1 juni 2018
'De waarheid is het meest kostbare
consumptiegoed': Het gebruik van
collectieve en persoonlijke herinneringen
in oorlogstoerisme, Bosnië-Herzegovina
Anne op het Broek
Supervisor:
dhr. dr. R.J. van Ginkel
Master thesis
Tweede lezer:
hr. dr. A.T. Strating
1076519
Derde lezer:
dhr. prof. dr. M.P.J. van de
Woordenaantal: 26233
Port
[email protected]
Msc. Cultural and Social Anthropology
Afdeling Antropologie
Verklaring: Ik heb de UvA regels ten aanzien van fraude en plagiaat gelezen en begrepen [http://student.uva.nl/mcsa/az/item/plagiarism-and-fraud.html?f=plagiarism]. Ik verklaar dat dit geschreven werkstuk volledig mijn eigen werk is, dat ik alle bronnen die ik heb gebruikt zorgvuldig en correct heb aangegeven, en dat ik volgens de regels heb geciteerd. Ik heb dit werkstuk, in deze of gewijzigde versie, niet eerder ingediend voor een ander vak of als onderdeel van een ander werkstuk.
Voor Claus Stolz, die in een gedeelde herinnering iemand werd die ik altijd en overal met mij meedraag.
‘... en dan luetse mich pas as ik alles vergaete bin los’2
Dankwoord
Een verhaal kan nooit aan de inspanning van een enkel individu worden toegeschreven, maar wordt in het ontstaan gevormd en gestuurd door de sociale interactie waarmee het omgeven is (Assmann& Shortt 2012) (Jackson 2013 [2012]. Zo ook het verhaal van deze scriptie. Met deze gedachte wil ik een aantal mensen bedanken voor hun aandeel in het werk dat hier voor u ligt. Te beginnen met mijn vader Jo: bedankt voor de steun en het vertrouwen dat mij in staat stelde deze scriptie te schrijven. Ik had het - letterlijk - niet zonder jou gekund. Mijn moeder Kirsten, ik ben zo ontzettend dankbaar voor alles wat we de afgelopen periode met elkaar hebben kunnen delen. Mijn broer Tim, die mij niet alleen de waarde, maar vooral ook het plezier van de twijfel leerde. Mijn vriend Pierre: deze thesis zal mij altijd herinneren aan het jaar waarin ik jouw liefde vond; ‘J'avais un p'tit diable sur mon épaule, maintenant, j'ai ta
tête sur mon épaule’.3 Het netwerk aan bijzondere mensen om mij heen, die als liefdevolle ondersteuning of raadgevend klankbord onmisbaar waren: Elle, Roy, Arnisa, Endrita, Michelle, Manuel, Chantal, Kristina, Camiel, Sedad, Leon, Lasse, Rowan, Iris, Xandra, Pim, Samir, Peer, Willeke en de familie Courtin.
Rob van Ginkel, die als supervisor feilloos leek aan te voelen wanneer hij mij moest uitdagen om méér uit deze ervaring te halen, of gerust moest stellen wanneer ik de moed begon te verliezen. Zijn raad en suggesties betekenden een geweldige toevoeging aan deze scriptie. Mijn dank gaat tevens uit naar de andere docenten aan de Universiteit van Amsterdam die mij dit jaar begeleidde: Oskar Verkaaik, Alex Strating, Thijs Schut en Tina Haris.
Tot slot ben ik natuurlijk iedereen mijn dank verschuldigd die ik in de maanden juni tot september in Bosnië-Herzegovina heb leren kennen en op de een of andere manier bijdroeg aan het ruwe onderzoeksmateriaal waar deze scriptie op gebouwd is. Allereerst mijn informanten, in deze scriptie bekend als Jasminko Halilovic, Senad, Belo, Zero-One, Ismet, ‘museummedewerker’, ‘gids in Sarajevo’ en ‘gids in Mostar’. In het bijzonder gaat mijn dank uit naar Džon, die mij als werknemer in zijn hostel verwelkomde. Amir, Ingrid, Olav en Karina voor hun vriendschap. De gebroeders Jakšić die zich als buren over mij ontfermden. Julia wil ik daarbij in het bijzonder uitlichten: degene die mij uit een initieel sociaal isolement haalde en er daarna op cruciale momenten voor mij was. Ik had het leven in Sarajevo met niemand anders willen ontdekken, dankjewel.
Inhoudsopgave
PLAGIAATVERKLARING ... 2 DANKWOORD ... 4 INHOUDSOPGAVE ... 5 INTRODUCTIE ... 6 METHODOLOGISCHE REFLECTIE ... 10 THEORETISCHE POSITIONERING ... 15HOOFDSTUK 1: VAN OORLOG NAAR OORLOGSTOERISME ... 19
VAN ‘BROEDERSCHAP EN EENHEID’ NAAR ‘DECENTRALISATIE EN MACHTSDELING’ ... 19
VISIES OP OORLOGSTOERISME ... 24
DE MARKTWAARDE VAN HERINNERING EN VERHALEN ... 31
HOOFDSTUK 2: OMSTREDEN EN BESTREDEN HERINNERINGEN ... 39
PARTIZANSKO GROBLJE ... 39
‘MEETING POINT OF EAST AND WEST’ OORLOGSTOERISME IN HET BOSNISCH POLITIEK DEBAT ... 43
DEPOLITIEKECONSTRUCTIEENINTERPRETATIEVANVERHALEN ... 47
HOOFDSTUK 3: ‘TI SI MOJ SVJEDOK’: SLACHTOFFERGETUIGENISSEN ... 55
DE OOGGETUIGE ... 55
SLACHTOFFERSCHAP ALS MOZAIEK ... 59
WAARDIGHEID EN NORMALITEIT ... 67
HET ONDERWORPEN EN HET HANDELENDE SLACHTOFFER ... 69
CONCLUSIE ... 72
BIBLIOGRAFIE ... 76
Introductie
'Wat zouden jullie willen weten?' Met zijn vieren zaten we verspreid over de veldmatrassen in een van de gedeelde slaapruimtes van het ''War Hostel'' in Sarajevo. De ruimte waarin we ons bevonden bracht een overdaad aan informatie en indrukken; variërend van militaire attributen tot herkenbare beelden, teksten en nieuwsartikelen uit de Bosnische oorlog. De kunstmatig aangebrachte gaten in de lichtgrijze muren wekten de illusie van granaat- en kogelschade. Daglicht brak nauwelijks door de met het 'UNHCR' logo bedrukte folie dat voor het raam hing. Een autoaccu voedde de naakte gloeilamp aan het plafond, en verspreidde als enige bron het schaarse licht door de kamer. Het was Zero-One die het gesprek in deze slaapzaal opende; de zesentwintigjarige hosteleigenaar die bij aankomst had laten weten zijn ware naam en identiteit in de regel niet kenbaar te maken aan zijn gasten.4 Hij ontdeed zich van zijn blauwe helm en kogelwerend vest en nam plaats tegen de muur onder de in het zwart geschreven waarschuwing 'Pazi, Snajper!’5‘De nieuwe gasten hadden hier al een uur geleden moeten zijn', verzuchtte hij. 'Het volledige uniform is te zwaar en oncomfortabel om de hele dag te dragen, dus ik hou ze voor nu even binnen handbereik.' Zero-One gaf aan tijd te hebben om met ons te praten, zijn persoonlijke verhalen te delen en eventuele vragen te beantwoorden.
Het hostel waar ik verbleef, presenteert de mogelijkheid voor toeristen om een ‘authentiek en onpartijdig perspectief’ op te doen over de oorlog die zich tijdens de jaren negentig in Bosnië-Herzegovina afspeelde. De website stelt dat de onderneming opereert vanuit de overtuiging dat educatie de sleutel tot preventie is.6 Of zoals Zero-One zijn visie
tijdens ons interview nader toelichtte: ‘het scheppen van bewustzijn dat dit overal ter wereld kan gebeuren, en dat dit iedereen kan overkomen als je pech hebt.’
De ervaring die bezoekers hier opdoen is als het ware tweeledig. Ten eerste belooft het hostel een visie op de oorlog te presenteren vrij van politieke ideologieën of belangen. Ten tweede vindt deze informatievergaring plaats in een omgeving die waarheidsgetrouw is aan de
4 Zero-One is de vertaling van Jedan Nula, de code die zijn vader tijdens de oorlog droeg. De keuze voor dit
pseudoniem werd door Zero-One uitgelegd als in de eerste plaats een ode aan zijn vader; en ten tweede om een naam aan te nemen die niet zozeer zijn (etnische) achtergrond verhuld, als dat het hem een neutrale identiteit geeft dat geheel los staat van iedere nationale of etnische groepsidentiteit.
