• No results found

Conclusie: Place based displacement in de Indische buurt?

Coby 79 V Nederlandse mbo huur 1 administratie

H.4 Gentrification in de Indische buurt sinds

5.5 Conclusie: Place based displacement in de Indische buurt?

Om de vraag: Is er sprake van place based displacement in de Indische buurt, te kunnen beantwoorden, moet er kort terug worden gegrepen op de literatuur. Om de woorden van Marcuse nog maar een keer te gebruiken…’Displacement affects more than those actually displaced at any given moment. When a family sees the neighborhood around it changing dramatically, when friends are leaving the neighborhoud, when stores they patronize are liquidating and new stores for other clientele are taking places, and when changes in public facilities, in transportation patterns, and in support services all clearly are making the area less livable, then the pressure of displacement is alreasy severe’...(Marcuse, 1985, p.208). Ondanks een wisselende betrokkenheid en minder sterke relaties met buren, buurtbewoners en vrienden in de buurt dan 15 jaar geleden, gaven de respondenten aan dit niet zozeer een probleem te vinden. Sterke connecties met familieleden zijn het belangrijkst. In de jongeren groep is er sprake van enige irritatie en ergernis jegens studenten die zich misdragen in de buurt. Dit heeft echter geen invloed op hun thuisgevoel in de buurt en heeft er ook niet voor gezorgd dat de respondenten zouden willen verhuizen. Aan de andere kant staan zowel de jongeren als de ouderen opvallend positief tegenover de aanwezigheid van zowel autochtone bewoners als ondernemers. In de literatuur komt naar voren dat ingrepen in de fysieke ruimte ervoor kunnen zorgen dat inwoners hun buurt niet meer terug herkennen en zich zodoende niet meer thuis voelen ( Davidson & Lees, 2010) …’Thuisvoelen is een vaak onuitgesproken, of in ieder geval moeilijk te verwoorden gevoel, waarvan we ons vaak pas bewust worden als we de plek- die met deze gevoelens verbonden is- verlaten, of als de plek zelf veranderd en niet meer het vertrouwde gevoel oproept. Bij herstructurering van een wijk zijn beide aan de orde: bewoners worden gedwongen te verhuizen van de plek waar ze wonen en sommigen keren terug naar een plek die niet meer hetzelfde is’… Alle respondenten, jong en oud, hebben bewust meegekregen dat er veranderingen in zowel de fysieke als sociale dimensies hebben plaatsgevonden. Deze ingrepen hebben er niet voor gezorgd dat inwoners zouden willen verhuizen of zich niet meer thuis voelen. In tegenstelling, alle respondenten staan positief, vooral tegenover de ingrepen in de fysieke ruimte. De oorzaak hiervoor kan wellicht worden gevonden in de fase van ‘milde’ gentrification met een rol van de lokale overheid als

57

gate keeper beschreven in de conclusie van hoofdstuk 5. Milde geleidelijke gentrification veroorzaakt in die vorm in de Indische buurt zodoende geen place based displacement. Daarnaast kan de oorzaak voor de afwezigheid van place based displacement worden gevonden in een mogelijk stigma, opgeworpen door de overheid…’ The government and its partners tainted the neighborhood with the stigma of a marginalized neighborhood (an achterstandswijk) that had to be drastically restructured, not

only physically but also demographically. They emphatically rejected the idea to physically improve social housing because this does not offer a solution to “indifference, poverty, unemployment, poor schooling and language problems”…(Uitermark en Sakszlioglu, 2014) Zodoende worden stedelijke processen van vernieuwing ervaren als welkome ontwikkelingen door inwoners.

58

H 6. Jong vs oud.

