• No results found

Een Vergeten Geschiedenis: De Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming, 1932-1940

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een Vergeten Geschiedenis: De Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming, 1932-1940"

Copied!
75
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een Vergeten Geschiedenis

De Nederlandse Vereniging voor

Seksuele Hervorming, 1932-1940

M.A. History Thesis

A.M.E. Pronk

November 2020

(2)

Een Vergeten Geschiedenis

De Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming, 1932 -1940

Annabelle Maaike Esther Pronk S1041940

M.A. History Thesis Politics, Culture and National Identities, 1789 to the Present Universiteit Leiden Eerste lezer: Dr. B.S. van der Steen Tweede lezer: Dr. M.J. Janse

13 november 2020 28607 woorden

(3)

Inhoudsopgave

Inleiding: een vergeten geschiedenis ... 4

Verantwoording: de meerwaarde van dit onderzoek... 5

Theoretisch kader: de overdracht van seksuele hervormingsideeën ... 6

Historiografisch kader: seksualiteit in Nederland 1900-1950... 7

Materiaal: persoonsarchieven, nieuwsbrieven en jaarverslagen ... 8

Methode: de meerwaarde van het ledenperspectief ... 9

Leeswijzer: de opbouw van de scriptie ...10

Hoofdstuk 1: Decadentie, degeneratie en desillusie ...11

1.1. Het begin van de seksuele hervorming ...11

1.2. ‘De grappige mechanismen der moraliteit’ ...15

1.3. Wel de lusten niet de lasten ...19

1.4. Verlangen naar het rectum: een dieptepunt? ...23

1.5. Seksuele hervorming in Nederland ...25

Hoofdstuk 2: Flappers, frictie en fascisme ...27

2.1. Vrouwen belichamen de moderniteit ...28

2.2. Genot als teken van moderniteit ...32

2.3. Politiek en seksuele hervorming ...35

2.4. Hollandse burgerlijkheid ...39

Hoofdstuk 3: De Nederlandse afdeling van de Wereldliga ...41

3.1. De oprichting van de Nederlandse afdeling ...41

3.2. Correspondentie van conflicten ...44

3.3. Hirschfield’s gedachtegoed in Nederland ...48

Hoofdstuk 4: Tegen beter weten in ...51

4.1. Confessionelen en crisis...51

4.2. Nieuwe strategieën ...54

4.3. Een congres, een inval en een doorstart ...58

Conclusie ...64

Literatuurlijst ...67

(4)

Inleiding: een vergeten geschiedenis

De Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming (NVSH) staat bekend als Nederlands meest pro-gressieve organisatie van de twintigste eeuw.1 Volgens de officiële lezing, te vinden in wetenschappelijke

literatuur en op de erkende website van de vereniging, werd de NVSH in 1946 opgericht om het werk van de Nieuw-Malthusiaanse Bond (NMB) voort te zetten.2 De Bond bestond al bijna zestig jaar toen ze na de

Duitse inval in 1940 werd opgeheven. Zodoende verdween de enige vereniging die de Nederlandse bevol-king voorzag van informatie over anticonceptie en hen betrouwbare voorbehoedsmiddelen verkocht. Na de Tweede Wereldoorlog werd de NMB heropgericht, ditmaal met een bredere doelstelling en onder een nieuwe naam: de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming. Zij hield zich niet alleen bezig met het verstrekken van anticonceptiemiddelen, maar wilde de Nederlandse seksuele moraal progressief hervor-men.3

Wetenschappelijk onderzoek naar de (voor)geschiedenis van de NVSH richt zich logischerwijs op haar vermeende voorganger. Deze studies geven niet alleen inzicht in de oprichtingsgeschiedenis en han-delswijze van de NMB, maar schetsen ook een rijk cultureel-historisch beeld van Nederland in de decennia rondom de twintigste eeuwwisseling. Toch hebben deze studies een keerzijde. De grote belangstelling voor de NMB heeft geleid tot een eenzijdig beeld van het vooroorlogse seksuele hervormingsdiscours. Mijn lite-ratuuronderzoek toont aan dat het bestaan van een kleine maar zeer invloedrijke vereniging haast is verdwe-nen uit het collectieve geheugen. Deze vereniging had niet alleen dezelfde naam als de naoorlogse NVSH, maar had ook haast hetzelfde werkprogramma. Alleen de twee meest radicale standpunten, de legalisering van abortus en juridische gelijkheid voor homo- en heteroseksuelen, werden geschrapt. Deze onderwerpen werden in 1946 te extreem gevonden en zouden pas in de jaren zestig weer in het werkprogramma op-duiken.4

Dat zowel de naam als het programma van de verenigingen overeenkomen, doet sterk vermoeden dat niet de NMB, maar de vooroorlogse NVSH de voorganger van haar in 1946-opgerichte naamgenoot is, wat betekent dat de NVSH zich niet bewust is van haar eigen geschiedenis. Dit lijkt onwaarschijnlijk, aan-gezien er tussen de opheffing van de vooroorlogse NVSH in 1939 of 1940 en de oprichting van de naoor-logse NVSH in 1946 hoogstens zeven jaar verschil zit. Toch weet de huidige NVSH niets over het bestaan van haar vooroorlogse naamgenoot en begint het verenigingsarchief pas in de jaren veertig. Het is daarom niet overdreven om te stellen dat de vooroorlogse NVSH een vergeten vereniging is. Dit onderzoek probeert het gebrek aan kennis op te vullen. Daarbij wordt niet alleen de complexe oprichtingsgeschiedenis gerecon-strueerd, maar ook de werkzaamheden van de vereniging geanalyseerd. Daarbij stel ik de volgende vraag centraal: hoe probeerde de NVSH tijdens het interbellum haar progressieve seksuele hervorming te bewerk-stelligen?

1 http://www.nvsh.nl/nvsh/geschiedenis.htm.

2 Ibidem. Historici als Gerard Nabrink, Hugo Röling en Petra de Vries.

3 G. Nabrink, Seksuele hervorming in Nederland. Achtergronden en geschiedenis van de Nieuw-Malthusiaanse Bond (NMB) en de Nederlandse Vereniging voor Seksuele

Hervorming (NVSH) 1881-1971 (Nijmegen 1978) 304-308.

(5)

Verantwoording: de meerwaarde van dit onderzoek

De Belgische historicus en moraalfilosoof Jos van Ussel schreef in Geschiedenis van het seksuele probleem (1971) dat het overbodig was om het belang van zijn onderzoek uit te leggen.5 Hoewel zijn zelfvertrouwen

bewon-derenswaardig is, is het jammer dat Van Ussel zijn inzichten niet met de lezer deelt. Het kan namelijk knap lastig zijn om te bedenken wat een onderzoek nu precies uniek, speciaal of nuttig maakt. Mijn onderzoek kan worden gezien als een antwoord op de oproep van de Duitse wetenschapper Ralf Dose, die hij in 2003 deed in het Journal of the History of Sexuality. Deze editie van het tijdschrift stond in het teken van de geschie-denis van de Wereldliga voor Seksuele Hervorming (WLSR).6 Deze vereniging was in 1921 opgericht met

als doel om de seksuele moraal wereldwijd progressief te hervormen.

Dose staat bekend als dé Hirschfield-kenner van Europa. Hij is de auteur van de meest uitgebreide biografie over Hirschfields werk en leven en heeft meerdere stukken geschreven over de WLSR. Bovendien is Dose mede-oprichter van het Magnus-Hirschfield-Gesellschaft.7 Kortom: Dose is een deskundige waarvan

men kan aannemen dat hij weet waar hij het over heeft. In het artikel ‘Some possible approaches’ opperde hij dat onderzoek naar de Nederlandse sectie van de Wereldliga een belangrijke aanvulling zou kunnen vormen op de geschiedschrijving over Wereldliga an sich.8 Afgezien van het ongepubliceerde manuscript van

Henny Brandhorst, heeft bij mijn weten nog niemand gehoor gegeven aan Doses oproep.

Het weinige onderzoek naar de vooroorlogse NVSH is onderdeel van een groter probleem: het gebrek aan historisch onderzoek naar seksuele hervorming in Nederland tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw. Het meeste onderzoek naar seksuele hervorming richt zich op de periode ná 1945 en het spaarzame onderzoek naar de periode ervoor richt zich op succesvolle initiatieven als de Zedenwetten of de NMB. De opkomst van minder succesvolle initiatieven wordt niet of nauwelijks onderzocht, waardoor de gevestigde these dat Nederland pas na de Tweede Wereldoorlog een seksueel hervormingsdiscours ontwikkelde, in stand blijft.9 In mijn onderzoek beargumenteer ik dat het Nederlandse seksuele

hervormingsdiscours terug te leiden is naar de periode vóór de Eerste Wereldoorlog. Daarbij pleit ik voor een bredere uitleg van het begrip seksuele hervorming, wat veelal wordt gezien als het equivalent van seksuele vooruitgang. Door deze standaard los te laten en seksuele hervorming te zien als de verandering van seksuele normen en waarden, kunnen ook conservatieve maatregelen worden meegenomen in de analyse. Zodoende ontstaat er een completer en inclusiever beeld van de seksuele hervormingsgeschiedenis in Nederland en West-Europa.

De geschiedenis van de vooroorlogse NVSH is tot nu toe door maar één historicus onderzocht: Henny Brandhorst. In totaal heeft hij er drie teksten over geschreven, variërend van een kort artikel voor de brochure Het oog op de lust in 1995 tot een wetenschappelijke bijdrage voor Journal of the History of Sexuality

5 J. van Ussel, Geschiedenis van het seksuele probleem (Meppel 1971, eerste druk in 1968) 24. De titel moraalfilosoof vond ik op de officiële Wikipedia-pagina van Jos van Ussel: https://nl.m.wikipedia.org/wiki/Jos_Van_Ussel.