5 'Pas op, sniper!', een bekend beeld uit Sarajevo in tijden van de oorlog, waar borden met deze waarschuwing
door de stad hingen op plekken die frequent beschoten werden door scherpschutters in de heuvel rondom de stad.
leefomstandigheden van een gezin in Sarajevo tussen 1992 en 1996.78 In de fysieke manifestatie van het hostel zijn verschillende elementen verwerkt die als een simulatie van het dagelijkse leven onder oorlogsomstandigheden dienen: de badkamer kan uitsluitend met kaarsen worden verlicht; de mogelijkheid bestaat om een emmer koud water te gebruiken om te douchen; en uit luidsprekers in iedere ruimte klinkt vierentwintig uur per dag het geluid van bombardementen en geweersalvo’s. Dit alles vindt plaats in de sfeer van persoonlijke interactie met een gezin dat de bezetting van Sarajevo overleefde en nu ‘hun kennis, perspectief en ervaringen met jou willen delen’.9
Het 'War Hostel' is uniek in karakter en vormgeving, maar vertoont gelijkenissen met de musea en guided tours in Bosnië-Herzegovina die eveneens de recentelijke oorlog in haar diensten verwerken. De overeenkomsten binnen het Bosnisch oorlogstoerisme beperken zich niet tot dit thematische aspect. De verstrekking van neutrale, onpartijdige informatie en de mogelijkheid tot persoonlijke interactie met zogenaamde ‘ooggetuigen’ wordt in de gehele sector geadverteerd. Een 57,1% toename in het aantal buitenlandse bezoekers tussen 2010 en 2016 laat zien dat de Bosnische toeristensector momenteel een grote groei doormaakt.10
Prominente internetplatforms rondom toerisme en reizen tonen de populariteit van oorlogsgerelateerde activiteiten onder buitenlandse bezoekers aan. Zo plaatst de website TripAdvisor drie oorlogsgerelateerde musea in ‘Sarajevo’s vijf topattracties’11. Wandelend
door de binnenstad van Mostar of Sarajevo valt het oog op de verschillende posters en folders waarmee toerismebureaus hun oorlogsgerelateerde activiteiten adverteren. Exacte cijfers over het aandeel van oorlogstoerisme binnen de bredere toeristensector ontbreken. Desalniettemin toont de zichtbaarheid ervan, zowel het op internet als in het straatbeeld, dat het thema ‘oorlog’ een significant deel van de groeiende toeristenindustrie beslaat. Er kan dan ook van een subsector worden gesproken, waar toeristische activiteiten gekoppeld worden aan de gebeurtenissen die zich tussen 1992 en 1995 in Bosnië-Herzegovina voltrokken als het gevolg van het uiteenvallen van Joegoslavië.
'Ik wil dat jullie mij als een boek zien; je kunt zelf de pagina’s uitkiezen en precies zoveel leren als je zelf wilt. Ik zal jullie niets opdringen. Jullie kunnen zo ver gaan als jullie zelf willen.' Zero-One schiep de ruimte voor zijn gasten om met hem in gesprek te treden.
7 Zie https://warhostel.com/ (18-05-2018)
8 Hoewel de Bosnische oorlog met de implementatie van het Dayton verdrag op 14-12-1995 eindigde, duurde de
bezetting van Sarajevo officieel tot 29-02-1996.
9 Zie https://warhostel.com/ (18-05-2018)
10 Zie http://www.bhas.ba/saopstenja/2016/TUR_2015%20M%2001-12_001_%2001_bos.pdf (18-05-2018) 11 Zie https://www.tripadvisor.nl/Attractions-g294450-Activities-Sarajevo_Sarajevo_Canton.html (25-10-2017)
Elkaar afwisselend stelden we vragen over historische of politieke details, of probeerden opheldering te krijgen over de dingen die ons verwarden. Een indrukwekkend vraag-en-antwoordspel ontwikkelde zich, waarbij Zero-One iedere vraag onmiddellijk van een doordacht en helder verwoord antwoord voorzag. Zijn feitelijke uitleg over de oorlog wist hij vaak met verhalen binnen zijn familie te illustreren. Dit leek ons ertoe te bewegen hem persoonlijkere vragen te stellen dan in alledaagse interactie tussen vreemden gepast zou zijn. Zo werd de wanhoop van hongernood naar ons verbeeld in verhalen over teleurstelling en woede wanneer buren eten stalen of verborgen hielden. De psychologische martelingen waarde inwoners van Sarajevo aan werden onderworpen, kwamen tot leven toen Zero-One vertelde over de nacht dat zijn vader in een kat-en-muisspel met een scherpschutter terecht kwam. Een man op weg naar zijn gezin, die niets anders kan doen dan hopen op een goed gestemde en genadige dader. Oorlogstactieken en de manier waarop sadistische psychologische, seksuele of fysieke ‘spelletjes’ de weerloze burger op de knieën dwong, kregen plots een tastbaar karakter. De één in een staat van absolute macht, de ander in volledige machteloosheid.
Gebogen over de geopende motorkap van een auto voor het hostel had zijn vader ons eerder die dag nog begroet. We wisten dan ook op voorhand dat zijn vader het angstaanjagende tafereel in het verhaal zou overleven. Toch weerhield deze wetenschap ons er niet van om met ingehouden adem te luisteren naar Zero-One terwijl hij beschreef hoe de man een sprintje trok over het open veld op weg naar huis, toen een kogel vlak voor zijn voeten landde. Wetende dat een scherpschutter hem in het vizier had, draaide hij zich om en probeerde de beschutte bosrand te bereiken. Enkele meters voordat hij de bosjes bereikte, belandde eenzelfde, enkele kogel voor zijn voeten. Wat volgde was een constant heen-en-weer rennen, waarbij de kogels - die de schutter nauwkeurig voor zijn voeten plaatste - hem steeds meer naar het midden van het veld dwongen. Met het besef dat hij de avond niet zou overleven, hield Zero-One’s vader staande en gaf zich over aan het noodlot. Een regen van kogels vormde een cirkel om zijn vader, waarna het secondelang stil bleef. Hij mocht leven. Verdwijnend in de bosjes, stak hij zijn hand op in de richting van de schutter. Zijn teken van dankbaarheid werd beantwoord met een laatste schot dat recht voor zijn voeten landde.
De oorlog in Bosnië-Herzegovina eindigde met de implementatie van het Dayton Vredesakkoord in november 1995. Drieëntwintig jaar na dato, betekent dit dat het overgrote deel van de Bosniërs in beroepsleeftijd de oorlog in meer of mindere mate bewust meemaakte. Dit gegeven weerspiegelt zich in het specifieke karakter van de lokale oorlogstoerismesector
waar persoonlijke interactie plaatsvindt tussen toeristen en zogenaamde 'ooggetuigen' of 'overlevers'. Kenmerkend is dan ook de prominentie van de ervaringen van 'de gewone burger' in het perspectief dat bezoekers geboden wordt (Causevic& Lynch 2011). Historische feiten worden ondersteund en verbeeld met verhalen die voortkomen uit het sociale leven van de Bosniër werkzaam in dit veld.; dit kunnen persoonlijk ervaren gebeurtenissen zijn, of verhalen die op familie-, gemeenschaps- of nationaal niveau circuleren.
In de slaapzaal praatten we over gebeurtenissen die in hetzelfde huis en in dezelfde kamers plaatsvonden waar wij nu als bezoekers verbleven. Zero-One vertelde hoe de ooit zo vurige hoop van zijn ouders op overleving langzaam uitdoofde naarmate het conflict vorderde; de acceptatie van de onvoorspelbare, maar ongetwijfeld aanstaande eigen dood en dat van hun driejarige zoontje. De dood die nooit kwam, de realisatie dat het gevaar geweken was en het heropbouwen van een leven na zo lang te hebben moeten overleven;‘We gebruiken nog altijd de term overleven. We zeggen niet leven. Zelden zeggen we leven.’
Het vrijwillig deelnemen aan een oorlogssimulatie in het huis, en onder het toeziend oog, van een familie die destijds alles had gegeven om deze omstandigheden te ontvluchten, geeft mij een onbehaaglijk gevoel dat ik met mij mee droeg sinds het moment dat ik het hostel betrad. De ironie, en het absurde in de ontwikkeling van het overleven, naar het leven van deze gebeurtenis, ontging ook Zero-One niet. Liggend op zijn zij staarde hij naar het plafond terwijl hij ons toevertrouwde dat hij zichzelf vaak afvraagt hoe de familie destijds had gereageerd als ze zouden weten hoe hun toekomst eruit zou zien. Hij reproduceerde een opmerking die hij recentelijk naar zijn vader maakte terwijl ze samen werkzaamheden in het hostel uitvoerden: 'Wie had ooit kunnen denken dat dit zou gebeuren, dat we dit zouden doen? Toen wij in schuilkelders sliepen en jij in de loopgraven stond. Wie had ooit kunnen bedenken dat we een replica zouden bouwen van de bunker vanwaaruit jij vocht. Dat ik toeristen mee zou nemen naar de precieze plekken waar jij ooit stond? En dat zij daar ook nog eens geld voor zouden betalen en wij er ons brood mee konden verdienen?!'
