• No results found

Een Wilcoxon signed rank toets is uitgevoerd om hypothese vijf (i.e. het consumeren van een niet-transparant factcheckartikel leidt tot onzekerdere overtuigen dan een

transparant factcheckartikel) te toetsen. Aangezien er geen mixed model analyse is voor nominale variabelen, zijn er twee losse toetsen uitgevoerd voor zowel de transparante als de niet-transparante conditie.

Uit de Wilcoxon signed rank toets voor de niet-transparante conditie (n = 43) bleek er een significant verschil te zijn tussen voor en na het lezen van het factcheckartikel op de zekerheidsscore, waarbij participanten na het lezen van een niet-transparant factcheckartikel

31

significant onzekerder waren over hun overtuigingen dan voor het lezen van het

factcheckartikel, T = 57.00, z = -2.42 (gecorrigeerd voor ties), N – Ties = 22, p = 0.016, tweezijdig.

Vergeleken met de situatie voor het lezen van het niet-transparante factcheckartikel werden 16 participanten onzekerder over de juistheid van de misvatting (Sum of Ranks = 196.00) en zes participanten werden zekerder (Sum of Ranks = 57.00). (14 participanten bleven even zeker over de juistheid van de misvatting voor en na het lezen van het

factcheckartikel). De effectgrootte is een “medium-tot-groot” effect, r = 0.40. De resultaten tonen dus aan dat het lezen van een niet-transparant factcheckartikel tot onzekerdere overtuigingen leidt.

Daarnaast is er een Wilcoxon signed rank toets uitgevoerd om de invloed van het consumeren van een transparant factcheckartikel (n = 36) op de zekerheidsscore te toetsen. De toetst toonde geen significant verschil aan wat betreft de zekerheidsscore voor het lezen van het transparante factcheckartikel versus na het lezen van het factcheckartikel, T = 85.50,

z = -0.43 (gecorrigeerd voor ties), N – Ties = 20, p = 0.670, tweezijdig.

Vergeleken met voor het lezen van het factcheckartikel werden tien participanten onzekerder over hun overtuiging na het lezen van het artikel (Sum of Ranks = 104.50). Hoewel negen participanten zekerder werden van hun overtuiging (Sum of Ranks = 85.50). (24 participanten bleven even zeker over hun overtuiging voor en na het lezen van het factcheckartikel). Uit de resultaten blijkt dat het consumeren van een transparant factcheckartikel geen invloed heeft op de mate van zekerheid van overtuigingen, terwijl participanten na het lezen van het niet-transparante factcheckartikel onzekerder werden over hun overtuigingen. Aangezien in de analyses condities niet onderling zijn vergeleken, kan er niet worden gesteld dat het consumeren van een niet-transparant factcheckartikel tot onzekerdere overtuigingen leidde dan een transparant factcheckartikel. In dit huidige onderzoek is er derhalve onvoldoende bewijs om hypothese vijf aan te nemen. Desondanks tonen de resultaten aan dat er wel degelijk een effect is van conditie op de zekerheid van

32

overtuigingen, waarbij het consumeren van een niet-transparant factcheckartikel tot onzekerdere overtuigingen leidde.

33

5. Discussie

Sinds de uitbraak van COVID-19 is de omloop van misinformatie over het virus gigantisch. De infodemie leidt het publiek af van nuttige informatie over de verspreiding van het virus en de benodigde voorzorgsmaatregelen, terwijl het menselijk gedrag een cruciale factor is in het indammen van het virus. Wereldwijd bundelen factcheckers hun krachten om de onjuiste informatie recht te zetten.

Het doel van het huidige onderzoek was het aanleveren van empirisch bewijs voor de invloed van transparant factchecken op het corrigeren van misvattingen over COVID-19.

Er is onderzocht wat het effect is van transparantie in factchecken op de accuraatheid en zekerheid van overtuigingen en de beoordeelde betrouwbaarheid. De huidige bevindingen geven meer inzicht in het correctieproces van misvattingen en dragen bij aan effectiever en doelgerichter factchecken.