In het voorgaande hoofdstuk is ingegaan op de vraag of er sprake is van place based displacement in de Indische buurt. Hieruit is naar voren gekomen dat er in het geval van de Indische buurt bij inwoners die langer dan 15 jaar in de buurt wonen, geen sprake is van place based displacement. Daarbij is gekeken naar 2 leeftijdsgroepen. Deze groepen zijn uitvoerig geanalyseerd maar nog niet vergeleken. Hoewel er geen sprake is van place based

displacement zijn er toch enige verschillen tussen de twee leeftijdsgroepen. Om herhaling te voorkomen zullen niet alle resultaten uitvoerig worden besproken net als in het vorige

hoofdstuk. Het gaat er hier vooral om de verschillen weer te geven en te kijken of leeftijd van invloed kan zijn. Hierbij moet wel worden nagegaan dat er andere variabelen van invloed kunnen zijn. Een verschil in ervaring hoeft niet perse het gevolg te zijn van de leeftijd. Daarom zijn ook andere individuele kenmerken van respondenten nagetrokken. Deze zijn terug te vinden in de beschrijving van de respondenten met bijbehorende tabellen.

Sociale hechting.

Allereerst de belangrijkste verschillen tussen de twee groepen op het gebied van de sociale netwerken. Beide groepen gaven aan dat het contact met buren altijd vriendelijk is geweest maar ook veranderd is. De verandering hierin is het gevolg van verhuisbewegingen. Waar het bij de 18-25 groep ging om verhuisbewegingen als gevolg van het uit huis trekken van jongeren, ging het bij de 65+ groep om verhuisbewegingen van buren als gevolg van stedelijke vernieuwing. Ditzelfde geldt voor contact met buurtbewoners onder de jongeren. Waar de contacten in die groep minder sterk zijn geworden, zijn contacten met buurtbewoners voor ouderen wellicht iets sterker geworden. Hierbij gaat het vooral om contact op

ontmoetingsplekken in de Meevaart of in de kerk. Daarnaast gaven de jonge respondenten aan veel verandering te hebben in contact met vrienden. Ook dit is het gevolg van de leeftijd. Deze respondenten hebben nu een leeftijd bereikt waarbij ze het huis uit trekken, op kamers gaan of een eigen gezin willen starten. Aan de andere kant viel op dat ouderen aangaven amper vrienden te hebben in de buurt. Enkele respondenten gaven aan wel vriendschappen te hebben gesloten bij de ontmoetingsplekken in de buurt. Bij de bovenstaande ontwikkeling komt naar voren dat zowel de oudere als de jongere respondenten amper moeite hebben met de ontwikkelingen en veranderingen in de afgelopen 15 jaar. Het sociale netwerk van de jongeren heeft een groter bereik buiten de buurt. Het grootste verschil tussen de twee groepen is de waarde van familie. Waar jongeren het niet heel erg vinden als er familie is

59

weggetrokken, ligt dit bij de ouderen heel anders. Meerdere respondenten gaven aan het belangrijk te vinden familie in de buurt te hebben of een sterke band met de familie te hebben. Naast de hulp die ouderen krijgen van hun familie met de dagelijkse dingen, biedt de familie ook gezelschap. Meerdere respondenten gaven aan veel bezig te zijn met de kinderen en vooral de kleinkinderen.

Wanneer er naar de betrokkenheid wordt gekeken in de vorm van deelname aan activiteiten of initiatieven dan valt op dat er onder ouderen in de afgelopen 15 jaar een toename te zien is. Dit in tegenstelling tot de jongeren waarbij de trend is: hoe ouder ze worden, hoe minder deelname aan initiatieven. De oorzaak hiervoor kan wellicht worden gevonden in de sociale netwerken. Het sociaal netwerk van de jongeren wordt minder

gevormd door de buurt dan bij enkele ouderen. Voorbeelden hiervan zijn Karel, Coby en Pieta die gebruik maken van de buurthulp en bij de Meevaart over de vloer komen. Allen zijn alleenstaanden en kiezen er wellicht ook voor deel te nemen om het sociaal netwerk te vergroten. Hierbij valt ook op dat het vooral de ouderen zijn die de 65 al geruime tijd zijn gepasseerd. In dit geval lijkt leeftijd wel een invloed te hebben voor zowel ouderen als jongeren. In hoeverre is niet te zeggen omdat er altijd ruimte moet worden gelaten voor andere invloeden van variabelen.

