• No results found

“Gewoon denken: fuck it” : een kwalitatief onderzoek naar hoe Amsterdamse studenten onderhandelen over het gebruik van voorbehoedsmiddelen tijdens casual sex

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "“Gewoon denken: fuck it” : een kwalitatief onderzoek naar hoe Amsterdamse studenten onderhandelen over het gebruik van voorbehoedsmiddelen tijdens casual sex"

Copied!
53
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“Gewoon denken: fuck it”

Een kwalitatief onderzoek naar hoe Amsterdamse studenten onderhandelen over

het gebruik van voorbehoedsmiddelen tijdens casual sex

Rowan Stol (11013443) rowan-stol@hotmail.com Bachelorscriptie Sociologie Aantal woorden: 14.601 excl. bijlagen Eerste beoordelaar: dhr. dr. G.A. Moerman Tweede beoordelaar: mw. drs. C. Bouw Universiteit van Amsterdam 25 juni 2018

(2)

Voorwoord

Het citaat uit de titel komt uit het interview met respondent Thijs, en ik heb het gekozen omdat het (niet zo) subtiel verwijst naar het onderwerp van mijn scriptie, maar ook omdat het past bij de verschillende gedachten die mensen hebben wanneer ze een besluit nemen over het gebruik van voorbehoedsmiddelen.

Fuck it:

… ik ben dronken en wil nu geen moeite doen. … het is vast niet nodig.

… ik slik toch al de pil.

… hij pakt geen condoom, laat dan maar.

… ze vraagt het niet, dus het kan wel zonder condoom.

… ik wil graag een condoom gebruiken dus ik pak het gewoon.

… ik ga het erover hebben, als het ongemakkelijk wordt is dat maar zo. … als we geen condoom hebben doe ik het niet.

Zoals hieraan al is te zien zijn er verschillende, complexe gedachtegangen verbonden aan de keuze om wel of niet voorbehoedsmiddelen te gebruiken. Toen ik hier gelijkenissen in ging zien die ik kon verbinden aan bredere, maatschappelijke verschijnselen werd het nog interessanter. Dit is wat ik de afgelopen drie jaar in de bachelor Sociologie heb leren doen, en wat ik enorm boeiend vind aan dit vakgebied.

Mijn dank gaat uit naar alle respondenten en hun openheid en enthousiasme in de interviews, waardoor ik een enorm interessante dataset had om mee te werken. Ik wil Gerben Moerman bedanken voor zijn feedback en ondersteuning in het organiseren van mijn gedachten, en Carolien Bouw voor de uitbreiding van deze feedback en tips met het schrijven. Daarnaast gaat mijn dank uit naar Stephanie Steinmetz voor de kans om data uit het surveyonderzoek “Lets’s Talk About Sex” te gebruiken en haar toewijding mij hierbij te helpen. Ook wil ik Eva, Florian en Zohra bedanken voor het proeflezen en de nuttige opmerkingen die zij hebben meegegeven.

(3)

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 2

1. Introductie ... 5

1.1 Casual sex gebaseerd op Amerikaanse hook up culture ... 5

1.2 Studenten en casual sex: Wat gebeurt er in Nederland? ... 6

1.3 Amsterdamse studenten en casual sex: “let’s talk about sex” surveyonderzoek ... 7

1.4 Aanleidingen vanuit “let’s talk about sex” ... 11

1.5 Praten over seks: is er sprake van (in)formalisering? ... 12

2. Methodologie ... 15

2.1 Vraagstelling ... 15

2.2 Onderzoeksmethoden ... 15

2.3 Keuze en werving onderzoeksgroep ... 16

2.4 Toelichtingen ... 17

2.4.1 Het begrip ‘voorbehoedsmiddelen’ ... 17

2.4.2 Openheid over seks ... 18

3. Kennismaking met de studenten ... 19

3.1 Julia ... 19 3.2 Milou ... 19 3.3 Emily ... 20 3.4 Thijs ... 20 3.5 Luka ... 20 3.6 Romee ... 21 3.7 Quinten ... 21 3.8 Justin ... 21 3.9 Dieuwertje ... 22 3.10 Fleur ... 22 3.11 Laurens ... 23 3.12 Wessel ... 23 4. Reflectie op de interviews ... 24

4.2 Persoonlijke relatie met respondenten ... 24

4.3 Reflectie op rapport ... 25

4.4 Vermeden onderwerpen ... 25

5. Resultaten ... 26

5.1 Deelvraag 1 ... 26

5.1.1 Altijd beschermen ... 26

5.1.2 Beschermen heeft de voorkeur, maar gebeurt sporadisch niet ... 27

(4)

5.1.4 (Liever) geen condoom... 28

5.1.5 Wat laten deze categorieën zien? ... 29

5.2 Deelvraag 2 ... 30

5.2.1 Initiatief nemen en voorkeur aangeven ... 30

5.2.2 Gezamenlijk bespreken ... 31

5.2.3 Handelen zonder bespreken ... 32

5.2.4 Ontwijken van een directe aanpak ... 33

5.2.5 Verantwoordelijkheid bij de ander leggen ... 35

5.2.6 Wat laten de verschillende methoden zien? ... 36

5.3 Deelvraag 3 ... 36 5.3.1 Risico-inschatting: ARRM ... 37 5.3.2 Gender-verwachting ... 41 5.3.3 Ontwikkeling en volwassenheid ... 44 6. Conclusie ... 47 7. Bibliografie ... 49 8. Bijlagen ... 51 8.1 Topiclijst interviews ... 51

(5)

1. Introductie

Wanneer ik samenkom met vrienden, huisgenoten, collega’s of mijn zus komt het regelmatig voor dat recente, seksuele ervaringen worden besproken. Zeker de verhalen van mensen die geen relatie en daarom niet één vaste bedpartner hebben kunnen afwisselend, interessant en vermakelijk zijn. Een beschrijving van de persoon en het verloop van de avond, leuke of grappige gebeurtenissen maar ook problemen of moeilijkheden worden uitgebreid behandeld. Eén van de moeilijkheden die regelmatig voorkomt is het gebruik van voorbehoedsmiddelen. Hoewel vrijwel elke seksueel actieve vrouw in mijn directe omgeving een anticonceptiemiddel zoals de pil of een spiraaltje gebruikt, is het gebruiken van een voorbehoedsmiddel die beschermd tegen seksueel overdraagbare aandoeningen verre van vanzelfsprekend. De problematiek hiervan wordt echter pas na afloop erkend. We zijn ons ervan bewust dat het risicovol is om geen condoom te gebruiken, maar reflecteren dit bewustzijn niet in ons gedrag. Maar waarom? En is wat ik zie in mijn directe omgeving iets wat ook voorkomt bij andere mensen van dezelfde leeftijd en in dezelfde levensfase?

1.1 Casual sex gebaseerd op Amerikaanse hook up culture

Veel is geschreven over de universiteitscampussen in Amerika en de hook up culture die daar heerst. Hook up culture draait om de seksuele activiteit tussen studenten op universiteitscampussen. Nieuwe studenten zijn voor het eerst weg van de controle van hun ouders en worden omringd door leeftijdsgenoten. De sociale bijeenkomsten die op campus worden georganiseerd, waar vaak alcohol wordt gedronken, vormen de gelegenheid voor studenten om nieuwe mensen te ontmoeten en te flirten. Vanuit hier gaan studenten makkelijk over op seksuele handelingen met mensen die ze niet goed kennen of mensen die ze in andere situaties niet als potentiële seksuele of romantische partner zouden overwegen. Dit kunnen dus ook al vrienden of kennissen zijn. (Stinson, 2010, p. 99).

In Nederland zijn er veel minder universiteitscampussen, dus van hook up culture kan hier niet gesproken worden. Casual sex is een meer overkoepelende term die verwijst naar seksueel contact tussen twee personen die geen vaste relatie hebben. Er bestaan beperkte Nederlandstalige bronnen over dit onderwerp, en een Nederlandse term die dezelfde lading dekt lijkt er niet te zijn. Om deze reden kijk ik naar de Engelstalige term, die als volgt wordt gedefinieerd:

(6)

“Casual sexual relationships can be sexual interludes with strangers or they can be sex with a friend. They can be brief or long in duration. Regardless of terminology, all are describing sexual relationships in which the partners do not define the relationship as romantic or their partner as a boyfriend or girlfriend. These meetings are often superficial, based on sexual desire or physical attraction, spontaneous and often impulsive, and they frequently involve drugs or alcohol” (Grello, Welsh & Harper, 2010, p. 255).

Volgens Træen en Lewin (1992) komt ervaring met casual sex naarmate de tijd sinds de eerste seksuele ervaring vordert (p. 257). Casual sex komt dus vrij regelmatig voor onder jongeren, zolang de eerste seksuele ervaring al is voorgevallen. Dit past bij de fase genaamd emerging adulthood. Arnett (2000) beschrijft dat jongeren tussen de 18 en 25 jaar in geïndustrialiseerde landen tegenwoordig vaker doorleren, en uitstellen om te trouwen en een gezin te starten. Hierdoor is deze levensfase niet langer verbonden aan het vestigen van een volwassen levensstijl met bijbehorende rollen, maar aan ontdekken wat er mogelijk is op het gebied van werk, relaties en liefde (p. 469). Emerging adults binden zich nog niet aan één vaste partner maar experimenteren met seks en verschillende partners. Dit gedrag wordt gereflecteerd in de handelingen die vallen onder casual sex.

