• No results found

Internal neighbourhood perception and external reputation in Poelenburg, Zaandam, The Netherlands

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Internal neighbourhood perception and external reputation in Poelenburg, Zaandam, The Netherlands"

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Interne buurtperceptie en externe reputatie

in Poelenburg, Zaandam

Bachelorscriptie Sociale Geografie. Universiteit van Amsterdam.

Auteur: Jules Klinkhamer

Kattenburgerstraat 26K

1018 JB Amsterdam

Jules.klinkhamer@student.uva.nl

Telefoon: 0631345034

Student-id: 10799222

Begeleider: S. Metaal

Tweede beoordelaar: A. Zorlu

Datum van inlevering: 19 juni 2017

Aantal woorden: +/- 20.020

(2)

Inhoudsopgave

1. Inleiding...4 1.1. Doelstelling...5 1.2. Probleemstelling ...5 1.3. Conceptueel model...6 2. Theoretisch kader...7 2.1. Bestaand onderzoek en bredere context...7 2.2. De concepten...9 2.3. Terminologie in dit onderzoek...11 3. De onderzoekslocatie...13 3.1. Inleiding...13 3.2. Fysiek karakter...14 3.3. Sociaal karakter...15 4. De methode...19 4.1. Inleiding...19 4.2. Methoden en dataverzameling...19 4.3. De deelnemers...20 4.4. Mogelijke tekortkomingen...23 4.5. De analyse...24 5. Resultaten...25 5.1. Inleiding...25 5.2. Poelenburg in de media...25 5.3. Interne buurtperceptie...27 5.4. Externe reputatie en ervaarde reputatie ...37 6. Conclusie en discussie...42 7. Referenties...45 8. Appendix A: brief aan bewoners...47 9. Appendix B: Themalijst interviews...48

(3)

3

1. Inleiding

In september 2016 is er veel ophef ontstaan over de situatie in de wijk Poelenburg in Zaandam. In verschillende media is omschreven hoe er onrust heerste in de wijk naar aanleiding van overlast die veroorzaakt werd door een groep hangjongeren, met name rondom de Vomar supermarkt. Een gedeelte van deze overlast is vastgelegd in ‘treitervlogs’ die vlogger Ismail Ilgun met zijn vrienden heeft gemaakt. In deze beelden is onder andere te zien hoe supermarktganger van zijn fiets wordt getrokken en in het gezicht wordt geslagen, hoe een jongen op een politieauto springt, hoe sterke taal wordt gebruikt naar voorbijgangers en hoe de politie wordt geprovoceerd. De aandacht van de media werd steeds groter en de situatie heeft dan ook landelijke media gehaald. Men heeft gesproken van ‘straatterrorisme’ en premier Rutte noemde de overlast veroorzakende jongeren ‘tuig van de richel’. Er is een sterk beeld van de wijk geschetst in de media en er zijn krachtige uitspraken gedaan. Dit onderzoek richt zich niet op het waarheidsgehalte van deze krachtige uitspraken, maar bekijkt het beeld van Poelenburg onder bewoners en daarbuiten.

Wijken met een slechte reputatie worden vaak bestempeld als ‘probleemwijk’, ‘achterstandswijk’, ‘krachtwijk’ of ‘prachtwijk’. Formeel gezien zijn er op landelijk niveau veertig van deze wijken waar problemen als schooluitval, verloedering van de woon- en leefomgeving, onveiligheidsgevoelens en criminaliteit bovengemiddeld voorkomen (VROM, 2007). De leefbaarheid in deze buurten is relatief laag en dit probleem krijgt veel aandacht van zowel sociale wetenschappers en beleidsmakers als de media. Door deze vergrootte focus op leefbaarheidsproblemen, gaat de aandacht in onderzoek en beleid ook steeds meer over (de gevolgen van) reputaties. Zo leidde de verslechterde situatie van Poelenburg in september 2016 tot een actieplan Poelenburg en Peldersveld (Gemeente Zaanstad, 2017b). Daarin wordt gesteld dat de wijk inderdaad een slechte reputatie heeft. De wijk is dan ook bestempeld als één van deze veertig krachtwijken.

In het geval van Poelenburg is recentelijk gebleken dat ook sociale media een buurt op de kaart kunnen zetten. Gevestigde massamedia richten zich ook op zo’n verhaal en dat kan de beeldvorming van buitenstaanders beïnvloeden. En de visie op een buurt van buitenaf kan ook gevolgen hebben voor de perceptie van bewoners over hun eigen buurt., zoals bijvoorbeeld onderzoek van Permentier, Bolt & Van Ham (2011) heeft uitgewezen:

‘‘[...]Neighbourhood reputations are constructed as a result of the continuous interaction between the way residents and non-residents perceive a neighbourhood.’’ (Permentier, Van Ham & Bolt, 2007, p. 204). De aandacht die naar Poelenburg is uitgegaan, roept vragen op over hoe het beeld van de wijk nou daadwerkelijk is. Interessant is hoe het beeld van de bewoners zelf is en hoe dit volgens hen al dan niet overeenkomt met het beeld van buitenaf. Om een indruk te krijgen van hoe Poelenburg in de media is geweest, wordt in dit onderzoek eerst geschetst hoe verschillende media een beeld van Poelenburg neerzetten: de externe reputatie. Vervolgens beoogt dit onderzoek door middel van interviewing inzicht te verschaffen in hoe bewoners tegen de buurt waarin zij wonen aankijken: de interne buurtperceptie. Tot slot wordt er gekeken hoe inwoners van Poelenburg denken dat het beeld van buitenaf is: de ervaarde reputatie.

De maatschappelijke relevantie van dit onderzoek is dus tweezijdig. Ten eerste verschaft dit onderzoek inzicht in hoe het beeld van bewoners van de buurt is. Dit is een aanvulling op de reeds vergaarde kennis wat betreft dit onderwerp en kan als gedachtegoed fungeren voor lokaal beleid. Ten tweede geeft dit onderzoek inzicht in de mate waarin de interne buurtperceptie overeenkomt met de externe reputatie van de buurt. Daarmee kunnen uitspraken worden gedaan over of Poelenburg een buurt is met

(4)

een slechte reputatie, oftewel een stigma. Dit kan een rol spelen in beleid, omdat men meer te weten komt over of er daadwerkelijk problemen worden ervaren door bewoners en of de externe reputatie negatiever is dan de interne buurtperceptie. Een onderzoek van Kullberg et al. (2010) laat bijvoorbeeld zien dat de reputatie van een gebied ook invloed heeft op de sociale interactie in een buurt, omdat negatieve reputaties samengaan met minder vertrouwen in de andere bewoners. Permentier et al. (2011) stellen dat het welzijn van bewoners in buurten aan de onderkant niet alleen verbeterd kan worden door direct aan factoren te werken die bewoners zelf belangrijk vinden, maar ook door de buurtaspecten te verbeteren die volgens bewoners een negatieve reputatie veroorzaken.

In sociaalwetenschappelijk onderzoek is ruimschoots aandacht besteed aan onderwerpen als buurttevredenheid en leefbaarheid van de buurt. Een onderwerp dat aanzienlijk minder bestudeerd is, is buurtreputatie. Dit onderzoek levert een bijdragen aan de literatuur omtrent buurtreputatie door inzicht te geven in wat bewoners van Poelenburg belangrijk vinden bij hun buurttevredenheid, maar vooral door te verkennen hoe de ervaarde reputatie is en wat voor gevoelens dat oproept onder bewoners (zie conceptueel model en theoretisch kader).

1.1 Doelstelling

Het doel van dit onderzoek is om te illustreren hoe inwoners van Poelenburg over hun buurt denken, hoe het beeld onder buitenstaanders van Poelenburg is en hoe deze al dan niet overeenkomen. Op deze manier komt meer informatie beschikbaar over wat bewoners zelf prettig of minder prettig vinden aan Poelenburg en hoe hun beeld van de buurt al dan niet aansluit op het beeld van buitenaf. Ervaren bewoners de buurt wel als een probleemwijk of lijkt dit vooral zo door een negatieve reputatie, een stigma?

1.2. Probleemstelling

De hierboven beschreven problematiek heeft geleid tot de volgende probleemstelling:

Hoe is de interne buurtperceptie van inwoners van Poelenburg en komt deze overeen met de externe reputatie van de buurt?

Dit is een brede vraag en hij betreft dan ook meerdere thema’s. Om deze brede vraag gestructureerd te beantwoorden, zijn in dit onderzoek drie deelvragen onderscheiden:

1. Op welke manier is Poelenburg recentelijk in nationale kranten afgebeeld (externe reputatie)?

2. Over welke aspecten van de buurt zijn bewoners tevreden of minder tevreden (interne buurtperceptie) en welke termen gebruiken zij om deze te omschrijven?

3. Welke reacties krijgen bewoners van buitenaf op de buurt (externe reputatie) en hoe omschrijven bewoners het beeld van buitenstaanders en het beeld in de media over de buurt (ervaarde reputatie)? Welke gevoelens roep dat bij hen op? In de onderstaande figuur zijn de centrale concepten die in deze deelvragen voorkomen in een model geplaatst. Ook wordt een beknopte uitleg van deze concepten gegeven. In het hoofdstuk ‘Theoretisch kader’ worden de concepten uitgebreid besproken.