6 Ik heb ervoor gekozen om de Wereldliga voor Seksuele Hervorming af te korten tot WLSR, omdat mijn belangrijkste bronnen deze afkorting hanteren.

7 https://magnus-hirschfeld.de/forschungsstelle/mitarbeiter_innen/ralf-dose/ralf-dose-en/

8 R. Dose, ‘The world league for sexual reform: some possible approaches’, Journal of the History of Sexuality 12:1 (2003) 15.

9 Dit komt naar voren in bijvoorbeeld de volgende overzichtswerken: G. Nabrink, Seksuele hervorming in Nederland, J. van Ussel, Geschiedenis van het

(6)

in 2003 en uiteindelijk een ongepubliceerd manuscript in 2012. Dit manuscript, Een redelijke regeling van het sexueele leven genaamd, is een overzichtswerk dat uitgebreid vertelt over de geschiedenis van de Wereldliga en de Nederlandse afdeling.10 Mede dankzij de overzichtelijke bronvermelding en literatuurlijst is het

ma-nuscript van onschatbare waarde geweest voor mijn onderzoek.

Het ongepubliceerde manuscript van Brandhorst richt zich met name op de oprichtingsgeschiede-nissen van de Wereldliga voor Seksuele Hervorming en de Nederlandse afdeling. Dit resulteert in een vrij feitelijk betoog en in een studie die met name reconstrueert en niet zozeer analyseert. Dit betekent niet dat Brandhorst geen goed werk heeft geleverd, zonder zijn hulp was deze scriptie niet van de grond gekomen, maar wordt hier vermeld om aan te geven wat mijn onderzoek toevoegt aan de bestaande literatuur. Dankzij Brandhorsts werk heb ik mij kunnen richten op het meer analytische aspect van historisch onderzoek. Dit komt met name naar voren in hoofdstuk drie en vier, waarin ik brieven, nieuwsbrieven en verslagen van de NVSH met elkaar verbind en zo meer inzicht geef in de interne dynamiek van de vereniging.

Theoretisch kader: de overdracht van seksuele hervormingsideeën

De manier waarop geschiedenis wordt geïnterpreteerd, is aan verandering onderhevig. Volgens de Neder-landse historicus Henk te Velde zijn politieke ontwikkelingen uit de lange negentiende eeuw (1789-1914) veelal in nationale context bestudeerd. De sterke nationalistische politiek van deze periode leidde ertoe dat beleidsmakers hun plannen presenteerden als typerend voor de natiestaat, ook al hadden ze zich door ge-beurtenissen in het buitenland laten inspireren. Zodoende lijkt het alsof de meeste grote politieke ontwik-kelingen zich op nationaal niveau ontvouwden, terwijl deze eigenlijk onderdeel waren van internationale veranderingen. Te Velde beargumenteert dat onderzoek dat zich niet op de internationale ontwikkelingen richt, het risico loopt om incompleet te zijn.11 Een van de methoden of perspectieven die wordt gebruikt

om trans- of internationale gebeurtenissen met elkaar te verbinden, is het concept transfer.12

In principe gaat transfer om een vorm van overdracht, van bijvoorbeeld ideeën, gebruiken, actie-vormen en cultuuruitingen.13 Het begrip is breed inzetbaar en wordt door verschillende wetenschappers op

verschillende wijzen geïnterpreteerd.14 Wat uit alle zienswijzen duidelijk wordt, is dat transfer een elastisch

concept is. De uitwisseling is afhankelijk van allerlei factoren zoals bijvoorbeeld taal, klasse, normen en waarden, leeftijd en gender.15 Om toch een enigszins duidelijk theoretisch kader te schetsen, gebruik ik het

begrip transfer als volgt: de uitwisseling van ideeën en praktijken die via mensen plaatsvindt. Deze uitleg is gebaseerd op het werk van de Canadese historicus en (toenmalige) PhD-student Nicholaas Matte. In het

10 H. Brandhorst, ‘Een redelijke regeling van het sexueele leven’. De Nederlandse Vereniging voor Sexuele Hervorming 1932 – 1940, ongepubliceerd manuscript (Amsterdam 2012).

11 H. te Velde, ‘Political transfer: an introduction’, European review of History / Revue eropéenne d’histoire 12:2 (2005) 205, 206. 12 Ibidem 206.

13 M. Rossini en M. Toggweiler, ‘Cultural transfer: an introduction’, A Journal of Literary Studies and Linguistics 4:2 (2014) 5, 6.

14 Onder andere de Nederlandse historicus Henk te Velde, de Franse historicus Michel Espange en de Zwitserse literatuurprofessor Manuela Rossini.

(7)

artikel ‘International Sexual Reform’ beargumenteert Matte dat de intensieve internationale samenwerkings-verbanden tussen hervormers de meest potente stimulans was voor succesvolle verandering.16

Ik heb ervoor gekozen om transfer niet expliciet te benoemen, aangezien dit de tekst zou vertragen en naar mijn idee maar weinig toevoegt. In plaats daarvan laat ik de transfer liever zien. In deze scriptie worden veel ontmoetingen tussen hervormers beschreven. Door het belang hiervan uit te lichten en de gevolgen daarvan te beschrijven, zou de werking van transfer duidelijk moeten worden.

Historiografisch kader: seksualiteit in Nederland 1900-1950

Het inzicht dat Brandhorst de enige historicus is die over de vooroorlogse NVSH heeft geschreven, kwam pas op na uitgebreid literatuuronderzoek. Dat wil niet zeggen dat de eerder bestudeerde teksten voor deze scriptie geen waarde hebben. Integendeel, waar dat paste heb ik deze onderzoeken gebruikt om context te bieden aan de geschiedenis van de NVSH. Historici hebben zich verdiept in verschillende aspecten van de Nederlandse geschiedenis over seksualiteit en hervorming in de eerste helft van de twintigste eeuw. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van verschillende onderzoeksthema’s. Voor deze literatuuranalyse heb ik ervoor gekozen om de historiografie in grofweg vier onderwerpen op te breken: homoseksualiteit, demografie en vruchtbaarheid, prostitutie en ten slotte seksuele opvoeding. Hoewel deze onderwerpen binnen de vooroorlogse NVSH een belangrijke rol speelden, zijn ze tot nu toe niet in de context van deze vereniging bestudeerd.

De Nederlandse historici Gert Hekma en Theo van der Meer zijn twee deskundigen op het gebied van homogeschiedenis. Dat hun indrukwekkende repertoire geen plek binnen dit onderzoek heeft, komt doordat hun onderzoek weinig plaats overlaat voor de grotere seksuele hervormingsbeweging die in deze scriptie centraal staat. Bovendien deed de vooroorlogse NVSH niet bijzonder veel voor de emancipatie van homoseksuelen. Twee andere auteurs die veel over homoseksualiteit schreven maar ook bredere thema’s oppakten zijn Pieter Koenders en Harry Oosterhuis. In Tussen christelijk réveil en seksuele revolutie gaf Koenders een overzicht van burgerinitiatieven die zedenloosheid bestreden, waarbij hij inging op prostitutie, vrou-wenhandel, anticonceptie en bovenal homoseksualiteit.17 Oosterhuis beschreef in ‘Preutsheid noch

hedo-nisme’ hoe christelijke normen en waarden het denken en gedragen met betrekking tot seksualiteit beïn-vloedde, maar beperkt zich in zijn analyse van de jaren dertig tot seksuele opvoeding.

Frans van Poppel onderzocht de demografische geschiedenis van Nederland en België. Naast han-dige feitelijke informatie biedt zijn onderzoek analytische gegevens die hoge of lage vruchtbaarheid proberen te verklaren. Een andere expert op het gebied van de geschiedenis van vruchtbaarheid is Gerard Nabrink. In verschillende studies heeft hij de geschiedenis van de NMB, vruchtbaarheid en hervorming in kaart ge-bracht. Als één van de weinigen benoemd hij het bestaan van de Nederlandse afdeling van de Wereldliga voor Seksuele Hervormingzijn in zijn boek Seksuele hervorming in Nederland 1881-1971.18 Zijn beschrijving is

16 N. Matte, ‘International sexual reform and sexology in Europe, 1897-1933’, Canadian Bulletin of Medical History / Bulletin canadien d'histoire de la

médecine 22:2 (2005).

17 P. Koenders, Tussen christelijk réveil en seksuele revolutie: bestrijding van zedeloosheid in Nederland, met nadruk op de repressie van homoseksualiteit (Leiden 1995). 18 G. Nabrink, Seksuele hervorming in Nederland 185-187.

(8)

beknopt: in nog geen twee pagina’s vermeldt hij het bestaan en de standpunten van de vereniging, maar benoemt niet diens naamsverandering naar de NVSH of diens leden.19 In zijn latere werk Seksuele hervorming,

ratio, revolutie, restauratie wordt geen vermelding van de Nederlandse afdeling of de NVSH gemaakt.20

Opvallend genoeg is het werkprogramma van de Nederlandse afdeling in de bijlagen opgenomen, terwijl daar in het boek verder niet naar verwezen wordt.21

Prostitutie is een thema dat veelvuldig is gebruikt is om seksualiteit in een historisch kader te vatten. De Nederlandse historicus en feministe Joyce Oudshoorn is een bekende wetenschapper op dit gebied en heeft meer dan vijfendertig titels met betrekking tot prostitutieonderzoek op haar naam staan.22 Omdat

prostitutie maar een beperkte plaats in de historiografie inneemt, heb ik ervoor gekozen om het werk van Petra de Vries te gebruiken. In Kuisheid voor mannen, vrijheid voor vrouwen beschrijft zij de bestrijding van pros-titutie in Nederland tot de invoering van de Zedenwetten in 1911.23

Hugo Röling werd bekend met zijn onderzoek naar de geschiedenis van de Nieuw-Malthusiaane Bond en haar voorman Jan Rutgers en heeft sindsdien veel geschreven over de geschiedenis van seksuele opvoeding in Nederland.24 Ook hierbij ontbreekt de geschiedenis van de vooroorlogse NVSH. In het artikel

Sexual knowledge beschrijft hij hoe jongeren bewust onwetend werden gehouden totdat seksuele educatie rond de eeuwwisseling onderdeel van het curriculum werd. Dat dit niet van harte ging blijkt uit de beschrij-ving van de educatie als een “noodzakelijk kwaad”.25 Over seksuele educatie voor volwassenen, zoals de

NVSH probeerde te doen, wordt niet gesproken.