1.2 Studenten en casual sex: Wat gebeurt er in Nederland?

In Amerikaanse context komt casual sex dus geregeld voor onder seksueel actieve jongeren, wat past bij de fase van emerging adulthood onder jongeren tussen de 18 en 25 jaar. ‘Seks onder je 25e’, een grootschalig onderzoek onder 20000 jongeren van Rutgers en Soa Aids Nederland werpt een blik op jongvolwassenen in Nederland: “Het percentage jongeren die een monogame, vaste relatie hadden met de laatste sekspartner is afgenomen en de laatste sekspartner is vergeleken met 2012 nu voor meer jongeren een onenightstand, een losse partner met wie men vaker seks had, of een vaste partner naast wie men ook seks had met anderen” (“Seks onder je 25e 2017”, 2017).

Naast de mate waarin en manier waarop jongeren seks hebben is er ook informatie over in hoeverre zij hierbij gebruik maken van voorbehoedsmiddelen. Bij ongeveer 40% van de jongeren met losse seksuele contacten wordt geen condoom gebruikt. De voornaamste redenen die worden aangedragen om geen condoom te gebruiken zijn dat een anticonceptiemiddel wordt gebruikt, seks zonder condoom minder lekker is, of dat er onderling vertrouwen was (Ibid.). Dit terwijl de website van Soa Aids Nederland meldt dat

(7)

chlamydia met bijna 16000 diagnoses in een jaar het meest voorkomt, met name bij heteroseksuele jongeren onder de 25 (www.soaaids.nl, 2018). Het gebruik van anticonceptiemiddelen ligt echter erg hoog (“Seks onder je 25e 2017”, 2017). Een onderzoek aan universiteiten in België vorig jaar concludeert dat 65% van de studenten onveilige seks heeft gehad, terwijl 80% van de vrouwen zichzelf wel beschermt tegen zwangerschap (“2 op 3 studenten hebben onveilige seks, zegt UA”, 2017).

Bestaande onderzoeken in Nederland en België laten zien dat jongeren ook hier aan casual sex doen waarbij opvallend vaak geen condoom worden gebruikt en seksueel overdraagbare aandoeningen regelmatig voorkomen.

1.3 Amsterdamse studenten en casual sex: “let’s talk about sex” surveyonderzoek

Na eerst het Amerikaanse en vervolgens het Nederlandse gedrag te hebben bekeken spits ik verder toe op Amsterdam. In 2016 is het surveyonderzoek “Let’s Talk About Sex” uitgevoerd waarin is gekeken naar de seksuele diversiteit onder studenten van de Universiteit van Amsterdam, Vrije Universiteit en Hogeschool van Amsterdam (Janssen & Steinmetz, 2018). Het onderzoek is uitgevoerd via een online survey en bevat 99 vragen over seksuele handelingen, fantasieën en meningen over bijvoorbeeld sekswerk. Omdat deelname vrijwillig was is het onderzoek niet representatief. De groep van 759 respondenten bestaat namelijk voor een groot deel uit witte vrouwen en studenten in de sociale wetenschappen. De resultaten zijn echter nuttig voor dit onderzoek omdat deze een indicatie geven van het seksuele gedrag van studenten in Amsterdam.

Bij heteroseksuele jongeren onder de 25 worden jaarlijks 16000 diagnoses van chlamydia gesteld, meldt de website van Soa Aids Nederland (www.soaaids.nl, 2018). Daarbij betrek ik de ervaringen die ik om me heen zie en de fase van emerging adulthood. Hierdoor heb ik gekozen om de resultaten te presenteren voor alle heteroseksuele mannen en vrouwen tussen de 18 en 25 jaar. Deze selectie resulteert in 285 respondenten in totaal, waarvan 220 zich identificeren als vrouw en 65 als man. Voor een aantal tabellen is verder geselecteerd op studenten met bovenstaand profiel die geen relatie hebben. Dit is om de nadruk te leggen op ervaringen met casual sex. Deze selectie resulteert in 117 respondenten totaal waarvan 86 zich identificeren als vrouw en 31 als man. De frequenties zijn in de grafieken weergegeven in percentages. Het aantal respondenten in de sample wisselt bij enkele vragen, afhankelijk van de hoeveelheid respondenten die de vraag hebben beantwoord.

(8)
(9)

Tabel 1: Naar wie ga je met vragen of problemen over seksuele handelingen? (%)

Bron: StudentSexSurvey_2016, N=117 (N_man=31, N_vrouw=86), eigen berekeningen

Tabel 1 toont de resultaten van respondenten zonder relatie, om te kijken of zij ook de partner/geliefde benaderen met vragen of problemen, wat 40% van de respondenten doet. Vrijgezelle respondenten benaderen hun vrienden en het internet het meest voor vragen of problemen rond seks, waarin vrouwen nog iets vaker naar hun vrienden toestappen.

Tabel 2: In vergelijking met 5 jaar geleden, heb je meer zelfvertrouwen door het uiten van seksuele voorkeuren? (%)

Bron: StudentSexSurvey_2016, N=285 (N_man=65, N_vrouw=220), eigen berekeningen 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90

% Totaal % Man % Vrouw

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 Compleet mee eens

Mee eens Niet eens, niet oneens

Oneens Compleet mee oneens

Ik weet het niet

(10)

Tabel 3: In vergelijking met 5 jaar geleden, ben je meer experimenteel door het uitproberen van verschillende seksuele partners? (%)

Bron: StudentSexSurvey_2016, N=285 (N_man=65, N_vrouw=220), eigen berekeningen

In tabel 2 is duidelijk dat zowel mannen als vrouwen voornamelijk instemmen met de vraag, en dus dat ze in vergelijking met vijf jaar geleden, waarschijnlijk voor aanvang of aan het begin van hun studententijd, meer durven aangeven wat hun voorkeuren zijn op het gebied van seks. De gegevens in tabel 3 tonen aan dat respondenten het voornamelijk eens zijn met de vraag, maar dat ook eenzelfde hoeveelheid het compleet eens en compleet oneens is met de stelling. Dit laatste verwijst naar verwachting respectievelijk naar studenten die meer casual sex hebben en studenten die in de afgelopen vijf jaar een relatie hebben gekregen.

Tabel 4: Heb je ooit getest op SOA's (seksuele overdraagbare aandoeningen)? (%)

0 5 10 15 20 25 30 35 Compleet mee eens

Mee eens Niet eens, niet oneens

Oneens Compleet mee oneens

Ik weet het niet

% Totaal % Man % Vrouw

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 % Totaal vrijgezel % Man vrijgezel % Vrouw vrijgezel % Totaal relatie % Man relatie % Vrouw relatie Nee Ja

(11)

Bron: StudentSexSurvey_2016, N=282 (N_man_vrijgezel=31, N_vrouw_vrijgezel=86, N_man_relatie = 32, N_vrouw_relatie = 133), eigen berekeningen

Het aantal respondenten in tabel 4 wijkt iets af omdat sommige respondenten de vraag niet hebben ingevuld. Op één na heeft in elke categorie ongeveer de helft zich ooit laten testen, en de andere helft niet. 74% van de vrijgezelle mannen geeft aan zich nog nooit te hebben laten testen op soa’s.

Tabel 6: Wat zijn over het algemeen voor jou de belangrijkste redenen om voor SOA's (seksueel overdraagbare aandoeningen) te testen? (%)

Bron: StudentSexSurvey_2016, N=285 (N_man=65, N_vrouw=220), eigen berekeningen

Voor zowel mannen als vrouwen is onbeschermde seks (man 27,69%; vrouw 41,36%) de voornaamste reden om te testen op soa’s. Het is opvallend dat meer vrouwen onbeschermde seks als reden noemen om zich te laten testen op soa’s, en dit ook vaker doen, zeker in vergelijking met het lage percentage mannen dat zich ooit heeft laten testen.

1.4 Aanleidingen vanuit “let’s talk about sex”

Er komen een aantal opmerkelijke punten uit deze data naar boven, die een aanleiding vormen voor verder onderzoek. Allereerst sluiten de resultaten over het bespreken van seks aan op wat ik heb ervaren. Ik merk dat problemen met seks binnen mijn groep vriendinnen uitgebreid besproken kunnen worden. Zowel uit deze surveyresultaten als uit overig onderzoek is gebleken dat vrouwelijke studenten relatief makkelijker en vaker praten over seks met (beste) vrienden dan mannen (Lefkowitz, Boone & Shearer, 2004, p. 348). Naast hun vrienden noemen seksueel actieve studenten hun bedpartner(s) als de meest nuttige

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45

In een relatie Toename van seksuele partners Verandering van seksueel gedrag Onbeschermde seks Tonen van symptomen

Verkrachting Het is iets gebruikelijks

dat ik doe

Ik vertrouw mijn partner of

geliefde niet

(12)

bronnen van informatie voor seks-gerelateerde onderwerpen (Ibid., p. 347; Kallen, Stephenson & Doughty, 1983, p. 156). Ook de respondenten van het surveyonderzoek benaderen hen met vragen, hoewel zij ook vaak het internet raadplegen. De toename van experimenteren en wisselen tussen verschillende partners in vergelijking met 5 jaar geleden komt enigszins overeen met het beeld van emerging adulthood en de aanwezigheid van casual sex onder studenten (Arnett, 2000; Grello, Welsh & Harper, 2010).

De resultaten roepen echter een paar belangrijke vragen op. Studenten lijken enige verantwoordelijkheid te nemen voor hun seksuele gezondheid, aangezien ongeveer de helft van de studenten zich ooit heeft laten testen op soa’s. Maar waarom is onveilige seks met zo’n ruim percentage de voornaamste reden? En waarom vertaalt het risicovolle gedrag zich niet naar het gebruiken van voorbehoedsmiddelen om veiligheid te garanderen, zeker onder hoogopgeleide studenten waarvan wordt verwacht dat ze op de hoogte zijn van deze risico’s?

