Met de blik van de schrijver
De positie van Arnon Grunberg en Peter Middendorp als literatoren in de
journalistiek
Masterscriptie voor de opleiding Journalistiek Rijksuniversiteit Groningen
Selma Knepflé
Studentnummer: 1425390 Studiepad: Dagbladjournalistiek Begeleider: dr. I.M. van den Broek Tweede lezer: prof. dr. M.J. Broersma Datum: 19 juli 2010
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Inleiding p. 4
1.1 De schrijver wordt verslaggever p. 4
1.2 Vraagstelling p. 7
1.3 Peter Middendorp p. 9
1.4 Arnon Grunberg p. 10
Hoofdstuk 2 Theoretisch kader p.14 2.1 Schrijvers in de journalistiek p.14 2.2 De veldentheorie van Pierre Bourdieu p.18 2.3 De ontwikkeling van journalistieke stijl in Nederland p.21 2.4 Metajournalistiek p.32 2.5 Tot slot: reflectie en literaire stijl p.40
Hoofdstuk 3 Arnon Grunberg en Peter Middendorp in het journalistieke veld p. 42 3.1 Inleiding p.42 3.2 Kenmerken van het journalistieke veld p.43 3.3 De werkwijze van Peter Middendorp p.47 3.3.1 Middendorps omgang met de werkelijkheid p.47 3.3.2 Middendorps omgang met journalistieke waarden en normen p.51 3.3.3 Middendorps gerichtheid op nieuws p.55 3.3.4 Middendorps habitus p.58 3.4 De werkwijze van Arnon Grunberg p.59 3.4.1 Grunbergs omgang met de werkelijkheid p.59 3.4.2 Grunbergs omgang met journalistieke normen en waarden p.69 3.4.3 Grunbergs gerichtheid op nieuws p.71 3.4.4 Grunbergs habitus p.72 3.5 Conclusie p.73 3.5.1 Peter Middendorp p.73 3.5.2 Arnon Grunberg p.74
Hoofdstuk 4: Stijl p.76 4.1 Inleiding p.76 4.2 Middendorps stijl p.76 4.2.1 Structuur en vertelwijze p.76
4.2.2 Ruimte-‐ en karakterbeschrijvingen p.80 4.2.3 Dialogen p.82 4.2.4 Ironie, overdrijving en spot p.85 4.3 Grunbergs stijl p.87 4.3.1 Structuur en vertelwijze p.87 4.3.2 Ruimte-‐ en karakterbeschrijvingen p.89 4.3.3 Dialogen p.90 4.3.4 Ironie, overdrijving en spot p.90 4.4 Conclusie p.92 4.4.1 Peter Middendorp p.92 4.4.2 Arnon Grunberg p.92 4.4.3 Inzet van cultureel kapitaal in het journalistieke veld p.93
Hoofdstuk 5: Reflectie op de journalistiek p.95 5.1 Inleiding p.95 5.2 Middendorp en reflectie p.96 5.3 Grunberg en reflectie p.106 5.4 Conclusie p.114 5.4.1 Reflectie binnen het journalistieke veld volgens Bourdieu p.116 5.4.2 Invloed op het veld p.117
Hoofdstuk 6: Conclusie p.121
Bibliografie p.127
Hoofdstuk 1 – Inleiding
1.1 De schrijver wordt verslaggever
‘Veel schrijvers slepen stukjes werkelijkheid het hol van hun fictie binnen. Ik probeer juist fictie het hol van de werkelijkheid binnen te slepen.
Misschien was mijn leven niet zo ontspoord als ik wat minder fictie het hol van de werkelijkheid binnen had gesleept.’1
Voor een goed verhaal doet schrijver Arnon Grunberg alles. In zijn columns en reisverhalen uit NRC Handelsblad, gebundeld als Grunberg rond de wereld brengt hij zichzelf in de vreemdste situaties. Hij steelt geld als hem dat gevraagd wordt, laat zich voor de grap achtervolgen door een ingehuurde detective, begint uit het niets een forellenkwekerij of probeert SM uit onder het motief: ‘Leven was een gerecht dat mij niet meer smaakte. Ik had het dag in dag uit gegeten. Nu wilde ik aan de dood knabbelen.’2
De columns van Grunberg lezen eerder als scènes uit een spannend boek dan als waargebeurde fragmenten uit zijn leven. Continu manipuleert Grunberg de werkelijkheid zodat die steeds meer lijkt op fictie: ‘Een wereld die niet door mij geordend is en die niet onder mijn regie staat, vind ik onacceptabel.’3 Een totale chaos is het gevolg: ‘Ik leefde in twintig verschillende leugens tegelijk. En ik hoefde geen astroloog te raadplegen om te weten dat mijn leugens binnenkort zouden barsten als de beurs op zwarte maandag.’4
De columns uit Grunberg rond de wereld zijn echter persoonlijke verhalen en hebben, hoewel ze in een krant verschijnen, met journalistiek niet zoveel te maken. Dat verandert echter wanneer Grunberg besluit ‘onder de mensen’ te gaan: ‘Ik had de behoefte over de levens van anderen te schrijven (…)’5 En dus gaat de schrijver met het Nederlandse leger naar Afghanistan, met het Amerikaanse leger naar Irak, bezoekt hij de gevangenis Guantánamo Bay op Cuba en reist hij af naar Israël, Ghana, Paraguay, Libanon, Kosovo en Peru. Maar ook gaat Grunberg undercover werken bij een hotel in Beieren en duikt onder bij gezinnen in Utrecht, om over het dagelijks leven van mensen