Al deze deelstudies illustreren hoe breed het thema seksuele hervorming is en hoe verspreid de literatuur. In geen van de bovenstaande studies wordt er naar het bestaan van de vooroorlogse NVSH ge-refereerd. Deze groep bevond zich in de marge van de samenleving en heeft tijdens haar bestaan maar weinig invloed verworven. Met dit onderzoek probeer ik de burgers, op wiens initiatief deze vereniging was opgericht, een gezicht te geven en zo het gebrek aan kennis over de vooroorlogse NVSH te verhelpen.

Materiaal: persoonsarchieven, nieuwsbrieven en jaarverslagen

Het is een uitdaging om een scriptie te schrijven over een vereniging zonder archief. Tijdens zijn onderzoek ontdekte Brandhorst dat de NVSH-secretaresse Henriette Ide-Bottenheim het verenigingsarchief kort na de Duitse inval heeft vernietigd. Op deze manier probeerde ze de leden te beschermen tegen de bezetter. Het persoonsarchief van Mathilde Wibaut bleek wel enkele stukken over de NVSH bevatten. Zij had in 1936 haar man Florentinus Wibaut opgevolgd als vice-voorzitter. In zijn manuscript reconstrueerde Brandhorst het oprichtingsproces van de NVSH en beschreef hij de Hervormingsreeks die de vereniging in

19 Ibidem.

20 G. Nabrink, Seksuele hervorming, ratio, revolutie, restauratie (Bergen 1990). 21 Ibidem. Bijlage D.

22 Zie de lijst met publicaties op de site van de Universiteit van Leiden. https://www.universiteitleiden.nl/en/staffmembers/joyce-outshoorn#publications-3375

23 P. de Vries, Kuisheid voor mannen, vrijheid voor vrouwen: de reglementering en bestrijding van prostitutie in Nederland, 1850-1911 (Hilversum 1997). 24 H. Röling, ‘De tragedie van het geslachtsleven.’ Dr. J. Rutgers (1850-1924) en de Nieuw-Malthusiaanse Bond (Amsterdam 1987).

25 H. Röling, ‘Sexual knowledge as the boundary between youth and adulthood and the ideal of innocence in the Dutch debate on sexual instruction 1890‐1960’, Paedagogica historica 29:1 (1993) 236.

(9)

tussen in 1932 en 1935 publiceerde. Na de voltooiing van de reeks zou de vereniging nog maar weinig significants hebben gedaan.

Dit onderzoek beargumenteert dat de NVSH zich na 1936 juist actief bleef inzetten voor de sek-suele hervormingszaak. Dit bleek onder andere uit de Mededelingen, een soort nieuwsbrief die de leden van de vereniging op de hoogte moest houden van de activiteiten van de NVSH. In totaal vond ik zes van dit soort documenten in het archief van Mathilde Wibaut. Samen met jaarverslagen uit 1937 en 1938 kon ik het verhaal reconstrueren van een vereniging die zichzelf opnieuw bleef uitvinden om te overleven. Verder zocht ik naar persoonsarchieven van andere leden, waarvan ik die van Johan Valkhoff en Florentinus Wibaut gemakkelijk vond. Die van Herbert Lewandowski, Bernard Premsela, Leonard Polak en Ide-Bottenheim waren onvindbaar. Lewandowski was Nederland ontvlucht en het papieren spoor uit zijn tijd in Nederland is verdwenen. Premsela en Polak werden tijdens de bezetting opgepakt en sneuvelden in concentratiekam-pen. Hun persoonlijke spullen werden ofwel meegenomen na de arrestatie of verdwenen op een andere manier. Henriette Ide-Bottenheim heeft, zoals al gezegd, het NVSH-archief na 1940 vernietigd, en misschien ook haar eigen administratie.

Methode: de meerwaarde van het ledenperspectief

Geschiedschrijving is dynamisch. Elke generatie historici bestudeert de aanwezige bronnen vanuit haar eigen perspectief, gevormd door eigentijdse ervaringen en opvattingen. De laatste jaren is er steeds meer interesse ontstaan voor het perspectief van de gewone mens. Na uitgebreide studies van koningsparen, generaals en complexe hofculturen ligt de nadruk nu op de dynamiek van het alledaagse leven. Naast biografieën van “gewone” mensen leidt dit ook tot het bestuderen van georganiseerde groepen mensen, waarvoor historici gebruik maken van nieuwe methoden. Voor dit onderzoek maakte ik gebruik van het zogenaamde leden-perspectief.

De inspiratie om vanuit het ledenperspectief te schrijven kwam vanuit het boek De Partij. Over het politieke leven van de S.D.A.P. (2015) van de Nederlandse historicus Adriaan van Veldhuizen. In dit boek zijn de leden het vertrekpunt van het onderzoek. Van Veldhuizen geeft twee redenen waarom het relevant is om leden centraal te stellen in een onderzoek naar een politieke partij. Ten eerste kan dit type onderzoek een completer beeld van een partij schetsen en bovendien een leemte in de kennis opvullen. Wetenschappelijke studies gaan veelal over de manier waarop een partij is ontstaan, hoe deze functioneert binnen de maat-schappij en over de ideologische debatten van een partij. Er is veel minder uitgebreid onderzoek gedaan naar de partijcultuur, rituelen of de omgangsvormen. Door het ledenperspectief centraal te stellen, wordt duidelijk wat zich afspeelt in het hart van de partij. Ten tweede kan zulk onderzoek ook iets vertellen over het fenomeen politieke partij. Door voor dit nieuwe perspectief te kiezen, schreef Van Veldhuizen over wat de partij voor de leden heeft betekend, in plaats van andersom.26

(10)

Ondanks het feit dat de Wereldliga, de Nederlandse afdeling daarvan en de vooroorlogse NVSH geen politieke partijen waren, gaan deze argumenten ook voor hen op. Het waren immers politiek georiën-teerde verenigingen wiens leden iets wilden veranderden in de maatschappij. Om dit te bereiken probeerden de leden een zo groot mogelijke achterban te kweken en hun ideologie zo veel mogelijk te verspreiden. Het feit dat werkzaamheden van deze verenigingen na 1911 in Nederland illegaal waren, en in de ogen van een groot aantal medeburgers immoreel, moet een bepaald saamhorigheidsgevoel hebben gecreëerd, zoals een politieke partij dat kan doen.

Leeswijzer: de opbouw van de scriptie

De oprichtingsgeschiedenis van de NVSH is terug te leiden naar de Wereldliga voor Seksuele Hervorming, die op haar beurt niet had kunnen bestaan zonder de discoursverandering die in de tweede helft van de negentiende eeuw plaatsvond. De eerste twee hoofdstukken van dit onderzoek richten zich dan ook op deze ontwikkelingen. Het eerste hoofdstuk analyseert hoe het discours rondom seks en seksualiteit rond de eeuw-wisseling veranderde. Hieruit blijkt dat het begrip seksuele hervorming in de periode 1850-1914 veel con-servatiever was dan gedacht en dat Nederland destijds voorliep op het gebied van seksuele hervorming. Het tweede hoofdstuk analyseert hoe de Eerste Wereldoorlog gelijkheid tussen de seksen stimuleerde. Het re-construeert een periode waarin vrouwelijk seksueel genot gelijk stond aan moderniteit, gevolgd door de terugslag die de economische crisis van de jaren dertig veroorzaakte. In de periode 1918-1939 veroorzaakten de verschillende opvattingen over seks, seksualiteit en vrouw-manverhoudingen grote maatschappelijke spanningen, die tot een uitbarsting van geweld zouden leiden.

Het tweede deel van de scriptie reconstrueert de oprichting en handelswijze van de vooroorlogse NVSH. Deze vereniging begon in 1932 als de Nederlandse afdeling van de Wereldliga voor Seksuele Her-vorming. De oprichting ging gepaard met conflicten. De correspondentie tussen enkele vooraanstaande leden laten een machtsstrijd zien, die bepalend is geweest voor de manier waarop de vereniging te werk ging. Het vierde hoofdstuk reconstrueert de wijze waarop de NVSH vanaf 1936 opereerde. De jaarverslagen en nieuwsbrieven laten zien dat de vereniging nieuwe strategieën uitprobeerde om haar politieke daadkracht te vergroten. De analyse van deze strategieën laat echter zien dat deze tot de ondergang van de vereniging hebben geleid. Tot slot vat de conclusie samen wat dit onderzoek aantoont en waarom dat van belang is voor de geschiedschrijving.

(11)

Hoofdstuk 1: Decadentie, degeneratie en desillusie

Seksuele hervorming tijdens La Belle Époque, 1871-1914

De Eerste Wereldoorlog wordt gezien als dé drijvende kracht achter het seksuele hervormingsdiscours van de jaren twintig en dertig.27 En hoewel de oorlog enorme gevolgen had voor de Europese samenleving, is

het niet zo dat er voor die tijd geen sprake was van seksuele hervorming. Door de associatie met progressie los te laten en ook gebeurtenissen die de seksuele norm op een conservatieve manier hebben beïnvloed te zien als seksuele hervorming, ontstaat er een veel dynamischer concept om mee te werken. Dit inleidende hoofdstuk reconstrueert wat seksuele hervorming in de decennia voor de Eerste Wereldoorlog inhield. Hierbij is gekozen voor een tijdsafbakening die overeenkomt met la belle époque, een periode die werd ingeluid met het einde van de Frans-Pruisische oorlog in 1871 en eindigde bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914. De onderzoeksvraag voor dit hoofdstuk luidt als volgt: hoe kreeg het begrip seksuele hervorming in West-Europa betekenis tijdens la belle époque?

