• No results found

§1 Vergelijking van de globale oplossingstheorieën: aansprakelijkheid voor het

geheel

met

mogelijkheid

van

tegenbewijs

vs.

proportionele

aansprakelijkheid naar veroorzakingswaarschijnlijkheid

139. Globaal gezien kunnen de vier oplossingen die in de besproken rechtstelsels gevonden werden in twee van elkaar te onderscheiden groepen worden opgedeeld, gelet op de algemene aanpak die zij kennen om aan de bewijsproblemen van de eiser bij alternatieve causaliteit tegemoet te komen. Zo houden het Belgische voorstel tot voorontwerp van artikel 5.169 BW en de Amerikaanse market-share liability-doctrine namelijk beide in essentie een proportionele aansprakelijkheid naar veroorzakingswaarschijnlijkheid in. Het artikel 6:99 van het Nederlandse BW en de Amerikaanse alternative liability-doctrine kennen op hun beurt evenzeer een zelfde globale oplossingsmethode, met name een aansprakelijkheid voor het geheel met mogelijkheid van tegenbewijs.

Aangezien de vier oplossingen bijgevolg in grote mate – de concrete uitwerking of toepassing van de technieken verschillen in de praktijk immers nog – dezelfde benadering kennen als de oplossingstheorie waaronder zij vallen, kunnen reeds heel wat onderlinge gelijkenissen en verschillen tussen deze oplossingstechnieken vastgesteld worden. Hierna volgt derhalve een vergelijking van de kenmerken die eigen zijn aan de globale oplossingstheorieën van enerzijds de aansprakelijkheid voor het geheel met mogelijkheid van tegenbewijs, en van anderzijds de proportionele aansprakelijkheid naar veroorzakingswaarschijnlijkheid.

140. Hoewel beide globale oplossingstheorieën beogen tegemoet te komen aan de bewijsproblemen waarmee een schadelijdende partij geconfronteerd wordt ingeval van alternatieve veroorzaking, verschilt de methode die hiertoe moet dienen fundamenteel.

Bij de aansprakelijkheid voor het geheel met mogelijkheid van tegenbewijs, wordt ieder van de gedaagde partijen namelijk aansprakelijk gesteld voor de gehele schade indien zij niet kunnen aantonen dat zij (of de gebeurtenissen waarvoor zij instaan) de schade niet veroorzaakt hebben. De principiële alles of niets-benadering blijft hierbij dus behouden, hoewel de negatieve gevolgen ervan nu op de potentieel aansprakelijken wegen in plaats van op de benadeelde. Als de gedaagden er immers niet in slagen het bewijs van ontstentenis van causaal verband aan te tonen, dan worden zij aansprakelijk gesteld voor het geheel.

82

Hier tegenover staat de proportionele aansprakelijkheid naar veroorzakingswaarschijnlijkheid, waarbij alle gedaagden aansprakelijk worden gesteld in verhouding tot de waarschijnlijkheid dat deze de schade hebben veroorzaakt, indien niet aangetoond wordt dat zij (of de gebeurtenissen waarvoor zij instaan) de schade niet veroorzaakt hebben. De alles of niets-benadering wordt bij deze methode dus volledig verlaten, aangezien de verweerders niet de aansprakelijkheid voor het geheel, maar louter voor een proportioneel deel van de schade zullen moeten dragen.

Hoewel de beide oplossingstechnieken bijgevolg vertrekken vanuit een andere methode, werkt het bewijs van ontstentenis van causaliteit evenwel in beide gevallen bevrijdend voor de gedaagden. Indien zij er namelijk in slagen aan te tonen dat zij (of de gebeurtenissen waarvoor zij instaan) de schade niet hebben veroorzaakt, dan zullen zij in geen geval aansprakelijk worden gesteld voor (een deel van) de schade. Natuurlijk zal het in de praktijk voor de gedaagde partijen meestal niet eenvoudig zijn dit bewijs te leveren, aangezien de aangesprokene vaak niet over meer informatie beschikt omtrent de feitelijke omstandigheden van het schadegeval dan de benadeelde zelf en derhalve evenzeer bewijsmoeilijkheden ondervindt.

