• No results found

Vaders en seksuele opvoeding : Vaders en de seksuele ontwikkeling en opvoeding van hun kind van nul tot zes jaar, de relatie hiervan met de eigen genoten seksuele opvoeding en hun beleving en behoefte aan opvoedingsonde

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vaders en seksuele opvoeding : Vaders en de seksuele ontwikkeling en opvoeding van hun kind van nul tot zes jaar, de relatie hiervan met de eigen genoten seksuele opvoeding en hun beleving en behoefte aan opvoedingsonde"

Copied!
84
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen

Vaders en seksuele opvoeding

Vaders en de seksuele ontwikkeling en opvoeding van hun kind van nul tot zes

jaar, de relatie hiervan met de eigen genoten seksuele opvoeding en hun

beleving en behoefte aan opvoedingsondersteuning hierbij

Masterscriptie Opvoedingsondersteuning Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Universiteit van Amsterdam

Naam: L. van de Kerkhof Studentnummer: 10538399 Begeleider vanuit UvA: C.S. Zwiep Tweede beoordelaar: P. Hoffenaar Instelling: Vader Kennis Centrum Begeleider vanuit instelling: M. Barto Amsterdam, juni, 2014

(2)

Voorwoord

Deze scriptie is geschreven voor mijn master Opvoedingsondersteuning. Het afgelopen jaar heb ik hier met veel toewijding en plezier aan gewerkt. Aan het begin van het schooljaar werd mijn interesse meteen getrokken door het onderzoek naar vaders en seksuele opvoeding. Door het onderwerp, maar ook de focus op vaders leek mij erg belangrijk en interessant.

Na een aantal weken bleek de instelling die ons zou gaan begeleiden hier geen ruimte voor te hebben. Gelukkig werd al snel duidelijk dat het Vader Kennis Centrum de opdrachtgever wilde zijn voor dit onderzoek, met als begeleider Martin Barto. Bij deze wil ik hem deze hartelijk bedanken voor de moeite die hij heeft genomen om bij te dragen aan dit onderzoek.

Al gauw werd duidelijk dat het werven van vaders, zoals we al hadden verwacht, lastig bleek te zijn. We hebben ons uiterste best gedaan om via alle mogelijke wegen vaders te werven. Gelukkig waren er een aantal CJG’s, websites, scholen en kinderdagverblijven bereid om een oproep voor ons onderzoek te doen. Ik wil hen daarom hartelijk bedanken voor hun

medewerking! Daarnaast wil ik de vaders bedanken die tijdens de interviews openlijk hebben gesproken over de seksuele ontwikkeling en opvoeding van hun kind en natuurlijk wil ik ook de vaders bedanken die de moeite hebben genomen om de vragenlijst in te vullen.

Ik wil in het bijzonder mijn begeleider, Channah Zwiep, bedanken voor haar flexibiliteit, optimisme, betrokkenheid en inzet voor dit onderzoek! Ik heb enorm veel aan haar gehad als begeleider. Daarnaast heeft ze mij de mogelijkheid gegeven om een kijkje te nemen bij haar in het werkveld, door me mee te nemen naar een ouderavond over seksuele opvoeding. Een erg leuke en leerzame ervaring. Ook wil ik mijn tweede beoordelaar, Peter Hoffenaar, bedanken voor zijn suggesties voor het onderzoek en de moeite die hij heeft genomen om onze vragenlijst te controleren. Daarnaast wil ik Rose Nijssen en Tessa van Heesch bedanken bij hun steun, inzet en ook zeker de gezelligheid tijdens het voorbereiden, uitvoeren en schrijven van het onderzoek! Tot slot wil ik mijn vriend, vriendinnen en familie hartelijk bedanken voor hun steun en interesse bij dit onderzoek.

Ik wens u veel plezier met het lezen van mijn masterscriptie, waar ik best wel trots op ben!

(3)

Abstract

Fathers and Sex Education

This explorative research provides new insights in the way fathers see the sexual development- and education of their child, how they experience it, if there is need for

parenting support and the relation between their own sex education as a child. 83 fathers with a child between zero and six years old have completed an online survey. This was a

homogeneous group of fathers, mostly well educated and a Dutch background. Fathers accept sexual behavior but do set boundaries. When they do not want to talk about sexuality with their child, it is mostly because they think their child is too young. Generally, fathers

experience the sexual education as easy, but they do have some questions about how they can deal with sexual behavior or questions. This can be the result of a reserved sexual education from their parents. A major part of the fathers does have some need for parenting support during the sex education of their child. The results of this study have to be interpreted with discretion, because of the relatively small and homogeneous group of fathers. Even so, the results give important insights in the way fathers see and experience the sex education of their child and can contribute to size parenting support specifically on fathers.

Vaders en seksuele opvoeding

Dit verkennende onderzoek geeft inzicht in de manier waarop vaders de seksuele

ontwikkeling en opvoeding van hun kind zien, hoe zij dit beleven, of zij hierbij behoefte hebben aan opvoedingsondersteuning en wat de relatie is met de eigen seksuele opvoeding die zij hebben gehad. 83 vaders van een kind tussen de nul en de zes jaar hebben een online vragenlijst ingevuld. Dit was een homogene groep vaders met grotendeels een hoger

opleidingsniveau en een Nederlandse achtergrond. Vaders accepteren seksueel getint gedrag, maar stellen hier wel grenzen aan. Wanneer vaders niet met hun kind willen praten over seksualiteit geven zij als voornaamste reden aan hun kind te jong te vinden. Over het algemeen ervaren vaders de seksuele opvoeding als gemakkelijk, al hebben zij wel eens vragen over hoe zij met gedrag of vragen van hun kind kunnen omgaan. Dit kan komen doordat zij zelf een gesloten seksuele opvoeding hebben gehad. Een groot deel van de vaders heeft dan ook af en toe behoefte aan ondersteuning bij de seksuele opvoeding. De resultaten moeten met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd vanwege de relatief kleine en homogene steekproef. Desondanks geeft dit onderzoek inzicht in de manier waarop vaders de seksuele opvoeding zien en beleven en kan bijdragen aan een goede afstemming van

(4)

Inhoudsopgave

1. Inleiding……….…6

1.1 Huidig onderzoek en vraagstelling……….……...……..7

2. Theoretisch kader………...9

2.1 De seksuele ontwikkeling bij kinderen in de leeftijd nul tot zes jaar………….9

2.2 De seksuele opvoeding …………..……….………....12

2.3 De eigen genoten seksuele opvoeding …………..……….16

2.4 De beleving van de seksuele opvoeding en de behoefte aan……….…...16

opvoedingsondersteuning 3. Methode………...18 3.1 Onderzoeksdesign..………...…...18 3.2 Respondenten……….………...……...18 3.3 Meetinstrument………...……….….21 3.4 Statistische Analyse………...…….…..23 4. Resultaten……….…..24 4.1 De seksuele ontwikkeling………....….24

4.1.1 Seksueel getint gedrag………...………...24

4.1.2 Vragen van kinderen over seksualiteit…..……….…...28

4.2 De seksuele opvoeding……….….30

4.2.1 Opvoedingsdoelen tijdens de seksuele opvoeding……….…....30

4.2.2 Reacties van vaders op seksueel getint gedrag en/of vragen……...…...32

4.2.3 Praten over seksualiteit………...…...34

4.3 De eigen genoten seksuele opvoeding………...36

4.4 De beleving van de seksuele ontwikkeling en opvoeding en de………...……….37

behoefte aan opvoedingsondersteuning hierbij 4.4.1 De beleving van de seksuele ontwikkeling en opvoeding………...37

4.4.2 Vragen over de seksuele ontwikkeling en opvoeding………...…..…38

4.4.3 De behoefte aan ondersteuning bij de seksuele opvoeding…………..…..40

5. Discussie……….………...42

5.1 De seksuele ontwikkeling………..….42

5.2 De seksuele opvoeding………...44

(5)

5.4 De beleving van de seksuele ontwikkeling en opvoeding en de..………49

behoefte aan opvoedingsondersteuning hierbij 5.5 Limitaties………...………...51

5.6 Aanbevelingen………..51

6. Literatuurlijst………53

7. Bijlage 1 – Tabellen……….…..58

8. Bijlage 2 – Instellingsverslag………62

(6)

1. Inleiding

Veel opvoeders besteden weinig of geen aandacht aan seksuele opvoeding. Dit komt mede doordat de combinatie kinderen en seksualiteit vaak gemengde gevoelens oproept en seksualiteit voor veel mensen nog steeds ingewikkeld ligt (Zwiep, 2012). Seksualiteit wordt door ouders gezien als een “apart” onderdeel van de opvoeding en wordt vaak ook zo behandeld (Frankham, 2006; Stone, Ingham, & Gibbins, 2013). Het is echter belangrijk dat kinderen een positief beeld ontwikkelen op het gebied van seksualiteit, wat bijdraagt aan een latere positieve seksualiteitsbeleving (Zwiep, 2012). De seksuele opvoeding speelt hierin een grote rol. Vanaf een jonge leeftijd vertonen kinderen gedrag dat door volwassenen gezien wordt als “seksueel” (De Graaf & Rademakers, 2006). De reacties van ouders op dit gedrag of deze gevoelens zijn belangrijk voor de seksuele ontwikkeling van een kind. Hierdoor wordt het eigen inzicht van het kind in zijn of haar seksualiteit beïnvloed (Shtarkshall, Santelli, & Hirsch, 2007). Wanneer kinderen vanaf jonge leeftijd op open wijze worden voorgelicht over verschillende aspecten van seksualiteit blijken zij (later) bewuster keuzes te maken met betrekking tot hun eigen seksualiteit (Frans & Klai, 2005; Stone, Ingham, & Gibbins, 2013). Hoewel enkele generaties geleden vooral moeders zich bezig hielden met de communicatie over seksualiteit en het geven van seksuele voorlichting, wordt dit sinds enige tijd ook van vaders verwacht (Sleutel, 1996, beschreven in Ravesloot, 1998). Recent onderzoek naar de seksuele opvoeding van kinderen is, voor zover bekend, echter nog hoofdzakelijk gedaan bij moeders.

