• No results found

RaRa als lijdend voorwerp. Een blik op het securitizeringsproces in de lange jaren ‘80

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "RaRa als lijdend voorwerp. Een blik op het securitizeringsproces in de lange jaren ‘80"

Copied!
74
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RaRa als lijdend voorwerp

-Een blik op het securitizeringsproces in de lange jaren ‘80

Faculteit der Geesteswetenschappen Dhr. Dr. Samuël Kruizinga

Militaire Geschiedenis Universiteit van Amsterdam 01/08/2018

Woorden: 22.999 Rob van Reede 11358440

(2)

Abstract

Securitizering is de intersubjectieve vaststelling van een existentiële dreiging met genoeg merkbaarheid om substantiële politieke effecten te kunnen teweegbrengen. Onderzoek naar securitizeringsprocessen wordt gedaan via speech acts, echter dergelijk onderzoek mist een langdurig, contextuele blik. Dit onderzoek kijkt naar de Radicale Anti-Racistische Actie (RaRa) in de jaren ’80 in Nederland om securitizeringsprocessen over een langere periode te onderzoeken. Hoe veranderen de securitizeringsprocessen rondom RaRa in het verloop van de lange jaren ’80 en wat zegt dit over securitizeringsprocessen gedurende een langere periode? Hiervoor wordt de RaRa-affaire opgedeeld in drie sleutelmomenten: de eerste aanslagen, het RaRa-proces, en de bomaanslagen in 1991. Door de securitizeringsprocessen te analyseren bij deze drie sleutelmomenten worden de verschillen en overeenkomsten hiertussen aangekaart. Tevens wordt er kritisch gekeken naar de vraag of RaRa wel of niet terrorisme is, wat belangrijk is voor de speech acts rondom RaRa. Door RaRa over een langere periode te analyseren wordt duidelijk dat de speech acts mee veranderen met de contextuele aspecten binnen de drie sleutelperioden. Door deze factoren wordt de dreiging van RaRa op verschillende manieren gebruikt. Toekomstig onderzoek naar speech acts is gebaat bij een historiserende blik die speech acts ziet binnen de context van hun sociale en politieke geschiedenis.

(3)

Inleiding...………..p 4 RaRa: een nieuwe vorm van activisme..……….p 19 Nederland en terreur vóór RaRa: De jaren ’70 en ’80………p 25 RaRa ‘terreur’?...……….p 36 De eerste aanslagen van RaRa..………p 42 Het proces RaRa………..p 50 De bom en de BVD……….p 58 RaRa als lijdend voorwerp………p 64 Bibliografie……….p 70

(4)

In de laatste twee decennia is Europa in de ban van terroristisch geweld. Met recentelijke aanslagen in België, Duitsland, Engeland en Frankrijk lijkt terreur voor Europeanen steeds dichterbij te komen. Nieuwscycli en krantenkoppen staan vol met verslagen over de achtergronden van de aanslagplegers, de verbanden tussen bepaalde aanslagen, en de mogelijke verbindingen met terreurcellen en organisaties. Terrorisme is een gevoelig onderwerp in West-Europa, maar ook in Nederland wordt er veel gesproken over de

oorzaken en gevolgen van terroristisch geweld, zoals de religieus gemotiveerde acties van de Hofstadgroep bijvoorbeeld. De dreiging van terroristisch geweld oogt dichtbij en reëel voor West-Europeanen. De kans is echter vele malen groter dat iemand onderweg naar zijn werk verongelukt dan dat hij of zij het slachtoffer wordt van een terroristische aanslag. Toch is eenzelfde gemeenschappelijke focus is niet te vinden omtrent onderwerpen als

verkeersongelukken of hart- en vaatziekten. Daarnaast is het aantal slachtoffers van terroristische aanslagen in West-Europa sinds 11 september 2001 minder dan het aantal terroristische slachtoffers in de jaren ’70 en ’801.

Binnen een samenleving spelen verschillende actoren een rol in de vorming, instandhouding of afbraak van belangen van die samenleving. Mensen zijn beïnvloedbaar en hechten

verschillende mate van ernst aan bepaalde zaken.Twee verschillende samenlevingen kunnen verschillende maten van belang hechten aan een onderwerp als terreur en

terreurbestrijding. Hierbij kan er zelfs binnen een samenleving op verschillende momenten anders gekeken worden naar eenzelfde onderwerp. Een staat die weinig te maken krijgt met terroristisch geweld hecht andere waarden aan terreurbestrijding dan een staat die

recentelijk het doelwit is geworden van één of meerdere aanslagen. Binnen een samenleving kunnen bepaalde actoren sturen om een heersend beeld over bepaalde onderwerpen nadrukkelijk te belichten of niet. Bewust of onbewust spelen deelnemers van die samenleving een rol in het bepalen van wat belangrijk is; door wat ze lezen, waar ze naar kijken, wat ze vinden, of waar ze bang voor zijn. Een beschoten nachtclub in Parijs trekt veel nationale en internationale aandacht. Sterker nog, een angst of dreiging is iets maakbaars en veranderlijks. Deze worden gecreëerd en in stand gehouden, of vallen na verloop van tijd juist weer weg. Achter bestaande normatieve opvattingen schuilt een (inter)actief proces dat 1 “People Killed by Terrorism Each Year in Western Europe 1970-2015”, Datagraver.com. 22 maart 2016. Laatste update: 21 augustus 2017. Bekeken op 17 April 2018. Verkregen van:

(5)

de status quo vormt. Hierin wordt een gedachtegoed geconstrueerd aan de hand van elementen van buitenaf die daar invloed op uitoefenen. Hoe wordt dit gedachtengoed gevormd tot een nationale of transnationale zeitgeist?

Dit fluïde proces rondom de maakbaarheid van een dreiging is zeer relevant in een West-Europa dat zich momenteel in de ban van terroristische geweld heeft geplaatst. Dit is niet zomaar gebeurd, maar is de uitkomst van een langdurig proces dat speelt binnen de samenleving. Hoe verloopt dat proces van ontkieming tot algemene acceptatie en welke invloeden spelen hier een belangrijke rol bij? Een blik op de securitizeringsthese van de Kopenhagen School biedt kansen om deze processen toe te lichten. Het

securitizeringsproces is een recentelijk ontwikkeld fenomeen dat op een nieuwe manier naar het concept veiligheid kijkt door het constructivistische element van het proces rondom het formuleren van een veiligheidskwestie te benadrukken. Een veiligheidskwestie is de uitkomst van een proces dat kan uitmonden in een dreiging. Daarvoor moet een dreiging voor een bepaalde veiligheid geponeerd en geaccepteerd worden.

Veiligheid is een onderwerp dat van oudsher voornamelijk criminologisch of politiek wetenschappelijk benaderd werd2. Met de opkomst van statendom was het concept

veiligheid iets dat zich op haast natuurlijke wijze mee ontwikkelde. Als een onderwerp van de criminologie en politieke wetenschap betrok de studie naar veiligheid in eerste instantie vooral de veiligheid van statelijke burgers jegens andere burgers en de veiligheid van de staat ten opzichte van haar burgers. In de negentiende eeuw kijken wetenschappers in deze velden naar een globale ‘publieke orde’ en hoe deze gecontroleerd kan worden3. Bij deze

vroegere studies is veiligheid een ruststand binnen de samenleving die bewaakt moet worden. Dat wil zeggen, hierbij werd er door onderzoekers gekeken naar manieren waarop de veiligheid van een staat in stand gehouden diende te worden, welke maatregelen daarvoor nodig zijn en hoe een staat bijdraagt aan het bewaken van de relatieve vrede binnen een gemeenschap van mensen. Er moesten regels en wetten komen die ervoor zorgen dat statelijke burgers in een zekere vrijheid binnen de staat kunnen wonen zonder 2 Beatrice de Graaf, ‘De historisering van veiligheid’, in: Tijdschrift voor Geschiedenis, 3(125), 2012. 305-313. 305.

3 Beatrice de Graaf & Cornel Zwierlein, ‘Historicizing Security. Entering the Conspiracy Dispositive’, in Historical

(6)

door andere burgers aangevochten te worden; een ‘publieke orde’ moet gehandhaafd worden4. In verloop van de twintigste eeuw ontwikkelt dit veld zich vanaf de jaren ’50 naar

het concept van veiligheid binnen de internationale betrekkingen politiek wetenschappelijke stroming. Hier is veiligheid niet langer een interne kwestie, maar gaat het ook om het waarborgen van de samenleving tegenover gevaren van buiten de staat af. De focus werd verbreed toen de veiligheid van statelijke burgers door andere, buitenstatelijke factoren bedreigd werd. De politieke wetenschap ontwikkelde zich hiermee naar internationale en interstatelijke betrekkingen. Hoe staan staten in relatie tot elkaar en met welke gevaren moet rekening gehouden worden om de veiligheid van de statelijke burgers te verzekeren? Een belangrijk aspect van veiligheidsstudies zijn de mate van controle die staten willen uitvoeren, op hun eigen burgers danwel de andere staten om hen heen. In deze zin gaat veiligheid net zoveel om macht en dominantie als een letterlijke beveiliging van de statelijke burgers.

