• No results found

2. Theoretisch kader

2.4 De beleving van de seksuele opvoeding en de behoefte aan

4.2.3 Praten over seksualiteit

Het hangt af van de leeftijd van het kind hoe vaak vaders met hun kind praten over seksualiteit (Kruskal-Wallistoets Chi2 = 9.41; df = 2; p = .009). De gemiddelde rangordescore voor de leeftijdsgroep 0-2 jaar (n = 13) is 27.50, de leeftijdsgroep 2-4 jaar (n = 28) heeft een gemiddelde rangordescore van 40.88 en de leeftijdsgroep 4-6 jaar (n = 42) heeft een

gemiddelde rangordescore van 47.24. Uit een aanvullende Mann-Whitney-U toets blijkt dat de vaders van een kind in jongste leeftijdsgroep significant minder vaak praten met hun kind (gemiddelde rangordescore 16.50) over seksualiteit dan de vaders van een kind in de

leeftijdsgroep 2-4 jaar (gemiddelde rangordescore 23.09) (Z = -2.27, p = .023, r = .47). De post-hoc poweranalyse laat een power zien van .27. Ook praten de vaders van een kind in de leeftijdsgroep 0-2 jaar significant minder vaak met hun kind (gemiddelde rangordescore 18.00) over seksualiteit dan de vaders van een kind in de leeftijdsgroep 4-6 jaar (gemiddelde rangordescore 31.10) (Z = -3.007, p = .003, r = .41). Hierbij laat de post-hoc poweranalyse een power zien van .23.

Vaders van een kind tot twee jaar geven aan nooit met hun kind te praten over

seksualiteit, 67.9% van de vaders van een kind tussen de twee en vier jaar geeft aan nooit met hun kind te praten over seksualiteit en iets meer dan de helft (52.4%) van de vaders van een kind tussen de vier en zes jaar geeft aan nooit met hun kind te praten over seksualiteit. Bij de twee tot vier jarigen praat 28.6% van de vaders “minder dan 1 keer per maand” tot “ minstens één keer per maand” met zijn kind over seksualiteit en 3.6% van de vaders praat “minstens

één keer per week” met zijn kind over seksualiteit. Bij de vier tot zes jarigen ligt dit aantal iets hoger: 42.8% van de vaders praat “minder dan één keer per maand” tot “ minstens één keer per maand” met zijn kind over seksualiteit en 4.8% van de vaders doet dit “minstens één keer per week”.

Wanneer er gekeken wordt of vaders wel of niet met hun kind praten blijkt dat een ruime meerderheid 65.1% (n = 54) van de vaders niet met hun kind praat over seksualiteit. De gemiddelde leeftijd van deze kinderen is 3.38 jaar (SD = 1.59). 34.9% (n = 29) geeft aan wel te praten met hun kind over seksualiteit. De gemiddelde leeftijd van deze kinderen is 4.37 (SD = .94). Van de vaders die niet met hun kind praten geeft 86.5% aan dat er in het huidig gezin een “eerder open” sfeer heerst omtrent seksualiteit en 13.5% geeft aan dat er in het huidig gezin een “zeer open” sfeer heerst omtrent seksualiteit.

Als reden om niet met hun kind te praten over seksualiteit konden vaders meerdere antwoorden selecteren. Veel vaders die niet met hun kind praten over seksualiteit geven hiervoor als reden dat zij hun kind hiervoor nog te jong vinden (74.1%). Ook geeft 38.9% van de vaders aan hiervoor “geen reden” (31.5%) te hebben of heeft de optie “anders” (7.4%) geselecteerd. Een klein deel (5.6%) geeft aan dat zij niet weten hoe ze het in “kindertaal” moeten uitleggen en tevens 5.6% geeft aan dat zij het ongemakkelijk vinden om met hun kind over seksualiteit te praten. Tevens een klein deel (3.7%) geeft aan dat zij bang zijn om hun kind aan te zetten tot seksueel getint gedrag of dat zij het lastig vinden een geschikt moment te kiezen om over seksualiteit te praten.

Als reden voor het wel met hun kind praten over seksualiteit konden zij meerdere antwoorden selecteren. Twee redenen die een groot deel van de vaders noemt zijn “ik wil een ‘open sfeer creëren omtrent seksualiteit (89.7%) en “ik vind het mijn taak als ouder om met mijn kind over seksualiteit te praten (72.4%). Iets minder dan de helft van de vaders (48.3%) geeft als reden “ik wil dat mijn kind een positief beeld ontwikkelt over seksualiteit. Daarnaast geeft 41.4% als reden aan dat hun kind recht heeft op informatie over seksualiteit. Ruim een kwart (27.6%) van de vaders geeft als reden aan “ik wil dat mijn kind informatie over seksualiteit van mij krijgt” en “ik wil mijn kind waarschuwen voor risico’s omtrent

seksualiteit. Van de vaders die wel met hun kind praten over seksualiteit geeft ruim driekwart (75.9%) aan dat het kind meestal of altijd het initiatief neemt tot praten over seksualiteit.

Er is gekeken naar verschillen tussen de groepen vaders in de mate waarin zij praten met hun kind over seksualiteit en de redenen om wel of niet te praten met hun kind over seksualiteit. Hierbij zijn, behalve de leeftijd van het kind, geen significante verschillen gevonden.

