• No results found

5. Resultaten

5.3 Deelvraag 3

Wat beïnvloedt de beweegredenen van respondenten om wel of geen voorbehoedsmiddelen te gebruiken tijdens casual sex?

In deelvraag 1 en 2 heb ik gekeken naar hoe de respondenten in dit onderzoek omgaan met de praktische toepassing van voorbehoedsmiddelen, waaruit is gebleken dat de helft in de meeste gevallen hun voorkeur om veilig seks te hebben naleven. Af en toe doen zij dit niet, meestal wanneer ze onder invloed zijn van alcohol. De andere helft heeft meestal seks zonder condoom, en wat hierin opvalt is dat de vrouwelijke respondenten dit niet en de mannelijke respondenten dit wel uit eigen voorkeur doen.

Ik heb opnieuw via axiaal coderen de interviews in categorieën geordend op basis van afwegingen die respondenten maken rond het wel of niet gebruiken van voorbehoedsmiddelen

(Charmaz, 2014, p. 147). Ik ben zo op drie elementen gekomen die inspelen op de besluitvorming van de respondenten, en zal hier aan de hand van overige literatuur uitleg bij geven.

1. Risico-inschatting 2. Genderverwachting

3. Ontwikkeling en volwassenheid

5.3.1 Risico-inschatting: ARRM

Om risico’s te vermijden moet risicovol gedrag worden verminderd. De eerste stappen naar het veranderen van risicovol gedrag, bijvoorbeeld wanneer geen voorbehoedsmiddelen worden gebruikt, is om dit gedrag en de problematiek ervan te erkennen. Deze realisatie hoeft echter niet voldoende te zijn om verandering daadwerkelijk na te streven. Deze gedachte is de basis van het AIDS Risk Reduction Model (ARRM) van Catania, Kegeles & Coates (1990). Dit model bestaat uit drie stadia die kunnen leiden tot het hebben van veilige seks ter bescherming tegen mogelijke soa’s. De drie stadia zijn als volgt omschreven:

“(1) Recognition and labeling of one’s sexual behaviors as high risk for contracting HIV (2) Making a commitment to reduce high risk sexual contacts and increase low risk activities (3) Seeking and enacting strategies to obtain these goals” (Ibid., pp. 53-54).

Mensen die risicovol gedrag vertonen, zoals studenten die aan casual sex doen, moeten eerst erkennen dat hun seksueel gedrag hen aan deze risico’s blootstelt, en vervolgens dat dit problematisch is. Maar de erkenning is niet voldoende zolang er geen strenge toewijding is om dit gedrag te veranderen. Het proces bestaat uit de afweging of het haalbaar is om het gedrag te veranderen en of de baten de kosten overstijgen. Op basis hiervan vallen veel mensen onder stap 1 of 2 van dit model (Catania, Kegeles & Coates, 1990, p. 54). Het proces kan echter afwijken van de richting die hier is aangegeven, en mensen kunnen wisselend en in verschillende situaties tussen verschillende stappen blijven bewegen (Ibid., pp. 55).

Ik zal het ARRM toepassen op de risico-inschattingen die de respondenten maken, en hoe dit vertaalt naar hun gedrag.

5.3.1a Duidelijke risico-inschatting van zwangerschap

De drie stappen van het ARRM worden volledig doorlopen voor het gebruik van anticonceptie. Alle vrouwelijke respondenten slikken de pil, en alle mannelijke respondenten

benadrukken dat zij controleren of een vrouwelijke bedpartner een vorm van anticonceptie gebruikt. Respondenten realiseren zich dat zwangerschap een gevolg kan zijn van seks. Ze passen hun gedrag scherp aan om dit mogelijk gevolg te vermijden en gebruiken altijd anticonceptie. Hierin is de derde en laatste stap van het model volledig in werking. Opvallend is dat bij meerdere respondenten de angst blijft bestaan. Respondenten tonen weinig vertrouwen in anticonceptie. Voor Julia betekent dit dat een condoom ook nodig is als extra bescherming tegen zwangerschap, ook al slikt ze de pil:

“Toen is het dus een keertje gescheurd en toen dacht ik echt: oh mijn god ik word zwanger. (…) Dat was gewoon het keerpunt in mijn leven. Dat ik aan de pil ging en over het algemeen altijd een condoom gebruikte” (V, 20).

