• No results found

De persistentie van misinformatie: debiasing van misinformatie bij factchecken

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De persistentie van misinformatie: debiasing van misinformatie bij factchecken"

Copied!
51
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De persistentie van misinformatie: Debiasing van

misvattingen door transparantie bij factchecken

Isabella Hesselink (s2394057)

Journalistiek en Nieuwe Media, Universiteit Leiden

Eerste beoordelaar: Alexander Pleijter

Tweede beoordelaar: Peter Burger

18-12-2020

(2)

2

Voorwoord

Voor u ligt de thesis ‘De persistentie van misinformatie: Debiasing van misvattingen door transparantie bij factchecken’. Deze scriptie is geschreven in het kader van afstuderen aan de masteropleiding Journalistiek en nieuwe media aan de Universiteit Leiden. Ik gebruik de opgedane kennis van mijn bacheloropleiding Psychologie. Hierdoor krijgt deze thesis over factchecken een interdisciplinair karakter. Van januari tot december 2020 ben ik bezig geweest met het onderzoek en het schrijven van de thesis.

Deze thesis is geschreven is in de tijd dat het coronavirus de wereld teisterde – en nog steeds teistert. Hoewel ik hiervoor al bezig was met het opzetten van het onderzoek naar

factchecken, kreeg ik vanwege de corona-uitbraak de mogelijkheid om misinformatie in een uiterst unieke en relevante situatie te onderzoeken.

Mijn dank gaat allereerst uit naar mijn thesisbegeleider, Alexander Pleijter, bij wie ik met al mijn vragen terecht kon. De fysieke begeleiding werd vanwege de intelligentie lockdown algauw vervangen door telefonisch contact. Desondanks schortte het niet aan de begeleiding en het is vanwege Alexander Pleijter dat ik deze thesis met een voldaan gevoel heb kunnen afronden.

Daarnaast wil ik Bram Pullen bedanken, die zo vriendelijk was om zijn kritische blik op dit onderzoek te werpen. Ten slotte wil ik Danne Kranen bedanken voor alle studiemomenten samen. Zonder haar aanmoedigende woorden was het mij niet gelukt om met discipline aan mijn thesis te werken.

(3)

3

Abstract

Sinds het begin van de coronaviruspandemie verspreidt mis- en desinformatie zich

ongelimiteerd en razendsnel op traditionele en sociale media. Factchecken wordt beschouwd als het middel om mis- en desinformatie te bestrijden. Desondanks blijkt uit bestaande literatuur dat factchecken slechts in beperkte mate effectief is in het aanpassen van

misvattingen, omdat mensen geneigd zijn om informatie die niet overkomt met bestaande overtuigingen te negeren. Factcheckers hechten steeds meer waarde aan transparantie. Er is echter weinig empirisch bewijs voor het effect van transparantie bij factchecken. Derhalve wordt in dit huidige onderzoek onderzocht wat de invloed is van transparantie in

factcheckartikelen op 1) de gepercipieerde betrouwbaarheid en 2) op de accuraatheid en zekerheid van overtuigingen over misvattingen.

In totaal namen 112 participanten (m.b.t. onderzoeksvraag over betrouwbaarheid) en 79 participanten (m.b.t. onderzoeksvraag over accuraatheid en zekerheid) mee aan het onderzoek. Na onderzocht te hebben of participanten een misvatting hadden over het coronavirus, kregen zij ofwel een transparant ofwel een niet-transparant factcheckartikel te lezen.

De resultaten toonden aan dat transparantie geen invloed had op de gepercipieerde betrouwbaarheid en op de accuraatheid van overtuigingen. Echter, het lezen van een factcheckartikel leidde globaal wel tot accuratere overtuigingen. Daarnaast toonde dit

onderzoek aan dat het consumeren van een niet-transparant factcheckartikel tot onzekerdere overtuigingen leidde. Het lezen van een transparant factcheckartikel had geen invloed op de zekerheid van overtuigingen.Aangezien dit fundamenteel onderzoek betreft, wordt

(4)

4

Inhoudsopgave

Voorwoord 2 Abstract 3 1. Inleiding 5 2. Theoretisch kader 10 2.1. Factchecken 10

2.2. Motivated reasoning theory, cognitieve consistentie en fluency 11 2.3. Mentale modellen en coherentie 13

2.4. Debiasing-strategieën 14 2.5. Transparantie 14 2.6. Hypotheses 16 3. Methoden 19 3.1. Design 19 3.2. Participanten 19 3.3. Procedure 20 3.4. Operationalisering 21 3.5. Analyses 24 4. Resultaten 26 5. Discussie 33 6. Conclusie 38 Bibliografie 39 Appendix 43

Appendix A. Stellingen over COVID-19 43

Pretest stellingen over COVID-19 43

Posttest stellingen over COVID-19 44

Appendix B. Het factcheckartikel 46

Transparant factcheckartikel 46

(5)

5

1. Inleiding

In december 2019 ontdekten onderzoekers in Wuhan, China, het nieuwe coronavirus (COVID-19). Wereldwijd verspreidde het virus zich razendsnel en op 11 maart 2020 bestempelde de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) de COVID-19-uitbraak officieel als een pandemie (WHO, 2020a). Eind 2020 waren er ruim zeventig miljoen geregistreerde besmettingen met COVID-19 waarvan ruim anderhalf miljoen met een dodelijke afloop (John Hopkins University, 2020).

De uitbraak van het virus gaat hand in hand met de verspreiding van des- en misinformatie op sociale en traditionele media, ondanks dat publieke

gezondheidsinstellingen inzetten op juiste informatieverstrekking. Hoewel des- en misinformatie vaak in een adem wordt genoemd met nepnieuws, verschillen de termen onderling. Desinformatie het opzettelijk en strategisch misleiden van mensen. Misinformatie houdt onjuiste informatie in die zonder duidelijke motieven gepubliceerd is. Nepnieuws is een vorm van desinformatie, waarbij informatie aantoonbaar onjuist en opzettelijk

misleidend is (Allcott & Gentzkow, 2017; Bennett & Livingston, 2018).

De grote impact en de onbekendheid van het virus zijn een vruchtbare bodem voor des- en misinformatie, waardoor twijfel en angst wordt gezaaid. Kouzy en collega’s (2020) stellen dat de hoeveelheid misinformatie op Twitter alarmerend hoog is en bestempelen het platform als een tsunami of information (p. 8). De WHO heeft gewaarschuwd voor een

infodemic: het snel verspreiden van incorrecte of misleidende informatie over het

coronavirus onder een breed publiek (WHO, 2020b).

Misinformatie over het coronavirus kan verregaande gezondheidsrisico’s met zich meebrengen, doordat mensen hun beslissingen op verkeerde overtuigingen baseren. Door blootstelling aan tegenstrijdige gezondheidsinformatie kunnen mensen aanbevolen voorzorgsmaatregelen van deskundigen, zoals social distancing, in de wind te slaan. Hierdoor is het menselijk gedrag een cruciale factor in het verloop van COVID-19 (Geldsetzer, 2020; Krause, Freiling, Beets & Brossard, 2020).

(6)

6

Een groot deel van mis- en desinformatie is afkomstig van discutabele partijen op sociale media-accounts en websites, waarbij deugdelijk bewijs ter onderbouwing van de beweringen ontbreekt. Ruim de helft van alle mis- en desinformatie over het coronavirus bestaat uit oorspronkelijk correcte informatie die wordt aangepast of geplaatst in een andere context (i.e. misinformatie)

. B

ijna veertig procent van de mis- en desinformatie is compleet verzonnen (i.e. desinformatie) (Brennen, Simon, Howard & Nielsen, 2020). Deze

onwaarachtige berichten bereiken tientallen miljoenen mensen. Ondanks tegenbewijs van onderzoekers, factcheckredacties en gezondheidsinstellingen, neemt de reikwijdte van deze berichtgeving dagelijks verder toe (Mejova & Kalimeri, 2020).

De mis- en desinformatie over het coronavirus komt in allerlei gradaties voor.

Verscheidene complottheorieën circuleren op het internet met als gemeenschappelijk thema: de herkomst van het virus. Het coronavirus zou veroorzaakt zijn door het 5G-netwerk, kunstmatig gecreëerd zijn in een laboratorium, ontwikkeld zijn als biowapen door een schurkenstaat of door Bill Gates ontworpen zijn (Ipsos, 2020; Mian & Khan, 2020).

Daarnaast circuleert er misinformatie over de overdacht en genezingswijzen van COVID-19 op het internet. Zoals de mythe dat het virus zich alleen kan verspreiden in een warm en vochtig klimaat. Een andere populaire, terugkerende mythe is dat huis-tuin-en-keukenmiddeltjes het virus genezen of mensen beschermen tegen infectie van COVID-19. Het nemen van vitamine C of het eten van knoflook worden als wondermiddelen bestempeld. Hoewel een groot deel van de misinformatie ongevaarlijk is, kunnen sommige aanbevelingen levensgevaarlijk zijn. Van het gebruik van bleekmiddel wordt beweerd dat het antibacteriaal, antiviraal en antimicrobieel is. Inname hiervan kan verregaande gezondheidsrisico’s met zich meebrengen (Mian & Khan; WHO, 2020c).