Wanneer er wordt gekeken naar de reputatie van de buurt dan valt op dat er amper verschillen zijn tussen de twee leeftijdsgroepen. Beide groepen vinden het jammer wanneer er negatief over de buurt wordt gesproken of geschreven. Daarnaast kwam duidelijk naar voren dat er een verandering is te zien in de afgelopen 15 jaar. Beide groepen gaven aan minder negatieve uitlatingen over de buurt te horen. Daarnaast is op te merken dat een negatieve of positieve uitlating over de buurt inspeelt op de persoonlijke gevoelens. Meer dan bij de ouderen, gaven jongeren aan zich persoonlijk aangevallen te voelen bij negatieve uitlatingen. In de ouderengroep werd dit niet zo expliciet genoemd maar kwam wel naar voren dat respondenten zich trots te voelen wanneer zij iets positiefs over de buurt horen of lezen.

In het geval van de identificatie lijkt de leeftijd een bepaalde invloed te hebben. In tegenstelling tot de jongere groep, geven respondenten in de oudere groep aan zich tegenwoordig amper te kunnen identificeren met de huidige populatie. Identificatie met leeftijdsgenoten en mensen van dezelfde etniciteit is in de afgelopen 15 jaar steeds minder geworden. De reden hiervoor kan worden gevonden in de observaties die in dit onderzoek zijn uitgevoerd. Hieruit is naar voren gekomen dat er heel weinig ouderen te vinden zijn in de openbare ruimte. Afwezigheid van een bepaalde groep in het straatbeeld kan er zodoende

60

voor zorgen dat er minder identificatie plaatsvindt. Verder gaven meerdere respondenten een toename van jongere mensen te zien. Het gaat hier vooral om jonge gezinnen. De verandering in etnische identificatie is het gevolg van de shift die er in de buurt heeft plaats gevonden (zie tabel 3) waarbij er meer autochtonen in de buurt zijn komen wonen. Ondanks dat vijf van de acht respondenten een autochtone achtergrond hebben, leidt de aanwezigheid van meer autochtonen niet tot meer identificatie. Leeftijd lijkt meer invloed te hebben dan etniciteit. Identificatie van allochtone oudere respondenten met dezelfde etnische groep is hierdoor minder geworden. Hierbij moet worden gezegd dat alle respondenten hier positief tegenover staan. Aan de andere kant geven de jongere respondenten aan zich met verschillende groepen te kunnen identificeren. Dit is ten dele het gevolg van de leeftijd. Wanneer er naar de

kenmerken van de respondenten wordt gekeken is op te merken dat alle respondenten studeren. Het zijn vooral de respondenten die hbo of wo onderwijs volgen waarbij zich

identificatie met studenten manifesteert. Deze identificatie was 15 jaar geleden afwezig. In die tijd was er vooral identificatie met leeftijdsgenoten van dezelfde etniciteit. De aanwezigheid van studenten in de buurt is gedeeltelijk het gevolg van processen die te maken hebben met stedelijke vernieuwing, maar ook afhankelijk van de leeftijd van de jongeren zelf. De jongeren veranderen immers zelf ook in studenten naarmate ze ouder worden. Identificatie vindt dus plaats met dezelfde mensen alleen vindt deze plaats op andere individuele kenmerken.

Het grootste verschil tussen de twee groepen zit in de ergernis. De verwachting is dat mensen van 65+ zich eerder ergeren aan bepaalde groeperingen dan mensen die in de 18-25 leeftijdscategorie zitten. Uit de interviews blijkt dat er amper ergernis is onder de oudere respondenten. Enkele geven aan zich wel te kunnen storen aan vervelende jonge knaapjes of mensen die zich niet aan de vuilnisregels houden. De respondenten gaven echter aan dat dit niet zozeer bepaalde groepen zijn, maar meer individuele actoren. In tegenstelling tot de 65 plussers hebben meerdere respondenten van 18-25 jaar aangegeven zich te ergeren aan bepaalde groepen. Het gaat hierbij vooral om studenten en hangjongeren. Dit verschil met de ouderen respondenten is opvallend te noemen. De woonplaats van de respondenten zou een reden kunnen zijn. De jongere respondenten die aangaven zich te ergeren aan studenten hebben allen studenten in hun nabije omgeving wonen. Hierbij kan echter niet meteen worden aangenomen dat dit de reden is. Er zijn meerdere oudere respondenten die studenten als buren hebben of in de nabije omgeving hebben wonen. Er zijn duidelijk verschillen te zien tussen de

61

leeftijdscategorieën maar op welke manier leeftijd een bepalende factor is, is niet duidelijk naar voren gekomen.