Als volgende stap werd Critical Security Studies in de jaren ’90 ontwikkeld door de

Kopenhagen School van Internationale Betrekkingen, voornamelijk door het baanbrekende werk van Barry Buzan, Ole Wæver en Jaap de Wilde: Security: A New Framework for

Analysis5. Dit onderzoek richtte zich vooral op de manier waarop er volgens de onderzoekers

naar veiligheid gekeken dient te worden, wat zeer verschilt met de manier wat op dat moment gebruikelijk was. Dit maakte het onderzoek van Buzan, Waever en de Wilde baanbrekend. De auteurs stellen dat veiligheid niet een gevestigd concept is, maar juist een sociale constructie, iets dynamisch, communicatief en intersubjectief. Een constructie die de focus breder legt dan slechts oorlog en macht, of andere politieke zaken die daarop

betrekking hebben. Dit doen zij door de inherente logica van veiligheidsstudies zoals deze het militaire beschrijft los te trekken van wat dan slechts een internationale politieke situatie behelst6. Veiligheid is ook sociale veiligheid en economische veiligheid. De auteurs richten

zich op de manier waarop iets een veiligheidskwestie wordt. Van belang is dat hierbij het proces van het neerzetten van een dreiging sterker uitgelicht wordt dan voorheen: securitizering is een (inter)actief proces en gaat zowel om de handeling als de reactie 4 De Graaf, ‘De historisering van veiligheid’, 305.

5 Idem, 307. Het volledig betreffende werk heet: Barry Buzan, Ole Wæver & Jaap de Wilde, Security: A New

Framework for Analysis, Lynne Rienner Publishers, 1998.

(7)

daarop. Voor een staat wordt iets een veiligheidskwestie wanneer dit geponeerd,

gelegitimeerd en geaccepteerd wordt. Het is van belang dat iets aanvaard wordt als dreiging voordat middelen hiertegen genomen kunnen worden. Met het begrip veiligheid wordt ook actief omgegaan, zowel bewust als onbewust. Dit proces is communicatief omdat een onderwerp als dreiging gecommuniceerd moet worden, en hierbij moet de luisteraar overtuigd worden dat de dreiging legitiem is. Dit proces is ook fluïde omdat het vaak niet één persoon is die een dreiging opstelt, maar een verloop is van argumentatie en

communicatie over en weer tussen meerdere partijen. Daarnaast is dit niet een proces met eindpunt, maar een continu verloop van aspecten dat bijdraagt aan de relevantie van de geponeerde dreiging. Buzan, Wæver en De Wilde benoemen dit proces securitizering: het proces waarbij een onderwerp gesecuritiseerd wordt om bepaalde middelen te

rechtvaardigen die dikwijls anders niet gelegitimeerd zouden worden. Securitizering in de trend van de Kopenhagen School van wetenschappers is een bredere, interdisciplinaire blik op veiligheid die elementen van de geschiedschrijving, politieke wetenschap, geografie en criminologie combineert tot een nieuwe, unieke blik op het proces van veiligheid. Het proces van securitizering is hierbij het proces ontwikkeld door de Kopenhagen School van

internationale betrekkingen waarbij (statelijke) actoren een bepaald onderwerp dermate aankaarten om buitengewoonlijke middelen daartegen te rechtvaardigen. Dit is een sociaal en discursief proces dat veranderlijk is binnen een samenleving. Belangrijk aan securitizering is de-securitizering, het proces waarbij een actor juist probeert een gesecuritiseerd

onderwerp terug naar een gedepolitiseerde staat te brengen. Het kan een duw-trek proces zijn waarbij verschillende actoren proberen een onderwerp te securitizeren of dat juist te voorkomen of ongedaan te maken.

Volgens de Kopenhagen School is het proces van securitizeren de handeling (of handelingen) om een dreiging of onderwerp boven of voorbij de politiek te beeldvormen7. Om een alles

behelzende omschrijving aan te geven, stellen de auteurs dat de definitie van securitizering gevormd wordt door de intersubjectieve vaststelling van een existentiële dreiging met genoeg merkbaarheid om substantiële politieke effecten te kunnen teweegbrengen8. Wat de

auteurs hiermee bedoelen is dat door een onderwerp los te trekken van het politieke deze 7 Buzan, Wæver & de Wilde, Security: A New Framework for Analysis, 23-24.

(8)

een uitzonderlijke gepolitiseerde staat krijgt: het onderwerp is groter dan de huidige politiek, en vereist daarom ook buitengewone middelen om deze aan te pakken. Wanneer stapt een onderwerp over van gepolitiseerd tot gesecuritiseerd? Er vindt een vergrotende stap plaats die een onderwerp omhoogtilt tot een schaal waarbij normale middelen niet meer genoeg zijn om de situatie op te lossen. Dat vindt plaats wanneer een onderwerp aangegeven wordt als belangrijker dan andere, een probleem dat absolute prioriteit verdient9. Een onderscheidend kenmerk van securitizering is een specifieke retorische

argumentatiewijze die bewust het betreffende onderwerp wilt bestempelen als een existentieel probleem10. Om deze reden spreken de auteurs bij een gesecuritiseerd

onderwerp over existentiële dreigingen; deze dreigingen moeten gezien worden als absolute problemen die de kern van een groep raken. De kern van deze argumentatiestructuur is de overlevingsdrang van een collectief11. Securitizering is het proces van de overtredende trap

van veiligheid: het is het proces waarbij wordt aangekaart dat de huidige middelen niet voldoende zijn tegenover een uitzonderlijke kwestie. Nieuwe, mogelijk extremere middelen zijn vereist om die kwestie aan te pakken, en om die nieuwe middelen te rechtvaardigen dient de kwestie wel als dermate dreigend ervaren te worden. Zo is securitizering

voornamelijk een interactief overtuigingsproces dat legitimiteit poogt te geven aan het gevaar van kwestie en de bijbehorende oplossingen voor dat gevaar. De auteurs van Security: A New Framework for Analysis benadrukken het belang van intersubjectiviteit bij de studie van securitizering12. Een objectieve analyse van wanneer iets een existentiële

dreiging is wordt moeilijk gemaakt door de mogelijke meetbaarheid van de mate van securitizering. Securitizering behelst het voortbestaan van een collectief wanneer deze existentieel bedreigd wordt, waardoor het dus ook per collectief kan verschillen wat een existentiële bedreiging inhoudt en in hoeverre deze bedreiging reëel en gerechtvaardigd is. Daarnaast gaat het securitizeringsproces niet alleen om de securitizeringsactor die een bedreiging wilt aankaarten, maar ook om het collectief die de bedreiging moet accepteren.

Omdat securitizering een interactief overtuigingsproces is, onderzoekt men dit proces door naar speech acts te kijken. Speech acts zijn de retorische argumenten die een kwestie als 9 Idem, 24.

10 Idem, 26.

11 Idem, 27.

(9)

existentiële dreiging aankaarten. Met speech acts wordt de veiligheid als status quo en de dreiging daaraan neergezet, en deze moet door de desbetreffende samenleving

geaccepteerd worden. Wanneer een argument krachtig genoeg wordt besproken of vertaald om het doorbreken van de huidige regels of procedures goed te keuren door het publiek wordt er gesproken van een speech act. Zodra deze handeling wordt goedgekeurd door het publiek is er pas sprake van securitizering. Zodoende kan er vaak gesproken worden van een speech act zonder dat er sprake is van securitizering zelf. Door de inherente intersubjectieve structuur van securitizering stelt de Kopenhagen School dat de focus van een security analyse niet op de actoren kan liggen. Deze moet juist op de speech act liggen13. In lijn met

de sociaal constructivistische kern van de Kopenhagen School kan iedereen een speech act teweegbrengen, echter is de kracht van deze handeling niet alleen bepaald door de mate van interne, linguïstische-grammatische correctheid, maar ook grotendeels door de sociale, contextuele factoren die spelen bij het maken van het argument14. De mate waarop een

succesvolle speech act zodoende geworteld zit in sociaal contextuele elementen maakt het onderzoeken van deze speech acts voorspelbaarder. Volgens Michael C. Williams heeft de securitizeringsthese niet alleen sociaal constructivistische wortels maar vindt deze ook zijn weg terug in de Realistische wortels van de Duitse filosoof Carl Schmitt15.

Schmitt legt in zijn werk sterk de nadruk op de invloeden van de mens, vijandschap en de keuzes die men maakt in bedreigende situaties. Het politieke wordt niet bepaald door wat politiek is maar door wat als politiek bestempeld wordt. Vijandschap speelt hierbij volgens Schmitt een belangrijke rol. Hij stelt: ‘every religious, moral, economic, ethical, or other antithesis transforms itself into a political one if it is sufficiently strong to group human beings according to friend and enemy’16. Het concept van vijandigheid is voor Schmitt

typisch politiek in zoverre dat dit ervoor zorgt dat mensen zich in groepen vormen en grenzen aanstellen in voor- of tegenkampen. Zo ziet Williams dat de Kopenhagen School ook een focus legt bij de securitizering op de creatie van een bedreiging door de mens en de invloeden dat dit heeft op de manier waarop er nieuwe sociale constructies ontstaan. Er is 13 Buzan, Wæver & de Wilde, Security: A New Framework for Analysis, 32.

14 Ibidem, 32.

15 Michael C. Williams, ‘Words, Images, Enemies: Securitization and International Politics’, in International

Studies Quarterly, 47(4). 511-531. 518.

16 Carl Schmitt, The Concept of the Political: Expanded Edition, The University of Chicago Press, 2007. Vertaling van: Carl Schmitt Der Begriff des Politischen, 1932. 37.

(10)

dus een bewust proces dat plaatsvindt in een samenleving dat waarneembaar is. Dit is het proces binnen een samenleving of staat die bijdraagt aan de manier waarop die

samenlevingen of staten kijken naar bepaalde onderwerpen. Let wel: een succesvol

gesecuritiseerde veiligheidskwestie betekent niet dat een veiligheidskwestie daadwerkelijk in die mate een dreiging is. Het betekent alleen dat deze als zodanig geaccepteerd wordt door de groep die de speech act betreffende die kwestie aanhoort.