Ten slotte passen verscheidene gezondheidsinstanties, op basis van voortschrijdende wetenschappelijke inzichten, hun informatie constant aan. Dit schept inconsistentie en onduidelijkheid over risiconiveaus en geschikte voorzorgsmaatregelen. Een voorbeeld hiervan is de tweet in maart 2020 van de Franse minister voor Volksgezondheid Oliver

(7)

7

Véran. Hij waarschuwde voor het gebruik van ibuprofen bij besmetting met het coronavirus. Dit zou de klachten verergeren (Véran, 2020). De WHO waarschuwde in eerste instantie ook voor het gebruik van ibuprofen, maar trok de waarschuwing binnen 24 uur in (WHO,

2020b). In een statement heeft de WHO laten weten het gebruik van ibuprofen bij besmetting met COVID-19 niet af te raden. Ook de European Medicines Agency (EMA) onderstreept het gebrek aan wetenschappelijk bewijs over een mogelijk verband tussen ibuprofen en een slechter ziekteverloop (EMA, 2020). Uit onderzoek van Xaudiera en Cardenal (2020) is gebleken dat na de tweet van de Franse gezondheidsminister het bereik van de misvatting toenam en deze zich verder verspreidde over verschillende landen, ondanks dat de WHO haar bewering rectificeerde en verscheidene betrouwbare bronnen de bewering ontkennen. De onderzoekers stellen dat de impact van misinformatie gigantisch is zodra betrouwbare bronnen (i.e. officiële instanties en mainstream media) deelnemen aan de propaganda van de misvatting.

Het informatieklimaat rondom de pandemie raakt volgens Mejova en Kalimera (2020) sterk gefragmenteerd door de agenda’s van diverse actoren. De berichtgeving afkomstig van deze actoren concurreert met, en is soms zelfs tegengesteld aan de feitelijke voorlichting van instellingen voor volksgezondheid en factcheckredacties concurreren politici, nieuwsorganisaties, gezondheidsorganisaties, activisten, belangengroepen en complotdenkers sterk om de aandacht van het publiek en willen zijn hun eigen frame van de pandemie laten prevaleren. Sommige politici propageren zelfs samenzweringstheorieën over het coronavirus. Mejova en Kalimera schrijven: “Employing the epidemic as a tool for

political attacks may distract the audience from more useful information, and encourage anxiety.” Politici, beroemdheden of andere prominente publieke figuren produceren of

verspreiden twintig procent van alle misinformatie. Deze onjuiste informatie bereikt een groot publiek (Brennen, Simon, Howard & Nielsen, 2020).

Onafhankelijke factcheckredacties storten zich massaal op de grote hoeveelheid misinformatie over het coronavirus. In de periode van januari tot maart steeg het aantal Engelstalige factcheckartikelen met negenhonderd procent (Brennen, Simon, Howard & Kleis

(8)

8

Nielsen, 2020). Als reactie op de infodemie startte de internationale factcheckorganisatie (IFCN) van het Poynter Instituut de #CoronaVirusFacts Alliance, waarin meer dan honderd factcheckers over de hele wereld hun krachten bundelen door feiten over het coronavirus te publiceren, delen en vertalen (Poynter, 2020).

Onder factcheckers wordt transparantie gezien als een belangrijk aspect in het weerleggen van onjuistheden. Het IFCN benadrukt het belang van transparantie en heeft deze opgenomen in hun gedragscode. De gedragscode schrijft transparantie voor in het brongebruik, de methodologie van factchecken, de financiering en de organisatie. Hierin staat: “Signatories want their readers to be able to verify findings themselves. Signatories

provide all sources in enough detail that readers can replicate their work.” (Poynter, 2019).

Ook verscheidene wetenschappers halen het belang van transparantie aan.

Humprecht (2019; p. 312) suggereert dat factcheckers, die hun werkwijze inzichtelijk maken, hun publiek de mogelijkheid bieden om het factcheckartikel na te trekken. Hierdoor komt idealiter het publiek tot dezelfde conclusie als de factchecker. Brandtzaeg en Følstad (2017) beargumenteren dat factcheckredacties transparantie na moeten streven om hun

betrouwbaarheid te vergroten. Al met al hechten factcheckers en wetenschappers waarde aan transparantie, maar het is onbekend hoe het publiek transparantie ervaart en of

transparantie in factchecken daadwerkelijk bijdraagt aan het corrigeren van misvattingen. Hoewel factchecken in het algemeen een logische en doelgerichte strategie lijkt in de aanpak van misinformatie, schetst de bestaande wetenschappelijke literatuur een gemengd beeld van de effectiviteit van factchecken. Het corrigerende effect van factchecken wordt verzwakt door bestaande overtuigingen, ideologie en kennis (Nieminen & Rapeli, 2018; Nyhan & Reifler, 2010; Walter, Cohen, Holber & Morag, 2019). Een verklaring hiervoor is te vinden in de sociaalcognitieve psychologie die stelt dat mensen niet objectief nieuwe

informatie verwerken, maar geneigd zijn om enkel informatie aan te nemen als deze overeenkomt met reeds bestaande overtuigingen (Kunda, 1990). Om dit probleem te ondervangen wordt in het huidige onderzoek transparantie aangedragen in

(9)

9

en vergroot het de accuraatheid van overtuigingen. Daarnaast vergroot transparantie mogelijker de gepercipieerde betrouwbaarheid. In dit huidige onderzoek worden derhalve twee onderzoeksvragen beantwoord. De eerste onderzoeksvraag luidt: Wat is de invloed van transparantie in factcheckartikelen op de gepercipieerde betrouwbaarheid door de lezer? De tweede onderzoeksvraag houdt in: Wat is de invloed van transparantie in factcheckartikelen op de zekerheid en accuraatheid van overtuigingen?

(10)

10

2. Theoretisch kader

In dit hoofdstuk zal allereerst aan de hand van bestaande wetenschappelijke literatuur de effectiviteit van factchecken beschreven worden. Vanuit de sociaalcognitieve psychologie wordt het persisterende karakter van misvattingen verklaard en worden daarbij horende

debiasing-strategieën beschreven. Op basis van the-state-of-the-art onderzoek wordt

transparantie in de journalistiek uitgelicht en aangedragen als middel om misvattingen effectiever te corrigeren.

2.1.

Factchecken

Factchecken wordt gedefinieerd als het op een systematische wijze beoordelen van beweringen van publieke figuren en instellingen op validiteit en feitelijke correctheid (Walter, Cohen, Holber & Morag, 2019; p. 2). De wetenschappelijke literatuur schetst een gemengd beeld van de effectiviteit van factchecks. Uit een meta-analyse van Walter, Cohen, Holbert en Morag (2019) is gebleken dat factchecken globaal gezien een positieve invloed heeft op de accuraatheid van politieke overtuigingen. Blootstelling aan een factcheckbericht zorgt voor accuratere en feitelijk consistentere overtuigingen. Dit effect wordt echter

verzwakt door reeds bestaande overtuigingen, ideologie en kennis

.

Volgens Nieminen en Rapeli (2018) zijn factcheckberichten ineffectief in het corrigeren van misinformatie zodra een persoon gemotiveerd is om onwaarachtige beweringen te geloven. Bij de groep die ideologisch het sterkst betrokken is, falen correcties erin om mispercepties te reduceren.

Correcties blijken succesvoller te zijn bij het informeren van het publiek over gezondheid dan over politiek (Walter & Murphy, 2018). Walter en Murphy suggereren dat mensen meer weerstand bieden tegen correcties als deze betrekking hebben op hun politieke identiteit. De meta-analyse van Walter, Brooks, Saucier en Suresh (2020) onderstreept dit. Zij toonden aan dat correcties succesvol de invloed van gezondheidsgerelateerde

misinformatie op sociale media matigen. Het gevonden corrigerende effect was echter klein-tot-medium. Ook Bode en Vraga (2018) vonden dat correcties van medische misinformatie

(11)

11

op sociale media succesvol zijn. In het onderzoek consumeerden participanten, op een gesimuleerd Facebookoverzicht, een verhaal met een misvatting (i.e. De Zika-uitbraak zou veroorzaakt zijn door GM-muggen in Brazilië). De ene participantengroep kreeg hierna een factcheckbericht te lezen. De andere groep kreeg van twee individuele sociale

mediagebruikers de reacties te lezen, waarin de misvatting werd weerlegd. Beide correcties bleken effectief in het verminderen van de misvatting. Ten slotte is uit een studie van Young, Jamieson, Poulson en Goldring (2018) gebleken dat factcheckvideo’s effectiever zijn in het reduceren van mispercepties dan geschreven factcheckartikelen. De onderzoekers suggereren dat participanten bij een video beter in staat zijn om de juiste interferenties te maken. Niet alleen is het van belang dat participanten op de hoogte zijn van de correcte feiten, maar ook dat ze de feiten op een correcte manier gebruiken. Mensen zijn sneller geneigd om

kernwaarden aan te passen door middel van interpretaties van feiten dan enkel op feiten zelf (Gaines, Kuklinksi, Quirk, Peyton & Verkuilen, 2007).