Hierbij dient het werk van de Amerikaanse historicus Dagmar Herzog als leidraad. In haar onder-zoek naar debatten rondom seksualiteit voor de Eerste Wereldoorlog onderscheidt Herzog drie onderwer-pen die de essentie van de maatschappelijke discussie vormden: de reglementering van prostitutie, de groei-ende vraag naar anticonceptie en de toenemgroei-ende kennis over homoseksualiteit. Publieke debatten over deze drie onderwerpen luidden het begin van de West-Europese seksuele hervorming in, aldus Herzog.28 Hoe

deze debatten werden gevoerd, en wat de boodschap van de actievoeders was, wordt in dit hoofdstuk gere-construeerd. Hierbij ligt de nadruk op wetenschappelijke inzichten en maatschappelijke ontwikkelingen die seks en seksueel verlangen bespreekbaar maakten. De opkomst van nieuwe wetenschappen zoals seksuolo-gie en criminoloseksuolo-gie speelden daarin een belangrijke rol, maar ook burgeremancipatie, romans en seksuele voorlichtingsboeken. Het waren immers de denkbeelden, en niet de oorlog, die seksuele hervorming in Nederland teweegbrachten.

1.1.

Het begin van de seksuele hervorming

Hervormers die gelijke verhoudingen tussen vrouwen en mannen agendeerden, hadden oppositie van ‘de meest lastige vijand die denkbaar was: gewoonte.’29 Om deze te doorbreken, was een discoursverandering

nodig. Wanneer deze plaatsvond, en waardoor, is een vraagstuk waar onder historici geen consensus over bestaat. Het is onmogelijk om precies na te gaan wanneer ideeën ontstonden, hoe ze mensen beïnvloedden en welke veranderingen ze teweegbrachten. De titel van deze paragraaf is dan ook ietwat misleidend: “het” begin van “de” seksuele hervorming bestaat niet. Uit mijn literatuuronderzoek kwamen drie verschillende mogelijkheden naar voren: een roman, een wetenschappelijke publicatie en een politiek pamflet. Op zichzelf brachten deze teksten en gebeurtenissen behoorlijke maatschappelijke opschudding teweeg. Gecombineerd

27 D. Herzog, Sexuality in Europe. A twentieth-century history (New York 2011) 53. 28 Ibidem 6.

(12)

vormen ze een aannemelijk beginpunt voor de bovengenoemde discoursverandering. Deze paragraaf geeft een overzicht van de mogelijke aanleidingen van het begin van de seksuele hervormingsbeweging.

Evolutie en degeneratie: seks als serious business

Charles Darwin was een respectabele Victoriaanse patriarch die in 1859 de maatschappij op zijn kop zette met het baanbrekende onderzoek On The Origin of Species by Means of Natural Selection, or the Preservation of Favoured Races in the Struggle for Life. De studie beargumenteerde dat seksueel verlangen een belangrijke rol speelt in de dierlijke en menselijke evolutie.30 De mensheid zou zichzelf via “juiste” voortplanting kunnen

verbeteren maar liep tegelijkertijd het risico om zichzelf te degraderen. De strijd om politieke dominantie over Europa werd ineens vergeleken met Darwins struggle for life.31 In deze strijd kwamen Groot-Brittannië

en Duitsland als winnaar naar voren en was Frankrijk de grote verliezer.

Frankrijk liep in militair en industrieel opzicht achter en de bevolkingsgroei nam af. Franse wetenschappers, politici en moralisten vreesden dat de natie seksueel degradeerde. Zo waarschuwde de Franse psychiater Tardieu in 1862 dat prostituees en concubines de natie verzwakten door de verspreiding van syfilis. Ook meende hij dat mannelijke homoseksuelen lichamelijke afwijkingen vertoonden. Hun geslachtsdelen leken volgens hem meer op die van een hond dan van een mens.32 Deze uitspraak stond niet

op zichzelf. Er waren vele “experts” op het gebied van nieuwe disciplines als criminologie, psychologie en seksuologie die macht van de staat wilden gebruiken om seksueel gedrag te analyseren en controleren.33 In

het licht van Darwins studie kregen seks en seksueel verlangen politieke betekenis. Wat de “juiste manier van voortplanting” precies inhield en wie dat mocht bepalen en handhaven, werd een belangrijk onderdeel van het maatschappelijke debat rondom seksuele hervorming.

Darwins theorie werd gebruikt als wetenschappelijke onderbouwing van uiteenlopende belangen. Enerzijds trok het conservatieven aan, zoals rechtse politici, conservatieve artsen, seksuele hervormers en (vaak feministische) reinheidsactivisten, anderzijds linkse hervormers en bohemiens.34 Vooral

reinheids-activisten hadden invloed op de heersende seksuele moraal. Zij meenden dat de “hogere zelf”, ofwel de ziel, “de lagere zelf”, het lichaam, moest kunnen onderdrukken, wat zou leiden tot morele superioriteit. Sommige reinheidsactivisten gingen zo ver dat zij zelfs seks binnen het huwelijk zoveel mogelijk afraadden.35 Een

goed voorbeeld van een dergelijke organisatie is de Nederlandse Rein Leven-Beweging die in 1901 werd opgericht. Het was een jongerenbeweging waarvan de leden, zowel mannen als vrouwen, zich probeerden te distantiëren van een seksueel leven. Zij beschouwden lust binnen het huwelijk als onrein, net als homo-seksualiteit en prostitutie.36 Hoewel deze opvattingen door een groot aantal mensen gedeeld werd, had de

vereniging een slechte reputatie. De wijze waarop er openlijk werd vergaderd over hoe de drang tot

30 A. Clark, Desire. A history of European sexuality (New York / Londen 2008) 142, 143. 31 Ibidem 143.

32 Ibidem 143. 33 Ibidem 144. 34 Ibidem 150. 35 Ibidem 150.

(13)

batie of een prostitutiebezoek kon worden weerstaan, werd door velen bespot. Men verwachtte dat de com-binatie van lustopwekkende verhalen en gierende hormonen tot weinig kuis gedrag zou leiden. De Neder-landse historicus Hugo Röling noemt de Rein Leven-Beweging dan ook een zeer eigenaardig verschijnsel waar slechts een paar fanatiekelingen echt op hun plaats waren.37

De doelstellingen van de beweging waren daarentegen zeer karakteristiek voor de seksuele hervor-mingsnorm die destijds heerste. Seksuele hervormers agendeerden deugdzame, pure en beperkte seks, bin-nen de strikte kaders van het heteroseksuele huwelijk. Reinheidsactivisten beriepen zich vooral op de zelf-controle van vrouwen uit de boven- en middenklasse, waarbij veel waarde werd gehecht aan het idee dat deugdzame vrouwen geen seksueel verlangen hadden. Voor hen was seks een huwelijkse plicht die hen weliswaar tegenstond, maar waar echtgenotes zich aan onderwierpen omdat zij kinderen wilden.38

Tegelij-kertijd werd Darwin’s theorie ingezet om deze vrouwen aan te moedigen om méér kinderen te baren.39

Enkel mensen uit hogere klassen zouden de natie van goede burgers kunnen voorzien en zo een tegen-gewicht kunnen bieden aan de degradatie van de samenleving. Ontwikkelingen als urbanisatie en industria-lisatie werkten de sterke toename van het aantal paupers in de hand. Dit werd als een grote bedreiging voor de samenleving ervaren en zowel linkse als rechtse hervormers hielden zich daarom bezig met eugenetische vraagstukken.40

‘Een ongedisciplineerde geest’

In 1847 veroorzaakte de roman Jane Eyre zoveel maatschappelijke opschudding dat de Britse historicus Lucy Worsley het beschouwt als een keerpunt in de geschiedenis van vrouwenemancipatie.41 Het boek gaat over

een jonge vrouw die als gouvernante komt te werken voor Mr. Rochester. Vaak kortaf en onbeleefd, paste Rochester totaal niet in het eigentijdse ideaal waarin de held doorgaans als hoffelijke ridder werd voorgesteld. Ondanks zijn gebrekkige karakter werd Jane verliefd en bracht haar gevoelens onder woorden in een harts-tochtelijk betoog: ‘Denkt u, omdat ik arm, obscuur, gewoontjes en klein ben, dat ik zielloos, en harteloos ben? U denkt verkeerd! Het is mijn ziel die uw ziel adresseert, alsof we beide door het graf gepasseerd zijn en voor God staan, gelijk, zoals we zijn!’42

Jane Eyre was geen typisch romantisch verhaal maar een Bildungsroman, waarin de persoonlijke groei van Jane centraal stond. Ondanks haar eigenwijze karakter en sterke neiging tot zelfstandigheid, werd Jane in het einde van het boek beloond met een liefdevol huwelijk en een gezin. Dat het verhaal van een oncon-ventionele vrouw als Jane toch een goede afloop kreeg, stuitte veel lezers tegen de borst. In recensies werd de auteur uitgemaakt voor ‘een ongedisciplineerde geest’ die ‘wars was van maatschappelijke normen’. Te-gelijkertijd werd het boek bejubeld als ‘een declaratie van de rechten voor de vrouw’.43 Ondanks de kritiek

37 H. Röling, Gevreesde vragen 20.

38 A. Clark, Desire 154.

39 D. Herzog, Sexuality in Europe 25. 40 Ibidem.

41 Dr. Lucy Worsley is historicus, auteur curator en tv-presentator. In de BBC-serie A very British romance (2015) analyseert ze hoe het westerse idee van romantiek zich vanaf beïnvloed is bij sociale, politieke en culturele ideeën.