Voor anderen weegt het risico om een soa op te lopen niet op tegen het risico van zwangerschap, waardoor het laatste met meer zorgvuldigheid tegen moet worden gegaan.

“Het gemiddelde soa is wel te handelen ofzo, toch? Maar, wat hier het meeste speelt zijn nou niet echt dodelijke dingen. En dan zit ik toch wel eerder te kijken van: ik wil geen vader zijn op mijn twintigste, dan dat ik wat anders doe” (Luka, M, 20).

“Oh, ik heb wel een spiraal. Ik heb het echt over de soa's, dat ik, ja, ja, voor kinderen, dat zou ik echt niet riskeren om zwanger te raken” (Romee, V, 25).

Deze afwijkende aanpak voor condoomgebruik zal ik nu verder bespreken aan de hand van de drie stappen van het model.

5.3.1b Erkenning risicovol gedrag

Voor de meeste respondenten werd de eerste stap van het ARRM behaald omdat de realisatie dat zij risicovol gedrag vertonen wel lijkt te leven onder Amsterdamse studenten. Thijs en Luka zijn er echter vrij duidelijk over geweest dat dit niet echt invloed heeft op hun gedrag.

“Ja, het risico is zodanig laag dat je het op de gok kan nemen van: ik doe het gewoon en ik zie wel of het goed gaat, en aangezien ik nooit hele serieuze, ernstige ervaringen heb meegemaakt omtrent dat gebied denk ik dat ik daar wel wat in verzuimde” (Thijs, M, 24).

“Ik denk dat het voor mijn gevoel wel redelijk goed zit met, tenminste, dat de gemiddelde student in Amsterdam nou niet zo erg, dat de studentengemeenschap in Amsterdam nou niet zo'n soa-bom is. Er zullen natuurlijk wel op andere plekken meer zijn, let's say: het corps, het ASC [Amsterdamsch Studentencorps]. Maar, ik weet niet, bepaalde mensen, nee. Ik heb er nooit angst voor ook” (Luka, M, 20).

5.3.1c. Voornemen dit gedrag te veranderen

De meeste respondenten bevinden zich rond de tweede stap, namelijk dat ze het voornemen hebben om minder risicovol gedrag te vertonen. Er worden echter nog geen duidelijke en vooral strenge strategieën toegepast om dit gedrag na te leven.

Door sommige respondenten wordt een afweging gemaakt van de kosten en baten die bij veilige seks komen kijken, waarbij de kosten vaak te laag in worden geschat om het gedrag ervoor te veranderen.

“Zonder [condoom] heb je weer die risico's dat je al die narigheid over je heen krijgt dus ja, en ik heb me nog nooit laten testen dus wie weet dat ik dan toch wel een wake up call ga krijgen als ik wel getest word. En als ik dan getest word en ik heb gewoon niks, dat ik dan denk van: oh ja, what is the fuss about, weet je wel.

I: Dus je hebt wel in je hoofd wat de mogelijke risico's zijn en...

R: Ja, maar niet de consequenties. Ik heb de risico's in mijn hoofd maar geen consequenties ervan.

I: Ja, oke. Dus het heeft uiteindelijk niet echt invloed op je gedrag? R: Tot nu toe nog niet” (Quinten, M, 22).

Ook zeggen sommige respondenten dat op het moment dat ze hun risicovolle gedrag zouden kunnen verlagen ze geen controle hebben. Hoewel ze zich voornemen hun gedrag te veranderen geven ze de mogelijkheid hiertoe uit handen door afleiding in het moment.

“Ja, ik mag wel wat vaker een condoom gebruiken (lacht). Ja, vind ik wel. Gewoon eigenlijk het liefst wel elke keer, maar, het is gewoon, ik vind het toch lastig om in het moment zelf, ik ben best wel een emotioneel persoon, en in het moment zelf ga ik heel erg op in het moment, en dan ben ik niet heel erg bezig met andere dingen. En het zou chill zijn voor mij als een soort notitie in de toekomst om daar wat meer aandacht aan te geven” (Emily, V, 22).

Nog een optie is om voor te nemen het gedrag te veranderen, maar de maatregelen hiervoor van tevoren al niet te nemen. Fleur reflecteert er bijvoorbeeld op dat ze vindt dat ze condooms moet kopen, maar heeft dit nog niet laten blijken in haar gedrag.