In de volgende paragraaf wordt aan de hand van theorie uit de sociaalcognitieve psychologie uitgelegd welke psychologische processen ten grondslag liggen aan het aanpassen van informatie en wat obstakels vormen voor het corrigeren van onjuiste informatie.

2.2. Motivated reasoning theory, cognitieve consistentie en fluency

Heersende misvattingen in de maatschappij zijn persistent van aard en het corrigeren ervan is een moeilijk een complex proces. De motivated reasoning theory uit de sociaalcognitieve psychologie biedt een verklaring voor het moeilijk corrigeren van misvattingen. Deze theorie stelt dat mensen gedreven worden door emoties waardoor nieuwe informatie niet objectief verwerkt wordt. Reeds bestaande overtuigingen worden verdedigd en cognitieve dissonantie wordt vermeden met als doel om mensen te beschermen tegen sociale bedreigingen en identiteitscrises (Kunda, 1990; Young, Jamieson, Poulson & Goldring, 2018). Hierdoor zijn mensen gevoeliger voor informatie die overeenkomt met reeds bestaande overtuigingen en

(12)

12

feiten die als ‘waar’ worden gezien en wordt informatie die afwijkt van bestaande overtuigingen en feiten vaker genegeerd: de zogenaamde confirmation bias. Zodra consistente informatie eenmaal is geaccepteerd, is deze nog maar moeilijk aan te passen. Hierdoor falen mensen erin om bij blootstelling aan inconsistentie informatie hun overtuigingen aan te passen (Reisberg, 2013).

De interne consistentie van meningen en overtuigingen is gelinkt aan een emotionele respons. Informatie die conflicteert met eigen overtuigingen wekt negatieve gevoelens op en wordt hierdoor vermeden (Festinger, 1962). De consistentie (i.e. ‘wat’: de inhoudelijke overeenkomst tussen cognitieve elementen) hangt samen met de fluency van

informatieverwerking (i.e. ‘hoe’: de snelheid en het gemak waarmee specifieke cognitieve elementen verwerkt worden). Vloeiende informatieverwerking hangt samen met positieve evaluaties. In het algemeen voelt informatie die vloeiend verwerkt wordt als vertrouwder, waardoor deze sneller als ‘waar’ geacht wordt. Informatie die niet vloeiend verwerkt wordt, wekt sneller de impressie dat ‘iets niet goed’ zit en wordt kritischer benaderd. Consistente informatie wordt vloeiender verwerkt dan inconsistente informatie. Hierdoor wordt consistente informatie als aannemelijker geëvalueerd: de zogenaamde

vloeibaarheid-vertrouwdheid-waarheid link. Bij het ophalen van inconsistentie informatie wordt deze vaker verdraaid en de inhoud ervan in kracht verzwakt (Winkielman, Huber, Kavanaugh &

Schwarz, 2012; Schwarz, Sanna, Skurnik, Yoon, 2007).

Bij elke poging om misinformatie te weerleggen, wordt de incorrecte informatie herhaald, waardoor het gevoel van vertrouwdheid versterkt en de acceptatie van de

informatie vergroot wordt. De kans op een bias neemt hierbij toe. Skurnik, Yoon en Schwarz (2007) hebben onderzocht of een flyer van Centers of Diseases Control (CDC) overtuigingen van participanten over de griep beïnvloedt en of dit effect heeft op hun intenties om zich te laten vaccineren. Na het lezen van de flyer met feiten en fabels over het griepvirus hadden participanten de neiging om fabels als feiten te herinneren. Kort na het lezen van de flyer bleken participanten een goed geheugen te hebben en maakten zij weinig fouten in het ophalen van de juiste informatie. Na een herhaalde ondervraging, dertig minuten later,

(13)

13

vertonen hun beoordelingen echter systematisch fouten. Hoewel de misidentificatie van feiten constant bleef op twee procent, steeg het identificeren van fabels als ‘waar’ naar vijftien procent. Hieruit blijkt dat het onvoldoende is om enkel te benadrukken of een bewering ‘goed’ of ‘fout’ is. Deze strategie is alleen succesvol als mensen herinneren wat correct is en wat niet. Het geheugen voor deze gedetailleerde informatie vervaagt echter snel waarna beoordelingen gebaseerd worden op het gevoel van vertrouwdheid: ‘ik heb dit eerder gehoord’.

2.3. Mentale modellen en coherentie

Een andere factor die van invloed is op de acceptatie van informatie betreft de mate waarin de nieuwe informatie past in een groter, reeds bestaand netwerk en bijdraagt aan een coherenter en beter begrip van deze informatie. Mensen bouwen gedurende hun leven mentale modellen op, waarmee ze de wereld om zich heen begrijpend proberen te maken.

Een verhaal is overtuigend zodra nieuwe informatie zo georganiseerd wordt dat het overeenkomt met algemene veronderstellingen over motivatie en gedrag. Een verhaal wordt opgebroken in stukjes, zogenaamde episodes, en bestaat uit een reeks van causaliteiten van gebeurtenissen die onderling met elkaar verbonden zijn (Pennington & Hastie, 1993).

Cognitieve elementen fungeren als knooppunten in een netwerk die zowel positief (concepten zijn coherent aan elkaar) als negatief (concepten incoherent aan elkaar) kunnen zijn. Bij een positieve relatie leidt activatie van het ene element tot activatie van het andere element en bij een negatieve relatie leidt activatie van het ene element tot deactivatie van het andere

element. Zodra eenmaal een coherent verhaal gevormd is, is deze bestand tegen verandering. Elk element is gerelateerd aan andere elementen in het verhaal. Een aanpassing van een element wordt als onaannemelijk ervaren, omdat dit inhoudelijke inconsistenties veroorzaakt (Winkielman, Huber, Schwarz, Kavanagh & Schwarz, 2012).

Zodra onjuiste informatie wordt gecorrigeerd of ingetrokken, wordt een cruciaal stukje verworpen en ontstaat er een gat in het netwerk. Dit hiaat zorgt ervoor dat een verhaal

(14)

14

niet langer meer coherent is. Echter, de incorrecte informatie blijft ontvankelijk in het geheugen. Aangezien coherentie een belangrijk aspect is in het ophalen van verhalen, blijven mensen de misinformatie gebruiken zodra ze opnieuw ondervraagd worden in plaats van dat ze erkennen dat ze een stukje missen (Cook, Ecker & Lewandowsky, 2015).

2.4. Debiasing-strategieën

Hoewel bestaande overtuigingen moeilijk aan te passen zijn, betekent dit niet dat mensen onder alle omstandigheden blijven geloven wat ze willen geloven. De volgende strategieën worden vanuit de literatuur aangedragen om biases tegen te gaan en misinformatie te corrigeren: 1) waarschuwen tijdens de eerste blootstelling aan misinformatie, 2) herhaling van de correctie en 3) het beschrijven van alternatieve verklaringen die het hiaat in het verhaal dichten (Lewandowsky, Ecker, Seifert, Schwarz & Cook, 2012; Schwarz, Sanna, Skurnik, Yoon, 2007). Volgens Lewandowsky en collega’s is het effectiever om een alternatieve causale verklaring van de gebeurtenis te geven, zodat het hiaat in coherentie gedicht wordt. De alternatieve verklaring moet 1) aannemelijk zijn, 2) een verklaring bieden voor causale verbanden in het aanvankelijke verhaal en 3) uitleggen waarom de

misinformatie in eerste instantie als waar geacht werd en waarom deze werd aangeboden. Correcties zijn vooral succesvol zodra ze de motivaties achter een incorrect verhaal

uitleggen. Transparantie heeft het doel om de werkwijze en motivatie van de factchecker inzichtelijk te maken. Mogelijkerwijs draagt dit bij aan de coherentie van het verhaal. Hierdoor is het aannemelijk dat transparantie als debiasing-strategie kan worden toegepast in het corrigeren van misvattingen. In de volgende paragraaf wordt het concept transparantie gedefinieerd en recentelijke bevindingen over transparantie uitgelicht.

2.5. Transparantie

Transparantie is een belangrijk onderdeel in de journalistieke professie en is een manier om de waarheid te vertellen (Phillips, 2010; Singer, 2010). Volgens Deuze (2005; p. 455) is

(15)

15

transparantie het inzichtelijk maken van journalistieke praktijken waardoor het publiek de mogelijkheid krijgt om toezicht te houden op het journalistieke proces, het te controleren, te bekritiseren en zelfs in te grijpen. Karlsson (2010, p. 537-538) omschrijft transparantie als openheid bieden in het verzamelen, organiseren en verspreiden van informatie met het doel meer inzicht te geven in het nieuwsproductieproces. Hij maakt onderscheidin twee typen transparantie, namelijk disclosure transparancy waarin de journalist openheid geeft in hoe het nieuws geproduceerd is, en participatory transparancy waarin het doel is om het publiek te betrekken in het productieproces. De voorwaarden voor transparantie, zoals Karlsson deze omschrijft, zijn: uitleg geven over de nieuwsselectie, beslissingen, werkwijzen en motieven van de journalist en openheid bieden in het gebruikte materiaal en bronnen.