Traditionele vormen van de securitizeringsthese leggen de nadruk op statelijke actoren in de internationale betrekkingen waarbij gepoogd wordt een referent subject als bedreigd te beschouwen via een speech act om zo buitengewone of buitenproportionele middelen tegen die dreiging te legitimeren17. Het referent subject is het bedreigde, en is vaak een

breed begrip dat wordt bedreigd, zoals de algehele samenhang van een samenleving. Denk bijvoorbeeld aan het McCarthyisme van de jaren ’50 in de Verenigde Staten, waarbij de existentiële dreiging van Communisme op de Amerikaanse samenleving de Amerikaanse regering het gebruik van buitenproportionele spionagemiddelen kon legitimeren. De angst van de invloeden van Communisme op de Amerikaanse samenleving maken hierbij het referent subject vaag en vormloos. Door deze vaag te houden is het voor de

securitizeringsactor makkelijker om een poging te doen zijn publiek te overtuigen van de dreiging hierop. Het referent subject wordt bedreigd door het referent object, datgene wat als de veiligheidskwestie wordt gezien. Essentieel voor een succesvolle speech act is dan ook de mate waarvan het publiek overtuigd wordt van de dreiging van het referent object. Het vinden van de actoren en het referent subject en referent object is aan de hand van

secundair onderzoek mogelijk. Voornamelijk interessant is de manier waarop een mogelijke dreiging wordt gepostuleerd en gelegitimeerd.

Vooral interessant aan dit proces is het onderlinge dat plaatsvindt in een samenleving. Een speech act en het proces rondom het accepteren of verwerpen van het referent object en de middelen daartegen is een actief proces van over en weer gaan tussen meerdere personen of groepen. Meerdere groepen kunnen bewust of onbewust bijdragen aan de speech act, of gebruiken de speech act voor eigen gewin. Daarnaast is deze gevoelig voor bepaalde

culturele en contemporaine aspecten die meespelen. In een land waar lang relatieve vrede 17 Buzan, Wæver & de Wilde, Security: A New Framework for Analysis, 30-32.

(11)

geheerst heeft zal het moeilijker zijn om bepaalde legermiddelen te rechtvaardigen dan in een land dat al langer militair actief is. Bepaalde groepen kunnen daarin een actievere militaire rol gebruiken om hun eigen doeleinden te behartigen, juist andere groepen kunnen de speech act daarom bewust openbaar verwerpen. Ook spelen huidig lopende ideeën en zaken mee. In een armere samenleving zal het moeilijker zijn om bepaalde financiële middelen te rechtvaardigen als er al schaarste van middelen is voor andere bestaande problemen. Kortom, binnen het proces van het neerzetten en accepteren van een referent object vind je het intersubjectieve, dynamische proces dat beïnvloed wordt door de culturele en contemporaine aspecten die dan meespelen. Processueel gezien zullen de meest slepende veranderingen hier waarneembaar zijn. Dit proces moet uitmonden in de bedachte oplossingen die geaccepteerd moeten worden. Uiteindelijk is Critical Security Studies een conceptueel middel om veiligheid als dynamisch en intersubjectief fenomeen scherper in kaart te brengen18. Hoe en waaruit ontstaat een existentiële dreiging, door wie

en waardoor worden speech acts gebruikt om deze aan te kaarten, en hoe verlopen de processen die deze legitimeren of delegitimeren?

Een succesvolle speech act vindt plaats wanneer een bevolking de aangekaarte existentiële bedreiging als legitiem accepteert. Dit brengt een aantal variabelen met zich mee, zoals de sociale en politieke positie van een securitizeringsactor, de interacties binnen het collectief waar een speech act gepoogd wordt, of mogelijke andere dreigingen waar een collectief op dat moment mee te maken kan hebben. Hierdoor heeft de mate van securitizering ook grenzen die kunnen verschillen per collectief en per contextuele omstandigheden. Volgens Buzan, Wæver en De Wilde zijn er een aantal punten die van belang zijn bij een dergelijk onderzoek19:

1) De securitizerende actor;

2) Wat het referent subject is (het bedreigde); 3) Wat is het referent object (de dreiging);

4) Hoe wordt een dreiging gepostuleerd, gelegitimeerd en geaccepteerd?

18 Beatrice de Graaf, “Van ‘helsche machines’ en Russische provocateurs. De strijd tegen het anarchisme in Nederland”, in Tijdschrift voor Geschiedenis, 125(3), 2012. 314-331. 316.

(12)

5) Welke oplossingen worden bedacht en gelegitimeerd?

Deze vijf punten kijken naar de belangrijke elementen van een speech act. Uiteraard is het van belang om te weten wie een veiligheidskwestie probeert neer te zetten, wat bedreigd wordt en wat de dreiging is. Interessant hierbij is te om kijken naar de achterliggende gedachte van de securitizerende actor: waarom probeert hij mensen van de ernst van de veiligheidskwestie te overtuigen? Om het proces van de speech act en de daaropvolgende veranderingen waar te nemen moet er als laatste ook gekeken worden naar de manier waarop de speech act wordt neergezet. Een speech act maakt een bewuste referentie aan een gebeurtenis. Door te kijken naar hoe dit opgesteld, beargumenteerd en uiteindelijk wel of niet geaccepteerd wordt kan gekeken worden in hoeverre de speech act succesvol is. Wordt het referent object als dreiging aanvaard en ingekaderd als onderdeel van nieuw beleid in een staat of wordt deze niet serieus genomen? Als laatste is het van belang om te kijken naar de voorgestelde oplossingen voor de geponeerde veiligheidskwestie. Buzan en co. geven aan dat een groot onderdeel van securitizering ligt in het legitimeren van bepaalde middelen die anders waarschijnlijk niet geaccepteerd zouden worden, dus een belangrijk onderdeel van het onderzoek naar een speech act is de mate waarop deze leidt tot de acceptatie van dergelijke middelen. Het is interessant voor historici om te kijken naar de verschillende manieren waarop staten en samenlevingen dergelijke securitizeringsprocessen ervaren; ‘[…] vergelijkbare incidenten en dreigingen op verschillende momenten en in verschillende landen hebben geleid tot volstrekt verschillend veiligheidsbeleid’20. De

contextuele blik op de verschillende samenlevingen is een interessante invalshoek om deze verschillen te duiden en te verklaren. Belangwekkend aan Critical Security Studies is de focus op het poneren van een geloofwaardige stelling en dat deze geaccepteerd moet worden door een samenleving. Hierdoor is een belangrijk aspect van deze stroming de blik op het verschaffen van legitimiteit. Hoe wordt dit gedaan en waarin wijken verschillende speech acts af in het verschaffen van legitimiteit. Wellicht het meest interessante van Critical Security Studies is de absolute focus op het proces. Het verschaffen van legitimiteit en het poneren (en accepteren) van speech acts is niet op basis van één keerpunt, maar is juist ook gebaseerd op wat er daarvoor of daaromheen afspeelt21. Er wordt gekeken naar openbare,

20 De Graaf, ‘De historisering van veiligheid’, 310.

(13)

politieke, en persoonlijke processen die leiden tot bepaalde keuzes en beleid om inzichten te verschaffen in verschillen per land of tijdperk. Zo valt een deel van het verhaal in het geheel, in plaats van dat deze losstaande episodes in de historie zijn.

Securitizering biedt een uniek perspectief om veiligheidskwesties te onderzoeken. Echter is er bij onderzoek naar securitizeringsprocessen een blinde vlek, namelijk de gevolgen van securitizeringsprocessen gedurende een langere tijd. Alhoewel er veel onderzoek gedaan is naar het aankaarten van een veiligheidskwestie lijkt er nog geen duidelijk beeld te zijn van securitizeringsprocessen over een langere periode. Toch is de focus op een

securitizeringsproces als onderdeel van een langer proces een essentieel onderdeel van onderzoek, juist omdat een groot aspect van securitizering de veranderlijkheid van het proces benadrukt. Diezelfde speech acts die een veiligheidskwestie aankaarten kunnen ook gebruikt worden om belangen te geven aan andere kwesties boven die eerdere kwestie. Ook kan er juist een actieve de-securitizeringsslag plaatsvinden, waarbij actors speech acts gebruiken om de existentiële veiligheidskwestie weer te verlagen naar iets dat binnen de huidige politieke middelen aangepakt kan worden. De fluïditeit van securitizering is van sterk belang, maar deze fluïditeit is nog niet nauw onderzocht. Een onderzoek naar

securitizeringsprocessen gedurende een langere periode biedt de mogelijkheid te kijken naar de reactiviteit van speech acts op andere speech acts. Wat gebeurt er als er op een langere termijn naar dit proces gekeken wordt? Hoe veranderen dingen in de loop van tijd en wat betekent dit voor de securitizeringsprocessen?