Het is belangrijk dat onderzoek over de seksuele opvoeding zich ook gaat richten op vaders. Met name de laatste decennia lijkt de rol van vader actiever en meer betrokken te zijn bij de opvoeding. Er wordt tegenwoordig gesproken van de “nieuwe vader”, die een grotere rol speelt in de fysieke en emotionele zorg voor zijn kind (Hook & Wolfe, 2012). Hoewel uit het gezinsrapport van Bucx en de Roos (2011) blijkt dat vaders nog steeds minder tijd besteden aan de zorg van hun kind(eren) dan moeders (6,3 uur respectievelijk 13,9 uur), blijken de rollen die vaders binnen het gezin vervullen nauwelijks meer te verschillen van de rollen die moeders vervullen (Lamb, 2010). Toch spelen vaders ook op een unieke manier een rol in de opvoeding van hun kind (Parke, 2002), wat invloed zou kunnen hebben op de manier waarop zij tegen de seksuele ontwikkeling en opvoeding van hun kind aankijken. Zo hebben vaders een meer fysieke manier van spelen met hun kind en vervullen zij een belangrijke rol in het stimuleren van autonomie bij kinderen (Paquette, 2004). Hierdoor leren kinderen weerbaar te zijn door voor zichzelf op te komen en eigen keuzes te maken, wat belangrijk is op het gebied van seksualiteit. Daarnaast blijken vaders op een meer uitdagende en meer

(7)

ingewikkelde manier te communiceren met hun kind waardoor vaders vaak gezien worden als een ‘brug naar de buitenwereld’ (Lamb, 2010). Het kan zijn dat vaders, door deze unieke manieren van omgaan met hun kind, ook een eigen manier hebben van reageren op seksueel getint gedrag van hun kind of het vormgeven van de seksuele opvoeding. Tot slot blijkt uit verschillende literatuur dat de eigen genoten opvoeding die ouders hebben ervaren als kind van invloed is op de manier waarop zij nu hun kinderen opvoeden (Byers, 2008, 2011; Frankham, 2006; Parke, 2002; Zwiep, 2008). Zij nemen over wat zij hebben gekregen aan seksuele voorlichting (Byers, 2008), of willen juist compenseren of “goedmaken” voor tekortkomingen in hun relatie met hun vader (Parke, 2002). Hoewel zij dit laatste graag zouden willen, blijken zij vaak toch de fouten die zij aan hun eigen ouders toeschrijven te herhalen (Byers; 2011; Frankham, 2006). Opvoedingsondersteuning kan een hulpmiddel zijn om vaders vaardigheden aan te leren om deze cyclus te doorbeken (Byers, 2011). Uit

onderzoek van Zwiep (2008) blijkt dat een grote groep moeders in zekere mate behoefte heeft aan opvoedingsondersteuning bij de seksuele opvoeding. In hoeverre vaders hierbij behoefte hebben aan opvoedingsondersteuning is, voor zover bekend, niet duidelijk.

Omdat er nog weinig onderzoek is gedaan naar de rol van vaders in de seksuele opvoeding van hun kind, maar de rol van vader steeds belangrijker is geworden binnen het gezin en hij daarnaast ook een unieke manier van opvoeden lijkt te hebben, is het interessant door middel van een verkennend onderzoek de vader als opvoeder te onderzoeken. Moeders blijven in dit onderzoek buiten beschouwing. In dit onderzoek worden vaders met een kind in de leeftijd van nul tot zes jaar onderzocht. Deze leeftijdsgroep bij kinderen is gekozen omdat seksuele opvoeding bij jonge kinderen al een rol speelt, en er nog maar weinig onderzoek is gedaan naar seksuele opvoeding van kinderen van deze leeftijd. Daarnaast vindt de “piek” in het openlijk vertonen van seksueel getint gedrag plaats binnen deze leeftijdsgroep (Frans & Klai, 2005; Friedrich et al., 1991). Hierdoor is onderzoek bij vaders van een kind in deze leeftijdsgroep geschikt om in kaart te brengen hoe vaders hiermee omgaan.

1.1 Huidig onderzoek en vraagstelling

In dit kwantitatieve en verkennende onderzoek wordt gebruik gemaakt van de

inductieve statistiek: op grond van een steekproef wordt er getracht uitspraken te doen over de gehele populatie (Baarda, de Goede, & van Dijkum, 2011). Er wordt met behulp van een vragenlijst onderzocht wat vaders bemerken aan de seksuele ontwikkeling en hoe zij invulling geven aan de seksuele opvoeding van hun kind van nul tot zes. Ook wordt er gekeken wat de relatie is tussen de eigen genoten seksuele opvoeding van vaders en de seksuele opvoeding

(8)

die zij hun kind zeggen te bieden. Daarnaast wordt onderzocht of zij behoefte hebben aan opvoedingsondersteuning bij de seksuele opvoeding van hun kind. Met dit onderzoek wordt meer inzicht gegeven in de manier waarop vaders de seksuele ontwikkeling en opvoeding van hun kind zien en hoe zij dit beleven. Daarnaast biedt het aanknopingspunten voor de

opvoedingsondersteuning in de praktijk en zal het implicaties kunnen geven voor verder onderzoek. Gelijktijdig aan dit onderzoek werd door twee anderen onderzoekers (van Heesch, 2014; Nijssen, 2014) overeenkomstig onderzoek gedaan naar de seksuele opvoeding bij vaders van kinderen in de leeftijdscategorieën vier tot acht en acht tot twaalf. Dit onderzoek wordt gedaan in opdracht van het Vader Kennis Centrum. Het Vader Kennis Centrum pleit voor een gelijkwaardige rol en behandeling van beide ouders en is een steun- en adviespunt voor vaders die hier vragen over hebben of moeilijkheden bij ondervinden. Het Vader Kennis Centrum heeft in dit onderzoek een begeleidende en ondersteunende rol.

Dit onderzoek is onderverdeeld in vier thema’s met negen bijbehorende subvragen:

De seksuele ontwikkeling bij kinderen in de leeftijd nul tot zes jaar

1. Welk seksueel getint gedrag bemerken vaders bij hun kind en in welke mate? 2. Welke vragen over seksualiteit krijgen vaders van hun kind en in welke mate?

De seksuele opvoeding

3. Welke opvoedingsdoelen hebben vaders tijdens de seksuele opvoeding? 4. Hoe reageren vaders op seksueel getint gedrag en/of vragen?

5. In hoeverre praten vaders met hun kind over seksualiteit?

De eigen genoten seksuele opvoeding

6. Wat is de relatie tussen de eigen genoten seksuele opvoeding van vaders en de seksuele opvoeding van hun kind?

De beleving van de seksuele opvoeding en de behoefte aan opvoedingsondersteuning hierbij

7. Hoe ervaren vaders de seksuele ontwikkeling en opvoeding van hun kind?

8. Hebben vaders vragen over de seksuele ontwikkeling en/of opvoeding van hun kind? Zo ja: Welke vragen?

9. Hebben vaders behoefte aan ondersteuning bij de seksuele opvoeding? Zo ja: in welke vorm?

(9)

2. Theoretisch Kader

In dit kader zullen de subvragen onderbouwd worden aan de hand van bestaande literatuur en theoretische modellen. Eerst zal de seksuele ontwikkeling van kinderen in de leeftijd nul tot zes jaar worden besproken. Vervolgens wordt de seksuele opvoeding

besproken en wordt er ingegaan op de (unieke) rol die vaders hebben in de opvoeding van hun kind. Daarna zal de eigen genoten seksuele opvoeding worden besproken en wat dit voor invloed kan hebben op de manier waarop zij hun kind (willen) opvoeden. Ten slotte wordt ingegaan op de beleving van de seksuele opvoeding en het belang van en de behoefte aan seksuele opvoeding hierbij. Het theoretisch kader van dit onderzoek zal als ondersteuning dienen bij het ontwikkelen van de vragenlijst, de onderzoeksopzet, het interpreteren van de resultaten en het schrijven van de discussie.

2.1 De seksuele ontwikkeling van kinderen in de leeftijd nul tot zes jaar

Tegenwoordig wordt de seksuele ontwikkeling opgevat als een continu proces dat begint vanaf de geboorte (Friedrich et al., 1991; Rademakers, 1995). Seksuele ontwikkeling is een onderdeel van de algehele ontwikkeling en heeft veel te maken met de sociaal-emotionele ontwikkeling (Lightfoot, Cole, & Cole, 2009). Tijdens de seksuele ontwikkeling zijn kinderen nieuwsgierig naar en bezig met het ontdekken van seksualiteit. Seksualiteit bij kinderen wordt opgevat als een breed begrip en onderverdeeld in drie aspecten: lichamelijkheid, intimiteit en geslachtelijkheid (Bancroft, 2009). Bij lichamelijkheid gaat het over seksuele responsiviteit; het leren omgaan met je lichaam en het fijn vinden om aan te raken en aangeraakt te worden. Bij intimiteit gaat het over de wens en het vermogen om interpersoonlijke relaties aan te gaan, warmte voelen voor een ander en jezelf en anderen respecteren. Bij geslachtelijkheid gaat het over het bewustzijn van sekseverschillen, het zich eigen maken van de sociale rollen die hierbij horen, het ontwikkelen van zijn of haar genderidentiteit en seksuele voorkeur

(Bancroft, 2009; Rademakers, 1995; Zwiep, 2012). Tijdens de seksuele ontwikkeling maken kinderen een proces door waarbij ze zich seksualiteit eigen maken en de hierbij behorende behoeftes en waarden een plek leren geven in hun leven. Zij leren binnen dit proces door te experimenteren met seksueel getint gedrag en vragen te stellen over seksualiteit (BZgA, 2010; Zwiep, 2012). Jonge kinderen zijn van nature nieuwsgierig van aard. De nieuwsgierigheid van jonge kinderen om de seksuele eigenschappen van hun eigen lichaam en het lichaam van anderen te ontdekken kan gezien worden als een belangrijk onderdeel van de seksuele ontwikkeling (Schuhrke, 2000).