1 Arnon Grunberg, Grunberg rond de wereld (Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 2004) 105.
2 Ibidem, 164.
3 Ibidem, 105.
4 Ibidem, 123.
5 Arnon Grunberg, Kamermeisjes en soldaten. Arnon Grunberg onder de mensen (Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 2009) 8.
te schrijven. Zijn motivatie: ‘Ik schrijf omdat ik wil weten hoe mensen dat doen, leven.’6
‘Literair-‐journalistieke’ stukken worden Grunbergs columns uit de rubriek
‘Grunberg onder de mensen’ ook wel genoemd. ‘Dit boek is non-‐fictie, dus ik sta er voor in dat alles wat erin staat echt gebeurd is’, zegt de schrijver over zijn gebundelde columns in het radioprogramma ‘Met het Oog op Morgen’.7 Maar bij een schrijver als Grunberg, die erom bekend staat over een rijke fantasie te beschikken en mensen graag voor de gek houdt – in 2000 bedacht hij ‘Marek van der Jagt’, een pseudoniem waar hij pas afstand van deed nadat NRC Handelsblad de schrijver met wetenschappelijk bewijs ontmaskerde – vraag je je toch af: is dit allemaal wel waar? Hoe benadert een schrijver, die gewend is van zijn leven fictie te maken, de werkelijkheid als journalist?
Een schrijver die op soortgelijke missie werd gestuurd – als verslaggever onder de mensen -‐ is columnist Peter Middendorp. Voor het Volkskrant Magazine maakte hij lange reportages, variërend van persoonlijke verhalen over internetdaten, tot artikelen over commerciële bingoavonden, een rouwcafé of een nudistencamping. Voor dagblad De Pers dompelde Middendorp zich onder in het dagelijks leven in de Haagse politiek. In een column schrijft hij vanaf 2007 over de gebeurtenissen op het Binnenhof. Niet zakelijk en gericht op de feiten, zoals gebruikelijk bij parlementair journalisten, maar als observator van de kleine gebeurtenissen, de details die de lezer normaal gesproken niet te lezen krijgt.
De aanwezigheid van Peter Middendorp zorgt nogal eens voor opgetrokken wenkbrauwen. Middendorp lapt regelmatig de ongeschreven regels van de parlementaire journalistiek aan zijn laars. Zo werd hem bijna de toegang aan journalistencafé Nieuwspoort ontzegd, omdat hij zich niet aan de afspraak hield dat de uitspraken van politici daar als ‘off the record’ worden beschouwd.
Middendorp staat erom bekend alles op te schrijven wat hij ziet. Deze werkwijze levert de schrijver nog al eens dilemma’s op. Op 30 september 2008 schrijft Middendorp in zijn column: ‘Premier Balkenende is een billenknijper. Hij geeft de voorkeur aan jonge vrouwen, die er niets van durven te zeggen.’8 Vervolgens beschrijft hij hoe de premier met een ‘zijige grijns’ geniet van zijn bezigheden.
Middendorp had zijn twijfels of hij dit moest publiceren. In een reconstructie in het boek De lachende derde licht hij zijn overwegingen toe:
6 Ibidem,171.
7 http://www.arnongrunberg.com/review/797, 04-‐06-‐2010.
8 Peter Middendorp, ‘Billenknijper’, De Pers, 30-‐09-‐2008.
‘De journalistiek is een vak van getallen. Je moet altijd drie voorbeelden van iets hebben.