De grootste limitatie in het huidige onderzoek was dat er geen mixed model analyse is uitgevoerd, omdat deze niet bestaat voor categorische afhankelijke variabelen. Hierdoor was het niet mogelijk om statistische significantie te toetsen voor de condities respectievelijk de voor- en nameting. In dit huidige onderzoek zijn ofwel de voor- en nameting ofwel de condities met elkaar vergeleken. Desondanks kunnen betekenisvolle uitspraken worden gedaan over de hypothesen. Echter, conclusies over zowel within- als between-subject verschillen moeten met voorzichtigheid worden getrokken.

Uit de resultaten bleek dat participanten het transparante factcheckartikel niet als betrouwbaarder beoordeelden dan het niet-transparante factcheckartikel. Hierdoor werd hypothese een verworpen. De resultaten komen niet overeen met de bevindingen van Gesser- Edelsburg, Diamant, Hijazi en Mersch (2018). Zij vonden dat transparantie in reacties tot een hogere gepercipieerde betrouwbaarheid leidde. In dit onderzoek was de stimulus echter een reactie en geen factcheckartikel, wat het vergelijken van de resultaten moeilijk maakt. Een mogelijke verklaring voor het uitblijven van een effect is dat transparantie in dit huidige onderzoek niet voldeed aan alle aspecten van transparantie zoals Karlsson (2010) deze

34

omschrijft. Hoewel er in het transparante factcheckartikel meer openheid werd gegeven in het brongebruik, werd er niet doorgelinkt naar de het originele materiaal om ervoor te zorgen dat participanten in het experiment bleven. Daarnaast zijn voorkeuren en motieven van de journalist niet omschreven, omdat de schrijver in het factcheckartikel een fictief persoon was. Het voornaamste doel van het huidige onderzoek was om door middel van transparantie een coherent verhaal te vertellen, waardoor transparantie is toegepast als het inzichtelijk maken van het nieuwsproductieproces. Overige aspecten van transparantie waren minder relevant of zouden eventueel zelfs de afhankelijke variabelen kunnen beïnvloeden, wat moest worden uitgesloten. Wellicht heeft het weglaten van de overige aspecten van transparantie invloed gehad op de gepercipieerde betrouwbaarheid. Er moet meer onderzoek worden gedaan om hier gedegen uitspraken over te doen.

De resultaten schetsen in het algemeen een positief beeld van de effectiviteit van factchecken. In lijn met de tweede hypothese leidde het lezen van een factcheckartikel tot accuratere overtuigingen. Het overgrote deel van de participanten (78%) bestempelde na het lezen van het factcheckartikel de misvatting als onwaar. Desondanks blijkt uit dit onderzoek dat bij een aanzienlijk deel van de participanten met de misvatting, factchecken erin faalt om deze te corrigeren. Van de participanten met de misvatting pasten de helft (51%) hun

overtuiging aan en beoordeelden de misvatting als onwaar. Echter, 49% van de participanten met de misvatting blijft ook na het lezen van het factcheckartikel de misvatting ten onrechte als waar beoordelen. Deze bevindingen komen overeen met voorgaande onderzoeken die stellen dat factchecken een positief effect heeft op het corrigeren van misvatting, maar dat dit effect beperkt is (Walter, Cohen, Holbert & Morag, 2019; Nieminen & Rapeli, 2018).

Tegenstrijdig aan de derde hypothese werd er geen verband gevonden tussen transparantie en de accuraatheid van overtuigingen. Hoewel een Chi-Square een associatie meet tussen variabelen kan er, gezien de experimentele opzet van dit huidige onderzoek, vanuit worden gegaan dat transparantie in factcheckartikelen geen effect heeft op de accuraatheid van overtuigingen. Voortbordurend op de debiasing-strategie van Lewandowsky, Ecker, Seifert, Schwarz en Cook (2012) werd in het huidige onderzoek

35

transparantie ingezet als middel om het hiaat in een verhaal te dichten en coherentie in een verhaal te bewerkstelligen. Een mogelijke verklaring voor het uitblijven van een effect in dit onderzoek is dat wellicht het niet-transparante factcheckartikel eveneens coherentie in een verhaal realiseert. Ook een ‘normaal’ factcheckartikel biedt alternatieve verklaringen voor een misvatting en legt uit waarom de misinformatie in eerste instantie als waar werd geacht.