(5)

5

1.3. Conceptueel model

Figuur 1: Het conceptueel model. Bron: eigen werk. Toelichting conceptueel model

De begrippen die hierboven in de deelvragen en in het conceptueel model worden gebruikt, zijn de centrale concepten in deze scriptie. Met externe reputatie wordt bedoeld hoe niet-bewoners naar Poelenburg kijken. De ervaarde reputatie houdt hier in hoe de deelnemers denken dat de externe reputatie is. Met interne buurtperceptie wordt het beeld van bewoners over de buurt bedoeld. Deze begrippen hangen met elkaar samen, maar er wordt hier niet op een causaal verband gewezen. De ervaring van deze concepten is immers voor individuen en groepen verschillend. Dit onderzoek beoogt dus geen verbanden aan te tonen. Het verkent de relatie tussen de begrippen. De berichtgeving over Poelenburg in de massamedia en reacties op de buurt van buitenstaanders zijn beide een deel van de externe reputatie, maar zijn hier aangehaald ter ondersteuning van het concept ervaarde reputatie. Deze zijn daarom blauw gekleurd. De ervaarde reputatie en interne buurtperceptie staan centraal en worden met elkaar vergeleken. Deze zijn daarom groen gekleurd.

Tevredenheid met de buurt onder bewoners (interne buurtperceptie) Berichtgeving over poelenburg in massamedia (externe reputatie) Reacties op de buurt van buitenstaanders (externe reputatie) Ervaring van extern beeld door bewoners (ervaarde reputatie)

(6)

2. Theoretisch kader

2.1. Bestaand onderzoek en bredere context

(On)tevredenheid met de buurt is een punt dat in de belangstelling staat (Permentier et al, 2011). Dit blijkt uit de veertig wijken die in 2007 door minister Vogelaar als probleemwijk zijn aangewezen, ook wel ‘vogelaarwijk’, ‘krachtwijk’, ‘prachtwijk’ of ‘aandachtswijk’ genoemd. Zij kreeg in de tijd van het kabinet Balkenende IV de opdracht om een lijst van probleemwijken op te stellen die bijzondere aandacht vereisten. Er zou extra budget komen om fysieke, sociale en economische vooruitgang te stimuleren (VROM, 2007). Het doel wordt in dat actieplan krachtwijken als volgt beschreven:

‘’Het resultaat moet zijn, dat deze wijken in 8-10 jaar weer vitale, woon-, werk-, leer-en leefomgeving‘’Het resultaat moet zijn, dat deze wijken in 8-10 jaar weer vitale, woon-, werk-, leer-en zijn waar het prettig is om in te won‘’Het resultaat moet zijn, dat deze wijken in 8-10 jaar weer vitale, woon-, werk-, leer-en ‘’Het resultaat moet zijn, dat deze wijken in 8-10 jaar weer vitale, woon-, werk-, leer-en waarin mens‘’Het resultaat moet zijn, dat deze wijken in 8-10 jaar weer vitale, woon-, werk-, leer-en betrokken zijn bij de samenleving, een perspectief hebben op sociale stijging en participeren op de arbeidsmarkt en waar mensen met uiteenlopende etnische en levensbeschouwelijke achtergronden de bereidheid hebben om elkaar als mede-eigenaren van de wijk of de buurt te accepteren.’’ (VROM, 2007. p.8)

Het is volgens het rapport niet de problemen op zichzelf, maar de cumulatie van problemen die de situatie in de wijken zorgelijk maakt. De problematiek in deze wijken wordt bijvoorbeeld gelinkt aan het hoge percentage ‘niet-Westerse allochtonen’, schooluitval, werkloosheid, gebrek aan sociale contacten en criminaliteit en gevoelens van onveiligheid. Daarnaast wordt omschreven dat het er steeds meer op begon te lijken dat sociaal zwakkere groepen gesegregeerd zouden leven en dat zou op zijn beurt de integratie van niet-Westerse allochtonen bemoeilijken. De sociale samenhang in de wijken zou daaronder leiden (VROM, 2007). Poelenburg is ‘genomineerd’ als krachtwijk en dat heeft geleid tot lokaal beleid in de vorm van een wijkactieplan voor Poelenburg en Peldersveld. In het licht van deze focus op de wijk en in het bijzonder op ‘buurten aan de onderkant’ is het interessant om te onderzoeken hoe de bewoners dergelijke buurten zelf ervaren en hoe buitenstaanders naar de buurt toe kijken.

Het beeld van een buurt is een sociaal construct dat onder andere gebaseerd wordt op persoonlijke ervaringen, informatie vanuit de media en het fysieke karakter van een buurt (Kullberg, Timpka, Svensson, Karlsson, & Lindgvist, 2010). Een belangrijk aspect van beeldvorming is dat deze voor elk individu en voor groepen, bijvoorbeeld buurtbewoners zelf of mensen uit de rest van de stad, anders kan zijn (Permentier, Van Ham & Bolt, 2008). Onderzoek heeft uitgewezen dat veel aspecten meespelen bij het beeld van een buurt. Het gaat ten eerste om fysieke kenmerken waaronder voorzieningen (Hortulanus, 1995; Permentier et al, 2008), type architectuur (Wassenberg, 2004), eigendomstype van de woningen en uitstraling (Hortulanus, 1995; Skifter Anderson, 2008) en locatie en afval op straat (Skifter Anderson, 2008). Sociale kenmerken zoals gevoel van veiligheid, beleving van criminaliteit en contact met buren (Skifter Anderson, 2008) en mate van sociale mix (Musterd, 2008) worden in zijn geheel echter belangrijker geacht (Skifter Anderson, 2008). Skifter Anderson (2008) benadrukt in zijn onderzoek dat een ‘slechte’ fysieke omgeving ook een gevolg kan zijn van de sociale compositie van een wijk, maar dat de sociale compositie van de wijk belangrijker is. Fysieke en sociale kenmerken hangen dus samen.

Soms worden bepaalde negatieve aspecten uitvergroot in een beeld, waardoor een slechte naam of een ‘stigma’ (Goffman, 1963) ontstaat. Erving Goffman (1963) beschrijft dat een individu door andere individuen, dus van onderaf, kan worden beperkt tot een stereotype waarbij negatieve aspecten zijn uitvergroot met gebrek aan sociale acceptatie als gevolg. Hij linkt stigma aan karaktereigenschappen, fysieke eigenschappen (het lichaam) en groepsidentiteit. Het is echter Loic Wacquant (1993) die in zijn bekende werk beschrijft hoe een stigma ook aan een plek verbonden kan zijn.

(7)

7

In zijn overwegend theoretische werk over de Franse banlieu en het Amerikaanse getto richt hij zich op een nieuwe stedelijke marginaliteit, vooral ontstaan door klasseverschillen en etno-raciale ongelijkheid, respectievelijk. De invalshoek is breed en hij linkt stedelijke marginaliteit aan bijvoorbeeld de mondiale economie en de structuur van de welvaartsstaat. Een belangrijke component van zijn werk die hier relevant is, is de rol van reputatie. Wacquant noemt negatieve reputaties van plaats ‘territoriale stigma’s’. Daarbij worden negatieve kanten aan een individu toegeschreven aan de hand van diens woonplaats. In de woorden van Slater (2015):

[...] urban dwellers at the bottom of the class structure are discredited and

devaluated not simply because of their poverty, class position, ethno-racial origin or religious affiliation, but because of the places with which they are associated. ‘’ (p.3)

Dit kan volgens Wacquant (2007) sociale gevolgen hebben:

‘’In every metropolis of the First World, one or more towns, districts or concentrations of public housing are publicly known and recognized as those urban hellholes in which violence, vice, and dereliction are the order of things. [...] Whether or not these areas are in fact dilapidated and dangerous, and their population composed essentially of poor people, minorities and foreigners, matters little in the end: the prejudicial belief that they are suffices to set off socially noxious consequences.’’ (p. 67)

Deze sociale gevolgen die Wacquant beschrijft gaan over het afstand nemen van de buurt: bewoners bedenken excuses voor het wonen in een buurt die hun imago schaadt en proberen te voorkomen dat ze thuis worden opgezocht bijvoorbeeld. Hoewel hier niet wordt beweerd dat Poelenburg een buurt is die wordt erkend als een plek waar ‘geweld, immoreel gedrag en verwaarlozing’ dagelijkse praktijk is, is deze visie wel relevant, omdat Poelenburg een plek is met enkele van deze kenmerken, namelijk concentratie van armoede, minderheidsgroepen, Nederlanders met een migratieachtergrond en sociale huurwoningen (zie hoofdstuk ‘De Onderzoekslocatie’). Territoriale stigmatisering, zoals Wacquant dit beschrijft, benadrukt de invloed van de buurt op bewoners en ook andersom. Bewoners ‘internaliseren’ het stigma en dat leidt tot gevoelens van schaamte. Een strategie om met het stigma om te gaan is micro-differentiatie. Daarbij proberen bewoners zich op het niveau van het huis, de straat of een deelgebied te te onderscheiden van het grotere geheel van de buurt of zoals Wacquant (2007) het beschrijft:

The acute sense of social indignity that enshrouds neighbourhoods of relegation can be attenuated only by thrusting the stigma onto a faceless, demonized other – the downstairs neighbours, the immigrant family dwelling in an adjacent building, the youths from across the street who ‘do drugs’ or are engaged in street ‘hustling’, or the residents over on the next block whom one suspects of illegally drawing unemployment or welfare support. This [is a] logic of lateral denigration and mutual distanciation [...] (p. 68).