Om een idee te krijgen van waarom dit risicovolle gedrag wordt vertoond door studenten die beter (horen te) weten ga ik kijken naar de interactie waarin de beslissing om veilige óf onveilige seks te hebben waarschijnlijk wordt genomen: het gesprek tussen bedpartners.

1.5 Praten over seks: is er sprake van (in)formalisering?

Er bestaat een rijke geschiedenis van sociaalwetenschappelijk onderzoek naar de bespreekbaarheid van seks, en in hoeverre het wel of niet maatschappelijk wordt geaccepteerd. Deze theorieën zet ik hier kort uiteen voor ik de communicatie tussen bedpartners ga analyseren.

Norbert Elias’ civilisatietheorie (2001) speelt een toonaangevende rol in het onderzoek naar de bespreekbaarheid van seks, en is de aanleiding vanuit waar ik mijn onderwerp opbouw. Schaamte is een prominent concept in het werk van Elias. Lichamelijke en meer dierlijke aspecten van mensen, zoals de natuurlijke behoeften, eetgewoonten, neussnuiten, spugen of slapen, zijn in de afgelopen eeuwen meer geprivatiseerd.

"Van nu af aan worden bij bepaalde verrichtingen de positieve lustcomponenten door middel van het opwekken van angst geleidelijk steeds sterker sociaal onderdrukt (…). Dat wil zeggen verdrongen naar het 'innerlijke' van het individu, naar 'de sfeer van de heimelijkheid'; de maatschappelijke conditionering is er voortaan op gericht alleen de negatief geladen affecten zoals onlust, afschuw en pijnlijkheid als gebruikelijke gevoelens te ontwikkelen" (Elias, 2001, p. 200).

(13)

Door een gevoel van schaamte dat door het civilisatieproces voor dit soort uitingen wordt opgewekt worden de driften steeds meer beteugeld. Vertoningen of besprekingen van deze uitingen in het openbaar worden afgekeurd. Seks is een voorbeeld van een dierlijke of lichamelijke drift die binnen een zeer beperkt persoonlijk domein dient te blijven. Volgens Elias is het schaamtegevoel dat mensen voelen rond dit onderwerp sterker geworden in de loop van het civilisatieproces (2001, p. 232).

De zelfdwang rond het beteugelen van de (seksuele) driften is in zoverre geïnternaliseerd dat het zelfs in een intieme of afgezonderde ruimte in werking is (Ibid., p. 258). Met het terugdringen van seksualiteit uit het publieke domein wordt ook de mate waarop erover gesproken mag worden sterk ingeperkt (Elias, 2001, p. 255).

Cas Wouters (1990) borduurt verder op het werk van Elias. Hij beschrijft de processen van informalisering die, zeker in de tweede helft van de vorige eeuw, een kenmerkende invloed hebben gehad op hoe mensen omgaan met de beteugelde driften. De emancipatiebewegingen in de jaren zestig en zeventig moedigen aan om de lichamelijke driften te herontdekken. De negatieve associaties die zijn gevormd gedurende het civilisatieproces krijgen nieuwe, positieve aandacht. “Inderdaad, informalisering bestaat voor een deel uit het ‘bewust zijn best doen’ meer primaire impulsen en emoties weer te ontdekken. (…) Verdringing en onderdrukking van emoties gingen steeds sterker als verwerpelijk en schadelijk gelden” (Wouters, 1990, pp. 100-101). Wouters beschrijft dat de grenzen van goede manieren met betrekking tot seks afzwakken. De gedempte, verborgen emoties worden voorzichtig weer toegelaten tot het bewustzijn (Ibid., pp. 15-16). Volgens Paul Schnabel heeft de veranderende kijk op seks te maken met de erkenning van seksualiteit als een functie, een rol die mensen kunnen vervullen. Hierdoor wordt het mogelijk voor mensen om binnen dit domein te handelen, los van bijvoorbeeld het huwelijk, waartoe seks veelal beperkt werd (1973, p. 200). Schnabel ziet hierin een trend van waardering voor de lustbeleving van seks (Ibid., p. 202). Wouters en Schnabel wijzen hiermee op een zekere verdraagzaamheid van seks in het publieke domein, geplaatst binnen het raamwerk van Elias. Met deze processen van informalisering, waarin de vrijheid ligt om te ontdekken wat voorheen werd onderdrukt, komt echter ook een toegenomen wederzijds verwachte zelfbeheersing. “De verwachting groeide dat mensen hun ‘kleinmenselijke’ en ‘gevaarlijke’ gevoelens niet langer volgens de oude, formele patronen hoefden af te weren; ze werden steeds sterker in staat geacht die gevoelens subtieler en soepeler te reguleren, hoe dan ook,

(14)

afhankelijk van de situatie en de bindingen tussen de betrokkenen daarin: ‘controlled decontrolling of emotional controls’ (Wouters, 1990, pp. 144-145).

Meer recent academisch werk kijkt naar hoe seks verder wordt toegelaten tot het publieke domein. De seksualisering van cultuur, zoals Attwood (2006) beschrijft, wijst erop dat seks in de westerse context is opgenomen in populaire cultuur, en als onderwerp niet meer als obsceen en begrensd wordt gezien. Seks is nu een breed bediscussieerd onderwerp in het maatschappelijke debat (p. 82). De grenzen tussen het publieke en het private discours vervagen op verschillende niveaus in de moderne westerse cultuur (McNair, 2013, pp. x-xi). Het vervagen van grenzen in de bespreekbaarheid van seks is hier een onderdeel van. Net als bij de informaliseringsprocessen beschreven door Wouters gaat dit gepaard met toegenomen (zelf)regulering. Als seks publiekelijk besproken wordt kan er ook meer sociale controle over uitgeoefend worden. Verschillende machtsposities reguleren volgens Attwood ons seksuele gedrag. Genderverhoudingen zijn hier een voorbeeld van (2006, p. 83). Culturele verwachtingen zijn van invloed op het seksuele gedrag dat men hoort te vertonen en spelen in op de manier waarop er wordt gecommuniceerd over seks-gerelateerde onderwerpen (Noland, 2008, p. 19).

De bespreekbaarheid van seks is sinds de vorige eeuw via informaliseringsprocessen meer erkend in het publieke domein. Een bijkomstigheid hiervan is dat er een steeds hogere mate van zelfregulering wordt verwacht, op basis van verschillende culturele verwachtingen. Dit neem ik mee in mijn analyse van hoe studenten nu omgaan met het bespreken van seks.

(15)

2. Methodologie

2.1 Vraagstelling

Ik ben begonnen met mijn eigen ervaringen, de cijfers van bestaande onderzoeken en het “Let’s Talk About Sex”-surveyonderzoek. Hierna heb ik gekeken naar de theoretische ontwikkelingen rond de bespreekbaarheid van seks in de afgelopen decennia. Gezamenlijk vormen deze bronnen de aanleiding voor mijn onderzoek naar hoe studenten praten over seks en hun seksuele handelingen. Ik kijk hierbij specifiek naar het moment dat zij een keuze moeten maken over het gebruiken van voorbehoedsmiddelen. Het doel van dit onderzoek is om een idee te krijgen van hoe studenten tot deze keuze komen, om een beter begrip te krijgen van waarom onveilige seks nog zo regelmatig voorkomt.

De hoofdvraag die ik hanteer is als volgt: Hoe onderhandelen Amsterdamse studenten over het gebruik van voorbehoedsmiddelen tijdens casual sex?

De volgende deelvragen kijken naar hoe er praktisch wordt omgegaan met voorbehoedsmiddelen, maar ook welke symbolische waarden eraan worden gehecht.

1. In hoeverre gebruiken de respondenten voorbehoedsmiddelen tijdens casual sex en welke voorwaarden en uitzonderingen zijn hier voor hen op van toepassing?

2. In hoeverre bespreken de respondenten het gebruik van voorbehoedsmiddelen met hun bedpartner(s) en welke methode(n) worden toegepast om het wel of niet op te brengen? 3. Wat beïnvloedt de beweegredenen van respondenten om wel of geen voorbehoedsmiddelen te gebruiken tijdens casual sex?

2.2 Onderzoeksmethoden

Dit kwalitatieve onderzoek hanteert een cross-sectioneel design, waarbij meerdere cases worden vergeleken op eenzelfde tijdstip door middel van semi-gestructureerde interviews, aan de hand waarvan wordt gekeken naar relaties tussen variabelen (Bryman, 2012, p. 59). De hoofdvraag van dit onderzoek richt zich op individuele seksuele handelingen van respondenten. Volgens Browne (2007) zijn onderzoeksonderwerpen met betrekking tot seks gevoelig omdat seksuele kwesties over het algemeen worden gezien als privé en niet openbaar besproken dienen te worden (p. 48). Dit lijkt overeenkomstig met de theorie van Elias, die in de inleiding is behandeld. Het vinden van een populatie bij een soortgelijk gevoelig onderwerp brengt enkele moeilijkheden met zich mee die ik heb moeten overwegen in de keuze voor een methode om respondenten te werven. Vanuit deze overweging heb ik gekozen voor snowball sampling, waarbij ik als onderzoeker eerst een aantal mensen benader die

(16)

voldoen aan de kenmerken, en vervolgens via deze eerste groep overige respondenten bereik (Bryman, 2012, p. 202).