De wetenschappelijke literatuur benadrukt het belang van transparantie in de

journalistieke professie met als doel het vertrouwen van het publiek te winnen. Uit de studie van Curry en Stroud (2019) blijkt dat meer journalistieke transparantie leidt tot een hogere evaluatie van betrouwbaarheid en sterkere intenties om deel te nemen aan het nieuws. Deze resultaten werden niet beïnvloed door het onderwerp van het artikel (bv. politiek,

wetenschap of kunst) en de politieke ideologie van de participant. Echter, Karlsson, Clerwall en Nord (2014) vonden geen effect van journalistieke transparantie op zowel de bron- als de berichtgevingsbetrouwbaarheid. Een klein effect werd gedetecteerd bij het gebruik van interne hyperlinks, reacties en contextuele informatie. Hierdoor zetten de onderzoekers vraagtekens bij transparantie als een nieuwe norm in de journalistiek.

Hoewel er veelvuldig onderzoek is gedaan naar journalistieke transparantie op betrouwbaarheid in zijn algemeenheid, is onderzoek naar transparantie bij factchecken schaars. Volgens Brandtzaeg en Følstad (2017) vormt het ontbreken van vertrouwen bij de participant een potentieel obstakel voor factcheckredacties. De onderzoekers pleiten voor het streven naar transparantie in zowel de werkwijze van factcheckers als de organisatie,

financiering en herkomst. Uit onderzoek van Gesser-Edelsburg, Diamant, Hijazi en Mersch (2018) is gebleken dat transparantie in reacties leidde tot een hogere gepercipieerde

(16)

16

kregen hoger scoorden op vertrouwen, zelfeffectiviteit en betrouwbaarheid, dan participanten die een normale reactie kregen.

Factcheckers hechten dus veel waarde aan transparantie, maar onderzoek ontbreekt naar de transparantie in factcheckartikelen op de beoordeelde betrouwbaarheid en het corrigeren van misvattingen. Om dit gat in de wetenschappelijke literatuur te dichten, wordt in het huidige onderzoek onderzocht wat de invloed is van transparantie op de gepercipieerde betrouwbaarheid en op de zekerheid en accuraatheid van overtuigingen. In de volgende paragraaf wordt aan de hand van eerdergenoemde theorieën de hypothesen beschreven.

2.6. Hypotheses

Het onderzoek naar de invloed van transparantie in factchecken op de gepercipieerde betrouwbaarheid is zeer beperkt. Uit een enkel onderzoek is gebleken dat participanten een transparante reactie als betrouwbaarder ervaren dan een normale reactie. Daarnaast vergroot transparantie het vertrouwen en de zelfeffectiviteit (Gesser-Edelsburg, Diamant, Hijazi & Mesch, 2018). De eerste hypothese luidt daarom:

H1: Een transparant factcheckartikel wordt als betrouwbaarder beoordeeld dan een niet-transparant factcheckartikel.

Verschillende meta-analyses toonden aan dat factchecken globaal gezien een positieve invloed heeft op overtuigingen (Walter & Murphy, 2018; Walter, Cohen, Holber & Morag, 2019; Walter, Brooks, Saucier & Suresh; 2020). Echter, reeds bestaande overtuigingen, ideologie en kennis zwakken dit effect af (Walter, Cohen, Holber & Morag). De huidige bevindingen leunen echter zwaar op Amerikaanse onderzoeken. Uit onderzoek van Strömbäck, Djerf-Pierre en Shehate (2016) is gebleken dat het sterk gepolariseerde medialandschap in de Verenigde Staten leidt tot wantrouwen naar publicaties van de tegenovergestelde politieke kleur en dat het vertrouwen in de Amerikaanse pers afneemt.

(17)

17

Hierdoor moeten deze resultaten voor Europese factcheckredacties met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, omdat in Europa het politieke klimaat minder gepolariseerd is en het vertrouwen in de media hoger ligt (Europese Commissie, 2018). Daarom is het

aannemelijk dat in Nederland het effect van factchecken op de accuraatheid van overtuigingen groter is. Op basis hiervan is de tweede hypothese opgesteld:

H2: Het consumeren van een factcheckartikel leidt tot accuratere overtuigingen.

Uit de literatuur is gebleken dat coherentie een belangrijk aspect is in het correct ophalen van informatie. Mogelijkerwijs kan transparantie worden toegepast als debiasing-strategie bij factchecken. Door het toepassen van disclosure transparancy in

factcheckartikelen worden de journalistieke werkwijze en gebruikte bronnen inzichtelijk gemaakt en kan de lezer de stappen van de journalist volgen en zo idealiter tot dezelfde conclusie komen (Humprecht, 2019). Het maken van de juiste interferenties door de lezer draagt bij aan een coherenter begrip, waardoor het lezen van een transparant factcheckartikel mogelijkerwijs leidt tot accuratere overtuigingen. Op basis hiervan is de derde hypothese opgesteld:

H3: Consumptie van een transparant factcheckartikel leidt tot accuratere overtuigingen dan een niet-transparant factcheckartikel.

Een onontkoombaar nadeel van factchecken is dat bij elke poging om de misvatting te weerleggen de incorrecte informatie nogmaals wordt herhaald en dus versterkt. Door

inconsistente informatie wordt de vloeibaarheid-vertrouwdheid-waarheid-link verzwakt, waarbij de informatie minder vloeiend wordt verwerkt, deze minder vertrouwd aanvoelt en minder snel als ‘waar’ wordt geacht. Het gevoel van ‘ik heb dit eerder gehoord’ zou een negatieve invloed kunnen hebben op de mate waarin mensen zich zeker zijn van hun overtuigingen. De vierde hypothese luidt derhalve:

(18)

18

Transparantie in een factcheckartikel zou kunnen bijdragen aan een coherenter begrip en een hogere interne consistentie van meningen en overtuigingen. Hierdoor is het aannemelijk dat de vloeibaarheid-vertrouwdheid-waarheid link zwakker is na het lezen van een niet-transparant factcheckartikel dan na een transparant factcheckartikel. Het minder vertrouwd aanvoelen van informatie kan ertoe leiden dat mensen in de niet-transparante conditie onzekerder worden van hun overtuigingen. De laatste hypothese luidt daarom:

H5: Consumptie van een niet-transparant factcheckartikel leidt tot onzekerdere overtuigingen dan een transparant factcheckartikel.

De hypotheses zijn getoetst met een experiment. In de volgende paragraaf zal de opzet van de methode worden beschreven.

(19)

19

3. Methoden

3.1.

Design

In dit huidige onderzoek is een experiment uitgevoerd, waarin de helft van de participanten een niet-transparant factcheckartikel te lezen kreeg en de andere helft een transparant factcheckartikel. In het artikel werd de misvatting dat het gebruik van ibuprofen de klachten van het coronavirus zou verergeren, uitgelicht en weerlegd. Hierna volgden vragen over betrouwbaarheid en stellingen met beweringen over het coronavirus om accuraatheid en zekerheid van opvattingen te meten.

Een 2 x 2 x 3 mixed factorial design is gebruikt om de hypothesen te toetsen, waarmee zowel accuraatheid en zekerheid (between-subject design: niet-transparant factcheckbericht vs. transparant factcheckbericht en een within-subject design: voor- en nameting) als zowel betrouwbaarheid (between design: niet-transparant vs. transparant) is gemeten. De afhankelijke variabelen zijn accuraatheid, zekerheid en betrouwbaarheid. De onafhankelijke variabele is de conditie (niet-transparant vs. transparant).

3.2. Participanten

Participanten werden geworven via een oproep op sociale mediakanalen (LinkedIn, Instagram, Facebook). Daarnaast werden participanten verzocht het onderzoek door te sturen naar mensen in hun eigen kring. Om deel te nemen aan het onderzoek was het een vereiste om minimaal achttien jaar oud en Nederlandstalig te zijn. Deze inclusiecriteria werden gehanteerd om een goed begrip van het onderzoek te waarborgen, aangezien Nederlands de voertaal was van het onderzoek.

De originele data bevatten 114 participanten, waarvan twee participanten werden verwijderd omdat zij niet aan de inclusiecriteria voldeden. De uiteindelijke dataset om H1 te toetsen bevatte derhalve 112 participanten (64 vrouw, 47 man, 1 anders, Mleeftijd = 33.8, SD = 16.331), waarvan 66% het wetenschappelijk onderwijs aangaf als hoogst voltooide opleiding.

(20)

20

Bij hypothese twee tot en met vijf werd getoetst of het lezen van een factcheckartikel (transparant vs. niet-transparant) de zekerheid en accuraatheid van de misvatting

beïnvloedde. Om de misvatting te kunnen corrigeren was het van belang om vast te stellen of participanten vooraf aan het onderzoek wel of niet de misvatting hadden. Dit werd

uitgevraagd aan de hand van stellingen met beweringen over het coronavirus. Dertig participanten gaven aan tijdens het onderzoek voor het eerst van de misvatting te horen en werden uit de dataset verwijderd. Drie participanten volgden de instructies niet juist op (i.e. na presentatie van het factcheckartikel gaven zij aan voor het eerst van de misvatting te hebben gehoord) en werden geëxcludeerd van de dataset. De uiteindelijke dataset om hypothese een tot en met vier te toetsen bevatte 79 participanten (47 vrouw, 32 man, Mleeftijd = 32.5, SD = 15.680), waarvan 67% procent het wetenschappelijk onderwijs aangaf als hoogste voltooide opleiding.

