• No results found

Alternatieve veroorzaking: een vergelijkend onderzoek van de Belgische, Nederlandse en Amerikaanse aansprakelijkheidsdoctrine

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Alternatieve veroorzaking: een vergelijkend onderzoek van de Belgische, Nederlandse en Amerikaanse aansprakelijkheidsdoctrine"

Copied!
104
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ALTERNATIEVE VEROORZAKING

EEN VERGELIJKEND ONDERZOEK VAN DE BELGISCHE,

NEDERLANDSE EN AMERIKAANSE

AANSPRAKELIJKHEIDSDOCTRINE

Aantal woorden: 36.657

Natalie Swinnen

Studentennummer: 01504508

Promotor: Prof. dr. Marc Kruithof Commissaris: Mevr. Lize Schoonbaert

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de rechten

(2)

I

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 1

Inleiding ... 2

Hoofdstuk 1: Het probleem van alternatieve veroorzaking ... 5

Afdeling 1: De vereiste van het causaal verband ... 5

§1 Algemeen ... 5

§2 Verscheidene causaliteitstheorieën ... 5

1) Algemeen ... 5

2) De equivalentieleer ... 6

3) De causaliteitstheorie van KRUITHOF ... 8

Afdeling 2: Causale onzekerheid ... 10

§1 De bewijslast rust op de benadeelde ... 10

§2 Bewijsproblematiek ... 11

Afdeling 3: Alternatieve veroorzaking, alternatieve benadeling en het verlies van een kans ... 13

§1 Alternatieve veroorzaking ... 13

§2 Alternatieve benadeling ... 15

§3 Alternativiteit bij veroorzakers én benadeelden (tweezijdige alternativiteit) ... 17

§4 Het verlies van een kans ... 19

Hoofdstuk 2: Oplossingen binnen het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht: België, Nederland en de Verenigde Staten ... 21

Afdeling 1: België ... 21

§1 Het vigerend Belgisch recht ... 21

1) Het gemeen buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht ... 21

(3)

II

§2 Toekomstig recht? ... 26

1) De hervorming van het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht ... 26

2) Het voorstel tot voorontwerp van een nieuw artikel 5.169 BW ... 28

2.1) De ratio voor de invoering van een nieuw artikel 5.169 BW ... 28

2.2) Het voorstel tot voorontwerp: proportionele aansprakelijkheid naar veroorzakingswaarschijnlijkheid ... 30

2.3) Toepassingsvoorwaarden en gevolgen ... 32

2.4) Verhouding ten opzichte van de alternatieven buiten het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht ... 35

§3 Tussentijdse conclusie... 36

Afdeling 2: Nederland ... 37

§1 Causaliteit in het Nederlands recht ... 37

§2 Artikel 6:99 Nederlands Burgerlijk Wetboek ... 38

1) Toepassingsvoorwaarden ... 38

2) Hoofdelijke aansprakelijkheid behoudens tegenbewijs ... 40

3) Mogelijkheid tot regres ... 41

4) Gevolgen van de toepassing van artikel 6:99 NBW ... 42

5) Verhouding ten opzichte van de Richtlijn Productaansprakelijkheid (RPA) ... 43

§3 Rechtspraak ... 44

1) DES-arrest (1992) ... 45

2) Arrest Moerman/Bakker (1997) ... 49

3) Arrest Drewel/AMEV (2003) ... 51

4) Arrest London/Delta Lloyd (2009) ... 53

§4 Tussentijdse conclusie... 56

Afdeling 3: Verenigde Staten ... 57

§1 Causaliteit in de Verenigde Staten ... 57

§2 De alternative liability-doctrine ... 59

(4)

III

2) De Summers-regel: toepassingsvoorwaarden en gevolgen ... 61

3) Navolging van de Summers-regel ... 64

3.1) Opname in de Restatement of Torts ... 64

3.2) Navolging door de Amerikaanse rechtbanken ... 66

4) Onderscheid met de res ipsa loquitur-doctrine ... 67

§3 De market-share liability-doctrine ... 68

1) Uitbreiding van de alternative liability-doctrine: de zaak Sindell v. Abbott Laboratories ... 68

2) De Sindell-regel: toepassingsvoorwaarden en gevolgen ... 72

3) Navolging van de Sindell-regel ... 77

§4 Tussentijdse conclusie... 78

Hoofdstuk 3: Vergelijking van de oplossingen ... 80

Afdeling 1: De oplossingen in het algemeen ... 80

Afdeling 2: Vergelijking ... 81

§1 Vergelijking van de globale oplossingstheorieën: aansprakelijkheid voor het geheel met mogelijkheid van tegenbewijs vs. proportionele aansprakelijkheid naar veroorzakingswaarschijnlijkheid ... 81

§2 Vergelijking van de vier specifieke oplossingstheorieën ... 83

§3 Tussentijdse conclusie... 87 Besluit ... 90 Bibliografie ... 93 Rechtspraak ... 93 Rechtspraak België ... 93 Rechtspraak Nederland ... 93

Rechtspraak Verenigde Staten ... 93

Rechtspraak HvJ EU ... 93

Literatuur ... 94

(5)

IV

Tijdschriftartikelen (België) ... 95

Boeken (Nederland) ... 95

Tijdschriftartikelen (Nederland) ... 96

Boeken (Verenigde Staten) ... 97

(6)

1

Voorwoord

Bij wijze van voorwoord wil ik graag vooreerst Prof. Dr. Marc Kruithof bedanken voor het opnemen van het promotorschap van deze masterproef en voor zijn waardevolle opmerkingen en suggesties die ervoor hebben gezorgd dat ik dit geschrift naar best vermogen heb kunnen verwezenlijken.

Daarnaast gaat mijn dank uit naar mijn ouders en mijn broer voor de onvoorwaardelijke steun en liefde die ik van hen ontvangen heb doorheen de voorbije vijf jaar van mijn opleiding tot Master in de Rechten.

Ten slotte wil ik mijn vriend bedanken omdat hij me steeds gemotiveerd heeft om het beste uit mezelf te halen.

(7)

2

Inleiding

1. In België schrijven de regels van buitencontractuele aansprakelijkheid – net zoals in vrijwel alle rechtstelsels – voor dat een causaal verband bewezen moet worden tussen de schade en één of andere gebeurtenis die aansprakelijkheid met zich meebrengt, opdat een eisende partij een schadevergoeding kan krijgen.1 Indien de schadelijder er derhalve niet in slaagt deze causaliteit met voldoende zekerheid aan te tonen, dan zal deze principieel zelf de schadelast moeten dragen. Niettemin zijn er in de praktijk heel wat situaties denkbaar waarin de historiek van het schadegeval – en dus de causaliteit – onmogelijk te achterhalen is, zonder dat de benadeelde partij hier evenwel zelf schuld aan heeft. Indien het algemene principe van het vereiste bewijs van causaliteit ook in dergelijke gevallen toepassing zou vinden, dan zou de schade van het slachtoffer bijgevolg onvergoed blijven, ondanks het feit dat de onmogelijkheid het bewijs te leveren aan externe factoren te wijten is.

2. Een specifieke situatie waarin dergelijke onzekerheid omtrent het causaal verband bestaat, wordt benoemd als de ‘alternatieve veroorzaking’. Hiervan is sprake indien een benadeelde geconfronteerd wordt met schade die zeker door een lid van een welomschreven groep van onafhankelijk handelende personen werd veroorzaakt, hoewel de benadeelde niet kan bewijzen wiens fout (of tot aansprakelijkheid aanleiding gevend feit) de schade effectief heeft veroorzaakt.2 Er kan niet uitgemaakt worden of het gebeurtenis A of gebeurtenis B was die de schade heeft doen ontstaan, waardoor de oorzakelijkheid een alternatief karakter vertoont.3

Een klassiek voorbeeld hiervan is dat van de toevallige voorbijganger die verwond geraakt doordat twee jagers op hetzelfde ogenblik en in dezelfde richting een schot lossen. De beide jagers hebben, onafhankelijk van elkaar, onrechtmatig gehandeld aangezien zij zich ervan hadden moeten vergewissen dat hun schot geen onbedoelde slachtoffers kon maken. De benadeelde kan echter niet bewijzen welk van de twee jagers het schot loste dat hem effectief geraakt heeft.

1 Voor een algemene bespreking van deze vereiste, zie bv. H. BOCKEN, I. BOONE en M. KRUITHOF, Inleiding

tot het schadevergoedingsrecht Buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht en andere schadevergoedingsstelsels, Brugge, die Keure, 2014, 64-66 en T. VANSWEEVELT en B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia 2009, 763-774.

2 M. VAN QUICKENBORNE, Oorzakelijk verband tussen onrechtmatige daad en schade, Mechelen, Kluwer,

2007, 83.

3 T. VANSWEEVELT en B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen,

(8)

3

3. Aangezien het voor een benadeelde die te maken krijgt met een situatie van alternatieve veroorzaking derhalve niet mogelijk zal zijn om het causaal verband te bewijzen, zal deze in beginsel ook geen schadevergoeding kunnen krijgen op grond van het vigerend Belgisch gemeen aansprakelijkheidsrecht. Omwille van deze omstandigheid, die als onbevredigend wordt ervaren, wordt door de Commissie tot hervorming van het aansprakelijkheidsrecht gezocht naar een oplossing voor deze problematiek. Het meest recente voorstel tot voorontwerp dat door de Commissie werd uitgewerkt, voert hiertoe een nieuw artikel 5.169 in het Burgerlijk Wetboek in. Deze bepaling heeft specifiek betrekking op het geval van alternatieve veroorzaking en voorziet in proportionele aansprakelijkheid naar veroorzakingswaarschijnlijkheid voor elk van de potentieel aansprakelijken.4

4. Daar waar de Commissie pleit voor de invoering van een proportionele aansprakelijkheid, zijn echter nog andere technieken denkbaar om het hoofd te bieden aan de problematiek van alternatieve veroorzaking. Zo zijn er in buitenlandse rechtstelsels heel wat uiteenlopende oplossingen door rechtspraak en wetgeving ontwikkeld, die elk hun eigen kenmerken hebben en waarvan de toepassing specifieke gevolgen met zich meebrengt.