2.3 Keuze en werving onderzoeksgroep

Voor de onderzoeksgroep was ik op zoek naar jongeren tussen de 18-25 jaar die staan ingeschreven bij een instelling voor middelbaar beroeps- of hoger onderwijs binnen Amsterdam, en dus student zijn. Ik baken deze groep af binnen Amsterdam omdat zich hier veel studenten verzamelen, en ik makkelijk toegang heb tot deze groep aangezien ik er zelf deel van uitmaak. De keuze voor deze leeftijdscategorie is gebaseerd op literatuur en onderzoeken naar gerelateerde onderwerpen waarin dezelfde leeftijden zijn aangehouden (Wallace, Blood, Crosby & Shrier, 2015; Hollub, Reece, Herbenick, Hensel & Middelstadt, 2011). Ook past deze leeftijdscategorie bij emerging adulthood waarin op verschillende gebieden wordt geëxperimenteerd (Arnett, 2000).

De resultaten van “Let’s Talk About Sex” wekken de suggestie dat er enige genderverschillen zijn in het praten over seks en seksuele houdingen. Ik heb er daarom voor gekozen het onderzoek te richten op de seksuele ervaringen van mannelijke respondenten met vrouwelijke bedpartners en andersom, waarbij het concept ‘geslacht’ in dit onderzoek een dichotomie is. Voor potentiële respondenten was het van belang dat zij ervaring hadden met casual sex in die verhouding. De keuze is bij de respondent gelaten om een seksuele oriëntatie af te bakenen of dit open te laten.

De eerste contacten via snowball sampling kunnen worden gelegd via het persoonlijke netwerk van de interviewer. Personen in dit netwerk kunnen vrienden of kennissen aandragen waarvan zij weten dat zij voldoen aan de criteria, en verwachten dat zij bereid zijn deel te nemen (Browne, 2007, p. 49). Ik ben begonnen met het werven van respondenten in mijn eigen netwerk. Ik heb drie respondenten uit mijn vriendenkring benaderd met het verzoek mee te doen. Zij hebben vervolgens ieder uit hun eigen netwerk een voor mij onbekend persoon aangedragen. De overige zes respondenten zijn vrienden of kennissen van mensen uit mijn eigen netwerk, met wie ik verder geen persoonlijke relatie had.

(17)

Hierin vervullen mijn connecties die potentiële respondenten hebben aangedragen de rol van gatekeepers. Zij schatten in wie volgens hen mee zou willen doen en geschikt zouden zijn, en bepalen in de eerste selectiefase wie toegang krijgt tot het onderzoek. De bereidheid van potentiële respondenten om mee te doen is doorslaggevend geweest in hun uiteindelijke deelname, en is de sterkste factor geweest, naast het voldoen aan de criteria, waarop binnen de sociale netwerken is geselecteerd (Browne, 2007, pp. 52-53). Een aantal potentiële respondenten die zijn benaderd via snowball sampling weigerden door gebrek aan motivatie om mee te doen of tegenzin om dit onderwerp met een onbekend persoon te bespreken.

Aangezien respondenten het onderwerp mogelijk als gevoelig ervaren heb ik een structuur aangebracht in de volgorde van de vragen in de topiclijst van het interview. De interviews beginnen bij een algemeen beeld van een onderwerp en gaan vervolgens door naar in hoeverre het terugkomt in de directe omgeving van de respondent en uiteindelijk hoe naar hun eigen gedrag of mening ermee overeenkomt.

2.4 Toelichtingen

2.4.1 Het begrip ‘voorbehoedsmiddelen’

Omdat deze term een breed scala aan mogelijkheden omvat wil ik de betekenis die respondenten eraan hechten duidelijk maken. Omdat ik niet wilde dat bepaalde ervaringen werden gefilterd ben ik in de interviews flexibel gebleven met de definitie van de term ‘voorbehoedsmiddelen’. Bij enkele interviews noemden respondenten zelf hun definitie van de term en was het niet nodig hier verder op door te vragen. In deze situaties heb ik hun definitie in de verdere vraagstelling verwerkt. Bij andere respondenten heb ik ervoor gekozen direct te vragen waar ze aan dachten bij de term ‘voorbehoedsmiddelen’. Respondenten Milou en Fleur denken direct aan condooms, en daaropvolgend anticonceptie.

“Ja, het is lastig, zeker als we het hebben over het condoom om het even zo, want ik denk dat dat uiteindelijk het meest gebruikte voorbehoedsmiddel is. (…) En, oke, ja de pil natuurlijk” (Milou, V, 23).

“Nou, condooms. Ja, en anticonceptie, maar dat is meer, de pil is meer om dat je niet zwanger raakt, maar condooms zie ik tegen soa's” (Fleur, V, 21).

(18)

Hoewel meerdere respondenten aangaven dat ze op de hoogte waren van het bestaan van meerdere voorbehoedsmiddelen naast de drie eerdergenoemden, werden deze overige opties beperkt of niet genoemd en werd er verder ook niet op teruggekomen.

“Ja, de pil, condoom, alles, spiraaltje, whatever” (Julia, V, 20). “De pil, een condoom, maar alle, ik weet alles man” (Emily, V, 22).

Via deze methoden bevestig ik dat in alle twaalf interviews met de term ‘voorbehoedsmiddelen’ werd verwezen naar condooms, de anticonceptiepil of een spiraaltje. Deze antwoordopties zijn soms ook los van elkaar besproken.

2.4.2 Openheid over seks

Eén van de eerste vragen die ik stelde in het interview was of de respondent seks wel of niet een moeilijk onderwerp vond om over te praten. Hierop antwoordden alle respondenten dat ze het geen moeilijk onderwerp vinden. Vervolgens heb ik hen gevraagd te specificeren met wie ze zich wel of niet op hun gemak voelen om erover te praten, waarbij de antwoorden werden afgebakend op vrienden, leeftijdsgenoten of meer algemeen mensen bij wie ze zich op hun gemak voelen. Aangezien de respondenten voor aanvang op de hoogte waren dat het interview over casual sex zou gaan en zij hiermee ingestemd hadden is de verwachting dat de groep bestaat uit mensen die over het algemeen open zijn in het bespreken van seks. Toen ik doorvroeg kwam echter naar voren dat bij vrijwel iedereen deze openheid zich beperkt tot gesprekken met mensen die dicht bij hen staan, en wanneer zij zich in een veilige en besloten kring bevinden. Het is moeilijk te zeggen in hoeverre de respondenten zich daadwerkelijk op hun gemak voelen om te praten over seks in bredere context, maar hun deelname aan het interview wijst wel op enige bereidheid hier persoonlijke vragen over te beantwoorden.

(19)

3. Kennismaking met de studenten

Om de interviews tot leven te brengen laat ik me inspireren door de methode van Seidman (2006). Dit doe ik door een profiel te schrijven van elke respondent, waarin hun persoonlijke kenmerken, ervaringen en opvallende antwoorden genoemd worden. De sociale context waarin zij en hun antwoorden geplaatst zijn krijgen hierdoor een plek (p. 120). Om de anonimiteit van de respondenten te bewaren maak ik gebruik van gefingeerde namen. De leeftijd, studierichting en onderwijsinstelling zijn vernoemd ter specificatie en om een indicatie te geven van hoe ver in hun studententijd, en in hun ‘fase’ van emerging adulthood de respondenten zijn (Arnett, 2000).

3.1 Julia

Julia is 20 jaar en studeert Fashion & Branding aan het Amsterdam Fashion Institute (AMFI). Seks bespreekt ze vrij open met mensen bij wie ze zich op haar gemak voelt. Ze noemt zichzelf vrij rustig op het gebied van casual sex, zeker ten opzichte van ‘de typische student met meerdere bedpartners in een maand’ en ze er met haar verstand over nadenkt. Dit ‘typische studentengedrag’ ziet ze wel terug in haar omgeving en vriendengroep. Het gebruiken van een condoom en de pil is gebruikelijk maar het komt ook voor dat ze een condoom vergeet wanneer ze onder invloed is van alcohol. Als dit gebeurt voelt ze achteraf angst en twijfel, zeker door het verhoogde risico om zwanger te raken. Deze angst motiveert haar voorkeur om altijd een condoom te gebruiken. Het waren meestal haar bedpartners die het onderwerp van condoomgebruik aansneden, omdat ze er zelf niet zo aan denkt. Ze heeft nooit weerstand ervaren wanneer zij het initieerde.

3.2 Milou

De volgende respondent is 23 jaar en studeert aan de Hotelschool The Hague, in de richting International Business & Hotel Management. Milou zegt altijd een condoom en de pil te gebruiken. Bij haar eerste seksuele ervaringen slikte ze de pil nog niet, maar ze vond het een te groot risico om enkel een condoom te gebruiken. Ze is toen overgestapt op het slikken van de anticonceptiepil, waardoor ze het gevoel kreeg dat het condoom weggelaten kon worden. Toen ze in haar directe omgeving vaker verhalen ging horen van mensen die soa’s kregen besloot ze weer condooms te gaan gebruiken. Deze voorkeur geeft ze aan bij haar bedpartner. Ze noemt dit bespreken een ‘sociale grens’ die wordt omringd door ongemakkelijkheid en het risico ‘het moment’ te verpesten, maar dit is voor haar geen voldoende reden het niet te doen.

(20)

Aangezien zij zich over het ongemak kan zetten en dit nu gewend is vindt ze ook dat andere mensen dit moeten doen.

