoners in aangrenzende woningen, deze mensen kunnen zich immers minder thuis voelen als gevolg van de aanwezigheid van die nieuwe bewoners. De corporaties hanteren, een, naar eigen zeggen, Sociaal Plan waarbij bewoners de garantie krijgen een passende woning in de buurt van hun oude woning te krijgen bij sloop of renovatie. Dit neemt echter niet weg dat er nieuwe bewoners bijkomen die de dynamiek in de buurt veranderen en mensen alsnog uit hun huis worden ‘verplaatst’. Verderop in dit onderzoek worden ingegaan op de gevolgen

hiervan.

Woonprojecten

Om de eerdergenoemde hoofdthema’s van beleid te kunnen realiseren heeft stadsdeel Oost projectclusters ingedeeld. De zeven projectclusters zijn erop gericht om sociale, fysieke en economische componenten aan elkaar te koppelen. Zodoende zorgt dit voor ingrepen in de

(29)

29

openbare, commerciële en residentiele ruimte. Deze projectclusters zijn het 3PleinenPlan, Javaplein, Javapoort, Borneopoort, Muiderpoort, Valentijnkade en het Nieuwe Diep. Het 3PleinenPlan is meer gericht op ingrepen en vernieuwing in de openbare ruimte. Deze komt later in dit onderzoek aan bod. Naast het herstructureren van het Javaplein zijn ook de omliggende blokken aangepakt, waarbij eigenaren en huurders zijn betrokken bij de

woningverbetering. In het cluster Borneopoort is er ruimte geweest voor het Borneo-driehoek deelproject. Dit bestond uit een nieuwbouwproject (Borneohof) met nieuwe woningen en een ondergrondse parkeergarage. In het clusterproject Muiderpoort zijn zowel de 1e en 2e

Atjehstraat als de Celebesstraat aangepakt. Tot slot ging het er in het projectcluster Valentijnkade om het realiseren van particuliere woonverbetering in de Molukkenstraat, Sumatrastraat en het Sumatraplantsoen. Hierbij zijn nieuwe particuliere huurwoningen gerealiseerd (Stedelijk vernieuwingsplan Indische buurt, 2001).

De belangrijkste pijler waarop de plannen van het stadsdeel rust is differentiatie. Met ingrepen in de bestaande voorraad is getracht een spiegelbeeld te creëren van 70 procent sociaal en 30 procent markt. Dit is gedaan door een ingrijpende verbetering van de woningvoorraad en sociale huurwoningen op te kopen, op te knappen en vervolgen op te splitsen en te verkopen. Ook is de kwaliteit verhoogd door huizen samen te voegen en

zodoende het aantal kleine woningen af te nemen. Dit is gerealiseerd door in de periode 2000- 2009 ongeveer 2.000 huurwoningen te verkopen.

Gentrification vindt plaats wanneer nieuwe, witte, professionele, technisch hoger opgeleiden met een hoger inkomen de oude arbeidersklasse vervangt. Deze verandering gaat hand in hand met verandering in de fysieke structuur (Marcuse, 1985). In het volgende stuk zullen details aan bod komen van ingrepen in die fysieke structuur, uitgevoerd door de woningbouw corporaties Ymere, Eigen Haard en de Alliantie. Nadat de afgeronde

woonprojecten worden beschreven zullen woonprojecten die nog aan de gang zijn naar voren komen. Deze beschrijving is aanvullend op de kaart die verderop zal worden getoond. In aanvulling op de woonprojecten zal er op de kaart ook worden getoond waar commerciële gentrification (winkelgebied) en herstructurering in de openbare ruimte heeft plaatsgevonden. De onderstaande beschrijving komt vanuit een interactieve kaart afkomstig van Samen Indische Buurt (2015). Dit is een initiatief en samenwerkingsverband tussen het stadsdeel Oost en de corporaties Ymere, Eigen Haard en de Alliantie (Samen Indische Buurt, 2015). De onderstaande ingrepen zijn genummerd en terug te vinden op de kaart 1.

(30)

30

1. Eigen Haard heeft met de sloop van het woongebouw aan de Zeebugerdijk ruimte voor 48 nieuwe woningen waarvan 32 in de vrije sector en 16 sociale

huurwoningen.