Eén voorbeeld is niets, willekeur, drie voorbeelden zijn een trend, drie is alles. Ik had nu twee voorbeelden, nu ja, zo ongeveer. Twee bronnen dan. De jonge vrouw en mijn eigen ogen. Behoorlijk betrouwbaar: om niet te zeggen: volkomen.’ 9
Denkend aan de gevolgen die het stukje tekst zou kunnen hebben voor de premier, de
‘enorme toestanden’, belangstelling van de internationale pers, besluit hij zijn dilemma voor te leggen aan twee ‘echte’ journalisten. ‘Zij hadden niet veel tijd nodig om een advies te formuleren’, schrijft hij:
‘“Ben je zeker?” vroeg de een.
“Ja,” zei ik.
“Schrijven,” zeiden ze.’10
De column laat de confrontatie van de schrijver zien met de journalistieke werkwijze en daarbij komende ethische afwegingen. Om iets als feit te publiceren, is alleen de observatie van de schrijver niet genoeg. Sterker nog, de waarneming van een schrijver kan bij vakgenoten, collega-‐journalisten, zelfs wantrouwen oproepen. ‘Is het niet zo dat een schrijver soms iets waarneemt wat een ander helemaal niet ziet?’ vraagt Paul Witteman aan Middendorp in het praatprogramma ‘Pauw & Witteman’. ‘Nou, dat kan zijn,’ is diens antwoord. ‘Maar in dit geval kan ik u geruststellen, dit is honderd procent waar.’11
De columns van Peter Middendorp voor dagblad De Pers zijn een ‘literair nonfictieproject’, zo schrijft hij in zijn boek Lange Poten.12 Dat het non-‐fictie is wil nog niet zeggen dat Middendorp een journalistieke houding aanneemt, dat de manier waarop hij feiten verzamelt die van een journalist benadert. Of dat er helemaal niets ‘bij verzonnen’ is in zijn columns.
Het werk van zowel Grunberg als Middendorp roept de vraag op: hoe beweegt een schrijver zich in de journalistiek? Als de schrijver journalist wordt, dient hij zich dan ook aan de journalistieke regels te houden? Is het niet inherent aan de schrijver om de werkelijkheid te ‘gebruiken’ voor, in dienst te stellen van, een goed verhaal, of er tenminste een beetje fictie aan toe te voegen?
9 Peter Middendorp, De lachende derde (Amsterdam: Prometheus, 2009) 61.
10 Idem.
11 http://pauwenwitteman.vara.nl/Archief-‐
detail.113.0.html?&tx_ttnews%5Btt_news%5D=12770&tx_ttnews%5BbackPid%5D=116&cHash=7b8f74d2 2e, 01-‐02-‐2010.
12 Peter Middendorp, Lange Poten (Amsterdam: Prometheus, 2008) 7.
In deze scriptie wil ik dit soort vragen aan de orde stellen. Daarvoor maak ik hoofdzakelijk gebruik van een theorie van Pierre Bourdieu (1930-‐2002), een invloedrijke Franse socioloog die de samenleving indeelde in verschillende velden, die elkaar deels kunnen overlappen. Grunberg en Middendorp bewegen zich als schrijver/journalist tussen het veld van de literatuur en de journalistiek. Zij hebben hun vaardigheden, manier van denken en status opgedaan in het literaire veld en brengen dit in als ‘cultureel kapitaal’ in het journalistieke veld, waar zij te maken krijgen met andere wetten en regels. Niet alleen roept dit de vraag op waar zij tegenaan lopen in de journalistiek, maar ook wat ze met hun achtergrond en (literaire) stijl eigenlijk kunnen toevoegen aan de verslaggeving. Waarom als krant een schrijver op pad sturen in plaats van een journalist?
Ook springt bij beide schrijvers in het oog dat zij in hun reportages/columns reflecteren op de journalistiek, hun eigen rol als schrijver/journalist en de moeilijkheden die zij in hun journalistieke werk tegenkomen. Middendorp observeert in Den Haag niet alleen politici, maar ook zijn ‘collega’s’, wanneer zij als een horde achter politici aanrennen om quootjes te vangen, of onderonsjes sluiten met voorlichters.
Grunberg beschrijft hoe menig politicus of voorlichter zijn geduld verliest wanneer hij als journalist achter de waarheid probeert te komen in gevoelige kwesties, zoals medicijnhandel op Guantánomo Bay of de bestemming van de opbrengsten van goudmijnen in Afrika. In dit onderzoek zal ik mij ook richten op de metajournalistieke bespiegelingen in het werk van Grunberg en Middendorp en kijken of wat zij met hun reflecties en eventuele kritiek op het vak kunnen toevoegen aan de journalistiek.