5. Dit masterproefonderzoek beoogt dan ook, na een analyse van de door de Commissie voorgestelde oplossing, enkele van de reeds in andere rechtstelsels bestaande technieken onder de loep te nemen en hun onderlinge gelijkenissen en verschillen vast te stellen. Meer bepaald zal gekeken worden naar de rechtstelsels van Nederland en de Verenigde Staten.

Er wordt vooreerst gekozen om buurland Nederland te bespreken, aangezien hier reeds sinds de jaren ’90 van de vorige eeuw een bepaling in het Burgerlijk Wetboek werd ingeschreven inzake alternatieve veroorzaking. De oplossing waarvoor hierin werd geopteerd, namelijk een weerlegbaar vermoeden van hoofdelijke aansprakelijkheid, verschilt fundamenteel van het voorstel door de Commissie. Bovendien bestaat er veel rechtspraak die de invulling van de wetsbepaling verder heeft ingevuld.

Daarnaast wordt gekozen om naar het statelijke recht in de Verenigde Staten te kijken, aangezien hier al in 1948 een eerste doctrine ontwikkeld werd ter oplossing van de problematiek van alternatieve veroorzaking, met name deze van de alternative liability.

4 H. BOCKEN, B. DUBUISSON en G. JOCQUÉ, De hervorming van het buitencontractueel

aansprakelijkheidsrecht : het ontwerp van de Commissie tot hervorming van het aansprakelijkheidsrecht,

(9)

4

Nadien werd op deze theorie verder gebouwd en ontwikkelde de rechtspraak een tweede doctrine die in deze problematiek kan worden toegepast: de market-share liability-doctrine.

6. In hoofdstuk 1 zal vooreerst ingegaan worden op de vereiste van causaliteit in het algemeen, alsook op de problematiek van de causale onzekerheid. Vervolgens zal worden toegelicht wat onder de term ‘alternatieve veroorzaking’ verstaan moet worden en zullen bovendien daarmee verwante, doch ervan te onderscheiden begrippen uitgelegd worden.

Hoofdstuk 2 zal vervolgens een analyse bevatten van 1) de oplossing voor alternatieve veroorzaking die door de Commissie tot hervorming van het aansprakelijkheidsrecht wordt voorgesteld in het voorstel tot voorontwerp van artikel 5.169 BW, 2) de oplossing die hiervoor in Nederland bestaat en 3) de twee oplossingen die hiervoor in de Verenigde Staten bestaan.

Ten slotte zullen in hoofdstuk 3 de genoemde oplossingen aan vergelijking onderworpen worden, om zo de onderlinge gelijkenissen en verschillen vast te stellen.

(10)

5

Hoofdstuk 1: Het probleem van alternatieve veroorzaking

Afdeling 1: De vereiste van het causaal verband

§1 Algemeen

7. Volgens de gangbare Belgische buitencontractuele aansprakelijkheidsleer wordt aan de hand van het begrip causaal verband nagegaan of er een voldoende nauwe band bestaat tussen een fout (of een andere tot aansprakelijkheid aanleiding gevende gebeurtenis) enerzijds en de schade anderzijds om tot aansprakelijkheid te leiden.5 Het oorzakelijk verband dient er met andere woorden toe diegene aan te wijzen op wie de plicht rust de ontstane schade te vergoeden. Daarnaast omschrijft het causaal verband ook de omvang van de schadevergoedingsplicht, in die zin dat niet om het even welk nadeel waarmee de benadeelde geconfronteerd wordt door de verweerder moet worden gedragen. Deze laatste dient namelijk louter de schadelijke gevolgen te vergoeden waarvoor hij aansprakelijk wordt bevonden.6

8. Hoewel de wetteksten die aansprakelijkheden regelen expliciet het causaal verband als toepassingsvoorwaarde vermelden, heeft de Belgische wetgever niet in een wettelijke omschrijving van het begrip voorzien. De invulling ervan wordt dan ook door rechtspraak en doctrine bepaald.7

§2 Verscheidene causaliteitstheorieën

1) Algemeen

9. De juridische causaliteit betreft de vraag of de schade al dan niet moet worden toegerekend aan de verweerder. Hoe het antwoord op deze vraag luidt, zal steeds afhangen van de gehanteerde causaliteitstheorie. Klassiek wordt ervan uitgegaan dat in België de

5 H. BOCKEN, “Causaal verband in het Belgische recht” in R.M.A. VAN DER POEL, D.A. SCHEENTJES en

T.B.D. VAN DER WAL (eds.), Causaliteit: Top- down en bottom- up in Nederlands en transnationaal

perspectief, Apeldoorn-Antwerpen, Maklu, 2010, 123.

6 M. VAN QUICKENBORNE, “Causaliteit” in E. DIRIX en A. VAN OEVELEN (ed.), Bijzondere

overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Wolters

Kluwer, 2018, 1.

7 M. KRUITHOF, “Oorzaak of aanleiding? Geen causaal verband zonder causale bijdrage” in T.

VANSWEEVELT & B. WEYTS (ed.), Actuele ontwikkelingen in het aansprakelijkheidsrecht en

verzekeringsrecht. Iste Interuniversitair Congres over Aansprakelijkheids- en Verzekeringsrecht (ICAV I),

(11)

6

equivalentieleer in dit kader de van toepassing zijnde theorie is. Niettemin is KRUITHOF van oordeel dat er in werkelijkheid een andere causaliteitstheorie wordt gehanteerd in België. Hieronder volgt een bespreking van beide doctrines.

2) De equivalentieleer

10. Er wordt klassiek aangenomen dat in België de equivalentietheorie geldt, waarbij het onderzoek naar het oorzakelijk verband ophoudt wanneer één of meer feiten een noodzakelijke voorwaarde zijn voor de totstandkoming van de schade. Deze feiten worden dan als juridisch gelijk of equivalent beschouwd als oorzaak. Bij het ontbreken van om het even welk feit zou de schade zoals deze zich voordeed immers niet zijn ontstaan.8 Volgens de equivalentieleer bevat het Belgisch recht geen aanvullende juridische selectiecriteria.9

11. Om te bepalen welke feiten een noodzakelijke voorwaarde of conditio sine qua non (hierna: csqn) voor de schade zijn en welke feiten daarentegen causaal irrelevant zijn, wordt – althans volgens de klassieke formulering van de equivalentietheorie – een experimentele redenering gevolgd waarbij wordt nagegaan of de schade, zoals deze zich in concreto heeft voorgedaan, ook op dezelfde wijze zou zijn ontstaan zonder de fout van de verweerder of de andere tot aansprakelijkheid aanleiding gevende gebeurtenis. Had de schade zich zonder dit feit niet of niet op dezelfde wijze voorgedaan, dan wordt dit feit als een noodzakelijke voorwaarde voor de schade aanzien.10 Is het omgekeerde echter waar, dan wordt dit feit als causaal irrelevant beschouwd.

In het geval waarin de verweerder een fout beging, bestaat het experiment er volgens de gangbare visie in deze fout uit het historisch verhaal van het schadegeval weg te denken en aldus een hypothetisch rechtmatig alternatief te formuleren voor het onrechtmatig gedrag. Vervolgens wordt nagegaan of de schade zoals deze zich in concreto voordeed ook in dat

8 M. KRUITHOF, “Oorzaak of aanleiding? Geen causaal verband zonder causale bijdrage” in T.

VANSWEEVELT & B. WEYTS (ed.), Actuele ontwikkelingen in het aansprakelijkheidsrecht en

verzekeringsrecht. Iste Interuniversitair Congres over Aansprakelijkheids- en Verzekeringsrecht (ICAV I),

Antwerpen, Intersentia, 2015, 146.

9 H. BOCKEN, “Geen kans verloren. Causale onzekerheid en de rechtspraak van het Hof van Cassatie over het

verlies van een kans” in K. BEIRNAERT en H. BOCKEN (eds.), XXXIIIe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2006-07, Aansprakelijkheid, aansprakelijkheidsverzekering en andere schadevergoedingssystemen, Mechelen, Kluwer, 2007, 276.