Andere strategieën die hij noemt zijn ‘terugtrekking in de privésfeer en het vluchten naar de buitenwereld indien men de mogelijkheid heeft om te verhuizen’ (2009. p.117). Andere wetenschappers trekken deze strategieën waarbij men het stigma internaliseert door middel van empirisch onderzoek in twijfel. Slater & Anderson (2012) wijzen bijvoorbeeld op een defensieve houding tegenover het stigma van St. Paul in Bristol onder bewoners. Zij uitten gevoelens van trots en internaliseren het stigma niet. Hetzelfde wordt door Jensen en Christensen (2012) geconcludeerd met betrekking tot bewoners van Aalborg-Oost, eveneens een gestigmatiseerde buurt:

(8)

‘’A theory of territorial stigmatization, working as symbolic dominance, has limited applicability in our case. Instead, we find a relative autonomy in the sense that although the residents of Aalborg East cannot ignore the stigma, they do not come to see their place of residence as a bad place.’’ (p. 88)

Dergelijk onderzoek doet de vraag rijzen hoe bewoners met territoriale stigmatisering omgaan. Al met al zijn er verschillende strategieën om met een territoriaal stigma om te gaan en kenmerken als sociaaleconomische status, leeftijd, levensfase, werksituatie, etniciteit en de eigendomssituatie van de woning spelen daar een rol in (Slater, 2015). Naast deze territoriale stigmatisering van onderop (gebaseerd op Goffman’s werk) komt het ook van bovenaf. In die zin bouwt Wacquant op het werk van Pierre Bourdieu (1991) over ‘symbolic power’: de kracht van symboliek in het construeren van sociale realiteit. Met van bovenaf wordt bedoeld dat stigma’s bestaan in de ‘’journalistieke, politieke, bureaucratische (en zelfs wetenschappelijke) velden’’ (Wacquant, 2007. P.67).

De concepten die in dit onderzoek worden gebruikt zijn gebaseerd op termen die veelvuldig in de literatuur voorkomen, maar wijken daar net wat van af. In de onderstaande paragrafen worden eerst concepten uit de literatuur toegelicht. Daarna worden de concepten die in dit onderzoek een rol spelen opgesomd en uitgelegd.

2.2. De concepten

Reputatie en beeld Een eerste begrip dat in de literatuur over tevredenheid met de buurt wordt aangehaald is reputatie (Engels: reputation). Reputatie gaat over representatie: aan de hand van de buurt waarin iemand woont, wordt beoordeeld welke positie een huishouden inneemt in de samenleving (Hortulanus, 1995). Aan de hand van de buurt vormt men een beeld over de sociale status van een individu. Status is voor het individu wat reputatie voor de buurt is en dat heeft volgens Skifter Anderson (2008) gevolgen voor buurtbewoners: de status van een persoon wordt gedeeltelijk bepaald door de reputatie van de buurt waarin zij wonen. De buurt wordt geassocieerd met identiteit en buurten worden met elkaar vergeleken en in een hiërarchie geplaatst. Aan de hand van het positie van een buurt in de hiërarchie wordt een reputatie toegekend. Reputatie kan dus zowel positief als negatief zijn (Permentier et al., 2007). De reputatie die een buurt heeft, is niet altijd gebaseerd op objectieve informatie. Dit komt bijvoorbeeld door het veelvuldig uitlichten van een (negatieve) kant van een buurt door de media. Reputatie is ook van andere factoren afhankelijk. Zo speelt bijvoorbeeld de verhouding van persoonlijke kenmerken tot de dominante sociale kenmerken van de buurt een rol (Permentier et al., 2008). Hoewel een buurt een andere reputatie kan hebben voor elk individu, is het algemene idee juist dat reputatie refereert aan een collectief beeld (Permentier et al., 2011). In de literatuur wordt vaak onderscheid gemaakt tussen twee vormen van reputatie: interne reputatie – de reputatie van een buurt onder bewoners – en externe reputatie – de reputatie van een buurt onder mensen woonachtig in een andere wijk. Een ander begrip dat regelmatig in de literatuur naar voren komt is beeld (Engels: image). Rijpers & Smeets (1998) definiëren dit als

‘’the set of meaning by which an object is known and through which people describe, remember and relate to it. This is a net result of the interaction of a person’s beliefs, ideas, feelings and impressions about an object’’ (als in Skifter

Anderson, 2008. P. 84).

Het ‘beeld’ is verwisselbaar met ‘reputatie’. Hoewel er hier in de definitie staat dat het om een object gaat, hebben beelden ook betrekking op buurten (Permentier et al,

(9)

9

2011). Net als bij reputatie bestaat het beeld van de buurt uit informatie die niet altijd kloppend of representatief is. Het beeld wordt opgebouwd uit persoonlijke ervaringen, meningen van anderen, maar ook uit mediaberichtgeving en die is niet altijd representatief. Daarnaast gaat het net als bij reputatie om een collectief beeld. Hoewel individuen een eigen beeld van een buurt hebben, gaat het om de gelijkenissen binnen bepaalde groepen, bijvoorbeeld buurtbewoners en mensen van buiten de buurt. Ook bij dit begrip wordt weer onderscheid gemaakt tussen het ‘interne’ en ‘externe’ beeld. Interne reputatie en intern beeld

De begrippen interne reputatie en intern beeld worden gebruikt om het beeld onder bewoners van hun buurt te beschrijven. Deze wordt volgens Hortulanus (1995) opgemaakt uit fysieke en sociale kenmerken van de buurt. De interne reputatie is meestal positiever dan de externe reputatie. Dit komt gedeeltelijk door de mogelijkheid om te kiezen in welke buurt je gaat wonen (Bell et al., 1996 uit Permentier et al., 2007), maar een psychologisch effect speelt hier ook een rol: indien je geen andere plek kunt vinden om te wonen, kun je jezelf wijs maken dat je tevreden bent met de buurt (Festinger, 1957 uit Permentier et al., 2007). Bij de interne reputatie of het interne beeld wordt onderscheid gemaakt tussen het directe woongebied - gebouw, blok of straat – (Wacquant, 1993) en de buurt. Dat komt door de grote hoeveelheid kennis onder bewoners van de directe woonomgeving, maar ook omdat zij op die manier hun ‘eigen plekje’ los kunnen zien van de buurt en op die manier bepaalde buurtkenmerken van hun eigen plek kunnen scheiden. Dat wordt ‘micro-differentiatie’ genoemd. Bewoners van hogere status onderscheiden zich op die manier van de rest van de buurt. Bewoners van lagere status doen dat ook, maar dan precies omgekeerd (Permentier et al, 2007).

Externe reputatie en extern beeld

In de literatuur worden voornamelijk de termen extern beeld en externe reputatie aangehaald om aan te duiden hoe buitenstaanders naar de buurt kijken. Deze groep buitenstaanders is allereerst divers: het gaat om iedereen die niet woonachtig is in de buurt zelf. Het kan dus een makelaar zijn, maar ook iemand uit een ander deel van de stad. Daarnaast is een belangrijk verschil met interne reputatie en intern beeld dat buitenstaanders een gesimplificeerd beeld van de buurt hebben, omdat hun beeld minder op persoonlijke ervaring en kennis is gebaseerd. In dat beeld zijn bepaalde kenmerken dan ook vaak uitvergroot (Permentier et al, 2008). Op die manier wordt een reputatie toegekend aan die plekken om te kunnen bepalen hoe het daar is; wie er wonen, hoe veilig het is en wat de status van die plek is bijvoorbeeld. Het is een manier om snel een oordeel te vormen over een plek waar men niet goed bekend mee is (Koopman, 2005). Permentier et al (2008) benadrukken dat de geschiedenis van een buurt ook invloed heeft op de reputatie van een buurt. Zo kan een ‘oud beeld’ blijven hangen waardoor er disproportioneel negatief of positief naar de buurt wordt gekeken. Reputatie wordt vaker gebruikt om de ideeën van niet-bewoners over een plek te beschrijven dan hoe bewoners zelf over hun buurt denken (Koopman, 2005; Kullberg et al., 2010; Permentier et al., 2007). Men heeft het dus vaak over externe reputatie of reputatie, terwijl men andere termen gebruikt om het beeld van bewoners over de buurt te beschrijven.