Om securitizeringsprocessen te onderzoeken is het saillant om naar de historie van bepaalde terroristische aanslagen te kijken. Terroristische aanslagen bieden namelijk ruimte om speech acts helder te onderzoeken. Om legitimiteit en acceptatie te verkrijgen kan er immers bij een dergelijke speech act gericht op een terroristische aanslag alleen verwezen worden naar referent subjecten en referent objecten die zich in de werkelijkheid bevinden. Terroristische aanslagen zijn ook uitermate geschikt in zoverre dat deze vaak eenduidig ervaren worden binnen samenlevingen als een gezamenlijk leed. Dit maakt het poneren van een veiligheidskwestie iets dat duidelijk afgebakend kan worden onderzocht. Om

securitizeringsprocessen gedurende een langere periode te onderzoeken kijk ik in dit werk naar de acties van RaRa – de Radicale Anti-Racistische Actie – om een blik te werpen op de

(14)

securitizeringsprocessen die zich in Nederland hebben afgespeeld tijdens de lange jaren ‘80. RaRa was een linkse, gewelddadige politieke actiegroep in Nederland in de jaren ’80 en begin jaren ’90 die een aantal politiek-gemotiveerde aanslagen pleegde, zoals het

verschillende malen in brand steken van Makro-filialen, of bomaanslagen plegen op politieke doelwitten. RaRa biedt een unieke insteek voor een onderzoek naar securitizeringsprocessen gedurende een langere periode in Nederland omdat het voor een aantal jaar in het

Nederlands nieuws aanwezig was en het fluïde proces van securitizering bij RaRa duidelijk aanwezig was. Gedurende de jaren ’80 en ’90 was de actiegroep duidelijk in beeld bij de gemiddelde Nederlander er werd hier veel over geschreven en gesproken. Omdat speech acts bewust refereren aan bepaalde gebeurtenissen, zoals aanslagen, is RaRa een pakkend onderwerp. Sterker nog, RaRa heeft zich in een verloop van een aantal jaren op

verschillende manieren geuit: van materiële schade bij brandstichtingen van winkelpanden in 1987 tot bomaanslagen bij het huis van toenmalig Staatssecretaris Aad Kosto en het ministerie van Binnenlandse Zaken in 1991. Daartussen speelde het proces van de opgepakte RaRa-leden zich in 1989 af als onderdeel van het verhaal. Er is een duidelijke verschuiving van escalatie en de-escalatie die plaatsvindt gedurende de jaren dat RaRa actief was. Hierdoor is het mogelijk om verschillende speech acts rondom dezelfde groep te onderzoeken om de veranderingen tussen deze in de loop van de lange jaren ’80 te duiden. Daarnaast is RaRa een interessant onderwerp van onderzoek omdat er geen eenduidig beeld was van de groep. Het proces rondom de definiëring van RaRa is bijzonder omdat er geen algemeen geaccepteerde definiëring bleef kleven bij de groep22. Zij maakte immers geen

menselijke slachtoffers, alhoewel er wel veel materiële schade was. Was hier sprake van (politiek gemotiveerde) misdaad zoals men dat in Nederland al kende, of was hier iets meer aan de gang? Waren zij wel of geen terroristen, en volgens wie? En als er een heersend beeld van de RaRa-leden was, hoe veranderde dit beeld in de loop van de jaren ’80 en ’90? Het beeld van RaRa dat werd neergezet veranderde in de loop van de aan RaRa

toegeschreven aanslagen.

Met dit masterscriptie wordt een blik geworpen op securitizeringsprocessen gedurende een langere periode door te kijken naar deze processen zoals die plaatsvonden rondom RaRa in 22 Frank Buijs, Overtuiging en geweld. Vreedzame en gewelddadige acties tegen de apartheid, Babylon-De Geus, 1995. 131.

(15)

Nederland in de jaren ’80 en begin jaren ‘90. Deze speech acts bijbehorende aan deze securitizeringsprocessen worden de hand van vijf eerdergenoemde punten onderzocht:

1) Wie is de securitizerende actor? 2) Wat is het referent subject? 3) Wat is het referent object?

4) Hoe wordt een dreiging gepostuleerd, gelegitimeerd en geaccepteerd? 5) Welke oplossingen worden bedacht en gelegitimeerd?

Met deze punten kijk ik naar drie sleutelperioden gedurende de jaren ’80: 1) de eerste paar brandstichtingen en aanslagen van RaRa tussen 1985 en 1987; 2) het opzetten van het Landelijk Coördinatie Team en de navolgende arrestatie en terechtstelling van RaRa in 1989; en 3) de jaren na het mislukte arrestatieproces en de daaropvolgende bomaanslagen in 1991. Zo kunnen de speech acts in verschillende stappen en momenten bekeken worden. RaRa is hierbij dus juist een treffend onderwerp in zoverre dat het niet alleen over een langere periode actief was, maar ook omdat er in die periode een aantal belangrijke veranderingen heeft plaatsgevonden. Bij de eerste paar aanslagen was RaRa een kleinere actiegroep wiens belangen nog niet duidelijk waren in de samenleving. Bij verdere escalaties werd uiteindelijk een Landelijk Coördinatieteam opgezet specifiek gericht tegen RaRa. RaRa werd uiteindelijk opgepakt, maar door een aantal problemen bij het onderzoek en de arrestatie werd uiteindelijk maar één RaRa-lid terechtgesteld, en die werd vrijgesproken. Na een kleine periode van relatieve rust kwam RaRa terug met zwaarder geschut dan voorheen: bommen bij plaatsen waar daadwerkelijk mensen waren in plaats van alleen materiële zaken, waarna RaRa uiteindelijk geheel zou verdwijnen. Binnen de drie sleutelperioden kijk ik naar de manier waarop Nederlandse kranten en politici RaRa proberen neer te zetten via speech acts, alsmede hoe deze speech acts naar verloop van tijd veranderen. Hierbij zijn ook niet-politieke partijen belangrijk, zoals bijvoorbeeld aan de eigenaren van de Makro’s die in de brand zijn gestoken door leden van RaRa tussen 1985 en 1987. Om de

securitizeringsprocessen rondom RaRa nader te onderzoeken is het ook van belang om de interne ontwikkelingen rondom de speech acts van RaRa te betrekken. Hoe keken

(16)

omtrent RaRa, en welk beeld brachten zij naar buiten van de zaak RaRa? Ook zij houden speech acts, naar elkaar toe, naar de politiek toe, en naar de Nederlandse media toe.

De hoofdvraag die ik met mijn onderzoek wil beantwoorden is: Hoe veranderden de

securitizeringsprocessen rondom RaRa in het verloop van de lange jaren ’80 en wat zegt dit over securitizeringsprocessen gedurende een langere periode?

Met deze vraag wil ik onderzoeken hoe een securitizeringsproces kan veranderen gedurende een langere periode. Zijn elementen die normaliter bij een securitizeringsproces aanwezig zijn dermate belangrijk als dit proces zich over de loop van een aantal jaar afspeelt? En wat gebeurt er als de initiële speech acts rondom een veiligheidskwestie met nieuwe elementen te maken krijgt? Om deze vraag te beantwoorden is het onderzoek opgesplitst in een aantal belangrijke delen. In de introductie wordt een theoretische blik op het securitizeringsproces geworpen. Hierna wordt de groep RaRa zelf belicht, alsmede hoe er in Nederland wordt omgegaan met het groeiende concept van misdaad en terreur in de jaren vóór RaRa en de groep zelf. Waaruit ontstond de groep en waarom pleegde het aanslagen? Daarna zullen de genoemde sleutelmomenten aangehaald worden als belangrijke omslagpunten voor de securitizeringsprocessen rondom RaRa; beginnende bij de eerste aanslagen van RaRa vanaf september 1985, daarna het opzetten van het Landelijke Coördinatieteam en het

daaropvolgende proces tegen de opgepakte RaRa-leden in 1987 en 1989, en als laatste de omkeer van RaRa als brandstichters tot Rara als bomplaatsers in 1991. Ieder sleutelmoment is een apart hoofdstuk waarbij aan de hand van de vijf genoemde onderzocht welke speech acts er plaatsvonden, of deze succesvol waren, en hoe deze de beeldvorming rondom RaRa beïnvloedden. Bij de beantwoording van mijn onderzoeksvraag kijk ik nadrukkelijk naar speech acts rondom RaRa tussen de jaren 1985 en 1992. Dit is namelijk de periode waarin RaRa actief was en aanslagen pleegde. Omdat ik kijk naar de berichtgeving rondom RaRa is het van belang expliciet de periode te onderzoeken waarin er over RaRa bericht werd. Daarnaast zou een grotere afbakening kunnen leiden tot een verwatering van het onderzoek, of zou de scope van het totaal de onderzoeken materiaal te groot worden.

Bij het onderzoek wordt gekeken naar de jaren ’80 aan de hand van secundaire literatuur en primaire bronnen in de vorm van berichtgeving in landelijke kranten en parlementaire

(17)

discussies rondom RaRa. Er is specifiek voor landelijke berichtgeving gekozen om het

nationaal niveau van de securitizeringsprocessen rondom RaRa aan te geven. Nieuwsoutlets en de nationale media vormen een belangrijk deel van een landelijk beeldvormingsproces bij een bepaald onderwerp. Deze staan in een unieke positie om bij te dragen aan het

beeldvormingsproces en zijn bij uitstek geschikt voor een onderzoek naar speech acts omdat deze een brede reikwijdte hebben en duidelijk in te zien zijn. Voor parlementaire discussies is gekozen omdat deze een openhartige blik geven op de manier waarop over RaRa

bediscussieerd werd binnen politieke kringen. Het doel van deze combinatie van zowel speech acts (naar buiten) gericht op het Nederlandse volk en speech acts binnen de politieke kringen te onderzoeken is om een completer beeld te verkrijgen van de

securitizeringsprocessen. Om dit onderzoek in te kaderen wordt er ook gericht op bronnen rondom de drie sleutelmomenten. Deze drie momenten schetsen duidelijke verschillende episodes in de RaRa-affaire. Dat gezegd hebbende zijn dit perioden die een jaar of langer duren, niet alleen specifieke dagen binnen de tijdslijn van RaRa. Bij de berichtgeving wordt er expliciet ook gekeken naar de verschillen in berichtgeving Rondom RaRa betreffende of het nou terroristen zijn of niet. Hierin zijn namelijk verschillen in speech acts duidelijk zichtbaar. Het is bijvoorbeeld interessant om te kijken naar wie het eerste het woord ‘terrorist’ in de mond neemt en op welke manier er op welk moment over de groep

gesproken wordt. Hierbij is ook van belang welke aannames er gemaakt worden en op welke feiten de uitspraken zich baseren. Binnen het kader van de landelijke krantenberichtgeving wordt er ook een blik geworpen op de berichten van andere partijen die van belang zijn voor die periode, zoals van de Steenkolen Handelsvereniging, de eigenarengroep van de door de RaRa in brand gestoken Makro’s. Omdat het construeren van een dreiging een actief en doorlopend proces is, is het van belang de grootst mogelijke invloeden daarop te duiden als rol spelende bij de securitizeringsprocessen. Een interessant aspect daarvan is ook de rol van kranten en hun berichtgeving rondom RaRa.