Het gesprek in de slaapzaal van het 'War Hostel' dat ik hier beschrijf, roept de vraag op hoe Bosniërs werkzaam in oorlogstoerisme invulling en betekenis geven aan het reproduceren en presenteren van eigen of uit hun sociaal netwerk afkomstige herinneringen. Hoe proberen zij een zo accuraat mogelijk beeld te weergeven van een situatie die zo ver af staat van de leefwereld van een gemiddelde bezoeker? Hoe wordt het narratief rondom de gebeurtenissen van 1992-1995 geconstrueerd en hoe verhoudt de inhoud en presentatie van herinneringen zich tot dit narratief? En welke relatie heeft dit alles met de bredere sociale, politieke en
economische processen rondom Bosnisch oorlogstoerisme?
Methodologische reflectie
De in deze scriptie gepresenteerde bevindingen en analyses met betrekking tot oorlogstoerisme, zijn gebaseerd op kwalitatieve dataverzameling tijdens een veldwerkperiode van drie maanden in de steden Sarajevo en Mostar in Bosnië-Herzegovina. Mijn focus lag hierbij in de eerste plaats op de zogenaamde guided tours. Het criterium voor de selectie van deze tours was dat ze de oorlog van 1992-1995 als uitgangspunt namen, of als thema binnen een grotere historische en politieke context behandelden. Zoals Causevic en Lynch opmerken, is het in Bosnië-Herzegovina moeilijk om een heldere scheidslijn aan te brengen tussen oorlogstoerisme en algemeen historisch of maatschappelijk informatief toerisme. Naast thematische tours rondom de oorlog, worden er ook tours aangeboden die de bezoeker in een vogelvlucht door de Bosnische geschiedenis voeren. In deze algemeen informatieve tours nemen de gebeurtenissen uit de jaren negentig een substantieel deel van het programma in, maar worden ze geïntegreerd in het grotere historisch narratief. In de thematische tours voert het uiteenvallen van Joegoslavië en de Bosnische oorlog de boventoon, waarbij specifieke elementen vanuit een bredere historische context worden uitgelegd. De kern van het verhaal komt daarmee grotendeels overeen. Het onderscheid tussen thematische en algemeen
informatieve tours wijst dan ook vooral op een verschil in accent op het specifieke of het
algemene (Causevic & Lynch 2011: 790).
Daarnaast richtte ik mij op oorlogsgerelateerde musea die zich in variërende mate tot het buitenlandse, toeristische publiek wendt. De uitzondering hierop was het Nationaal Museum in Sarajevo dat in deze scriptie, vanwege haar representatie van historisch Bosnië-Herzegovina, een kleine rol speelt binnen het grotere verhaal van herinneringspolitiek in het land.
De wortels van mijn onderzoek liggen in een specifiek moment tijdens mijn eerste bezoek aan Bosnië-Herzegovina in 2013. Als onderdeel van de studiereis waar ik aan deelnam, ondernamen we een zogenaamde walking tour door Sarajevo waarbij een gids ons aan de hand van verschillende monumenten en gebouwen over de Bosnische geschiedenis vertelde. Om ons een beeld te geven van het geweld dat tussen 1992 en 1996 over de hoofdstad werd uitgestort, nam hij ons mee naar een woonhuis waarvan de buitenmuren nog altijd met kogelgaten en granaatinslagen doorzeefd waren. Terwijl we de foto’s maakten die
we bij thuiskomst aan onze familie en vrienden zouden tonen, overkwam mij opeens een uiterst oncomfortabel gevoel. De manier waarop het hier zichtbare geweld en leed zich met onze vakantiekiekjes en sightseeing activiteit mengde, voelde opeens volledig absurd. Tot een definitief waardeoordeel zou ik niet komen, maar de complexiteit van oorlogstoerisme openbaarde zich hier voor het eerst.
De studiereis van 2013 kenmerkte de geboorte van mijn liefde en fascinatie voor Bosnië-Herzegovina. Sarajevo wist in het bijzonder mijn hart te veroveren. Een bijzonder mooie en charmante stad, waarvan de zichtbare oorlogsschade in mijn optiek nauwelijks afbreuk doet aan zijn schoonheid. Sterker nog, het waren juist deze littekens uit de periode 1992-1996 die mijn liefde voor de stad extra diepgang leken te geven. Ik stelde mijzelf de vraag of mijn verlangen om keer op keer weer naar deze plek terug te keren net zo sterk was geweest als het niet zo door oorlog was getekend. Deze gedachte betekende een oncomfortabele confrontatie met mezelf, die ik liever vermeed. Wel zag ik met ieder bezoek aan Bosnië-Herzegovina een groei in toerisme, en oorlogstoerisme in het bijzonder. Met mijn eigen ongemak met betrekking tot het onderwerp, vroeg ik mij af hoe de lokale bevolking hierover dacht. Specifiek was ik geïnteresseerd in de manier waarop de gidsen en museummedewerkers hun werk zagen, en hoe ze hun eigen herinneringen aan die periode met hun werkzaamheden verenigden. Het zou uiteindelijk tot de hoofdvraag van mijn onderzoek leiden: ‘Hoe maken Bosnische burgers, werkzaam in Sarajevo's en Mostars oorlogstoerisme-industrie, gebruik van collectieve en/of persoonlijke herinneringen in hun werk?'
Tijdens het gehele traject dat tot deze scriptie leidde, ging mijn interesse vooral uit naar het historisch narratief en de geselecteerde herinneringen die aan het toeristisch publiek gepresenteerd worden. Zodoende heb ik mij vrijwel uitsluitend gericht op de Bosniërs die in oorlogstoerisme werken. Ik ben mij ervan bewust dat een scriptie die herinnering als fundamenteel sociale actie beschouwd altijd onvolledig is wanneer het publiek niet in de analyse betrokken wordt. Echter, mijn doorlopende ambitie was om oorlogstoerisme in de specifieke, nationale context van Bosnië-Herzegovina te plaatsen. Feit is dat ik gebonden was aan een relatief korte tijdsvak van drie maanden in het veld, als student met zeer gelimiteerde onderzoekservaring. Mijn keuze voor een duidelijke begrenzing van mijn onderzoekspopulatie was dan ook vooral een pragmatische keuze. Dit betekent echter niet dat terloopse gesprekken of observaties met toeristen niet vastgelegd en in deze scriptie verwerkt zijn. Zonder dat het een expliciet platform krijgt heeft het, in combinatie met mijn eigen ervaringen als toerist in Bosnië-Herzegovina, bijgedragen aan het proces van interpretatie en analyse dat ik hier presenteer.
De verzamelde data komt deels voort uit participerende observatie als bezoeker van zeven guided tours, mijn vierdaagse verblijf in het 'War Hostel', en bezoeken aan vier oorlogsgerelateerde musea. Additionele data vond ik in mijn dagelijks leven in Sarajevo, in het bijzonder middels mijn werkzaamheden als hostel receptioniste. Deze informatie werd vastgelegd in een verzameling aantekeningen van anekdotes of gedachten, en in situatieschetsen van uitgewerkte observaties. De specifieke focus in bovenstaande materie lag op de inhoud en presentatie van verhaalde herinneringen in interactie met toeristen. Samen met aanvullende informatie over de tour, het hostel of museum bracht ik deze noties in relatie tot het grotere verhaal of de grotere boodschap die werd verteld. Daarnaast hield ik zes semi-gestructureerde interviews met tour gidsen in Sarajevo en Mostar. Met dezelfde werkwijze interviewde ik drie oprichters en medewerkers van oorlogsgerelateerde musea in Sarajevo. In deze interviews werd met name de persoonlijke beleving van het werk als ook de visie van de desbetreffende organisaties besproken. Hierbij kwamen ook de keuzes in zowel de inhoud als de presentatie van deze visie aan bod, en werd de bredere context van hedendaags Bosnië-Herzegovina besproken.
Mijn informanten waren allen hoogopgeleide ‘young professionals’. Enkelen hadden een specifieke studie in toerisme afgerond, terwijl anderen in (oorlogs)toerisme waren beland nadat zij geen werk konden vinden dat in relatie stond tot hun opleidingsachtergrond. Engels functioneerde als voertaal tijdens de bezochte tours en gesprekken met mijn informanten.12 Alle van hen afkomstige citaten zijn in deze scriptie dan ook door mij naar het Nederlands vertaald. Dit geldt tevens voor enkele korte fragmenten uit overige bronnen zoals nieuwsartikelen en videomateriaal op het internet.
