• No results found

39 precies in de media, dat heb ik zelf niet echt meegemaakt Pas nadat het in de media

kwam werd het enorm druk bij de Vomar. Iedereen stond voor de deur, er stonden tien busjes, twaalf politieagenten, ja ik weet niet precies wat ze aan het doen waren. Zij maakten het eigenlijk erger in mijn ogen, want in die twee jaar dat ik hier woonde, ik heb die Ismaël nog steeds nooit gezien, dus.’’

Naast deze rol van de media deden bewoners ook uitspraken over welke factoren volgens hen bijdragen aan het stigma van de buurt. Het bleek voornamelijk de bevolkingssamenstelling en het zwerfvuil te zijn dat volgens de bewoners een negatieve uitwerking heeft op het externe beeld. Ook de hoogbouw en de satellietschotels werden enkele keren genoemd.

Opvallend is dat bewoners met een niet-Nederlandse achtergrond in het algemeen positiever over de buurt spreken dan Nederlanders. Dit geldt in het bijzonder voor de twee vergunninghouders van Syrische afkomst die aan het onderzoek hebben deelgenomen. Mogelijke verklaringen zijn dat de voorzieningen die op hun cultuur aansluiten en het gevoel van ‘eigen soort’ hier een rol in spelen. In het geval van de vergunninghouders kan het meespelen dat ze door wat zij hebben meegemaakt in het algemeen positiever tegen hun huidige situatie aankijken. Een andere factor die wellicht meespeelt is dat deze mensen regelmatig aangeven dat zij het nieuws beperkt of niet volgen. Dat is een interessante vraag, omdat dit impliceert dat negatieve mediaberichtgeving inderdaad invloed heeft op de buurtbeleving. Vervolgonderzoek zou moeten uitwijzen of er inderdaad sprake is van een dergelijk verband.

Vooral Nederlandse respondenten wezen vaak op culturele verschillen tussen Nederlanders en etnische groepen en linkte deze regelmatig aan door hen genoemde buurtproblematiek. Dit kan wijzen op een strategie van Nederlandse bewoners om met het territoriale stigma om te gaan. Wacquant stelt dat men zijn waardigheid wil benadrukken ‘by thrusting the stigma onto a faceless, demonized other – the downstairs neighbours, the immigrant family dwelling in an adjacent building, the youths from across the street who ‘do drugs’ or are engaged in street ‘hustling’, or the residents over on the next block whom one suspects of illegally drawing unemployment or welfare support.’ (2007, p. 68). Dit lijkt in veel gesprekken met overwegend Nederlandse bewoners terug te zien. Zo geeft de mevrouw van 82 aan dat de wijk in de afgelopen jaren is veranderd en dat het haar niet meer te bevalt. De wijk is ‘te veel cultureel’ geworden en ‘woont te veel allemaal op elkaar’. Dat brengt zij in verband met toegenomen overlast in de vorm van afval en een bedreigd gevoel. Het is ‘een andere mentaliteit’ die er tegenwoordig woont van ‘trek je van de Nederlanders niets aan’. De eerder genoemde man van 84 zegt dat de ‘drugstoestand’ met de mensen uit het buitenland werd geimporteerd en dat het ‘van lief en lee’ naar ‘leven op straat, het lawaai en het rotzooi achterlaten’. Zijn vrouw heeft het even later over ‘die rijstijl van ze’ en geeft aan dat het ‘een beetje discriminerend’ overkomt, maar dat hun ervaring is dat de wijk sterk is veranderd. Deze bewoordingen waren het meest uitgesproken en andere bewoners noemden het argument op een mildere toon. De man van Molukse afkomst geeft bijvoorbeeld aan dat bewoners ‘in hun eigen land’ anders leven en dat dat overlast veroorzaakt, maar benadrukt de rol van de gemeente in het ‘opvoeden’. Het is echter moeilijk te zeggen of dit een strategie is om om te gaan met het stigma of dat de wijk daardoor daadwerkelijk ‘minder aangenaam’ is geworden, of een combinatie daarvan. De externe reputatie, zoals dit in de bovenstaande paragrafen gepresenteerd is, lijkt niet helemaal vreemd en komt op sommige punten overeen met de interne buurtperceptie van de bewoners. Dit is een belangrijk punt, omdat de bewoners een algemene indruk van ambivalentie gaven. De bewoners geven, op enkele Nederlanders met een migratieachtergrond na, aan dat Poelenburg inderdaad een wijk is waar problemen zijn, maar zij geven tegelijkertijd aan dat dit niet uniek is voor de wijk en dat ze er naar tevredenheid wonen of neutraal tegen de wijk aankijken. Ze romantiseren het beeld van te wijk niet, maar geven wel aan dat de externe reputatie naar hun idee niet

weergeeft hoe de buurt echt is. De volgende uitspraken van het stel van 76 en 84 jaar oud en van de eerder genoemde Marokkaanse mevrouw illustreren deze ambivalentie die typerend is voor veel bewoners:

Mevrouw: ‘’[...] we vinden het niet leuk, of ik althans, niet leuk als het altijd maar

Poelenburg is, want ja, dat heeft toch een slechte naam..’’ [...]