1.2 Vraagstelling
Ik richt mij in deze scriptie op het non-‐fictionele werk van Grunberg en Middendorp, waarin zij als schrijver op pad werden gestuurd in de rol van verslaggever, voor drie vergelijkbare media: het Volkskrant Magazine (reportages van Middendorp uit 2000 tot en met 2007), dagblad De Pers (columns van Middendorp uit 2007 tot en met 2009) en NRC Handelsblad (columns Grunberg). Bij het werk van Grunberg besteed ik met name aandacht aan zijn columns uit de rubriek ‘Grunberg onder de mensen’ (2006 tot en met 2009) omdat de schrijver in dit werk wat betreft onderwerpkeuze het dichtst de journalistiek benadert.
De hoofdvraag van dit onderzoek luidt: op welke manier bewegen de schrijvers Grunberg en Middendorp zich in het journalistieke veld (welke problemen komen zij tegen) en wat voegen zij toe (op het gebied van stijl en reflectie)?
Hoofdstuk twee vormt het theoretisch kader, waarin ik de geschiedenis van schrijvers in de journalistiek door de negentiende en twintigste eeuw heen in hoofdlijnen uiteen zet. Ook licht ik toe hoe de journalistieke stijl zich in Nederland heeft ontwikkeld. Vervolgens bespreek ik literair-‐journalistieke stromingen als New Journalism, Intimate Journalism en Personal Journalism en modernere vormen van literaire journalistiek. Tenslotte zal ik ingaan op het begrip metajournalistiek en hoe reflectie op de journalistiek in Nederland in het verleden plaats heeft gevonden.
Uiteraard zal in dit hoofdstuk ook de belangrijkste theorie, de veldentheorie van Bourdieu, worden uitgelegd. In de drie volgende hoofdstukken zal ik vervolgens aan de hand van deelvragen de analyse uitvoeren.
In hoofdstuk drie analyseer ik welke problemen schrijvers tegenkomen in het journalistieke veld. Bourdieu stelde dat binnen ieder veld actoren te maken krijgen met voor het veld specifieke (ongeschreven) regels, de doxa. De deelvraag van dit hoofdstuk luidt in hoeverre Grunberg en Middendorp afwijken van de gangbare werkwijzen voor een journalist (de doxa) en of zij een journalistieke houding (habitus) aannemen. Hierbij kijk ik onder meer naar hoe zij de werkelijkheid benaderen, als journalist of als schrijver.
In hoofdstuk vier komt de stijl van Grunberg en Middendorp aan bod. Van welke stijlmiddelen en technieken uit de literatuur, dan wel journalistiek, maken zij gebruik en wat voor invloed heeft dit op hun reportages/columns? Hiermee beantwoord ik de vraag wat zij aan (cultureel) kapitaal inbrengen vanuit het literaire in het journalistieke veld.
Het vijfde hoofdstuk is tenslotte gewijd aan metajournalistiek. Hierin kijk ik op welke manier Grunberg en Middendorp de problemen beschrijven waar journalisten tegen aanlopen en in hoeverre zij kritiek hebben op de journalistiek. Ik kijk hoe zij zich in de traditie van de huidige metajournalistiek in Nederland plaatsen en of zij met hun reflectie iets kunnen toevoegen.
In de deelconclusies en in de eindconclusie zal ik ook, waar dat relevant is, de schrijvers met elkaar vergelijken. Arnon Grunberg is een veel bekendere, meer gevestigde schrijver dan de relatieve nieuwkomer Peter Middendorp. Juist de verschillen in achtergrond tussen de schrijvers maken een vergelijking interessant. Ook kunnen verschillen in bijvoorbeeld schrijfstijl, laten zien op welke uiteenlopende manieren een schrijver iets kan toevoegen aan de journalistiek.
Voordat ik overga tot het theoretische gedeelte en de analyses, zal ik eerst beide schrijvers kort introduceren.
1.3 Peter Middendorp
Peter Middendorp (Emmen, 1971) ging na afronding van zijn havo en vwo Geschiedenis en Journalistiek studeren aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zijn doel was schrijver te worden, en de journalistiek ‘kwam daar het dichtste bij’, zo stelt Middendorp.13 Al tijdens zijn studie was hij actief in het literaire circuit. Hij schreef columns voor studentenkranten en korte verhalen voor literaire tijdschriften. Door een redacteur van HP/de Tijd werd hij gevraagd om als freelancer reportages voor het blad te maken.14 Middendorp verhuisde naar Amsterdam en publiceerde tevens in dag-‐ en weekbladen als Het Parool en De Groene Amsterdammer.