3.3 Emily

De 22-jarige Emily studeert Gezondheidswetenschappen aan de Vrije Universiteit Amsterdam en staat open voor experimenteren en het proberen van nieuwe dingen met seks. Ze slikt heel ‘therapietrouw’ haar pil, want ze is bang om zwanger te worden. Vooral als ze met nieuwe mensen seks heeft wil ze graag ook een condoom gebruiken. Toch gebeurt dit soms niet omdat het condoom breekt of ze onder invloed is van alcohol. Een paar jaar geleden gebruikte ze relatief minder condooms. Ze zegt nu dat ze naïef was en dacht dat soa’s niet zo vaak voorkwamen. Omdat haar voorkeur nu wel echt ligt bij het gebruiken van een condoom heeft ze deze altijd in huis. Ze neemt hierin vaak zelf het initiatief een condoom te pakken, meestal zonder er iets bij te zeggen. Soms spreekt ze ook uit een condoom te willen gebruiken.

3.4 Thijs

Thijs is 24 en studeert Sociaal Juridische Dienstverlening aan de Hogeschool van Amsterdam.

Hij benadrukt meermaals dat hij weinig moeite heeft om over seks te praten. Hoewel hij nu een vaste relatie heeft reflecteert hij op zijn ervaringen met casual sex voor zijn relatie. Hij vindt het gevoel van een condoom een stuk minder fijn dan zonder, en geeft deze voorkeur aan bij zijn bedpartners. Hier werd vrijwel altijd mee ingestemd, of een bedpartner gaf aan zelf deze voorkeur ook te hebben. Dit verbaasde hem wel omdat hij dacht dat vrouwen vaak voorzichtiger waren met seks zonder condoom. Hij vindt het belangrijk dat voorkeuren rond condoomgebruik besproken worden, en het is voor hem ook geen ongemakkelijk onderwerp om aan te snijden. Hij erkent wel dat het gebrek aan negatieve ervaringen hem nooit een reden heeft gegeven om zijn gedrag met betrekking tot condoomgebruik te veranderen.

3.5 Luka

De vijfde respondent is Luka, 20 jaar, student Product Design aan de Hogeschool van Amsterdam. Binnen Amsterdam denkt hij dat de kans klein is om (ernstige) soa’s te krijgen, en hierdoor voelt hij dat casual sex zonder condoom wel kan. Om deze reden bespreekt hij het eigenlijk niet met zijn bedpartners. Hij heeft wel eens achteraf gevraagd of zijn bedpartner geen soa had. Een condoom haalt voor hem de spanning ervan af en daarom gebruikt hij het

(21)

liever niet. Wel benoemt hij dat hij weet dat hij het te weinig gebruikt. Hij zegt dat hij selectief is in met wie hij naar bed gaat, en daarin zichzelf al enigszins beschermt.

3.6 Romee

Romee is bezig met haar tweede master na de bachelor Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Amsterdam. Ze is recent 25 geworden en heeft besloten vanaf nu nooit meer seks zonder condoom te hebben. Door onvolwassenheid durfde ze voorheen haar ‘recht’ om aan te geven een condoom te willen gebruiken niet uit te spreken. Ze noemt dit een soort ‘minderwaardigheidscomplex’ tegenover haar bedpartners. Als ze er zelf naar zou vragen is ze bang dat de seks niet doorgaat als hij het niet wilt of geen condoom heeft, en het ongemak van dit moment wil ze vermijden. Hierdoor heeft ze alleen seks gehad met condoom op het initiatief van een bedpartner. De laatste keer dat ze seks zonder condoom had stond ze erbij stil en vroeg ze zich af wat ze aan het doen was. Dit moment is naar haar zeggen het moment geweest dat ze zich voor nam nooit meer seks zonder condoom te hebben.

3.7 Quinten

De 22-jarige Quinten volgt de opleiding hotelmanagement/ondernemer aan het ROC van Amsterdam. Hij werkt in de horeca, en noemt met zijn collega’s openlijk over seks te praten. Experimenteren op het gebied van seks koppelt hij niet echt aan het studentenleven maar meer aan het bereiken van een bepaalde leeftijd. Op het MBO ziet hij namelijk minder kansen voor seksuele ontdekking dan bij bijvoorbeeld een universitair studentencorps, hoewel hij alsnog wel veel casual sex ziet in zijn omgeving. Hij gebruikt meestal geen condoom omdat het in de situatie niet altijd zo goed werkt, maar als hij zelf twijfelt over veiligheid pakt hij het er weleens zelf bij, zonder iets te zeggen. Hij deed dit bijvoorbeeld bij iemand van wie hij had gehoord dat ze ‘wat meer rondsliep’ en er weleens wat aan ‘overgehouden’ had. Hij zegt op de hoogte te zijn van de mogelijke risico’s, maar niet van de consequenties als hij geen condoom gebruikt. Hij gaat er vanuit dat seksueel actieve vrouwen een anticonceptiemiddel gebruiken, omdat hij verwacht dat een vrouw het anders aangeeft als ze zonder condoom seks

zouden hebben.

3.8 Justin

De achtste respondent is Justin, een 23-jarige student Media & Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam. In zijn ervaring valt het in de praktijk mee hoe vaak en met hoeveel verschillende partners studenten seksueel actief zijn. Hij denkt dat studenten ‘minder vaak

(22)

dan ze zouden moeten’ gebruik maken van condooms, onder andere door de invloed van alcohol, maar ook door op te gaan in het moment. Zelf heeft hij dit ook weleens meegemaakt, maar in zijn directe omgeving en bij hemzelf is het de uitzondering als er geen condoom wordt gebruikt. Voorheen kondigde hij het aan als hij een condoom erbij pakte, maar hij zegt er handiger in te zijn geworden en het tegenwoordig gewoon te pakken. De enkele keren dat hij geen condoom heeft gebruikt spraken hij en zijn bedpartner(s) hardop uit dat dit onverstandig is, maar besloten ze toch door te gaan. Hij denkt er strenger op te zijn geworden nadat een meisje met wie hij onveilig seks had gehad kort daarna dacht een soa te hebben, en

hij dus ook dacht risico te lopen.

3.9 Dieuwertje

Dieuwertje is 19 en studeert aan het Amsterdam Fashion Institute (AMFI), waar ze de richting Fashion & Management volgt. Hoewel het in haar vriendengroep wel voorkomt zijn haar bedpartners nooit vreemden, maar altijd wel vrienden of kennissen. Ze heeft hierdoor een zeker gevoel van vertrouwen, wat ertoe kan leiden dat ze geen condoom gebruikt. Ze denkt dat de meeste studenten die casual sex hebben de pil gebruiken maar condooms bijna niet. Dit is wat zij zelf doet. Condoomgebruik wordt in haar ervaring niet besproken. Ze denkt dat het aan de vrouw is om een condoom mee te nemen omdat mannen het niet doen. Mannen hebben meer ‘argumenten tegen’ zoals het verminderde gevoel. Na een recente ervaring (de dag voor het interview) met de GGD heeft ze zich voorgenomen vaker condooms te gaan gebruiken.

3.10 Fleur

De 22-jarige Fleur, student Communicatiewetenschap aan de Vrije Universiteit Amsterdam, ziet dat casual sex en Tinderdates vaak voorkomen bij mensen van haar leeftijd. Haar eigen activiteit hierin noemt ze iets boven het gemiddelde. Ze slikt zelf de pil en vindt dat een jongen voor een condoom moet zorgen. Ze ziet echter een ‘vast patroon’ in dat jongens bij haar geen condoom gebruiken, en verwacht dat deze jongens dit met andere bedpartners voortzetten. Bij voorkeur gebruikt ze een condoom, maar omdat jongens deze vaak niet meenemen gebeurt dit meestal niet. Wel komt het vaker voor dat zij of haar partner vragen of de ander een soa heeft, of hij of zij vaker zonder condoom seks heeft of wanneer hij of zij voor het laatst een soa-test heeft gedaan. De enige keer dat ze een periode zelf condooms kocht en altijd gebruikte was toen ze op reis was in Zuid-Oost Azië, aangezien ze denkt dat iedereen daar een ‘wandelende soa’ is.

(23)

3.11 Laurens

Laurens is 24 jaar en studeert Sociale Geografie & Planologie aan de Universiteit van Amsterdam. In zijn vriendengroep wordt seks beknopt besproken, maar hij heeft gemerkt dat vrouwen onderling meer details bespreken dan hij doet. Hij heeft momenteel een relatie, maar vond het toen hij vrijgezel was makkelijk om iemand te vinden om seks mee te hebben. Hij denkt dat in veel gevallen de pil wordt geslikt, maar condooms bijna niet worden gebruikt. Een mogelijke reden is dat de pil al wordt gebruikt en het risico op zwangerschap daarmee weggenomen. Dit noemt hij ‘het belangrijkste’. Hij stelde voor zichzelf de regel om de eerste keer met iemand altijd een condoom te gebruiken. Na één of een aantal keer kon het condoom weggelaten worden. In zijn ervaring werd het pakken van een condoom of de vraag om dit te doen altijd wel opgebracht, wisselend vanuit hem of een bedpartner.

3.12 Wessel

De laatste respondent is Wessel. Hij is 22 jaar en studeert Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij verbindt casual sex meer aan een bepaalde leeftijd dan aan het student zijn. Hij dacht dat het gebruik van voorbehoedsmiddelen, en met name condooms, ‘gewoon gebeurt’, maar kwam er in een gesprek met vrienden achter dat het bij veel mensen ook niet gebeurt. Voor veel mensen is bescherming tegen zwangerschap met de pil voldoende, maar voor hem niet. Hij gebruikt voor geslachtsgemeenschap altijd anticonceptie en een condoom, maar is er kritisch op dat hij dit niet doet bij voorspel. De reden hiervoor is dat dat teveel wegneemt van het moment en de handeling. Hoewel hij dit ook vindt van een condoom bij penetratie, wegen de baten niet op tegen de kosten van het niet dragen van een condoom. Hij wil niet vertrouwen op het woord van een bedpartner over het slikken van de pil of het risico op soa’s en wil daarom altijd zonder uitzondering een condoom gebruiken.