Hoewel er weinig onderzoek is geweest naar de rol van media in reputatie (Kearns et al., 2013), geven studies aan dat het externe beeld ook wordt vormgegeven door de media. Daarin wordt gesteld dat media vaak bepaalde spraakmakende aspecten uitvergroten en selectief zijn (Kullberg & Timpka, 2010). Een studie van McLaren, Perry, Curruthers & Hawe (2005) laat zien dat sociale wooncomplexen in Calgary met een negatieve reputatie disproportioneel vaak in het nieuws kwamen en dat dit vaak op een negatieve manier was. Ook Kearns et al. (2013) stellen dat de media een belangrijke rol spelen in het onderstrepen van een negatieve reputatie van gebieden die bestaan uit

(10)

sociale huurwoningen. Bij het externe beeld en externe reputatie wordt geen onderscheid gemaakt op lagere schaalniveaus dan de buurt (straat, blok, gebouw), terwijl dit bij het interne wel zo is. Hoewel er theoretisch onderscheid wordt gemaakt tussen het interne het externe, geven Permentier et al. (2007) aan dat deze twee niet los van elkaar staan, maar elkaar beïnvloeden. Er is namelijk altijd een bepaald niveau van interactie tussen buurtbewoners en niet-bewoners. Dit betekent echter niet dat deze twee beelden met elkaar overeen komen.

Ervaarde reputatie en zelf-reflecterend beeld

De ervaarde reputatie (Engels: perceived reputation) is een volgend begrip dat belangrijk is voor dit onderzoek. Met de ervaarde reputatie wordt bedoeld hoe bewoners van een wijk denken dat niet-bewoners tegen de wijk aankijken. In andere woorden: hoe bewoners denken dat de externe reputatie of het externe beeld is (Permentier et al., 2011). Hortulanus (1995) doelt met de term zelf-reflecterend beeld op hetzelfde. Een studie naar ervaarde reputatie onder bewoners van Utrechtse wijken van Permentier et al. (2011) laat zien dat inkomen en etnische compositie de belangrijkste factoren van ervaarde reputatie zijn. Bewoners denken dus dat buitenstaanders met name op inkomen en etnische compositie letten wanneer zij naar hun buurt kijken. Ook een studie van Skifter Anderson (1999) concludeerde dat etnische compositie één van de belangrijkste factoren in ervaarde reputatie is. Beide concludeerden dat ook criminaliteit en veiligheidsbeleving meespelen. Ook heeft onderzoek aangetoond dat fysieke factoren als de uitstraling (Skifter Anderson, 2008) en de locatie (ten opzichte van het centrum en voorzieningen) (Permentier et al., 2011) een belangrijke rol spelen. Het onderzoek van Permentier et al. (2011) laat zien dat ervaarde reputatie met name belangrijk is als een bewoner de buurt niet specifiek uitkiest, maar er ‘gevangen’ zit. In dat geval ‘voelt’ men de reputatie meer dan wanneer de buurt is uitgekozen. Hoewel er weinig onderzoek naar ervaarde reputatie is gedaan, wordt aan deze ervaarde reputatie steeds meer aandacht besteed, omdat welzijn niet alleen wordt bepaald door welke factoren voor bewoners zelf belangrijk zijn, maar ook door de factoren die buitenstaanders naar hun idee als belangrijk zien (Permentier et al., 2011). Men wil niet in een buurt met een negatieve reputatie wonen, omdat dit aan status linkt.

2.3. Terminologie in dit onderzoek

Interne buurtperceptie

De concepten interne reputatie en intern beeld vormen een goede basis voor dit onderzoek. Hierbij gaat het namelijk om het beeld van bewoners over de buurt, dat door fysieke en sociale kenmerken wordt bepaald. Dit zijn twee overkoepelende thema’s die tijdens de interviews aan bod komen en zij vormen de basis voor de analyse van welke factoren inwoners belangrijk lijken te vinden in hun buurt, negatief of positief. Daarnaast wordt naar de sociale interactie in de wijk gekeken en naar hoe bewoners verschillende plekken in de buurt zien. Dit is terug te vinden bij deze concepten, omdat zij ook over micro-differentiatie gaan. In het geval van dit onderzoek wordt voor de term interne buurtperceptie gekozen. Met het interne wordt duidelijk dat het om de ideeën van bewoners gaat en perceptie lijkt in dit onderzoek geschikt, omdat reputatie een meer beladen term is en over goed of slecht gaat. Bovendien wordt reputatie veelal gebruikt om iets externs te omschrijven en de term neigt daar ook naar. Het is een soortement paradox: hoe kun je je eigen buurt een reputatie toekennen? Reputatie gaat immers over een collectief beeld en in dit onderzoek gaat het deels over individuele meningen. Er wordt uitgelicht wat zij belangrijk vinden. De term lijkt iets aan te duiden wat minder omvat hoe het beeld echt is, omdat het impliceert dat het om generaliseringen gaat terwijl hier juist de meningen van bewoners worden gevangen en die zijn divers. Met perceptie wordt benadrukt dat er buurtaspecten zijn die bewoners belangrijk vinden, maar dat dat los staat van hoe dit ten opzichte van andere wijken is

(11)

11

en of het goed of slecht is. Er is buurtperceptie van gemaakt voor het gemak: het gaat immers altijd uitsluitend om de buurt Poelenburg.

Externe buurtreputatie

In dit onderzoek wordt de term externe reputatie aangehouden zoals deze ook in de literatuur naar voren komt. Ook hier is buurt- toegevoegd om het specifieker te maken. Het gaat bij dit begrip, zoals hierboven beschreven, om hoe buitenstaanders naar de buurt kijken. Deze bestaat in dit onderzoek uit reacties die bewoners van anderen op de buurt krijgen en uit berichtgeving in de media. Externe buurtreputatie gaat over generaliseringen.

Ervaarde buurtreputatie

Om te beschrijven hoe het beeld van bewoners van de externe reputatie van Poelenburg is, wordt hier de term ervaarde buurtreputatie gebruikt. Er is hier gekozen voor reputatie omdat het over het beeld gaat van de externe reputatie. Het gaat dus ook weer over dat gesimplificeerde beeld van buitenaf. Ervaarde geeft aan dat het om het gevoel van de bewoners daarover gaat. Deze term is hetzelfde zoals in een groot deel van het bestaande onderzoek naar dit thema. Territoriale stigmatisering Na het verkennen van de literatuur over de voorgaande concepten en de aanvang van het veldwerk is het concept territoriale stigmatisering toegevoegd. Dit bleek aan de hand van de resultaten toepasselijk te zijn voor dit onderzoek. Hortulanus (1995) geeft aan dat reputatie zowel negatief als positief kan zijn, maar dat stigma uitsluitend negatief is. Een ander belangrijk verschil met een beeld of reputatie, is dat een stigma diepgaander is. Waar het object zelf aan een reputatie kan werken, is dit bij een stigma moeilijker (Kearns, Kearns & Lawson, 2013). Onderliggende factoren die een rol spelen in het stigma verander je niet zomaar. Een voorbeeld is verouderde hoogbouw. Dit kan een negatieve reputatie geven, maar is moeilijk te veranderen. Daarom kan dit een stigmatiserend effect hebben. Onderzoek heeft uitgewezen dat een relatief grote hoeveelheid kansarme mensen die binnen een geografisch gebied op elkaar wonen, ook bijdraagt aan de vorming van een stigma, hoewel het onduidelijk is welke mate van sociale mix in welke mate bijdraagt aan dat stigma (Musterd, 2008). White (1998) en Wacquant (2009) stellen dat specifiek beleid dat op zulke ‘probleemgebieden’ richt, misschien een rol speelt in het versterken van zo’n stigma. Ook de andere significante fysieke en sociale kenmerken die bijdragen aan de beeldvorming van een plek, zoals hierboven beschreven, kunnen logischerwijs een negatieve reputatie, oftewel stigma, voortbrengen. Wanneer een buurt in een rol van ‘probleemgebied’ vervalt, beïnvloedt dit de kansen en individuele status van bewoners (Musterd, 2008). Zoals eerder beschreven, is het Wacquant geweest die stigma aan plaats linkte. Het begrip territoriale stigmatisering wordt in dit onderzoek overgenomen. Dit concept is hier toepasselijk, omdat er wordt gekeken naar hoe de ervaarde reputatie al dan niet verschilt van de interne buurtperceptie. Als bewoners aangeven dat buitenstaanders op een andere, negatievere manier tegen Poelenburg aankijken dan zijzelf, is het mogelijk dat er een stigma aan de buurt is opgelegd en dat er dus sprake is van territoriale stigmatisering.