3.3. Procedure

Alle participanten kregen aan het begin algemene informatie over het onderzoek. Ook ze werden erover ingelicht dat alle gegevens vertrouwelijk en anoniem verwerkt werden en dat ze op elk moment af konden zien van hun deelname. Hierna kregen de participanten twee vragen gepresenteerd om te controleren of ze aan de inclusiecriteria voldeden. Na bevestiging hiervan startte het experiment. Allereerst werden de demografische gegevens uitgevraagd. Daarna kregen de participanten tien stellingen over het coronavirus te lezen en moesten ze aangeven in hoeverre zij ervan zeker waren dat de stelling waar was (Appendix A). Een deel van de stellingen bevatte heersende misvattingen over het coronavirus.

Na het eerste deel werd de participantengroep opgesplitst in twee groepen en willekeurig verdeeld over de condities. De participanten kregen de instructie om het factcheckartikel aandachtig door te lezen en hiervoor de tijd te nemen, waarna ze ofwel het transparante ofwel het niet-transparante factcheckartikel gepresenteerd kregen (Appendix B).

(21)

21

In het derde deel werd aan de hand van negen stellingen de participanten gevraagd wat ze van het factcheckartikel vonden (Appendix C). In het laatste deel van het experiment kregen de participanten opnieuw tien stellingen over het coronavirus te lezen. Ze werden opnieuw verzocht aan te geven in hoeverre zij ervan zeker waren dat de stelling waar was (Appendix A). De stellingen overlapten deels met de stellingen uit het eerste deel, maar werden in een andere volgorde uitgevraagd om herkenning van de stellingen te verminderen. Ten slotte werden de participanten ingelicht over het doel van het onderzoek en werden ze ervan op de hoogte gebracht dat een deel van de stellingen misvattingen inhielden. Ook kregen de participanten de mogelijkheid om per mail op de hoogte te worden gehouden van de onderzoeksresultaten.

3.4.

Operationalisering

Transparantie factcheckartikel. Participanten kregen een factcheckartikel gepresenteerd waarin een misvatting over het coronavirus werd weerlegd (Appendix B). De betreffende misvatting was dat ibuprofen de klachten van het coronavirus zou verergeren. Zowel de Franse minister van Volksgezondheid als de WHO waarschuwden voor het gebruik van ibuprofen bij coronaklachten. Het verspreiden van deze berichten door autoriteiten zorgde ervoor dat de berichten een groot publiek bereikten. De inconsistente

informatieverstrekking van de WHO, die de waarschuwing kort daarna weer introk, leidde tot meer onduidelijkheid bij het publiek.

De helft van de participanten kreeg een transparant factcheckartikel te lezen. De andere helft kreeg een niet-transparant factcheckartikel te lezen. Transparantie in het factcheckartikel is gebaseerd op disclosure transparency van Karlsson (2010), wat inhoudt dat journalisten duidelijkheid geven over hoe producten tot stand zijn gekomen en welke bronnen er zijn gebruikt.

Aan de volgende voorwaarden is voldaan om transparantie in

het factcheckartikel te bewerkstelligen:

het inzichtelijk maken van de werkwijze,

(22)

22

Ten eerste is in het transparante factcheckartikel de ik-vorm gebruikt en is het proces van factchecken stap voor stap omschreven (“Ik zoek uit of er nog andere onderzoeken zijn over het gebruik van ibuprofen bij besmetting met het coronavirus.”). In het

niet-transparante factcheckartikel heeft de schrijver een neutrale rol en wordt de ik-vorm niet gebruikt. Daarnaast wordt de werkwijze van de schrijver niet toegelicht (“Naar aanleiding van het artikel schrijven Canadese wetenschappers … bij coronapatiënten.”).

Ten tweede zijn in het transparante factcheckartikel bronnen uitgebreid omschreven met voornaam, achternaam en desbetreffende instantie (onderzoekers Mohit Sodhi en Etminan, afdeling oogheelkunde en visuele wetenschappen aan de Universiteit van Brits-Columbia). In het niet-transparante factcheckartikel zijn bronnen veralgemeniseerd ( Canadese onderzoekers).

Ten derde biedt de schrijver in het transparante factcheckartikel meer openheid in zijn of haar eigen tekortkomingen (“Het onderzoek staat vol met ingewikkelde vaktermen en om mijn kennis over het coronavirus op te frissen raadpleeg ik het Radboud UMC.”), terwijl in het niet-transparante artikel deze informatie niet wordt beschreven (er wordt meteen overgegaan op het uitleggen van de vaktermen).

Zekerheid en accuraatheid. De afhankelijke variabelen zekerheid en accuraatheid gaan over de overtuigingen die mensen hebben. Accuraatheid betreft de juistheid van hun overtuigingen en zekerheid is de mate waarin mensen zeker zijn van de juistheid van hun overtuigingen. Om deze concepten te meten kregen participanten tien stellingen

gepresenteerd over het coronavirus (Appendix A). Hiervoor zijn drie items gebruikt uit de survey van Geldsetzer (2020), namelijk “When they have been infected, what age groups are

most likely to die from the illness caused by the new coronavirus?” (Children/ Older adults), “What are common signs or symptoms of an infection with the new coronavirus” (Cough, fever, and shortness of breath), “Consistenly wearing a face mask is highly effective with the new coronavirus” (True/ False). Een stelling werd geïncludeerd die als misvatting werd

(23)

23

(WHO, 2020c). De overige stellingen werden gebaseerd op correcte informatie van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM, 2020). Participanten werden

gevraagd om aan te geven in hoeverre zij ervan zeker waren dat deze stellingen waar waren. De antwoorden werden gepresenteerd op een 7-punt Likertschaal met een bereik van 1 (helemaal zeker onwaar) tot 7 (helemaal zeker waar) en 4 ‘weet ik niet’ voor als

participanten voor het eerst van de stelling hoorden. In dit onderzoek was alleen de stelling ‘Ibuprofen verergert de klachten van het coronavirus’ relevant, aangezien het

factcheckartikel deze misvatting weerlegde. De overige stellingen dienden enkel ter afleiding van het werkelijke onderzoeksdoel en werden verder niet geanalyseerd in het onderzoek. Zekerheid werd gemeten aan de hand van de mate waarin participanten zeker waren van de juistheid van de stelling (heel zeker, vrij zeker, misschien). Accuraatheid werd gemeten aan de hand van of participanten de stelling als waar of onwaar bestempelden (wel accuraat versus niet-accuraat).

Betrouwbaarheid. Het concept betrouwbaarheid gaat over de mate waarin mensen gepresenteerde informatie als betrouwbaar ervaren. De beoordeelde betrouwbaarheid door de participant werd in dit onderzoek uitgevraagd aan de hand van negen stellingen

(Appendix C). Hiervoor zijn dezelfde items gebruikt als in het onderzoek van Curry en Stroud (2019). Twee items van Gaziano en McGrath (1986) zijn hieraan toegevoegd, namelijk het beoordelen van de deskundigheid van de schrijver en het beoordelen van de volledigheid van het verhaal. Participanten werd gevraagd om aan te geven in hoeverre ze het artikel als geloofwaardig, interessant, feitelijk juist, aannemelijk, integer, degelijk en duidelijk

beoordeelden en in welke mate ze de schrijver deskundig en het verhaal compleet vonden. De antwoorden werden gepresenteerd op een 5-punt Likertschaal met een bereik van 1

(helemaal mee oneens) tot 5 (helemaal mee eens), waarbij 3 ‘neutraal’ was. Item 1, 4 en 7 werden negatief uitgevraagd (ongeloofwaardig, onaannemelijk, onduidelijk) om een halo-effect te verminderen. De beoordeelde betrouwbaarheid wordt gemeten aan de hand van de gemiddelde scores op de negen items. De Cronbach’s alpha van de vragenlijst in dit huidige

(24)

24

onderzoek was = 0.74 voor de transparante conditie en = 0.79 voor de niet transparante conditie.

Tot slot werden demografische gegevens (leeftijd, geslacht, nationaliteit, woonplek, hoogst voltooide opleiding) van participanten uitgevraagd. Er werd gecontroleerd of de experimentele groepen vergelijkbaar waren qua demografische samenstelling. Alle items en instructie werden door middel van een online vragenlijst op het platform Qualtrics

gepresenteerd aan de participanten. Het onderzoek is afgenomen in de periode 5 juni 2020 tot en met 25 juni 2020.

3.5. Analyses

Voor het uitvoeren van de statistische analyses is er gecontroleerd op outliers. Twee

participanten werden gedetecteerd als outlier. Deze participanten bleken niet de assumptie normaliteit te beïnvloeden, waardoor ze in het databestand zijn gelaten. Bij één participant ontbrak een antwoord bij de variabele leeftijd en deze missing value is vervangen door de gemiddelde score van de participantengroep op leeftijd.