(24)

4. Reflectie op de interviews

4.1 Interviewlocaties

Met sommige respondenten heb ik afgesproken bij hen thuis (Julia, Milou, Romee, Quinten, Justin), op hun werkplek na sluitingstijd (Emily, Thijs, Luka, Fleur) of bij hun onderwijsinstelling (Dieuwertje, Laurens, Wessel). Het was de bedoeling een bekende en makkelijk toegankelijke plek te kiezen, waar de respondent zich comfortabel en veilig voelt om (gevoelige) informatie te delen (Seidman, 2006, p. 49). De respondenten met wie ik op werk heb afgesproken werkten allemaal in een horecagelegenheid, waar na sluitingstijd geen andere mensen aanwezig waren. Dit combineerde de toegankelijkheid van een openbare plek en de veiligheid van een afgesloten, bekende ruimte. Met de respondenten met wie ik bij hun onderwijsinstelling heb afgesproken heb ik de interviews afgenomen in een afgesloten ruimte waar niemand kon binnenlopen.

4.2 Persoonlijke relatie met respondenten

De relatie die ik had met de eerste drie respondenten, Julia, Milou en Emily, was anders dan met overige respondenten. Dit komt door de persoonlijke relatie die ik met hen heb buiten de interviewsetting om. Seidman (2006) noteert dat het belangrijk is om te onthouden dat in deze verhoudingen er sneller vanuit wordt gegaan dat je elkaar begrijpt, waardoor er minder wordt doorgevraagd (p. 42). Ik heb geprobeerd hier rekening mee te houden door in alle twaalf interviews dezelfde vragenlijst te hanteren, waarbij ook vragen zijn behandeld waarvan ik voor de eerste drie respondenten de antwoorden al wist. Ik hoopte hierdoor de interviewsetting te benadrukken en erbij stil te staan dat er in het interview niks voor mij vanzelfsprekend was. Zoals omschreven in de inleiding voer ik regelmatig gesprekken met vrienden of collega’s over seksuele ervaringen. De eerste drie respondenten zijn hier voorbeelden van. Toch komt het moment dat het gebruik van voorbehoedsmiddelen met een bedpartner wordt besproken en hoe dit precies gaat niet vaak op. Hierdoor was de verstreken informatie voor ons beide alsnog grotendeels nieuw, zowel voor mij om te horen als om te delen voor hen. Ondanks dat ik heb geprobeerd om afstand te creëren om deze interviews gelijk te stellen aan de anderen is het mogelijk dat deze persoonlijke relatie invloed heeft gehad, onder andere aan de hand van het argument van Seidman. Dit kan niet volledig uitgesloten worden.

(25)

4.3 Reflectie op rapport

De kwaliteit van de interviews hangt af van verschillende factoren, waaronder in hoeverre de respondent zich openstelt naar de interviewer en hoe de interviewsetting wordt ervaren. Emily, Thijs en Romee hadden in mijn ervaring weinig moeite met het bespreken van seks. Dit merkte ik door hun vrijwillige specificatie van details en door woorden met betrekking tot seksuele handelingen te noemen in plaats van er omheen te praten.

Milou, Justin en Wessel waren meer open over hun gevoelens en bepaalde twijfels die ze bij zichzelf hadden. Ze reflecteerden op de moeilijkheden die ze ervaren en stelden zich hierdoor meer emotioneel naar mij open dan andere respondenten.

Bij Julia, Laurens, Fleur en Luka voelde ik een subtiele beperking in de mate van detail die ze gaven in hun antwoorden. Hoewel alle vragen zonder weerzin zijn beantwoord, de gesprekken vloeiend zijn verlopen en ik een ontspannen indruk kreeg, zowel van hen als van mijzelf, heb ik ervaren dat ik vaker vragen heb moeten stellen om tot een antwoord te komen. Hun houding was iets meer afwachtend.

Tot slot was de interviewsetting bij Quinten en Dieuwertje voor mij het meest merkbaar. Ze beperkten hun antwoorden enkel tot wat ik vroeg en de zinnen werden kort gehouden. Hierdoor voelde ik een zekere afstand tussen hen als respondent en ik als interviewer.

4.4 Vermeden onderwerpen

In de periode na de interviews en tijdens het analyseren van de data realiseerde ik mij dat ik bewust ben weggebleven van twee vragen. Ten eerste heb ik geen enkele respondent gevraagd naar hoeveel bedpartners ze hebben gehad. Ten tweede heb ik hen niet direct gevraagd of ze ooit een soa hebben gehad. Beide vragen passen echter bij het onderwerp van deze scriptie. Hoewel ik heb overwogen de vragen te stellen heb ik bewust besloten dit niet te doen omdat ik dacht dat ik er misschien respondenten mee zou afschrikken en de informatie te persoonlijk was. Hoewel sommige respondenten de vragen in hun antwoorden indirect hebben beantwoord ben ik voor de meeste respondenten hiervan niet op de hoogte.

Na op deze overwegingen te hebben gereflecteerd ben ik tot de conclusie gekomen dat ik hierin enige indicatie geef dat bepaalde onderwerpen met betrekking tot seks niet bespreekbaar zijn en ik ze dus ook niet hoor te noemen. Ik denk dat het achteraf gezien voor dit onderzoek interessant zou zijn geweest om deze vragen juist wel te stellen, om te zien of de aarzeling die ik voelde om deze vragen te stellen ook door de respondenten werd gedeeld. Hierdoor had ik mogelijk meer kunnen zeggen over de mate waarin seks bespreekbaar is.

(26)

5. Resultaten

5.1 Deelvraag 1

In hoeverre gebruiken de respondenten voorbehoedsmiddelen tijdens casual sex en welke voorwaarden en uitzonderingen zijn hier voor hen op van toepassing?

Voor ik in ga op de inhoudelijke overwegingen rond het wel of niet gebruiken van voorbehoedsmiddelen wil ik een beeld krijgen van de mate waarin de respondenten deze zelf gebruiken.

Alle twaalf respondenten hadden (enkele) ervaringen waarbij ze geen voorbehoedsmiddelen hebben gebruikt. Er kwamen echter verschillende voorkeuren naar boven met betrekking tot het gebruiken van een of enkele voorbehoedsmiddel(en), die in vier categorieën zijn gecodeerd.

1. Altijd beschermen

2. Beschermen heeft de voorkeur, maar gebeurt sporadisch niet 3. Beschermen heeft de voorkeur, maar gebeurt slechts sporadisch 4. (Liever) geen condoom

5.1.1 Altijd beschermen

Hoewel meerdere respondenten de voorkeur aangaven streven slechts drie respondenten, Milou, Justin en Wessel, al langere tijd actief de voorkeur na in alle gevallen zowel anticonceptie als een condoom te gebruiken. Hier maken zij geen uitzonderingen op, aangezien een gebrek aan middelen of bereidheid om een condoom te gebruiken voor hen betekent dat ze geen seks hebben.

“Interviewer: Ja, en heb je dan weleens het gevoel gehad dat je er [een condoom gebruiken] echt op moet aandringen?

Respondent: Ja. Zeker. Ja, dus in twee keer, ongeveer. I: Ja.

R: Dat is wel zo'n situatie van, ja, oke, pech gehad, het is of wel of niet. Ik heb ook weleens een situatie gehad waarin de ander geen condoom had en ik geen seks heb gehad daarom.

(27)

we het ook niet. R: Ja” (Milou, V, 23).

“R: Ja, in de loop van de tijd ben ik wel van mening gevormd van, nouja, als je dan toch bezig bent dan kan je het beter met elkaar overleggen, inderdaad. Je moet gewoon eigenlijk nergens meer vanuit gaan, dat is het meer.

I: Je zegt al: je moet het nu wat meer overleggen. Gebeurt dat ook, als je dan kijkt naar bijvoorbeeld meer recente ervaringen?

R: Encounters? I: Ja.

R: Eh, ja. Nouja, ik zorg er nu wel gewoon voor, dat er altijd wat in huis is zeg maar. Als het bij mij thuis is. En als het dan niet zo is, bij haar bijvoorbeeld, dan, nou dan niet. Dan geen seks, zeg maar.

I: Nee? Dus, als het niet veilig kan, dan niet? R: Tegenwoordig wel ja” (Justin, M, 23).

5.1.2 Beschermen heeft de voorkeur, maar gebeurt sporadisch niet

Julia, Emily, en Laurens gaven aan voorkeur te hebben voor het gebruiken van anticonceptie en een condoom, maar hebben meerdere ervaringen waarin dit niet is gebeurd. De voornaamste reden hiervoor was dat door alcohol de grenzen voor hen wat vervagen.

“Als je, nog niet dronken bent, dán denk ik dat het sneller gewoon wel veilig wordt gedaan. Maar als je echt wel best al lam bent of gewoon, ja weet je, na een avondje uit dan denk ik echt wel dat het vergeten wordt van: oh boeien, ik zit aan de pil. Whatever. (…)

Heel soms zeg maar niet. Ja dat was gewoon... ja, dan ben je gewoon dronken (lacht)” (Julia, V, 20).

“I: Want wat was de overweging op het moment dat je het [een condoom gebruiken] niet deed? Als je je dat nog weet te herinneren.

R: Ja, ik denk vooral verminderde remmingen, noem je dat zo? I don't know, alcohol en onder invloed zijn van dingen. Ja, dat, dat zorgt ervoor dat ik dan toch wat sneller denk van: fuck het gewoon, laat maar zitten” (Emily, V, 22).