In mijn conclusie richt ik mij op de verschillen bij de securitizeringsprocessen bij de drie sleutelperioden aan de hand van de vijf punten die Buzan en co. gebruiken om speech acts aan te kaarten. Welke veranderingen vonden plaats en hoe plaats je die in een breder kader van securitizeringsprocessen gedurende een periode van een aantal jaar? Hiermee hoop ik zowel een blik te kunnen werpen op het securitizeringsproces gedurende een langere

(18)

periode door een concreet voorbeeld te analyseren. Securitizering speelt een actuele rol in de wereld. Met een periode van opkomend terroristisch geweld in Europa en mogelijk in Nederland is onderzoek naar het ontstaan en vooral het verloop van een

securitizeringsproces uitermate relevant. Hoe een persoon, groep, of staat een landelijk of internationaal vertoog beïnvloedt of vormt speelt een grote rol in een securitizeringsproces. Daarnaast is nadrukkelijk RaRa buitengewoon interessant omdat het lijkt alsof de

beeldvorming van RaRa tussen die van een gewelddadige actiegroep en een terroristische groep in zit. Was dit een gevolg van het versplinterde Nederlandse discours omtrent terrorisme of een mislukt securitizeringsproces of was er sprake van anti-securitizering?

Ten slotte, hoe verklaar ik een onderzoek naar een fenomeen dat in de jaren ’80 in Nederland formeel nog niet bestond? Immers is het geroemde werk van de Kopenhagen School eind jaren ’90 verschenen. Naar mijn mening is het idee van securitizering niet per se iets van de laatste tijd. Sterker nog, ik geloof dat dit concept al erg lang bestaat en pas recentelijk gestructureerd is vastgelegd. Dat er bewust met publieke perceptie wordt gewerkt is niets nieuws en van alle tijden. In zoverre dat deze publieke perceptie gebruikt is om buitengewone middelen te legitimeren jegens een groep mensen zijn er tal van

historische voorbeelden te vinden, zij deze gegrond in religieuze overtuigingen, economische overtuigingen, of anders.

RaRa: een nieuwe vorm van activisme

De jaren 1985 tot en met 1993 staan ook wel bekend als de ‘lange jaren ‘80’ in Nederland. Deze periode maakt een kenmerkend eind aan een rustigere periode voorgaand en luidt een nieuw tijdperk van politiek activisme in Nederland in. In zijn werk Overtuiging en geweld. Vreedzame en gewelddadige acties tegen de apartheid heeft politicoloog Frank Buijs grootschalig onderzoek gedaan naar politieke actiegroepen en RaRa in de lange jaren ’80. Buijs tracht een reden te vinden waarom het karakter van politiek activisme in de jaren ’80 zo veel gewelddadiger is geworden ten opzichte van het vorige decennium. In zijn werk stelt hij dat het veranderende maatschappelijke klimaat hier grotendeels voor te wijten is. Er vond een maatschappelijke en individualisering verharding plaats, ingeleid door een

(19)

zwakkere economie en een grotere werkloosheid in het land23. Hierdoor zijn wat hij de ‘jaren

’70 waarden’ noemt – zaken als zelfstandigheid, zelfontplooiing en emancipatie – minder aan de voorgrond van de maatschappelijke belangen van Nederland. Haast Maslowiaans zou de gemiddelde Nederlander in de jaren ’80 minder hoog in de Pyramide staan om zich over dit soort onderwerpen te kunnen peinzen, waardoor er minder grond is voor politieke actiegroepen om hen mee te slepen in hun ideologieën. In de jaren ’70 heerste er in

Nederland optimisme in plaats van het pessimisme van de jaren ’80. Zo kon je in de jaren ‘70 met ludieke en geweldloze acties ook veel bereiken24. Echter in de jaren ’80 was er een

steeds groter belang voor geweld en diens nut in het bereiken van zo veel mogelijk mensen.

Binnen dit kader ontstond RaRa: de Radicale Anti-Racistische Actie. Er is altijd veel geheimzinnigheid geweest over de groep RaRa. De groep opereerde in het duister en liet communiqués bij links-geaffilieerde kranten achter om hun ideologieën en doeleinden uiteen te zetten. RaRa was een groep die ontstond vanuit de anti-Imperialistische

krakersbewegingen van de jaren ’70. Zij hadden in eerste instantie een gericht doel met hun acties: het tegengaan van de Apartheid in Zuid-Afrika. Dit deden zij door de ludiekere protesten die de jaren ’70 kenmerkten tot in het extreme te trekken. In plaats van vreedzaam protest sticht RaRa bedrijfspanden in brand of plaatst het bommen bij ministeriële gebouwen. RaRa erkende zich in de lange jaren ’80 ook niet met andere politieke actiegroepen omdat het vond dat het anders was dan anderen25. In tegenstelling

tot andere politieke actiegroepen in de jaren ’80 onderscheidt RaRa zichzelf van andere politieke actiegroepen door een serieuzere, ideologisch gemotiveerde toon en bijpassende aanslagen. Dat vond RaRa zelf ook, die zich bewust afzette tegen andere actiegroepen wat zij noemde ‘gesubsidieerde antiapartheidsactivisten’26. De activistische benaderingen die in de

jaren ’70 gewerkt hebben verloren hun kracht in de onstuimigere jaren ’80 en sterkere maatregelen waren nodig om eenzelfde effect te verkrijgen. Zogezegd was RaRa

genoodzaakt professioneler in hun acties en sterker in hun ideologische overtuigingen in vergelijking met andere politieke actiegroepen.

23 Buijs, Overtuiging en geweld, 238.

24 Idem, 265.

25 Buijs, Overtuiging en geweld, 99.

(20)

In de loop van de lange jaren ’80 in Nederland maakte RaRa geen enkele

mensenslachtoffers, maar brachten ze wel veel materiele schade toe. De eerste

RaRa-aanslag was in september van 1985 toen er een Makro vestiging in Duivendrecht in de brand werd gestoken. De materiele schade bedroeg 48 miljoen gulden. Als dochterbedrijf van de Steenkolen Handelsvereniging (SHV) richtte RaRa zich met deze aanslag op het

Zuid-Afrikabeleid dat de SHV voerde27. Het doelwit was deels gekozen als onderdeel van de SHV,

en deels omdat het een gesloten bedrijf was dat voor een groot deel eigendom was van één familie. In het publieke vertoog zou dit staan voor ‘adellijke titels en dubbele namen,

overweldigende rijkdom, familiekapitaal en geheimzinnigheid’28. Niet alleen wilde RaRa de

apartheid kwestie benadrukken, maar ook de klassenverschillen in de Nederlandse

samenleving moest aangekaart worden. Na de brand in Duivendrecht volgde in de tweede helft van de jaren ’80 een reeks aanslagen van RaRa: een brand bij het hoofdkantoor van de Koninklijke Emballage Industrie Van Leer BV in Amsterdam bracht 750.000 gulden schade; een brand bij een Makrovestiging in Duiven bracht 49 miljoen gulden schade; een tweede brand bij de Makrovestiging in Duivendrecht op 18 december 1986 bracht een verdere 100.000 gulden schade; in januari 1987 werd er een bracht gesticht bij een Makrovestiging te Nuth voor 39 miljoen gulden aan materiele schade; en in juni 1987 stichtte RaRa een brand bij een Shell pompstation in Nieuwegein en een brand bij de firma Boot (een Shell-dochterbedrijf) in Alphen aan de Rijn voor een gezamenlijke schade van 585.000 gulden29.

Op 13 november 1991 plaatsten RaRa-activisten een bom bij het huis van toenmalig staatssecretaris Aad Kosto en buiten het hoofdkantoor van de Ministerie van Binnenlandse Zaken (er werd gedacht dat dit het hoofdkantoor zou zijn van de Ministerie van Justitie). Hierbij vallen er geen gewonden, maar is er wel sprake van materiele schade.

Een duidelijk modus operandi bleek de brandstichting te zijn. Hiermee kon RaRa zich

afzetten van andere, meer op ludieke acties gerichte politieke actiegroepen door serieuzere aanslagen te verrichten. Daarnaast werd er gelet dat deze branden ’s nachts gesticht zouden worden opdat er niemand meer aanwezig zou zijn in de panden die moesten worden

27 Leo van Bergen, “Tot armoede een erkende vluchtgrond is. Over “lullige Makro-brandjes” en

“soundmixklonen van de RAF”. Een geschiedenis van RARA”, in Wecke, L. & Wester, F., De Redenering achter de

Bom. Een inhoudsanalyse van twee RARA-documenten, Studiecentrum voor Vredesvraagstukken, KU Nijmegen,

1992. 19.