141. Naast de algemene aanpak van de twee globale oplossingstheorieën, verschillen ook de gevolgen die de respectieve toepassing van deze oplossingen met zich meebrengt in grote mate.

Zo kan het aanwenden van de methode van aansprakelijkheid voor het geheel met mogelijkheid tot tegenbewijs er toe leiden dat wie potentieel aansprakelijk is, niet alleen moet instaan voor schade die hij niet heeft veroorzaakt, maar eveneens voor schade die deze zeker niet heeft kunnen veroorzaken. Eveneens kan dergelijke aanpak belangrijke gevolgen met zich mee brengen op het vlak van verzekeringen, doordat de dekking in de verzekeringsovereenkomst beperkt zou kunnen worden tot beloop van het aandeel van de verzekerde in de aansprakelijkheid of tot de schade waarvoor hij uitsluitend aansprakelijk is, of doordat de premies aanzienlijk verhoogd zouden kunnen worden. Verder zorgt deze oplossingstechniek ervoor dat het insolvabiliteitsrisico op de veroordeelde personen belandt in plaats van op het slachtoffer, aangezien de veroordeelde persoon die de schadevergoeding aan laatstgenoemde betaald heeft, nadien zelf regres zal moeten uitoefenen tegen de overige veroordeelden. Indien dan zou blijken dat één of meer van deze personen insolvabel zijn, dan zal deze zelf moeten opdraaien voor dit deel van de schade.

83

De oplossing van proportionele aansprakelijkheid naar veroorzakingswaarschijnlijkheid brengt dan weer als gevolg met zich mee dat indien de benadeelde partij er omwille van om het even welke reden niet in slaagt elke potentiële aansprakelijke in de procedure te betrekken, deze per definitie geen integrale schadevergoeding kan krijgen. Als het slachtoffer derhalve diens volledige schade vergoed wil zien, zal dit een zware bewijslast met zich meebrengen. Dit omwille van het feit dat niet alleen elke mogelijke aansprakelijke moet worden aangewezen, maar ook dat in hoofde van elk van hen aan de toepassingsvoorwaarden van de methode voldaan moet zijn. In tegenstelling tot wat het geval is bij de techniek van aansprakelijkheid voor het geheel met mogelijkheid van tegenbewijs, rust het insolvabiliteitsrisico bij deze methode derhalve op de benadeelde zelf. Indien namelijk zou blijken dat één of meer van de veroordeelde personen insolvabel is, dan zal het slachtoffer met zijn eigen vermogen dienen in te staan voor dat gedeelte van de schade.

§2 Vergelijking van de vier specifieke oplossingstheorieën

142. Hoewel de vier in de besproken rechtstelsels gevonden oplossingen onder de twee hierboven besproken globale oplossingstheorieën gebracht kunnen worden en derhalve in grote mate onderlinge gelijkenissen – ingeval van oplossingen die onder dezelfde oplossingsmethode vallen –, dan wel verschillen – ingeval van oplossingen die onder een verschillende oplossingsmethode vallen – vertonen, is de precieze uitwerking van deze theorieën in de praktijk niet steeds gelijk. Dit brengt met zich mee dat de verschillende gevonden oplossingen elk nog andere specifieke eigenschappen hebben, die evenwel belangrijke gevolgen met zich meebrengen. Hieronder worden derhalve de voornaamste meer specifieke karakteristieken van de verschillende oplossingen tegenover elkaar geplaatst.

143. Ondanks het feit dat de vier oplossingstechnieken elk tot doel hebben de eiser in een betere positie te plaatsen ingeval van alternatieve veroorzaking, verschilt de specifieke context waarin iedere methode gehanteerd kan worden.