Het gros van de informanten dat in deze scriptie aan het woord komt, wordt uit privacy overwegingen met een pseudoniem aangeduid. Hiermee wil ik voorkomen dat mijn informanten op welke manier dan ook negatieve gevolgen ondervinden van het hier gepresenteerde werk. Het kan de lezer opvallen dat ik in de vignettes met neutrale persoonsaanduidingen als ‘de gids’ een andere werkwijze hanteer om de betreffende identiteit af te schermen. Dit is een bewuste strategie om het scenario te voorkomen dat een combinatie van informatie uit beschreven situaties en interviews uiteindelijk toch tot de ware identiteit van mijn informanten leidt. Het was echter niet mogelijk om al mijn informanten deze anonimiteit te garanderen. In mijn scriptie komen enkele personen en ondernemingen voor
12 Een kleine uitzondering hierop was mijn gesprek met Belo, waarin we sporadisch naar het Duits overschakelden.
waarvan het specifieke en uitgesproken karakter publiekelijk bekend is. Het lag buiten mijn mogelijkheden om hen hier op een manier weer te geven dat hen niet eenvoudig traceerbaar zou maken. Deze kwestie was vanaf het eerste contact met de desbetreffende informanten bekend, en zij gaven toestemming om zowel de persoonlijke naam als die van de instelling hier openbaar te maken. Afhankelijk van de individuele context en mogelijkheden, varieert hun uiteindelijke representatie hier tussen volledig openbaar en semi-anoniem. Ongeacht de verschillende manieren waarop ik in deze scriptie met de persoonlijke identiteit van mijn informanten omga, wil ik met klem benadrukken dat de eindverantwoordelijkheid voor hun weergave in deze scriptie bij mij ligt. De manier waarop zij hier individueel worden opgevoerd en geanalyseerd, is een weerspiegeling van mijn interpretatie en de keuzes die ik in het getoonde materiaal maak. De mensen die in dit werk aan het woord komen dienen dan ook nooit als een volledig accurate, ongefilterde weergave van de persoon in kwestie worden beschouwd en beoordeeld.
De etnograaf is in ieder stadium van onderzoek een invloedrijke factor op het door hem of haar uitgevoerde werk. Daarmee is het een belangrijke verantwoordelijkheid en plicht om hier transparant en reflectief in te zijn. Reflectief omdat een actief bewustzijn van de eigen positie binnen het onderzoeksveld belangrijk is om tot een gedegen analyse en argument te komen. Transparantie omdat dit de lezer van het gepubliceerde werk de mogelijkheid biedt om de gepresenteerde resultaten en analyse kritisch te beschouwen (O’Reilly 2012: 222-224). Volledige reflectie kan echter nooit bereikt worden. De persoonlijke invloed op het onderwerp biedt veel mogelijkheden en aspecten die gedeeltelijk ook voor de onderzoeker verborgen zullen blijven. Transparantie kan de persoon achter de etnografische stem uit de coulissen trekken. Daarbij moet er echter altijd voor gewaakt worden dat de onderzoeker middels een uitgebreide autobiografie niet als hoofdrolspeler in de spotlights van de etnografie komt te staan (Reed-Danahay 2001: 412) Vanuit deze overwegingen kies ik ervoor om mij in dit gedeelte te beperken tot een korte situatieschets van mijn positie in het veld. In de volgende hoofdstukken zal ik mijn eigen rol en invloed - zover ik daar zicht op heb - in relatie tot de bevindingen zetten die van toepassing zijn. Dit doe ik ten eerste om de aandacht voor het onderwerp ter discussie niet naar mij te verschuiven. Ten tweede zou er mijns inziens een element van natuurlijkheid verloren gaan als ik mijn onderzoeksreflectie hier kunstmatig van het proces zou isoleren waarin het plaatsvond.
met mijn informanten’ zullen in deze scriptie regelmatig terugkeren. Initiële ingang tot het onderzoeksveld bleek, zoals verwacht, relatief eenvoudig. De toeristensector is immers (al dan niet tegen betaling) voor iedereen toegankelijk. Daar mijn informanten in hun professie dagelijks Engels spreken, leek het feit dat ik geen Bosnisch spreek in ieder geval geen duidelijk zichtbare problemen op te leveren. Afgezien van een paar missers, waren de meeste (potentiële) informanten bereid om mij te woord te staan en tijd vrij te maken voor een interview. Kort gezegd leek alles soepel genoeg te verlopen, in ieder geval aan de oppervlakte. Zoals ik in deze scriptie echter regelmatig benoem, ervoer ik een duidelijke afstand tussen mij en mijn informanten die ik niet kon of durfde te doorbreken. In plaats van het raport op te bouwen dat mij in staat zou stellen om hen in hun dagelijks leven te volgen, waren het slechts afgesproken en afgebakende momenten van interactie.13 Over de gehele linie moest ik tot mijn teleurstelling vaststellen dat de toegepaste etnografische methodes van participerende observatie en interviews strikt van elkaar gescheiden bleven.
Wanneer ik mijzelf binnen het onderzoeksveld plaats, kan ik bovenstaande vooral (maar niet uitsluitend) aan mijn status als niet-Bosnische onderzoeker toeschrijven. Bosnië-Herzegovina als post-conflict samenleving is welbekend met de sociaal wetenschappelijke onderzoekers die in het land rondlopen. Daarnaast kent het een groot aantal internationale NGO’s, gericht op de vredebewaking en wederopbouw van de jonge natiestaat. De inmenging van de internationale gemeenschap in de interne affaires van Bosnië-Herzegovina, is sinds het uitbreken van de oorlog een controversieel en gevoelig thema14. De Bosnische visie op de aanwezigheid van de internationale gemeenschap is ambivalent en bovenal gefragmenteerd, maar laat zich vooral kenmerken door het idee dat deze organisaties maatschappelijke problemen eerder verergerd dan verbeterd hebben. De internationale gemeenschap is het sterkst vertegenwoordigd in Sarajevo, de stad waar ik gedurende drie maanden verbleef. Als de internationale nieuwkomer kostte mij het niet meer dan een paar minuten om via de online community door een groep ‘nieuwe vrienden’ te worden uitgenodigd om diezelfde avond nog het (internationale) leven in Sarajevo te ontdekken. Ondanks mijn pogingen om hier afstand van te houden, had ik het gevoel zowel in deze ‘expat groep’ getrokken, als door de lokale bevolking gezet, te worden. Dit idee van segregatie vond weerklank in mijn uiteindelijke,
13 Dit geldt niet voor iedere persoon die ik sprak; met een enkele informant bouwde ik een werk-vriendschapsrelatie op; een ander volgde ik over vier aaneensluitende dagen; en een enkele keer bevond ik mij in een situatie waar de informant een veel persoonlijkere relatie met mij aan wilde gaan dan waar ik bereid toe was.
14 De internationale gemeenschap faalde tijdens de Bosnische oorlog op verschillende manieren in haar
doelstelling om burgers veilig te stellen. Het onvermogen om de veiligheid van burgers te waarborgen en noodhulp te verschaffen leidde met de internationaal geïmplementeerde Dayton structuur tot een definitief negatief waardeoordeel (Sheftel 2012).
inderdaad overwegend internationale - sociale kringen. Hoewel dit onderwerp om meer diepgang vraagt, is het hier vooral belangrijk dat ik de onderliggende en onuitgesproken boodschap leek te krijgen dat ik vanwege mijn status als internationale sociaal wetenschappelijke onderzoeker per definitie de wereld van mijn informanten niet volledig kon en mocht begrijpen.
Theoretische positionering
Collectieve herinneringen
Post-conflict Bosnië-Herzegovina bevindt zich in transitie naar een nieuw politiek systeem en samenleving waar fundamentele mensenrechten gewaarborgd worden. Dit proces wordt (be)geleid door een grotendeels vaststaand stramien aan internationale organisaties en gerechtshoven dat erop gericht is om definitief los te komen van het autoritaire en gewelddadige verleden. Politieke hervormingen worden doorgevoerd, misdaden van voormalige machthebbers onderzocht en de hiervoor verantwoordelijke en uitvoerende individuen berecht. De achterliggende overtuiging is hier dat het openbaren van de waarheid, en de daaraan gekoppelde rechtspraak, de gerechtigheid creëert die als fundament van de nieuwe samenleving kan dienen. Het tot stand brengen van een nieuw, gedeeld narratief over het verleden, maakt herinnering volgens Assmann en Shortt (2012) tot een belangrijke component in dit soort ‘transitie-staten’.
De sinds de jaren negentig toenemende academische interesse in, en groeiende literatuur rondom, herinnering als sociaal fenomeen, wordt doorgaans als de zogenaamde
memory boom aangeduid. Een perspectief op herinnering dat naast de individuele ervaring
aandacht heeft voor de sociale context waarin het geconstrueerd en gereproduceerd wordt, ontstond volgens Olick en Robbins rondom de transitie van de negentiende naar de twintigste eeuw. Hoewel de precieze oorsprong van deze stroming wordt betwist, wordt Maurice Halbwachs genoemd als de grondlegger van sociale of collectieve herinneringen als analytisch concept (Olick en Robbins 1998: 106). Halwachs argumenteerde tegen de puur psychologische visie op herinnering als een inherent, individueel gegeven. Dit deed hij door te stellen dat herinneringen slechts betekenis krijgen binnen het sociale veld. Middels sociale interactie worden herinneringen volgens zijn lezing niet alleen gecreëerd, maar ook gereproduceerd (ibid.: 109). Het belangrijkste argument dat hij hieruit ontwikkelde, is dat gedeelde herinneringen de grenzen van een sociale groep bepalen en bewaken, wat het tot de
basis van groepsidentiteit maakt (ibid.: 111-123).