4.3 De eigen genoten seksuele opvoeding

Eenenzestig vaders (73.5%) zeggen zelf een gesloten seksuele opvoeding te hebben gehad. Bij deze vaders heerste er thuis een meer gesloten sfeer omtrent seksualiteit, vond er minder seksuele opvoeding plaats en werd er minder gepraat over seksualiteit. Tweeëntwintig (26.5%) vaders zeggen zelf een open seksuele opvoeding te hebben gehad. Bij deze vaders heerste er thuis een meer open sfeer omtrent seksualiteit, vond er vaker seksuele opvoeding plaats en werd er vaker gepraat over seksualiteit. Volgens bijna alle vaders (97.6%) heerst er in het huidige gezin een open sfeer omtrent seksualiteit. Slechts 2.4% vindt dat er in hun gezin een eerder gesloten sfeer heerst omtrent seksualiteit. Tussen de openheid in het ouderlijk huis omtrent seksualiteit en de sfeer in het huidige gezin omtrent seksualiteit is de Spearmann correlatie berekend. Deze is niet significant (rs = .18; p = .10, tweezijdig). De post-hoc

poweranalyse geeft hierbij een power van .11.

Zevenenzestig vaders (80.8%) hebben de eigen seksuele opvoeding “eerder positief” of “zeer positief” ervaren. Zestien vaders (19.3%) vaders hebben de eigen seksuele opvoeding “eerder negatief” ervaren. Zesentwintig vaders (31.3%) geven aan ontevreden te zijn over de eigen seksuele opvoeding tegenover zevenenvijftig vaders (68.7%) die aangeven “eerder tevreden” of “zeer tevreden” te zijn over de eigen seksuele opvoeding. De antwoorden op de vraag of de eigen seksuele opvoeding die zij hun kind willen bieden overeenkomt met de seksuele opvoeding die hij thuis kreeg zijn gevarieerd. Zeventien vaders (20.5%) geven aan dat de seksuele opvoeding die zij thuis kregen “helemaal niet” overeenkomt met de seksuele opvoeding die zij hun kind willen bieden, dertig vaders (36.1%) geven aan dat dit “eerder niet” overeenkomt, achtentwintig vaders (33.7%) geven aan dat dit “eerder wel” overeenkomt en acht vaders (9.6%) geven aan dat dit “helemaal wel” overeenkomt.

De vaders die een gesloten of open seksuele opvoeding hebben gehad verschillen echter significant van elkaar op voorgenoemde punten. Zo zeggen de vaders die een open seksuele opvoeding hebben gehad (gemiddelde rangordescore 50.41) dat er in het huidige gezin een meer open sfeer heerst omtrent seksualiteit dan de vaders die een gesloten seksuele opvoeding hebben gehad (gemiddelde rangordescore 38.97). Dit verschil is significant (Z = - 2.420; p = .016, r = .27). De post-hoc power analyse geeft hierbij een power van .18.

Daarnaast hebben de vaders die een open seksuele opvoeding hebben gehad (gemiddelde rangordescore 56.68) de seksuele opvoeding die zij hebben gehad als positiever ervaren dan de vaders die een gesloten seksuele opvoeding hebben gehad (gemiddelde rangordescore 36.70). Dit verschil is significant (Z = -4.031; p = .000, r = .44). De post-hoc power analyse geeft hierbij een power van .40. Ook waren de vaders die een open seksuele opvoeding

hebben gehad (gemiddelde rangordescore 59.39) meer tevreden over de seksuele opvoeding die zij hebben gehad dan de vaders die een gesloten seksuele opvoeding hebben gehad (gemiddelde rangordescore 35.73). Dit verschil is significant (Z = -4.343; p < .001, r = .48). De post-hoc poweranalyse geeft hierbij een power van .46. Ten slotte is er een significant verschil tussen de groepen in hoeverre de seksuele opvoeding die vaders hebben gehad overeenkomt met de seksuele opvoeding die vaders hun kind willen bieden (Z = -5.135; p < .001, r = .56). Van de vaders die een open seksuele opvoeding hebben gehad komt de eigen opvoeding meer overeen met de opvoeding die zij hun kind willen bieden (gemiddelde rangordescore 63.52) dan bij de vaders die een gesloten seksuele opvoeding hebben gehad (gemiddelde rangordescore 34.24). De post-hoc poweranalyse geeft hierbij een power van .59.

Tot slot blijkt er een relatie te zijn tussen de tevredenheid van vaders over de seksuele opvoeding die zij hebben gehad en de manier waarop zij hun kind seksueel willen opvoeden. Zowel de groep vaders die ontevreden is over de eigen seksuele opvoeding (n = 26) als de groep vaders die tevreden is over de eigen seksuele opvoeding (n = 57), geven aan dat er in het huidige gezin een open sfeer heerst omtrent seksualiteit. Er is echter een significant verschil gevonden tussen deze groepen in hoeverre de seksuele opvoeding die vaders hebben gehad overeenkomt met de seksuele opvoeding die vaders hun kind willen bieden (Z = - 5.702; p < .001, r = .63). Van de vaders die tevreden zijn over de seksuele opvoeding die zij hebben gehad (gemiddelde rangordescore 51.69) komt deze opvoeding meer overeen met de seksuele opvoeding die zij hun kind willen bieden dan bij de vaders die ontevreden zijn over de seksuele opvoeding die zij hebben gehad (gemiddelde rangordescore 20.75). Bij de laatste groep vaders komt de seksuele opvoeding die zij hun kind willen bieden “helemaal niet” (n = 13) tot “eerder niet” (n = 13) overeen met de seksuele opvoeding die zij hebben gehad. De post-hoc poweranalyse geeft hierbij een power van .68.

4.4 De beleving van de seksuele ontwikkeling en opvoeding en de behoefte aan