(10)

In de leeftijd nul tot zes jaar kunnen er drie levensfasen onderscheiden worden waarin kinderen zich ontwikkelen: de babyperiode (0 - 12 maanden), de peuterperiode (12 maanden - 4 jaar) en de kleuterperiode (4 – 6 jaar) (Lightfoot, Cole, & Cole, 2009). In deze drie

levensfasen kunnen kinderen verschillend gedrag vertonen dat hoort bij de seksuele

ontwikkeling (BZgA, 2010). De piek voor openlijk seksueel getint gedrag ligt tussen de drie en vijf jaar (Frans & Klai, 2005; Friedrich et al., 1991). Tijdens de babyperiode en

peuterperiode hebben zij nog niet door dat het openlijk vertonen van seksueel gedrag “taboe” is in de volwassen wereld en voelen hierbij nog geen schaamte (Bancroft, 2009). Kinderen in deze leeftijdscategorie zijn nieuwsgierig naar hun eigen lichaam en dat van anderen, willen zichzelf en anderen bekijken en aanraken, en ontdekken dat hun lichaam verschilt van een volwassene (BZgA, 2010; Frans & Klai, 2005; Zwiep, 2012). Vanaf ongeveer zes maanden oud beginnen jongens met hun geslachtsdelen te spelen, bij meisjes is dit rond de tien maanden oud (Bancroft, 2009). Dit verschil komt doordat het geslachtsdeel van jongens duidelijker aanwezig is dan die van meisjes en daardoor makkelijker te bereiken (Friedrich et al., 1991). Vanaf ongeveer vijftien maanden kan bij jongetjes een duidelijkere vorm van masturbatie gezien worden. Meisjes hebben de neiging op een minder directe manier stimulatie te zoeken, zoals het aanspannen van hun dijen of “wiebelen” (BZgA, 2010;

Bancroft, 2009). Vanaf hele jonge leeftijd zijn zij in staat om door masturbatie een orgasme te krijgen (Bancroft, 2009; Zwiep, 2012). Tussen de anderhalf en drie jaar oud zijn kinderen zich ervan bewust dat zijzelf en anderen bij een van de twee seksen behoren (Bancroft, 2009, BZgA, 2010). Zij produceren en reguleren hun genderrol door voortdurend gedrag te vertonen wat specifiek bij een van de twee seksen behoort (Blaise, 2010). Peuters zijn in staat om te beginnen met seksueel getinte spellen zoals “doktertje spelen” en vanaf drie a vier jaar kunnen zij vragen stellen over het lichaam, sekseverschillen en de geboorte (Brilleslijper-Kater & Baartman, 2000; BZgA, 2010; Delfos, 2009; Stone, Ingham, & Gibbins, 2013; Zwiep, 2012). Het aantal vragen neemt toe naarmate een kind ouder wordt (de Graaf & Rademakers, 2003). Vanaf de kleuterperiode kunnen zij vriendschappen sluiten en deze worden vaak geassocieerd met verliefd zijn (BZgA, 2010). Daarnaast kunnen zij rond die leeftijd schaamtegevoelens ontwikkelen omtrent seksualiteit, waardoor het openlijk vertonen van seksueel getint gedrag afneemt (BZgA, 2010; Friedrich et al., 1991).

Onderzoek naar seksueel getint gedrag van jonge kinderen laat verschillende

uitkomsten zien tussen landen. Vooral het verschil tussen Amerikaans en Europees onderzoek is duidelijk te zien. Zo blijkt uit onderzoek van Friedrich, Sandfort, Oostveen, en Cohen-Kettenis (2000) en Larsson, Svedin, en Friedrich (2000) dat ouders van Zweedse of

(11)

Nederlandse kinderen meer seksueel getint gedrag bij hun kind rapporteerden dan de Amerikaanse ouders. Een verklaring dat in beide onderzoeken naar voren komt is dat de culturele verschillen tussen de landen hierin een rol spelen (Friedrich et al., 2000; Larsson, Svedin, & Friedrich, 2000). Zo werd bepaald gedrag minder gerapporteerd wanneer ouders dit gedrag als abnormaal zagen (Friedrich et al., 2000). Dit kan komen doordat verschillende culturen sterk variëren in hun houdingen en reacties tegenover naaktheid en seksueel getint gedrag van hun kind. Deze reacties van ouders beïnvloeden weer het gedrag dat kinderen laten zien (Friedrich et al., 1991; Friedrich et al., 2000; Heiman, Leiblum, Esquilin, & Pallitto, 1998; Larsson, Svedin, & Friedrich, 2000). In Amerika hebben zij wellicht een minder

positieve houding tegenover seksualiteit dan in Europa en deze houding brengen zij via hun reacties over naar hun kinderen (Friedrich et al., 2000).

Uit het voorgaande blijkt dat jonge kinderen al verschillend gedrag kunnen vertonen dat laat zien dat zij in meer of mindere mate bezig zijn met hun seksuele ontwikkeling en dat dit kan afhangen van de cultuur waarin zij opgroeien. Een proces dat zich voordoet in het eerste levensjaar van een kind en essentieel is voor een goede seksuele ontwikkeling is de gehechtheidsvorming (Bowlby, 1969). Volgens Bowlby hechten kinderen zich aan de personen die hen verzorging en bescherming bieden, waardoor zij zich veilig voelen om de wereld om hen heen te ontdekken. Deze veilige hechting is essentieel voor een goede sociaal-emotionele ontwikkeling en is het van invloed op hoe kinderen (later) intieme en seksuele relaties aangaan (Bowlby, 1969; Zwiep, 2012). Volgens Bancroft (1969) is deze

gehechtheidsrelatie van belang zodat kinderen ervaringen kunnen opdoen met fysieke intimiteit, aanrakingen en emotieregulatie, die op hun beurt weer invloed hebben op de seksuele ontwikkeling.

Naast het vormen van een veilige gehechtheidsrelatie speelt de interactie van het kind met de omgeving een belangrijke rol bij de seksuele ontwikkeling. De wisselwerking van kind-, ouder- en omgevingsfactoren wordt het interactieve leren genoemd en heeft een sterke invloed op de manier waarop een kind zich seksueel ontwikkelt (Blokland, 2010; Lightfoot, Cole, & Cole, 2009). Seksualiteit is iets wat een kind vanuit binnenuit bezit (BZgA, 2010), maar bij het ontwikkelen en ontdekken van seksualiteit hebben kinderen rolmodellen nodig zodat zij nieuw gedrag kunnen overnemen door observatie en imitatie. Zo leren zij welk gedrag de meeste kans van slagen heeft (Bandura, 1971). Jonge kinderen bevinden zich nog veel in de thuissituatie waardoor ouders als rolmodel een prominente rol spelen. Zij hebben hierdoor een belangrijke rol bij de seksuele ontwikkeling en seksuele socialisatie van hun jonge kind. De seksuele socialisatie is een belangrijk deel van de seksuele opvoeding, waarbij

(12)

een kind leert over kennis, waarden en houdingen van zijn of haar omgeving tegenover seksualiteit (Lightfoot, Cole, & Cole, 2009; Stone, Inhham, & Gibbins, 2013). Vanaf hele jonge leeftijd krijgen kinderen opvattingen en signalen mee van ouders over bijvoorbeeld bescheidenheid, naaktheid, privacy en opvattingen over genderspecifiek gedrag. Ook de manier waarop ouders omgaan met het tonen van affectie en seksueel getint gedrag of taalgebruik van hun kind, geeft het kind al boodschappen mee over seksualiteit (de Graaf, 2013). Zonder opheldering van ouders, blijven deze opvattingen en signalen echter

onsamenhangend en tegenstrijdig (Stone, Ingham, & Gibbins, 2013). Het is dus belangrijk dat ouders deze opvattingen en signalen uitleggen aan hun kind en daarnaast hun kind een positief beeld meegeven op het gebied van seksuele ontwikkeling. Positieve ervaringen van het kind op het gebied van seksualiteit dragen bij aan een latere positieve seksualiteitsbeleving (Zwiep, 2012). Kinderen moeten tijdens de seksuele ontwikkeling leren over kennis, vaardigheden, waarden en houdingen omtrent seksualiteit (BZgA, 2010). Dit is belangrijk om (later) seksualiteit te begrijpen, hiervan te kunnen genieten, veilige en bevredigende relaties te hebben en verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen en andermans seksuele gezondheid en welbevinden (BZgA, 2010).

Binnen het gezin leren kinderen dus door interactie, observatie en imitatie bepaalde opvattingen over seksualiteit en maken zij zich een seksueel script eigen. In dit seksueel script worden behoeftes, verwachtingen en waarden over seksualiteit geïntegreerd (Zwiep, 2012, beschreven in Simon, & Gagnon, 1999). De vorming van het seksueel script en het

overbrengen van kennis, vaardigheden, waarden en houdingen kunnen ouders hun kinderen leren of bijbrengen tijdens de seksuele opvoeding.

2.2 De seksuele opvoeding

Seksuele opvoeding is kinderen op een positieve wijze ondersteunen bij de seksuele ontwikkeling, door hen te begeleiden bij hun verkenningstocht naar seksualiteit (Zwiep, 2012). Tijdens de opvoeding hebben ouders bepaalde opvoedingsdoelen voor ogen die zij hun kind willen bijbrengen. Opvoedingsdoelen zijn achterliggende criteria aan de hand waarvan opvoeders keuzen kunnen maken en waardoor zij zich laten leiden in de opvoeding van hun kinderen (Nijsten & Pels, 2000, in Pels, 2004). Het is hierbij belangrijk onderscheid te maken in de opvoedingsdoelen die ouders hebben tijdens de opvoeding en de manier waarop zij werkelijk hun kind opvoeden (Nijsten & Pels, 2000, in Pels, 2004; Vermeire, 2005). Er is nog weinig bekend over opvoedingsdoelen van ouders tijdens de seksuele opvoeding. Volgens Vermeire (2005) hebben ouders tijdens de seksuele opvoeding doelen die zijn te verdelen in

(13)

kennis, vaardigheden en waarden omtrent seksualiteit. Deze opvoedingsdoelen sluiten aan bij de kennis, vaardigheden, waarden en houdingen die kinderen moeten leren of overnemen tijdens de seksuele ontwikkeling en (later) bijdragen aan een positieve en veilige

seksualiteitsbeleving (BZgA, 2010). Belangrijke waarden die ouders hun kinderen willen meegeven tijdens de seksuele opvoeding zijn respect hebben voor elkaar en dat seks

gekoppeld moet zijn aan liefde (Vermeire, 2005). Vaardigheden die ouders belangrijk vinden voor hun kind zijn weerbaarheid en het hebben van communicatievaardigheden. Ook vinden zij het belangrijk dat hun kind (later) leert genieten van seks en zijn of haar lichaam en seksualiteit op een positieve wijze kan beleven (Vermeire, 2005, Zwiep, 2008). De kennis waarvan ouders het belangrijk vinden dat zij deze aan hun jonge kind meegeven gaat voornamelijk over lichamelijke ontwikkelingen (Vermeire, 2005).