42 C. Brontë, Jane Eyre (Londen 1847) 386. ‘Do you think, because I am poor, obscure, plain, and little, I am soulless and heartless? You think wrong!—it is my spirit that addresses your spirit; just as if both had passed through the grave, and we stood at God’s feet, equal, -as we are!’ 43 S. Gilbert, ‘”Jane Eyre” and the secrets of furious lovemaking’, A Forum for Fiction, 31:3 (1998) 354.

(14)

was het boek een succes en werd het, anders dan politieke en wetenschappelijke werken, door een breed publiek gelezen.44 Met Jane Eyre had schrijfster Charlotte Brontë het romantische landschap veranderd naar

een plek waar vrouwen assertief mochten zijn en konden streven naar gelijkwaardig partnerschap. Dit stond ver van de realiteit, waarin vrouwen juridisch dezelfde status als kinderen hadden en altijd eigendom waren van een vader, echtgenoot of voogd.45

Ongeveer twee decennia later was de juridische status van vrouwen een veelbesproken onderwerp in zowel de media als in het parlement. Aanleiding van de verhitte discussies was een tekst genaamd The subjection of women, waarin John Stuart Mill zich uitsprak voor stemrecht voor vrouwen en hun economische en juridische zelfstandigheid. Politieke inspraak, zo redeneerde hij, was de enige manier waarop vrouwen hun belangen konden behartigen.46 Als filosoof en politicus stond Mill bekend om zijn liberale opvattingen:

hij steunde de abolitionistische beweging en was voor vrijheid van meningsuiting. Dit leverde hem heftige kritiek op: in het parlement werd Mill voortdurend belachelijk gemaakt en in de kranten verschenen spot-prenten, waarbij tekenaars dankbaar gebruik maakten van zijn tengere postuur en hoge stem.47 In de hoop

dat de maatschappelijke opinie rondom vrouwenrechten wat gunstiger werd, stelde Mill de publicatie van zijn werk bijna een decennium uit. Toen deze in 1869 eindelijk verscheen, waren de reacties ronduit negatief. Zelfs voor zijn directe collega’s was The subjection of women te radicaal en het pamflet ging de boeken in als John Stuart Mills’ ‘grootste fout als wetenschappelijk denker’.48

De spanningen rondom vrouwenrechten vielen samen met de vertroebeling van de strikte scheiding tussen het publieke domein en de seksen. Ondanks het ideaal van de “engel in huis”, waarin vrouwen thuis bleven en een harmonieuze wereld creëerden voor hun gezin, hadden vrouwen hun plek in de openbare ruimte opgeëist.49 Dit gebeurde via de zogeheten burgeremancipatie, waarbij burgers zich inzetten voor de

afschaffing van sociale misstanden zoals slavernij, drankmisbruik of de dubbele moraal omtrent het prosti-tutiebeleid.50 Dat vrouwen bij de protestacties werden getolereerd, kwam voort uit hetzelfde denken dat hen

aan huis kluisterde. Vrouwen werden geacht moreel verheven en zachtaardig te zijn. Dit maakte hen geschikt om misstanden te benoemen en te willen verhelpen.51 Wat aanhangers van dit gedachtegoed waarschijnlijk

niet voorzagen, was dat de succesvolle strijd voor maatschappelijke “verheffing” vrouwen zou motiveren om voor zichzelf op te komen.52

Oorlog als katalysator

Het einde van de Frans-Pruisische oorlog in 1871 luidde een periode in die te boek stond als la belle époque. De nieuwe machtsbalans betekende het einde van het Franse Keizerrijk en het begin van de Duitse eenheid, verenigd onder de Pruisische keizer Wilhelm II en zijn kanselier Otto von Bismarck. Met een keizerrijk dat

44 L. Worsley for the BBC, A very British romance (2015).

45 M. Morales, (e.a.), Mill’s the subjection of women. Critical Essays (Lanham 2005) 11, 12. 46 Ibidem 12.

47 Ibidem. 48 Ibidem.

49 E. Langland, ‘Nobody’s Angels: domestic ideology and Middle-Class women in the Victorian novel’, Modern Language Association 107:2 (1992) 290, 291.

50 M. Janse, De Afschaffers. Publieke opinie, organisatie en politiek in Nederland, 1840-1880 (Groningen 2007) 3. 51 Ibidem 102, 109.

(15)

onder andere grote delen van Afrika, India, Azië, Australië en Canada bevatte, was Groot-Brittannië de machtigste natie van Europa. Dit imperium werd geregeerd door koningin Victoria, wiens naam niet alleen werd gebruikt om een tijdperk, maar ook bourgeoisiecultuur in West-Europa te duiden.53

Zoals de naam doet vermoeden, stond la belle époque bekend als een stabiele periode waarin vrede en voorspoed heersten.54 Volgens de Britse professor Diana Holmes was dat imago grotendeels gebaseerd

op nostalgie en dient het met a degree of scepticism behandeld te worden.55 Vergeleken met de verschrikkingen

van de Eerste Wereldoorlog, waarbij tienduizenden jonge mannen in loopgraven stierven, leken de voorgaande decennia inderdaad vele malen zorgelozer. In werkelijkheid was het een periode van maatschappelijke onrust, waarin vooruitgang hand in hand ging met een machtsstrijd tussen seksuele her-vormers en conservatieven. Het was, zoals Holmes benadrukt, ‘een tijd van culturele crisis, decadentie en degeneratie.’56

Zowel Darwins’ evolutietheorie, Brontë’s roep om gelijkwaardig partnerschap als Mill’s pleidooi voor daadwerkelijke rechten voor vrouwen, brachten op zichzelf de nodige maatschappelijke opschudding te weeg. Ze werden echter pas echt belangrijk na de Frans-Pruisische oorlog. Dit conflict zette de inter-nationale verhoudingen op scherp en deed overheden beseffen hoe belangrijk het was dat zij de seksualiteit van hun burgers gingen reguleren. Dát zij dit dachten, kwam door de wetenschappelijke evolutietheorie van Charles Darwin en dat het een probleem werd, kwam doordat vrouwen, aangemoedigd door onder andere Charlotte Brontë en John Stuart Mill, rechten voor zichzelf opeisten. Wat volgde was een wisselwerking die tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog zou duren en waarin burgers seksuele vrijheid zochten terwijl overheden deze wilden inperken.

1.2. ‘De grappige mechanismen der moraliteit’

Of een vrouw respectabel was of niet, hing in grote mate af van één belangrijk feit: seks. Of liever, het gebrek eraan. In Victoriaans Europa konden vrouwen in grofweg drie groepen worden ingedeeld: onge-trouwde maagden, geonge-trouwde moeders en prostituees. Deze laatste groep bestond vooral uit vrouwen die zich tijdelijk prostitueerden om in moeilijke tijden de eindjes aan elkaar te knopen.57 In de decennia rond de

eeuwwisseling werden strengere wetten doorgevoerd om prostitutie in te perken. Deze wetten en de felle protesten die hierop volgen, vestigden zoveel aandacht op prostitutie dat het steeds lastiger werd om dit werk tijdelijk op te pakken en weer neer te leggen. Wanneer vrouwen eenmaal als prostituee bekend stonden, konden ze geen respectabel werk meer vinden.58 Prostitutie werd hun enige bron van inkomsten, in plaats

van een tussenoplossing. De goedbedoelde handelingen van feministische actiegroepen werkten averechts: in plaats van prostitutie af te schaffen nam het aantal het aantal prostituees toe. Dit hoofdstuk beschrijft

53 D. Herzog, Sexuality in Europe 41.

54 D. Holmes en C. Tarr, A ‘Belle Époque’? : women in French society and culture, 1890-1914 (New York 2006) 11. 55 Ibidem 2.

56 Ibidem.

57 K. Baker, ‘The contagious diseases act and the prostitute: how disease and the law controlled the female’, UCL Journal of Law and Jurisprudence 1:1 (2012) 99, 100.

(16)

hoe prostitutie op een nieuwe manier werd begrepen en wat voor invloed dit had op het maatschappelijke debat.

Een noodzakelijk kwaad

In negentiende-eeuws Europa werd prostitutie zowel verguisd als gedoogd.59 De seksuele moraal

veronder-stelde dat mannen “natuurlijke driften” hadden die bevredigd moesten worden. Aangezien respectabele vrouwen kuis bleven tot het huwelijk en daarna weinig enthousiasme hoorden te tonen voor de seksuele avances van hun man, werd geregeld prostitutiebezoek gedoogd als een aanvulling op het huwelijk.60 Voor

jonge mannen was het eerste prostitutiebezoek een soort initiatie, waarna ze tot de wereld van volwassenen toebehoorden.61 Geregeld bordeelbezoek werkte niet alleen statusverhogend omdat het iemand financiële

welvaart bevestigde, maar ook omdat het een teken was van mannelijkheid. Anderzijds was het “algemeen bekend” dat prostituees geslachtsziekten verspreidden.62 De Italiaanse futurist Emilio Settimelli verwoordde

deze schijnbare tegenstrijdigheden in 1885 als volgt:

‘Gonorroe - ik kan het niet ontkennen - is irritant, het doet pijn en het is een beetje gênant. Maar toch - door de grappige mechanismen van de moraliteit - is het ook wat een man echt een man maakt. Om gedwongen te zijn onze meest delicate delen ruw te behandelen, om jezelf schoon te maken als een roestig geweer, de openhartigheid om jezelf aan te raken als een chirurg, dit alles geeft een nieuw zelfbewustzijn aan een man en elimineert voor altijd de jeugd.’63

Gonorroe was weliswaar onsmakelijk en kon leiden tot onvruchtbaarheid, maar was in principe geen dode-lijke aandoening. Veel gevaardode-lijker was syfilis, een geslachtziekte die begon met kleine, pijnloze zweren en kon eindigen met open wonden die het gezicht en lichaam vervormden en waarbij het zenuwstelsel zodanig werd aangetast dat er psychosen konden ontstaan. In 1911 verklaarde een Amerikaanse politicus dat er ‘niets in de geschiedenis meer afschrikwekkend, gevaarlijk of verschrikkelijk was dan de langdurige effecten van syfilis.’ Ziekten als lepra, kanker en tuberculose waren in vergelijking slechts een kleinigheid.64 Anders dan

cholera- of griepepidemieën was het een sluipende ziekte die indirect veel slachtoffers maakte.