Daarnaast is in dit huidige onderzoek de misvatting vrijwel direct na de presentatie van het factcheckartikel opnieuw uitgevraagd, waardoor het aannemelijk is dat de informatie nog vers in het geheugen zat. Uit onderzoek van Skurnik, Yoon en Schwarz (2007) is

gebleken dat na herhaaldelijke ondervraging, dertig minuten later, de beoordelingen van participanten systematische fouten liet zien. Het geheugen voor gedetailleerde informatie vervaagt snel, waarna beoordelingen gebaseerd worden op een gevoel van vertrouwdheid. Naarmate beoordelingen zwaarder leunen op de vloeiend-vertrouwdheid-waarheid-link van informatieverwerking wordt consistentie en coherentie van de informatie belangrijker. Het is interessant om in de toekomst te onderzoeken of na verloop van tijd er wel een effect wordt gevonden van transparantie op de accuraatheid van overtuigingen.

De vierde hypothese luidde dat presentatie van een factcheckartikel leidde tot minder zekere overtuigingen. Deze hypothese is niet getoetst omdat er voldoende aanleiding was om aan te nemen dat de condities van elkaar verschilden. Aangezien de ene helft van de

participanten een ander factcheckartikel (i.e. transparant) las dan de andere helft (i.e. niet- transparant), konden participanten niet als één participantengroep worden geanalyseerd. Hierdoor kunnen er geen uitspraken worden gedaan over een globaal effect van het lezen van een factcheckartikel op de zekerheid van overtuigingen.

De resultaten toonden aan dat de participanten wat betreft de zekerheidsscore

ongelijk over de condities waren verdeeld. Voor de presentatie van het factcheckartikel waren participanten in de transparante conditie onzekerder over hun overtuiging dan participanten in de niet-transparante conditie. Na de presentatie van het factcheckartikel verdween dit verschil en waren participanten in de transparante conditie even zeker van hun overtuiging

36

dan de participanten in de niet-transparante conditie. Aangezien een Mann-Whitney U toets verschillende groepsgemiddelden met elkaar vergelijkt, kunnen er geen uitspraken worden gedaan over het effect van de experimentele stimulus respectievelijk de conditie. De

resultaten suggereren echter dat transparantie in het factcheckartikel de zekerheid van overtuigingen beïnvloedde. Hierdoor zijn voor het toetsen van de vierde hypothese de condities meegenomen als aparte groepen.

De vijfde hypothese luidde dat presentatie van een niet-transparant factcheckartikel tot onzekerdere overtuigingen leidt dan een transparant factcheckartikel. De resultaten toonden aan dat mensen na het lezen van een transparant factcheckartikel even zeker waren van hun overtuiging vergeleken met voor het lezen van het artikel. Echter, mensen die het niet-transparante factcheckartikel lazen werden onzekerder over hun overtuiging. Het waargenomen effect was “medium-tot-groot”. Hypothese vier kan niet worden bevestigd, aangezien de gekozen analyse geen within- en between-subject verschillen meet. De resultaten suggereren echter wel dat een niet-transparant factcheckartikel tot onzekerdere overtuigingen leidt dan een transparant factcheckartikel. Vervolgonderzoek zou deze resultaten statisch moeten bevestigen.

Deze bevindingen komen overeen met voorgaande onderzoeken in de

sociaalcongnitieve psychologie. Lewandowsky, Ecker, Seifert, Schwarz en Cook (2012) stellen dat bij elke poging om een misvatting te weerleggen de misvatting wordt herhaald. De nieuwe correcte informatie concurreert met de reeds bestaande incorrecte informatie. Inconsistente informatie wordt minder vloeiend verwerkt, voelt minder vertrouwd aan en wordt kritischer benaderd (Winkielman, Huber, Kavanaugh & Schwarz, 2012). Hoewel bij de eerste hypothese bleek dat mensen accurater werden over hun overtuigingen, zijn zij in de niet-transparante conditie terughoudender in het bestempelen van de misvatting als ‘onwaar’. Puur het gevoel dat iets bekender aanvoelt kan ervoor zorgen dat mensen denken: “Ik heb dit eerder gehoord, dus er zal er iets mee zijn.” De resultaten suggereren dat het lezen van een niet-transparant factcheckartikel de vloeibaarheid-vertrouwdheid-waarheids-link verzwakt, omdat

37

Ook de participanten zonder de misvatting worden blootgesteld aan deze inconsistente informatie, waardoor zij logischerwijs onzekerder worden over hun overtuiging. Hierdoor is het interessant om te onderzoeken wat het effect is van een correctie op de zekerheid van overtuigingen bij mensen met versus zonder de misvatting.