Naast de opvoedingsdoelen die ouders hebben bij de opvoeding van hun kind hanteren ouders ook een specifieke opvoedingsstijl die bepaalt hoe zij met hun kind omgaan. Omdat de seksuele opvoeding is ingebed in de algemene opvoeding heeft een opvoedingsstijl

vanzelfsprekend invloed op de manier waarop ouders de seksuele opvoeding vormgeven. Een opvoedingsstijl bestaat uit verschillende dimensies, namelijk: ondersteuning, controle en structuur (Bucx & de Roos, 2011) en kan worden ingedeeld in een permissieve, autoritaire, autoritatieve en niet betrokken opvoedingsstijl (Darling, 1999). De autoritatieve

opvoedingsstijl wordt in de hedendaagse (westerse) samenleving geassocieerd met positieve ontwikkelingsuitkomsten bij kinderen (Baumrind, Larzelere, & Owens, 2010; Bucx & de Roos, 2011; Darling, 1999; Delfos, 2009). Deze kenmerkt zich als een opvoedingsstijl met een hoge mate van warmte en ondersteuning, veelvuldig gebruik van autoritatieve

controlestrategieën als uitleg geven en inductie en een voldoende mate van regelmaat en structuur (Groenendaal & Deković, 2000). Daarnaast wordt door deze opvoedingsstijl de autonomie van een kind gestimuleerd. Nederlandse ouders maken naar eigen zeggen veel gebruik van autoritatieve controlestrategieën (Bucx & de Roos, 2011). Een autoritatieve opvoedingsstijl lijkt de meeste voordelen te hebben voor een goede seksuele opvoeding. Zo blijkt ouderlijke warmte en bereikbaarheid van ouders tijdens de kindertijd en tienerjaren een sterke voorspeller te zijn voor veiliger en later seksueel gedrag (de Graaf & Rademakers, 2004; Stone, Ingham, & Gibbins, 2013). Ook blijkt uit dit laatste artikel dat de bereidheid van ouders en de mogelijkheid om seksualiteit openlijke te bespreken hun kinderen zowel

competentie als zelfvertrouwen meegeeft.

Hoewel enkele generaties geleden vooral moeders zich bezighielden met de communicatie over seksualiteit en het geven van seksuele voorlichting, wordt dit

(14)

tegenwoordig ook van vaders verwacht (Sleutel, 1996, beschreven in Ravesloot, 1998). Er zijn voor vaders een aantal opvoedingstaken bijgekomen, waaronder de seksuele opvoeding van hun kind. Lamb (2010) stelt dat de primaire rol van vaders is de afgelopen eeuw

veranderd van kostwinnaar naar de “nieuwe vader als verzorger” (Lamb, 2010). De term “nieuwe vader” komt de laatste jaren in verschillende literatuur naar voren (zie onder meer: Hook & Wolfe, 2012; Yueng, Sandberg, & Davis-Kean, 2001). Hiermee wordt bedoeld dat er van vaders verwacht wordt dat zij een grotere rol gaan spelen in de fysieke en emotionele zorg voor hun kinderen en een meer gelijkwaardige relatie hebben met hun partner (Hook & Wolfe, 2012). Steeds vaker wordt er door onderzoekers, theoretici en mensen uit de praktijk erkent dat vaders belangrijk zijn in het vervullen van verschillende rollen binnen het gezin (Lamb, 2010).

De rollen die vaders hebben binnen het gezin blijken niet of nauwelijks te verschillen van de rollen die moeders vervullen (Lamb, 2010). Ook blijkt dat de manier waarop vaders invloed hebben op hun kind vergelijkbaar is met de manier waarop moeders invloed hebben op hun kind (Deković & Groenendaal, 1988, beschreven in Tavecchio & Bos, 2011; Lamb, 2010). Het blijkt dat ouderlijke warmte, verzorging en nabijheid zorgen voor positieve ontwikkelingsuitkomsten bij het kind, ongeacht of het de moeder of vader betreft. De kwaliteit van de relatie die zij hebben met hun kind lijkt belangrijker dan de specifieke eigenschappen van vaders en de hoeveelheid tijd die zij met hun kinderen doorbrengen (Lamb, 2010; Parke, 2002) en het lijkt erop dat er een meer gelijkwaardige rol is ontstaan tussen vaders en moeders in de opvoeding. Maar hoewel de rol van vaders en moeders tegenwoordig vaker als even belangrijk wordt gezien en zij daarnaast dezelfde

opvoedingsdoelen lijken te hanteren in de opvoeding van hun kind, blijkt uit onderzoek van Wilson en Prior (2010) dat vaders het belangrijk vinden “anders” gezien te worden dan moeders en vinden zij dat ze op een unieke en effectieve manier opvoeden. Er is steeds meer bewijs dat vaders daadwerkelijk een unieke en onafhankelijke bijdrage vormen voor de ontwikkeling van hun kinderen (Parke, 2002).

Een aspect waarin vaders uniek blijken te zijn is spel. In de vader-kind interactie is fysiek spel prominent aanwezig en zijn vaders door deze speelsheid zeer belangrijk voor hun kinderen (Lamb, Frodi, Hwang, & Frodi, 1983, beschreven in Lamb, 2010). Vaders hebben in dit spel de neiging om het kind een beetje “in gevaar” te brengen. Door deze manier van spel geeft de vader de boodschap aan het kind mee dat het gevaarlijk kan zijn op de wereld, maar dat dit op te lossen is en hij er is om hem of haar te beschermen (Delfos, 2009). Door het gebruik van fysiek spel leren kinderen gehoorzaam te zijn, competities aan te gaan met

(15)

anderen en conflicten op een sociale manier op te lossen (Paquette, 2004). Volgens Tavecchio en Bos (2011) bevordert dit spel een actieve, competitieve, autonome en nieuwsgierige

houding in kinderen en heeft het een positief effect op de sociale ontwikkeling. Vooral de nieuwsgierigheid en autonomie zijn belangrijk bij de seksuele ontwikkeling. Een

nieuwsgierige houding stimuleert het ontdekken van en leren over seksualiteit (Schurke, 2000). Een autonome houding leert kinderen weerbaar te zijn door voor zichzelf op te komen en eigen keuzes te maken (Paquette, 2004). Paquette (2004) stelt ook dat vaders een

belangrijke rol spelen in het stimuleren van autonomie bij kinderen. Zij hebben de neiging hun kinderen te verrassen, ze tijdelijk te destabiliseren en ze aan te moedigen om risico’s te nemen. Zo leren kinderen moedig te zijn in onbekende situaties en voor zichzelf op te komen (Paquette, 2004). Deze “weerbaarheid” van een kind is van belang bij de seksuele

ontwikkeling en vaders hebben dus mogelijk een unieke bijdrage in de ontwikkeling van weerbaarheid bij hun kind.

Een ander aspect dat belangrijk is bij de seksuele opvoeding is communicatie tussen ouder en kind. Zoals eerder aangegeven blijkt dat het openlijk (kunnen) praten over

seksualiteit kinderen zowel competentie als zelfvertrouwen meegeeft (Stone, Ingham, & Gibbins, 2013). Uit Lamb (2010) blijkt dat vaders op een eigen manier communiceren met hun kind. Doordat vaders over het algemeen minder tijd doorbrengen met hun kinderen dan moeders, zijn zij minder op de hoogte van de taal bevoegdheden van hun kinderen (Lamb, 2010). Zij spreken daarom vaker op manieren die uitdagender zijn voor het taalkundig en pragmatisch vermogen van hun kind. Deze meer ingewikkelde vorm van praten vergt meer taalkundigheid van kinderen en zij leren hierdoor over de taalkundige en communicatieve vaardigheden van sociale interacties. Het blijkt dat vaders hierdoor vaak gezien worden als een “brug naar de buitenwereld” (Lamb, 2010; Paquette, 2004). Vaders hebben dus een unieke manier van communiceren met hun kind welke van belang kan zijn bij de seksuele opvoeding. Dat deze manier van communiceren van belang kan zijn bij de seksuele

opvoeding wordt bevestigd door onderzoek van zowel Vermeire (2005), als Zwiep (2008), waarin moeders aangeven belang te hechten aan de rol van hun partner in de communicatie over seksualiteit. Zij stellen dat vaders inhoudelijk andere ondersteuning kunnen bieden, met name bij zoons. Vaders kunnen dus, door hun eigen manier van opvoeden, op verschillende manieren invloed hebben op de manier waarop hij zijn kinderen seksueel opvoedt.

(16)

2.3 De eigen genoten seksuele opvoeding

Volgens verschillend onderzoek is er een relatie tussen de eigen genoten seksuele opvoeding van vaders en de seksuele opvoeding die zij hun kind bieden (Bandura, 1989, beschreven in Parke, 2002; Byers, 2008; Frankham, 2006, 2011; Ravesloot, 1998; Vermeire, 2005; Zwiep, 2008). Zo blijkt uit verschillend onderzoek dat ouders vaak overnemen wat zij van hun ouders hebben gekregen aan seksuele voorlichting (Byers, 2008, 2011; Zwiep, 2008). Bandura gaf dit al eerder aan (1989, beschreven in Parke, 2002), en stelt dat vaders zich spiegelen tegenover hun eigen vaders, vooral wanneer hun vaders verzorgend en bereikbaar zijn. Een andere hypothese stelt dat vaders juist willen compenseren of “goedmaken” voor tekortkomingen in hun relatie met hun vader door een betere en meer betrokken vader te worden (Parke, 2002). Veel ouders van nu hebben echter zelf geen seksuele voorlichting gehad als kind en hebben daardoor geen voorbeeld gehad van hoe zij met hun kind moeten praten over seksualiteit (Ravesloot, 1998; Vermeire, 2005; Zwiep, 2012). Personen uit de eigen generatie van de vader kunnen hierbij als voorbeeld dienen. De maatschappij maakt snelle veranderingen door en hierdoor kan er een meer moderne kijk op de (seksuele) opvoeding ontstaan. Vaders construeren dus met behulp van zowel hun eigen vader als voorbeeldmodel, als met voorbeelden uit hun eigen generatie, een beeld van hoe zij als vader willen zijn (Parke, 2002). Over het algemeen willen ouders van nu hun kind openheid bieden op het gebied van seksualiteit, en willen zij voorkomen dat zij de fouten die hun ouders hebben gemaakt herhalen (Frankham, 2006). Ondanks de intentie om open naar hun kind te zijn over seksualiteit, blijken zij vaak toch de “fouten” die zij aan hun eigen ouders

toeschrijven te herhalen (Byers, 2011; Frankham, 2006) en minder open naar hun kind te zijn dan zij zouden willen. Om deze cyclus te doorbreken kan opvoedingsondersteuning een oplossing bieden (Byers, 2011). Door middel van opvoedingsondersteuning kunnen vaders meer kennis opdoen over seksualiteit, leren ze zich meer comfortabel te voelen bij het bespreken van dit onderwerp, kunnen ze vaardigheden leren om de kwaliteit van de seksuele opvoeding te verhogen en leren ze hun kinderen aan te moedigen vaker vragen te stellen (Byers, 2011).