In de hieruit voortkomende studies worden de termen ‘collectieve herinnering’ of ‘sociale herinnering’ gebruikt om te verwijzen naar herinnering die niet individueel gebonden is, maar het gemeengoed van meerdere personen behelst. Het is daarom ook belangrijk om de manier waarop ik het in deze scriptie gebruik te verduidelijken. Niet in de laatste plaats omdat de definitie van (collectieve) herinnering sinds de memory boom zo onbegrensd en versplinterd is geraakt, dat het gevaar dreigt dat de term een lukraak toegepast containerbegrip wordt (Berliner 2005: 203). Halbwachs conceptualisering van collectieve herinneringen wordt vaak bekritiseerd vanwege de statische verbeelding van sociale groepen als afgebakende, homogene entiteiten (Macdonald 2013: 14-15). Ik onderschrijf deze noodzaak van een gelaagde en fluïde visie op collectieve herinneringen. Het is mijn intentie om de productie en reproductie van herinnering binnen het sociale veld te plaatsen, zonder daarbij aandacht te verliezen voor interne diversiteit en bevragingen. Hiervoor volg ik Sharon Macdonalds definitie van sociale of collectieve herinnering om te verwijzen naar vertellingen of verbeeldingen van het verleden waarvan beweert wordt dat deze gedeeld worden, zonder aan te nemen dat dit ook daadwerkelijk het geval is (Macdonald 2013: 14-15).
Het feit dat herinnering niet door alle leden van het collectief gedeeld hoeven te worden, toont de flexibiliteit en rekbaarheid van herinnering aan. Herinnering kan volgens Assmann en Shortt beter begrepen worden als de schakel waarmee het verleden en het heden elkaar beïnvloeden en veranderen. Herinneringen bevatten geen objectieve en volledige vertaling van gebeurtenissen uit het verleden, maar worden in het heden en met het zicht op de toekomst geconstrueerd. Het verhaal dat over het verleden wordt verteld komt voort uit een selectie van informatie, gevormd door de context van het heden en de daarbij horende belangen (Assmann en Shortt 2012: 1-5).
De wijze waarop herinnering zich op een bepaalde plek en een gegeven moment manifesteert, kan niet als een autonoom, op zichzelf staand proces worden geanalyseerd. De sociale, politieke, economische en culturele context stuurt middels haar instituten en actoren de koers en vorm die herinnering aanneemt. Dit kan dan ook niet tot een simpele rekensom of formule gereduceerd worden; het unieke samenspel van al deze factoren leidt ertoe dat herinnering tot op zekere hoogte altijd een onvoorspelbaar en ongecontroleerd fenomeen blijft (ibid.: 5-8). De conclusie die hieruit voortvloeit is dat herinnering nooit volledig onderworpen is aan een enkel individu of groep. Het dient dan ook zoals Macdonald, Assmann en Shortt beargumenteren, altijd in relatie tot het sociale veld te worden begrepen (Macdonald 2013:
1-24; Assmann & Short 2012: 5).
De instituten verantwoordelijk voor het archiveren, tentoonstellen of herdenken van herinneringen, zijn Macdonald (2013) en Assmann&Scott (2012) van bijzonder belang om de koers en vorm van herinnering te onderzoeken. Net als archieven, monumenten en herdenkingsbijeenkomsten, vormt oorlogstoerisme dan ook bij uitstek een geschikt onderzoeksveld. Halbwachs collectieve herinnering helpt mij hierbij om de Bosnische oorlogservaring zoals die naar toeristen verbeeld wordt uiteen te zetten. Macdonalds toevoeging stelt mij vervolgens in staat op dit narratief te deconstrueren, door aan te tonen hoe het omstreden, interne herinneringsdebat zich ook in deze sector uit.
Oorlogstoerisme als dark tourism
Door de rol van herinnering in deze specifieke sector te onderzoeken, hoop ik met mijn scriptie een bijdrage te leveren aan het academische werk dat voor een dieper analytisch en etnografisch uitvoerbaar begrip van oorlogstoerisme pleit. De verwerking van trauma, geweld en dood in toeristische activiteiten, wordt traditioneel onder dark tourism geschaard,; als eerste door Foley en Lennon gedefinieerd als ‘the presentation and consumption (by visitors) of real and commodified death and disaster sites (Foley & Lennon 1996a:1998, geciteerd in Stone & Sharpley 2008: 577)’. Het fenomeen wordt als een gevolg van de vergaande institutionalisering van menselijke ervaringen als dood en geweld in de moderne samenleving verklaard. Dark tourism biedt toeristen in deze lezing de gelegenheid om binnen een veilige, afgebakende en sociaal geaccepteerde omgeving dichter bij deze menselijke ervaringen te komen die in de dagelijkse, openbare ruimte afgeschermd worden (Stone & Sharpley 2008: 585-590).
Dark tourism als etnografisch bruikbaar concept wordt door auteurs als Bowman en
Pezzullo niet alleen bekritiseerd, maar zelfs in zijn geheel verworpen. De interpretatie en analyse die Foley en Lennon van fenomenen zoals oorlogstoerisme optekenden, ontberen een gedegen empirische onderbouwing. Dark tourism als theoretische verklaring blijft daarmee als het ware boven de bestudeerde werkelijkheid hangen, met zeer geringe mogelijkheden om contact tussen de twee te bewerkstelligen. Vanuit het idee dat dark tourism een problematische fusie tussen educatie en entertainment markeert, biedt het werk in deze traditie vooral een verzameling aan criteria waarmee specifieke case studies op een schaal van erfgoed (licht) naar dark tourism worden ingedeeld. Ik volg Bowman en Pezzullo in hun argument dat de binaire oppositie tussen dark tourism en erfgoed, samen het morele oordeel
waartoe het oproept, inherent problematisch is. Het statische en eendimensionale karakter van
dark tourism leent zich niet om recht te doen aan de complexiteit, diversiteit en gelaagdheid
van de geleefde, lokale realiteit van oorlogstoerisme (Bowman & Pezzullo 2010: 190-192). Het is op basis van deze argumenten dat ik ervoor kies om mijn onderzoeksveld in dit werk met de open benaming ‘oorlogstoerisme’ aan te duiden. Hiervoor hanteer ik de volgende definitie die ik in het veld gebruikte om de hier gepresenteerde data te verzamelen: 'een niet-gouvernementele organisatie of onderneming, die betaalde toeristische activiteiten of faciliteiten aanbiedt waarin de Bosnische oorlog van de jaren '90 wordt behandeld.’
Ik begon mijn positionering in het academische debat rondom oorlogstoerisme door te stellen dat het mijn ambitie is om bij te dragen aan een gelaagde, verfijnde en etnografisch werkbare conceptualisering van dit fenomeen. Hoewel ik Bowman en Pezzullo hier expliciet aanhaal als de criticus van dark tourism, zijn zij slechts een van de vele auteurs die streven naar een analyse buiten het raamwerk van Foley en Lennon. Zo beargumenteren Causevic en Lynch (2011) in hun analyse van Bosnische tour gidsen dat de verkondigde boodschap van vrede, multiculturalisme en anti-nationalisme in deze sector een bijdrage kan leveren aan het helings- en verzoeningsproces in het land.15 Vanwege de sterke thematische en plaatselijke overeenkomsten tussen onze onderzoeken, zal het werk van Causevic en Lynch in deze scriptie herhaaldelijk terugkeren als de spiegel waarmee ik mijn bevindingen mee vergelijk en analyseer.
15 In de context van Bosnië-Herzegovina en het Voormalig Joegoslavië kan ‘multicultureel’ verwijzen naar, en vervangen worden door, multi-etnisch; multinationaal; of multireligieus. Multi-etnisch omdat de maatschappelijk diversiteit in de context van deze scriptie refereert naar het samenleven van drie etnische groepen. Multinationaal omdat de politieke status van alledrie de groepen in het Voormalig Joegoslavië niet als etniciteiten maar als
naties werd aangeduid (Hudson 2003: 50). Multireligieus omdat de scheidslijn tussen Bosniakken, Serviërs en
Kroaten in de eerste plaats religieus is. Binnen Bosnisch oorlogstoerisme wordt vooral van multiculturalisme gesproken, wellicht om internationaal begrip te bevorderen. Net als Causevic en Lynch (2011) gebruik ik in deze scriptie multicultureel dan ook om te refereren naar: 1. het (vreedzaam) samenleven van Bosniakken, Bosnische Serviërs en Bosnische Kroaten, of 2. Een uitgesproken, universeel gestelde of abstracte waarde van het
vreedzaam en gelijkwaardig samenleven. De alternatieve termen die ik hierboven beschrijf worden op momenten gebruikt dat ik expliciet naar het etnische, religieuze of nationale aspect verwijs.