10 H. BOCKEN, I. BOONE en M. KRUITHOF, Inleiding tot het schadevergoedingsrecht – Buitencontractueel

aansprakelijkheidsrecht en andere schadevergoedingsstelsels, Brugge, die Keure, 2014, 66; M. KRUITHOF,

“Oorzaak of aanleiding? Geen causaal verband zonder causale bijdrage” in T. VANSWEEVELT & B. WEYTS (ed.), Actuele ontwikkelingen in het aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht. Iste Interuniversitair Congres

(12)

7

geval zou zijn ontstaan.11 Er dient volgens de klassieke benadering bijgevolg niet gevraagd te worden of de schade zou zijn uitgebleven indien de handeling in haar geheel achterwege zou zijn gebleven, maar wel of de schade zou zijn uitgebleven indien de handeling correct was uitgevoerd. Er wordt met andere woorden een hypothese opgesteld die zo dicht mogelijk bij de werkelijke toedracht staat, echter zonder het foutieve onderdeel ervan.12

Indien deze experimentele redenering leidt tot de vaststelling dat de concrete schade ook zou zijn ontstaan zonder de fout – en dus werd veroorzaakt door de andere feitelijke elementen uit de historiek van het schadegeval – dan wordt de fout als causaal irrelevant beschouwd volgens de klassieke formulering. Volstaan de andere elementen uit de historiek daarentegen niet om de schade in concreto te doen ontstaan, dan wordt de fout wel als een noodzakelijke voorwaarde voor de schade aanzien.13

12. In werkelijkheid blijkt evenwel dat de rechter zich bij de csqn-test niet afvraagt wat er zonder het betrokken feit zou zijn gebeurd, maar zich daarentegen wel de vraag stelt “of de

overige elementen aanwezig in de concrete omstandigheden volstaan om het ontstaan van de schade te verklaren op basis van de ons gekende algemene wetmatigheden.”14 Indien met andere woorden vaststaat dat de overige feiten samen de oorzaak van de schade vormen, volgt hieruit het besluit dat het betrokken feit geen oorzaak is.15

13. Bij toepassing van de equivalentieleer gebeurt de toerekening van de schade aan de aansprakelijke derhalve in eenzelfde fase, namelijk door een csqn-verband vast te stellen tussen een feit en de schade. De csqn-test neemt hierbij dus niet enkel een negatieve functie

11 H. BOCKEN, “Causaal verband in het Belgische recht” in R.M.A. VAN DER POEL, D.A. SCHEENTJES en

T.B.D. VAN DER WAL (eds.), Causaliteit: Top- down en bottom- up in Nederlands en transnationaal

perspectief, Apeldoorn-Antwerpen, Maklu, 2010, 124.

12 M. VAN QUICKENBORNE, “Causaliteit” in E. DIRIX en A. VAN OEVELEN (ed.), Bijzondere

overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Wolters

Kluwer, 2018, 12.

13 H. BOCKEN, “Causaal verband in het Belgische recht” in R.M.A. VAN DER POEL, D.A. SCHEENTJES en

T.B.D. VAN DER WAL (eds.), Causaliteit: Top- down en bottom- up in Nederlands en transnationaal

perspectief, Apeldoorn-Antwerpen, Maklu, 2010, 124.

14 M. KRUITHOF, “Oorzaak of aanleiding? Geen causaal verband zonder causale bijdrage” in T.

VANSWEEVELT & B. WEYTS (ed.), Actuele ontwikkelingen in het aansprakelijkheidsrecht en

verzekeringsrecht. Iste Interuniversitair Congres over Aansprakelijkheids- en Verzekeringsrecht (ICAV I),

Antwerpen, Intersentia, 2015, 185.

15 M. KRUITHOF, “Oorzaak of aanleiding? Geen causaal verband zonder causale bijdrage” in T.

VANSWEEVELT & B. WEYTS (ed.), Actuele ontwikkelingen in het aansprakelijkheidsrecht en

verzekeringsrecht. Iste Interuniversitair Congres over Aansprakelijkheids- en Verzekeringsrecht (ICAV I),

(13)

8

aan om welbepaalde feiten als oorzaak uit te sluiten, maar evenzeer een positieve functie om aan te duiden of deze feiten ook een oorzaak van de schade zijn.16

14. De theorie weerspiegelt de beleidsmatige overtuiging dat van zodra een aansprakelijkheidsgrond is vastgesteld, de voorkeur gegeven moet worden aan de benadeelde boven de verweerder. Een correctie op de gevolgen van deze principiële voorkeur is evenwel dat er een verdeling van de schadelast plaatsvindt indien meerdere samenlopende fouten zich voordoen. Indien het slachtoffer ook zelf een onrechtmatige handeling gesteld heeft, vindt deze verdeling plaats door een gedeelde aansprakelijkheid. Ingeval van pluraliteit van aansprakelijken gebeurt de correctie daarentegen door middel van een regresvordering die uitgeoefend kan worden ten aanzien van de medeschuldenaars. Hoewel de verdeling van de schadelast dikwijls tot een billijker resultaat leidt, zal de verweerder hierin vanzelfsprekend geen soelaas vinden indien de mededader onbekend of onvermogend is of indien er sprake is van toeval of overmacht.17

3) De causaliteitstheorie van KRUITHOF

15. Opmerkelijk is dat een belangrijk deel van de Belgische rechtspraak systematisch alsnog een feit niet als oorzaak van schade aanmerkt, ook al was de aanwezigheid van dat feit in het voorliggend geval wel degelijk een noodzakelijke voorwaarde om de schade zoals deze zich voordeed, te doen ontstaan.18 Hoewel de equivalentietheorie klassiek aanzien wordt als de in België van toepassing zijnde causaliteitsleer, blijkt dit dus in realiteit niet noodzakelijk het geval te zijn.

16. Uit deze vaststelling leidt KRUITHOF af dat in België een alternatieve causaliteitstheorie van toepassing is, waarbij een bijkomende voorwaarde van “causale bijdrage” van de noodzakelijke voorwaarde (of conditio sine qua non) tot de schade gesteld wordt. Hij omschrijft het begrip “oorzaak” namelijk als: “elk feit (1) dat in de concrete omstandigheden

16 M. KRUITHOF, “Oorzaak of aanleiding? Geen causaal verband zonder causale bijdrage” in T.

VANSWEEVELT & B. WEYTS (ed.), Actuele ontwikkelingen in het aansprakelijkheidsrecht en

verzekeringsrecht. Iste Interuniversitair Congres over Aansprakelijkheids- en Verzekeringsrecht (ICAV I),

Antwerpen, Intersentia, 2015, 149.

17 H. BOCKEN, “Causaal verband in het Belgische recht” in R.M.A. VAN DER POEL, D.A. SCHEENTJES en

T.B.D. VAN DER WAL (eds.), Causaliteit: Top- down en bottom- up in Nederlands en transnationaal

perspectief, Apeldoorn-Antwerpen, Maklu, 2010, 142.

18 M. KRUITHOF, “Oorzaak of aanleiding? Geen causaal verband zonder causale bijdrage” in T.

VANSWEEVELT & B. WEYTS (ed.), Actuele ontwikkelingen in het aansprakelijkheidsrecht en

verzekeringsrecht. Iste Interuniversitair Congres over Aansprakelijkheids- en Verzekeringsrecht (ICAV I),

(14)

9

van het geval noodzakelijk was om tot de schade te komen zoals deze is ontstaan, én (2) dat hierbij tevens een causale bijdrage heeft geleverd”.19 “Causale bijdrage” moet volgens

KRUITHOF naar Belgisch positief recht begrepen worden als “de mate waarin het feit het risico, dat zich in het concrete schadegeval heeft gerealiseerd, heeft verhoogd, en dit ongeacht of de betrokken personen dit vooraf wisten of behoorden te weten.”20

Concreet stelt KRUITHOF dus dat de in België geldende causaliteitstheorie erin bestaat dat een feit alleen een oorzaak van een schadegeval kan worden beschouwd, indien dit feit een

conditio sine qua non van de schade is en bovendien een verhoging van het in het schadegeval

gerealiseerde risico vormde.

19 M. KRUITHOF, “Oorzaak of aanleiding? Geen causaal verband zonder causale bijdrage” in T.

VANSWEEVELT & B. WEYTS (ed.), Actuele ontwikkelingen in het aansprakelijkheidsrecht en

verzekeringsrecht. Iste Interuniversitair Congres over Aansprakelijkheids- en Verzekeringsrecht (ICAV I),

Antwerpen, Intersentia, 2015, 182.

20 M. KRUITHOF, “Oorzaak of aanleiding? Geen causaal verband zonder causale bijdrage” in T.

VANSWEEVELT & B. WEYTS (ed.), Actuele ontwikkelingen in het aansprakelijkheidsrecht en

verzekeringsrecht. Iste Interuniversitair Congres over Aansprakelijkheids- en Verzekeringsrecht (ICAV I),

(15)

10

Afdeling 2: Causale onzekerheid

§1 De bewijslast rust op de benadeelde

17. Zoals het geval is in de meeste rechtstelsels, rust de bewijslast van het causaal verband ook in België in beginsel op de eisende partij.21 Concreet dient de benadeelde het bestaan van een causaal verband met voldoende zekerheid te bewijzen. Een absolute zekerheid is hierbij evenwel niet vereist; een aan de zekerheid grenzende waarheid, de zogenaamde gerechtelijke zekerheid, volstaat. Het is ook mogelijk om het negatieve bewijs van het bestaan van het causaal verband te leveren, namelijk door uitsluiting van andere redelijke oorzaken.22

18. Bij het aantonen van causaliteit mogen alle wettelijke bewijsmiddelen gehanteerd worden. Het is dus in de eerste plaats mogelijk om hiertoe een beroep te doen op de wettelijke of jurisprudentiële vermoedens van causaliteit. Het Belgisch recht bevat echter weinig oorzakelijke vermoedens, waardoor de rol ervan in de praktijk te nuanceren valt.23 Feitelijke vermoedens, afgeleid zowel uit wetenschappelijke gegevens als uit de normale gang van zaken, spelen in de praktijk wel een zeer belangrijke rol.