2.4 Beleving van de seksuele opvoeding en de behoefte aan opvoedingsondersteuning Bij de seksuele opvoeding is het belangrijk dat vaders een positieve houding

overbrengen tegenover zowel seksualiteit als het communiceren over seksuele onderwerpen (Byers, 2011). Het blijkt dat ouders de seksuele opvoeding belangrijk vinden en de intentie hebben om open naar hun kinderen te zijn over seksualiteit, maar dit in de praktijk echter als

(17)

lastig ervaren (Brilleslijper-Kater & Baartman, 2000; Frankham, 2006; de Graaf & Rademakers, 2006; Jerman & Constatine, 2010; Zwiep, 2008). Uit onderzoek blijkt dat er over het algemeen tussen ouders en kinderen weinig wordt gecommuniceerd over seksualiteit (Byers, 2011). Recent onderzoek, dat is gedaan in opdracht van het tijdschrift J/M ouders, laat dit ook zien (Ouders onderschatten seksueel gedrag van hun kind, 2013). Bij jonge kinderen wordt dit vaker gedaan door moeders (30%) dan door vaders (11%) (Larsson & Svedin, 2002). Uit verschillend onderzoek blijkt ook dat dit aspect van de seksuele opvoeding nog vaak wordt gezien als een “moeder-aangelegenheid” (Byers, 2008; Vermeire, 2005, Wright, 2009).Als er wordt gecommuniceerd over seksualiteit blijft het gesprek vaak oppervlakkig en wordt er niet diep op het onderwerp ingegaan (Byers, 2011; Jerman & Constantine, 2010). Vaak gaan ouders er vanuit zolang zij geen vragen krijgen van hun kind over een bepaald onderwerp, het kind nog niet toe is aan informatie over dit onderwerp (Martin & Torres, 2013). Bestaand onderzoek beschreven in Martin en Torres (2013) wijst uit dat ouders vaak wachten totdat hun kind vragen stelt, waarop zij vage, korte antwoorden geven en het gesprek vervolgens afsluiten. Het lijkt er dus op dat ouders vooral reactief optreden tijdens de seksuele opvoeding van hun kind en dat deze reacties van ouders vaak kort en oppervlakkig blijven (Frankham, 2006). Het feit dat ouders vaak oppervlakkig blijven wanneer het gaat over seksuele onderwerpen kan volgens Byers (2008) komen doordat zij zorgen hebben over hun kennisniveau, doordat zij zich niet comfortabel genoeg voelen dit onderwerp met hun kinderen te bespreken en een negatieve houding hebben tegenover het ‘te ruimschoots’ aanbieden van seksuele voorlichting. Vooral bij ouders van jonge kinderen blijkt dit een rol te spelen (Byers, 2008). Ouders zijn onwillig en voelen angst en schaamte omdat ze het niet gepast vinden om informatie over seksualiteit te geven aan “een onschuldig, jong kind” (Brilleslijper-Kater & Baartman, 2000; Frankham, 2006; Martin & Torres, 2014; Stone, Ingham, & Gibbins, 2013). De onwetendheid van jonge kinderen zien ouders dan ook als iets positiefs (Frankham, 2006). Ouders vinden het daarnaast ook lastig om te beslissen hoeveel informatie zij aan hun kind moeten geven, op welk moment zij met hun kind moeten praten en welke woorden zij hiervoor moeten gebruiken (Martin & Torres, 2014; Stone, Ingham, & Gibbins, 2013; Vermeire, 2005). Uit onderzoek van Zwiep (2008) blijkt dat opvoeders

(moeders en leidsters) onzeker zijn over de seksuele ontwikkeling en opvoeding van hun kind. Ouders van jonge kinderen maken zich vooral zorgen over de weerbaarheid van hun kind (Vermeire, 2005). De meeste vragen die ouders hebben gaan over hoe zij grenzen kunnen aangeven bij seksueel getint gedrag, of het gedrag normaal is en hoe zij hiermee om kunnen gaan (Vermeire, 2005).

(18)

Opvoedingsondersteuning kan een hulpmiddel zijn om ouders te ondersteunen bij de (seksuele) opvoeding. Volgens Asscher, Hermanns, en Deković (2008) hebben programma’s voor opvoedingsondersteuning als doel om de ontwikkeling van kinderen te bevorderen door ouders te ondersteunen, zodat zij opvoedingsproblemen nu en in de toekomst beter kunnen hanteren. Een groot deel van de ouders ondervindt geen grote problemen bij de seksuele opvoeding van hun kind. Verschillende onderzoeken laten echter steeds weer zien dat ouders wel behoefte hebben aan laagdrempelige (informatieve) ondersteuning (Bucx & de Roos, 2011; Hermanns, 2008; Vermeire, 2005; Zwiep, 2008).Wanneer zij de vragen waar zij mee zitten niet als een probleem ervaren richten zij zich meestal tot hun informele, sociale netwerk (Vermeire, 2005). Daarnaast blijkt er uit dit zelfde onderzoek dat er behoefte is aan

laagdrempelige professionele ondersteuning. Deze ondersteuningsbehoefte blijkt ook uit onderzoek van Zwiep (2008), waarbij een grote groep moeders behoefte blijkt te hebben aan opvoedingsondersteuning bij de seksuele opvoeding. Over vaders en de behoefte aan

opvoedingsondersteuning bij de seksuele opvoeding is, voor zover, weinig tot niks bekend.

3. Methode

3.1 Onderzoeksdesign

Dit verkennende onderzoek naar vaders en de seksuele ontwikkeling en opvoeding van hun kind is gedaan door middel van een kwantitatieve vragenlijst, die vaders van een kind in de leeftijdsgroep nul tot zes jaar eenmalig konden invullen in circa 20 minuten, in de periode van 3 februari tot 15 april. Er is dus sprake van een kwantitatief, cross-sectioneel

onderzoeksdesign. Met een kwantitatief, cross-sectioneel onderzoeksdesign wordt er op een enkel moment data verzameld om zo een groot, kwantitatief databestand te vormen (Bryman, 2012). Alle vaders hebben de vragenlijst online via het programma Qualtrics ingevuld. Het invullen van deze vragenlijst was geheel vrijwillig en anoniem. De respondenten hadden de mogelijkheid om op elk gewenst moment te stoppen met de vragenlijst.

3.2 Respondenten

De respondenten van dit onderzoek zijn vaders met een oudste kind in de

leeftijdscategorie van nul tot zes jaar oud. Alle vaders met een kind in deze leeftijdscategorie en wonend in Nederland mochten deelnemen aan dit onderzoek. Om een zo groot en

heterogeen mogelijke steekproef te realiseren hebben wij verschillende instellingen, websites, scholen en kinderdagverblijven door heel Nederland benaderd door middel van een e-mail of

(19)

telefonisch contact. Er waren in totaal zeven CJG’s, één GGD en zes vader- of opvoed

gerelateerde websites bereid om een online oproep te plaatsen met de link naar ons onderzoek. Daarnaast hebben tien scholen en tien kinderdagverblijven een oproep gezet in de nieuwsbrief of op de website en zijn er tijdens ouderavonden op kinderdagverblijven en basisscholen emailadressen van vaders verzameld die mee wilden doen aan het onderzoek. Met behulp van het programma G*Power en de aanvullende handleiding hiervoor (Faul, Erdfelder, Lang, & Buchner, 2009; 2007) is berekend dat voor een onderscheidend vermogen (power) van .80, een effectgrootte van .30 en een betrouwbaarheidsinterval van .05 er bij een toets voor de Spearman correlatie minimaal 352 respondenten nodig zijn, voor een Chi2-toets zijn er 88 (df = 2) tot 108 (df = 1) respondenten nodig en bij een Mann-Whitney-U-toets zijn er minimaal 368 respondenten nodig. Het onderscheidend vermogen geeft de kans dat bevindingen van de studie ook daadwerkelijk voorkomen in de populatie

In totaal hebben 83 vaders met een kind in de leeftijdscategorie nul tot zes de vragenlijst volledig ingevuld. Hiervan is bijna de helft (47%, n = 39) tussen de 31-35 jaar. Negen vaders (10.8%) bevinden zich in de leeftijdscategorie 26-30, negentien vaders (22.9%) bevinden zich in de leeftijdscategorie 36-40 jaar en zestien vaders (19.2%) zijn ouder dan 41 jaar. Ruim de meerderheid (80.8%, n = 67) van de vaders is hoger opgeleid (HBO of WO). Elf vaders (13.3%) hebben het MBO afgerond en een klein deel (6%, n = 5) heeft enkel het MAVO/VMBO of het HAVO/VWO afgerond. De meerderheid van de vaders werkt 38 uur of meer per week (62.7%, n = 52). Zestien vaders (19,3%) werken 33-37 uur per week, elf vaders (13.3%) werken 25-32 uur per week, één vader (1.2%) werkt 13-24 uur per week, tevens één vader (1.2%) werkt 0-12 uur per week en twee vaders (2.4%) geven aan momenteel geen werk te hebben.