28 Buijs, Overtuiging en geweld, 114-115.

(21)

verbrand. Zo poogde RaRa zich in deze jaren niet te verhogen tot het niveau van echte terroristen binnen de heersende definitie terrorisme in Nederland. De enige veroordeelde RaRa-aanhanger, René Roemersma, heeft in 2010 een interview met Andere tijden

opgenomen. Op de vraag of de Makro brandstichtingen terroristisch zijn stelt hij dan: ‘Die acties waren absoluut geen terrorisme’.30 Betreffende de aangerichte geldschade: ‘Dat is

geld, en de verzekering. Dat is geen terrorisme. Ik geloof niet dat de eigenaar van SHV, Fentener van Vlissingen, ooit bang in zijn huis gezeten heeft omdat hij misschien zou denken dat dat ook de fik in zou gaan’. In 1992 deden drs. Léon Wecke en prof. drs. Fred Wester een inhoudelijke analyse van twee RaRa-communiqués. Uit deze analyse laten zij blijken dat RaRa zich uit als een groep die poogt expliciet terrorisme te vermijden door zich bewust niet te richten op mensen maar op zaakschade31. Daarnaast zouden de onderzochte berichten

tekenen vertonen van afkeur van andere terroristische aanslagen gepleegd door ‘midden’ en ‘rechts’ politiek gemotiveerde actiegroepen. In het onderzoek stelt Wecke bewust dat zij RaRa zonder enig voorbehoud als terroristen bestempelen32. Dit omdat hij vindt dat RaRa

binnen het vastgestelde plaatje van terrorisme past, het ‘aanwenden van geweld om derden schrik aan te jagen om op die manier een bepaald, veelal politiek, doel te bereiken’33. Er

moet wel gesteld worden dat dit onderzoek minder dan een jaar na de aanslagen van RaRa op staatssecretaris Aad Kosto en het gebouw van de Ministerie van Binnenlandse Zaken op 13 november 1991 werd geschreven.

In de jaren na het RaRa-proces leek de groep een verandering te zijn ondergaan: niet langer was de groep specifiek tegen de Apartheid gericht. In plaats daarvan richtte de groep nu zijn pijlen op bredere, minder concrete doeleinden34. Daarmee richten zij zich voornamelijk op

30 NTR, Andere tijden. De explosieve idealen van RaRa (25 oktober 2010).

31 Léon Wecke & Frits Wester, “Samenvatting en conclusie” in Wecke, L. & Wester, F., De Redenering achter de

Bom. Een inhoudsanalyse van twee RARA-documenten, Studiecentrum voor Vredesvraagstukken, KU Nijmegen,

1992. 64.

32 Léon Wecke, “Inleiding”, in Wecke, L. & Wester, F., De Redenering achter de Bom. Een inhoudsanalyse van

twee RARA-documenten, Studiecentrum voor Vredesvraagstukken, KU Nijmegen, 1992. 9.

33 Wecke, “Inleiding”, 9.

34 “De nieuwe actieterreinen van Rara”, Het Parool, 30-03-1990. <https://www.delpher.nl/nl/kranten/view? cql%5B%5D=%28date+_lte_+%2215-11-1991%22%29&facets%5Btype%5D%5B%5D=artikel&facets%5Bspatial %5D%5B

%5D=Landelijk&query=de+nieuwe+actieterreinen+van+rara&coll=ddd&sortfield=date&redirect=true&identifie r=ABCDDD%3A010833861%3Ampeg21%3Aa0850&resultsidentifier=ABCDDD

(22)

het Nederlands vreemdelingen- en asielbeleid, maar wijken op een aantal punten uit. In een communiqué stelt de groep op 18 maart 1990:

De strijd tegen apartheid en racisme houdt echter niet op bij de grenzen van Zuid-Afrika. Het anti-racisme heeft steeds het hart gevormd van onze acties en verklaringen en met deze actie verleggen we hooguit wat accenten. Het

aanvallen van het vluchtelingenbeleid is niet meer of minder dan het trekken van consequenties uit eerder door ons ingenomen standpunten. Standpunten die inhouden dat onze solidariteit met de strijdenden in de drie continenten onlosmakelijk verbonden zijn met de strijd tegen de politieke, economische en militaire instituties in het westen. De instituties die de onderdrukking

organiseren, voeden en ervan profiteren. In Zuid-Afrika is het racisme

geïnstitutionaliseerd in de apartheid. Hier is het wettelijk gelegitimeerd racisme de basis van het vluchtelingenbeleid.35

De groep legt een breder accent op de onderdrukking die zij voelen en vergaat de scherpte van hun anti-Apartheidsstandpunten naar een meeromvattende insteek. Deze verandering wordt ook gevoeld door de BVD, die de groep nog altijd scherp in de gaten houdt. In een BVD-rapportage geschreven in februari van 1992 wordt een lijst gemaakt met alle punten waar RaRa in een van zijn communiqués aandacht aan heeft geschonken:

- Apartheid; - Verenigd Europa; - Repressie;

- Herstructurering van de economie; - Bio- en genentechnologie;

- Eureka en wapenindustrie; - (Neo) Kolonialisme;

- Racisme en fascisme;

- Identificatie- en legitimatieplicht;

35 Communiqué RaRa, RARA-acties tegen de Marechaussee-kazernes in Oldenzaal en Arnhem, 18 maart 1990. <https://www.doorbraak.eu/gebladerte/10915f58.htm#rara>

(23)

- Imperialistische instituties zoals multinationals, IMF, WereldBank, GATT, IGGI, e.d.; - Bevolkingspolitiek van het Noorden;

- Nieuwe Wereldorde van BUSH (CLINTON); - Nederlandse cellenbeleid;

- maar vooral het Nederlandse vluchtelingen- en asielbeleid.36

Deze waslijst aan ideologische items waartegen RaRa zich richt geeft blijk van een

uiteenlopende en reactieve ideologie. De focus op Apartheid maakte ruimte voor een breed scala aan onderwerpen. De nieuwere ideologie van RaRa oogt warrig en gespleten, een te grote lijst aan zaken waar de groep tegen wil vechten. Dit in tegenstelling tot de duidelijke anti-Apartheid opvattingen die RaRa in de jaren ’80 bezat. Omdat de groep nooit opgepakt zou worden blijft het moeilijk om vast te stellen in hoeverre de RaRa van de vroege jaren ’90 verschilde met de RaRa van de jaren ’80, of om het boek RaRa geheel dicht te doen. Wel markeert deze periode een duidelijk verschil in ideologie en modus operandi: RaRa de brandstichters werd RaRa de bomplaatsers.

Wecke en Wester zien ook een duidelijk verschil tussen de eerdere brandstichtingen en deze latere aanslagen met menselijke doelwitten van RaRa in 1991. De onderzochte stukken geven blijk van onderlinge scepsis bij RaRa over de effectiviteit van de gebruikte aanslagen van de politieke actiegroep37. Interessanter nog is dat de resultaten van de analyse laten

blijken dat meerdere personen of groepen hebben bijgedragen aan de stukken. Er zijn verschillen te vinden van gebruikte schrijfstijl, genoemde ideologieën en genoemde intenties. Specifiek melden de twee onderzoekers dat zij de bomplaatsers in 1991 ervan verdenken niet dezelfde groep RaRa-activisten te zijn als de brandstichters in de jaren ’80. Er lijkt een scheiding te zijn tussen de meer gematigde RaRa-activisten die bewust

mensenlevens ontweken bij hun aanslagen in de jaren ’80 en de latere activisten die zichzelf onder de RaRa-noemer schaarden en bommen plaatsten bij staatssecretaris Aad Kosto en de Ministerie van Binnenlandse Zaken in 1991. Het communiqué dat bij deze bomaanslagen hoorde verschilde aanzienlijk ten opzichte van eerdere communiqués. De Groene

36 Revolutionaire Anti Racistiese Aktie. De Anti-Imperialistische Stroming in Nederland, Ministerie van

Binnenlandse Zaken, Binnenlandse Veiligheidsdienst. 25 november 1993. 28.

(24)

Amsterdammer noteert: ‘RaRa is òf in zijn geheel omgeschoold, òf een ander gezelschap heeft zich van de copyrightloze naam bediend’38. Buijs bemerkt een duidelijk stijlverschil in

het communiqué, dat een veel bredere aanval op de gehele Westerse samenleving lijkt te zijn dan een duidelijke afkeur voor apartheid of immigratiebeleid in Nederland. Dit

sentiment deelt Eikelenboom ook, die in zijn boek twijfelt aan de validiteit van de opeising van de bomaanslagen in 1991 door RaRa39. Het lijkt belangrijk een duidelijke scheidslijn aan

te houden tussen het RaRa van de jaren ’80 en het latere RaRa: RaRa de brandstichters en RaRa de bomplaatsers. Roemersma blijft er in zijn interview met Andere tijden vaag over. Hij wilt volgens de televisiemakers niet duidelijk stellen of de latere bomaanslagen door andere lieden werden uitgevoerd. Over de vraag wat RaRa is zegt hij: ‘Het is een concept, een idee en het heeft geen copyright. Ik denk dat er een zekere continuïteit in de logica zit’40.

Nederland en terreur vóór RaRa: De jaren ’70 en ‘80

Er kwam in de jaren ’70 in Nederland meer belangstelling voor terrorisme en de bestrijding daarvan. Met een paar onstuimige decennia in Europa achter de rug in de vorm van de ‘derde golf’ van geweld in de moderne tijd was de angst dat Nederland ook slachtoffer van een terroristische aanslag kon worden groeiende41. Er waren in Europa al problemen met

betrekking tot terreur, bijvoorbeeld in Duitsland met de Rote Armee Fraction of in Ierland met de IRA. Als reactie op deze problemen kwam toenmalig minister-president Barend Biesheuvel in 1973 met de zogenaamde ‘terreurbrief’, geschreven om het Nederlandse vertoog omtrent terrorisme in de juiste banen te leiden. Echter kenmerkt de historiografie deze periode in Nederland als een versplinterd publiek discours omtrent de definiëring van terrorisme42. De Nederlandse regering wilde contra-terroristische reacties buiten de

schijnwerpers houden en werd er doorgaans met een gematigde of terughoudende toon over terrorisme gesproken, als er überhaupt over terrorisme werd gesproken.