Meneer: ‘’Ik denk dat een heleboel geen weet ervan hebben. Hoe de configuratie is.

Nee.’’

‘’Ik bedoel in sommige opzichten ben ik ook niet positief [net als haar ervaarde

reputatie], maar [ik ben] ook niet negatief, weet je. Nu woon ik er en denk ik van: ja, ik woon er, maar het is niet eh, deels vind ik het wel leuk, maar deels ook niet.’’ Duidelijk is dat bewoners zich er vaak van bewust zijn dat de buurt een naam draagt. Een uitspraak van de Engelse mevrouw geeft dit treffend weer:

‘’When I first saw you at the door, I though: oh fancy picking a place like here [laughs].’’

Bij het als onderzoeker benaderen van bewoners aan de deur, werd meerdere malen de indruk gegeven dat men bij voorbaat dacht dat het om de negatieve aspecten van de buurt ging. Op die manier leken bewoners zich zonder erover na te denken al bewust van een stigma.

41

6. Conclusie en discussie

In dit onderzoek is aan de hand van interviews met bewoners van Poelenburg en berichtgeving over de buurt in nationale kranten geanalyseerd hoe de interne buurtperceptie onder deelnemers is en hoe de externe reputatie van de buurt lijkt. Op basis van een beknopte analyse van de berichtgeving over Poelenburg in enkele nationale kranten lijkt Poelenburg een buurt te zijn die met name door de onrustige situatie in september 2016 op een negatieve manier landelijke bekendheid heeft gekregen. Het overgrote gedeelte van de publicaties over de buurt dateert namelijk van september 2016 of later. Daarnaast lijkt de berichtgeving in veel gevallen over problemen in de buurt te gaan en lijkt in mindere mate op een genuanceerde toon over de buurt te worden geschreven.

De interviews die afgenomen zijn onder inwoners van Poelenburg hebben eigenschappen van de buurt naar voren gebracht waar de deelnemers tevreden of ontevreden over zijn. Op een zestal thema’s werd de nadruk gelegd. Het contact tussen deelnemers en buren (1) is vaak functioneel, maar grofweg de helft heeft intensiever contact en gaan bij buren op visite. Enkele met name oudere deelnemers geven aan dat contact leggen moeilijk is in de wijk. Sommige respondenten stellen dat het moeilijk is om contact te leggen met bewoners met een andere etnische achtergrond, in het bijzonder bewoners met een Turkse achtergrond. Een argument dat meerdere malen wordt aangedragen is dat de Turkse bewoners van de wijk een eigen gemeenschap vormen. Wat betreft de sociale samenhang (2) is het typerend voor deelnemers is dat de wijk als een tweedelige wijk wordt ervaren door sociale verschillen, een verschil in fysiek karakter en verschil in bevolkingssamenstelling tussen het oostelijke en het westelijke deel van de wijk. Deze bevinding is niet terug te vinden in de cijfers. Die zijn namelijk op wijkniveau verzameld. De meeste deelnemers geven aan dat groepen langs elkaar heen leven. Qua bevolkingssamenstelling (3) blijken de meeste deelnemers niet tevreden. Een vaak gehoord argument is dat deze te eenzijdig is geworden door het hoge percentage Turkse bewoners. Ondanks de vele nationaliteiten in de wijk geven deelnemers aan dat de wijk beperkt multicultureel aanvoelt. Overlast (4) is een thema dat veel deelnemers zelf naar voren brachten. Zwerfafval wordt door nagenoeg alle deelnemers als een probleem ervaren en deelnemers koppelen dat vaak aan een niet- Nederlandse cultuur. Daarnaast ervaren meerdere deelnemers verkeersoverlast en overlast door hangjongeren en drugshandel en –gebruik. Het winkelaanbod (5) is volgens de meeste deelnemers verschoven van overwegend winkels met een Nederlands karakter naar winkels met een niet-Nederlands karakter en nagenoeg alle deelnemers met een Nederlandse afkomst zijn daar ontevreden mee. De meeste bewoners met een migratieachtergrond spreken echter positief over het winkelaanbod en lijken tevreden. Wat betreft de openbare ruimte (6) kan op basis van de gesprekken worden gesteld dat deze is verbeterd, net als de uitstraling van de wijk. De waarde van het Darwinpark wordt in nagenoeg elk gesprek benadrukt. Aan de hand van deze thema’s lijken de deelnemers in het algemeen beperkt tevreden met de buurt.

