• No results found

2. Theoretisch kader

4.4 De beleving van de seksuele ontwikkeling en opvoeding en de

4.4.1 De beleving van de seksuele ontwikkeling en opvoeding

Vaders beleven de seksuele ontwikkeling en opvoeding tot nu toe als positief. Ruim negentig procent (90.4%) van de vaders ziet de seksuele opvoeding over het algemeen als een taak waar zij verantwoordelijk voor zijn (helemaal mijn taak, meer mijn taak) en 9.6% van de vaders geeft aan dat de seksuele opvoeding minder zijn taak is. Naast zichzelf vinden vaders dat hun partner hiervoor medeverantwoordelijk is (94%), net zoals de school (74.7%). Ook

geeft aan 18.1% van de vaders aan de kinderopvang medeverantwoordelijk te vinden voor de seksuele opvoeding en 15.7% vindt opa en/of oma medeverantwoordelijk. Enkele vaders noemen de ex-partner (4.8%), de oppas (2.4%) en de optie ‘anders’ (3.6%).

Over het algemeen ervaren vaders de seksuele opvoeding tot nu toe als ‘eerder makkelijk’ (41%) of ‘zeer makkelijk’ (56.6%). Slechts 2.4% van de vaders ervaart de

seksuele opvoeding tot nu toe als ‘eerder moeilijk’. De meeste vaders (92.8%) geven dan ook aan zich ‘nooit’ zorgen te maken over de seksuele ontwikkeling van hun kind. De zes vaders (7.2%) die zich wel eens zorgen maken over de seksuele ontwikkeling van hun kind geven aan zich hier ‘minder dan één keer per maand’ zorgen over te maken. Voorbeelden van waar deze vaders zich zorgen over maken bij de seksuele ontwikkeling hebben te maken met de weerbaarheid van hun kind (n = 2) of de mogelijk negatieve ervaringen rondom seksualiteit (n = 1).

Er is gekeken naar verschillen tussen groepen vaders (zie hoofdstuk 3.4, p. 24) en de manier waarop zij de seksuele ontwikkeling en opvoeding beleven en wie zij

(mede)verantwoordelijk vinden voor de seksuele opvoeding. Hierbij zijn enkele significante verschillen gevonden. Er is een verschil gevonden tussen de vaders die een gesloten seksuele opvoeding hebben gehad en de vaders die een open seksuele opvoeding hebben gehad in hoeverre vaders vinden dat zij verantwoordelijk zijn voor de seksuele opvoeding (Z = -2.750;

p = .006, r = .30). Vaders die een open seksuele opvoeding hebben gehad (gemiddelde

rangordescore 51.64) zien de seksuele opvoeding meer als een taak waarvoor zij verantwoordelijk zijn dan de vaders die een gesloten seksuele opvoeding hebben gehad

(gemiddelde rangordescore 38.52). De post-hoc poweranalyse geeft hierbij een power van .22. Daarnaast is er een significant verschil gevonden tussen de vaders die een gesloten seksuele opvoeding hebben gehad en de vaders die een open seksuele opvoeding hebben gehad in hoeverre zij opa en/of oma medeverantwoordelijk vinden voor de seksuele opvoeding van hun kind (Fisher’s exact = .004). Vaders die een open seksuele opvoeding hebben gehad zien opa en/of oma vaker als medeverantwoordelijk voor de seksuele opvoeding (36.4%) dan vaders die een gesloten seksuele opvoeding hebben gehad (8.2%). De post-hoc poweranalyse geeft hierbij een power van .79.

4.4.2 Vragen over de seksuele ontwikkeling en/of opvoeding

Zesenveertig (55.4%) vaders geeft aan (tot nu toe) geen vragen te hebben over de seksuele ontwikkeling en/of opvoeding van hun kind. Van de zevenendertig (44.6%) vaders die aangeven wel eens vragen te hebben over de seksuele ontwikkeling en/of opvoeding van

hun kind heeft 91.2% (n = 31) ‘minder dan één keer per maand’ vragen en 8.8% (n = 3) ‘minstens één keer per maand’. Deze vaders hebben aangegeven over welke onderwerpen omtrent seksualiteit zij het afgelopen half jaar vragen hebben gehad. Hierbij konden zij meerdere onderwerpen selecteren. Er blijkt veel variatie te bestaan in de vragen die vaders hebben over de seksuele ontwikkeling en/of opvoeding van hun kind (zie Tabel 9). Zo zegt 37.8% van de vaders wel eens vragen te hebben over hoe zij op seksueel getint gedrag van hun kind kunnen reageren, hoe zij grenzen aangeven omtrent seksueel getint gedrag van hun kind en hoe zij hun kind begeleiden bij het gebruik van Internet. Daarnaast zegt 32.4% van de vaders wel eens een vraag te hebben over wanneer seksueel getint gedrag grensoverschrijdend is. De twee vragen die elk bij 27% van de vaders voorkomt hebben te maken met of het seksueel getint gedrag van hun kind bij de ontwikkeling hoort en over de seksuele