De assumptie van normaliteit is gecheckt bij de participantengroep met of zonder de misvatting (n = 79). De histogrammen, skewness en kurtosis duidden erop dat de data voor accuraatheid van overtuigingen voor zowel de transparante als de niet-transparante conditie niet normaal verdeeld was. De histogram liet twee pieken zien, wat erop duidde dat er twee participantengroepen in het databestand zaten. Mogelijkerwijs was de participantengroep op te splitsen in de participanten met misvatting versus de participanten zonder misvatting. Echter, een check voor normaliteit op accuraatheid van de afzonderlijke

participantengroepen was niet mogelijk, aangezien het meetniveau van interval (zes antwoordmogelijkheden gepresenteerd op een Likertschaal) veranderde naar ordinaal meetniveau (drie antwoordmogelijkheden per groep). Hierdoor is een non-parametrische toets uitgevoerd: een toets voor categorische afhankelijke variabelen. Om te meten of participanten hun overtuigingen aanpasten naar accuraatheid, is voor de variabele

(25)

25

accuraatheid een nominaal meetniveau gekozen met de bijbehorende waarden ‘accuraat’ en ‘niet-accuraat’. Een Chi-Square toets werd uitgevoerd om between-subject verschillen te meten en McNemar Test of Change werd uitgevoerd om within-subject verschillen te toetsen.

De hypothesen over zekerheid werden getoetst met de non-parametrische testen voor ordinale afhankelijke variabelen. Een Mann-Whitney U toets werd uitgevoerd om de

between-subject verschillen op de zekerheid te meten. Een Wilcoxon signed rank toets werd

uitgevoerd om within-subject verschillen te toetsen voor zowel de transparante als de niet-transparante conditie. Ten slotte werd een onafhankelijke t-toets uitgevoerd om de

betrouwbaarheidsscores tussen de verschillende condities met elkaar te vergelijken. De data zijn geanalyseerd met IBM SPSS Statistics (versie 26).

(26)

26

4. Resultaten

Frequenties van misvatting.

Van de totale participantengroep (n = 112) had 43,8% van de participanten vooraf aan het onderzoek een accurate overtuiging over het gebruik van ibuprofen bij besmetting met het coronavirus. 29,5% van de participanten had de misvatting dat ibuprofen de klachten van het coronavirus zou verergeren. 26,8% van de participanten was onbekend met de misvatting en zij hoorden tijdens het onderzoek voor het eerst ervan.

Hypothese 1: Invloed factcheck op betrouwbaarheid.

Een onafhankelijke t-toets is uitgevoerd om

de eerste

hypothese te toetsen. Hypothese een stelt dat een transparant factcheckartikel als betrouwbaarder wordt

beoordeeld dan een niet-transparant factcheckartikel. De gemiddelde betrouwbaarheidsscore gerapporteerd door participanten in de niet-transparante conditie (n = 58) werd vergeleken met de gemiddelde beoordeelde betrouwbaarheid in de transparante conditie (n = 54).

Skewness, kurtosis en een niet-significante Shapiro-Wilk statistiek duidden erop dat er was

voldaan aan de assumptie van normaalverdeling. Levene’s test was niet-significant en voldeed aan de assumptie homogeniteit van variantie. De t-toets was statistisch niet significant voor betrouwbaarheid, t(110)= -0.253, p = 0.800, ook al beoordeelden de

participanten in de niet-transparante conditie (M= 3.49, SD = 0.48) het factcheckartikel als betrouwbaarder dan in de transparante conditie (M = 3.51, SD = 0.51). Een transparant factcheckartikel verschilt niet van een niet-transparant factcheckartikel op de beoordeelde betrouwbaarheid. De eerste hypothese wordt derhalve niet aangenomen.

Accuraatheid.

Vooraf aan het toetsen van hypothese twee en drie was het van belang om te onderzoeken of de twee condities (transparant versus niet-transparant) van elkaar verschilden op de accuraatheidsscore en zodoende als aparte groepen moesten worden meegenomen in de analyses of in zijn geheel. Hypothese twee stelde dat het consumeren van een factcheckartikel tot accuratere overtuigingen zou leiden. Hypothese drie hield in dat het

(27)

27

consumeren van een factcheckartikel tot accuratere overtuigingen zou leiden dan een niet-transparant factcheckartikel. Aangezien participanten in de niet-transparante conditie een ander factcheckartikel te lezen kregen dan in de niet-transparante conditie, moest worden

vastgesteld of de dataset uit twee groepen (i.e. de condities verschillen) bestond of uit één groep (i.e. de condities verschillen niet). Derhalve is eerst hypothese drie onderzocht. Hypothese 3: Invloed van conditie op accuraatheid.

Een Chi-Square toets is uitgevoerd om hypothese drie te toetsen (i.e. het consumeren van een transparant factcheckartikel leidt tot accuratere overtuigingen dan een

niet-transparant factcheckartikel). De gerapporteerde accuraatheidsscore in de niet-transparante conditie (n = 43) werd vergeleken met die in de niet-transparante conditie (n = 36). De Chi-Square toets toonde geen significante relatie aan tussen accuraatheid en conditie na de consumptie van het factcheckartikel, 2(1, N = 97) = 0.18, p = 0.668. Deze niet-significante associatie was niet te wijten aan een ongelijke verdeling tussen groepen. Uit de Chi-Square toets blijkt dat ook voor het lezen van het factcheckartikel er geen significante relatie was tussen accuraatheid en conditie, 2(1, N = 97) = 0.87, p = 0.351. Deze resultaten tonen aan dat er geen relatie is tussen transparantie in het factcheckartikel en de accuraatheid van de overtuiging. Hypothese drie wordt derhalve verworpen.

Hypothese 2: Invloed factcheck op accuraatheid.

E

en McNemar Test of Change is uitgevoerd om hypothese twee (i.e. het consumeren van een factcheckartikel leidt tot accuratere overtuigingen) te toetsen. Uit de toets bleek dat het lezen van een factcheckartikel voor significant accuratere overtuigingen zorgde. 61 van de 79 participanten hadden na het lezen van het factcheckartikel een accurate beoordeling over de misvatting. Van de 35 participanten die voor het lezen van het factcheckartikel de

misvatting hadden, stelden 18 participanten hun overtuiging bij in een positieve richting (van “niet-accuraat” naar “accuraat”). Echter, 17 participanten behielden de misvatting. Van de 46 participanten die voor het lezen van het factcheckartikel een accurate overtuiging over de misvatting hadden, pasten 3 participanten hun overtuiging aan in een negatieve richting (van

(28)

28

“accuraat” naar “niet-accuraat”). De overige 43 participanten hielden zowel voor als na het lezen van het factcheckartikel een accurate overtuiging over de misvatting. De McNemar toets toonde aan dat de tendens van participanten om hun overtuiging over de misvatting in de positieve richting aan te passen statisch significant was, p < 0.001.Dus deze resultaten bevestigen de hypothese dat het consumeren van een factcheckartikel tot accuratere overtuigingen leidt.

Zekerheid.

Vooraf aan het toetsen van hypothese vier en vijf is onderzocht of de transparante conditie verschilde van de niet-transparante condities op de zekerheidsscore en of deze als aparte groepen werden meegenomen in de statistische analyses of in zijn geheel. Hypothese vier stelde dat consumptie van een factcheckartikel leidde tot minder zekere overtuigingen. Hypothese vijf hield in dat consumptie van een niet-transparant factcheckartikel leidde tot onzekerdere overtuigingen dan een transparant factcheckartikel.

Een Mann-Whitney U toets uitgevoerd om hypothese vijf (i.e. consumptie van een niet-transparant factcheckartikel leidt tot onzekerdere overtuigingen dan een transparant factcheckartikel) te toetsen. Uit de toets bleek dat na het lezen van het factcheckartikel de niet-transparante conditie (Mean Rank = 40.14, n =36) niet significant verschilde van de transparante conditie (Mean Rank = 39.88, n = 43) op de score van zekerheid van de overtuiging, U = 769.00, z = -0.54 (gecorrigeerd voor ties), p = 0.957, tweezijdig (Figuur 1).

(29)

29

Figuur 1. De verdeling van participanten in de transparante (n = 43) en niet-transparante conditie (n = 36) op de scores van zekerheid van overtuigingen na het presenteren van het factcheckartikel.

Echter, voor het presenteren van het factcheckartikel verschilden de twee condities

significant van elkaar op de zekerheidsscores. Mogelijkerwijs waren voor het onderzoek de participanten, wat betreft hun zekerheid van hun overtuiging, ongelijk verdeeld over de condities. Uit een Mann-Whitney U toets blijkt dat voor de presentatie van het

factcheckartikel de participanten in de transparante conditie (Mean Rank = 44.35, n = 43) significant onzekerder waren over hun overtuigingen dan participanten in de

niet-transparante conditie (Mean Rank = 34.81, n = 36), U = 44.35, z = -1.981 (gecorrigeerd voor

ties), p = 0.048, tweezijdig. Het effect is “klein-tot-medium” (r = 0.22) en is weergegeven in

Figuur 2. Hoewel met een Mann-Whitney U toets niet geconcludeerd kan worden dat een niet-transparant factcheckartikel tot onzekerdere overtuigingen leidt dan een transparant factcheckartikel, suggereren de resultaten wel degelijk een bestaand effect van conditie op de zekerheidsscore. Vooraf aan het onderzoek verschilden de condities ten opzichte elkaar, terwijl na de consumptie van het factcheckartikel het verschil verdween. Hierdoor kunnen de

(30)

30

twee participantengroepen niet in zijn geheel worden meegenomen in de analyses en kunnen er geen uitspraken worden gedaan over het algemene effect van consumptie van een

factcheckartikel op de zekerheid van overtuigingen. Hierdoor wordt in dit huidige onderzoek hypothese vier niet getoetst.