Al met al suggereren de bevindingen voor de vijfde hypothese dat herhaling van informatie een belangrijke factor is in het interpreteren van de misvatting. Volgens

Lewandowsky, Ecker, Seifert, Schwarz en Cook (2012, p. 117) kan herhaaldelijke presentatie het succes van de correctie vergroten. Hoewel herhaling van de correctie de misvatting niet uitschakelt, wordt deze wel verzwakt (Ecker, Lewandowsky, Swire & Chang, 2011).

Vervolgonderzoek zou moeten uitwijzen of herhaling van de correcte informatie de mate van zekerheid van overtuigingen vergroot.

Een post hoc power analyse met G*Power 3 toonde aan dat de Wilcoxon Signed Rank toets voldeed aan de gewenste power van 0.80. Het gevonden effect bij hypothese vier had een power van 0.82. De kans dat de nulhypothese ten onrechte is verworpen is klein, dat wil zeggen dat de kans groot is dat het gevonden effect zich in de echte wereld manifesteert. Hierdoor zijn de resultaten goed generaliseerbaar. In de steekproef was de leeftijdsgroep twintig tot dertig jaar oververtegenwoordigd (72%). De ruime meerderheid had het wetenschappelijk onderwijs als hoogst voltooide opleiding. De scores op demografische gegevens waren relatief gelijkmatig verdeeld over de condities. Hierdoor is het zeer onwaarschijnlijk dat het gevonden effect verklaard kan worden door een alternatieve (demografische) variabele. Jongeren staan echter opener tegenover attitudeverandering (Tyler & Schuller, 1991), waardoor zij mogelijkerwijs makkelijker hun misvattingen

aanpassen. In het vervolg zou er moeten worden onderzocht of dit effect ook wordt gevonden bij participanten die ouder zijn en bij participanten die een lager opleidingsniveau hebben.

38

6. Conclusie

Dit huidige onderzoek had het doel twee onderzoeksvragen te beantwoorden. De eerste onderzoeksvraag luidde: Wat is de invloed van transparantie in factcheckartikelen op de gepercipieerde betrouwbaarheid door de lezer? Er is geen bewijs gevonden dat transparantie bij factchecken de gepercipieerde betrouwbaarheid vergroot. Vervolgonderzoek moet

uitwijzen of bij een completere vorm van transparantie, waarbij alle facetten van

transparantie zoals Karlsson (2010) omschrijft, dezelfde resultaten worden gevonden. De tweede onderzoeksvraag hield in: Wat is de invloed van transparantie in factcheckartikelen op de zekerheid en accuraatheid van overtuigingen? Er werd niet gevonden dat transparantie bijdroeg aan accuratere overtuigingen. Vervolgonderzoek moet uitwijzen of in transparante factcheckartikelen de tijdsinterval waarin de ondervraging van de misvatting plaatsvindt van invloed is op de accuraatheid van overtuigingen. Ten slotte werd gevonden dat transparantie in factcheckartikelen invloed heeft op de zekerheid van overtuigingen, waarbij een niet- transparant factcheckartikel tot onzekerdere overtuigingen leidde. Na het lezen van een transparant factcheckartikel waren participanten even zeker over hun overtuigingen. In het vervolg moet onderzoek de robuustheid van deze resultaten vergroten. Daarnaast moet vervolgonderzoek uitwijzen wat de invloed is van herhaling van de correctie op de

accuraatheid en zekerheid van overtuigingen. Al met al voegt dit huidige onderzoek kennis over de mechanismen van misvattingen en correcties toe aan de bestaande wetenschappelijke literatuur.

39

Bibliografie

Allcott, H., & Gentzkow, M. (2017). Social media and fake news in the 2016 election. Journal of economic perspectives, 31(2), 211-36.

Bennett, W. L., & Livingston, S. (2018). The disinformation order: Disruptive communication and the decline of democratic institutions. European journal of communication, 33(2), 122-139.

Bode, L., & Vraga, E. K. (2018). See something, say something: Correction of global health misinformation on social media. Health communication, 33(9), 1131-1140.