Meerdere deelnemers geven aan dat zij regelmatig negatieve reacties op de buurt krijgen binnen hun sociale kringen. Er wordt in sommige gevallen gerefereerd aan Poelenburg als een plek waar veel Turken wonen - ‘Turkenburg’ - en als een achterstandswijk. Een groter deel van de deelnemers geeft echter aan geen reacties te krijgen op de buurt. Indien deelnemers aangeven reacties te krijgen, zijn deze altijd negatief. Dat duidt op een negatieve externe reputatie. Typerend voor veel bewoners is dat zij stellen dat de buurt van buitenaf als een achterstandswijk wordt gezien en dat de bevolkingssamenstelling, het zwerfaval en de uitstraling daar een belangrijke rol in spelen. Daarnaast geeft het grootste gedeelte aan dat de media een negatief beeld van de buurt neerzetten en dat Poelenburg overwegend in het nieuws komt als er iets vervelends gebeurt. In het algemeen uitten deze inwoners van Poelenburg gevoelens van teleurstelling wanneer de externe reputatie van de buurt aan de orde komt, of geven

zij aan dat dit beeld onterecht is. Hoewel bewoners zelf niet geheel tevreden lijken over de buurt, is het externe beeld volgens hen te negatief en doet het geen recht aan hoe de wijk is. Dat brengt dit onderzoek terug bij de hoofdvraag:

Hoe is de interne buurtperceptie van inwoners van Poelenburg en komt deze overeen met de externe reputatie van de buurt?

De deelnemers hebben een interne buurtperceptie van de wijk waarin overlast, ontevredenheid met de bevolkingssamenstelling en het winkelaanbod en beperkt contact tussen bewoners en etnische groepen een belangrijke rol spelen. Hoewel zij de buurt vaak als negatief of neutraal lijken te ervaren, is het typerend voor veel deelnemers dat zij de externe reputatie als negatiever ervaren en dat de externe reputatie volgens hen geen recht doet aan hun ervaring van de buurt. Dit wijst op een territoriale stigmatisering van Poelenburg. Hierdoor lijkt het erop dat die externe reputatie niet geïnternaliseerd wordt. Dit is in tegenspraak met de notie van Wacquant (2007) dat een territoriaal stigma geïnternaliseerd wordt en op die manier gevoelens van ontevredenheid en schaamte oproept. Enkele bewoners van het westelijke deel van Poelenburg lijken echter wel een strategie te hanteren om met het stigma om te gaan, namelijk micro-differentiatie. Zij dragen expliciet uit dat zij aan de kant van het park wonen, de ‘goede kant’. Ook linken veel bewoners van Nederlandse komaf problemen aan de bevolkingssamenstelling van de wijk. Dat kan wijzen op een strategie om met het stigma om te gaan ‘by thrusting the stigma onto a faceless, demonized other’ (Wacquant, 2007, p.68). Hoewel deelnemers zich in het algemeen bewust zijn van een negatieve externe reputatie, lijken ze zelf ambivalent over de buurt. Daarmee sluit dit onderzoek aan op dat van Jensen & Christensen (2012). Wacquant’s theorie van territoriale stigmatisering lijkt in de context van Poelenburg beperkte relevantie te hebben, omdat deelnemers zich slechts gedeeltelijk overgeven aan de neerwaartse blik van buitenaf. Zij geven dan ook aan dat de externe reputatie onterecht is. Hoewel zij Poelenburg als wijk en de problemen niet romantiseren, uitten zij ambivalente gevoelens over de wijk en vinden zij het vaak een prima plek om te wonen.

Aanbevelingen voor vervolgonderzoek

De bevindingen leiden tot enkele aanbeveling voor vervolgonderzoek. Jensen en Christensen (2012) benadrukken dat een territoriaal stigma alsnog negatieve gevolgen voor bewoners van het betreffende gebied kan hebben als zij die niet internaliseren. Zo kan discriminatie op basis van het stigma toekomstperspectief van bewoners beïnvloeden. Vervolgonderzoek zou de negatieve gevolgen van het stigma moeten uitwijzen. Daarnaast lijkt de interne buurtperceptie onder bewoners met een migratieachtergrond op basis van dit onderzoek positiever. Vervolgonderzoek in de vorm van interviews zou meer inzicht kunnen geven in de mate waarin verschillende factoren de interne buurtperceptie van verschillende etnische groepen beïnvloeden. Een mogelijke verklaring is dat bewoners met een migratieachtergrond in mindere mate ‘vrijwillig’ in Poelenburg zijn gevestigd en dat zij daarom positiever tegen de buurt aankijken, omdat zij immers nergens anders kunnen wonen. Er treedt dan een psychologisch effect op (Festinger, 1957 uit Permentier et al., 2007). Een andere mogelijke verklaring is dat bewoners met een migratieachtergrond een positievere interne buurtperceptie hebben, omdat zij zich meer thuis voelen in de multiculturele bevolkingssamenstelling. Een andere aanbeveling is om kwalitatief onderzoek te doen naar welke bevolkingssamenstelling gewenst is onder verschillende groepen bewoners van Poelenburg. Hoewel dit onderzoek heeft uitgewezen dat bewoners ontevreden lijken met de bevolkingssamenstelling, is er te weinig fundering om conclusies te trekken over een ‘gezonde sociale mix’.

Dit onderzoek onderstreept de belangrijkste onderdelen van het actieplan dat de gemeente Zaanstad voor Poelenburg (en Peldersveld) heeft opgesteld. Een eerste punt is

43