De gezinssamenstelling bestaat bij een ruime meerderheid (92.8%, n = 77) uit een traditioneel gezin. Twee vaders zijn alleenwonend met co-ouderschap (2.4%), één vader is alleenwonend en fulltime vader (1.2%), één vader heeft een nieuw samengesteld gezin (1.2%) en twee vaders hebben de optie ‘anders’ gekozen (2.4%). Vier vaders zeggen geen partner te hebben (4.8%). Van de vaders met een partner hebben er 78 (94%) een vrouwelijke partner en één een mannelijke partner (1.2%).

Een groot deel van de vaders heeft een Nederlandse achtergrond (94%, n = 78). Daarnaast is er één vader met een Antilliaans/Arubaanse achtergrond (1.2%), één vader met een Indiase achtergrond (1.2%), één vader met een Duitse achtergrond (1.2%), één vader met zowel een Duitse als Nederlandse achtergrond (1.2%) en één vader met zowel een Turkse als Nederlandse achtergrond (1.2%). Van alle vaders heeft 79.5% geen geloofsovertuiging (n =

(20)

66). Van de 20.5% van de vaders die wel een geloofsovertuiging hebben zijn er elf (13.3%) Rooms-Katholiek, drie (3.6%) Protestants-Christelijk en tevens drie (3.6%) hebben de optie ‘anders’ gekozen.

De respondenten wonen verspreid door Nederland en zijn verdeeld over negen provincies, waarbij het grootste gedeelte van de vaders (73.5%) uit de provincies Noord-Brabant (34.9%, n = 29), Noord-Holland (22.9%, n = 19) en Utrecht (15.7%, n = 13) komt. De overige vaders (n = 22) zijn ongeveer gelijk verdeeld over de provincies Zuid-Holland, Gelderland, Drenthe, Friesland, Limburg en Overijssel. Van alle vaders geven er 55 (66.3%) aan in een stad te wonen en 28 (33.7%) in een dorp.

De vaders hebben gemiddeld 1.69 kinderen (SD = .68, range = 1-3) en 92.8% (n = 77) van de vaders vult de vragenlijst in over het oudste kind. Van de 83 kinderen (leeftijd: M = 3.73, SD = 1.47) waarover vaders de vragenlijst in hebben gevuld is 60.2% een jongen (n = 50, leeftijd: M = 3.87, SD = 1.46) en 39.8% een meisje (n = 33, leeftijd: M = 3.52, SD = 1.48).

Uit de demografische gegevens kan afgeleid worden dat de vaders in dit onderzoek voornamelijk een Nederlandse culturele achtergrond, hoger opleidingsniveau, een traditioneel gezin en een fulltime baan hebben. Dit is in overeenstemming met ander onderzoek gericht op de opvoeding (Baumrind, 2010; Brilleslijper-kater & Baartman, 2000; Hook & Wolfe, 2012; Martin & Torres, 2014). Deze groep ouders doet doorgaans vaker en gemakkelijker mee aan onderzoek.

Aanvullend op de demografische gegevens is aan de vaders met partner (n = 80) is gevraagd in hoeverre zij bepaalde huishoudelijke taken en zorgtaken meer een taak voor zichzelf, meer een gezamenlijke taak of meer een taak voor hun partner vinden. Zo wordt inzicht gegeven in de betrokkenheid van vaders in zowel de huishoudelijke taken als de zorgtaken. Uit Tabel 1 kan afgelezen worden dat het grootste gedeelte van de vaders de huishoudelijke taken zien als een gezamenlijke taak. Een iets kleiner deel van de vaders ziet de huishoudelijke taken als een taak voor hun partner. Enkel de administratie zien de meeste vaders als een taak voor zichzelf. Daarnaast kan uit tabel 1 worden afgelezen dat de meeste vaders de zorgtaken zien als een gezamenlijke taak. Zie voor een overzicht van de verdeling van de huishoudelijke- en zorgtaken Tabel 1.

(21)

Tabel 1.

Verdeling van de huishoudelijke- en zorgtaken in procenten, gerapporteerd door vaders

3.3 Meetinstrument

De vragenlijst die gebruikt is voor dit onderzoek is samengesteld op basis van de literatuur, bestaande vragenlijsten (zie: Friedrich et al., 1991; Zwiep, 2008; Roos, 2013; Klai, 2004; Vermeire, 2005; De Graaf, 2013; De Graaf, in druk) en met behulp van drie pilot interviews. De vragenlijst bestaat voornamelijk uit gesloten vragen, met een enkele

aanvullende open vraag om ruimte te bieden aan vaders die daar iets meer over kwijt willen. Voorafgaand aan de vragenlijst is er een definiëring gegeven van de belangrijkste begrippen die in dit onderzoek naar voren komen om te zorgen dat vaders de vragen zo eenduidig mogelijk interpreteren. De vragenlijst bestaat globaal uit vier thema’s: seksuele ontwikkeling, seksuele opvoeding, de eigen genoten seksuele opvoeding en de beleving en behoefte aan opvoedingsondersteuning. Een voorbeelditem bij het thema seksuele ontwikkeling is: Mijn

kind onderzoekt zijn/haar eigen lichaam. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een

5-puntsschaal (1 = nooit, 5 = dagelijks). Voor de analyses is tevens elk item gehercodeerd (0 = nooit, 1 = minstens één keer in het afgelopen half jaar).

Het thema seksuele opvoeding bestaat uit drie onderdelen: opvoedingsdoelen tijdens de seksuele opvoeding, reacties op seksueel getint gedrag en vragen, en praten over

seksualiteit. Het onderdeel opvoedingsdoelen tijdens de seksuele opvoeding bestaat uit stellingen die gerelateerd zijn aan kennis, vaardigheden en waarden of houdingen. De

voorbeelditems die horen bij dit onderdeel staan in Figuur 1 en hierbij wordt gebruik gemaakt van een 4-puntsschaal (1 = helemaal van toepassing, 4 = helemaal niet van toepassing).

Schoonmaken Koken Boodschappen Wassen/Strijken Administratie

% % % % %

Meer mijn taak 7.5 20 26.3 7.5 51.3

Gezamenlijke taak 50 46.3 50 26.3 30

Meer mijn partners taak 37.5 33.8 23.8 63.8 18.8

Niet van toepassing 5 0 0 2.5 0

Wassen/Aankleden/

Verschonen Naar bed brengen Eten/Samen eten

Naar kinderopvang/ school brengen Naar sport/ clubs brengen Helpen met huiswerk % % % % % %

Meer mijn taak 3.8 6.3 3.8 18.8 6.3 3.8

Gezamenlijke taak 76.3 83.8 95 53.8 27.5 12.5

Meer mijn partners taak 20 8.8 1.3 23.8 11.3 1.3

Niet van toepassing 0 1.3 0 3.8 55 82.5

Aantal vaders (n = 80) Huishoudelijke taken en Zorgtaken

(22)

Figuur 1.

Globale opzet van het onderdeel opvoedingsdoelen tijdens de seksuele opvoeding

Een voorbeelditem van het onderdeel reacties op seksueel getint gedrag en/of vragen is: Ik

negeer seksueel getint gedrag. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een 4-puntsschaal (1 =

Zelden of nooit, 4 = altijd). Voor de analyses zijn de items over de reacties van vaders tevens onderverdeeld in twee groepen (1 = reageert zelden of nooit tot soms op de aangegeven

manier, 2 = reageert regelmatig of altijd op de aangegeven manier). Daarnaast zijn voor de

analyses de vaders onderverdeeld in twee groepen (1 = krijgt nooit vragen van zijn kind over

seksualiteit, 2 = krijgt minstens 1 keer in het afgelopen half jaar vragen van zijn kind over seksualiteit). Een voorbeelditem van het onderdeel praten over seksualiteit is: Ik praat met mijn kind over seksualiteit. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een 5-puntsschaal (1 = zelden of nooit, 5 = dagelijks). Voor de analyses zijn de vaders tevens in twee groepen onderverdeeld

(1 = praten niet met hun kind over seksualiteit, 2 = praten wel met hun kind over seksualiteit). Een voorbeelditem bij het thema eigen genoten seksuele opvoeding is: Hoe was de

sfeer in uw ouderlijk huis omtrent seksualiteit? Hierbij werd gebruik gemaakt van een

4-puntsschaal (1 = zeer gesloten, 4 = zeer open). Er is een somscore berekend over drie items die te maken hebben met de openheid in het ouderlijk huis omtrent seksualiteit, namelijk:

werd er in uw ouderlijk huis gesproken over seksualiteit, kreeg u seksuele opvoeding thuis, en hoe was de sfeer in uw ouderlijkhuis omtrent seksualiteit. Samen hebben zij een cronbach’s

alpha van .87. Voor de analyses zijn de vaders tevens onderverdeeld in twee groepen (1 =

vaders die een gesloten seksuele opvoeding hebben gehad, 2 = vaders die een open seksuele opvoeding hebben gehad).

Een voorbeelditem bij het thema beleving van de seksuele opvoeding en behoefte aan opvoedingsondersteuning is: Maakt u zich wel eens zorgen over de seksuele ontwikkeling van

uw kind? Hierbij wordt gebruik gemaakt van een 5-puntsschaal (1 = nooit, 5 = dagelijks).

Vaardigheden • Ik wil mijn kind leren open en

eerlijk te praten over seksualiteit

• Ik vind het belangrijk dat mijn kind “nee” leert zeggen als hij/zij iets niet wil

• Ik wil mijn kind stimuleren zijn/haar eigen gevoelens op seksueel gebied te ontdekken

• Ik wil mijn kind leren opkomen voor zijn/haar eigen gevoelens en behoeftes

!

Kennis

• Ik vind het belangrijk dat mijn kind leert hoe zijn/haar lichaam werkt

• Ik wil mijn kind meegeven dat niet iedereen goede bedoelingen heeft rondom seksualiteit

• Ik wil mijn kind zelf informeren over seksualiteit voordat hij/zij op andere manieren aan informatie komt

• Ik wil vind het belangrijk dat mijn kind leert de baas te zijn over zijn/haar eigen lichaam

! ! ! ! ! ! ! ! Waarden/houdingen • Ik wil mijn kind stimuleren

zichzelf en anderen te respecteren

• Ik wil mijn kind meegeven dat seks verbonden is met liefde

• Ik wil mijn kind meegeven dat seksualiteit iets is om van te genieten

• Ik wil mijn kind meegeven dat zijn/haar mening er toe doet

(23)

Voor de analyses zijn de vaders op een ander item tevens onderverdeeld in twee groepen (1 =

vaders die geen vragen hebben over de seksuele ontwikkeling en/of opvoeding, 2 = vaders die (wel eens) vragen hebben over de seksuele ontwikkeling en/of opvoeding).