Brandtzaeg, P. B., & Følstad, A. (2017). Trust and distrust in online fact-checking services. Communications of the

ACM, 60(9), 65-71.

Brennen, J.S., Simon, F. M., Howard, P. N., & Nielsen, R. K. (2020). Types, sources, and claims of Covid-19 misinformation. Reuters Institute.

Cook, J., Ecker, U., & Lewandowsky, S. (2015). Misinformation and how to correct it. Emerging trends in the social and behavioral sciences: An interdisciplinary, searchable, and linkable resource, 1-17.

Curry, A. L., & Stroud, N. J. (2019). The effects of journalistic transparency on credibility assessments and engagement intentions. Journalism, 1464884919850387.

De Visser, E. (2020, 17 maart). De waarschuwing dat ibuprofen het coronavirus versterkt is veel te voorbarig. De

Volkskrant. Geraadpleegd van https://www.volkskrant.nl

Ecker, U. K., Lewandowsky, S., Swire, B., & Chang, D. (2011). Correcting false information in memory: Manipulating the strength of misinformation encoding and its retraction. Psychonomic Bulletin &

Review, 18(3), 570-578.

European Commission. (2018, mei). Media use in the European Union. Geraadpleegd op 23 juni van https://op.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/a575c1c9-58b6-11e8-ab41-01aa75ed71a1 European Medicines Agency. (2020, 19 juni). EMA gives advice on the use of non-steroidal anti-inflammatories

for COVID-19 [Persbericht]. https://www.ema.europa.eu/en/news/ema-gives-advice-use-non-steroidal-

anti-inflammatories-covid-19

Festinger, L. (1962). A theory of cognitive dissonance (Vol. 2). Stanford, CA: Stanford university press. Gaines, B. J., Kuklinski, J. H., Quirk, P. J., Peyton, B., & Verkuilen, J. (2007). Same facts, different

interpretations: Partisan motivation and opinion on Iraq. The Journal of Politics, 69(4), 957-974. Gaziano, C., & McGrath, K. (1986). Measuring the concept of credibility. Journalism quarterly, 63(3), 451-462. Geldsetzer, P. (2020). Knowledge and perceptions of COVID-19 among the general public in the United States and

the United Kingdom: A cross-sectional online survey. Annals of internal medicine.

Gesser-Edelsburg, A., Diamant, A., Hijazi, R., & Mesch, G. S. (2018). Correcting misinformation by health organizations during measles outbreaks: A controlled experiment. PlOS one, 13(12). 1-23.

40

Humprecht, E. (2019). How Do They Debunk “Fake News”? A Cross-National Comparison of Transparency in Fact Checks. Digital Journalism, 1-18.

Ipsos. (2020). Complottheoriën over het coronavirus.

https://www.ipsos.com/sites/default/files/ct/news/documents/2020- 05/ipsos_corona_complot_v1.0.pdf

John Hopkins University. (2020). COVID-19 Dashboard by the Center for Systems Science and Engineering

(CSSE) at Johns Hopkins University (JHU). Coronavirus Resource Centre. Geraadpleegd op 14 augustus

2020, van https://coronavirus.jhu.edu/map.html

Lewandowsky, S., Ecker, U. K. H., Seifert, C. M., Schwarz, N., & Cook, J. (2012). Misinformation and its correction. Psychological Science in the Public Interest, 13, 106–131.

Karlsson, M. (2010). Rituals of transparency: Evaluating online news outlets' uses of transparency rituals in the United States, United Kingdom and Sweden. Journalism studies, 11(4), 535-545.

Karlsson, M., Clerwall, C., & Nord, L. (2014). You Ain't Seen Nothing Yet: Transparency's (lack of) effect on source and message credibility. Journalism Studies, 15(5), 668-678.

Kouzy, R., Abi Jaoude, J., Kraitem, A., El Alam, M. B., Karam, B., Adib, E., Zarka, J., Traboulsi, C., & Baddour, K. (2020). Coronavirus goes viral: quantifying the COVID-19 misinformation epidemic on Twitter. Cureus,

12(3).

Krause, N. M., Freiling, I., Beets, B., & Brossard, D. (2020). Fact-checking as risk communication: the multi- layered risk of misinformation in times of COVID-19. Journal of Risk Research, 1-8.