Figuur 2. De verdeling van participanten in de transparante (n = 43) en niet-transparante conditie (n = 36) op de scores van zekerheid van overtuigingen voor het presenteren van het factcheckartikel.

Hypothese 5: Invloed conditie op zekerheid.

Een Wilcoxon signed rank toets is uitgevoerd om hypothese vijf (i.e. het consumeren van een niet-transparant factcheckartikel leidt tot onzekerdere overtuigen dan een

transparant factcheckartikel) te toetsen. Aangezien er geen mixed model analyse is voor nominale variabelen, zijn er twee losse toetsen uitgevoerd voor zowel de transparante als de niet-transparante conditie.

Uit de Wilcoxon signed rank toets voor de niet-transparante conditie (n = 43) bleek er een significant verschil te zijn tussen voor en na het lezen van het factcheckartikel op de zekerheidsscore, waarbij participanten na het lezen van een niet-transparant factcheckartikel

(31)

31

significant onzekerder waren over hun overtuigingen dan voor het lezen van het

factcheckartikel, T = 57.00, z = -2.42 (gecorrigeerd voor ties), N – Ties = 22, p = 0.016, tweezijdig.

Vergeleken met de situatie voor het lezen van het niet-transparante factcheckartikel werden 16 participanten onzekerder over de juistheid van de misvatting (Sum of Ranks = 196.00) en zes participanten werden zekerder (Sum of Ranks = 57.00). (14 participanten bleven even zeker over de juistheid van de misvatting voor en na het lezen van het

factcheckartikel). De effectgrootte is een “medium-tot-groot” effect, r = 0.40. De resultaten tonen dus aan dat het lezen van een niet-transparant factcheckartikel tot onzekerdere overtuigingen leidt.

Daarnaast is er een Wilcoxon signed rank toets uitgevoerd om de invloed van het consumeren van een transparant factcheckartikel (n = 36) op de zekerheidsscore te toetsen. De toetst toonde geen significant verschil aan wat betreft de zekerheidsscore voor het lezen van het transparante factcheckartikel versus na het lezen van het factcheckartikel, T = 85.50,

z = -0.43 (gecorrigeerd voor ties), N – Ties = 20, p = 0.670, tweezijdig.

Vergeleken met voor het lezen van het factcheckartikel werden tien participanten onzekerder over hun overtuiging na het lezen van het artikel (Sum of Ranks = 104.50). Hoewel negen participanten zekerder werden van hun overtuiging (Sum of Ranks = 85.50). (24 participanten bleven even zeker over hun overtuiging voor en na het lezen van het factcheckartikel). Uit de resultaten blijkt dat het consumeren van een transparant factcheckartikel geen invloed heeft op de mate van zekerheid van overtuigingen, terwijl participanten na het lezen van het niet-transparante factcheckartikel onzekerder werden over hun overtuigingen. Aangezien in de analyses condities niet onderling zijn vergeleken, kan er niet worden gesteld dat het consumeren van een niet-transparant factcheckartikel tot onzekerdere overtuigingen leidde dan een transparant factcheckartikel. In dit huidige onderzoek is er derhalve onvoldoende bewijs om hypothese vijf aan te nemen. Desondanks tonen de resultaten aan dat er wel degelijk een effect is van conditie op de zekerheid van

(32)

32

overtuigingen, waarbij het consumeren van een niet-transparant factcheckartikel tot onzekerdere overtuigingen leidde.

(33)

33

5. Discussie

Sinds de uitbraak van COVID-19 is de omloop van misinformatie over het virus gigantisch. De infodemie leidt het publiek af van nuttige informatie over de verspreiding van het virus en de benodigde voorzorgsmaatregelen, terwijl het menselijk gedrag een cruciale factor is in het indammen van het virus. Wereldwijd bundelen factcheckers hun krachten om de onjuiste informatie recht te zetten.

Het doel van het huidige onderzoek was het aanleveren van empirisch bewijs voor de invloed van transparant factchecken op het corrigeren van misvattingen over COVID-19.

Er is onderzocht wat het effect is van transparantie in factchecken op de accuraatheid en zekerheid van overtuigingen en de beoordeelde betrouwbaarheid. De huidige bevindingen geven meer inzicht in het correctieproces van misvattingen en dragen bij aan effectiever en doelgerichter factchecken.

De grootste limitatie in het huidige onderzoek was dat er geen mixed model analyse is uitgevoerd, omdat deze niet bestaat voor categorische afhankelijke variabelen. Hierdoor was het niet mogelijk om statistische significantie te toetsen voor de condities respectievelijk de voor- en nameting. In dit huidige onderzoek zijn ofwel de voor- en nameting ofwel de condities met elkaar vergeleken. Desondanks kunnen betekenisvolle uitspraken worden gedaan over de hypothesen. Echter, conclusies over zowel within- als between-subject verschillen moeten met voorzichtigheid worden getrokken.

Uit de resultaten bleek dat participanten het transparante factcheckartikel niet als betrouwbaarder beoordeelden dan het niet-transparante factcheckartikel. Hierdoor werd hypothese een verworpen. De resultaten komen niet overeen met de bevindingen van Gesser-Edelsburg, Diamant, Hijazi en Mersch (2018). Zij vonden dat transparantie in reacties tot een hogere gepercipieerde betrouwbaarheid leidde. In dit onderzoek was de stimulus echter een reactie en geen factcheckartikel, wat het vergelijken van de resultaten moeilijk maakt. Een mogelijke verklaring voor het uitblijven van een effect is dat transparantie in dit huidige onderzoek niet voldeed aan alle aspecten van transparantie zoals Karlsson (2010) deze

(34)

34

omschrijft. Hoewel er in het transparante factcheckartikel meer openheid werd gegeven in het brongebruik, werd er niet doorgelinkt naar de het originele materiaal om ervoor te zorgen dat participanten in het experiment bleven. Daarnaast zijn voorkeuren en motieven van de journalist niet omschreven, omdat de schrijver in het factcheckartikel een fictief persoon was. Het voornaamste doel van het huidige onderzoek was om door middel van transparantie een coherent verhaal te vertellen, waardoor transparantie is toegepast als het inzichtelijk maken van het nieuwsproductieproces. Overige aspecten van transparantie waren minder relevant of zouden eventueel zelfs de afhankelijke variabelen kunnen beïnvloeden, wat moest worden uitgesloten. Wellicht heeft het weglaten van de overige aspecten van transparantie invloed gehad op de gepercipieerde betrouwbaarheid. Er moet meer onderzoek worden gedaan om hier gedegen uitspraken over te doen.

De resultaten schetsen in het algemeen een positief beeld van de effectiviteit van factchecken. In lijn met de tweede hypothese leidde het lezen van een factcheckartikel tot accuratere overtuigingen. Het overgrote deel van de participanten (78%) bestempelde na het lezen van het factcheckartikel de misvatting als onwaar. Desondanks blijkt uit dit onderzoek dat bij een aanzienlijk deel van de participanten met de misvatting, factchecken erin faalt om deze te corrigeren. Van de participanten met de misvatting pasten de helft (51%) hun

overtuiging aan en beoordeelden de misvatting als onwaar. Echter, 49% van de participanten met de misvatting blijft ook na het lezen van het factcheckartikel de misvatting ten onrechte als waar beoordelen. Deze bevindingen komen overeen met voorgaande onderzoeken die stellen dat factchecken een positief effect heeft op het corrigeren van misvatting, maar dat dit effect beperkt is (Walter, Cohen, Holbert & Morag, 2019; Nieminen & Rapeli, 2018).

Tegenstrijdig aan de derde hypothese werd er geen verband gevonden tussen transparantie en de accuraatheid van overtuigingen. Hoewel een Chi-Square een associatie meet tussen variabelen kan er, gezien de experimentele opzet van dit huidige onderzoek, vanuit worden gegaan dat transparantie in factcheckartikelen geen effect heeft op de accuraatheid van overtuigingen. Voortbordurend op de debiasing-strategie van Lewandowsky, Ecker, Seifert, Schwarz en Cook (2012) werd in het huidige onderzoek

(35)

35

transparantie ingezet als middel om het hiaat in een verhaal te dichten en coherentie in een verhaal te bewerkstelligen. Een mogelijke verklaring voor het uitblijven van een effect in dit onderzoek is dat wellicht het niet-transparante factcheckartikel eveneens coherentie in een verhaal realiseert. Ook een ‘normaal’ factcheckartikel biedt alternatieve verklaringen voor een misvatting en legt uit waarom de misinformatie in eerste instantie als waar werd geacht.