Hoofdstuk 1: Van oorlog naar oorlogstoerisme
Van 'Broederschap en Eenheid' naar ‘Decentralisatie en Machtsdeling’
Sarajevo. Ondanks dat het geen grote stad is, heeft ze een heel complexe geschiedenis. (…) Ik denk dat er steden zijn die in tweeduizend jaar niet overleven wat Sarajevo in zes eeuwen heeft overleefd, met alle complexiteit en veranderingen. Dus voor Sarajevo moet je een stap terugnemen en de hele stad in je opnemen. Als je er maar één stukje uitpikt, dan is het dat niet. Probeer het niet te begrijpen, maar dat [onbegrip] juist te omarmen. Je hoeft het niet te begrijpen, om er van te houden (Ismet, tour gids in Sarajevo).Ik begin hier met Ismets interpretatie van zijn thuisstad Sarajevo, om de complexiteit van de lokale, nationale en regionale context voor deze scriptie te verbeelden. Recht doen aan deze complexiteit, vraagt dan ook om een uiterst nauwkeurige en genuanceerde uiteenzetting waar in deze scriptie simpelweg geen ruimte voor bestaat. In alle tijd dat ik - in het kader van mijn studie maar ook daarbuiten - een fascinatie voor dit land en de regio koesterde, had ik het idee te verdrinken in alle complexe (en vaak tegenstrijdige) informatie die mij tegemoet kwam. Mijn veldwerkperiode van drie maanden bracht dan ook geen verandering in het gevoel dat periodes van (verbeelde) helderheid onherroepelijk werden afgewisseld met momenten waarin alles wat ik dacht te weten als een kaartenhuis in elkaar stortte. Ik sluit mij dan ook volledig aan bij Ismets ‘je hoeft het niet te begrijpen, om er van te houden’. Ik zou echter willen beargumenteren dat een beknopte weergave, bewust van haar oversimplificatie, de lezer de nodige achtergrondinformatie kan bieden om de rest van deze scriptie binnen de juiste context te plaatsen16. Ik open dit hoofdstuk dan ook met een korte weergave van
historische, politieke en sociaaleconomische context waarin mijn onderzoek naar herinneringen in oorlogstoerisme is gesitueerd.
In 1941 vielen de Asmogendheden het koninkrijk Joegoslavië binnen en veroverden het gebied. De uiteindelijke bevrijding van Joegoslavië in 1945 werd grotendeels gerealiseerd
16 Voor een gedetailleerd en omvangrijk verslag van het uiteenvallen van Joegoslavië en de Bosnische oorlog,
zie Death of Yugoslavia. Origineel als zesdelige BBC documentaire of in boekvorm te verkrijgen (Silber & Little1996).
door het communistische en multi-etnische Partizanenleger. De leider van deze militaire beweging, Josip Broz 'Tito' (hierna: Tito), wist hiermee de positie als alleenheerser over de nieuwe Socialistische, Federale Republiek Joegoslavië te bemachtigen. Tito zou tot zijn dood in 1980 over het land heersen, waarin het communistisch systeem naar Sovjet model langzaam plaats zou maken voor een liberaler, socialistisch systeem dat goede diplomatieke en handelsrelaties met het westen onderhield (Luthar & Pušnik 2010: 6-7). Tito's Joegoslavië bestond uit zes zogenaamde naties, territoriale eenheden die de thuisbasis vormden voor zes etnische groepen, wier afbakeningen langs historische, linguïstische, maar vooral religieuze lijnen konden lopen.17 Met het vastleggen Bosnië-Herzegovina als natie kregen moslims constitutionele erkenning en bescherming die hen gelijkwaardig aan de overige vijf ‘entiteiten’ stelde (Dimitrovova 2001: 96). Overige etnische groepen met een thuisland buiten Joegoslavië werden erkend als nationaliteiten,waarbij Hongaren en Albanezen als grootste minderheidsgroepen met de oprichting van Vojvodina en Kosovo als autonome provincies grotendeels dezelfde burgerrechten als de naties genoten. De etnische benaming Moslim zou in 1993 vervangen worden door het minder religieus georiënteerde Bosniak.18
Eind jaren vijftig werd het sterk gecentraliseerde bestuur van Joegoslavië stapsgewijs gedecentraliseerd en kregen de verschillende naties toenemende zeggenschap over hun eigen bestuur. Culturele, taalkundige en religieuze verschillen tussen de verschillende groepen werden binnen dit construct niet ontkend of actief onderdrukt. Integendeel, ze vonden constitutionele bescherming als naties of nationaliteiten (Hudson 2003: 50-51). Echter, het bestaan van deze verschillen kreeg onder Tito slechts betekenis onder 'Broederschap en Eenheid’; het politieke motto dat zowel naar de gedeelde geschiedenis als de gemeenschappelijke belangen verwees. ‘Broederschap en Eenheid’ was erop gericht een supranationale identiteit te scheppen waarin interetnische solidariteit aan de basis van een veilige, sterke natiestaat stond (Godina 1998: 413-414). De gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog vormden een potentieel gevaar voor het behoud van dit supranationale narratief. De strijd in Joegoslavië werd immers niet alleen tegen de buitenlandse bezetters gevoerd, maar vond ook plaats tussen de verschillende naties. De diepe wonden die het interetnische geweld in deze periode had geslagen, konden Tito's notie van 'Broederschap en Eenheid' dan ook potentieel ondermijnen. Herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog speelden een grote rol in de samenleving, maar werden gezuiverd van etnische connotaties en uitsluitend
17 Te weten: Serviërs, Kroaten, Moslims, Slovenen, Macedoniërs en Montenegrijnen.
18 In deze scriptie zal ik de huidige benaming 'Bosniak' gebruiken om te verwijzen naar Bosniërs wier
verbeeld als een gezamenlijke strijd tegen externe en interne fascisten. Openbare verwijzingen naar deze historische gebeurtenis die van dit officiële narratief afweken werden met harde hand onderdrukt (Wilmer 1997: 5-7).
Het machtsvacuüm dat met het overlijden van Tito in 1980 ontstond, zou in de loop van het decennium opgevuld worden door nationalistische partijen die de belangen van hun eigen natie vooropstelden. Het verkrijgen van de volledige macht over Joegoslavië, onafhankelijkheid voor de eigen natie, de nationalistische retoriek binnen de verschillende naties dreef steeds verder af van Tito's 'Broederschap en Eenheid'. Het is in dit proces dat de grilligheid van herinnering als tranformatieve schakel tussen het heden en het verleden zich toont (Assmann & Shortt 2012); de onder Tito onderdrukte herinneringen aan interetnisch geweld bleken onder deze omstandigheden de olie te zijn die het vuur liet oplaaien.19
Nadat Slovenië zich als eerste onafhankelijk verklaarde, hielden achtereenvolgens Kroatië, Macedonië, Kosovo, Bosnië-Herzegovina - en later Montenegro - referenda die tot het uitroepen van de onafhankelijkheid leidden. Het uiteenvallen van Joegoslavië verliep in termen van geweld en destructie ongelijkmatig over de voormalige naties. De vierjarige oorlog in Bosnië-Herzegovina resulteerde in 104.732 geïdentificeerde, dodelijke slachtoffers en meer dan twee miljoen vluchtelingen (Zwierzchowski & Tabeau 2010).20 Eind 2014 stonden er nog meer dan 9000 Bosnische burgers geregistreerd als vermist. Massagraven worden nog met enige regelmaat ontdekt (ICMP 2014).Het antwoord op de vraag waarom het uiteenvallen van Joegoslavië zich overal zo verschillend kon manifesteren, ligt in de etnische demografie binnen de verschillende republieken. Bosnië-Herzegovina werd in de tours die ik ondernam vaak aangeduid als 'het hart van Joegoslavië' of 'klein-Joegoslavië'.21 In tegenstelling tot bijvoorbeeld het (relatief) etnisch homogene Slovenië, was Bosnië-Herzegovina een multi-etnische republiek waar voornamelijk Bosniakken, Kroaten en Serviërs woonden. De machtsstrijd werd zoals gezegd op basis van etniciteit gevoerd, waardoor de gevechten vooral plaatsvonden in de gebieden met een sterk gerepresenteerde etnische minderheid. Bosnië-Herzegovina kende echter geen etnische compositie waarbij men van een dominante- of minderheidsgroep kon spreken. De verschillende nationalistische belangen in het land, in combinatie met zijn specifieke etnische demografie, bemoeilijkten het kunstmatig opdelen van het gebied tussen Servië, Kroatië en de Moslims. Als 'Klein
19 Voor een uitgebreide analyse van dit proces, zie o.a.: Oberschall (2000) en Denich (1994) 20 Statistieken zoals gehanteerd door het Joegoslavië Tribunaal (ICTY)
21 ‘Het hart van Joegoslavië’ refereert aan de geografische vorm en positie van Bosnië-Herzegovina binnen de
Joegoslavië', waar dertien procent van alle huwelijken gemengd waren, belichaamde Bosnië-Herzegovina Tito's droom van 'Broederschap en Eenheid.' Toen zijn ideaal in de jaren na zijn dood langzaam uitdoofde over Joegoslavië, werd Bosnië-Herzegovina met etnische zuivering en genocide van alle voormalige naties het hardst getroffen (Drakulic 2005: 1-6).
De leiders van de drie strijdende groepen tekenden op 14 december 1995 het vredesverdrag dat de oorlog in Bosnië-Herzegovina zou beëindigen. Het Verdrag van Dayton werd in de eerste plaats opgetekend met het doel de humanitaire ramp te stoppen die zich op dat moment in het land voltrok. Ten tweede zou het als blauwdruk dienen voor een bestuurlijke toekomst die de nieuwe natiestaat een vreedzame samenleving kon garanderen. De uiteindelijke bestuurlijke indeling voor het toekomstige Bosnië-Herzegovina diende aan de eisen van alle drie de strijdende partijen te voldoen. Onder de toenemende druk van een humanitaire crisis werd de meest urgente doelstelling behaald: het beëindigen van de oorlog en het tot op zekere hoogte stabiliseren en normaliseren van het dagelijks leven.