Fysieke hechting.

Wanneer de groepen worden vergeleken op de verandering van het gebruik van winkels en voorzieningen in de afgelopen 15 jaar dan kunnen een aantal verschillen worden aangewezen. Allereerst gaven de oudere respondenten vaker dan de jongeren aan dat het gebruik is veranderd. De oorzaak hierin ligt in de etnische differentiatie. Meerdere oudere respondenten gaven aan dat er 15 jaar geleden meer Nederlandse ondernemers zoals een visboer, groenteboer en slager in de belangrijkste winkelstraat zaten. Door het wegtrekken van deze ondernemers is het gebruik logischerwijs ook veranderd. Onder de jongeren is er zo gezegd minder verandering in gebruik. Ondanks dit zijn er toch een aantal respondenten die aangaven gebruik te maken van andere winkels of voorzieningen. Het gaat hier vooral om de barretjes, eethuisjes en koffietentjes van nieuwe jonge Nederlandse ondernemers. Zoals Omar mooi aangaf is dit een logisch gevolg van de leeftijd. Een persoon van 10 gaat immers naar de Intertoys en gaat 15 jaar later als 25 jarige sneller naar een café. Het gebruik van de nieuwe cafés lijkt zodoende meer het gevolg te zijn van de verandering in leeftijd dan van de

verandering in het aanbod. Het grootste verschil tussen de twee groepen ligt in de waardering van het winkel aanbod en de voorzieningen. Door de respondenten te vragen cijfers te geven aan het aanbod 15 jaar geleden en nu, kan er mooi worden vergeleken. Hierbij komt naar voren dat de jongere respondenten de winkels en voorzieningen nu een hoger cijfer geven dan vroeger en de oudere respondenten 15 jaar geleden een hoger cijfer gaven. De oorzaak

hiervoor ligt vooral in het monotone aanbod van vooral Turkse en Marokkaanse ondernemers. Opvallend is het verschil in ervaring van het winkel aanbod tussen deze twee groepen. Waar de jongere groep een hoger cijfer geeft als gevolg van etnische differentiatie, geven de oudere respondenten een lager cijfer als gevolg van een monotoon etnisch karakter van het

winkelaanbod. Enkele oudere respondenten gaven aan de toename van nieuwe Nederlandse ondernemers toe te juichen. De verandering in gebruik ligt bij oudere respondenten minder dan bij de jongeren aan de leeftijd. Het is vooral de verandering in winkelaanbod, die de verandering in het gebruik van de winkels heeft veroorzaakt. Hierbij moet wel enige nuance worden aangebracht omdat beide groepen de winkels en voorzieningen ruime voldoendes geven.

62

Wanneer er over het straatbeeld werd gevraagd valt op dat er tussen de twee groepen weinig verschillen zijn. Jongere respondenten gaven aan meer studenten en autochtonen te zien in het straatbeeld. Meerdere jonge respondenten gaven aan minder kinderen en meer studenten op te merken in het straatbeeld. Als er naar de tabel van de buurtbeschrijving (tabel 3) wordt gekeken komt inderdaad naar voren dat het aandeel van de jonge leeftijdscategorieën is afgenomen in de afgelopen 15 jaar. Daarnaast is het aandeel autochtonen en westerse allochtonen groter geworden. In tegenstelling tot de jongere respondenten gaven de oudere niet aan minder kinderen in de buurt te zien. Zoals gezegd is het lastig de vinger te leggen op de verschillen. Toch valt op dat meerdere jongere respondenten aangaven de buurt rustiger te vinden ten opzichte van 15 jaar geleden. Geen van de oudere respondenten gaf aan de buurt rustiger te vinden. In tegenstelling, enkele oudere respondenten gaven dat de drukte is

toegenomen in de winkelgebieden. Verschillen tussen de groepen zijn ook minimaal wanneer er over de verandering in de openbare ruimte en de houding daar tegenover werd gevraagd. Aller respondenten, jong of oud, gaven aan verandering in de openbare ruimte te hebben gemerkt in de afgelopen 15 jaar. Dit is natuurlijk een logisch gevolg als je woont in een buurt waar al 15 jaar stedelijke vernieuwing plaatsvindt. In tegenstelling tot oudere respondenten waren er toch enkele jonge respondenten die aangaven bepaalde ingrepen jammer te vinden. Het gaat hier vooral om de verandering van het voetbalpleintje Ambonplein (foto). Ondanks dit zijn er overwegend positieve geluiden te horen over de verandering in de openbare ruimte in de afgelopen 15 jaar onder beide groepen.