“Nou, ik ben er dus eigenlijk te makkelijk in, maar ik probeer er wel streng in te zijn, maar ik vind eigenlijk dat ik dan zelf ook een beetje mijn verantwoordelijkheid moet nemen en zelf condooms moet kopen [wat ze tot nu toe nooit doet]. (...) Dat je eigenlijk nooit het als smoes kan hebben van: ah, ja, we lagen in bed maar toen hadden we geen condooms dus ja we hebben het maar weer zonder gedaan. Zeg maar zo.

I: Ja, dus je denkt dat als het aanwezig is, dat de kans groter is dat het gebruikt wordt? R: Ja.

I: En als je dan zegt van: ik moet er strenger in zijn, bedoel je dan strenger zelf aangeven dat je het wil, of strenger zijn in het kopen ook?

R: Ja, ja. Want uiteindelijk is het gewoon, ik kan echt supererg stressen dan, als ik het weer met iemand heb gedaan dat ik niet zeker weet dat ik niks heb zeg maar. En als je één keer een soa hebt gehad in je leven, dat wil je niet nog een keer” (Fleur, V, 21). 5.3.1e Strategieën toepassen

Voor respondenten die zich voornamelijk in de laatste stap van het ARRM bevinden zijn de gevolgen van het niet gebruiken van een condoom meer tastbaar, en dus proberen ze actief het eigen risicovolle gedrag te verminderen. Uit onderzoek naar het voornemen om condooms te gebruiken tijdens casual sex komt naar voren dat men een inschatting maakt van risico’s op basis van sociaal bewijs. Wanneer een persoon in de nabije sociale kring bepaalde gevolgen heeft ervaren door geen condooms te gebruiken heeft dit invloed op het gedrag van de eerste persoon. Diegene is hierdoor eerder geneigd dit gedrag toe te passen (Rinaldi-Miles, Quick en McCloskey, 2016, p. 321).

“(…) toen ik eigenlijk in mijn directe omgeving meer ging leren dat mensen soa's kregen, ook zeker toen ik in, nou, op mijn studie zeg maar, in mijn vereniging dat op gegeven moment heel erg speelde, toen had ik zelf zoiets van: oh... Weet je, als op gegeven moment heel veel mensen in jouw directe omgeving ermee te maken krijgen, dat was voor mij wel een beetje de omslag om wél een condoom te gaan gebruiken” (V, 23).

Maar ook de onzekerheid door geen condoom te gebruiken kan ervoor zorgen dat het gedrag aangepast wordt, zoals Justin beschrijft:

“Gaandeweg leer je steeds meer dingen of je hebt steeds meer van die, een soort van schrik, daar heb je gewoon geen zin meer in, zeg maar, een week wachten op een uitslag of weet ik veel wat. Dus dan liever niet” (M, 23).

5.3.2 Gender-verwachting

Verwachtingen op basis van gender zijn volgens meer recente theorieën over de bespreekbaarheid van seks een van de methoden waarop zelfregulering van mensen wordt verwacht (Noland, 2008; Attwood, 2006). Volgens Connell (2005) is er in de westerse maatschappij sprake van hegemonic masculinity. Dit concept omvat een ideaalbeeld van ‘mannelijkheid’ en draagt bij aan de sociale hiërarchie waarin de man dominant is. In seksuele handelingen wordt vanuit een ideale uitbeelding van mannelijkheid verwacht dat mannen vaker en met meer verschillende partners (casual) sex hebben en hierin ook de leiding nemen (Shearer, Hosterman, Gillen & Lefkowitz, 2005, p. 314). Ook het vertonen van risicovol seksueel gedrag is hier een onderdeel van (Connell, 2005, p. 833).

Allen, Husser, Stone en Jordal (2008) stellen dat vanuit maatschappelijke genderrollen van vrouwen wordt verwacht dat ze zich passief opstellen en de wensen en het genot van mannen centraal stellen (Grello, Welsh & Harper, 2010, p. 256). Dit terwijl ze ook de verantwoordelijke rol van het bewaken van seksuele gezondheid op zich krijgen (p. 518; Gavey, McPhillips & Doherty, 2001, p. 917). “Female sexual desire is still regulated through the tool of sexual reputation, with women carrying the burden of protecting their reputation and ensuring safer sex and contraceptive responsibility, perhaps more so than ever” (Allen, Husser, Stone en Jordal, 2008, p. 518). Voor vrouwen bestaat er het risico een slechte reputatie over te houden als zij zich actief bezighouden met seks en als zij hun wensen hierin uiten (Kelly & Bazzini, 2001, pp. 785-785).