Zo beoogt het Belgische voorstel tot voorontwerp van artikel 5.169 BW het hoofd te bieden aan eender welk zuiver geval van alternatieve veroorzaking, ongeacht de specifieke context ervan. Meer bepaald vindt de bepaling toepassing in ieder geval waarbij meerdere personen door afzonderlijke tot aansprakelijkheid leidende gebeurtenissen de benadeelde hebben blootgesteld aan het risico op de schade die zich heeft voorgedaan, maar niet kan worden vastgesteld wie precies onder hen deze schade heeft veroorzaakt. Elke tot aansprakelijkheid

84

aanleiding gevende gebeurtenis komt in aanmerking, of dit nu in een commercieel, dan wel in een particulier geval is. Artikel 6:99 NBW kent daarentegen een ruimer toepassingsgebied, aangezien niet alleen zuivere gevallen van alternatieve causaliteit hieronder vallen, maar evenzeer gevallen van “dubbele veroorzaking”, waarbij de oorzaken elkaar niet wederzijds uitsluiten. De Amerikaanse alternative liability-theorie kan dan weer enkel aangewend worden in die situaties waarbij de potentiële schadeveroorzakers zich onzorvuldig hadden gedragen en zo het slachtoffer hadden blootgesteld aan het risico de schade te lijden die zich heeft voorgedaan. Net zoals het Belgische voorstel van oplossing, kan de alternative liability- doctrine evenwel enkel worden toegepast indien het gaat om een zuivere situatie van alternatieve veroorzaking. Hetzelfde geldt bovendien voor de market-share liability-theorie, hoewel deze doctrine enkel kan worden gehanteerd in de specifieke context waarbij de schade werd veroorzaakt door het gebruik van een schadelijk product dat door verscheidene producenten werd vervaardigd en op de markt werd gebracht.

144. In tegenstelling tot wat het geval is bij de overige drie methodes, vereist de alternative liability-theorie bovendien als enige dat elk van de potentieel aansprakelijken in de procedure

wordt geroepen door de eisende partij. Doet deze laatste dit niet – bijvoorbeeld doordat hij niet in staat is elk van hen te identificeren – dan kan de doctrine in geen geval toepassing vinden. Hoewel deze toepassingsvoorwaarde in eerste instantie van weinig belang lijkt, brengt zij nochtans belangrijke gevolgen met zich mee. Door het stellen van deze vereiste, wordt de bewijslast ten aanzien van de benadeelde eiser namelijk verhoogd. Bovendien wordt op deze manier gegarandeerd dat de daadwerkelijke schadeveroorzaker in ieder geval aansprakelijk wordt gesteld. Daar waar het voor de overige gedaagden immers in principe mogelijk is het bewijs te leveren dat zij de schade niet veroorzaakt hebben, zal dit vanzelfsprekend in geen geval mogelijk zijn voor degene die in realiteit de schade veroorzaakt heeft. Verder zorgt deze vereiste er voor dat het voor degene die na een veroordeling door de benadeelde aangesproken wordt tot vergoeding van de schade, meteen duidelijk is tegen welke personen regres kan worden uitgeoefend.

Hoewel de theorie van market-share liability deze vereiste niet stelt, wordt voor de toepassing ervan echter wel een minimum gesteld. De groep van gedagvaarde producenten moet immers groot genoeg zijn om met aanzienlijke waarschijnlijkheid de producent te omvatten die de schade van de eiser effectief heeft veroorzaakt. Concreet houdt dit in dat de producenten die gedaagd worden samen een aanzienlijk aandeel moeten uitmaken van de relevante markt ten tijde van het gebruik van het schadelijk product. Door het stellen van deze minimumvereiste

85

wordt de kans aanzienlijk verhoogd – doch wordt niet gegarandeerd – dat de daadwerkelijke schadeveroorzaker zich effectief onder de gedaagden bevindt en aldus gedeeltelijk zal moeten instaan voor de geleden schade.