Daarnaast is in dit huidige onderzoek de misvatting vrijwel direct na de presentatie van het factcheckartikel opnieuw uitgevraagd, waardoor het aannemelijk is dat de informatie nog vers in het geheugen zat. Uit onderzoek van Skurnik, Yoon en Schwarz (2007) is

gebleken dat na herhaaldelijke ondervraging, dertig minuten later, de beoordelingen van participanten systematische fouten liet zien. Het geheugen voor gedetailleerde informatie vervaagt snel, waarna beoordelingen gebaseerd worden op een gevoel van vertrouwdheid. Naarmate beoordelingen zwaarder leunen op de vloeiend-vertrouwdheid-waarheid-link van informatieverwerking wordt consistentie en coherentie van de informatie belangrijker. Het is interessant om in de toekomst te onderzoeken of na verloop van tijd er wel een effect wordt gevonden van transparantie op de accuraatheid van overtuigingen.

De vierde hypothese luidde dat presentatie van een factcheckartikel leidde tot minder zekere overtuigingen. Deze hypothese is niet getoetst omdat er voldoende aanleiding was om aan te nemen dat de condities van elkaar verschilden. Aangezien de ene helft van de

participanten een ander factcheckartikel (i.e. transparant) las dan de andere helft (i.e. niet-transparant), konden participanten niet als één participantengroep worden geanalyseerd. Hierdoor kunnen er geen uitspraken worden gedaan over een globaal effect van het lezen van een factcheckartikel op de zekerheid van overtuigingen.

De resultaten toonden aan dat de participanten wat betreft de zekerheidsscore

ongelijk over de condities waren verdeeld. Voor de presentatie van het factcheckartikel waren participanten in de transparante conditie onzekerder over hun overtuiging dan participanten in de niet-transparante conditie. Na de presentatie van het factcheckartikel verdween dit verschil en waren participanten in de transparante conditie even zeker van hun overtuiging

(36)

36

dan de participanten in de niet-transparante conditie. Aangezien een Mann-Whitney U toets verschillende groepsgemiddelden met elkaar vergelijkt, kunnen er geen uitspraken worden gedaan over het effect van de experimentele stimulus respectievelijk de conditie. De

resultaten suggereren echter dat transparantie in het factcheckartikel de zekerheid van overtuigingen beïnvloedde. Hierdoor zijn voor het toetsen van de vierde hypothese de condities meegenomen als aparte groepen.

De vijfde hypothese luidde dat presentatie van een niet-transparant factcheckartikel tot onzekerdere overtuigingen leidt dan een transparant factcheckartikel. De resultaten toonden aan dat mensen na het lezen van een transparant factcheckartikel even zeker waren van hun overtuiging vergeleken met voor het lezen van het artikel. Echter, mensen die het niet-transparante factcheckartikel lazen werden onzekerder over hun overtuiging. Het waargenomen effect was “medium-tot-groot”. Hypothese vier kan niet worden bevestigd, aangezien de gekozen analyse geen within- en between-subject verschillen meet. De resultaten suggereren echter wel dat een niet-transparant factcheckartikel tot onzekerdere overtuigingen leidt dan een transparant factcheckartikel. Vervolgonderzoek zou deze resultaten statisch moeten bevestigen.

Deze bevindingen komen overeen met voorgaande onderzoeken in de

sociaalcongnitieve psychologie. Lewandowsky, Ecker, Seifert, Schwarz en Cook (2012) stellen dat bij elke poging om een misvatting te weerleggen de misvatting wordt herhaald. De nieuwe correcte informatie concurreert met de reeds bestaande incorrecte informatie. Inconsistente informatie wordt minder vloeiend verwerkt, voelt minder vertrouwd aan en wordt kritischer benaderd (Winkielman, Huber, Kavanaugh & Schwarz, 2012). Hoewel bij de eerste hypothese bleek dat mensen accurater werden over hun overtuigingen, zijn zij in de niet-transparante conditie terughoudender in het bestempelen van de misvatting als ‘onwaar’. Puur het gevoel dat iets bekender aanvoelt kan ervoor zorgen dat mensen denken: “Ik heb dit eerder gehoord, dus er zal er iets mee zijn.” De resultaten suggereren dat het lezen van een niet-transparant factcheckartikel de vloeibaarheid-vertrouwdheid-waarheids-link verzwakt, omdat

(37)

37

Ook de participanten zonder de misvatting worden blootgesteld aan deze inconsistente informatie, waardoor zij logischerwijs onzekerder worden over hun overtuiging. Hierdoor is het interessant om te onderzoeken wat het effect is van een correctie op de zekerheid van overtuigingen bij mensen met versus zonder de misvatting.

Al met al suggereren de bevindingen voor de vijfde hypothese dat herhaling van informatie een belangrijke factor is in het interpreteren van de misvatting. Volgens

Lewandowsky, Ecker, Seifert, Schwarz en Cook (2012, p. 117) kan herhaaldelijke presentatie het succes van de correctie vergroten. Hoewel herhaling van de correctie de misvatting niet uitschakelt, wordt deze wel verzwakt (Ecker, Lewandowsky, Swire & Chang, 2011).

Vervolgonderzoek zou moeten uitwijzen of herhaling van de correcte informatie de mate van zekerheid van overtuigingen vergroot.

Een post hoc power analyse met G*Power 3 toonde aan dat de Wilcoxon Signed Rank toets voldeed aan de gewenste power van 0.80. Het gevonden effect bij hypothese vier had een power van 0.82. De kans dat de nulhypothese ten onrechte is verworpen is klein, dat wil zeggen dat de kans groot is dat het gevonden effect zich in de echte wereld manifesteert. Hierdoor zijn de resultaten goed generaliseerbaar. In de steekproef was de leeftijdsgroep twintig tot dertig jaar oververtegenwoordigd (72%). De ruime meerderheid had het wetenschappelijk onderwijs als hoogst voltooide opleiding. De scores op demografische gegevens waren relatief gelijkmatig verdeeld over de condities. Hierdoor is het zeer onwaarschijnlijk dat het gevonden effect verklaard kan worden door een alternatieve (demografische) variabele. Jongeren staan echter opener tegenover attitudeverandering (Tyler & Schuller, 1991), waardoor zij mogelijkerwijs makkelijker hun misvattingen

aanpassen. In het vervolg zou er moeten worden onderzocht of dit effect ook wordt gevonden bij participanten die ouder zijn en bij participanten die een lager opleidingsniveau hebben.

(38)

38

6. Conclusie

Dit huidige onderzoek had het doel twee onderzoeksvragen te beantwoorden. De eerste onderzoeksvraag luidde: Wat is de invloed van transparantie in factcheckartikelen op de gepercipieerde betrouwbaarheid door de lezer? Er is geen bewijs gevonden dat transparantie bij factchecken de gepercipieerde betrouwbaarheid vergroot. Vervolgonderzoek moet

uitwijzen of bij een completere vorm van transparantie, waarbij alle facetten van

transparantie zoals Karlsson (2010) omschrijft, dezelfde resultaten worden gevonden. De tweede onderzoeksvraag hield in: Wat is de invloed van transparantie in factcheckartikelen op de zekerheid en accuraatheid van overtuigingen? Er werd niet gevonden dat transparantie bijdroeg aan accuratere overtuigingen. Vervolgonderzoek moet uitwijzen of in transparante factcheckartikelen de tijdsinterval waarin de ondervraging van de misvatting plaatsvindt van invloed is op de accuraatheid van overtuigingen. Ten slotte werd gevonden dat transparantie in factcheckartikelen invloed heeft op de zekerheid van overtuigingen, waarbij een niet-transparant factcheckartikel tot onzekerdere overtuigingen leidde. Na het lezen van een transparant factcheckartikel waren participanten even zeker over hun overtuigingen. In het vervolg moet onderzoek de robuustheid van deze resultaten vergroten. Daarnaast moet vervolgonderzoek uitwijzen wat de invloed is van herhaling van de correctie op de

accuraatheid en zekerheid van overtuigingen. Al met al voegt dit huidige onderzoek kennis over de mechanismen van misvattingen en correcties toe aan de bestaande wetenschappelijke literatuur.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een nadeel van de verhoogde opmerkzaamheid is dat mensen met autisme vaak moeite hebben met het negeren van informa- tie, zowel theoretische informatie als sensorische informatie

Op dit vlak lijkt er echter een keerpunt bereikt, waar dit themanummer een mooie illustratie van is: in toenemende mate wordt er door verschillende onderdelen binnen

Omdat huidige mening als onderdeel van de waarschuwing in dit onderzoek is opgenomen zijn deze gegevens niet bekend voor de rest van de respondenten en kan er geen

This review explores why public participation in constitution-making matters for cultivating responsible governance and for fine-tuning justice, focused on

De extra verwachte winst van de strategie met meer informatie is gelijk aan de kosten van de extra informatie maar de verwachte variantie is kleiner met dan

Two of the undertakings did not have any presence (not even with their subsidiaries) within Turkish borders and therefore, the Board had faced some difficulties with sending

The adsorption affinity of the local bentonite clay for the cationic and anionic dyes has been successfully assessed using the pseudo second order kinetic and it was found that the

Het wordt tijd dat het onderzoek in cybersecurity zich verbreedt, zodat niet alleen systemen als dragers van risico in en via cyberspace worden gezien maar ook mensen!.