(12)

3. De onderzoekslocatie

3.1. Inleiding

De onderzoekslocatie is het overgrote gedeelte van de wijk Poelenburg te Zaandam. Het gaat om ‘Nieuw Poelenburg’: het deel van de wijk dat ten oosten van het Darwinpark ligt (zie figuur 2). Ten behoeve van dit onderzoek is de keuze gemaakt om het deel van Poelenburg dat ten westen van het Darwinpark ligt - Vennenpolder - weg te laten vallen. Dat gedeelte lijkt namelijk in mindere mate te maken te maken te hebben gehad met overlast, omdat de problematiek zich op enkele plekken in het andere deel van de wijk concentreerde, met name bij de Vomar. Bovendien is Vennenpolder door het Darwinpark gescheiden van het grotere gedeelte van de wijk. Vennenpolder heeft daarnaast een ander fysiek karakter dan Nieuw Poelenburg en daarom naar vermoeden ook een ander sociaal karakter. Nieuw Poelenburg is het geografisch gebied van dit onderzoek, omdat het één van de veertig krachtwijken waarvoor lokaal beleid is opgezet. Daarnaast is het een wijk waar recentelijk veel ‘heisa’ is geweest naar aanleiding van een vlog van jongeren in de buurt. Het is een uitgesproken geval van hoe sociale media een probleemwijk op een overwegend negatieve manier op de kaart zet (zie Resultaten: Poelenburg in de media).

Figuur 2: ‘Nieuw Poelenburg’ zoals in het Bestemmingsplan. Bron: Gemeente Zaanstad (2013).

(13)

13

3.2. Fysiek karakter

Zaandam is van oorsprong een industriestad. Ook in de 20e eeuw speelde grote bedrijven als Bruynzeel, Verkade, Eurometaal nog een belangrijke rol. De stad bood echter weinig woongelegenheid aan voor de werknemers van deze bedrijven. Om die reden werd in de jaren ‘60 het gebied tussen de rivier de Gouw en de A8 ontwikkeld. De wijk Poelenburg maakt daar deel van uit.

Poelenburg is een naoorlogse modernistische stadswijk. De thema’s lucht, licht en ruimte zijn duidelijk terug te zien in de opzet van de wijk. De wijk is een typische stempelwijk (zie figuur 2) en heeft door de stedenbouwkundige herhaling een monotone uitstraling. Deze wordt wat verminderd door de toevoeging van een verdieping op sommige eengezinswoningen en door winkelgebieden (Lörzing, Harbers & Schluchter, 2008). De wijk is grofweg in te delen in drie gedeeltes. De oostkant van de wijk bestaat uit hoogbouw in de vorm van ‘E-flats’ - flats met een E-vorm - , torenflats en portiekflats (Gemeente Zaanstad, 2013). De plinten van deze flats zijn vaak ‘blind’ of de beganegrond bestaat uit garages. Dat beperkt volgens Lörzing, Harbers & Schluchter (2008) de sociale controle in de wijk. Het middengedeelte betreft voornamelijk eengezinswoningen in de vorm van rijtjeshuizen. In dit centrale gedeelte zijn ook de meeste voorzieningen te vinden, in de vorm van twee winkelcentra. Eén hiervan ligt meer in het zuiden van de wijk en de ander meer in het noorden. Het zuidelijke winkelcentrum ligt aan de Lobeliusstraat. Het noordelijke winkelcentrum is waar de Vomar is gevestigd. Voorheen heette dit ‘De Bloemkorf’, maar in maart 2009 is er een grote brand geweest in het winkelcentrum waarna er een kleiner aantal winkels voor in de plaats is gekomen. Boven de winkelcentra bevinden zich woningen. In het westen van de wijk zijn bungalows te vinden die aan het Darwinpark grenzen. Het wegennetwerk bestaat uit straten die parallel van west naar oost lopen en uit verbindingen daartussen. Enkele west-oost straten komen uit op de Poelenburg, een grote weg die langs de wijk loopt en als belangrijkste wijkontsluitingsweg fungeert. Deze weg vormt de oostelijke grens van de wijk en het park de westelijke. Het Darwinpark, dat rond 1970 is aangelegd omvat naast het groen een kinderboerderij, natuurmuseum en schooltuin. De wijk wordt aan de zuidelijke en oostelijke randen omgeven door water, polder en beplanting (Gemeente Zaanstad, 2013). De Twiskeweg vormt de noordelijke grens van het gebied.

(14)

Figuur 3. Satellietbeeld van de buurt Poelenburg. Bron: Google Maps, mei 2017.

3.3. Sociaal karakter

Poelenburg is gelegen in het oosten van Zaandam, de centrale stad van de gemeente Zaanstad. De gemeente bestaat uit Zaandam, Koog aan de Zaan, Krommenie, Zaandijk, Assendelft, Westzaan en Wormerveer en telt op 1 april 2017 155 144 inwoners. 8519 daarvan wonen op dat moment in de wijk Poelenburg. Dat is 5,5% van het totaal (Gemeente Zaanstad, 2017a). Qua inwonertal is Poelenburg dus een kleine wijk. In deze paragraaf zijn alle percentages berekend op basis van getallen uit Zaanstad in Cijfers, de statistische dienst van de Gemeente Zaanstad. De cijfers hebben toepassing op 2017, mits anders vermeld.

Poelenburg is een relatief jonge wijk. 28.8% is 18 jaar of jonger (Zaanstad 22.7%), 57.8% is 20 tot en met 64 jaar oud (Zaanstad 58.8%) en 13.3% is 65 jaar of

(15)

15

ouder (Zaanstad 17.5%). Een groot deel van de bewoners van Poelenburg (61,8%) heeft een migratieachtergrond (20.5% voor Zaanstad). Alleen de naastgelegen wijk Peldersveld/Hoornseveld komt hier met 44.6% bij in de buurt. Turken vormen met 33.8% de grootste etnische groep in de wijk (Gemeente Zaanstad, 2017a). Totaal waren er zeker 49 nationaliteiten in de wijk te vinden (Gemeente Zaanstad, 2013). 28.0% van de bewoners heeft een autochtone achtergrond (69.5% voor Zaanstad). 10.2% is Westers allochtoon (10.0% voor Zaanstad) (Gemeente Zaanstad, 2017a).

De woningvoorraad bestaat in Poelenburg voor een groot deel uit sociale huurwoningen, namelijk voor 64.0% (Zaanstad 39.0%) in 2015. In datzelfde jaar was het percentage koopwoningen 28.9% (Zaanstad 48.7%) en overige huur 7.1% (Zaanstad 12.3%) (Gemeente Zaanstad, 2015). De sociale huurwoningen liggen overwegend aan de oostkant van de wijk en de meeste daarvan zijn appartementen in flats. De meeste koopwoningen liggen in het westen. Aan de rand van het park zijn dat meestal bungalows. Aan de westelijke kant zijn ook koopwoningen in de vorm van rijtjeshuizen te vinden. Goedkopere koopwoningen zijn te vinden in het centrale deel van de wijk in de vorm van eengezinswoningen. De sociale huurwoningen worden beheerd door de woningcorporaties Rochdale, Parteon en Zaandams VolksHuisvesting (ZVH) (Gemeente Zaanstad, 2013).

Het gemiddeld persoonlijk inkomen in Poelenburg bedroeg in 2014 15700 euro (Zaanstad 22500) en is daarmee het laagst in de 19 Zaanse wijken (Gemeente Zaanstad, 2017a). De sociale problematiek concentreert zich volgens de Gemeente in het Oostelijke deel van de wijk, rondom de hoogbouw. In het actieplan stelt de gemeente dan ook:

‘’Wanneer we het over Poelenburg hebben als ’probleemwijk’ dan praten we in feite over Poelenburg Oost met een hoge bevolkingsdichtheid’’ (Gemeente Zaanstad,

2017b. P.3).

Dit is in de onderstaande figuur 3 als kaart weergegeven. Deze sociale problematiek wordt volgens de gemeente mede veroorzaakt door de fysieke structuur van de wijk (Gemeente Zaanstad, 2017b). Er is de laatste jaren dan ook aandacht uitgegaan naar het verbeteren van de uitstraling en fysieke kwaliteit van de buurt. Aan de hand van het verschil in fysiek karakter tussen het westelijke en oostelijke gedeelte van de wijk en het onderscheid in ‘problematiek’ dat de twee delen betreft, kan worden verwacht dat er een soortement tweedeling in de wijk bestaat die ook op sociaal gebied terug te vinden is. Dit is echter niet in statistieken terug te vinden, omdat de cijfers op wijkniveau zijn en dus beide delen bij elkaar neemt.

(16)

Figuur 4: Concentratie van problematiek in Poelenburg. Hoe donkerder, hoe zwaarder. Bron: Gemeente Zaanstad. (2017b).

Herstructuering

Het stedelijke herstructureringsbeleid van de gemeente Zaanstad heeft aanzienlijke veranderingen doorgemaakt naar aanleiding van de economische crisis van 2008. Dit heeft voornamelijk geresulteerd in het schrappen van vernieuwingsplannen door gebrek aan middelen. Met name ingrijpende aanpassingen aan het fysieke karakter van de wijk zijn niet doorgegaan: de Gemeente Zaanstad (2017b) stelt vast dat verloederde flats niet zijn gesloopt, dat er geen (duurdere) woningen zijn gebouwd en dat de twee winkelcentra van lage kwaliteit zijn niet gefuseerd zodat er ook geen centrum is ontstaan. Zowel overheden als woningcorporaties hebben budget moeten schrappen en daarom is veel sloop en nieuwbouw in Poelenburg niet doorgegaan. Met name het niet doorgaan van de diversificatie van de woningvoorraad heeft bijgedragen aan het voortbestaan van de hierboven beschreven sociale problematiek, omdat bewoners die sociaaleconomisch vooruitgaan geen passende woning kunnen vinden binnen de wijk, zo redeneert de gemeente. De bouw van duurdere koopwoningen of eengezinswoningen zou dit op langere termijn moeten oplossen (Gemeente Zaanstad, 2017b). Dat vergt echter forse investeringen.