De memorie van toelichting bij het voorstel tot voorontwerp van artikel 5.169 van het Belgisch Burgerlijk Wetboek vermeldt expliciet dat het niet vereist is “dat de benadeelde eenieder identificeert die de schade heeft kunnen veroorzaken.”241 Zo ook bepaalde de Nederlandse Hoge Raad in het befaamde DES-arrest dat de toepassing van artikel 6:99 NBW niet vereist dat de groep van potentieel aansprakelijken op uitputtende wijze afgebakend wordt door de eiser. In beide gevallen volstaat het namelijk dat de eiser er in slaagt in hoofde van elkeen die deze wél gedagvaard heeft, aan te tonen dat aan de toepassingsvoorwaarden van de respectieve artikels voldaan is.

Derhalve bestaat bij aanwending van de oplossingen aangereikt door de market-share

liability-doctrine, het Belgische voorstel van artikel 5.169 BW en het Nederlandse artikel 6:99

NBW steeds de mogelijkheid dat de daadwerkelijke schadeveroorzaker niet in de procedure gebracht wordt en bijgevolg aan enige aansprakelijkheid ontsnapt. Dit terwijl de overige gedaagden wel het risico lopen om aansprakelijk te worden gesteld voor (een gedeelte van) de schade, ondanks het gegeven dat zij hier in werkelijkheid geenszins verantwoordelijk voor zijn.

Bovendien kan er na de toepassing van artikel 6:99 NBW – dat immers tot hoofdelijke aansprakelijkheid leidt – onduidelijkheid bestaan voor de veroordeelde partij omtrent de personen tegen wie deze een regresvordering kan instellen na het slachtoffer vergoed te hebben voor de gehele schade. Dit is althans het geval indien ook daadwerkelijk niet elke potentieel aansprakelijke persoon in de procedure werd geroepen. Stel namelijk dat een schadelijder wel weet dat er vijf potentiële schadeveroorzakers zijn, maar slechts de identiteit van vier van hen kent. Er zal in dat geval enkel een procedure kunnen worden ingesteld tegen deze laatste vier personen. Wanneer de toepassing van artikel 6:99 NBW er vervolgens toe leidt dat deze gedaagden hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld, waarna de benadeelde één van hen aanspreekt tot vergoeding van de integrale schade, dan zal de aangesprokene op zijn beurt ook enkel een regresvordering kunnen instellen tegen de overige veroordeelden.

241 H. BOCKEN, B. DUBUISSON en G. JOCQUÉ, De hervorming van het buitencontractueel

aansprakelijkheidsrecht : het ontwerp van de Commissie tot hervorming van het aansprakelijkheidsrecht,

86

Zo ook leidt de afwezigheid van een gesteld minimum aan gedaagden ertoe dat een slachtoffer op grond van artikel 6:99 NBW in principe slechts één van de potentieel aansprakelijke personen moet dagvaarden opdat deze een integrale schadevergoeding kan krijgen. Dit houdt een aanzienlijke verlichting van de bewijslast in ten aanzien van de schadelijder. Als de aangesprokene er vervolgens echter in slaagt het bewijs te leveren dat deze het schadegeval niet veroorzaakt heeft, blijft de schadelijder onvergoed. Daar waar het theoretisch dus volstaat slechts één persoon voor de rechtbank te brengen, zal de benadeelde er belang bij hebben om, indien mogelijk, meerdere potentieel aansprakelijken te dagvaarden.

145. Ondanks het gegeven dat zowel de oplossing van het Belgische voorstel in artikel 5.169 BW, als de oplossing van de Amerikaanse market-share liability-doctrine beide in essentie een proportionele aansprakelijkheid naar veroorzakingswaarschijnlijkheid inhouden, verschillen deze technieken toch in belangrijke mate.