Na een roerige periode in Amsterdam, waar Middendorp naar eigen zeggen ‘te ruig ging leven’ en last kreeg van een paniekstoornis, keert hij tijdelijk terug naar Emmen.15 In 2002 komt zijn debuutroman Noordeloos uit, het verhaal van een 28-‐jarige man in een plaatsje in het noordoosten van Nederland, die ploetert met het leven, de liefde en last heeft van paniekaanvallen.16 Het boek wordt een hoog autobiografisch gehalte toegedicht. ‘Je kunt niet niet-‐autobiografisch schrijven,’ zegt de schrijver daarover in Het Parool. 17 Drie jaar later volgt zijn tweede boek Amateur, over de besluiteloosheid van een jongeman die het probeert te maken op de kunstacademie, maar daar genadeloos in faalt.18
In de periode 2000 tot 2007 schreef Middendorp zijn reportages voor het Volkskrant Magazine. In 2006 wordt een groot deel van deze verhalen gebundeld als Eerst had ik een leuke vriendin.19 De bundel wordt door recensenten goed ontvangen.
Middendorp wordt vooral geprezen om zijn ironische manier van schrijven en de wijze waarop hij de alledaagse werkelijkheid van het Nederlandse volk door het land heen observeert, volgens Joep van Ruiten van Het Parool op een manier die doet denken aan documentairemaker Michiel van Erp en columnist Martin Bril.20 Middendorp schrijft in deze periode ook regelmatig korte verhalen voor het literaire tijdschrift Tzum en stelt samen met Stijn Aerden een verhalenbundel samen met bijdragen van jonge Nederlandse en Vlaamse auteurs.21
13 Informatie verkregen uit mailcontact, 17-‐05-‐2010.
14 Idem.
15 Peter Middendorp, ‘Ik kan niet tegen luxe’, in IJsberen en zitvlees. Schrijvers en dichters over hun schrijfproces, edited by Cor Vos (Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij L.J. Veen, 2004), p. 14-‐22, 18.
16 Peter Middendorp, Noordeloos (Amsterdam: Uitgeverij Thomas Rap, 2002)
17 Maarten Moll, ‘Een lapzwans op zoek naar geluk. Gesprek met debutant Peter Middendorp’, Het Parool, 15-‐03-‐2002.
18 Peter Middendorp, Amateur (Amsterdam: De Bezige Bij, 2005)
19 Peter Middendorp, Eerst had ik een leuke vriendin: waar gebeurde verhalen van een binnenlandse kosmopoliet (Amsterdam: Prometheus, 2006)
20 Joep van Ruiten, ‘Gewoon bij mensen langs’, Het Parool, 05-‐10-‐2006.
21 Stijn Aerden and Peter Middendorp, ed., Immer met moed: verhalen over pech, tegenslag en onvermogen (Amsterdam: Meulenhoff, 2005)
Als Middendorp in 2007 als columnist aantreedt bij dagblad De Pers wordt hij bekend bij een groter publiek. De bundeling van zijn eerste columns, Lange Poten (2008) wordt veel besproken en goed verkocht. De schrijver, die inmiddels half in Groningen, half in Den Haag woont, verschijnt in praatprogramma’s als ‘Pauw & Witteman’, op Radio 1 bij het cultuurprogramma ‘Kunststof’ en wordt door diverse dagbladen geïnterviewd over zijn kijk op de Haagse politiek.22 Bij menig journalist en politicus staat hij binnen korte tijd bekend als de kritisch observerende ‘outsider’ op het Binnenhof.
Maar Middendorps werk beslaat inmiddels meer dan alleen de wandelgangen in Den Haag. Voor zijn tweede bundeling columns, De lachende derde (2009) doet hij uitgebreid onderzoek naar toenmalig premier Jan Peter Balkenende. Hij leest zijn boeken, observeert hem urenlang in debatten en reist af naar Zeeland om zijn geboortedorp te bezoeken. Het boek komt hem op een mengeling van bewondering en kritiek te staan. Zijn scherpe observaties en geestige stijl (Arie Storm van Tros Nieuwsshow vergelijkt hem wederom met Martin Bril) worden door critici geprezen, maar de persoonlijke aanpak, beschrijvingen van zijn vrouw en moeder, wordt vooral door het CDA sterk afgekeurd.23
Met de kennis van nu (2010) is het meest recente boek van Middendorp en is wederom een bundeling van zijn columns. Ditmaal worden zijn observaties gebracht als een grappig bedoelde ‘alternatieve’ kieswijzer voor de Tweede Kamer verkiezingen van 9 juni 2010.