Prostitutie werd vooral gedoogd in havensteden en plaatsen waar militairen gestationeerd waren, wat ertoe leidde dat daar ook de meeste besmettingen plaatsvonden. Vooral in de koloniën, waar grote hoeveelheden soldaten aanwezig waren, zorgde dit voor problemen. In bijvoorbeeld India had tussen 1820 en 1830 meer dan dertig procent van de Europese soldaten in het ziekenhuis gelegen vanwege een geslachtsziekte en in 1857 was besmetting een van de meest voorkomende redenen dat soldaten niet konden

59 Ibidem 7.

60 K. Baker, ‘The contagious diseases act’ 93. 61 D. Herzog, Sexuality in Europe 14, 15.

62 P. de Vries, ’The shadow of contagion’: gender, syphilis and the regulation of prostitution in the Netherlands, 1870-1914’ in Davidson, R., en Hall, L., Sex, Sin and Suffering. Venereal disease and European society since 1870 (Londen 2003) 47, 48.

63 D. Herzog, Sexuality in Europe 15. ‘Gonorrhea – I can’t deny it- is annoying, it hurts and it’s slightly embarrassing Yet- due to the funny mechanisms of morality – it also is what makes a man really a man…To be forced to treat your most delicate parts roughly, to clean yourself like a rusty rifle, the frankness of touching yourself like a surgeon, all this gives a new aplomb to a man, and eliminates forever the down of boyhood’. 64 P. Levine, Prostitution, race and politics: policing venereal disease in the British Empire (New York 2003) 42.

(17)

vechten.65 Vanuit politiek perspectief was dat een gevoelige kwestie, een verzwakt leger kon immers een

aanval van een andere natiestaat of een lokale opstand uitlokken.

De reglementering van prostitutie

Aangespoord door artsen besloten overheden beleid te maken om het aantal besmettingen van geslachts-ziekten terug te dringen.66 In 1862 werd in Groot-Brittannië een comité opgericht dat onderzoek deed naar

geslachtziekten bij het leger, wat resulteerde in de Contagious Diseases Acts. Deze wetten, die in 1864 door het Britse parlement werden goedgekeurd, legaliseerden prostitutie en bepaalden dat prostituees onderzocht konden worden op geslachtsziekten, desnoods onder dwang. Waar “gewone” vrouwen helemaal geen sek-sueel verlangen hadden, werd prostituees juist een enorme seksuele drang toegeschreven: hun onverzadig-bare lust zou de reden zijn dat ze voor hun zondige beroep hadden gekozen.67 Door de angst voor syfilis

werd het vrouwenlichaam geassocieerd met onreine seksualiteit en dood.68 Dit gedachtegoed verklaarde de

onsympathieke behandeling die deze vrouwen kregen. Besmette prostituees werden verplicht voor drie maanden opgenomen en behandeld. Vrouwen die niet meewerkten maakten zich schuldig aan crimineel gedrag en konden veroordeeld worden tot minstents één maand gevangenisstraf.69 Aanvankelijk golden de

wetten alleen voor enkele havensteden en plaatsen waar militairen gestationeerd waren, maar naarmate de methode succesvol leek te zijn, kwamen er wetsvoorstellen om het systeem uit te breiden. Binnen vijf jaar waren er zeventien Britse districten die onder de Acts vielen.70

De literatuur rondom seksualiteit in Europa besteedt vooral aandacht aan de reglementeringswetten uit Groot-Brittannië.71 Begrijpelijk, aangezien deze wetten en de daaropvolgende protesten veel invloed

hadden op de rest van Europa, maar het wekt de illusie dat er op het Europese continent niets gebeurde. In werkelijkheid bestonden de reglementeringswetten al sinds 1812 in Frankrijk. Om zijn soldaten te bescher-men had keizer Napoleon verordonneerd dat alle prostituees in bordelen om de twee weken gecontroleerd werden op geslachtsziekten.72 Duitsland had de maatregelen in 1871 overgenomen en de Nederlandse

over-heid besloot ze na het einde van de Franse bezetting in 1813 in stand te laten. Vanuit het perspectief van de prostituee betekende dit dat ze zich bij de politie moest registreren en regelmatig moest laten onderwerpen aan medische inspectie van haar genitaliën.73 Haar klanten werden met rust gelaten. Dit beleid impliceerde

dat vrouwen verantwoordelijk waren voor de verspreiding van geslachtsziekten én de daarbij behorende degeneratie van de natie.74

65 Ibidem 38.

66 D. Herzog, Sexuality in Europe 7. 67 K. Baker, ‘The contagious disease acts’ 95. 68 P. de Vries, ’The shadow of contagion’ 48. 69 K. Baker, ‘The contagious diseases act’ 92, 93.

70 J. Jose en K. Mcloughlin, ‘John Stuart Mill and the contagious diseases acts’ Whose law? Whose liberty? Whose greater good?’ Law and History

Review 34:2 (2016) 253.

71 Auteurs als D. Herzog, A. Clark P. de Rooy en H. Röling.

72 K. Norberg, ‘From courtesan to prostitute: mercenary sex and venereal disease’ in L. Merians, The Secret Malady: Venereal Disease in

Eighteenth-century Britain and France (Kentucky, 1996) 45.

73 P. de Vries, ’The shadow of contagion’ 45. 74 K. Baker, ‘The contagious diseases act’ 93.

(18)

Protest tegen de dubbele moraal

De Britse Acts begunstigden mannelijke bordeelbezoekers ten koste van de vrouwelijke prostituees en wer-den hét symbool van de dubbele moraal.75 De wetgeving veroordeelde de prostituees tot ‘instrumentele

verkrachting door een stalen penis’, zoals de Britse Josephine Butler de gedwongen onderzoeken noemde.76

Hoewel de Britse Acts het minst rigide waren (ze werden immers maar in enkele districten uitgevoerd), leverden ze wel de meest effectieve protesten op. In 1869 hadden tegenstanders van de Acts, bestaande uit advocaten, juristen en geestelijken, zich georganiseerd. Omdat deze officiële organisatie geen vrouwen toe-liet, verenigden zij zich in de National Ladies Association for the Repeal of the Acts.77

Onder leiding van Butler organiseerden zij honderden bijeenkomsten waarbij de afschaffing van de Acts werd bepleit. Met hun expliciete taalgebruik en provocatieve protesten vertegenwoordigden de National Ladies niet bepaald het ideaal van zachtheid en morele verhevenheid.78 Hoewel het hen beperkte, had het

ideaal vrouwelijke activisten toegang gegeven tot de publieke sfeer. Butlers optredens lokten dan ook het nodige commentaar uit. De Britse premier James Elpstone noemde Butler en haar aanhangers ‘erger dan de prostituees’.79 Bulter’s echtgenoot voelde zich gedwongen om een verklaring af te leggen waarin hij ontkende

dat zijn vrouw zich met “dit soort zaken” bezighield omdat ze ongelukkig was met hun huwelijk.80

Desondanks waren de protesten van de National Ladies effectief. In de geschiedschrijving is de mannelijke equivalent van de vereniging haast vergeten en zijn het Butler en haar collega’s die de Acts hebben afgeschaft.

Bulter’s kracht was dat ze zowel het vrouwelijke ideaal van haar tijd wist uit te dragen als dat ze zich ervan distantieerde. Ze werd omschreven als vrouwelijk, innemend en bescheiden, maar was ook een vurig voorstander van vrouwenrechten.81 Het was dan ook op haar initiatief dat in 1883 de Nederlandse Bond tot

Verhooging van het Zedelijk Bewustzijn werd opgericht.82 Toen Butler dat jaar Den Haag bezocht voor een

congres over de bestrijding van de Acts, werd ze door louter mannen ontvangen. Aangezien vrouwen toch niets aan de voorbereiding van het congres hadden bijgedragen, zo redeneerde men, hadden ze ook niets te zoeken op het congres zelf. 83 Bovendien voelden maar weinig Nederlandse vrouwen zich geroepen om

politiek actief te worden, uit vrees dat het hun “vrouwelijke bescheidenheid” zou schaden. Butler moest persoonlijke gesprekken voeren en vergaderingen organiseren om de Nederlandse vrouwen over te halen zich te verenigingen.84

75 P. de Vries, Kuisheid voor mannen, vrijheid voor vrouwen 113. 76 Ibidem.

77 J. Jose en K. Mcloughlin, ‘John Stuart Mill and the contagious diseases acts’ 256. 78 K. Baker, ‘The contagious disease acts’ 95.

79 L. Hall, ‘Hauling down the double standard: feminism, social purity and sexual science in late nineteenth-century Britain’. Gender and History 16:1 (2004) 44.

80 J. Jose en K. Mcloughlin, ‘John Stuart Mill and the contagious diseases acts’ 256 en L. Hall, ‘Hauling down the double standard’ 44. 81 P. de Vries, Kuisheid voor mannen, vrijheid voor vrouwen 96.