ontwikkeling van hun kind. Ten slotte zegt bijna een kwart van de vaders (24.3%) wel eens vragen te hebben over seksueel getint gedrag van anderen kinderen, hoe ze op vragen van hun kind omtrent seksualiteit kunnen reageren en hoe ze met hun kind over seksualiteit kunnen praten. Andere voorbeeldvragen die vaders gaven waren ‘Is het normaal dat mijn zoon constant zijn hand in zijn onderbroek stopt?’ en ‘Wanneer begin je erover te praten?’.

Tabel 9.

Onderwerpen waar vaders wel eens vragen over hebben tijdens de seksuele ontwikkeling en/of opvoeding van hun kind (meerdere antwoorden per vader mogelijk)

Er is gekeken naar verschillen tussen de groepen vaders (zie hoofdstuk 3.4, p. 24) in of zij wel of geen vragen hebben over de seksuele ontwikkeling en/of opvoeding, welke vragen dit zijn en hoe vaak zij hierover het afgelopen jaar een vraag hebben gehad. Bij twee

onderwerpen waar vaders wel eens vragen over hebben blijkt er een verschil te zitten tussen verschillende groepen vaders. Zo blijkt van de vaders die wel eens een vraag hebben (n = 37) over seksualiteit dat vaders van een zoon vaker een vraag hebben over of het seksueel getint

n (%)

Hoe ik op seksueel getint gedrag van mijn kind kan reageren 14 (37.8%)

Hoe ik grenzen aangeef omtrent seksueel getint gedrag van mijn kind 14 (37.8%)

Hoe ik mijn kind begeleid bij Internet gebruik 14 (37.8%)

Wanneer seksueel getint gedrag grensoverschrijdend is 12 (32.4%)

Of seksueel getint gedrag van mijn kind bij de ontwikkeling hoort 10 (27%)

Seksuele ontwikkeling van mijn kind 10 (27%)

Seksueel getint gedrag van andere kinderen 9 (24.3)

Hoe ik op vragen van mijn kind omtrent seksualiteit kan reageren 9 (24.3%)

Hoe ik met mijn kind over seksualiteit kan praten 9 (24.3%)

gedrag bij de ontwikkeling hoort (52.9%) dan vaders van een dochter (5%). Dit verschil is significant (fisher’s exact = .002). De post-hoc poweranalyse geeft hierbij een power van .91. Daarnaast blijkt dat van de vaders die wel eens een vraag hebben over seksualiteit dat vaders die een gesloten seksuele opvoeding hebben gehad vaker een vraag hebben over hoe zij op seksueel getint gedrag kunnen reageren (48.3%) dan vaders die een open seksuele opvoeding hebben gehad (0%). Dit verschil is significant (fisher’s exact = .015). De post-hoc analyse geeft hierbij een power van .82. Daarnaast is er een significant verschil gevonden tussen vaders van een zoon en vaders van een dochter (Chi2 = 5.70; df = 1; p = .017, Cramer’s V = .26) wanneer gekeken wordt naar het wel of niet hebben van vragen over de seksuele

ontwikkeling en opvoeding van hun kind. Bij vaders van een dochter komt vaker voor dat zij een vraag hebben (gehad) over de seksuele ontwikkeling of opvoeding (60.6%) dan bij vaders van een zoon (34%). De post-hoc poweranalyse geeft hierbij een power van .66.

4.4.3 De behoefte aan ondersteuning bij de seksuele opvoeding

Er blijkt bij een groot deel van de vaders enige behoefte te zijn aan ondersteuning bij de seksuele opvoeding. Zo geven drieënveertig (51.8%) vaders aan wel eens behoefte te hebben aan informatie bij de seksuele opvoeding. Eenendertig (37.3%) vaders geven aan wel eens behoefte te hebben aan advies bij de seksuele opvoeding. Achtentwintig (33.7%) vaders zeggen zowel behoefte te hebben aan informatie als advies. Van de vaders die zeggen zich nooit zorgen te maken over de seksuele opvoeding geeft 50.7% (n = 39) aan wel eens behoefte te hebben aan informatie, en 36.4% (n = 28) geeft aan wel eens behoefte te hebben aan advies. Daarnaast geeft 40.3% (n = 31) van de vaders die zeggen zich nooit zorgen te maken over de seksuele opvoeding aan het afgelopen jaar vragen te hebben gehad over de seksuele ontwikkeling en/of opvoeding van hun kind. Vaders die vragen hebben gehad in het afgelopen half jaar over de seksuele ontwikkeling en/of opvoeding van hun kind (gemiddelde rangordescore 52.51) hebben significant meer behoefte aan zowel informatie (Z = -4.045; p < .001, r = .44) als advies (Z = -4.225; p < .001, r = .46) dan vaders die het afgelopen half jaar geen vragen hebben gehad (gemiddelde rangordescore 33.54). De post-hoc poweranalyse geeft hierbij een power van .41 en .44.