1.4 Arnon Grunberg
De van oorsprong Joodse schrijver Arnon Yasha Yves Grunberg (Amsterdam, 1971) verliet voortijdig de middelbare school om te acteren, toneelstukken te schrijven en op negentienjarige leeftijd een uitgeverij te beginnen. 24 Kasimir, dat ‘niet-‐arische’
Germaanse literatuur moest uitgeven, werd echter nooit een groot succes. Als acteur schopte Grunberg het ook niet ver, maar met zijn romandebuut Blauwe Maandagen was hij op 23-‐jarige leeftijd in een klap een succes in de literaire wereld. Het boek werd een bestseller en Grunberg won er de Anton Wachterprijs mee, die tweejaarlijks wordt uitgereikt voor het beste debuut.25 Daarna volgden de romans Figuranten (1997), De heilige Antonio (boekenweekgeschenk, 1998) en Fantoompijn (2000, bekroond met de AKO-‐literatuurprijs). 26
22 http://www.petermiddendorp.nl/pers.html, 09-‐06-‐2010.
23 http://radio.tros.nl/?page=detail&p=38248&type=book&col=left&userPage=nieuwsshow, 11-‐06-‐2010;
http://player.omroep.nl/?aflID=10209112, 11-‐06-‐2010.
24 http://www.arnongrunberg.com/about, 08-‐06-‐2010.
25 http://www.antonwachterprijs.nl/, 08-‐06-‐2010.
26 http://www.arnongrunberg.com/about#l23, 11-‐06-‐2010.
Met De geschiedenis van mijn kaalheid won Grunberg in 2000 wederom de Anton Wachterprijs, onder de naam Marek van der Jagt. Grunberg maakte echter niet bekend dat hij onder dat pseudoniem school en accepteerde de prijs ook niet. Van der Jagt zou een voormalig filosofie-‐student zijn uit Wenen, die in een drogisterij werkte. Maar hij bleek niet op het opgegeven adres te wonen en correspondeerde alleen via e-‐mails, die verzonden werden vanuit New York, de woonplaats van Grunberg. Van der Jagt weigerde mee te werken aan een antecedentenonderzoek. ‘U was van plan mijn boek te bekronen, niet mijn existentie’, liet hij de jury weten.27
Pas twee jaar later, nadat NRC Handelsblad met behulp van tekstonderzoek door een Italiaans computerprogramma zijn identiteit had ontmaskerd, gaf Grunberg toe Van der Jagt te hebben gecreëerd. Vermoedens onder diverse critici bestonden er al langer, zo schrijft Arjan Peters van de Volkskrant: ‘De humor, de stijl (met veel herhalingen), en de thematiek (jongeman leert het leven in scène te zetten, om zodoende de listen en lagen van het lot te pareren) kwamen zozeer overeen met Grunbergs werk dat er op zijn minst van nauwe verwantschap sprake leek.’28 Behalve De Geschiedenis van mijn kaalheid publiceerde Grunberg ook Gstaad 95-98 (2002) en Monogaam (2002) onder dit pseudoniem. Na de ontmaskering van zijn identiteit gaf Grunberg Van der Jagt al snel op.
In 2005 verscheen onder het pseudoniem nog een laatste essay, Otto Weiniger of Bestaat de jood, met de voetnoot: ‘Dit is het laatste boek waarop de naam Marek van der Jagt zal prijken. Hij heeft geen functie meer, en daarmee ook geen identiteit. Hij moet doen wat ik nog niet kan: sterven.’29
In het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw publiceert Grunberg bijna ieder jaar een nieuwe roman. Na De Mensheid zij geprezen (2001, bekroond met de Gouden Uil in 2002) volgt De Asielzoeker (2003), die bekroond werd met de AKO-‐
literatuurprijs en de Ferdinand Bordewijkprijs.30 In 2004 verschijnen Het aapje dat geluk pakt en De joodse messias.
In 2006 verschijnt Tirza, een van Grunbergs succesvolste romans. Meer dan 300 duizend exemplaren worden verkocht en Grunberg won er de Gouden Uil (2007), de Libris literatuurprijs (2007) en de ‘Prix Littéraire des Jeunes Européens’ (2010) mee.
Het Nationale Toneel bracht in 2010 een versie van Tirza op theater en ook de filmrechten zijn verkocht. Na Tirza schreef Grunberg Onze Oom (2008), een oorlogsroman waarvoor hij inspiratie opdeed tijdens zijn journalistieke reizen door
27 http://www.antonwachterprijs.nl/, 08-‐06-‐2010.
28http://www.volkskrant.nl/archief_gratis/article930514.ece/Grunberg_geeft_toe_dat_hij_Van_der_Jagt_is, 08-‐06-‐2010.
29Marek van der Jagt, Otto Weininger of Bestaat de jood? (Stichting Maand van de Filosofie, 2005) 95.