82 Ibidem 105. 83 Ibidem 106. 84 Ibidem.

(19)

Het liefst had Butler gezien dat de vrouwen opgingen in de al bestaande Nederlandse Vereeniging tegen de Prostitutie, maar dat voorstel werd te radicaal bevonden.85 Het was überhaupt al niet

vanzelfspre-kend dat christelijke vrouwen zich zouden verenigingen rond een bedenkelijke kwestie als prostitutie.86 Er

werd besloten een aparte vrouwenbond op te richten, waarbij een traditionele taakverdeling werd aange-houden. Mannen hielden zich bezig met de openbare bestrijding, wetgeving en politiek, terwijl de vrouwen “als moeders” hun zedelijke invloed gebruikten om de jonge vrouwen op het rechte pad te houden.87 In de

praktijk richtten de vrouwen van de bond zich vooral het voorkomen van prostitutie door jonge vrouwen aan respectabel werk te helpen en hen op stations te waarschuwen voor oneerbare huishoudens.88

Leden van de Nederlandse Vrouwenbond tot Verhoging van het Zedelijk Bewustzijn hielden zich op de achtergrond en hadden vergeleken met hun Britse collega’s weinig invloed. Ze spraken bijvoorbeeld niet in het openbaar en vormden ook geen radicale vrouwenorganisaties.89 Het lijkt erop alsof de activiteiten

van de Nederlandse vrouwen leidden tot de bevestiging van vrouwelijke rolpatronen in plaats van de door-breking ervan. In hun retoriek benadrukten de activistes hun huiselijk geluk en verontschuldigden zich voor hun onvrouwelijke gedrag door te pleiten dat de prostituees het zonder mannelijke bescherming moesten doen en daarom, bij gebrek aan beter, door vrouwen werden gerepresenteerd.90 Anderzijds was de

Vrou-wenbond met haar 5500 leden in 1900 de grootste vrouwenvereniging van Nederland.91 Doormiddel van

haar werkzaamheden liet zij zien dat vrouwen maatschappelijke functies konden vervullen en legden zo de basis voor een bredere discussie over gelijkwaardigheid tussen de seksen.92

1.3. Wel de lusten niet de lasten

Anders dan het prostitutiedebat of de mediasensatie rondom homoseksuele schandalen, was anticonceptie een onderwerp dat alle lagen van de bevolking raakte. Wat voor geboden de kerk en de staat ook uitbrachten, het was de gewone mens die ermee moest leven. Vooral vrouwen hadden veel te winnen bij de legalisering van voorbehoedsmiddelen. Controle over hun vruchtbaarheid vormde de kern van de vrouwenemancipatie en bracht hen economische zelfstandigheid, seksueel genot en lichamelijke gezondheid. Deze paragraaf be-schrijft de omstandigheden waarin hervormers hun visie en producten op de markt brachten, en hoe het eerste consultatiebureau in Europa te werk ging.

Toen abortus nog zedig was

Eind negentiende eeuw wilden steeds meer getrouwde stellen hun vruchtbaarheid inperken. Door verbe-terde hygiënische omstandigheden nam de kindersterfte af en door de invoering van verplicht onderwijs

85 Ibidem. 86 Ibidem 94. 87 Ibidem 117. 88 Ibidem 111. 89 M. Janse, De Afschaffers 111. 90 Ibidem 112, 113.

91 P. de Vries, Kuisheid voor mannen, vrijheid voor vrouwen 178.

92 A. van Drenth, ‘Kiescheid en kiesrecht. Zedelijkheid, sociale zorg en burgerschap rond 1898’, in M. Grever en F. Dieteren (e.a.), Een vaderland

(20)

werd een groot gezin eerder als een economische last ervaren dan als een aanwinst.93 Het krijgen van

kin-deren, zowel binnen als buiten het huwelijk, kon leiden tot armoede en was bovendien niet zonder gevaar. Iedere vrouw kende wel iemand in haar familie of vriendenkring die in het kraambed was overleden.94 De

kans op complicaties tijdens of na de bevalling nam toe na de vierde of vijfde bevalling, wat kleinere gezinnen een veiligere optie maakte.95

Zonder voorbehoedsmiddelen was het beheersen van de vruchtbaarheid niet te doen, maar deze middelen waren lastig te verkrijgen. Bovendien waren ze duur, onbetrouwbaar en ruw.96 Aangezien

anticonceptie vooral door prostituees werd gebruikt, konden respectabele getrouwde vrouwen moeilijk voorbehoedsmiddelen bemachtigen zonder imagoschade te riskeren.97 Vrouwen gebruikten wel trucs, zoals

hard plassen na de seks of hun vagina uitspoelen met azijn, maar deze methoden werkten niet. Veel stellen vertrouwden daarom op de oude methoden van onthouding of beheersing. Dit was voor beide partijen onbevredigend en het laatstgenoemde middel, waarbij de man zich voor het klaarkomen terugtrok, was niet geheel betrouwbaar.98

Vanuit de christelijke kerk was er veel oppositie tegen het inperken van de vruchtbaarheid. Het plegen van abortus werd als veel minder immoreel beschouwd dan het gebruik van een condoom. Echtparen hadden dan tenminste niet van tevoren geprobeerd om een kind te voorkomen. Verreweg de meeste abortussen werden gepleegd door getrouwde vrouwen met gezinnen.99 Hoewel abortus haast als een

gewoonte werd beschouwd, was het zeker niet zonder gevaar. Vrouwen konden, soms dodelijke, infecties oplopen, blind worden door lood behandelingen of hun ongeboren kind zodanig beschadigen dat het gehandicapt op de wereld kwam.100

Medici, meestal psychiaters, criminologen en juristen deelden de opvatting dat afwijkend gedrag, zoals bijvoorbeeld ongeoorloofde seksualiteit, het gevolg was van een mentale afwijking.101 De Italiaanse

criminoloog Cesare Lombroso meende dat misdadigheid werd aangeboren, terwijl zijn rivaal, de Franse arts Alexandre Laccasagne, stelde dat factoren als sociale achtergrond en fysieke leefomgeving bepaalden of iemand een slecht pad op ging.102 De rechtse opvatting, die voorschreef dat problematische burgers zoals

criminelen, prostituees en mensen die in diepe armoede leefden zich niet moesten voortplanten, verschilde in wezen niet heel veel van de linkse opvatting dat vruchtbaarheidsbeperking de sociale omstandigheden in de achterstandswijken zou verbeteren.103 Jan Rutgers, die eerst secretaris en later voorzitter van de

93 D. Herzog, Sexuality in Europe 19.

94 I. Loudon, ‘Maternal mortality: definition and secular trends in England and Wales, 1850-1970’ in K. Kiple (e.a.), The Cambridge World History of

Human Disease (Cambridge 1993) 214.

95 H. Cook, The long sexual revolution, English women, sex, and contraception 1800-1975 (Oxford 2004) 11. 96 Ibidem 123.

97 D. Herzog, Sexuality in Europe 24. 98 D. Herzog, Sexuality in Europe 29. 99 Ibidem 20.

100 Ibidem 21.

101 Koster, de, M., ‘Los van God, gezin en natie. Problematisering en criminalisering van ongeoorloofde seks van jonge vrouwen in de vroege 20ste eeuw’, in J. Kok en K. van Bavel, De levenskracht der bevolking: Sociale en demografische kwesties in de Lage Landen tijdens het interbellum (Leuven 2010) 362-363.

102 Ibidem.

(21)

Malthusiaanse Bond was, was groot voorstander sociale eugenetica. Een vermindering van de hoeveelheid mensen die in armoede geboren werd, zou de armoede doen afnamen.104

Het eerste Europese consultatiebureau

In vergelijking met andere Europese landen was de Nederlandse politiek in de tweede helft van de negen-tiende eeuw liberaal te noemen. De grondwetsherzieningen van 1848 hadden onder andere gezorgd voor de vrijheid van meningsuiting, pers, vereniging en vergadering. In navolging hiervan werd in 1881 de Nieuw-Malthusiaanse Bond (NMB) opgericht. Deze vereniging baseerde zich op het werk van de Britse econoom Thomas Malthus, die eind achttiende eeuw voorspelde dat een groot deel van de mensheid zou sterven door voedseltekorten. Anders dan haar geestesvader was de NMB een groot voorstander van voorbehoedsmid-delen om dit te voorkomen. De bond zette zich in voor geboortebeperking door de verspreiding van sek-suele voorlichting en anticonceptie.105 Het belangrijkste voorbehoedsmiddel dat de NMB uitgaf was het

Duitse pessarium, een ring die de baarmoederhals afsloot en zo de zaadcellen tegenhield.106

In 1882 opende arts en feministe Aletta Jacobs het eerste consultatiebureau van Europa. Daar or-ganiseerde zij spreekuren waarop minderbedeelden gratis advies over kraamzorg en anticonceptiemiddelen kregen. Wel moesten echtparen hun trouwboekje meenemen om aan te tonen dat hun intenties eerbaar waren.107 Als Nederlands eerste vrouwelijke arts had Jacobs veel weerstand moeten overwinnen en

zodoende had zij een zeer sterke persoonlijkheid ontwikkeld. Ze was van mening dat haar werk alleen door professionele artsen uitgevoerd kon worden. Toen de Amerikaanse feministe Margaret Sanger in 1915 Nederland was en bij Jacobs in de leer wilde, kreeg ze dan ook een hartvochtige afwijzing die haar sore in heart and soul achterliet.108 Gelukkig wilde Rutgers juist wél graag ongeschoolde vrijwilligers trainen en dankzij

hem werd Sanger een expert op het gebied van geboortebeperking en voorbehoedsmiddelen.109 Terug in

Amerika kwam Sanger in contact met Mary Stopes, een intelligente jonge vrouw die een boek wilde schrijven over seksueel genot en voorbehoedsmiddelen. Dit boek, Married Love, werd het meest verkochte voorlichtingsboek van de eeuw. Stopes was vooral erg te spreken over de Dutch cup, het pessarium waar Sanger in Nederland mee had leren werken.110

Vrouwenrechten en wetenschap

Het anticonceptiedebat was een voorbode voor een nieuw en progressief feminisme dat vrouwen meer handelingsperspectief bood. Eind negentiende eeuw hadden vrouwen meer vrijheid verworven: ze gingen studeren, sporten en organiseerden zich in politieke groepen. Tegelijkertijd hadden ze nog steeds geen stem- of zelfbeschikkingsrecht, en deze tegenstrijdigheid zorgde voor spanning. Zo werd de welgestelde Britse Edith Lancaster in 1895 door haar familie in een gesticht opgesloten omdat ze, zonder te trouwen, met een

104 D. Herzog, Sexuality in Europe 25.

105 G. Nabrink, Seksuele hervorming in Nederland 67. 106 H Röling, De tragedie van het geslachtsleven 41.

107 Ibidem en H. Brandhorst, ‘From Neo-Malthusianism to sexual reform’, 43. 108 M. Sanger, My Experiences in Holland (1931).

https://www.nyu.edu/projects/sanger/webedition/app/documents/show.php?sangerDoc=236589.xml. 109 Ibidem.