Het verdrag deelde de nieuwe natie op in de twee ‘entiteiten’ die het vandaag de dag kent. De Federatie van Bosnië-Herzegovina beslaat 51 % van het land, en vormt daarmee vooral een thuis voor Bosniakken en Kroaten. De overige 49% procent valt onder Servische Republiek, en is met haar Servische inwoners vrijwel etnisch homogeen. Het Verdrag van Dayton was er op gericht een veilige en gelijkwaardige positie van Bosniakken, Kroaten en Serviërs te garanderen. Dit uitgangspunt wordt middels een bestuurlijk systeem gewaarborgd dat steunt op de basisprincipes van decentralisering en evenwichtige machtsverhouding. Decentralisering van het Bosnisch bestuur betekent dat beide entiteiten een grote mate van zelfbeschikking genieten, met onder andere een eigen regering, belastingstelsel, onderwijssysteem en politie-eenheid. Daarnaast is het land opgedeeld in tien kantons, die tevens over vergaande bevoegdheden beschikken in zowel het vastleggen van wet- en regelgeving, als de handhaving ervan (McMahon 2009). Etnische quota en wederzijds vetorecht in iedere laag van het Bosnische staatsapparaat , bieden de garantie dat geen van de drie groeperingen in een dominante of ondergeschikte positie belandt. Het toewijzen van iedere publieke functie op basis van etnische quota, resulteert dan ook in drie roulerende presidenten die tezamen het hoofd van de staat vormen.
Dit construct heeft het gevolg dat in de hedendaagse politieke arena, een etnisch-nationalistische strijd wordt gevoerd zonder winnaars of verliezers. Waar de Servische machthebbers een volledige afscheiding en onafhankelijkheid van de Servische Republiek nastreven, pleiten de Bosniakken voor een gecentraliseerd Bosnië-Herzegovina, zonder twee
semi-soevereine entiteiten. Met de wens voor een eigen entiteit nemen de leidende Kroatische politici als derde positie in een politiek web van wederzijds uitsluitende basisdoelstellingen. Het feit dat alle drie over de bevoegdheid beschikken om ieder wetsvoorstel te vetoën, leidt tot een onwerkbaar politiek systeem waarin zelfs de kleinste wetsvoorstellen niet of nauwelijks door worden gevoerd. Het is om deze reden dat, in plaats van een beweging naar een verenigde, multi-etnische natiestaat, het bestuurlijk systeem van Dayton etnische segregatie in de hand werkt.
De negatieve effecten van het Verdrag van Dayton stoppen hier echter niet, maar dringen door in het dagelijks leven van Bosnische burgers. Het construct werkt, middels het uiterst bureaucratisch en inefficiënt systeem, corruptie en patronage in de hand. Het resultaat is een land waarin nationalistische partijen aan de macht blijven,;vernieuwing of vooruitgang wegens het vastgelopen politiek systeem uitblijft; de werkloosheid inmiddels boven de veertig procent uitstijgt; en de bevolking hoop en vertrouwen in een stabiele en betere toekomst verliest (McMahon & Western 2009). Deze elementen zullen in de scriptie telkens terugkeren: in de manier waarop de toeristensector opereert, hoe mijn informanten betekenis geven aan hun werk; het beeld dat zij van het land en de oorlog creëren en de manier waarop zij dit met herinneringen en verhalen ondersteunen.
Hoewel de ontwikkeling van de Bosnische toeristensector niet eenzijdig te herleiden is tot het Verdrag van Dayton, wordt de manier waarop de toeristensector zich in Bosnië-Herzegovina manifesteert wel degelijk in grote mate beïnvloed door de genoemde omstandigheden die het creëerde (Causevic & Lynch 2013: 154). Het ontbreken van een overkoepelend staatsorgaan dat als verantwoordelijke optreedt voor toerisme ontwikkeling in het land, zorgt voor gefragmenteerde clusters; deels samenwerkend, deels overlappend, deels onafhankelijk (ibid.:147-148). De ambivalente wetgeving, en de structurele problemen in het handhaven daarvan, creëert volgens Causevic en Lynch een 'grijze zone', die een aanzienlijk deel van de sector omvat. Belastingontduiking wordt als het grootste probleem genoemd, en komt voort uit het grote aantal ongeregistreerde bedrijven. Dit betekent dat belastingontduiking op twee fronten plaatsvindt: belasting die kan worden verheven over de winst van de toeristische onderneming, en de inkomensbelasting van haar werkennemers. Dit resulteert in een sector die vooral gericht is op kortetermijnbelangen, en uiteindelijk niet de economische bijdrage levert die het potentieel zou kunnen betekenen (ibid.: 150-151). De problemen die post-Dayton Bosnië-Herzegovina teisteren, vormen niet alleen de context waarin de toerisme-industrie zich ontwikkelt. Het speelt ook een hoofdrol binnen het verhaal
waarmee het land naar toeristen wordt verbeeld, zoals we in de volgende woorden van een tour gids naar zijn klanten kunnen zien:
Ik zou willen zeggen jongens: Welkom in het meest gestoorde land ter wereld! Wij zijn het enige land ter wereld met drie presidenten. Drie idioten, die allemaal op hetzelfde moment in één presidentsgebouw werken. Zij zijn de vertegenwoordigers van de drie etnische groepen die we in dit land hebben: de Serviërs, Bosniakken en Kroaten. Dat betekent orthodoxen, moslims en katholieken. We hebben drie presidenten, veertien overheden, en heel veel politieke partijen in een land met minder dan 3,5 miljoen inwoners. Omdat we misschien wel het meest gecompliceerde systeem in de wereld hebben, hebben we veel corruptieproblemen. En we hebben ons grootste probleem, genaamd werkloosheid. Veertig procent van de bevolking is werkloos. Dát is het probleem, al het andere hoef je niet te onthouden.
Zijn woorden laten op kernachtige wijze de economische, politieke en sociale situatie zien die in deze scriptie telkens in relatie zal staan met de manier waarop oorlogstoerisme hier gestalte neemt.
Visies op oorlogstoerisme
De gids waarmee ik de bredere historische en maatschappelijke context afsloot, is slechts één van de Bosniërs die op de straten en pleinen van Sarajevo het middelpunt vormen van groepjes aandachtig luisterende toeristen. Om zijn tour bij te kunnen wonen passeerde ik zigzaggend een aantal van deze gezelschappen, totdat ik mij lichtelijk buiten adem aansloot bij de groep die ik op het aangewezen plein zag staan. Ondanks de drukke mensenmassa die zich in de zomermaanden over de smalle straatjes van het oude centrum uitstort, was ik op tijd. Ik stelde mij aan hem voor en hij vertelde mijn mail van enkele dagen ervoor te hebben gelezen. Hij liet weten verheugd te zijn over mijn interesse in zijn beroep en mij zo goed als mogelijk te willen helpen met het onderzoek. Al in de eerste minuten van zijn introductiepraatje, wees hij me aan en sommeerde het volgende goed te onthouden:
Er zijn vier verschillende redenen waarom mensen hier komen. De eerste reden is de aanslag op Franz Ferdinand en zijn vrouw Sophia, de aanleiding voor de Eerste Wereldoorlog. Helaas is dat iets waar Sarajevo beroemd om is. De tweede reden, zijn
de Olympische Winterspelen die zich hier in 1984 afspeelden. Om de bobsleebaan te bezoeken, een van de mooiste verlate plekken ter wereld. De derde reden is 'Het Jeruzalem van Europa', zoals mijn stad vandaag de dag genoemd wordt.22 De vierde reden is de oorlog, om het beroemde 'Tunnel of Hope' museum te bezoeken, en om dit soort rode vlekken.23
Hij wees naar een met rode verf gekleurde beschadiging op de stoeptegels enkele meters verderop:
Later zullen we uitgebreid praten over de rode vlekken op de grond, die 'de Rozen van Sarajevo' genoemd worden. Dit betekent dat op die plek een granaat is ingeslagen en vele onschuldige mensen omkwamen die in de rij voor voedsel en water stonden. Oké jongens, laat ik jullie wat basale dingen over de oorlog vertellen…
Bovenstaand fragment komt uit een algemene tour door Sarajevo. Tijdens dit soort tours maken toeristen kennis met de hoogtepunten van de stad de gids hen belangrijke, inleidende informatie verstrekt over de plek waar ze zich bevinden. Hoewel de gids hier vier verschillende redenen opnoemt waarom toeristen de stad bezoeken, is het vooral de recente oorlog waar hij zijn rondleiding mee start. Hij noemt hierbij 'de Rozen van Sarajevo' en de markt die het toneel was van een van de grootste aanslagen op burgers in 1994. Deze iconische oorlogsplekken maken dan ook deel uit van de geadverteerde hoogtepunten waar de toeristen het komende uur langs geleid zullen worden.