30 http://www.arnongrunberg.com/about#l23, 08-‐06-‐2010.
onder andere het Midden-‐Oosten, Afrika en Zuid-‐Amerika. Zijn romans zijn ook internationaal een succes en verschijnen in 23 talen. Grunbergs gehele oeuvre werd bekroond met de Duitse NRW Literatuurprijs in 2002 en de Constantijn Huygensprijs in 2009.31
Grunberg staat erom bekend sneller te schrijven dan menig lezer bij kan houden en heeft op 39-‐jarige leeftijd reeds een omvangrijk oeuvre opgebouwd. Naast zijn romans publiceerde Arnon Grunberg vele essays, verhalenbundels en korte verhalen en brieven in diverse kranten en literaire tijdschriften. Ook gaf hij twee poëziebundels uit en zes toneelscripts. Grunberg schreef columns voor het magazine Boekblad, het radioprogramma ‘De Avonden’, de VPRO-gids, het tijdschrift van Amnesty International, het Belgische magazine Humo en het tijdschrift Vrij Nederland. Sinds 29 maart 2010 verschijnt er dagelijks een korte ‘voetnoot’ van Grunberg op de voorpagina van de Volkskrant.32
Vanaf 1994 schrijft Grunberg columns voor NRC Handelsblad. Het begon met voornamelijk persoonlijke verhalen en reisverslagen voor het Cultureel Supplement. De schrijver had diverse rubrieken, zoals ‘Brief uit Amerika’ en ‘Elke dag Zwaardvis’, waarvan de beste verhalen zijn gebundeld in Amuse-Gueule (2001).33 Zijn reisverhalen uit de periode 1997-‐2004 verschenen tevens als Grunberg rond de wereld (2004).34 Voor deze rubriek schrijft Grunberg vele stukken vanuit zijn woonplaats New York, maar ook bezoekt de schrijver bijna ieder land in Europa, reist af naar onder meer het Midden-‐
Oosten, Zuid-‐Amerika en grote delen van de Verenigde Staten. In het voorjaar van 2006 startte de schrijver met de rubriek, ‘Grunberg onder de mensen’. De columns worden in 2009 gebundeld als Kamermeisjes en soldaten.35 Het onderdeel waarin Grunberg over de vinex-‐wijk Leidsche Rijn in Utrecht bericht, komt uit als Onderduiken voor beginners.36
Over Grunbergs fictie is veel geschreven en gediscussieerd, met name over het wereldbeeld in zijn romans en zijn typerende stijl, met veel humor, herhalingen en alledaags taalgebruik: heldere, korte zinnen. De humor typeert zijn omgang met de werkelijkheid, die vaak als een soort spel wordt benaderd. Recensent Frank Hellemans noemt de ‘tragikomische stijl’, ‘met zijn droge pointes en bezwerende herhalingen’ in zijn vroege romans ‘de spreekbuis voor een hedendaagse sensibiliteit die geen weg weet
31 http://www.arnongrunberg.com/about, 08-‐06-‐2010.
32 Idem.
33 Arnon Grunberg, Amuse-Gueule (Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 2001)
34 Grunberg, Grunberg rond de wereld.
35 Grunberg, Kamermeisjes en soldaten.
36 Arnon Grunberg, Onderduiken voor beginners (Utrecht: Beyond, 2009)
met de realiteit en zich daarom terugtrekt in speelse rituelen en zelfbedrog’.37 Criticus Hans Goedkoop ziet in Grunbergs literatuur een terugkerend nihilisme, maar wel met een zekere dubbelzinnigheid: ‘Hij doodverft alles wat van waarde is tot een illusie, maar laat zich er vervolgens wel door meeslepen. Hij speelt een spel om het spel en rekent er toch ook mee af. (…) Hij schrijft volstrekt ironisch en toch met de grootste hartstocht.’38
Het spel met de werkelijkheid kenmerkt ook het persoonlijke leven van Grunberg, dat de basis vormt voor de meeste van zijn columns uit NRC Handelsblad. Als persoon wordt Grunberg minstens net zoveel besproken als zijn boeken. ‘Jezelf opnieuw uitvinden’, is wat Grunberg volgens criticus Jeroen Vullings in zijn persoonlijk leven doet en waarvan hij ons op de hoogte houdt vanuit New York.39 Hij creëert een mythe rond zichzelf, door zijn luxe en bizarre levensstijl en bijvoorbeeld door zich uit het niets met een bejaarde vrouw te verloven.40 Ook staat hij bekend om zijn polemiek met andere schrijvers, die niet altijd gewaardeerd wordt. Zo werd een ‘ruzie’ met schrijver A.F. Th.
van der Heijden breed uitgemeten in de media, toen die publiekelijk weigerde in een ruimte met Grunberg te dineren tijdens de uitreiking van de AKO literatuurprijs in 2007.41
37 Frank Hellemans, ‘Realist én romanticus. De halfheid van Arnon Grunberg’, Ons Erfdeel (40) p. 583-‐584, 583. Geraadpleegd via: https://www.dbnl.org/tekst/_ons003199701_01/_ons003199701_01_0117.php, 29-‐
04-‐2010.