19. De feitenrechter waardeert de aangereikte bewijsmiddelen en beslist soeverein of het bewijs van oorzakelijkheid al dan niet geleverd is.24 Weliswaar is het oordeel van de rechter omtrent het causaal verband steeds onderhevig aan de controle van het Hof van Cassatie, waarbij een toetsing kan doorgevoerd worden of de rechter al dan niet wettig tot het bestaan of de afwezigheid van het oorzakelijk verband kon besluiten op grond van de door hem op onaantastbare wijze gedane vaststellingen.25

21 Art. 870 Ger.W.; H. BOCKEN, “Causaal verband in het Belgische recht” in R.M.A. VAN DER POEL, D.A.

SCHEENTJES en T.B.D. VAN DER WAL (eds.), Causaliteit: Top- down en bottom- up in Nederlands en

transnationaal perspectief, Apeldoorn-Antwerpen, Maklu, 2010, 136.

22 H. BOCKEN, “Geen kans verloren. Causale onzekerheid en de rechtspraak van het Hof van Cassatie over het

verlies van een kans” in K. BEIRNAERT en H. BOCKEN (eds.), XXXIIIe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2006-07, Aansprakelijkheid, aansprakelijkheidsverzekering en andere schadevergoedingssystemen, Mechelen, Kluwer, 2007, 279.

23 H. BOCKEN, “Geen kans verloren. Causale onzekerheid en de rechtspraak van het Hof van Cassatie over het

verlies van een kans” in K. BEIRNAERT en H. BOCKEN (eds.), XXXIIIe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2006-07, Aansprakelijkheid, aansprakelijkheidsverzekering en andere schadevergoedingssystemen, Mechelen, Kluwer, 2007, 279.

24 Cass. 27 november 1972, Pas. 1973, I, 301-303; Cass. 30 oktober 1973, Pas. 1974, I, 239-240. 25 Cass. 30 april 2003, Pas. 2003, I, n° 271, 905-907.

(16)

11

§2 Bewijsproblematiek

20. Zoals reeds aangegeven, brengen de bewijsregels met zich mee dat het bestaan van het oorzakelijk verband met gerechtelijke zekerheid aangetoond moet worden.26 Slaagt de eiser er niet in het causaal verband met voldoende zekerheid te bewijzen – doordat het bestaan ervan bijvoorbeeld slechts waarschijnlijk is of doordat een tot aansprakelijkheid leidend feit louter de kans heeft vergroot dat de schade zou optreden –, dan moet de vordering tot schadeloosstelling worden afgewezen.27 De rechter mag ingeval van causaliteitsonzekerheid zelfs niet overgaan tot het toekennen van een partiële schadevergoeding.28 In dit geval zal de

schadelijder derhalve zelf de integrale schadelast moeten dragen. Het uitgangspunt is met andere woorden een alles of niets-benadering. Staat het causaal verband tussen de gebeurtenis en de schade vast, dan heeft de benadeelde principieel recht op een integrale schadevergoeding.29 Is dit niet het geval, dan zal de benadeelde met zijn eigen vermogen dienen in te staan voor de geleden schade, mits geen beroep gedaan kan worden op een schadevergoedingsmechanisme buiten het gemeen aansprakelijkheidsrecht om.

21. Indien uitsluitend de tot aansprakelijkheid leidende gebeurtenis in aanmerking komt als oorzaak van de schade, dan brengt het vaststellen van het causaal verband in beginsel weinig moeilijkheden met zich mee. Een persoon geeft bijvoorbeeld een zware vuistslag in het gezicht van een andere persoon, met als gevolg gebroken tanden. De slag was noodzakelijk en volgens de normale gang van zaken ook voldoende om de tanden te breken. Er bestaat derhalve geen twijfel over dat de vuistslag de oorzaak van de geleden schade is.30 In de praktijk doen zich echter vaker situaties voor waarbij het aantonen van het causaal verband minder vanzelfsprekend is. Dat het oorzakelijk verband, hoewel het waarschijnlijk is, niet met voldoende zekerheid bewezen kan worden, kan het gevolg zijn van uiteenlopende factoren.31

26 H. BOCKEN, “Geen kans verloren. Causale onzekerheid en de rechtspraak van het Hof van Cassatie over het

verlies van een kans” in K. BEIRNAERT en H. BOCKEN (eds.), XXXIIIe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2006-07, Aansprakelijkheid, aansprakelijkheidsverzekering en andere schadevergoedingssystemen, Mechelen, Kluwer, 2007, 280.

27 Cass. 17 september 1981, Pas. 1982, I, 90; Cass. 17 februari 1992, Arr. Cass. 1991-92, 563, Pas. 1992, I, 534

en RW 1994-95, 892; Cass. 17 september 2003, JT 2004, 95.

28 Cass. 17 februari 1992, Pas. 1992, I, 534 en RW 1994-95, 892. Zie ook: M. VAN QUICKENBORNE,

Oorzakelijk verband tussen onrechtmatige daad en schade, Mechelen, Kluwer, 2007, 61.

29 Cass. 30 april 2003, Arr. Cass. 2003, 1079 en Pas. 2003, 905.

30 H. BOCKEN, “Geen kans verloren. Causale onzekerheid en de rechtspraak van het Hof van Cassatie over het

verlies van een kans” in K. BEIRNAERT en H. BOCKEN (eds.), XXXIIIe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2006-07, Aansprakelijkheid, aansprakelijkheidsverzekering en andere schadevergoedingssystemen, Mechelen, Kluwer, 2007, 277.

31 H. BOCKEN, I. BOONE en M. KRUITHOF, Inleiding tot het schadevergoedingsrecht – Buitencontractueel

(17)

12

Vooreerst bestaat de mogelijkheid dat er geen of onvoldoende bewijsmiddelen zijn die het beweerde causaal verband kunnen staven, of dat de eisende partij simpelweg geen toegang tot relevante bewijsmiddelen heeft.32

Daarnaast kan het moeilijk zijn de historiek van het schageval te reconstrueren. Was de fractuur wel het gevolg van een slag op het gezicht en niet van de ongelukkige val van het slachtoffer? Dit probleem hangt vaak samen met het feit dat onze wetenschappelijke kennis leemtes kent. Welke gevolgen had de uitgevoerde medische behandeling of de blootstelling aan een bepaalde scheikundige stof?33 In het bijzonder kunnen er in dit kader moeilijkheden optreden bij het identificeren van de identiteit van de schadeveroorzaker.34 Ook is het mogelijk dat vaststaat dat een bepaalde persoon schade heeft veroorzaakt, maar dat niet bewezen kan worden aan wie de schade precies werd berokkend.

Ten slotte hangt de causaliteitsonzekerheid soms samen met de toepassing van de csqn-test zelf, omdat het niet mogelijk is aan te tonen wat er gebeurd zou zijn indien verweerder geen fout had begaan. Het is hier met andere woorden onmogelijk om de gevolgen van het hypothetisch rechtmatig alternatief met zekerheid vast te stellen. Ook hier kan het gebrek aan wetenschappelijke kennis een verklaring zijn voor de onzekerheid. Er zijn bovendien situaties waarbij niet bewezen kan worden dat een feit een noodzakelijke voorwaarde voor de schade was omdat de mogelijkheid bestaat dat de eiser ook zonder dit feit de schade zou hebben geleden.35

32 H. BOCKEN, “Geen kans verloren. Causale onzekerheid en de rechtspraak van het Hof van Cassatie over het

verlies van een kans” in K. BEIRNAERT en H. BOCKEN (eds.), XXXIIIe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2006-07, Aansprakelijkheid, aansprakelijkheidsverzekering en andere schadevergoedingssystemen, Mechelen, Kluwer, 2007, 280.

33 H. BOCKEN, “Causaal verband in het Belgische recht” in R.M.A. VAN DER POEL, D.A. SCHEENTJES en

T.B.D. VAN DER WAL (eds.), Causaliteit: Top- down en bottom- up in Nederlands en transnationaal

perspectief, Apeldoorn-Antwerpen, Maklu, 2010, 136.

34 H. BOCKEN, I. BOONE en M. KRUITHOF, Inleiding tot het schadevergoedingsrecht – Buitencontractueel

aansprakelijkheidsrecht en andere schadevergoedingsstelsels, Brugge, die Keure, 2014, 68.

35 H. BOCKEN, “Causaal verband in het Belgische recht” in R.M.A. VAN DER POEL, D.A. SCHEENTJES en

T.B.D. VAN DER WAL (eds.), Causaliteit: Top- down en bottom- up in Nederlands en transnationaal

(18)

13

Afdeling 3: Alternatieve veroorzaking, alternatieve benadeling en het

verlies van een kans

22. Dit masterproefonderzoek handelt over een specifiek geval van causale onzekerheid, met name de situatie van de alternatieve veroorzaking (§1). De problematiek van de alternatieve veroorzaking heeft betrekking op de basis-casuspositie waarbij er weliswaar meerdere potentiële schadeveroorzakers zijn, maar slechts één benadeelde. Er is hierbij onduidelijkheid over wie van twee of meer mogelijke personen de schade effectief heeft veroorzaakt. Het spiegelbeeld hiervan is de figuur van de zogenaamde alternatieve benadeelde, waarbij vertrokken wordt van de casuspositie waarin weliswaar meerdere potentiële benadeelden aanwezig zijn, maar slechts één tot aansprakelijkheid leidende mogelijke oorzaak (§2). Het betreft meer bepaald het geval waarbij onbekend is wie van twee of meer personen daadwerkelijk werd benadeeld.36 In de praktijk komt het evenwel vaker voor dat zowel meerdere potentiële benadeelden als meerdere potentiële veroorzakers in het geding betrokken zijn (§3). Het masterproefonderzoek zal niet ingaan op de causale onzekerheid die zich voordoet bij het verlies van een kans. Aangezien het verlies van een kans-leerstuk en de eerder genoemde figuren toch enigszins op elkaar gelijken, verdient het onderscheid met de alternatieve veroorzaking en de alternatieve benadeling enige verduidelijking (§4).