(22)

Ierse handarbeider wilde weglopen. Ze werd onredelijk verklaard op grond van het willen plegen van “sociale zelfmoord”, wat equivalent zou zijn aan “gewone” zelfmoord.111 Hoewel Edith uiteindelijk

vrij-kwam, was haar verhaal een schrijnend voorbeeld van hoe zelfstandigheid gedrag bij vrouwen werd afgestraft.

In Victoriaans Europa beriep men zich op de Bijbel om de mannelijke dominantie over vrouwen te verdedigen. Het ontstaan van dit idee is echter tot nog vroeger te herleiden, waarschijnlijk zelfs tot voor de agrarische revolutie.112 De eerste tekenen van wetenschappelijk “bewijs” dat mannen beter waren dan

vrou-wen, stammen uit de Griekse Oudheid. Men baseerde zich destijds op de vier elementen, waarbij mannen werden geassocieerd met vuur en aarde en vrouwen met water en lucht.113 Vuur werd gezien als het hoogste,

meest edele element, omdat men via vuuroffers met de Goden communiceerde. De geslachtsorganen van mannen bevonden zich buiten het lichaam, een teken dat het binnen te warm was.114 Uit deze redenering

volgde dat mannen dichter bij de Goden stonden, wat hen fysiek en moreel superieur maakte aan vrou-wen.115 Vrouwelijke geslachtsorganen werden dan ook voorgesteld als een penis, maar dan binnenstebuiten

en ondersteboven.116 Deze binaire manier van denken schiep harmonie, maar had alleen effect als er sprake

was van constante oppositie. Mannen waren sterk en daadkrachtig omdat vrouwen zwak en onderdanig waren. Deze theorie hield stand tot wetenschappelijke vooruitgang in de laatste decennia van de negentiende eeuw het tegendeel bewees.

Dankzij de uitvinding van het vaginale speculum konden artsen eindelijk de vrouwelijke geslachts-delen van binnen bestuderen. Hoewel dit instrument rond 1830 werd uitgevonden door de Franse vroed-vrouw Marie-Anne Boivin, kreeg het pas bekendheid toen de Amerikaanse arts James Sims het ongeveer dertig jaar later in Europa introduceerde.117 Na jaren op vrouwelijke slaven te hebben geëxperimenteerd,

waren Sims’ methoden verfijnd genoeg voor Europese dames uit de bovenklasse.118 Dankzij het speculum

werd duidelijk dat vrouwelijke geslachtsorganen ingewikkelder waren dan verwacht. De biologische verschillen inspireerden nieuwe medische theorieën, die stelden dat het menselijke zenuwstelsel gekoppeld was aan een vitale kracht die weer verbonden was aan de reproductiesystemen van de seksen. Om ervoor te zorgen dat vrouwen genoeg kracht behielden voor belangrijke zaken als menstruatie en zwangerschap, werden stressvolle activiteiten zoals het drinken van alcohol, het lezen van boeken en het volgen van onder-wijs sterk afgeraden.119 Omdat de gegevens objectief en feitelijk leken te zijn, was het voor vrouwen haast

onmogelijk om zich hiertegen te verzetten.120 Zodoende werd de sociale ongelijkheid tussen de seksen

op-nieuw bevestigd.

111 A. Fauvel en J. Yeoman, ‘Crazy brains and the weaker sex: the British case (1860-1900)’, Clio. Women, Gender, History. When Medicine Meets

Gender 37:1 (2013) 38,39.

112 Y. Harari, Sapiens. A brief history of human kind (Londen 2014, 1e druk in het Hebreeuws in 2011) 148.

113 E. Martin, ‘Medical metaphors of women’s bodies: menstruation and menopause’, International Journal of Health Services 18:2 (1988) 237, 238. 114 Ibidem.

115 Ibidem 239.

116 N. Tuana, ‘Coming to understand: orgasm and the epistemology of ignorance’, Hypatia 19:1 (2004) 199-200. 117 J. Ricci, The development of gynaecological surgery and instruments (San Francisco 1990) 298-300.

118 http://www.english.illinois.edu/maps/poets/m_r/moss/sims.htm. 119 E Martin, ‘Medical metaphors’ 239.

(23)

Verzet tegen deze ideeën kwam voort uit de zogenaamde bohemian avant garde.121 Dit was een groep

mensen die zich weinig aantrok van traditionele seksuele normen en waarden. Het waren kunstenaars, filosofen, artsen en sociale activisten. Aan het einde van de negentiende eeuw bevonden leden van deze groep zich aan de zijlijn van de maatschappij en werd hun bijdrage aan de discussie amper gehoord.122 Toen

men tijdens de Eerste Wereldoorlog ontdekte dat vrouwen zowel capabel als onmisbaar in de oorlogsinspanningen waren, kreeg deze levensfilosofie meer aanhang. Hieruit volgde dat anticonceptie en vrouwelijk genot de belangrijkste aspecten werden van seksuele hervorming in de jaren twintig.

1.4. Verlangen naar het rectum: een dieptepunt?

Geïnspireerd door het werk van Darwin probeerden artsen de seksuele driften van de mens te doorgronden en te categoriseren. Dit leidde ertoe dat de wetenschappelijke interesse in “perversiteiten” toenam, waar-onder homoseksualiteit.123 Het verband tussen seksuele reinheid en een gezonde natiestaat bracht dat

homo-seksualiteit onder de aandacht, net als schandalen in de pers. Deze paragraaf beschrijft hoe seks tussen mannen niet langer als een criminele handeling, maar als een ziekte werd begrepen, en wat dit betekende voor mannen die zichzelf als homoseksueel zagen.

‘Schande en degradatie’: homoseksualiteit in de pers.

‘Om de meest gerespecteerde namen zo te zien, sommigen van hen geassocieerd met de enorme onderneming van het stichten van het Duitse Rijk, nu blootgesteld aan algemene spot, neergegooid om het woedende volk te voeden, en om de vorst zijn naam zo door het slijk getrokken te zien worden, wat een schande en degradatie in één enkele dag!’124

In 1907 werd de Duitse prins Philip van Eulenburg ervan beschuldigd een homoseksuele affaire te hebben met de militair commandant van Berlijn, graaf Kuno von Moltke. Aangezien de prins een vertrouweling van de keizer was en Kuno een hooggeplaatste militair, ging deze affaire niet alleen over henzelf maar ook over de militaire eer van het Duitse Rijk en de mannelijkheid van haar leiders.125 Buitenlandse media smulden

van Duitslands’ vernedering, zoals het bovenstaande citaat uit het Franse blad Gaulois illustreert. De auteur van het stuk probeerde niet eens zijn leedvermaak te verhullen. In de hoop op eerherstel riepen veel Franse bladen op tot een nieuwe militaire krachtmeting tussen Frankrijk en Duitsland.126 Met hun verkeerde

sek-sualiteit hadden de leden van de Duitse elite de internationale veiligheid in gevaar gebracht.

Naast Duitsland hadden ook andere naties te kampen met sensationele rechtszaken. De meest be-kende daarvan is de rechtszaak tegen de beroemde Ierse schrijver Oscar Wilde. In 1890 werd hij tot twee

121 M Horwitz, ‘Manmade menopause’ 15. 122 Ibidem.

123 A. Clark, Desire 154-157.

124 Domeier, ‘The homosexual scare and the masculinization of German politics before World War I’, Central Europe History 47:1 (2014) 753. 125 Ibidem 738, 752.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The three coenzyme A biosynthetic enzymes from Escherichia coli, pantetheine kinase (PanK), phosphopantetheine adenylyltransferase (PPAT) and dephospho-coenzyme A

The very argument is that metric relations of power, proximity and distance co-evolve with non-Eucledian relations, and that methodologically drawing from political topography

Laat zien wat jullie bezig zijn te ontwikkelen, vanuit de multidisciplinaire capacite- it waarover de grote kantoren beschikken, en geef aan wat jullie van anderen nodig hebben om

Dit weekend zal bestaan uit een dag met lezingen en een dagexcursie naar een nader te bepalen

Behavioural economics literature related to performance and cognition The main contribution from performance related literature that is essential to this paper is Ariely

Deze thesis heeft zich gericht op het gebruik van Twitter van corporaties en ngo’s als bron in krantenartikelen, waarbij variabelen zijn meegenomen als het onderwerp van het artikel,

More importantly Chapter 3 will also discuss new strategies of patent holders namely Non Practising Entities, patent thickets and misuse by originator companies in the

De andere factoren die naast deze vier (type gebouw, kennis, actoren en emotie) bij de cases naar voren zijn gekomen, voeren indirect invloed uit. Dit gebeurt vooral via de