De plannen zijn daarom aangepast naar meer haalbare plannen voor de korte termijn. Wat betreft de fysieke structuur is de focus verschoven van nieuwbouw naar grootschalige renovatie: de hoogbouw wordt in 2017 opgeknapt door de woningbouwcorporaties. De gemeente heeft de uitstraling ook aangepakt door infrastructuur te vernieuwen en het park te renoveren. De grote weg langs de wijk, de Poelenburg, is bijvoorbeeld opnieuw ingericht en er zijn vernieuwde speelplekken voor kinderen gekomen. Daarnaast wil de gemeente gaan sturen op meer diverse bewoners in de vorm van het werven van bijvoorbeeld studenten en kunstenaars en het weren van mensen met een lage sociaaleconomische status. Daarnaast wil de gemeente de instroom van vergunninghouders in de wijk beperken. In 2015 kwam bijvoorbeeld meer dan 25% van de vergunningshouders in Zaanstad in Poelenburg te wonen. Dat is een

(17)

17

hoog percentage wetende dat 5,5% van de bewoners van Zaanstad in Poelenburg woont (Gemeente Zaanstad, 2017b).

De plannen voor nieuwbouw zijn echter niet van de kaart. Er zijn weer plannen voor woningbouw in het meest oostelijke deel van de wijk: de ‘Groene Driehoek’. Die plannen waren echter nog niet concreet genoeg om opgenomen te worden in het bestemmingsplan 2013. Wel wordt er gesteld dat het een woningbouwlocatie is voor in de toekomst.

(18)

4. Methodologie

4.1. Inleiding

Een goede onderzoeksstrategie is van groot belang. Daarmee kan de hoofdvraag het beste beantwoord worden. Bij dit onderzoek is voor kwalitatief onderzoek gekozen, omdat bij deze onderzoeksstrategie de nadruk ligt op de waarom vraag. Kwalitatief onderzoek is in dit geval geschikt, omdat de bewoners hier zelf grotendeels kunnen uitleggen hoe zij tegen de buurt aankijken en wat daarbij belangrijk is voor hen. Het gaat bij dit onderzoek immers om hoe bewoners de buurt ervaren en dat is voor iedereen verschillend. De kracht van kwalitatief onderzoek is juist dat deze verschillende visies zo goed mogelijk naar voren komen en dat een volledig beeld kan worden geschetst (Bryman, 2012, P.36). Daarbij komt dat er regelmatig buurtonderzoek wordt gedaan, maar deze is vaak kwantitatief van aard. In het geval van Poelenburg is de Zaanpeiling hier een voorbeeld van. Deze wordt elke twee jaar uitgevoerd en de gemeente Zaanstad onderzoekt hiermee ’hoe inwoners het vinden in Zaanstad en in de Zaanse wijken, en zien of het beleid van de gemeente volgens de bewoners werkt’ (Gemeente Zaanstad, 2017). Een dergelijke peiling verschaft inzicht in wat bewoners van bepaalde aspecten van de wijk vinden in de vorm van cijfers en statistieken. Het geeft echter niet altijd antwoord op de vraag waarom men tevreden dan wel ontevreden over iets is en daarnaast geeft het geen inzicht in hoe men de wijk in het dagelijks leven ervaart. Ook blijven gevoelens van bewoners op deze manier onderbelicht. De kwalitatieve aard van dit onderzoek moet daarom zorgen voor een veelzijdigere en diepere kijk naar de gevoelens, ervaringen en meningen van bewoners ten opzichte van hun wijk. Deze kan verduidelijking geven van het kwantitatieve onderzoek dat eerder in Poelenburg is gedaan.

Aan dit onderzoek is een literatuurstudie voorafgegaan. Deze is in het hoofdstuk hier voorafgaand aan de orde gekomen en bespreekt de concepten die centraal staan bij deze studie, namelijk interne buurtperceptie, externe reputatie, ervaarde reputatie en territoriale stigmatisering. Op die manier wordt duidelijk wat er in dit onderzoek met bepaalde termen wordt bedoeld en welke theorieën worden gebruikt.

Bij dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van drie onderzoeksmethoden. De voornaamste methode betreft de verzameling van primaire data in de vorm van interviews. De tweede methode is het schetsen van hoe de buurt in de gevestigde massamedia is afgebeeld.

4.2. Methoden en dataverzameling

Interviewing De voornaamste onderzoeksmethode betreft interviewing. Op deze manier ligt de focus op de ervaringen, gevoelens en mening van bewoners op de buurt. Er is gekozen voor semigestructureerd interviewen. Hierbij komt een aantal thema’s aan bod, maar de volgorde mag afwijken. Op die manier neemt het interview een gespreksvorm aan en kan de interviewer doorvragen en meegaan met wat de geïnterviewde naar voren brengt (Bryman, 2012). Zo ligt de focus op wat de bewoner als belangrijk beschouwt. Bij de themalijst is een aantal vragen gevoegd die lijn aan kunnen brengen in het gesprek en daarnaast voorkomen dat belangrijke aspecten niet aan de orde komen. De themalijst is bijgevoegd in Appendix B.

In het geval van dit onderzoek is interviewen gunstig om een aantal redenen. Ten eerste is er een aantal thema’s dat misschien gevoelig ligt, zoals overlast in de wijk, de bevolkingssamenstelling of de reputatie van de wijk. Door aanvankelijk over minder gevoelige thema’s te spreken zoals het dagelijks leven in de wijk, kan de bewoner dergelijke thema’s zelf naar voren brengen. Hierop kan dan worden ingehaakt. Indien dit niet het geval is geweest, kan het thema worden aangesneden. Ten tweede kan men

(19)

19

door het gesprekskarakter van het interview de nadruk leggen op wat de bewoners belangrijk achten. Ten derde wordt duidelijk welke termen respondenten gebruiken om (aspecten van) de buurt te omschrijven.

Analyse van mediaberichtgeving

De tweede onderzoeksmethode betreft de beknopte analyse van mediaberichtgeving met betrekking tot Poelenburg. De berichtgeving wordt bestudeerd, omdat een deel van dit onderzoek zich richt op de externe reputatie van de wijk. Hiervoor is het van belang om een beeld te schetsen van hoe deze berichtgeving is. Dit is gedaan op basis van enkele artikelen uit drie nationale kranten: De Telegraaf, De Volkskrant en Het NRC Handelsblad. Ook is er bekeken in welke periode Poelenburg vooral in het nieuws is gekomen. De precieze werkwijze is toegelicht bij de schets van de berichtgeving zelf in sectie 5.2.

4.3. De deelnemers

Benadering van de bewoners De interviews zijn afgenomen onder bewoners van Poelenburg. Een eerste uitganspunt geweest om een grote diversiteit onder de deelnemers te verkrijgen. Op die manier is het aannemelijk dat zo veel mogelijk perspectieven worden belicht (en daarmee wordt het onderzoek iets betrouwbaarder). Het gaat hierbij om zowel diversiteit qua afkomst als sociaaleconomische diversiteit (zie bewoners hieronder).

Een tweede uitganspunt was om bewoners te interviewen waarvan de mening niet direct is beïnvloed door de onrust van september 2016, maar die ook niet te ver van die plek af wonen. Op die manier wordt een bias naar mensen die de onrust van september 2016 direct hebben meegemaakt grotendeels voorkomen. Wel kennen de gevraagde bewoners het gebied om de Vomar en het is aannemelijk dat zij daar dan ook komen. Naar aanleiding van dit uitgangspunt zijn drie straten uitgekozen en in gedeeltes van die straten is een brief met daarin de uitnodiging om mee te werken aan het onderzoek (zie Appendix A) in de brievenbus gegooid. Met het oog op diversiteit zijn zowel mensen woonachtig in flats en sociale huurwoningen benaderd als bewoners van koopwoningen (uit een hoger segment).

Na een eerste ronde van uitnodigingen en interviews is de werving van respondenten gestagneerd terwijl het bedoelde aantal respondenten nog niet was gehaald. Dit probleem is echter ondervangen door in dezelfde straten verder te zoeken naar respondenten en door van de drie straten af te wijken. De respondenten die in andere, soortgelijke straten zijn verworven, woonden eveneens niet in de directe omgeving van de Vomar, maar daar wel in de buurt. Deze ronde heeft geleid tot respondenten die wonen in de Jongmanstraat en enkele uit eerder uitgekozen straten. Toen de meeste respondenten al waren gevonden, bleek dat weinig van hen een Turkse achtergrond hadden, terwijl de Turken de grootste groep van de wijk vormen. Om de etnische samenstelling van de respondenten representatiever te maken, is contact opgenomen met het sociaal wijkteam van Poelenburg. Zij hebben op het ‘Inloophuis De Bron’ gewezen en daar hebben medewerkers op nog twee Turkse vrouwen gewezen die mee wilden doen aan het onderzoek. Ook is er via de ‘snowball’-methode gewerkt: een Turkse bewoner kende een andere Turk uit de wijk die mee wilde doen met het onderzoek.