In 2016 registreerde de Bosnische regering 1.148.530 arriverende toeristen, een groei van 11.6% ten opzichte van het aantal toeristen dat in 2015 het land bezocht (BHAS 2017). Gezien de omvang van de grijze sector in de Bosnische toeristenindustrie, is het niet mogelijk om hier met zekerheid te kunnen zeggen hoeveel van deze toeristen diensten afnemen binnen de oorlogstoerisme-industrie van het land. Zoals Balkan Insight echter schrijft duidt het groeiend aantal oorlogsgerelateerde activiteiten, musea en internationaal georiënteerde
22 'Jeruzalem van Europa' verwijst naar de multireligieuze geschiedenis van de stad, en de aanwezigheid van
verschillende religieuze bouwwerken die men vandaag de dag nog in het centrum van de stad kan vinden.
23 Tunnel die tijdens de oorlog door het Bosnisch (Bosniak) leger werd gegraven om de stad met het Bosnisch
territorium in de bergen te verbinden. Nadat de tunnel tijdens de oorlog werd gebruikt om wapens, voedsel, medicijnen, vluchtelingen en andere personen of goederen te smokkelen, dient vandaag de dag als museum.
herinneringsplekken er op dat dit thema toeristen aantrekt.24 Een korte zoektocht op het internet bevestigt dit vermoeden. Zo noemt de populaire en internationale reisgids The Lonely
Planet Sarajevo’s oorlogsgeschiedenis in een artikel over de tien belangrijkste redenen om
Bosnië-Herzegovina te bezoeken.25 Voor de toeristische trekpleister Mostar, raadt de online reisgids TripAdvisor bezienswaardigheden zoals Sniper Tower en de War Photo Exhibition aan als populaire bestemmingen.26
Deelnemers aan een walking tour door Sarajevo. Tevens het moment dat ik in de introductie beschrijf als mijn eerste kennismaking met oorlogstoerisme. Bron: Willeke Boot, bewerking door auteur.
Zoals ik al in de introductie vermeldde, richt deze scriptie zich vanwege de beperkte mogelijkheden nadrukkelijk niet op de beschouwing en beleving van oorlogsgerelateerde activiteiten vanuit het perspectief van haar bezoekers. Wel zal ik hier in gaan op de manier waarop mijn Bosnische informanten de industrie duiden; de wijze waarop ze hierin opereren en de betekenis die ze aan hun werk geven. Op basis van de afgenomen interviews, kan ik de persoonlijke houding van mijn informanten in drie, globaal gedefinieerde categorieën plaatsen: zij die oorlogstoerisme vooral als economische kans zien; zij die vooral een educatief of moreel doel nastreven in hun werk; en zij die de focus binnen toerisme liever
24 Balkan Insight is een online nieuwsplatform, ontstaan uit BIRN (Balkan Investigative Reporting Network).
Zie: http://www.balkaninsight.com/en/article/war-tourism-flourishes-in-bosnian-capital-11-28-2016 (bezocht op 30-05-2018
25 Zie:
https://www.lonelyplanet.com/bosnia-and-hercegovina/travel-tips-and-articles/ten-reasons-to-visit-bosnia-hercegovina/40625c8c-8a11-5710-a052-1479d2760cf7 bezocht op 30-05-2018
26 Zie https://www.tripadvisor.nl/Tourism-g295388-Mostar_Herzegovina_Neretva_Canton-Vacations.html
elders zouden zien liggen. Zoals we echter zullen zien, bestaat er een bepaalde overlap tussen deze drie vormen van betekenisgeving, waarbij verschillende visies door mijn informanten geïncorporeerd worden in hun verhouding tot oorlogstoerisme.
Oorlogstoerisme als economische kans. Tijdens mijn interview met Ismet, een gids in
Sarajevo van midden twintig, vertelde hij op vrolijke en informele wijze over zijn werk. Zijn houding ten opzichte van de oorlog en de manier waarop hij dit onderwerp in zijn tours verwerkt, kwam soms wat nonchalant en laconiek over. Echter, zoals we in de volgende paragraaf zullen zien, bespeurde ik soms zelfs een ironische of zelfs cynische ondertoon in zijn woorden. In onderstaand fragment ziet Ismet vooral kansen om het imago van zijn stad op strategische wijze in te zetten:
Nou, het gaat zoveel mogelijk uitgebuit worden, want als er iets is dat Bosnië heeft dan is het wel oorlogsgeschiedenis. Statistieken zeggen dat we in de afgelopen duizend jaar gemiddeld iedere vijftig jaar in oorlog waren, of in ieder geval een bepaald soort conflict. Dus dat is de staat van onze geschiedenis, dus er valt genoeg te exploiteren. Deze [de Bosnische oorlog van 1992-1995] ging de hele wereld over, omdat het op televisie werd uitgezonden. En mensen komen nog steeds omdat ze het ergens in '92 of '93 op tv zagen, en nu, twintig jaar later, is het vrede! ‘Het is oké, jullie kunnen terugkomen! En zien waar het nou allemaal over te doen was’.
Als je Sarajevo of Bosnië vandaag de dag Googelt, schat ik dat minstens vijftig procent van de afbeeldingen en de eerste tien pagina's over de oorlog zullen gaan. Er zal geen afbeelding zijn van dit gloednieuwe gebouw in Sarajevo, er zal geen foto zijn van het nieuwe stadhuis. Er zal een foto zijn van het stadhuis uit '92 toen het gebombardeerd en platgebrand was. Dus, zoals het nu is, hebben we schade. Uiteindelijk zal dit veranderen. Binnen de komende tien tot vijftien jaar? Nee. [Ismet lacht] Het gaat hoe dan ook zoveel mogelijk uitgebuit worden. En de reden is..waarom niet? Want het is een geweldige kans, en het zou zonde zijn om die niet te benutten.
Ondanks het vrij pragmatische en economische standpunt dat Ismet hier inneemt, vertelt hij even later de toeristensector graag in de richting van ecotoerisme te zien bewegen. Een verantwoorde en duurzame fusie tussen toerisme en de uitgestrekte Bosnische natuur, ziet hij als een gezondere investering in de toekomst voor de gehele sector:
hoofdattractie n je toerisme. Nou, dat doet je niet. Bosnië heeft de [geografische] vorm van een hart, het heeft prachtige bergen, lijkt bijna op Zwitserland. De mensen zijn erg gastvrij. Veel van hen spreken Engels, en Duits. Dus als buitenlander zul je het makkelijk hebben. En dán [wanneer toerisme zich meer toespitst op deze elementen], ben je hier en je opent Google.. 'Oké?! Maar dit is oorlog?! En iedereen zegt er iets anders over en huh? Huh? En dan kan er een schakel omgaan in iemands hoofd: ‘Ik wil dit zien, maar ik wil dat ook begrijpen’. Of niet.
Het toont dat Ismet, ondanks de kansen die oorlogstoerisme biedt, het toeristisch imago van Bosnië-Herzegovina breder wordt dan het gewelddadige verleden. Deze wens voor een verbreding van toeristische activiteiten brengt ons tot de tweede wijze van betekenisgeving.
Oorlogstoerisme reduceert het land tot de gebeurtenissen van 1992-1995. Oftewel,
Bosnië is méér. ‘Om eerlijk te zijn hou ik er niet van’, antwoordde Belo toen ik hem vroeg
naar zijn houding ten opzichte van oorlogsgerelateerd toerisme. Als 35-jarige gids begeleidt hij zowel educatieve als strikt recreatieve tours in en rondom Mostar. Dit betekent soms dat hij in de ochtend volop grapjes maakt terwijl hij samen met zijn klanten in het ijskoude water van de Kravice watervallen springt. Wanneer het collectief na een ochtend vol pret weer terugkeert naar het centrum van Mostar, staat er alweer een nieuwe groep toeristen klaar; deze keer om naar de gruwelijkheden te luisteren die zich tijdens de oorlog in zijn stad afspeelden. Belo bleek tijdens ons interview dan ook het talent te bezitten om moeiteloos tussen zware en lichte onderwerpen en emoties te bewegen. Hij vertelde hoe hij jonge mensen tijdens zijn rondleidingen soms de vraag stelt waarom hun interesse in oorlog in hemelsnaam vandaan komt. Hij grapte dat dit als gids een behoorlijk domme zet is, en maakte de vergelijking met een appelboer die mensen vraagt waarom ze appels willen. De lach verdween echter onmiddellijk van zijn gezicht, terwijl hij verzuchtte:
We hebben een mooi land, we hebben veel meer te bieden dan de oorlog. Maar ons verleden is verwikkeld geraakt met de oorlog. We hebben veel oorlogen in de afgelopen, ik weet niet, laatste 500 jaar gehad. En daarom vinden mensen het interessant. En ook, iemand gaf mij ooit het antwoord dat het de laatste oorlog was die in Europa plaatsvond.[…] Wat ik daarmee wilde zeggen, oorlog is een zeer, zeer slechte zaak. Ik wens voor jou slechts één ding […], en dat is, 100%, dat jij nooit in een oorlog terecht komt, nooit in je leven. Ik heb één oorlog [meegemaakt], en dat was één oorlog teveel voor mij, begrijp je? Oorlog is een...het maakt totale monsters van