§1 Alternatieve veroorzaking

23. Alternatieve veroorzaking doet zich in zijn meest zuivere vorm voor wanneer twee of meer personen onafhankelijk van elkaar toerekenbaar onrechtmatig gehandeld hebben en een derde schade lijdt ten gevolge van één van die handelingen, hetzij die van de één, hetzij die van de ander, waarbij de verschillende mogelijkheden elkaar uitsluiten.37 Er kan niet

uitgemaakt worden of het gebeurtenis A of gebeurtenis B was die het schageval heeft doen ontstaan, waardoor de schadeveroorzaking alternatief is.38 Een benadeelde wordt met andere woorden geconfronteerd met schade die zeker door een lid van een welomschreven groep

36 A.J. AKKERMANS, Proportionele aansprakelijkheid bij onzeker causaal verband, Deventer, Tjeenk Willink,

1997, 11.

37 R.J.B. BOONEKAMP, “Alternatieve veroorzaking” in A.G. CASTERMANS e.a. (red.), Practicum Nieuw

BW: enkele praktische wenken bij de invoering van het Nieuw Burgerlijk Wetboek, BW-krant Jaarboek 1991,

Arnhem, Gouda Quint, 1991, 80

(https://openaccess.leidenuniv.nl/bitstream/handle/1887/36668/264.pdf?sequence=1, geraadpleegd 23 april 2020).

38 T. VANSWEEVELT en B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen,

(19)

14

werd veroorzaakt, hoewel de benadeelde niet kan bewijzen wiens fout (of tot aansprakelijkheid aanleiding gevend feit) de schade effectief heeft veroorzaakt.39 Er bestaat derhalve onzekerheid omtrent de identiteit van de schadeverwekker, doordat de potentiële schadeveroorzakers onafhankelijk van elkaar gehandeld hebben.

24. Een klassiek voorbeeld hiervan is dat van de toevallige voorbijganger die verwond geraakt doordat twee jagers op hetzelfde ogenblik en in dezelfde richting een schot lossen. De beide jagers hebben, onafhankelijk van elkaar, onrechtmatig gehandeld aangezien zij zich ervan hadden moeten vergewissen dat hun schot geen onbedoelde slachtoffers kon maken. De benadeelde kan echter niet bewijzen welk van de twee jagers het schot loste dat hem effectief geraakt heeft.40

Ook kan gedacht worden aan de situatie waarbij een bouwbedrijf bouwmaterialen opslaat in een dorp gedurende een lange tijd. Een onbekend aantal inwoners van het dorp nemen onafhankelijk van elkaar het bouwmateriaal geleidelijk aan weg, tot uiteindelijk alles verdwenen is.41 Het staat vast dat de verschillende bewoners elk onrechtmatig gehandeld

hebben en dat het bouwbedrijf schade heeft geleden. Evenwel is het bedrijf niet in staat het causaal verband tussen de fout van elk van deze dorpsinwoners en het door hen individueel veroorzaakte deel van de schade te bewijzen.

Te denken valt ook aan de situatie waarbij meerdere producenten eenzelfde gebrekkig product op de markt hebben gebracht. Pas na vele jaren doen de eerste schadegevallen zich evenwel voor. De personen die dit product hebben aangekocht en door het gebrek schade geleden hebben, weten wel welke groep van producenten het artikel op de markt brachten, doch zijn door het grote tijdsverloop niet meer in staat de specifieke producent aan te wijzen die het door hen aangekochte en gebruikte product heeft vervaardigd.42

Nog een laatste illustratie van de alternatieve veroorzaking betreft een werknemer die kanker heeft gekregen ten gevolge van blootstelling aan asbest tijdens zijn tewerkstelling bij meerdere asbestverwerkende bedrijven. Aangezien het niet mogelijk is vast te stellen bij welk bedrijf

39 M. VAN QUICKENBORNE, Oorzakelijk verband tussen onrechtmatige daad en schade, Mechelen, Kluwer,

2007, 83.

40 T. VANSWEEVELT en B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen,

Intersentia, 2009, 817.

41 M. VAN QUICKENBORNE, Oorzakelijk verband tussen onrechtmatige daad en schade, Mechelen, Kluwer,

2007, 83.

42 T. VANSWEEVELT en B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen,

(20)

15

de werknemer zijn fatale asbestvezel inhaleerde, kan ook niet aangetoond worden welk van deze bedrijven diens schade precies heeft veroorzaakt.43

25. Een variante op de alternatieve causaliteit is het geval van dubbele veroorzaking, waarbij meerdere gebeurtenissen wel voldoende, maar geen noodzakelijke voorwaarden voor de schade vormen.44 De schade ontstaat doordat verschillende gebeurtenissen zich onafhankelijk van elkaar gelijktijdig voordoen en elk van deze gebeurtenissen op zich volstaat om de schade tot stand te laten komen. Deze situatie onderscheidt zich van de alternatieve veroorzaking doordat de schade door beide gebeurtenissen is veroorzaakt en niet ofwel door de ene, ofwel door de andere.

Een voorbeeld hiervan is het geval waarin twee bedrijven gelijktijdig giftige stoffen in een rivier lozen. Opdat de schade ontstaat, met name de vervuiling van de rivier, volstaat het immers dat slechts één van de bedrijven giftige stoffen loost. Nog valt te denken aan een huis dat afbrandt door twee verschillende brandhaarden. Ook hier zijn de beide oorzaken op zichzelf voldoende om de schade in haar geheel te doen ontstaan.

Ook in deze hypothese kunnen er problemen rijzen inzake het bewijs van een causaal verband. Immers, elk van de verweerders kan aanvoeren dat de schade ook zonder diens tussenkomst zou zijn ontstaan, waardoor er bijgevolg geen causaal verband zou bestaan tussen de gebeurtenis en de schade.45

§2 Alternatieve benadeling

26. De problematiek van de alternatieve benadeling heeft betrekking op de causale onzekerheid die bestaat in schadegevallen waarbij meerdere benadeelden betrokken zijn, maar slechts één schadeveroorzaker.46 Het gaat namelijk over de situatie waarin vaststaat dat de

43 M. VAN QUICKENBORNE, Oorzakelijk verband tussen onrechtmatige daad en schade, Mechelen, Kluwer,

2007, 83.

44 Zie over alternatieve veroorzaking: J.SPIER, T. HARTLIEF, G.E. VAN MAANEN en R.D. VRIESENDORP,

Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding, Kluwer, 2009, vijfde druk, 283; R.J.B. BOONEKAMP, “art.

98”, in X., Schadevergoeding, Kluwer, 2014, aant. 2.2., 10 en aant. 22, 105-111 en B.C.J., VAN VELTHOVEN, “Uniforme aanpak van de causaliteitsproblematiek via proportionele toerekening”, VA 2010, afl. (7) 3, 16.

45 T. VANSWEEVELT en B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen,

Intersentia, 2009, 819.

46 A.J. AKKERMANS, Proportionele aansprakelijkheid bij onzeker causaal verband, Deventer, Tjeenk Willink,

(21)

16

verweerder daadwerkelijk schade veroorzaakt heeft, alsook dat één of meer van de benadeelden daadwerkelijk vergoedingsgerechtigd is, al is niet geweten wie van hen precies.47

27. Bij wijze van voorbeeld kan gedacht worden aan het geval waarbij een chemische fabriek jarenlang onrechtmatig de omwonenden blootstelt aan de emissie van bepaalde kankerverwekkende stoffen. Epidemiologisch onderzoek stelt vast dat kanker significant vaker voorkomt bij de omwonenden dan dat dit het geval is in de normale populatie. Er kan bijgevolg redelijkerwijze aangenomen worden dat een gedeelte van de zieke omwonenden zonder de onrechtmatige blootstelling niet ziek zou zijn geworden. Het staat vast dat er schade is geleden waarvoor de fabriek aansprakelijk is, maar het is niet bepaalbaar wie van de zieken in werkelijkheid werd benadeeld. Geen enkele individueel benadeelde kan bijgevolg het oorzakelijk verband tussen zijn ziekte en de onrechtmatige blootstelling aan de emissie bewijzen.48

28. Voorgaand voorbeeld illustreert dat bij alternatieve benadeling statistisch-epidemiologisch causaliteitsbewijs vaak een centrale rol inneemt.49 Waar het voorbeeld

evenwel een eenvoudige vooronderstelling maakt dat een deel van de zieke personen zonder de blootstelling niet ziek zou zijn geworden, kunnen er zich in de praktijk weliswaar allerlei problemen voordoen inzake epidemiologische bewijsvoering.50

29. Alternatieve benadeling kan zich weliswaar ook buiten de context van uitsluitend statistisch aantoonbare schadeveroorzaking voordoen. Denk bijvoorbeeld aan een onderneming die enkele van haar werknemers jarenlang op basis van ras discrimineert met betrekking tot interne opleiding en promotie. De gediscrimineerde werknemers stellen een vordering in voor de hierdoor gederfde inkomsten. De problematiek van de alternatieve benadeling speelt hier evenwel, aangezien het niet mogelijk is te bepalen wie van de individuele werknemers zonder discriminatie daadwerkelijk een interne opleiding had kunnen

47 A.J. AKKERMANS, Proportionele aansprakelijkheid bij onzeker causaal verband, Deventer, Tjeenk Willink,

1997, 259; A.J. AKKERMANS, “Statistisch causaliteitsbewijs bij toxische schadeveroorzaking. Over onzeker causaal verband, epidemiologische bewijsvoering en schadevergoeding naar rato van veroorzakingswaarschijnlijkheid”, VA 1995, 45.