38 Gepubliceerd in NN, nr. 92, 14 november 1991, als gelezen in: Buijs, Overtuiging en geweld, 257.

39 Eikelenboom, Niet bang om te sterven, 222.

40 NTR, Andere tijden. De explosieve idealen van RaRa. Deel 2: De opsporing (25 oktober 2010).

41 Peter Klerks, Terreurbestrijding in Nederland, 1970-1988, Ravijn, 1989. 76.

42 Beatrice De Graaf, Theater van de angst. De strijd tegen terrorisme in Nederland, Duitsland, Italië en

(25)

Om de beeldvorming van RaRa neer te zetten in het publieke vertoog is het belangrijk om eerst een blik te werpen op de voorlopende inzichten binnen dit publieke vertoog, met name de scheidslijnen tussen criminaliteit en terrorisme. Specifiek wordt er gekeken hoe er in de loop van de tweede helft van de twintigste eeuw in Nederland wordt omgegaan met het fenomeen terrorisme. Door een historiografische blik te werpen op de ontwikkelingen van het Nederlands antiterreurbeleid tijdens deze periode kan er een bestaand discours worden geponeerd waartegen RaRa kan worden afgezet.

Een algemeen tendens dat al snel duidelijk wordt als er gekeken wordt naar een bestaand discours omtrent terrorisme in Nederland, is dat een dergelijk discours een zekere

historische benadering mist. Volgens Isabelle Duyvensteyn en Beatrice de Graaf wordt de opkomst van een terroristische dreiging snel bestempeld als een nieuw fenomeen, terwijl dat niet het geval hoeft te zijn43. De wetenschappers die kijken naar de historische bronnen

rondom terrorisme in de twintigste eeuw in Nederland en richten zich op primair politiële en justitiële bronnen44. Deze bronnen richten zich op of zijn reacties op specifieke

gebeurtenissen en beschrijven niet de langetermijnvisie rondom het Nederlandse

antiterreurbeleid. Verder stellen de onderzoekers dat waar er wel een focus ligt, die focus ook misplaatst kan zijn. Zo is er een te grote focus op de invloeden van terrorisme in het Westen en wordt er niet genoeg naar terreur in andere delen van de wereld gekeken45. Deze

focus zou een ongelijke verhouding schetsen tussen de mogelijkheden van terroristen in Westerse landen in vergelijking tot de mogelijkheden van terroristen in andere delen van de wereld. Daarnaast creëert dit een kunstmatige scheiding tussen wat een Westerse staat kan verwachten van een terroristische aanslag en wat een niet-Westerse staat kan verwachten van een terroristische aanslag.

In de tweede helft van de twintigste eeuw ondervond Nederland, in tegenstelling tot andere Europese landen, weinig problematiek betreffende een terroristische aanslag of dreiging. De 43 Isabelle Duyvensteyn & Beatrice de Graaf, ‘Terroristen en hun bestrijders, vroeger en nu’, in Duyvensteyn, I. & de Graaf, B., Terroristen en hun bestrijders, vroeger en nu, Boom Uitgevers, 2007. 7-12. 8.

44 Paul Abels, ‘Je wilt niet geloven dat zoiets in Nederland kan!’ Het Nederlandse contraterrorismebeleid sinds 1973’, in Duyvenstyn, I. & de Graaf, B., Terroristen en hun bestrijders, vroeger en nu, Boom Uitgevers, 2007. 121-128. 122.

(26)

focus van de Nederlandse inlichtingendiensten stond gericht op contraspionage in licht van de Koude Oorlog46. Echter, geheel geruisloos verliep deze periode vóór RaRa niet. In de jaren

’70 waren er de Zuid-Molukse acties en was er in het begin van de jaren ’80 veel opspraak rondom de Rote Armee Fraktion in Nederland. Volgens onderzoeksjournalist Siem

Eikelenboom waren er in de jaren ’70 en ’80 21 doden door terrorisme in Nederland, allemaal afkomstig vanuit deze twee groeperingen47. In zijn boek Niet bang om te sterven.

Dertig jaar terrorisme in Nederland beschrijft Eikelenboom het verloop van terrorisme in Nederland in onder andere de jaren ’70 en ’80. De Nederlandse autoriteiten hebben hun handen vol in deze periode met de verschillende, steeds gewelddadiger wordende, politieke actiegroepen van die tijd48. Een startschot ter noodzaak van de ontwikkeling van een

antiterreurbeleid in Nederland waren de gijzelingen in de jaren ’70, te beginnen met de bezetting van de woning van de Indonesische ambassadeur op 31 augustus 197049. Na deze

gijzeling en de bomaanslagen in de jaren daaropvolgend groeide het Nederlands besef voor het belang van een antiterreurbeleid. Dit groeiende besef mondde uit tot een nationaal belang voor een sterker antiterreurbeleid na de Zuid-Molukse treinkaping in december 1975. Echter was er in Nederland nog geen sprake van een dermate georganiseerd beleid50.

De beschikbare kennis werd gesprokkeld en er werd geïmproviseerd per situatie. Biesheuvel zelf was niet scherp in zijn omschrijving van ‘terroristische verschijnselen’. Toen hem

gevraagd werd deze uit te lichten in contrast met ‘terreuracties’ en ‘terreurdaden’ antwoordde hij:

Evenmin als de commissie hecht de Regering aan een streng onderscheid tussen verschijnselen van terroristische aard, waarvan sprake is in de tweede alinea van de brief van de Minister- President, terroristische daden of terreuracties en terreurdaden. Zo men wil is het eerste begrip het ruimste, het laatste het engste.51

46 Abels, ‘Je wilt niet geloven dat zoiets in Nederland kan!’ Het Nederlandse contraterrorismebeleid sinds 1973’, 122-123.

47 Siem Eikelenboom, Niet bang om te sterven. Dertig jaar terrorisme in Nederland, Nieuw Amsterdam, 2007. 9.

48 Eikelenboom, Niet bang om te sterven, 139-141.

49 Klerks, Terreurbestrijding in Nederland, 1970-1988, 29.

50 Idem, 48.

51 Handelingen Tweede Kamer 1972-1973, Rijksbegroting voor het dienstjaar 1973, Bijlagen 12000, Hoofdstuk VI Justitie, nr. 12 en nr. 14.

(27)

In zoverre dat Biesheuvel terroristische verschijnselen wilde aankaarten als landelijke problematiek liet een duidelijke uiteenzetting van de dreiging op zich wachten. In deze periode was een politiek debat gaande over het begrip ‘terrorisme’ in Nederland. Zodoende werd er een terughoudende aanpak neergezet. Hierbij was van belang dat er eerst gekeken werd naar de mogelijkheden en naar de achtergrond van de persoon of personen die de terroristische handelingen verrichten. De voorkeur ging uit naar het onderhandelen met die personen, strevende naar een geweldloze oplossing voor de situatie, in zoverre daar ruimte voor was. Zo vond een pragmatische, doelgerichte ‘Dutch Approach’ in de jaren ’70 zijn start. Wellicht interessant dat tegen de tijd dat er effectief beleid was tegen de vele

gijzelingen in de jaren ’70, de politieke actiegroepen andere methoden gingen gebruiken52.

Het nationaal besef voor het belang van antiterreurbeleid bleef aanwezig, al zij het tamelijk gering. Het nationaal besef voor de dreiging van terreur in Nederland werd in grote maten aangezet door de dreiging van geweld in plaats van door enig geweld van zichzelf53. Wanneer

er sprake zou zijn van een dreiging of gevaar waarschuwden de politie en

inlichtingendiensten, wat daarna leidde tot discussies in de media rondom de mogelijke maatregelen die genomen dienden te worden. Echter, deze gesprekken verloren snel hun aandacht in het nationale media wanneer de waarschuwingen van de politie en

inlichtingendiensten niet uitkwamen (omdat deze niet klopten ofwel tegengehouden zouden zijn). In tegenstelling tot andere landen waren Nederlanders onverschilliger tegenover enige terroristische dreigingen. Nederlands politiek dacht hier vergelijkbaar over: in een nota over ‘terroristische bankovervallen’ uit 1971 stelde het Directoraat-Generaal Politie van het ministerie van Justitie dat de publieke opinie voorspelbaar was in zoverre dat deze volledig afhing van het verloop van een terroristische aanslag54. Kamervragen die opkwamen aan de

hand van terroristische dreigingen en aanslagen in Nederland gingen voornamelijk over randoorzaken en neveneffecten en niet over Nederlands antiterreurbeleid an sich55. Er werd

bijvoorbeeld gevraagd waarom er niet genoeg beveiliging was rondom het doelwit van een terroristische aanslag en niet waarom dat doelwit gekozen werd. Nederlandse

52 Klerks, Terreurbestrijding in Nederland, 1970-1988, 48.

53 Idem, 55-56.

54 De Graaf, Theater van de angst. De strijd tegen terrorisme in Nederland, Duitsland, Italië en Amerika, 34.

(28)

inlichtingendiensten hoefden er alleen maar voor te zorgen dat de uiteindelijke afloop van een aanslag gematigd zou blijven om het algemeen openbaar vertoog rondom terrorisme in Nederland laag te houden. Dat zou er op zijn beurt voor zorgen dat de Nederlandse

inlichtingendiensten onveranderd verder kunnen gaan met hun bezigheden. De Nederlandse Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) sprak dan ook in hun allereerste openbare rapport in februari 1992 over een algeheel rustig Nederland in de laatste dertig jaar: ‘Vastgesteld moet worden dat geweld uit extremistische hoek tot op heden nooit heeft geleid tot meer dan overigens aanzienlijke zaakschade’56. Het BVD-rapport vindt geen aanwijzingen voor

georganiseerd terrorisme in Nederland en geeft daarvoor als reden de ‘Rustland’-hypothese. Deze stelt dat er in Nederland minder sprake was van grootschalig terrorisme omdat

Nederland als een rustland fungeert voor terroristische cellen57. Hiermee wordt bedoeld dat

Nederland een land zou zijn waarin aanslagplegers of terroristische cellen veilig zouden kunnen onderduiken terwijl zij in omringende landen aanslagen beramen. In Nederland zouden ze veiliger kunnen rusten tussen aanslagen op andere landen door een

terughoudend Nederlands terreurbeleid. Door geen grootschalige aanslagen in Nederland zelf te plegen zorgen deze cellen ervoor dat terrorisme in Nederland een gematigd

onderwerp blijft, waardoor er geen scherper beleid wordt gesteld tegen hen.