Zo houdt het voorstel van artikel 5.169 BW in dat elke potentiële aansprakelijke, indien geen bewijs van ontstentenis van causaliteit wordt geleverd, aansprakelijk wordt gesteld in verhouding tot de waarschijnlijkheid dat de gebeurtenis waarvoor deze instaat de oorzaak van de schade is. De toepassing van de voorgestelde Belgische bepaling vereist derhalve dat de benadeelde partij moet aanvoeren met welke waarschijnlijkheid de aangesprokenen de schade hebben veroorzaakt. Hierbij kan het slachtoffer zich in voorkomend geval baseren op het marktaandeel van de betrokkenen.242 Dit in tegenstelling tot de Amerikaanse marktaandeelaansprakelijkheid, waarbij elke potentiële schadeveroorzakende producent, in

ieder geval aansprakelijk wordt gesteld naar verhouding van hun respectieve marktaandelen,

indien geen bewijs van ontstentenis van oorzakelijkheid wordt geleverd. Daar waar het dus ingeval van artikel 5.169 BW mogelijk is de marktaandelen in aanmerking te nemen indien het een zaak betreft waarbij de potentiële schadeveroorzakers producenten zijn, is het marktaandeel van de producenten in de market-share liability-doctrine daarentegen het enige criterium om de mate van aansprakelijkheid te bepalen. De market-share liability-doctine kan bijgevolg beschouwd worden als een specifieke vorm van de oplossing van proportionele aansprakelijkheid naar veroorzakingswaarschijnlijkheid.

146. Hoewel uit voorgaande blijkt dat de vier oplossingstechnieken belangrijke verschillen kennen, vertonen ze evenwel ook heel wat onderlinge gelijkenissen. Zo wordt bij alle

242 H. BOCKEN, B. DUBUISSON en G. JOCQUÉ, De hervorming van het buitencontractueel

aansprakelijkheidsrecht : het ontwerp van de Commissie tot hervorming van het aansprakelijkheidsrecht,

87

methoden als toepassingsvoorwaarde gesteld dat in hoofde van elk van de aangesproken partijen aangetoond is dat voldaan is aan alle voorwaarden om tot aansprakelijkheid te leiden, met uitzondering van het causaal verband. Concreet moet steeds bewezen worden dat de benadeelde daadwerkelijk schade heeft geleden en dat deze schade het gevolg is van het risico waaraan verschillende personen onafhankelijk van elkaar de benadeelde hebben blootgesteld. Bovendien vereisen alle oplossingen dat de eiser het bewijs moet leveren dat deze zich in de onmogelijkheid bevindt het causaal verband aan te tonen. Evenzeer kunnen de vier technieken enkel toepassing vinden indien alle gebeurtenissen die een potentiële oorzaak van het schadegeval zijn, tot aansprakelijkheid kunnen leiden. Indien bijvoorbeeld één van de mogelijke schadeveroorzakende gebeurtenissen bestaat uit een natuurfenomeen of een handeling van de benadeelde zelf, dan kunnen geen enkele van de oplossingen aangewend worden. Voor de Nederlandse oplossing in artikel 6:99 NBW moet dit echter enigszins genuanceerd worden, aangezien naar aanleiding van het DES-arrest discussie is ontstaan binnen de doctrine omtrent de vraag of het artikel ook toepasselijk is indien één of meer van de potentiële schadeveroorzakende feiten geen aansprakelijkheid met zich meebrengt. Hier bestaat evenwel vooralsnog geen eenduidig antwoord op.

§3 Tussentijdse conclusie

147. Uit voorgaande rechtsvergelijkende analyse kwamen de belangrijkste gelijkenissen en verschillen naar voor van de vier oplossingsmethoden voor de alternatieve veroorzakingsproblematiek. Hoewel het Belgisch voorstel van artikel 5.169 BW en de Amerikaanse market-share liability-doctrine, respectievelijk het Nederlandse artikel 6:99 NBW en de Amerikaanse alternative liability-doctrine heel wat onderlinge gelijkenissen kennen omdat zij vertrekken van eenzelfde globale oplossingstheorie, is gebleken dat er toch heel wat verschillen bestaan bij de concrete uitwerking ervan. Ook werd duidelijk dat elke individuele techniek karakteristieken vertoont die geen enkele van de andere methoden blijken te hebben.