38 Hans Goedkoop, ‘Het komische van wanhoop. Arnon Grunberg, of hoe te leven met het nihilisme’, in Een verhaal dat het leven moet veranderen, edited by Hans Goedkoop (Amsterdam: Augustus, 2004), p. 234-‐251, 249-‐250.
39 Jeroen Vullings, ‘De man die in zijn werk verdween’, Vrij Nederland, 24-‐11-‐2007. Geraadpleegd via:
http://www.vn.nl/Service/Over-‐VN/Artikel-‐Vrij-‐Nederland/Over-‐Jeroen-‐Vullings.htm, 18-‐07-‐2010.
40 Idem.
41 http://www.nrc.nl/kunst/article1852849.ece/AKO-‐prijs_voor_A.F.Th._van_der_Heijden, 10-‐06-‐2010.
Hoofdstuk 2 – Theoretisch kader
2.1 Schrijvers in de journalistiek
Peter Middendorp en Arnon Grunberg voegen zich in een lange traditie van schrijvers die het journalistieke veld betreden. Al eeuwenlang worden literatoren voor kranten en tijdschriften als verslaggever op pad gestuurd. De scheidslijn tussen beide beroepen is dan ook nooit zeer strikt geweest, tot het begin van deze eeuw was de taakverdeling tussen journalisten en schrijvers zelfs uitermate vaag.42 Daarnaast heeft de literatuur veel invloed gehad op de ontwikkeling van de journalistiek, bijvoorbeeld door stromingen als naturalisme en realisme. In New Journalism, dat in de Verenigde Staten opkwam in de jaren zestig, zeventig, en zijstromingen daarvan, werd bewust gekozen de journalistiek te verrijken met literaire middelen. Bij het onderdeel ‘journalistieke stijl’ in dit hoofdstuk zal ik uitgebreid op dit soort ontwikkelingen ingaan, om te kijken welke stijlmiddelen uit de literatuur in de loop van de jaren in de journalistiek zijn ingebracht.
Eerst bespreek ik enkele schrijvers die Middendorp en Grunberg voorgingen en welke problemen er kunnen ontstaan wanneer schrijvers de journalistiek betreden.
In de negentiende eeuw verdienden veel schrijvers hun brood als journalist, zoals in Londen de beroemde auteur Charles Dickens, die op 19-‐jarige leeftijd als parlementair verslaggever de journalistiek betrad.43 Ook Nederlandse roman-‐ en toneelschrijvers als Johan Fabricus, Louis Couperus, Herman Heijermans, Cees Nooteboom, Godfried Bomans en Victor E. van Vriesland schreven in de twintigste eeuw reportages en reisverhalen voor bladen als de Haagsche Post, De Groene Amsterdammer, Elsevier en Het Vaderland.44 Cees Nooteboom werd voor Elsevier, de Volkskrant en Avenue naar onder meer Bolivia gestuurd (na de moord op Che Guevara), Mali, Hongarije, Parijs, Iran en deed in Berlijn verslag van de val van de Muur.45 Louis Couperus reisde begin jaren twintig voor de Haagsche Post door Zuid-‐Europa, Noord-‐Afrika en het Verre Oosten.46
42 Rik van Exter and Annelies Pauw, Tussen Literatuur en Journalistiek (Culemborg: Phaedon, 1994) 16.
43 John Tulloch, ‘Charles Dickens and the voices of journalism’, in The Journalistic Imagination: Literary Journalist from Defoe to Capote and Carter, edited by Richard Keeble and Sharon Wheeler (New York:
Routeledge, 2007) p. 58-‐73, 58.
44 Piet Hagen, ‘Schrijvers “De grens vervliegt”’, in Journalisten in Nederland. Een persgeschiedenis in
portretten 1850-2000, edited by Piet Hagen (Amsterdam/Antwerpen: de Arbeiderspers, 2002), p. 83-‐95, 84;
Gerrit Jan Zwier, ‘Exotisme en globetrotterbluf: reisreportage’, in Journalistiek reportage. Het grote verhaal in de media, edited by Henk Vreekamp (’s Gravenhage: VUGA Uitgeverij, 1994) p. 115-‐126; Van Exter and Pauw, Tussen Literatuur en Journalistiek, 17.
45 Hagen, ‘Schrijvers “De grens vervliegt”’, 92.
46 Zwier, ‘Exotisme en globetrotterbluf: reisreportage’, 117.