2. Aan de Makassarstraat, Soembawastraat en de Javastraat heeft Eigen Haard een nieuw woonblok gerealiseerd. Van de overwegend sociale huurwoningen zijn er 14 over. Dit is aangevuld met 40 koopwoningen en 5 bedrijfsruimten.

3. Aan de Gorontalostraat renoveerde de Alliantie 42 woningen en 4 bedrijfsruimten. Voor de relatief kleine woningen kwamen een groot aantal ruime woningen voor gezinnen terug. De renovatie is een Groene Ster project van de Alliantie. Alle mogelijke middelen worden ingezet om dit tot een uiterst energiezuinig renovatieproject te maken.

4. Aan het Ceramplein zijn in 2011 woningen gerenoveerd, samengevoegd en funderingen hersteld.

5. In 2010 leverde de Alliantie het volledig gerenoveerde Van der Pekblok in de Indische Buurt op. Het blok is zo gerenoveerd dat historische elementen zijn gehandhaafd en in sommige gevallen teruggebracht. Zo is ook de binnentuin in ere hersteld. Maar ook bij historische renovatie blijft het woongenot van nieuwe en terugkerende bewoners altijd leidend. In het van der Pekblok zijn diverse

woningen samengevoegd waardoor er grotere woningen voor gezinnen ontstaan. Ook biedt het blok aanbod voor de toenemende groep middeninkomens in de buurt.

6. Paradepaardje van de Alliantie is de realisatie van de Borneohof. Met de oplevering van dit blok werd een grote stap gezet in de stedelijke

vernieuwingsopgave. De Borneohof vormt, samen met het aanliggende Javaplein, het kloppend hart van de buurt. In dit gebouw realiseerde de Alliantie woningen voor de sociale huur, vrije sector huur en koop. Het blok bestaat uit kleine woningen voor starters zonder kinderen maar kent ook grote woningen voor gezinnen. Ook is er ruimte gecreëerd voor voorzieningen die, volgens de woningbouwcorporatie, iets toevoegen aan de buurt. Het gaat hierbij om een bibliotheek, fitnesscentrum, Coffee Compagnie, bloemenwinkel en moderne en veilige parkeergelegenheid. De realisatie van de Borneohof biedt voetstuk voor de toenemende vraag van het groeiende middensegment.

(31)

31

Naast deze gerealiseerde ingrepen, zijn er nog een aantal residentiele projecten die nog afgerond moeten worden.

7. Aan het Sumtraplantsoen, de Sumatrastraat en de Kramatweg heeft Eigen Haard gesloopt. In plaats van de overwegend huurwoningen komen 68 koopwoningen, 50 sociale huur woningen en 29 woningen in de vrije sector.

8. Aan de Ombilinstraat worden woningen aangepakt. Kwalitatief slechte en oude woningen worden flink gerenoveerd waarbij ruimte overblijft voor de vraag naar sociale huur. In eerste instantie zou dit blok worden gesloopt maar later is gekozen voor renovatie. Hier komen 25 sociale huurwoningen waarvan 5 voor grote

gezinnen.

9. Het voormalige gebouw van de Batjanschool wordt getransformeerd. Hier komen muziekwoningen met een aparte oefenruimte speciaal opgezet voor beginnende muziekkanten. Daarnaast is er ruimte voor een grote horeca ondernemer op de begane grond en komen er bedrijfsruimtes op andere verdiepingen.

10. Een ander paradepaardje wordt gerealiseerd op de hoek van de Insulindeweg en de Celebesstraat. De Alliantie is hier aan het werk te ‘Smaragd’ te bouwen. Naast het aanbieden van woningen in het sociale segment, biedt dit blok vooral woningen in het midden en koopsegment. Daarnaast is er ruimte voor bedrijvigheid, horeca en een ondergrondse parkeergarage.

11. Aan de Karimatastraat, Niasstraat en de Boetonstraat worden oude vervallen woningen gerenoveerd. Na de renovatie is er ruimte over voor 43 sociale huurwoningen waarvan 6 rolstoelwoningen.

12. Aan de Makassarstraat en Niastraat is de renovatie van het project Indie9 gestart. De renovatie van 75 sociale huurwoningen en 8 bedrijfsruimten biedt plaats voor 35 koopwoningen en 34 sociale huurwoningen.