Thuisgevoel.

Allereerst valt op dat zowel onder oudere als jongere respondenten eensgezind ja is geantwoord op de vraag of de buurt erop vooruit is gegaan. In beide gevallen is deze vooruitgang volgens de respondenten het gevolg van de verandering in

bevolkingssamenstelling en de ontwikkelingen in de openbare ruimte. Wel is er enig verschil op te merken in de cijfers die de respondenten hebben gegeven aan de buurt nu en 15 jaar geleden. De respondenten van 65+ gaven de buurt 15 jaar geleden een magere 6,6. Dit cijfer is nu geklommen naar een 7,7. Jongere respondenten gaven de buurt 15 jaar geleden een 7 en nu is dit ook een 7,7 geworden. Leeftijd kan hier een rol spelen. De respondenten in de

leeftijdscategorie 18-25 waren 15 jaar geleden kind en kregen zodoende minder mee van de problemen die er heersten in de buurt. In de interviews gaven oudere respondenten ook vaker

63

aan dat de buurt veiliger is geworden en er minder criminaliteit heerst. Dit kan een reden zijn waarom de jongere groep de buurt vroeger al een 7 gaf en de oudere groep een 6,6 gaf.

De vraag of de respondenten zich thuis voelen in de buurt is door geen één persoon negatief beantwoord. Zodoende zijn er geen verschillen op te merken tussen de

leeftijdscategorieën. Interessant is de reden waarom dit het geval is. Als er naar de kenmerken van de respondenten wordt gekeken valt op dat alle respondenten in de leeftijdscategorie 18- 25 hun gehele leven in de buurt wonen. Ook de oudere respondenten voelen zich thuis vanwege de lange woon duur in de buurt. Ondanks dat de meesten er niet hun hele leven wonen, is de gemiddelde woon duur ruim 35 jaar met uitschieters van 16 en 67 jaar. Wel is er enig verschil te zien met het oog op de verhuiswens. Oudere respondenten geven aan absoluut niet te willen verhuizen. Enkele jongere respondenten geven aan wel te willen verhuizen. Maar zoals eerder aangegeven, is dit niet het gevolg van de stedelijke en maatschappelijke ontwikkelingen in de buurt. Het gaat hier vooral om jonge mensen die hun eigen plek willen bemachtigen. Verder gaven de respondenten met een verhuiswens aan dat een huis in de Indische buurt wenselijk is.

Conclusie: jong vs. oud?

Als het bovenstaande hoofdstuk wordt gelezen dan kan antwoord worden gegeven op de vraag: welke rol speelt de leeftijd bij ervaringen van place based displacement in de Indische buurt? Met deze vraag is getracht antwoord te zoeken naar verschillen tussen bewoners in de leeftijdscategorie 18-25 en bewoners in de leeftijdscategorie 65+. Vanuit de literatuur kan worden verondersteld dat ouderen meer oriëntatie hebben op de buurt (Van Beckhoven & van Kempen, 2003). Dit draagt bij aan de binding met de buurt. Daarnaast kan er sprake zijn van ‘cumulative memories’ , spenderen ouderen meer tijd thuis of in de buurt en wordt er door ouderen meer teruggegrepen op buurtrelaties (Buffel, 2014). Vanuit deze perspectieven is de veronderstelling dat er eerder place based displacement zal optreden onder mensen van 67+ dan onder jongeren. Wanneer naar de resultaten wordt gekeken in hoofdstuk vijf en zes kan dit worden geanalyseerd. In lijn met de literatuur kan worden gesteld dat relaties in de buurt van groter belang zijn voor ouderen. In het geval van de ouderen in de Indische buurt is dit vooral de relatie met de familie. Daarnaast grijpen ouderen in de Indische