Bij de uiteindelijke analyses zijn enkele vragen weggelaten, namelijk: de stellingen waarbij vaders moesten aangeven in hoeverre een bepaald opvoedingsdoel op hen van toepassing is. Hierbij bleek mogelijk sociaal wenselijkheid een rol te spelen, aangezien alle items op hen van toepassing bleken te zijn. Daarom is de keuze gemaakt om de analyses te doen met vragen waarbij zij moesten aangeven welke drie zij het meest belangrijk vinden om aan hun kind mee te geven en welke zij het minst belangrijk vinden om aan hun kind mee te geven.

3.4 Statistische Analyse

De vragenlijsten die via Qualtrics zijn ingevuld zijn automatisch omgezet in het

programma SPSS Statistics 22. Dit programma is gebruikt voor het uitvoeren van de analyses. Bij het beantwoorden van de eerste twee subvragen zijn er descriptieve analyses uitgevoerd om te kijken welk gedrag wordt gezien door vaders, hoe vaak zij dit gedrag zien, welke vragen zij van hun kind krijgen over seksualiteit en hoe vaak zij deze vragen krijgen.

Bij het beantwoorden van de derde subvraag is er gebruik gemaakt van de descriptieve analyses om te kijken welke drie opvoedingsdoelen vaders het meest belangrijk vinden en welk opvoedingsdoel vaders het minst belangrijk vinden. Bij het beantwoorden van de vierde subvraag zijn er eerst descriptieve analyses uitgevoerd om te kijken hoe vaders zeggen te reageren op seksueel getint gedrag van hun kind. Vervolgens is er per opvoedingsdoel dat door vaders wel of niet wordt genoemd als een van de drie meest belangrijkste met de Chi2 -toets gekeken of er verbanden gelegd kunnen worden met hoe vaders daadwerkelijk zeggen te reageren op seksueel getint gedrag. Ook zijn er descriptieve analyses uitgevoerd om te kijken of vaders eerlijk antwoord geven op vragen van hun kind over seksualiteit en zo niet, wat de redenen zijn waarom zij dit niet altijd doen. Bij het beantwoorden van de vijfde subvraag zijn de descriptieve anaylses opgevraagd om te kijken hoe vaak vaders met hun kind praten, en waarom zij dit wel of niet doen.

Bij het beantwoorden van de zesde subvraag is er een Spearman correlatie (Baarda, de Goede, & van Dijkum, 2011) berekend tussen de subschaal die de openheid in het ouderlijk huis omtrent seksualiteit meet en de huidige sfeer in het gezin. Vervolgens zijn met een Kruskalwallis-toets de vaders die een gesloten seksuele opvoeding hebben gehad vergeleken met de vaders die een open seksuele opvoeding hebben gehad op de items: huidige sfeer in

(24)

het gezin, de ervaring van de seksuele opvoeding die zij hebben gehad, de tevredenheid over de seksuele opvoeding die zij hebben gehad, en de overeenkomst met de huidige seksuele opvoeding. Daarnaast is gekeken bij de vaders die ontevreden of tevreden zijn over de seksuele opvoeding die zij hebben gehad, of de seksuele opvoeding die vaders hun kind willen bieden overeenkomt met de seksuele opvoeding die zij hebben gehad.

Bij het beantwoorden van de zevende subvraag zijn de descriptieve analyses opgevraagd om te kijken hoe vaders de seksuele opvoeding ervaren en wie zij hier voor (mede)verantwoordelijk vinden. Bij het beantwoorden van de achtste subvraag zijn de descriptieve analyses opgevraagd om te kijken of vaders vragen hebben over de seksuele ontwikkeling en/of opvoeding van hun kind. Bij de vaders die hier vragen over hebben is gekeken over welke onderwerpen en hoe vaak zij vragen hebben. Bij het beantwoorden van de negende subvraag is met behulp van de descriptieve analyses gekeken of vaders behoefte hebben aan informatie en/of advies en via welke weg en in welke vorm zij deze ondersteuning willen krijgen. Met behulp van de Mann-Whitney-U toets is gekeken in hoeverre vaders met en vaders zonder vragen behoefte hebben aan informatie of advies.

Bij alle subvragen is er (wanneer mogelijk) met behulp van een Chi2-toets, Mann-Whitney-U-toets of Kruskalwallis-toets gekeken of er verschillen zijn tussen verschillende vaders (vaders van een kind in de leeftijdsgroep 0-2 jaar, 2-4 jaar, en 4-6 jaar; vaders van een zoon of dochter; vaders die een open of gesloten seksuele opvoeding hebben gehad) (Baarda, de Goede, & van Dijkum, 2011). Ten slotte is bij iedere toets een post-hoc poweranalyse gedaan met behulp van het programma G*Power (Faul, Erdfelder, Lang, & Buchner, 2009).

4. Resultaten

4.1 De seksuele ontwikkeling

4.1.1 Seksueel getint gedrag

Vaders zien meerdere gedragingen bij hun kind die kunnen horen bij de seksuele ontwikkeling. In totaal werden 20 van de 21 gedragingen rondom seksualiteit door vaders waargenomen. Gemiddeld waren dat 8.9 (SD = 4.29) gedragingen per kind. Gedrag dat volgens vaders nooit voorkomt is het zoeken naar porno op Internet. In Tabel 3 wordt een overzicht gegeven van de 22 gedragingen rondom seksualiteit waarbij vaders konden aangeven of zij dit seksueel getinte gedrag zien bij hun kind en in welke mate.

(25)

Er blijkt grote variatie te bestaan in het wel of niet zien van seksueel getint gedrag tussen de vaders met een kind in de leeftijdsgroep 0-2 jaar, 2-4 jaar, en 4-6 jaar.De vaders met een kind in de jongste leeftijdsgroep (0-2 jaar) geven aan 9 van de 21 gedragingen te zien bij hun kind. Bij de leeftijdsgroep 2-4 jaar worden 18 van de 21 gedragingen gezien door vaders en bij de leeftijdsgroep 4-6 jaar worden 20 van de 21 gedragingen gezien door vaders. De verschillen tussen de drie leeftijdsgroepen in de mate waarin het gedrag wel of niet voorkomt zijn in Tabel 4 in kaart gebracht. Uit de post-hoc power analyse blijkt dat de power in deze tabel ligt tussen de .213 en de .999. Een groot deel van de vaders geven weinig tot nooit aan dat hun kind de badkamer of het toilet op slot doet, dat hun kind doktertje speelt zonder kleren aan, dat hun kind seksueel getint fantasiespel speelt met poppen of knuffels, of dat hun kind informatie zoekt over seksualiteit. Daarnaast geeft een groot deel van alle vaders aan dat hun kind zijn of haar eigen lichaam onderzoekt. Dit gebeurt volgens de vaders

“minstens één keer per maand”, minstens één keer per week, of “dagelijks”. Een groot deel van de vaders zegt dat zijn kind samen in bad gaat met andere kinderen, dat hun kind het fijn vindt om bloot te zijn en dat hun kind nieuwsgierig is naar het lichaam van volwassenen. Met de Fisher’s exact toets werden hier wel significante verschillen gevonden tussen de

leeftijdsgroepen (p = .017; p = .042; p < .001), waarbij het gedrag bij de oudste twee leeftijdsgroepen vaker wordt gerapporteerd door vaders dan bij de jongste leeftijdsgroep. Deze gedragingen lopen bij alle leeftijdsgroepen zeer uiteen in mate van voorkomen gerapporteerd door vaders (zie Tabel 3).

Meerdere gedragingen worden vaker gezien door vaders met een kind in de oudste twee leeftijdsgroepen dan door vaders van een kind in de jongste leeftijdsgroep. Zo zien meer vaders met een kind in een van de twee oudste leeftijdsgroepen dat hun kind interesse heeft in leeftijdsgenootjes van de andere sekse (Chi2 = 8.72; df = 2; p = .013, Cramer’s V = .32) dan vaders van een kind in de jongste leeftijdsgroep. Daarnaast zien zij vaker dat hun kind zich uitkleedt in het bijzijn van anderen (Chi2 = 25; df = 2; p < .001, Cramer’s V = .55), zien zij vaker dat hun kind het lichaam van andere kinderen wil bekijken (Chi2 = 12.13; df = 2; p = .002, Cramer’s V = .38), en zien zij vaker dat hun kind schaamtegevoelens heeft (Chi2 = 10.05; df = 2; p = .007, Cramer’s V = .35). De interesse in leeftijdsgenootjes van de andere sekse komt volgens de vaders van een kind in een van de twee oudste leeftijdsgroepen regelmatig voor met een grote variatie in mate van voorkomen (zie Tabel 2). Bij de jongste leeftijdsgroep wordt dit bij minder dan een kwart van de vaders gezien. Het uitkleden in het bijzijn van anderen, het willen bekijken van het lichaam van andere kinderen, en

(26)

een groot deel van de vaders van de oudste twee leeftijdsgroepen dit gedrag regelmatig wordt gezien, met een grote variatie in mate van voorkomen.

Ook is er gedrag waarop de drie leeftijdsgroepen significant van elkaar verschillen, waarbij vaders met een ouder kind het gedrag vaker rapporteren dan vaders met een jonger kind. Zo zien meer vaders van een ouder kind dat hun kind vragen stelt over seksualiteit dan vaders van een jonger kind (Chi2 = 16.89; df = 2; p < .001, Cramer’s V = .45). Ook zien zij vaker dat hun kind onderwerpen rondom seksualiteit benoemt (Chi2 = 17.95; df = 2; p < .001, Cramer’s V = .47) en dat hun kind regelmatig met zijn/haar hand in de broek zit (Chi2 = 30.74; df = 2; p < .001, Cramer’s V = .61). Bij de jongste leeftijdsgroep wordt dit gedrag zelden tot nooit gezien. Bij de oudste twee leeftijdsgroepen geeft de grootste groep vaders aan dat het gedrag “nooit” tot “minstens 1 keer per week” voorkomt.