Deze rollen vertegenwoordigen maatschappelijke idealen van gender, en kunnen in praktijk niet (volledig) worden nageleefd. Wel heeft het bestaan van deze genderrollen invloed op hoe mensen zichzelf presenteren en ook wat ze van anderen verwachten (Connell, 2005, p. 838). Ik wil kijken in hoeverre deze rollen, zeker met betrekking tot het wel of niet aangaan van risicovol gedrag, terugkomen in de antwoorden en houdingen van de respondenten. Ik kijk ook naar hoe zij deze eventueel op elkaar projecteren.

5.3.2a Genderrol: man

In de inleiding zijn enkele redenen genoemd om geen condoom te willen gebruiken, namelijk het gebruik van een anticonceptiemiddel, een verminderd prettig gevoel van penetratie en onderling vertrouwen (“Seks onder je 25e 2017”, 2017).

Het gebruiken van condooms wordt omringd door een kosten-baten afweging. Vaginale penetratie met condoom wordt beschouwd als aanzienlijk minder aangenaam dan zonder condoom, en dus is het dragen ervan een van de kosten die wordt afgewogen tegenover de baten van de bescherming die een condoom biedt. Hierdoor ligt de bereidheid lager om het risicovolle gedrag in te ruilen voor het gedrag dat minder risicovol is

(

Catania, Kegeles & Coates, 1990, pp. 60-61).

Enkele respondenten uiten de verwachting dat met name een mannelijke bedpartner minder bereid is een condoom te gebruiken. Dit komt mede door de verwachting dat de kosten hoger zijn omdat het verschil in gevoel tussen het wel of niet gebruiken van een condoom voor een man groter is. Daarbij wordt ook verwacht dat mannen de verantwoordelijkheid voor het kopen van condooms niet op zich zullen nemen, wat enigszins aansluit op de verwachting dat mannen meer risicovol seksueel gedrag vertonen.

“Ik denk ook dat jongens eerder degene zijn die zeggen van: eh, nee, ik wil niet met, dan dat meiden dat doen. (…) Ik denk dat bij de jongen gewoon wat meer wegneemt dan bij de dame” (Quinten, M, 22).

“Ik denk eigenlijk dat het vaak, omdat mannen altijd zeggen van: oh, nee, dat voelt niet fijn, of een hele lijst met argumenten ertegen, dat het dan dat ook bij de vrouw ligt om dat mee te nemen. Omdat zij [mannen] het toch niet meenemen” (Dieuwertje, V, 19). “Ze hebben geen zin om het [condooms] te kopen, ze hebben geen zin om het om te doen, ze hebben geen zin om moeite te doen, ze denken: ik ben gewoon aan het neuken en dan is het gewoon klaar. (…) Ja, veel jongens, ik denk dat veel jongens zo denken, ik weet niet of het zo is” (Emily, V, 22).

De mannelijke respondenten die naar eigen voorkeur vrijwel nooit condooms gebruiken nemen de toonaangevende rol in die van hen verwacht wordt, en gebruiken dit (onbewust) in hun voordeel.

5.3.2b Genderrol: vrouw

Meerdere respondenten uiten de verwachting, of zelfs de vanzelfsprekendheid dat de vrouwelijke bedpartner zorgt voor anticonceptie. Anticonceptie wordt, vanuit de eerdergenoemde angst voor zwangerschap, als prioriteit gezien en de verantwoordelijkheid ervan wordt volledig bij de vrouw gelegd. Daarbij wordt de functie van een condoom ter bescherming tegen zwangerschap amper of niet erkend.

“Sowieso ligt de verantwoordelijkheid van voorbehoedsmiddelen in dat opzicht gewoon bij de vrouw. Want ondanks dat er inmiddels wel alternatieven zijn en de mannenpil en weet ik veel wat. Er is uiteindelijk naar mijn idee, het feit dat de vrouw zwanger kan worden blijft dat de verantwoordelijkheid bij de vrouw ligt, want ook al je kan zeggen van: nou ik vind dat jij ook aan de pil moet als man, voor een man is die drang er minder omdat hij er zelf niet het effect van kan ervaren, weet je wel” (Milou, V, 23).

Thijs bevestigt de verwachting dat vrouwen de verantwoordelijke rol nemen ook ten opzichte van condoomgebruik.