(32)

32 4.3 Commerciële gentrification.

Naast de residentiele pijler, is de economische of commerciële pijler van belang bij stedelijk vernieuwingsbeleid. In de Indische buurt zijn er drie gebieden die als belangrijkste winkelgebied kunnen fungeren, namelijk de Javastraat, Molukkenstraat en de omgeving van het Javaplein. In het verleden was de bedrijvigheid vooral gericht op de detailhandel. Het dagelijkse aanbod vijftien jaar geleden was eenzijdig te noemen. Dit eenzijdige aanbod heeft in het verleden een knelpunt gevormd bij het vormen van een aantrekkelijke winkelstraat. Immers zal een straat met dezelfde winkels in dezelfde prijsklasse geen extra klanten aantrekken (Economische versterking Javastraat, 2008). Daarnaast was het vloeroppervlak van veel winkelpanden te klein en liet de uitstraling van veel panden te wensen over. Ook was het aandeel van allochtone winkeliers aanzienlijk. In 2000 was dit aandeel 45 procent de gehele Javastaat (Stedelijk vernieuwingsplan Indische buurt, 2001). Vanuit het

Grotestedenbeleid is getracht de winkelgebieden te versterken door een evenwichtige

verdeling van branches te realiseren. Allereerst is de fysieke structuur van de Javastraat en het Javaplein opgeknapt. Vloeroppervlaktes zijn vergroot en winkelpuien opgeknapt. Met het hoofdlijnenakkoord is de inrichting en het beheer van de openbare ruimte verbeterd en is het winkelaanbod samen met de uitstraling en de functie van de Javastraat en de Molukkenstraat verbeterd. Hierbij zijn kleinschalige bedrijfsruimtes gerealiseerd die kansen bieden voor kleine ondernemers en zodoende de differentiatie in winkelaanbod vergroot

(Hoofdlijnenakkoord Indische buurt, 2010). Door de grip van de corporaties in het

winkelgebied te verstevigen is het mogelijk geweest kleine panden te verhuren aan startende ondernemers tegen soepele contractvoorwaarden met een passende aanvangshuur (Convenant Vernieuwing Indische buurt, 2007-2010). Daarbij ging het erom een sfeer van werelds

winkelen te creëren in de Javastraat. Hoewel de Javastraat er in de loop der jaren op vooruit is gegaan, is de nota Economische Versterking Javastraat e.o. in 2008 ontwikkeld. De invulling van de Javastraat was die tijd nog onder de maat. Het ging vooral om kwaliteit en diversiteit. Ook was er te weinig ingezet op de veranderende vraag die werd meegebracht door een veranderende bevolkingssamenstelling. Ondanks ingrepen lag het accent in de straat nog steeds sterk op de detailhandel. Hierbij overheersten kleine supermarkten/ kruideniers, winkels in vleeswaren, viswinkels en buitenlandse voedingsmiddelen. Naast deze winkels in de detailhandel was er ook een dominantie van kappers en wassalons. In aanvulling op deze branches bestond het horecabestand vooral uit eethuizen cafés en koffiehuizen. Deze

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ouders ondersteunen door plezier in de opvang te kunnen beleven, samen met hun

Hierdie artikel het ten doel gehad om die kennisdomein van Regeerkunde as ontwikkelende studieveld te konstrueer en om die relevansie daarvan binne die konteks

We hebben het wel gehad maar dat is volgens mij een beetje verwaterd, van wat communiceren we nu naar de teams en welke dingen niet en daar hebben we het, bij vertrouwelijke

Deze vooringenomenheden zijn bij de meeste HRM-afdelingen niet bekend; hierdoor wordt er veelal niet aan vrouwen gedacht voor bepaalde functies 27 en hebben ze ook niet altijd

De betrokken partijen hebben te hoge verwachtingen van de eigen kracht van de kwetsbare inwoner met psychische problemen die geen acute zorg meer nodig heef, of die geen gevaar

De lof weerklinkt door het heelal Gods’ kind’ren zingen overal.. Gloria, Gloria voor de

De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te

Clement: ‘Leo Krinkels (oprichter van de groep) had een vacature geplaatst in Cobouw voor iemand die in staat zou zijn een weg- en water- bouwpoot te ontwikkelen naast de bestaande