48 A.J. AKKERMANS, “Statistisch causaliteitsbewijs bij toxische schadeveroorzaking. Over onzeker causaal

verband, epidemiologische bewijsvoering en schadevergoeding naar rato van veroorzakingswaarschijnlijkheid”,

VA, 1995, 45; M. VAN QUICKENBORNE, Oorzakelijk verband tussen onrechtmatige daad en schade,

Mechelen, Kluwer, 2007, 84.

49 A.J. AKKERMANS, “Statistisch causaliteitsbewijs bij toxische schadeveroorzaking. Over onzeker causaal

verband, epidemiologische bewijsvoering en schadevergoeding naar rato van veroorzakingswaarschijnlijkheid”,

VA, 1995, 45.

50 A.J. AKKERMANS, Proportionele aansprakelijkheid bij onzeker causaal verband, Deventer, Tjeenk Willink

(22)

17

volgen, dan wel promotie zou hebben gemaakt. Dit ondanks het feit dat wel vaststaat dat de groep als geheel achtergesteld is ten opzichte van de groep van werknemers die tot een ander ras behoren.51

30. Het gaat bij de figuur van de alternatieve benadeelde in de praktijk vaak over gevallen van zogenaamde massaschade, namelijk die gevallen waarbij een groot aantal personen eenzelfde of vergelijkbare schade lijdt als gevolg van één of meer vergelijkbare gedragingen van één of meer veroorzakers. Dergelijke situaties doen zich vooral voor in de context van de producten- en de milieuaansprakelijkheid.52

§3 Alternativiteit bij veroorzakers én benadeelden (tweezijdige alternativiteit)

31. Het onderscheid tussen de alternatieve benadeling en de alternatieve veroorzaking situeert zich in het gegeven dat bij alternatieve veroorzaking onbekend is wie van twee of meer potentiële schadeveroorzakers de schade daadwerkelijk heeft veroorzaakt, terwijl bij de problematiek van de alternatieve benadeling onbekend is wie van twee of meer personen daadwerkelijk werd benadeeld. De figuren vormen derhalve in zeker opzicht elkaars spiegelbeeld.53 Dit sluit evenwel niet uit dat beide figuren zich in eenzelfde zaak kunnen manifesteren. Het is namelijk mogelijk dat er sprake is van alternativiteit zowel aan de kant van de benadeelden, als aan de kant van de veroorzakers.

32. Te denken valt bijvoorbeeld aan een parkeergarage waar op één dag tijd door drie onafhankelijk van elkaar handelende dieven telkens één wagen van hetzelfde merk en type gestolen wordt. Elke gestolen wagen heeft een andere eigenaar. Wanneer de dieven echter gevat zijn, is het niet mogelijk aan te tonen wie van hen welke wagen heeft gestolen.

Het gaat hier in de eerste plaats over alternatieve veroorzaking, aangezien elk van de eigenaars zeker is dat één van de gevatte dieven zijn schade veroorzaakt heeft, hoewel niet te achterhalen valt wie van hen precies. Bovendien gaat het hier ook om alternatieve benadeling, vermits

51 A.J. AKKERMANS, “Statistisch causaliteitsbewijs bij toxische schadeveroorzaking. Over onzeker causaal

verband, epidemiologische bewijsvoering en schadevergoeding naar rato van veroorzakingswaarschijnlijkheid”,

VA, 1995, 45.

52 A.J. AKKERMANS, Proportionele aansprakelijkheid bij onzeker causaal verband, Deventer, Tjeenk Willink

, 1997, 255.

53 R.J.B. BOONEKAMP, “Alternatieve veroorzaking” in A.G. CASTERMANS e.a. (red.), Practicum Nieuw

BW: enkele praktische wenken bij de invoering van het Nieuw Burgerlijk Wetboek, BW-krant Jaarboek 1991,

Arnhem, Gouda Quint, 1991, 11

(https://openaccess.leidenuniv.nl/bitstream/handle/1887/36668/264.pdf?sequence=1, geraadpleegd 23 april 2020).

(23)

18

elke dief zeker de schade van één van de eigenaars heeft veroorzaakt, ook al is niet geweten aan welke specifieke eigenaar de schade door hem werd berokkend.54

33. Een extra complicatie bestaat in deze context wanneer naast meer dan één tot aansprakelijkheid leidende oorzaak ook sprake is van een significant achtergrond- of omgevingsrisico. Dit is een risico dat gelegen is in een potentiële oorzaak die voor rekening van de benadeelde zelf is, hetzij omdat zij niet gelegen is in een aan een derde toerekenbaar feit, hetzij omdat hiervoor een geldige exoneratie bestaat. Het gaat met name over “natuurlijke” risico’s, zoals de normale bevattelijkheid voor bepaalde ziektes en over risico’s die gelegen zijn in de gedragingen die door de benadeelde zelf worden gesteld, zoals roken.55

34. Een voorbeeld van alternativiteit bij veroorzakers en benadeelden met een significant achtergrondrisico, is het geval van een fervente roker die stelt dat zijn longkanker veroorzaakt is door professionele asbestblootstelling bij verschillende werkgevers.56

Er is enerzijds sprake van alternatieve benadeling aangezien de kanker drie mogelijke oorzaken kent, namelijk het overmatig roken, de blootstelling aan asbestvezels en het normale omgevingsrisico. Alleen de blootstelling aan asbestvezels kan aan de werkgevers worden toegerekend, de overige potentiële oorzaken bevinden zich daarentegen in de risicosfeer van de benadeelde zelf.

Op basis van epidemiologisch onderzoek kan slechts vastgesteld worden wat de kans is dat zijn longkanker aan de asbestblootstelling te wijten is. Stel dat uit het onderzoek blijkt dat op een groep van 1000 personen in een vergelijkbare situatie 26% van de daarin vastgestelde gevallen van longkanker aan asbestblootstelling te wijten is. Dit stemt overeen met 2,6 gevallen op 10. Het is evenwel onmogelijk om te bepalen in welke van die 10 gevallen de kanker daadwerkelijk aan de blootstelling te wijten is. Er kan dus slechts gesproken worden van de kans, niet de zekerheid, dat de longkanker van de benadeelde aan de blootstelling aan asbestvezels te wijten is.57

54 A.J. AKKERMANS, Proportionele aansprakelijkheid bij onzeker causaal verband, Deventer, Tjeenk Willink

, 1997, 326-327.

55 A.J. AKKERMANS, Proportionele aansprakelijkheid bij onzeker causaal verband, Deventer, Tjeenk Willink,

1997, 327-328.

56 S. LIERMAN, “Causaliteit en verlies van een kans in de medische context”, T.Gez. 2006-07, 262.

57 M. VAN QUICKENBORNE, Oorzakelijk verband tussen onrechtmatige daad en schade, Mechelen, Kluwer,

(24)

19

Anderzijds speelt ook de alternatieve veroorzaking in dit voorbeeld, gelet op het feit dat de benadeelde opeenvolgend bij verschillende werkgevers tewerk was gesteld en bij elk van hen met asbestvezels in aanraking was gekomen.

35. Een bekend praktijkvoorbeeld in dit kader is de spraakmakende Nederlandse DES-zaak.58 Verschillende farmaceutische producenten hadden in de periode van 1953 tot 1976 eenzelfde geneesmiddel genaamd diëthylstilbestrol (afgekort DES) op de Nederlandse markt gebracht, wat ertoe zou dienen de kans op miskramen en vroeggeboortes bij zwangere vrouwen te verkleinen. Achteraf bleek echter dat het gebruik van DES door de moeders ertoe geleid heeft dat hun dochters later een aantal aandoeningen kregen, waaronder baarmoederhalskanker. In 1985 werden een aantal van de farmaceutische bedrijven aangesproken door zes “DES-dochters” tot vergoeding van de door hen geleden materiële en immateriële schade. Omwille van de vele jaren die reeds verstreken waren, was het evenwel niet meer mogelijk uit te maken van welke producent het door de moeders gebruikte middel afkomstig was (alternatieve veroorzaking). Evenmin konden de dochters bewijzen dat de aandoening waaraan zij leden veroorzaakt was door één van de gedaagde bedrijven (alternatieve benadeling).59

§4 Het verlies van een kans

36. De causaliteitsonzekerheid bij alternatieve veroorzaking of benadeling neemt een andere vorm aan dan bij het verlies van een kans. Het betreft hierbij alle situaties waarin de benadeelde aanvoert dat hem de kans werd ontnomen om een welbepaald voordeel te verwerven of om een welbepaald nadeel te vermijden.60 Het gaat anders gezegd over het geval waarbij de mogelijkheid – maar niet de zekerheid – bestaat dat de benadeelde ook zonder het betrokken feit de schade zou hebben geleden, maar waarbij het echter wel vaststaat dat omwille van dit feit een reële kans verloren werd om aan de schade te ontkomen.61 Er zal in

58 HR 9 oktober 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0706, NJ 1994, 535.

59 A.J. AKKERMANS, Proportionele aansprakelijkheid bij onzeker causaal verband, Deventer, Tjeenk Willink,

1997, 325-326; M. VAN QUICKENBORNE, Oorzakelijk verband tussen onrechtmatige daad en schade, Mechelen, Kluwer, 2007, 85.

60 T. VANSWEEVELT en B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen,

Intersentia, 2009, 641.