Om een representatieve steekproef te doen zijn respondenten op verschillende dagen en tijden benaderd, doordeweeks, in het weekend, overdag en ’s avonds. De interviews zijn afgenomen in de periode tussen 19 april en 11 juni 2017.

Omdat sommige mensen met een niet-Nederlandse afkomst de Nederlandse taal niet machtig zijn, is het aannemelijk dat daardoor een groep niet gerepresenteerd is in het onderzoek. Het is voorgekomen dat bewoners aan de deur kwamen, maar dat de communicatie vervolgens dusdanig stroef verliep dat een gesprek er niet in zat. Wel heeft een aantal bewoners deelgenomen die beperkt Nederlands spraken, maar genoeg

(20)

om hun ervaringen en beleving duidelijk te maken. Op die manier zijn bewoners die minder geïntegreerd zijn meegenomen in het onderzoek.

Alle data is anoniem verwerkt in dit onderzoek. Namen zijn dus niet weergegeven. Wel is er gebruik gemaakt van de leeftijden, het geslacht en de afkomst van respondenten om uitspraken in een context te kunnen plaatsen. Daarnaast is contextuele informatie zoals de voormalige woonplaatsen meegenomen, om vergelijkingen te kunnen maken. Na afloop van het onderzoek zijn zowel de geluidsfragmenten van de interviews als de transcripties ervan verwijderd.

Benadering van de professionals

Naast de bewoners is ook een aantal professionals geïnterviewd. Juliëtte Rot is fractievoorzitter van Democratisch Zaanstad en zelf woonachtig in Poelenburg. Zij kent de ‘treitervloggers’ zelf vanuit de wijk en komt ook in beeld in een vlog. Ze is ook te gast geweest bij de talkshow ‘Pauw’. Gezien haar persoonlijke kennis van enkele hangjongeren en haar professionele maar ook persoonlijke betrokkenheid kon zij inzicht kan geven in de recente veranderingen wat betreft overlast en buurtervaring onder bewoners en hoe de politiek hiermee omgaat.

Een tweede professional die heeft geparticipeerd is Hüsnü Polat. Hij is steunfractielid voor de Partij van de Arbeid en heeft onder andere het thema handhaving en veiligheid in de portefeuilles. Naast zijn inzet als steunfractielid is hij arbeidsinspecteur. Hij woont in de Poelenburg. Meneer Polat is geïnterviewd om meer te weten te komen over het handhavingsbeleid ten opzichte van Poelenburg.

Beide professionals hebben ook uitgeweid over hun ervaring van de buurt als bewoner. Toen het onderzoek vorderde, is besloten om de vragen aan hen betreffende hun functie niet mee te nemen. Deze bleken namelijk weinig bij te kunnen dragen aan dit onderzoek. De persoonlijke ervaringen van de buurt van beide respondenten zijn wel meegenomen. Bewoners Er zijn in totaal 18 interviews afgenomen. De deelnemers zijn tussen de 27 en 84 jaar oud en hebben verschillende achtergronden: Nederlands, Turks, Marokkaans, Moluks, Spaans, Syrisch en Kaapverdisch. Het verschil in inkomen wijst op sociaaleconomische diversiteit. Ook de opleidingsniveaus van de deelnemers is divers. Zo hebben sommige bewoners alleen de lagere school afgerond en hebben andere bewoners een universitaire opleiding gevolgd. De tabel hieronder geeft een overzicht van alle deelnemers.

(21)

21

participant- (en) Geslacht en leeftijd afkomst opleidings-niveau (of equivalent) type woning netto inkomen (indicatie in euro’s) netto vaste maandelijkse woonlasten (indicatie in euro’s) 1 vrouw:

80 Engels lagere school sociale huur-woning

2000 400-500

2 man: 64 Nederlands hbo

koop-woning (rijtjes-huis) 5000 samen 1000 3 man: 77 vrouw: 72 Nederlands man: hbo vrouw: havo sociale huur-woning (rijtjes-huis) 2000 samen 400-500

4 man: 49 Moluks hbo

koop-woning (rijtjes-huis) 3800 samen 1000 5 vrouw: 82

Nederlands mbo

koop-woning (rijtjes-huis) n.b. n.b. 6 man: 40-50 (naar schatting) Kaapverdisch lagere

school koop-woning (rijtjes-huis) n.b. n.b. 7 man: 27 vrouw: 30 Nederlands man: havo

vrouw: mbo huur-woning (flat) 2500 samen 500-600 8 man: 84 vrouw: 76 Nederlands man: hbo

vrouw: mbo koop-woning (rijtjes-huis)

4000

samen 200-300

9 vrouw:

36 Marokkaans hbo huur-woning 4000 samen 500-600

10 vrouw:

51 Turks vmbo huur-woning bijstands-uitkering 400-500

11 man: 30 Spaans universiteit

huur-woning (flat)

2400 500-600 12 man: 57 Marokkaans universiteit sociale

huur-woning (rijtjes-huis) 1400 alleen 600-700 13 vrouw: 45 Turks lagere school sociale huur (flat) bijstands-uitkering 400-500 14 man: 45 Syrisch universiteit sociale

huur (flat)

bijstands-uitkering

500-600

15 man: 64 Turks hbo

koop-woning (rijtjes-huis) 3000 samen 400-500

(22)

16 vrouw: 40

Syrisch universiteit sociale huur (flat) bijstands-uitkering 500-600 17 - Hüsnü

Polat man: 50 Turks hbo koop n.b. n.b.

18 – Juliëtte Rot vrouw: 30 Nederlands vwo n.b. n.b. n.b. Figuur 5 – Persoonlijke kenmerken van de deelnemers. Bron: eigen werk.

4.4. Mogelijke tekortkomingen

Betrouwbaarheid is bij kwalitatief onderzoek lastig te verzekeren. Het onderzoek kan door tal van factoren worden beïnvloed en de mogelijkheid om het interview over te doen is beperkt. Om de kwaliteit van het onderzoek te bevorderen, is zoveel mogelijk een beroep gedaan op bewoners van verschillende pluimage. Dat is in de paragraaf hierboven uitgelegd.

Een ander punt van aandacht is het goed uitvoeren van de interviews. Het vergt veel aandacht om niet sturend te interviewen. Dit is zo goed mogelijk gedaan door het accepteren van lange stiltes waardoor woorden niet in de mond worden gelegd. Ook zorgen het laten vallen van stiltes dat respondenten uit zichzelf doorgaan met vertellen. Dit is bij enkele deelnemers moeilijker gebleken dan bij andere. Soms moesten deelnemers op gang komen met vertellen of weidden ze niet erg over ervaringen uit. In dat geval is het lastig gebleken om niks te zeggen en rustig af te wachten. Dit was vooral bij de eerste interviews het geval, maar omdat het afnemen van interviews al snel natuurlijk voelde, ging dit na een paar interviews beter.

Transcriberen van interviews levert soms ook onnauwkeurigheid op. In sommige gevallen, in het bijzonder met respondenten van niet-Nederlandse afkomst, was het lastig om precies te verstaan wat zij zeiden. Daarom is er zo nu en dan een woord weggevallen waardoor de precies bewoording niet kon worden gebruikt. Deze zinnen zijn dan ook niet in de resultaten opgenomen. Het ging met name om losse woorden, waardoor er wel werd begrepen wat de deelnemers bedoelden. Daarom is er geen belangrijke informatie weggevallen.

Het onderzoek kan ook worden beïnvloed door de gevoeligheid van het onderwerp: bewoners zijn zich wellicht bewust van een ‘slechte connotatie’ met de buurt en vinden het daarom misschien onaangenaam om het erover te hebben. Misschien beïnvloedt dit hen in hun uitspraken. Ook kritiek op de buurt wordt misschien vermeden, gezien het om de eigen buurt gaat en men wellicht graag positief is.

Dergelijke punten zijn moeilijk of niet vast te stellen, maar spelen wel mee. In sommige gevallen, met name bij deelnemers met een niet-Nederlandse achtergrond, leek er een licht ongemakkelijke sfeer te zijn. Hierbij speelt de persoonlijke achtergrond een rol, omdat in huis komen bij mensen met een niet-Nederlandse achtergrond geen dagelijkse praktijk is. Bij het afnemen van de interviews wekte deelnemers echter in geen van de gevallen de indruk dat zij zich in uitspraken beperkt voelden. De algemene indruk is dat de interviews soepel zijn verlopen en dat bewoners zich vrij voelden in hun uitspraken.