Daarnaast is er gedrag waarbij de jongste twee leeftijdsgroepen significant verschillen van de oudste leeftijdsgroep. Zo zien meer vaders van een kind in de oudste leeftijdsgroep dat hun kind (wel eens) verliefd is (Chi2 = 11.15; df = 2; p = .004, Cramer’s V = .37) en dat hun kind uitdagend of verleidelijk danst (Chi2 = 9.93; df = 2; p = .007, Cramer’s V = .35), dan

vaders van een kind in een van de jongste twee leeftijdsgroepen. Hierbij varieert het gedrag bij de oudste leeftijdsgroep van “minder dan 1 keer per maand” tot “minstens 1 keer per week”.

Ten slotte is er gedrag waarbij enkel de jongste leeftijdsgroep en oudste leeftijdsgroep significant van elkaar verschillen. Zo zien meer vaders van een kind in de oudste

leeftijdsgroep dat hun kind masturbeert (Chi2 = 6.70; df = 2; p = .041, Cramer’s V = .28) en

dat hun kind rondloopt in (verkleed)kleren van de andere sekse (Chi2 = 8.86; df = 2; p = .012,

Cramer’s V = .33), dan vaders van een kind in de jongste leeftijdsgroep. Bij de oudste leeftijdsgroep geeft de grootste groep vaders aan dat het gedrag “nooit” tot “minstens 1 keer per week” voorkomt. Voor een overzicht van deze resultaten zie Tabel 2 en Tabel 3 (voor een grotere weergave zie Bijlage 1, Tabel 1 en 2).

Er is gekeken naar verschillen tussen de groepen vaders (zie hoofdstuk 3.4, p. 24) in hoeverre zij seksueel getint gedrag waarnemen. Hierbij zijn, behalve de leeftijd van het kind, geen significante verschillen gevonden.

(27)

Tabel 2.

Aantal vaders dat seksueel getint gedrag ziet naar frequentie van voorkomen, verdeeld in leeftijdsgroepen 0-2 jaar, 2-4 jaar, en 4-6 jaar (gerapporteerd door vaders)

1 weergegeven is percentage vaders die ‘minstens 1 keer per maand’ tot ‘dagelijks’ het gedrag hebben gezien in het afgelopen half jaar

Tabel 3.

Verschil tussen leeftijdsgroepen van het kind in het wel of niet van voorkomen van seksueel getint gedrag (gerapporteerd door vaders)

1weergegeven is het percentage vaders die “minstens 1 keer per maand” tot “dagelijks” het gedrag hebben gezien in het afgelopen half jaar; a,b,cweergegeven is een subgroep van de leeftijdscategorieën waarvan de resultaten niet significant van elkaar verschillen (p > .05); cmedium tot grote effectgrootte;

* p < .05; ** p < .01; *** p < .001

Mijn kind…1

0-2 jr 2-4 jr 4-6 jr 0-2 jr 2-4 jr 4-6 jr 0-2 jr 2-4 jr 4-6 jr 0-2 jr 2-4 jr 4-6 jr 0-2 jr 2-4 jr 4-6 jr

Doet badkamer/toilet op slot 100 92.9 88.1 - 7.1 4.8 - - 4.8 - - 2.4 - - -Gaat samen met andere kinderen in bad 46.2 10.7 11.9 46.2 35.7 16.7 7.7 10.7 11.9 - 35.7 42.9 - 7.1 16.7 Speelt doktertje met kleren aan 100 57.1 35.7 - 17.9 33.3 - 14.3 28.6 - 7.1 2.4 - 3.6 Speelt doktertje zonder kleren aan 100 96.4 81 - 3.6 14.3 - - 4.8 - - - -Vindt het fijn om bloot te zijn 23.1 10.7 2.4 61.5 10.7 7.1 15.4 10.7 19 - 28.6 42.9 - 39.3 28.6 Onderzoekt zijn/haar eigen lichaam 15.4 3.6 2.4 - 10.7 9.5 15.4 35.7 33.3 38.5 25 28.6 30.8 25 26.2 Is (wel eens) verliefd 100 82.1 57.1 - 7.1 26.2 - 10.7 11.9 - - 4.8 - - -Stelt vragen over seksualiteit 100 71.4 40.5 - 14.3 38.1 - 14.3 16.7 - - 4.8 - - -Benoemt onderwerpen rondom seksualiteit 100 64.3 35.7 - 14.3 28.6 - 14.3 31 - 7.1 4.8 - - -Masturbeert (friemelen; wrijven; rijden) 84.6 67.9 47.6 - 10.7 14.3 7.7 10.7 21.4 7.7 7.1 14.3 - 3.6 2.4 Is nieuwsgierig naar het lichaam van volwassenen 61.5 7.1 7.1 - 32.1 31 15.4 42.9 21.4 15.4 10.7 35.7 7.7 7.1 4.8 Is geinteresseerd in leeftijdsgenootjes van de andere sekse 76.9 39.3 31 - 21.4 16.7 - 21.4 21.4 15.4 17.9 16.7 7.7 - 14.3 Loopt rond in (verkleed)kleren van de andere sekse 100 82.1 61.9 - 7.1 21.4 - 3.6 9.5 - 7.1 7.1 - - -Speelt seksueel getint fantasiespel met poppen of knuffels 100 100 85.7 - - 9.5 - - 4.8 - - - -Kleedt zich uit in het bijzijn van anderen 92.3 35.7 16.7 - 14.3 11.9 - 17.9 21.4 7.7 14.3 31 - 17.9 19 Zit regelmatig met zijn/haar hand in de broek 92.3 60.7 14.3 7.7 32.1 28.6 - 3.6 16.7 - - 26.2 - 3.6 14.3 Wil het lichaam van andere kinderen bekijken 100 67.9 47.6 - 21.4 28.6 - 7.1 16.7 - 3.6 7.1 - - -Danst uitdagend/verleidelijk 92.3 85.7 57.1 7.7 3.6 21.4 - 3.6 7.1 - 7.1 14.3 - - -Heeft schaamtegevoelens 100 67.9 52.4 - 10.7 23.8 - 14.3 19 - 7.1 2.4 - - 2.4 Zoekt informatie over seksualiteit (bv. via internet/boeken) 100 100 95.2 - - 2.4 - - 2.4 - - -

-n = 13 -n = 28 -n = 42 n = 13 n = 28 n = 42 n = 13 n = 28 n = 42 n = 13 n = 28 n = 42 n = 13 n = 28 n = 42

Aantal vaders (n = 83)

Nooit (%)

Minder dan 1 keer per maand (%)

Minstens 1 keer per maand (%)

Minstens 1

keer per week (%) Dagelijks (%)

Aantal vaders (n = 83)

Gedrag1 0-2 jr (n = 13) 2-4 jr (n = 28) 4-6 jr (n = 42) Cramer's V Fisher's exact n %

% % %

Doet badkamer/toilet op slot 0.0 7.1 11.9 1.91 .15 .58 7 8.4%

Gaat samen met andere kinderen in bad 53.8 89.3 88.1 9.34** .34c .02 69 83.1%

Speelt doktertje met kleren aan 0.0a 42.9b 64.3b 16.76*** .45c 39 47%

Speelt doktertje zonder kleren aan 0.0 3.6 19 6.04* .27 .07 9 10.8% Vindt het fijn om bloot te zijn 76.9 89.3 97.6 5.79 .26 .04 76 91.6% Onderzoekt zijn/haar eigen lichaam 84.6 96.4 97.6 3.80 .21 .15 79 95.2% Is (wel eens) verliefd 0.0a 17.9a 42.9b 11.15** .37c 23 27.7%

Stelt vragen over seksualiteit 0.0a 28.6b 59.5c 16.89*** .45c 33 39.8%

Benoemt onderwerpen rondom seksualiteit 0.0a 35.7b 64.3c 17.95*** .47c 37 44.6%

Masturbeert (friemelen; wrijven; rijden) 15.4a 32.1a,b 52.4b 6.70* .28 33 39.8%

Is nieuwsgierig naar het lichaam van volwassenen 38.5 92.9 92.9 24.56*** .54c .000 70 84.3%

Is geinteresseerd in leeftijdsgenootjes van de andere sekse 23.1a 60.7b 69b 8.72* .32c 49 59%

Loopt rond in (verkleed)kleren van de andere sekse 0.0a 17.9a,b 38.1b 8.86* .33c 21 25.3%

Speelt seksueel getint fantasiespel met poppen of knuffels 0.0 0.0 14.3 6.31* .28 .06 6 7.2% Kleedt zich uit in het bijzijn van anderen 7.7a 64.3b 83.3b 25*** .55c 54 65.1%

Zit regelmatig met zijn/haar hand in de broek 7.7a 39.3b 85.7c 30.74*** .61c 48 57.8%

Wil het lichaam van andere kinderen bekijken 0.0a 32.1b 52.4b 12.13** .38c 31 37.3%

Danst uitdagend/verleidelijk 7.7a 14.3a 42.9b 9.93** .35c 23 27.7%

Heeft schaamtegevoelens 0.0a 32.1b 47.6b 10.05** .35c 29 34.9%

Zoekt informatie over seksualiteit (bv. via internet/boeken) 0.0 0.0 4.8 2 .16 .65 2 2.4%

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In this paper, we show that an approach based on optimizing the product-moment correlation of the estimated positions given the measured signal strengths, which does not require

One survey had a general focus on NCAs’ methods of communication on safety of medicines, and contained questions about current practices related to DHPCs, NCA communications,

Uit de focusgroepgesprekken kwam naar voren dat excellentieprogramma’s eraan kunnen bij- dragen dat studenten die zich onvoldoende uitgedaagd voelen of behoefte hebben aan

In dit onderzoek binnen de gezondheidszorg wordt er gekeken naar het boundary work tussen verschillende beroepsgroepen zoals de zorgmanagers, laboratoriummanagers

We bring together insights from signaling theory and the employer image literature to argue that entrepreneurial job advertisements signal distinct, and often unobserved,

We illustrate the Dynamic Adaptive Policy Pathways approach by producing an adaptive plan for long-term water management of the Rhine Delta in the Netherlands that takes into

4 Shows the percentage of response opportunities (RO), grouped by the number of responses in the response opportunity, for which the start is during a pause, end is during a pause

More importantly Chapter 3 will also discuss new strategies of patent holders namely Non Practising Entities, patent thickets and misuse by originator companies in the