Kunda, Z. (1990). The case for motivated reasoning. Psychological bulletin, 108(3), 480.

Mejova, Y., & Kalimeri, K. (2020). Advertisers jump on coronavirus bandwagon: Politics, news, and business. arXiv preprint arXiv:2003.00923.

Mian, A., & Khan, S. (2020). Coronavirus: the spread of misinformation. BMC medicine, 18(1), 1-2.

Nieminen, S., & Rapeli, L. (2018). Fighting misperceptions and doubting journalists’ objectivity: A review of fact- checking literature. Political Studies Review, 1478929918786852.

Nyhan, B., & Reifler, J. (2010). When corrections fail: The persistence of political misperceptions. Political

Behavior, 32(2), 303-330.

Pennington, N., & Hastie, R. (1993). The story model for juror decision making (pp. 192-221). Cambridge: Cambridge University Press.

Phillips, A. (2010). Transparency and the new ethics of journalism. Journalism Practice, 4(3), 373-382. Poynter. (2019). The commitments of the code of principles.

https://www.ifcncodeofprinciples.poynter.org/know-more/the-commitments-of-the-code-of-principles Poynter. (2020). CoronaVirusFacts Alliance. Geraadpleegd 25 augustus 2020, van

41

Reisberg, D. (2013). Cognition. Exploring the Science of the Mind. New York, NY: W.W. Norton & Company Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. (2020, 19 mei). Actuele informatie over het nieuwe coronavirus

(COVID-19). Geraadpleegd op 19 mei 2020, van https://www.rivm.nl/coronavirus-covid-19/actueel

Singer, J. B. (2010). Norms and the network: Journalistic ethics in a shared media space. Journalism ethics: A philosophical approach, 117-129.

Skurnik, I., Yoon, C., & Schwarz, N. (2007). Myths & Facts” about the flu: Health education campaigns can reduce vaccination intentions. Unpublished manuscript.

Strömbäck, J., Djerf-Pierre, M., & Shehata, A. (2016). A question of time? A longitudinal analysis of the relationship between news media consumption and political trust. The International Journal of

Press/Politics, 21, 88-110.

Taber, C. S., & Lodge, M. (2006). Motivated skepticism in the evaluation of political beliefs. American journal of

political science, 50, 755-769.

Tyler, T. R., & Schuller, R. A. (1991). Aging and attitude change. Journal of Personality and Social

Psychology, 61(5), 689.

Véran, O. (2020, 14 maart). #COVID19 | La prise d’anti-inflammatoires (ibuprofène, cortisone,

...) pourrait être un facteur d’aggravation de l’infection. En cas de fièvre, prenez du paracétamol. Si vous êtes déjà sous anti-inflammatoires ou en cas de doute, demandez conseil à votre médecin. [Tweet].

Geraadpleegd van https://twitter.com/olivierveran/status/1238776545398923264

Walter, N., Brooks, J. J., Saucier, C. J., & Suresh, S. (2020). Evaluating the impact of attempts to correct health misinformation on social media: A meta-analysis. Health Communication, 1-9.

Walter, N., Cohen, J., Holbert, R. L., & Morag, Y. (2019). Fact-Checking: A Meta-Analysis of What Works and for Whom. Political Communication, 1-26.

Walter, N., & Murphy, S.T. (2018). "How to unring the bell: A meta-analytic approach to correction of misinformation." Communication Monographs 85.3 (2018): 423-441.

Winkielman, P., Huber, D. E., Kavanagh, L., & Schwarz, N. (2012). Fluency of consistency: When thoughts fit nicely and flow smoothly. Cognitive consistency: A fundamental principle in social cognition, 89-111. World Health Organization. (2020a). WHO Director-General’s opening remarks at the media briefing on

COVID-19 [Persbericht]. https://www.who.int/dg/speeches/detail/who-director-general-s-opening-

remarks-at-the-media-briefing-on-covid-19---11-march-2020

World Health Organization. (2020b). WHO Information Network for Epidemics (19). Geraadpleegd op 16 juni 2020 van https://www.who.int/docs/default-source/coronaviruse/risk-comms-updates/update-19-epi- win-covid-19.pdf?sfvrsn=67f38e74_2

42

Geraadpleegd op 19 mei 2020 van https://www.who.int/docs/default-source/coronaviruse/situation-