De vaders die aangeven wel eens behoefte te hebben aan informatie en/of advies is gevraagd via welke weg zij dit willen vinden. Hierbij waren meerdere antwoorden mogelijk. Informatie willen de meeste vaders via Internet vinden (n = 31, 72.1%). Een groot deel (n = 29, 67.4%) wil de informatie vinden via een deskundige. Hierbij wordt het consultatiebureau vaker genoemd (n = 21) dan de (huis)arts (n = 11) of pedagoog (n = 13). Meer dan de helft

van de vaders (n = 24, 55.8%) wil de informatie vinden via het kinderdagverblijf of de school. Daarnaast zegt 39.5% (n = 17) de informatie te willen vinden via familie of vrienden. Advies willen vaders het liefst via de deskundige (n = 24, 77.4%). Hierbij noemen vaders de

pedagoog (n = 18) en het consultatiebureau (n = 15) vaker dan de (huis)arts (n = 29%). Bijna de helft van de vaders noemt het kinderdagverblijf of de school als een plek waar zij naar toe zouden willen gaan voor advies (n = 14, 45.2%). Daarnaast noemt 35.5% (n = 11) dat zij voor advies naar familie of vrienden zouden willen gaan en 20.9% (n = 9) zou advies willen vinden via Internet. Voor een duidelijk overzicht van deze resultaten zie Tabel 10.

Tabel 10.

Via welke weg vaders de ondersteuning willen vinden (meerdere antwoorden per vader mogelijk)

Daarnaast is vaders gevraagd aan te geven in welke vorm zij informatie en/of advies zouden willen krijgen en ook hierbij konden zij meerdere antwoorden selecteren. Informatie zouden vaders het liefst willen krijgen via een website met deskundige informatie (n = 34, 79.1%). Ook via folders (n = 26, 60.5%) en mondeling (n = 24, 55.8%) zou meer dan de helft van de vaders de informatie willen krijgen. Een wat kleiner deel noemde boeken (n = 17, 39.5%), tijdschriften (n = 16, 37.2%), een ouderavond (n = 16, 37.2%) en vakliteratuur (n = 13, 30.2%) als informatiebron. Bij minder dan 30% van de vaders wordt de televisie, een opvoedspreekuur voor vaders, een encyclopedie, een forum en sociale media genoemd. Het grootste gedeelte van de vaders zou advies mondeling willen krijgen (n = 22, 71%). Advies via een website met deskundige informatie wordt bij 51.6% van de vaders genoemd (n = 16). 38.7% (n = 12) van de vaders zou advies willen krijgen via folders. Een opvoedspreekuur

Informatie (n = 43) Advies (n = 31)

n (%) n (%)

Via familie/vrienden 17 (39.5%) 11 (35.5%)

Via kinderdagverblijf/school 24 (55.8%) 14 (45.2%)

Via KDV, peuterspeelzaal, BSO 12 (27.9%) 8 (25.8%)

Via school (leerkracht) 15 (34.9%) 10 (32.3%)

Via school (ouderavond) 14 (32.6%) 6 (19.4%)

Via deskundige 29 (67.4%) 24 (77.4%)

Via consultatiebureau 21 (48.8%) 15 (48.4%)

Via (huis)arts 11 (25.6%) 9 (29%)

Via deskundige (pedagoog, opvoedkundige) 13 (30.2%) 18 (58%)

Via Internet 31 (72.1%) 9 (20.9%)

Anders 2 (4.7%) 0 (0.0%)

voor vaders wordt door 29% van de vaders genoemd (n = 9) en bij ongeveer 25% van de vaders worden boeken, vakliteratuur, een ouderavond en een forum genoemd. Bij minder dan 20% van de vaders worden tijdschriften, folders, een encyclopedie en sociale media genoemd. Voor een duidelijk overzicht van deze resultaten zie Tabel 11.

Er is gekeken naar verschillen tussen de groepen vaders (zie hoofdstuk 3.4, p. 24) en hun behoefte aan opvoedingsondersteuning bij de seksuele opvoeding. Hier blijken geen significante verschillen naar voren te komen.

Tabel 11.

In welke vorm vaders de ondersteuning willen krijgen (meerdere antwoorden per vader mogelijk)