Ondanks een gematigd Nederlands besef voor de dreiging van terrorisme in Nederland groeide het Nederlands anti-terreurbeleid dramatisch in de jaren ’70 en ’80 van de twintigste eeuw. De Nederlandse inlichtingendiensten hebben een aantal veranderingen gemaakt sinds hun formele oprichting in 1912 en Constant Hijzen stelt dat deze

veranderingen hebben plaatsgevonden door invloeden van verschillende politieke, bureaucratische of sociale actoren58. Hij stelt dat de inlichtingendiensten reageren op

dreigingspercepties, en dat die dreigingspercepties gevormd worden door deze actoren. De Nederlandse inlichtingendiensten werden de BVD in 1961 en groeide van een politiek-onbelangrijke partij tot een grote, bureaucratische en politieke organisatie. Echter, wanneer de dreiging van het communisme kleiner leek te worden moest de BVD zich aanpassen aan een nieuw tijdperk. De angst dat de BVD verouderd en onbruikbaar zou worden was 56 Bron Ontwikkelingen op het gebied van de binnenlandse veiligheid. Taakstelling en werkwijze van de BVD (Den Haag 1992), 23.

57 Klerks, Terreurbestrijding in Nederland, 1970-1988, 94.

(29)

aanwezig, dus de BVD poogde zichzelf te ontplooien in zaken waar het in de jaren ’70 en ’80 mee te maken kreeg59. Het moest meegaan met de nieuwe dreigingen die in de jaren ’70 en

’80 ontstonden. Zoals vermeld maakte Nederland gebruik van de ‘Dutch Approach’, waarbij er gepoogd werd geweldsmogelijkheden te minimaliseren en de geweldplegers zo veel mogelijk de kans geven zich terug te assimileren in de Nederlandse samenleving. Het

dubbele nut hiervan was om zowel de geweldloze oplossing zo lang mogelijk open te houden alsmede het ‘open karakter van de [Nederlandse] samenleving’ te berokkenen60. Kijkende

naar de Duitse maatregelen tegen terreur was er een groeiende angst dat de Nederlandse samenleving ook sterk aangetast zou kunnen worden door te doordringende maatregelen61.

Belangrijk voor de geweldloze oplossing was de manier waarop met het label ‘terrorist’ werd omgegaan. Door gewelddadige aanslagen zo lang mogelijk niet als terreur te bestempelen werd er getracht de daders zich niet als een kat in het nauw te laten voelen, opdat ze dan geen rare sprongen zouden maken. Peter Klerks schrijft in zijn werk Terreurbestrijding in Nederland, 1970–1988 dat het neerzetten van een bepaald etiket bewust door de overheid gebruikt werd om de ‘emoties’ van de samenleving in bedwang te houden62. Een belangrijk

voorbeeld hiervan is het belang van het verschil behouden tussen politiek gewelddadige activisten en terroristen. Deze grens werd aangeduid met het respect voor mensenlevens. Het beeld moest ontstaan dat als er niemand was gestorven de daders geen terroristen zouden zijn. In tegenstelling tot andere landen wilden de Nederlandse autoriteiten daders de mogelijkheid laten behouden terug te keren in de Nederlandse samenleving door deze laatste morele grens te bewaren63. Daarnaast waren de Nederlandse Inlichtingendiensten

ervan gediend het vertoog rondom terreur beperkt te houden zodat zij hun werk konden blijven doen zonder te veel ophef en zonder verdere politieke invloeden.

Een belangrijk thema rondom de Nederlandse Inlichtingendiensten tijdens deze periode was de mate van zelfstandigheid die hen werd toegewezen zonder maatschappelijk of politiek

59 Hijzen, Vijandbeelden: de veiligheidsdiensten en de democratie, 281-282.

60 Abels, ‘Je wilt niet geloven dat zoiets in Nederland kan!’ Het Nederlandse contraterrorismebeleid sinds 1973’, 121.

61 De Graaf, Theater van de angst. De strijd tegen terrorisme in Nederland, Duitsland, Italië en Amerika, 35.

62 Klerks, Terreurbestrijding in Nederland, 1970-1988, 204-206. Alsmede Dirk Engelen, Geschiedenis van de

Binnenlandse Veiligheidsdienst, Den Haag, 1995. 19.

63 Abels, ‘Je wilt niet geloven dat zoiets in Nederland kan!’ Het Nederlandse contraterrorismebeleid sinds 1973’, 125.

(30)

toezicht. Veel voorkomende kritiek rondom het Nederlands antiterreurbeleid in de tweede helft van de twintigste eeuw heeft betrekking op de ondemocratische manier waarop de Nederlandse Inlichtingendiensten zijn gegroeid in hun rol als terreurbestrijders. Klerks stelt dat de tendens rondom terreurbestrijding in Nederland een sterke decentrale aanpak was waarbij er veel werd toegelaten zonder dat het Nederlands volk ervan af wist64. Wat hem

opviel waren de vele achterkamer afspraken en interne beslissingen, en een te kort aan verantwoordingen naar buitenaf. In een stap naar een professioneler antiterreurbeleid in Nederland stapten Nederlandse politici naar adviescommissies en bestaande diensten zoals de BVD om beleid te vormen65. Specialisten binnen die commissies en groepen werden

ingeschakeld om beleid te maken. Wat niet duidelijk is uit de perspublicaties is in hoeverre onderzoeksinstituten en deskundigen invloed hebben gehad op het Nederlands

antiterreurbeleid. Wel ziet Klerks steeds meer contact en overlap tussen de Nederlandse overheid en deze groepen66. Uiteindelijk mondden die groepen uit tot specialistische

antiterreurdiensten. Binnen het kader van een onverschillig Nederlands publiek hadden deze specialistische diensten veel vrijheid en weinig verantwoording af te leggen. De vaste

richtlijnen die gesteld werden door de Secretaris-Generaal namens de Minister van Justitie in de jaren ’70 moesten baten bij de professionalisering van de Nederlandse

Inlichtingendiensten maar boden vooral een steunpilaar om te doen wat men wilde, mits de resultaten behaald werden. Men vond het vervelend dat terreurbestrijding noodzakelijk was, maar als het nodig was kon het beter aan de slimste en meest discrete mensen

overgelaten worden, aldus Klerks67. In de eerste helft van de twintigste eeuw ontwikkelde de

BVD zich al als een autonoom orgaan dat met rust gelaten werd en van steun genoot als een ‘noodzakelijk kwaad’68. In deze tijd waren er al tegengeluiden betreffende de

ondemocratische aard van de totstandkoming en in stand houding van de BVD. In de jaren ’70 werkte de BVD voornamelijk aan contraspionagebeleid voordat deze meer in het kader van terreur ging werken. Vanaf de Zuid-Molukse kapingen kreeg deze dienst meer overlap met het primair justitiële klimaat van terreurbestrijding. Volgens De Graaf was hier vaak sprake van ‘territoriumdrift’: aangezien de grenzen van de ene dienst op de andere niet 64 Klerks, Terreurbestrijding in Nederland, 1970-1988, 368-369.

65 Idem, 50 & 54.

66 Idem, 157.

67 Idem, 105-106.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hij heeft een baard en deelt cadeautjes uit... Let op

De kinderen verklanken het woord eerst (bijvoorbeeld: v-a-n-d-aa-g) en schrijven het daarna pas

Daartoe wordt een stalen plaat in een oplossing van tinsulfaat (SnSO 4 ) gehangen en verbonden met een van de polen van een gelijkspanningsbron?. 2p 18 † Is het staal de positieve

De positie van Arnon Grunberg en Peter Middendorp als literatoren in

(Zie vervolg pag.. van economische zaken, drs. Zo zijn de overheidsfinanciën thans heel wat ge- zonder dan zes jaar geleden; bovendien wordt er meer gespaard, wat

Het is ook daarom, dat wij er steeds voor hebben gepleit, dat ons land in de sa- menleving der volkeren mee zou bouwen aan nieuwe vormen, die er toe zouden

Op dit moment kunnen ze hiermee nog goed functioneren binnen de huidige markt, maar wat zal er in de toekomst gebeuren als de markt zich steeds sneller gaat ontwikkelen, de

Een persoon met een interne locus of control heeft ze niet nodig: hij bepaalt zelf wanneer hij op zijn mobiel moet kijken.. [2.12]