(28)

“Meestal had ik wel condooms, maar het hebben betekent niet altijd het gebruiken. (…)

I: En als het dan, want je zei ook wel dat het weleens niet gebeurde.... Enig idee waar dat door kwam?

R: Ja. Alcohol. I: Right.

R: Alcohol of geilheid, maar meestal alcohol en dan de combinatie met geil” (Laurens, M, 24).

5.1.3 Beschermen heeft de voorkeur, maar gebeurt slechts sporadisch

Voor respondenten Romee, Dieuwertje en Fleur is of ze een condoom gebruiken afhankelijk van of hun bedpartner een condoom bij zich heeft. Zelf hebben ze deze namelijk nooit. Ze geven alle drie aan liever wel een condoom te gebruiken, maar dit gebeurt alleen wanneer hun bedpartner dit initieert, wat in hun ervaring de uitzondering is.

“I: In hoeverre gebruik je zelf voorbehoedsmiddelen tijdens casual sex?

R: Nou, ik gebruik de pil, en ik zorg niet voor condooms. Dat moet de jongen zelf doen. Maar, dat heeft hij natuurlijk niet altijd, dus, ja, het is vaak niet beschermd.

I: Oke. En wat heeft voor jou de voorkeur? R: Nou, met.

I: Met. En, maar dat gebeurt dus niet altijd? R: Nee” (Fleur, V, 21).

5.1.4 (Liever) geen condoom

Deze laatste categorie omvat Thijs, Luka en Quinten. Zij geven aan dat ze de voorkeur hebben om geen condoom te gebruiken. Het gebruiken van anticonceptie wordt wel benadrukt. De onhandigheid, de afname van een prettig gevoel tijdens seks en de ‘moodkill’ die een condoom volgens de respondenten kan veroorzaken zijn redenen voor de tegenzin een condoom te dragen. De uitzondering waarin er wel bescherming tegen soa’s wordt gebruikt is op verzoek van de bedpartner.

“I: In hoeverre denk je dat studenten tijdens casual sex dan gebruik maken van voorbehoedsmiddelen?

(29)

R: Ja, ik kan alleen namens mezelf spreken denk ik, ik was er niet zo heel keen op. Ik, ik, vind het ook niet zo prettig met condoom, of nouja, prettig, het is evengoed wel prettig, maar het is een stuk minder lekker dan dat het is zonder het gebruiken van. En daar wilde ik nog weleens in verzuimen” (Thijs, M, 24).

“R: En, maar ja, ik vind, een condoom brengt de spanning er af, dus dat vind ik gewoon een killer en daarom gebruik ik het niet.

(…)

“I: Maar, voor jezelf dus, als iemand het zou opbrengen dan...

R: Als iemand het zou opbrengen dan zeg ik van: oke, ik zeg, liever niet, en dan kijken wat daar de reactie op is. En als het dan is zo van: ja, anders gebeurt er niks, wat ik wel vind dat zij moeten doen, want als jij daar gewoon voor staat en je wilt dat niet dan moet je dat gewoon zeggen, in my opinion. Maarja, als het dan nog steeds niet zo is, nou oke, dan moet het toch maar wel met” (Luka, M, 20).

Quinten noemt zelf een inschatting te maken van het risico dat hij denkt te lopen bij verschillende bedpartners. Hij heeft hierdoor, ondanks zijn voorkeur geen condoom te gebruiken, weleens zelf het condoomgebruik geïnitieerd.

“I: In hoeverre gebruik je zelf voorbehoedsmiddelen? R: (lacht) Heel erg weinig. Ja.

I: Ja? Heel erg weinig, zou je kunnen opdelen hoe vaak wel of niet, is daar een soort inschatting van te maken?

R: Ja, hmm, weet ik niet. Het is, het is gewoon, als het echt nodig is, als één partij het wil, of als ik zelf mijn twijfels erbij heb dan doe ik het, als de andere partij ernaar vraagt, dan gebeurt dat gewoon.

I: Oke, dus je hebt weleens gehad dat iemand bij jou vroeg van...

R: Nou, nee, daar sta ik zelf ook voor, niemand heeft ooit aan mij gevraagd, maar ik dacht wel bij mezelf zo van: die ga ik toch echt wel eventjes... een rubber omheen doen” (Quinten, M, 22).

5.1.5 Wat laten deze categorieën zien?

Voor de eerste twee categorieën lijken de respondenten zich wel bewust te zijn van de risico’s als er geen gebruik wordt gemaakt van voorbehoedsmiddelen, waarbij in de tweede categorie

(30)

bij uitzondering de praktijk niet aansluit bij hun voorkeur in theorie. In de laatste twee categorieën gebeurt iets interessants. Drie vrouwelijke respondenten zetten hun eigen voorkeur opzij en volgen het initiatief van hun bedpartner terwijl drie mannelijke respondenten vrijwel altijd hun eigen voorkeur opvolgen. In beide gevallen is het uitgangspunt om geen condoom te gebruiken. In deelvraag 3 zal ik de mogelijkheid verkennen dat hier sprake is van verschillen op basis van gender.

5.2 Deelvraag 2

In hoeverre is het gebruik van voorbehoedsmiddelen iets dat de respondenten bespreken met hun bedpartner(s) en welke methode(n) worden toegepast om het wel of niet op te brengen?

In de interviews heb ik via axiaal coderen vijf methoden gevonden waarmee het gebruik van voorbehoedsmiddelen verbaal of non-verbaal wordt ‘besproken’. Via deze methoden worden met name de vragen ‘hoe, wanneer en waarom’ beantwoord met betrekking tot het gebruik van voorbehoedsmiddelen. Op deze manier zal ik de relationele verhoudingen van verschillende methoden toelichten (Charmaz, 2014, p. 147). De vijf methoden zijn:

1. Initiatief nemen en voorkeur aangeven 2. Gezamenlijk bespreken

3. Handelen zonder bespreken 4. Ontwijken van een directe aanpak

5. Verantwoordelijkheid bij de ander leggen

Aangezien de respondenten over verschillende ervaringen praten kan het zijn dat ze meerdere methoden hebben toegepast.

5.2.1 Initiatief nemen en voorkeur aangeven

In meerdere gevallen was er een duidelijk verschil merkbaar in het initiatief van een van de bedpartners om het gebruik van een voorbehoedsmiddel te initiëren of juist af te weren, op basis van de eigen voorkeur. Ook dit ging op verschillende manieren.

Milou toont de eerste manier, namelijk om de voorkeur om wel een condoom te gebruiken te als voorwaarde te stellen om seks te hebben.

“I: Ja, want breng jij het ter sprake? R: Ja.

(31)

R: Ja. I: Oke.

R: Ja, niet zozeer van: doe een condoom om. Maar wel: ik wil het wel veilig doen” (Milou, V, 23).

Thijs geeft het voorbeeld van dezelfde aanpak in omgekeerde richting. Hij geeft aan dat hij liever seks heeft zonder condoom en vraagt aan zijn bedpartner(s) of ze hiermee instemmen. De mogelijkheid om dit af te wijzen is bijna afgesloten door te vragen om bevestiging.

“(…) met instemming natuurlijk van haar, ik ga geen sneaky dingen van stiekem afdoen en, dat absoluut niet, maar wel in overeenstemming van: joh, vind je het prima als we het doen zonder? En toch ook wel vaak te horen gekregen dat dat niet zo'n probleem was. Dat het wel prima was (…) Maar ik merkte ook niet zoveel weerstand vanuit vrouwelijke kant. Hun ook wel vaak die aangeven van: ja ik vind het ook wel prettig zonder eigenlijk” (Thijs, M, 24).

In deze methode wordt de eigen voorkeur hardop uitgesproken, zonder hiernaar gevraagd te zijn. Het belang van het wel of niet gebruiken van een voorbehoedsmiddel is duidelijk en wordt actief nagestreefd.

5.2.2 Gezamenlijk bespreken

Via deze methode wordt overlegd over het wel of niet gebruiken van een of meerdere voorbehoedsmiddel(en). Dit kan bijvoorbeeld door te bespreken of de vrouwelijke bedpartner een anticonceptiemiddel gebruikt.

“Ik vraag wel dan in de situatie als je eenmaal bij iemand thuis bent of bij jezelf, dan zal wel tijdens de situatie, dan zal ik van mijn kant er tenminste wel iets te laten vallen van: yo, gebruik je, slik je wat of heb je een spiraaltje ofzo?” (Luka, M, 20).

Een andere optie is om in overeenstemming seks zonder het gebruik van een bepaald voorbehoedsmiddel door te zetten, bijvoorbeeld wanneer het hebben van een soa kon worden uitgesloten zodat bescherming hiertegen onnodig zou zijn.

(32)

“(…) toen hadden we al vaker afgesproken. En toen was het zo van: zullen we het gewoon niet met condoom doen? En toen dacht ik: ja, oke, is goed. (…) toen hebben we wel even gesproken van: ja, met of zonder, weet je wel. En toen zei hij: ja, ik doe het nu met niemand anders. En dat moet je dan maar geloven. Ik zei: ja, oke, ik ook niet. Dus toen hebben we het wel echt zonder gedaan een paar weken... maanden...” (Julia, V, 20).

Als laatste kan het gebruiken van een voorbehoedsmiddel ter sprake komen waarbij beide partijen actief en verbaal instemmen met het gebruik.

“Precies, uiteindelijk brengt een van de twee het altijd wel ter sprake en als het niet ter sprake komt vind ik het een kwalijke zaak. Je moet van elkaar wel weten voordat je zoiets doet hoe je erin staat, vind ik. (…) Oh dat gaat zo (knipt in vingers), hup, even ter sprake van: hoe sta jij erin? Hup, hup, hup, klaar” (Thijs, M, 24).