“Het is ook wel echt veel voorgekomen dat vrouwen gewoon zeiden van: joh, het mag ook zonder condoom. Ehm, waar ik me in de eerste paar keer wel een beetje over verbaasde omdat ik dacht dat vrouwen daar wel bedachtzamer in waren dan mannen over het algemeen” (Thijs, M, 24).

In het verleggen van de verantwoordelijkheid, een methode die in deelvraag 2 is besproken, nemen de vrouwelijke respondenten een afwachtende houding in ten opzichte van hun mannelijke bedpartner om het gebruik van voorbehoedsmiddelen te initiëren. Dit lijkt een uitbeelding van de afwachtende houding die van vrouwen wordt verwacht. Dit komt ook omdat deze respondenten aangeven bij voorkeur wel een voorbehoedsmiddel te gebruiken. De wens van de man is dominant en wordt opgevolgd. De verwachting is dat de man geen condoom wilt, en als hij dit wel wilt moet hij dit wel zelf regelen. Deze vrouwelijke respondenten kennen zichzelf in het gebruiken van condooms, zowel in de voorkeur als de toepassing, geen rol toe.

“Maar, wel omdat die condoom om zijn pik heen moet, om het zo maar even te zeggen, vind ik dat hij dat moet kopen. Ik bedoel als er vrouwencondooms waren, die zijn er

volgens mij, dan zou ik dat zelf aanschaffen. Maar voor nu vind ik dat een vent het gewoon moet doen” (Fleur, V, 21).

5.3.2c Genderrollen voorbij

Ik heb enkele overeenkomsten tussen theorie over genderverwachtingen en de houdingen van respondenten tegenover het gebruiken van voorbehoedsmiddelen besproken. Meerdere respondenten vonden echter dat de verantwoordelijkheid om voorbehoedsmiddelen te kopen en te gebruiken moet worden gedeeld. De verantwoordelijkheid moet volgens hen worden genomen door diegene die veilige seks wil hebben, en niet op basis van gender worden verdeeld.

“Ja ik vind überhaupt, veilige seks is honderd procent je eigen verantwoordelijkheid. Niemand anders is jou iets verschuldigd, jij bent je eigen gezondheid verschuldigd. Dus op het moment dat jij de pil neemt en je gaat ervan uit dat de jongen een condoom neemt wel of niet, maar, jij zit aan de pil dus het is wel prima, dan ja, dat is niet heel slim” (Emily, V, 22).

5.3.3 Ontwikkeling en volwassenheid

Wallace, Blood, Crosby en Shrier (2015) noemen dat emerging adults, dus jongeren tussen de 18 en 25 jaar, gevoeliger zijn voor negatieve, emotionele reacties van bedpartners of mensen in hun directe omgeving. Dit werkt ook in op hun houding tegenover condoomgebruik, en de reacties die ze hierop krijgen in hun omgeving (p. 527). Sommige respondenten lieten blijken dat ze tegen hun wil in nalatig zijn geweest in het gebruiken van condooms. Dit komt omdat ze een negatieve reactie van hun bedpartner verwachtten, en dit wilden voorkomen. Het volgende fragment van Romee laat dit zien:

“I: In hoeverre denk je dat studenten tijdens dat soort casual sex omstandigheden gebruik maken van voorbehoedsmiddelen?

R: Heel weinig. Ja, ook naar mezelf kijkend. Ik heb nu gezegd, ik ben vijfentwintig geworden in april, ik mag nooit meer zonder condoom doen.

I: Ja.

R: Ja. Ik weet niet, het is toch een grote stap om het te vragen en ik denk van: ja waarom is dat eigenlijk een grote stap? Dat slaat nergens op, dat is echt immaturity van mijn kant.

I: Oke, dus je denkt dat dat, dat je moeite hebt met vragen dat dat ligt aan onvolwassenheid?

R: Ja, ja denk het wel. Dat je gewoon niet voor je eigen rechten probeert, eh, wil opkomen ofzo. En dat je dat maar laat gebeuren. En dan denk ik van, ja, waarom laat ik het maar zomaar gebeuren? Dus nu heb ik even die, nu ga ik het echt nooit meer zonder condoom doen, dat is echt belachelijk.

I: Want je voorkeur ligt dan dus wel bij het gebruiken van een condoom?

R: Ja. Ik snap echt niet waarom ik nooit doe, maar vanaf nu écht nóóit meer zonder.

GERELATEERDE DOCUMENTEN