148. Op de volgende pagina wordt een schematisch overzicht gegeven van de belangrijkste kenmerken van de verscheidene oplossingen. Voor de gevolgen die elk van deze karakteristieken met zich meebrengen, wordt evenwel verwezen naar bovenstaande uiteenzetting.

88 Voorstel tot

voorontwerp van artikel 5.169 BW (BE)

Artikel 6:99 NBW (NL) Alternative liability-

doctrine (V.S.)

Market-share liability-

doctrine (V.S.)

Context waarin de oplossing kan worden toegepast

In ieder geval waarbij meerdere personen door afzonderlijke tot

aansprakelijkheid leidende gebeurtenissen de

benadeelde hebben

blootgesteld aan het risico op de schade die zich heeft voorgedaan, maar niet kan worden

vastgesteld wie precies onder hen deze schade heeft veroorzaakt.

(= Zuivere alternatieve veroorzaking)

In ieder geval waarbij meerdere personen door afzonderlijke tot

aansprakelijkheid leidende gebeurtenissen de

benadeelde hebben

blootgesteld aan het risico op de schade die zich heeft voorgedaan en waarbij vaststaat dat de schade door ten minste één van deze

gebeurtenissen is ontstaan, maar niet kan worden vastgesteld door welke ervan.

( > Zuivere alternatieve veroorzaking)

In ieder geval waarbij twee personen door afzonderlijke onzorgvuldige gedragingen de benadeelde hebben

blootgesteld aan het risico op de schade die zich heeft voorgedaan, maar niet kan worden

vastgesteld wie precies onder hen deze schade heeft veroorzaakt.

(= Zuivere alternatieve veroorzaking)

In ieder geval waarbij meerdere producenten binnen een zelfde tijdspanne identieke, onderling verwisselbare producten hebben vervaardigd en op de markt hebben gebracht en waarbij vaststaat dat de benadeelde schade heeft geleden door het gebruik van het product, maar niet kan worden vastgesteld van welke specifieke producent het gebruikte product afkomstig was.

(= Zuivere alternatieve veroorzaking)

Inhoud van de oplossing De gedaagden krijgen de mogelijkheid te bewijzen dat de gebeurtenis

waarvoor zij instaan de schade niet hebben veroorzaakt.

De gedaagden krijgen de mogelijkheid te bewijzen dat de gebeurtenis

waarvoor zij instaan de schade niet hebben veroorzaakt.

De gedaagden krijgen de mogelijkheid te bewijzen dat zij de schade niet hebben veroorzaakt.

De gedaagden krijgen de mogelijkheid te bewijzen dat zij de schade niet hebben veroorzaakt.

89 Slagen zij hier niet in, dan

worden zij elk aansprakelijk gesteld in verhouding tot de waarschijnlijkheid dat de gebeurtenis

waarvoor zij instaan de oorzaak is van de schade.

Slagen zij hier niet in, dan worden zij elk hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de gehele schade.

Slagen zij hier niet in, dan worden zij elk hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de gehele schade.

Slagen zij hier niet in, dan worden zij elk

aansprakelijk gesteld in verhouding tot hun respectieve marktaandelen in de relevante markt ten tijde van het gebruik van het schadelijke product.

Behoud alles of niets- benadering?

Nee Ja, maar de negatieve

gevolgen ervan komen ten nadele van de gedaagden

Ja, maar de negatieve gevolgen ervan komen ten nadele van de gedaagden

Nee

Toepasselijk indien één of meer van de mogelijke schadeveroorzakende gebeurtenissen geen aansprakelijkheid met zich meebrengt?

Nee Nee, maar er bestaat

discussie naar aanleiding van het DES-arrest

Nee Nee

Moeten alle potentiële aansprakelijken gedaagd worden?

Nee Nee Ja Nee, maar er is een

minimum: de gedagvaarde producenten moeten samen een aanzienlijk aandeel uitmaken van de relevante markt ten tijde