“Het was meestal wel zo van: wacht even, éérst een condoom. En dan is het: oh ja, goed dat je het zegt. Of: ja, ja inderdaad. Zoiets” (Laurens, M, 24).

Via deze methode bespreken deze respondenten met hun bedpartner in hoeverre het gebruik van een voorbehoedsmiddel nodig of gewenst is. Onder bepaalde voorwaarden, zoals de tijdelijke exclusiviteit die Julia had met haar bedpartner of wanneer anticonceptie voldoende is zoals bij Luka, kan er namelijk samen voor gekozen worden om geen condoom te gebruiken. Bij Thijs en Laurens kwam het onderwerp op en zijn ze samen met hun bedpartner tot een besluit gekomen. Deze methode wijkt af van de eerste omdat het gesprek niet wordt geopend door een voorkeur aan te geven, maar dat de voorkeur samen wordt bepaald.

5.2.3 Handelen zonder bespreken

Voor sommige respondenten was het incorporeren van een condoom iets dat bij voorkeur in stilte verliep. Voor Emily kon het zelfs een (positief) deel worden van de gehele seksuele handeling:

“Want als je het erover gaat hebben dan, dan verpest je de mood misschien. Terwijl, als je het gewoon doet en je bent gewoon heel sexy en je maakt het pakje open, en jij doet

(33)

het, dus dat is ook al leuker, dan heb ik, ja, ik heb nog nooit gehad dat een jongen het echt helemaal kut vond ofzo” (Emily, V, 22).

Aan de andere kant kon het niet bespreken betekenen dat er geen bezwaar werd gemaakt tegen het niet gebruiken van een condoom. Dit werd geïnterpreteerd als een stille bevestiging.

“Maar, in de situaties waarin het bij mij is gebeurd is het nou niet echt veel ter sprake gekomen in een soort van, dat er echt soort van gevraagd werd van de vrouwelijke kant, dat de vrouw erop stond om iets van een middel te gebruiken ervoor” (Luka, M, 20).

Deze methode wordt toegepast wanneer of in stilte een condoom wordt gepakt en gebruikt. Het kan ook dat er geen condoom wordt gebruikt en het ook niet wordt besproken. In deze methode handelt de respondent naar een bepaalde voorkeur en wordt deze voortgezet zonder bezwaar van de bedpartner. Deze methode wordt toegepast om ongemak of het verpesten van het moment te vermijden, en ontwijkt de mogelijkheid dat de bedpartner een strijdige voorkeur opbrengt als het zou worden besproken.

5.2.4 Ontwijken van een directe aanpak

Er zijn verschillende alternatieven op het direct bespreken om informatie te achterhalen of over te gaan op een bepaalde handeling.

Sommige respondenten gaven aan dat bepaalde vragen over veiligheid achteraf zijn gesteld, om eventueel gerustgesteld te worden over hoe voorafgaand aan of tijdens de seks is gehandeld.

“Ik heb het een keer na de seks gevraagd en dat was toen ook al eigenlijk veel te laat. Maar, ja, gewoon straight to the point, lekker gewoon: je hebt geen soa, toch?” (Luka, M, 20).

“Niet vaak eigenlijk wordt het gevraagd, ja, er wordt denk ik echt vanuit gegaan [dat een meisje aan de pil is]. Of achteraf nog weleens. Dat is echt, ja, dat is zo raar. (…) Ja: je bent toch wel aan de pil, hè?” (Dieuwertje, V, 19).

(34)

Wanneer een respondent het onderwerp niet direct wil aansnijden maar wel een bepaalde voorkeur wil aangeven kan dit ook door te liegen, waardoor het belang om een condoom te gebruiken groter wordt. Romee beschrijft een situatie waarin ze dit deed, en het haar is gelukt haar voorkeur om een condoom te gebruiken na te leven.

“R: Eentje die heeft het voorgesteld omdat ik zei dat ik niet de pil slikte ofzo [ze slikt wel de pil], gewoon omdat ik wou, omdat we bij hem thuis waren en ik wist dat hij condooms had. Ik wou het niet vragen dus heb ik het zo maar gedaan.

(…)

I: Even terug dan naar die eerste jongen die je net noemt bij wie het wel gebeurde, dat je zei van: ik wist dat hij condooms in huis had. Maar je durfde het niet direct te vragen. R: Nee, ik had het niet gevraagd, ja, hij zei: ben je aan de pil? En toen zei ik nee. Dus toen had, toen gaf hij mij de kans om het indirect te eisen. Ik had het niet direct geëist. I: En waarom niet denk je?

R: Gebrek aan eigenwaarde.

I: Oke. En hoe speelt dat dan in op het wel of niet gebruiken van een condoom op dat moment?

R: Omdat je vindt dat je dat niet kan eisen ofzo. Dat je het dan verpest en het ongemakkelijk maakt” (Romee, V, 25).

Een laatste methode die een directe aanpak vermijdt is om de moeilijkheden die een voorbehoedsmiddel met zich meebrengen uit te spreken. De situatie wordt hierdoor luchtig gehouden.

“(…) thuis is het gewoon onder mijn bed en dan is het gewoon prima, altijd een prima smooth move, zeg maar, dan maak je er soort van een lollig iets van, van: nou eh, ik moet dat nu pakken. Soms benoem ik wel gewoon van: skeer, hè, zo'n condoom. Weet ik veel, of gewoon: het zijn wel vervelende dingen, ofzo” (Wessel, M, 22).

Door dus achteraf te controleren, te liegen of luchtige en grappige opmerkingen te maken gaan respondenten om met veiligheid voorafgaand, tijdens of na de seks. Deze methode volgt de vorige, stille methode op in dat deze methoden erop zijn gericht mogelijk ongemak te vermijden.

(35)

5.2.5 Verantwoordelijkheid bij de ander leggen

De laatste optie was het verleggen van de verantwoordelijkheid, door zelf een passieve rol in te nemen in het gebruiken van voorbehoedsmiddelen. Het initiatief en/of de voorkeur van de bedpartner wordt afgewacht en vervolgens opgevolgd. Een interessante opmerking is hierbij dat de persoonlijke voorkeur van deze respondenten om wel een condoom te gebruiken niet wordt opgevolgd.

“I: Je zegt al dat het meestal wel ter sprake komt, en is het dan afwisselend weleens voorgekomen dat jullie erover eens waren van: oke we gebruiken het [een condoom] wel, of dat het gebeurde dat jullie het allebei niet wilden?

R: Nou, het is eigenlijk bijna nooit dat je het er mee oneens bent, want ja (stilte). Het probleem is met mij, ik vind het niet erg als het niet gebeurd, en ik vind het juist chill als het wel gebeurd (…) Dus, en ik ben er best wel oke mee dus normaal dat het zonder gebeurt, al vind ik het niet chill, maar ik ben er wel oke mee dus eigenlijk, bij wat de keuze ook wordt, er kan nooit onenigheid eigenlijk over bestaan. If you know what I mean” (Fleur, V, 21).

De respondenten die deze methode leken te volgen kochten bijvoorbeeld zelf geen condooms en hadden ze dus ook niet op het moment dat het nodig zou zijn. Ze laten hierin de mogelijkheid veilige seks te hebben liggen bij hun bedpartner(s).

“I: Bespreek je het nog met iemand van tevoren of je het wel of niet gaat gebruiken, of is het meer iets dat gebeurt?

R: Meestal bespreek ik het niet, nee. Nee.

I: Waarom niet, denk je, of waarom zou je het wel doen, want het hoeft natuurlijk niet. R: Ja, ik denk dat ik gewoon nooit echt daaraan heb gedacht van: oh. Ik heb ook nooit condooms dus dan kan je het wel zeggen maar ja dan heb je het toch niet, dus ik denk dat dat het ook wel is” (Dieuwertje, V, 19).

“Ja, weet je wat ik denk, als hij hem niet heeft, en ik heb het ook niet, dan stoppen we en dan is het awkward. Dat is denk ik de main motivation.

I: Als je niet door kan gaan dan wordt het ongemakkelijk? R: Ja, dan wordt het gewoon awkward.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dan hebben ze dus juist de respondenten die NIET willen dat er duurzame energie wordt opgewekt in Leusden met wind of zon weggelaten, en alleen naar de rest als 100% gekeken,

• het aantal uren dat een student TV kijkt wel R2 de meest spitse en dus hoge normaalverdeling. R3 We moeten uitrekenen hoe groot de kans is om bij een steekproef een man aan

De Highlifebeurs en mijn eigen netwerk waren de twee belangrijkste ingangen voor de rekrutering van respondenten.. Dit eve- nement met de nieuwste technieken en materialen voor

Werkdruk: door de hectiek van de dag en veel aanloop van mensen met vragen moet er nog wel eens werk mee naar huis genomen worden, omdat daar binnen de kantoorwerkuren niet

Welke behoeften vervult u hiermee Heeft u nog andere redenen om deze databanken te raadplegen (bijvoorbeeld tijdverdrijf, ontspanning,algemene kennis

Een andere factor die belangrijk lijkt te zijn in het ontbreken van een verband tussen culture shock en een gevoel van fysieke onveiligheid is het vermeiden van situaties

Zij menen veelal dat de reikwijdte van het tuchtrecht niet verder moet worden opgerekt, dat het te ver gaat om allerlei privé-gedragingen onder het tuchtrecht te laten vallen en

Het wetsvoorstel handhaafde dit verschil, maar bepaalde ook dat voor de toepassing van de bepalingen in de hoofdstukken over de waarborging overeenkomstig het Verdrag (hoofdstuk 3)