61 H. BOCKEN, I. BOONE en M. KRUITHOF, Inleiding tot het schadevergoedingsrecht – Buitencontractueel

aansprakelijkheidsrecht en andere schadevergoedingsstelsels, Brugge, die Keure, 2014, 69; G. JOCQUÉ,

(25)

20

dergelijk geval enkel een aanspraak op schadevergoeding gemaakt kunnen worden voor het verlies van de kans, niet voor het verlies van het voordeel of voor het berokkende nadeel zelf.62

37. Een schoolvoorbeeld uit de medische sector laat toe dit te illustreren. Een arts laat na zijn patiënt tijdig te behandelen. Een paar dagen later moet een ledemaat van de patiënt worden geamputeerd. Hoewel niet vaststaat dat er een causaal verband bestaat tussen het foutieve gedrag van de arts en de schade, kan wel vastgesteld worden dat er een causaal verband bestaat tussen het foutieve gedrag en de verloren kans van de patiënt om geen of een minder zware amputatie te ondergaan.63

38. In tegenstelling tot wat het geval is bij de alternatieve veroorzaking en benadeling, vloeit de onzekerheid bij het verlies van een kans voort uit de omstandigheid dat het mogelijk is dat de betrokkene schade heeft geleden ten gevolge van een bepaald feit, maar dit geenszins zeker is.64 Bij de alternatieve veroorzaking en benadeling bestaat de onzekerheid er daarentegen in

dat hoewel het zeker is dat er een causaal verband bestaat tussen de schade en één van de betrokken feiten, niet geweten is welk feit de schade precies heeft veroorzaakt.

62 T. VANSWEEVELT en B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen,

Intersentia, 2009, 642.

63 S. LIERMAN, “Causaliteit en verlies van een kans in de medische context”, T.Gez. 2006-07, afl. 4, 264. 64 S. LIERMAN, “Causaliteit en verlies van een kans in de medische context”, T.Gez. 2006-07, afl. 4, 265.

(26)

21

Hoofdstuk 2: Oplossingen binnen het buitencontractueel

aansprakelijkheidsrecht: België, Nederland en de Verenigde

Staten

Afdeling 1: België

§1 Het vigerend Belgisch recht

1) Het gemeen buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht

39. Het Burgerlijk Wetboek dat vandaag in België van toepassing is, bevat in totaal slechts 6 artikelen inzake het gehele contentieux van de buitencontractuele burgerlijke aansprakelijkheid.65 Deze omstandigheid brengt onvermijdelijk met zich mee dat het wetboek hieromtrent heel wat leemtes kent en aldus op zichzelf geen nauwkeurig beeld van het vigerend Belgisch aansprakelijkheidsrecht geeft.66 Zo ook specifieert het wetboek niet wat onder de term “causaal verband” begrepen moet worden, ondanks het gegeven dat de wetteksten die aansprakelijkheden regelen expliciet dergelijk verband als vereiste opleggen.67 Zoals eerder aangegeven, gebeurt de invulling ervan – net zoals overigens het geval is met betrekking tot heel wat andere termen uit het Burgerlijk Wetboek – dan ook door rechtspraak en doctrine.

Evenmin bevat het Burgerlijk Wetboek een specifieke bepaling die voorschrijft wat er moet gebeuren in het geval van de eerder beschreven alternatieve veroorzaking, al dan niet in combinatie met de alternatieve benadeling. Hieruit volgt dat voor dergelijke situaties gekeken dient te worden naar de algemene aansprakelijkheidsprincipes van het Burgerlijk Wetboek om na te gaan of een benadeelde al dan niet een vergoeding voor de geleden schade kan krijgen. Zoals voorheen werd aangegeven, houden deze principes in dat in ieder geval een causaal verband bewezen moet worden opdat tot aansprakelijkheid besloten kan worden. Aangezien

65 Art. 1382-1386bis BW.

66 GROTIUS-POTHIER ONDERZOEKSGROEP, “Een rechtsvergelijkende analyse van de Belgische

hervorming van het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht: enkele suggesties voor wetgever en rechter”,

TBBR 2020, afl. 3, 123.

67 M. KRUITHOF, “Oorzaak of aanleiding? Geen causaal verband zonder causale bijdrage” in T.

VANSWEEVELT & B. WEYTS (ed.), Actuele ontwikkelingen in het aansprakelijkheidsrecht en

verzekeringsrecht. Iste Interuniversitair Congres over Aansprakelijkheids- en Verzekeringsrecht (ICAV I),

(27)

22

de problematiek van de alternatieve veroorzaking evenwel net inhoudt dat het causaal verband niet kan worden vastgesteld, zal de benadeelde partij principieel geen schadevergoeding kunnen krijgen op grond van de aansprakelijkheidsbepalingen zoals opgenomen in het Burgerlijk Wetboek.

40. Niettemin moet bovenstaande enigszins genuanceerd worden, aangezien artikel 1384, tweede tot vierde lid van het Burgerlijk Wetboek in sommige gevallen van alternatieve veroorzaking een oplossing biedt. Het artikel voorziet namelijk in drie gevallen waarin een persoon aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade veroorzaakt door andermans (foutieve) daden. Zo wordt de aansprakelijkheid van ouders voor hun minderjarige kinderen voorgeschreven (lid 2), van meesters en aanstellers voor hun dienstboden en aangestelden (lid 3) en van onderwijzers en ambachtslieden voor hun leerlingen en leerjongens (lid 4).68 Op grond van dit artikel kan een rechter beslissen tot de aansprakelijkheid van deze personen, zonder dat de persoon geïdentificeerd wordt die in casu foutief gehandeld had.69 De

voornoemde personen kunnen met andere woorden aansprakelijk gesteld worden, zelfs al kan niet bewezen worden welke van twee of meer personen waarvoor deze instaan, de schade precies heeft veroorzaakt.

Een voorbeeld uit de rechtspraak illustreert deze mogelijkheid.70 Aan de orde was een brand die ontstaan was in een ruimte van een bedrijf waarbinnen de aangestelden de toelating hadden te roken. Hoewel vaststond dat de brand veroorzaakt was door het onzorgvuldig gedrag van één van de aangestelden, kon niet vastgesteld worden door wie van hen precies. Het Hof van Cassatie bevestigde de aangevochten uitspraak, waarin beslist werd dat de aansteller op grond van artikel 1384, lid 3 BW aansprakelijk was voor de ontstane schade. Aangezien alle potentiële schadeveroorzakers immers aangestelden waren en de aansteller aldus principieel aansprakelijk zou zijn ongeacht welke aangestelde de precieze schadeveroorzaker was, was het derhalve niet nodig om de identiteit van deze laatste te achterhalen om tot de aansprakelijkheid van de aansteller te besluiten.

Artikel 1384 BW kan dus een oplossing vormen voor die gevallen van alternatieve veroorzaking waarbij één of meer van de in het artikel vermelde personen instaan voor alle

68 T. VANSWEEVELT en B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen,

Intersentia, 2009, 327; H. BOCKEN, I. BOONE en M. KRUITHOF, Inleiding tot het schadevergoedingsrecht –

Buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht en andere schadevergoedingsstelsels, Brugge, die Keure, 2014, 118.

69 J.-L. FAGNART, La causalité, Waterloo, Kluwer, 2009, 219; W. VANDENBUSSCHE, “Alternative

Causation in Asbestos Cases Under Belgian Law”, ERPL 2018, afl. 6, 1144.

(28)

23

potentiële schadeveroorzakers die aanwezig zijn in een bepaalde zaak. Hoewel het in dergelijk geval voor een derde schadelijder in beginsel niet mogelijk zal zijn om de mogelijke schadeveroorzakers persoonlijk aan te spreken omwille van de causale onzekerheid die bestaat, zal deze wel de principiële mogelijkheid hebben om de personen die voor hen instaan aan te spreken voor het geheel van de schade. Dit neemt evenwel niet weg dat de aansprakelijkheid van de ouder, leraar of aansteller in beginsel naast deze van de kinderen, leerlingen of aangestelden staat en deze dus geenszins vervangt.71

41. Daarnaast zijn er in de Belgische rechtspraak enkele schaarse voorbeelden te vinden van methodes die door rechters worden toegepast om benadeelden een schadevergoeding toe te kennen, indien deze geconfronteerd worden met de causale onzekerheid die zich voordoet wanneer de schade veroorzaakt werd door een onbekend lid van een welomschreven groep. Niettemin gaat het hierbij vrijwel altijd over situaties die weliswaar gelijken op de alternatieve veroorzaking, doch in belangrijke mate verschillen. Zo zijn er enkele voorbeelden van rechtspraak die betrekking hebben op situaties waarin er geen sprake is van afzonderlijke tot aansprakelijkheid leidende gebeurtenissen.72

Een zaak waarin echter wel geoordeeld werd over een geval van zuivere alternatieve veroorzaking en waarbij het derhalve om afzonderlijke tot aansprakelijkheid leidende feiten gaat, had betrekking op een huis – gelegen in de nabijheid van twee steengroeven – dat beschadigd werd door stenen die ten gevolge van explosies weggeslingerd waren.73 Ondanks het gegeven dat het zeker was dat de schade aan het huis te wijten was aan de activiteiten van één van beide groeven, was de benadeelde niet in staat aan te tonen van welke groeve de

71 H. BOCKEN, I. BOONE en M. KRUITHOF, Inleiding tot het schadevergoedingsrecht – Buitencontractueel

aansprakelijkheidsrecht en andere schadevergoedingsstelsels, Brugge, die Keure, 2014, 120.