Hoewel er dus enkele hekelpunten zijn, kan het onderzoek inzicht bieden in buurtperceptie en de rol van de berichtgeving hierbij. Er is namelijk zo geprobeerd om bewoners van divers pluimage te vragen. Dit zal niet makkelijk zijn, maar het is aannemelijk dat er toch verschillende visies op de buurt en op de berichtgeving over de buurt naar voren komen.

De samplingmethoden die voor het werven van de deelnemers zijn gebruikt, convenience en snowball sampling, respectievelijk (Bryman, 2012) hebben gezorgd voor het niet-random uitkiezen van bewoners. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat de uitstraling van de woning meespeelt bij het al dan niet aanbellen. Omdat het niet geheel

(23)

23

random is geweest, kan er een ‘selection bias’ (Bryman, 2012) zijn opgetreden. Dit is zo goed mogelijk voorkomen door op meerdere plekken in de wijk deelnemers te werven en verschillende type woningen uit te kiezen. Het is aannemelijk dat door er door de samplingmethode in veel gevallen met betrokken bewoners is gesproken die beter geïnformeerd zijn. Dat kan implicaties hebben voor de resultaten, maar hiervoor is gecorrigeerd door in gesprek te gaan met bewoners die minder betrokken leken. Het voordeel van de gesprekken met betrokken bewoners is dat zij een goed overzicht lijken hebben van wat er in de buurt gebeurt en dat zij bijzonder uitgebreid over de buurt vertelden.

4.5. De analyse

De afgenomen interviews zijn opgenomen met behulp van een iPhone en aan het einde van elke interviewdag op een laptop opgeslagen. Vervolgens zijn alle interviews woord per woord getranscribeerd. Daarna zijn de interviews met de hand gecodeerd. Er is uit persoonlijke voorkeur gekozen voor handmatig coderen, omdat de toegevoegde waarde van codeerprogramma’s als AtlasTI niet werd gezien en handmatig coderen zorgvuldiger en sneller leek.

Het coderen is begonnen door de interviews te lezen en bij opvallende uitspraken van bewoners ‘labels’ toe te kennen. Dit waren labels die aangaven dat de betreffende uitspraak bijvoorbeeld over overlast door verkeer of over een ruimtelijke tweedeling in de wijk ging. Op die manier zijn alle uitspraken aan een thema gekoppeld en vervolgens zijn deze per thema bij elkaar gevoegd. Nadat alle interviews waren doorgenomen, zijn deze allemaal opnieuw gelezen, zodat er is gecontroleerd op alle vastgestelde labels. Het is dus een iteratief proces geweest.

Na het doornemen van de interviews bleek dat een aantal thema’s veelvuldig naar voren is gekomen in de gesprekken: burencontact, sociale samenhang, bevolkingssamenstelling, overlast, winkelaanbod en openbare ruimte. Deze thema’s waren een indicator voor het beeld van bewoners over de buurt en daarom is de analyse naar deze thema’s gestructureerd. Er is daarbij ook nog onderscheid gemaakt naar subthema’s. Dit heeft geleid tot het eerste deel van de analyse: de interne buurtperceptie.

Een ander thema dat aan naar voren kwam in de interviews is de reacties die bewoners binnen sociale kringen op de wijk krijgen. Dat draagt bij aan het begrijpen van de externe buurtreputatie. Een derde overkoepelend thema is de ervaarde buurtreputatie. Deze bestaat uit de reacties die deelnemers op de buurt krijgen en door hun beeld van de berichtgeving over Poelenburg. Dit is een belangrijk onderdeel van het onderzoek en daarom is hieraan bij de analyse een aparte sectie gewijd.

(24)

5. Resultaten

5.1. Inleiding

In dit hoofdstuk zal eerst een beeld worden geschetst van hoe de buurt Poelenburg recentelijk in het nieuws is gekomen. Dit wordt gedaan aan de hand van enkele berichten uit massamedia die kenmerkend lijken te zijn voor de berichtgeving van de afgelopen tijd. Vervolgens wordt het beeld van bewoners over Poelenburg gepresenteerd door aan de hand van uitspraken en verwoording te bepalen hoe zij naar de buurt kijken. Dit wordt gedaan aan de hand van een aantal thema’s: burencontact, sociale samenhang, bevolkingssamenstelling, overlast, winkelaanbod en openbare ruimte. Deze thema’s sluiten niet geheel aan op de hoofdthema’s die aanvankelijk waren bedacht voor de interviews. Tijdens het analyseren van de interviews kwamen deze thema’s echter dusdanig naar voren dat ervoor gekozen is om de analyse aan de hand van deze thema’s te doen. Aan de hand van deze analyse wordt een beeld van de interne buurtperceptie van bewoners geschetst. Na vast te stellen hoe de bewoners zelf over hun buurt denken, wordt uitgelicht hoe de bewoners denken dat buitenstaanders naar de buurt toekijken, de ervaarde reputatie. Dit betreft dus hun beeld van de externe reputatie van de buurt. Juist het verband tussen deze twee is belangrijk. Hoe komen die beelden al dan niet overeen? Die vraag leidt tot een gedeelte dat in gaat op territoriale stigmatisering van Poelenburg. Deze drie secties samen geven genoeg informatie om de uiteindelijk de hoofdvraag te beantwoorden.

5.2. Poelenburg in de Media

In deze sectie wordt een beeld geschetst van de berichtgeving over Poelenburg in enkele toonaangevende kranten. Het beeld van de wijk zoals in deze media is niet gelijk aan de externe reputatie van de wijk, maar is daar wel een belangrijke specificatie van. Daarnaast is het beeld dat hier geschetst wordt niet representatief voor alle berichtgeving over de buurt, maar het geeft wel een indicatie van de manier waarop er over de buurt wordt geschreven en welke thematiek veel naar voren komt. Dit gedeelte vormt dan ook nadrukkelijk niet de hoofdmoot van het onderzoek. Die rol is weggelegd voor de kwalitatieve analyse van de interviews.

De beeldvorming in enkele toonaangevende kranten is hier geschetst met behulp van de databank LexisNexis. Alleen de artikelen die in deze database beschikbaar zijn, zijn dus meegenomen. De LexisNexis databank is geraadpleegd op 16 juni 2017. Eerst is op basis van een aantal criteria bekeken in welke tijdsperiode het zwaartepunt lag betreffende de berichtgeving over de wijk Poelenburg. Hierbij is uitsluitend berichtgeving meegenomen uit de tijdsperiode van 5 jaar voor het raadplegen van de databank tot dat moment, 16 juni 2017. Daarnaast is alleen het zoekwoord ‘poelenburg’ gebruikt. Dit leverde 1492 resultaten op. Uit die resultaten is gefilterd op bron en op die manier is de berichtgeving uit de nationale kranten ‘De Telegraaf’, ‘De Volskrant’ en ‘Het NRC Handelsblad’ bekeken. Nadat is uitgelicht in welke periode er veel over Poelenburg is gepubliceerd, wordt aan de hand van enkele artikelen geschetst op welke manieren de wijk in het nieuws is gekomen. Publicaties door te tijd

Uit de resultaten van de zoekopdracht blijkt dat het overgrote deel van hun berichtgeving in de periode tussen 16 juli 2017 en 5 jaar daarvoor gaat over de situatie rondom de Vomar supermarkt. Zo schreef De Telegraaf 40 keer over de wijk, waarvan 37 keer in september 2016 of daarna. Die 37 keer gingen allen deels over de situatie rondom de Vomar of de vlogs. De Volkskrant schreef in dezelfde periode 20 keer over de wijk. 15 keer daarvan ging het om een artikel dat in september 2016 of later gepubliceerd is. Alle 15 keer kwamen de vlogs of de Vomar situatie naar voren. Het NRC Handelsblad schreef de afgelopen vijf jaar 20 keer over Poelenburg en in alle gevallen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (mVO-r) kan worden gemeten. met behulp van deze maatstaf wordt vervolgens voor 2447 ondernemingen uit 29 landen de mVO-reputatie

Dit komt door de marktanalyses en de reorganisatie, die OPTA naar de mening van deze ondervraagden hebben verlamd en waardoor andere dossiers zijn blijven liggen.. Aangezien

Middels dit onderzoek wordt antwoord gegeven op de vraag: ‘Welke metacognitieve kennis hebben leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs over het voorbereiden en

Met behulp van deze gegevens kan worden berekend welke maximale totale behoefte aan elektrische energie in Nederland er voor 2050 wordt voorspeld.. 3p 1 Bereken deze

Wanneer een plaats schoon en mooi moet zijn, moet iedereen elkaar helpen.. Wie kan

Wanneer een organisatie ervoor zorgt dat de herkenning van de activiteit op social media bij de stakeholders op meerdere platformen plaatvindt, herkenning van

Door respondenten te vragen of het Johanna Kinderfonds meer conservatief en voorzichtig of toch meer liberaal en experimenteel in haar communicatie naar buiten toe is, wordt er

We developed the BrainBrush system, which lets users paint on a virtual canvas using their head movement for brush control, eyeblinks to turn the brush on and off, and.. ACHI 2013 :