72 Zie bv. Turnhout 11 februari 1980, Pas. 1980, III, 40: Vier kinderen spelen een gevaarlijk spel waarbij ze met

steentjes naar elkaar gooien. Een jongen die hiervan wegloopt, wordt in het oog geraakt door één van de steentjes. Elk van de vier kinderen ontkent dat zij het steentje geworpen hadden dat de jongen in het oog geraakt had en de gewonde jongen is niet in staat aan te tonen wie van hen de schade had veroorzaakt. De rechtbank oordeelt dat de “essentiële” oorzaak van de schade niet gezocht moet worden in de individuele fatale steenworp van één van de kinderen, maar in de deelname van alle kinderen aan een gevaarlijk groepsspel. Op basis hiervan wordt besloten tot een hoofdelijke aansprakelijkheid van elk spelend kind.; Luik 7 november 1980, JL 1981, 7: De rechtbank oordeelt dat de val van een voetgangster het gevolg is van het ruwe spel van een groep honden die elk een andere eigenaar hebben, zelfs al werd zij door één bepaalde hond ten val gebracht. Alle eigenaars van de honden worden aansprakelijk gesteld.; Antwerpen 26 oktober 1981, RW 1982-83, 2483: Een apothekersvereniging roept haar leden op om te staken en maant hen aan om niet-deelnemende apothekers schade toe te brengen door middel van methyleenblauw. Dit gebeurt ook: er wordt methyleenblauw naar binnen geworpen bij een apotheek die weigert deel te nemen aan de staking, waardoor materiële schade ontstaat. Hoewel de dader niet geïdentificeerd kan worden, staat wel vast dat de schade veroorzaakt werd door een lid van de apothekersvereniging. De rechtbank stelt de apothekersvereniging aansprakelijk voor de schade, aangezien deze had opgeroepen tot het bekladden met methyleenblauw. De oorzaak wordt hierbij derhalve gevonden in een fout in de organisatie van een activiteit in het kader waarvan schade ontstond.

(29)

24

explosies precies afkomstig waren die diens schade daadwerkelijk hadden veroorzaakt. Omwille van het feit dat de schade niet door beide groeven veroorzaakt kon zijn, weigerde het Hof van Beroep te besluiten tot de hoofdelijke aansprakelijkheid van beide bedrijven. Het Hof stelde daarentegen de aansprakelijkheid vast van het bedrijf wiens steengroeve zich het dichtst bij het beschadigde huis bevond, op grond van een feitelijk vermoeden – gebaseerd op alle omstandigheden van de zaak – dat de schade door de explosies van deze groeve werd veroorzaakt. Zoals eerder werd aangegeven, mag het bewijs van het causaal verband immers geleverd worden aan de hand van alle wettelijke bewijsmiddelen en spelen feitelijke vermoedens in de praktijk een belangrijke rol om causale onzekerheid te verhelpen, hetgeen in deze zaak mooi geïllustreerd wordt.74 Vermoedens zullen echter vooral een oplossing voor alternatieve veroorzaking vormen wanneer het aantal potentiële schadeveroorzakers beperkt is en wanneer de omstandigheden van de zaak in de richting wijzen van één van de mogelijke schadeveroorzakers als werkelijke veroorzaker.75

42. Hoewel er bijgevolg in het Belgisch gemeen aansprakelijkheidsrecht in beperkte mate tegemoet kan worden gekomen aan de bewijsmoeilijkheden die zich stellen ingeval van alternatieve veroorzaking, zullen schadelijdende derden in de praktijk meestal toch zelf de schadelast moeten dragen. Het is immers kenmerkend voor de alternatieve causaliteit dat er causaliteitsonzekerheid bestaat, waardoor het bewijs van het oorzakelijk verband ten aanzien van één van de potentiële schadeverwekkende gebeurtenissen slechts zeer zelden met gerechtelijke zekerheid zal kunnen worden aangetoond. Ook artikel 1384, lid 2 tot en met 4 zal slechts in uitzonderlijke gevallen soelaas kunnen bieden. Dat bovendien de mogelijkheid bestaat dat in sommige gevallen van alternatieve veroorzaking alsnog een schadevergoeding toegekend wordt, bijvoorbeeld omdat de rechter het causaal verband bewezen acht op grond van feitelijke vermoedens, neemt niet weg dat er een grote onzekerheid heerst omtrent de uitkomst van een geding waarbij om schadeloosstelling wordt verzocht. Of de vordering tot schadeloosstelling immers al dan niet wordt toegekend, zal steeds afhankelijk zijn van de

74 H. BOCKEN, “Geen kans verloren. Causale onzekerheid en de rechtspraak van het Hof van Cassatie over het

verlies van een kans” in K. BEIRNAERT en H. BOCKEN (eds.), XXXIIIe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2006-07, Aansprakelijkheid, aansprakelijkheidsverzekering en andere schadevergoedingssystemen, Mechelen, Kluwer, 2007, 279.

75 W. VANDENBUSSCHE, “Alternative Causation in Asbestos Cases Under Belgian Law”, ERPL 2018, afl. 6,

1146; I. GEERS, “Alternative Liability Under Belgian Law: Unknown and Thus Unloved?”, ERPL 1994, 448 (https://heinonline.org/HOL/Page?handle=hein.kluwer/erpl0002&div=53&g_sent=1&casa_token=&collection =kluwer, geraadpleegd op 21 april 2020).

(30)

25

omstandigheden van de voorliggende zaak, alsook van de bereidheid van de rechter om het bestaan van het causaal verband als bewezen te beschouwen.

2) Alternatieven buiten het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht

43. Ondanks het gegeven dat het vigerend Belgisch gemeen aansprakelijkheidsrecht slechts zelden in een oplossing voorziet voor de problematiek van de alternatieve veroorzaking, staat er voor de benadeelde in bepaalde gevallen echter toch een uitweg open om alsnog een vergoeding voor de geleden schade te krijgen. Er kan met name een beroep gedaan worden op alternatieve vergoedingsmechanismen buiten het gemeen buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht om.

Zo bestaat bijvoorbeeld in het kader van verkeersongevallen het artikel 29ter van de Wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen (WAM), dat een automatische (wettelijke) vergoedingsregeling vormt die losstaat van aansprakelijkheid.76 Het artikel heeft betrekking op de situatie waarbij twee of meer voertuigen bij een verkeersongeval in België betrokken zijn en waarbij het niet mogelijk is vast te stellen welk voertuig het ongeval precies heeft veroorzaakt. Op basis van deze bepaling kunnen onschuldige slachtoffers en hun rechthebbenden op wie met zekerheid geen aansprakelijkheid rust, aanspraak maken op een vergoeding voor de geleden schade.77 Naargelang het geval rust de vergoedingsplicht op de verzekeraar die de burgerrechtelijke aansprakelijkheid dekt, de eigenaar van het motorrijtuig of op het Belgisch Gemeenschappelijk Waarborgfonds (BGWF).78 Diegenen op wie de vergoedingsplicht rust, zijn hoofdelijk gehouden ten opzichte van de onschuldige slachtoffers en hun rechthebbenden, waardoor deze laatsten zich slechts hoeven te richten tot één van de vergoedingsplichtigen om een integrale schadevergoeding te krijgen.79 Diegenen die evenwel waarborg geven aan de voertuigen die het ongeval met

zekerheid niet hebben veroorzaakt, zijn niet tot vergoeding gehouden.80 Indien de

WAM-verzekeraar, de eigenaar van het betrokken motorrijtuig, dan wel het BGWF derhalve aan de

76 M. DAMBRE en P. LECOCQ, Rechtskroniek voor de Vrede- en Politierechters, Brugge, die Keure, 2018,

134.

77 Art. 29ter, §1, lid 1 WAM.

78 Voor een overzicht van de mogelijkheden zie M. DAMBRE en P. LECOCQ, Rechtskroniek voor de Vrede-

en Politierechters, Brugge, die Keure, 2018, 137-138.

79 M. DAMBRE en P. LECOCQ, Rechtskroniek voor de Vrede- en Politierechters, Brugge, die Keure, 2018,

140.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

talietekort toe) en worden de verkeers- en parkeerproblemen alleen groter. Als ergens bewezen kan worden dat aanvaarding van tekorten op het openbaar vervoer leidt

wordt door onjuiste geneeskundige oeJn.ar1ae~un.g dan voor de gehele schade aansprakelijk, los daarvan de schade heeft bijgedragen. Voor het Nederlandse recht zou ik

Op grond van de voorgaande theorie en na de Belgische en Nederlandse Code te hebben onderzocht, is de verwachting dat Nederlandse beursfondsen een betere kwaliteit hebben van

Perfect Health is erg benieuwd naar de exacte werking van het Metabolisme Programma bij de clientèle van Prescan. Prescan is een gezondheidsprofessional waarvoor Perfect Health

Een nieuw lied van een meisje, die naar het slagveld ging, om haar minnaar te zoeken... Een nieuw lied van een meisje, die naar het slagveld ging, om haar minnaar

In het zojuist genoemde arrest uit 2011 suggereerde de Hoge Raad namelijk nog dat in ieder geval bij de poging, indien onduidelijk is gebleven met welk delict een aanvang is

Lieke heeft hetzelfde reguliere traject doorlopen, maar koos hierbij voor een verloskundige die enige affiniteit had met de natuurlijke geboorte beleving en vulde haar

De oorzaak van deze afwijkende leverwaarden kan een allergische zijn; maar mede gezien het optreden bij relatief hoge doseringen esketamine kan er tevens sprake zijn van een