• No results found

Ammoniakemissie bij de gedeeltelijk verhoogde strooiselvloer voor vleeskalkoenen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ammoniakemissie bij de gedeeltelijk verhoogde strooiselvloer voor vleeskalkoenen"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

PP-uitgave no. 53

AMMONIAKEMISSIE BIJ DE

GEDEELTELIJK VERHOOGDE STROOISELVLOER

(GVSV)

VOOR VLEESKALKOENEN

Ing. T. Veldkamp

(2)

AMMONIAKEMISSIE BIJ DE

GEDEELTELIJK VERHOOGDE STROOISELVLOER (GVSV)

VOOR VLEESKALKOENEN

AMMONIA EMISSION OF THE

PARTIALLY VENTILATED LITTER FLOOR

FOR TURKEYS

Ing. T. Veldkamp

November 1996

Praktijkonderzoek Pluimveehouderij “Het Spelderholt”

PP-Uitgave no. 53

(3)

PP-uitgave no. 53. November 1996.

Losse nummers van de PP-uitgaven zijn verkrijgbaar door fl. 10,OO over te maken op girorekening 3839554 of bankrekeningnummer 30.83.04.837 t.n.v. Praktijkonderzoek Pluimveehouderij onder vermelding van PP-uitgave no...

PP-uitgave is een publicatie van Praktijkonderzoek Pluimveehouderij “Het Spelderholt”.

Redactie en administratie:

Postbus 31

7360 AA Beekbergen\Tel.nr. 055-5066500 Fax.nr. 055-5064858

Overname:

Geheel of gedeelteijk overnemen van de inhoud uit deze uitgave is toegestaan, mits de bron wordt vermeid.

(4)

VOORWOORD

Ook de kalkoenhouderij heeft te maken met de verplichting tot verlaging van de ammoniakemissie. Een jaar lang is door PP onderzoek verricht naar het effect van een gedeeltelijk verhoogde strooiselvloer op 25% van het vloeroppervlak.

Uit de resultaten blijkt dat door deze stalaanpassing de ammoniakemissie met bijna 50% kan worden verminderd.

Helaas kent het toegepaste systeem nog onvolkomenheden. De kwaliteit van het gebruikte doek laat te wensen over en daarnaast neemt de stofconcentratie toe. Kalkoenhouders die dit systeem toepassen, dienen adembeschermende apparatuur te gebruiken.

Bij de praktische toepassing van genoemd systeem dient zowel met de voordelen àls met de nadelen rekening te worden gehouden.

Eenzelfde afweging van voor- en nadelen van dit systeem geldt bij het stellen van voorschriften in het kader van de Wet Milieubeheer.

November 1996. G.W.H. Heusinkveld, directeur

(5)

INHOUDSOPGAVE

Pag. SAMENVATTING SUMMARY INLEIDING 8 MATERIAAL EN METHODE 2.1 Proefaccommodatie 2.2 Opfokperiode 2.3 A f m e s t p e r i o d e 2.4 Diermateriaal en verzorging 2.5 Metingen RESULTATEN 3.1 Technische resultaten

3.2 Debiet, staltemperatuur en buitentemperatuur 3.3 Relatieve luchtvochtigheid (RV) in en buiten de stal 3.4 Ammoniakconcentratie

3.5 Ammoniakemissie per stal

3.6 Ammoniakemissie per opgehokt dier DISCUSSIE EN CONCLUSIE 9 9 10 10 11 11 13 13 14 15 16 17 18 20 LITERATUUR 22 Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5: Bijlage 6:

plattegrond van de gedeeltelijk verhoogde strooiselvloer voersamenstelling van de verstrekte voeders in het winter- en zomerkoppel

het verloop van het debiet (m3/uur), staltemperatuur (“C) en buitentemperatuur (‘C) in de hennen- en hanenstal van het winterkoppel

het verloop van het debiet (m3/uur), staltemperatuur (“C) en buitentemperatuur (“C) in de hennen- en hanenstal van het zomerkoppel

het verloop van de relatieve luchtvochtigheid (%) van destallucht en de buitenlucht in de hennen- en hanenstal van het winterkoppel

het verloop van de relatieve luchtvochtigheid (%) van de stallucht en de buitenlucht in de hennen- en hanenstal van het zomerkoppel

(6)

Bijlage 7: Bijlage 8: Bijlage 9: Bijlage 10: Bijlage 11: Bijlage 12: Bijlage 13: Bijlage 14: Bijlage 15: Bijlage 16: Figuur 1:

het verloop van de gemiddelde ammoniakconcentratie (mg/m3) per dag in de hennen- en hanenstal van het winterkoppel

data van bijstrooien en frezen bij hennen in winterkoppel data van bijstrooien en frezen bij hanen in winterkoppel het verloop van de gemiddelde ammoniakconcen-tratie(mg/m3) per dag in de hennen- en hanenstal van het zomerkoppel

data van bijstrooien en frezen bij hennen in zomerkoppel data van bijstrooien en frezen bij hanen in zomerkoppel het verloop van de ammoniakemissie (g) per dag in de hennen- en hanenstal van het winterkoppel

het verloop van de ammoniakemissie (g) per dag in de hennen- en hanenstal van het zomerkoppel

het verloop van de cumulatieve ammoniakemissie (g) in de hennen- en hanenstal van het winterkoppel

het verloop van de cumulatieve ammoniakemissie (g) in de hennen- en hanenstal van het zomerkoppel

(7)
(8)

SUMMARY

One of the targets of the Dutch environmental policy is a 70% reduction of the ammonia emission from livestock production in the period 2000-2005 as compared to the year 1985. The Dutch turkey industry commissioned the “Spelderholt Centre for Applied Poultry Research” to investigate a possible reduction of the ammonia emission by the application of an alternative housing system for turkeys, the so-called “partially ventilated litter floor”, installed on 25% of the floor space. The principle of this system consists of the rapid drying of the turkey droppings by forcing air through the litter as to avoid the transformation of nitrogen compounds into volatile ammonia.

Ammonia emission and technical results were determined of both a winter and a summer flock. The winter flock had some trouble with the respiratory disease TRT: growth rate was reduced and the water/feed ratio was increased. The summer flock gave very satisfactory technical results.

The ammonia emission during the rearing period (from 0 to 4 weeks of age) was only 0.59 g per turkey for the summer flock and only 0.48 g per turkey for the winter flock. The same trend was observed during the whole growing period (i.e. 16 weeks for the females, 21 weeks for the males): the total ammonia emission per turkey was 141 g for the summer flock and 115 g for the winter flock. This differente was due to the combination of higher ambient temperatures and higher ventilation rates during the summer period.

The average ammonia emission per turkey per flock was 128 g and the daily average per turkey was 0.98 g. These figures are without a necessary correction for possible imperfection of the measuring device; the real ammonia emission was possibly 4 to 10% higher (i.e. 133 to 141 g ammonia per turkey per flock).

The partially ventilated litter floor stil1 has some imperfections, such as the insufficient strength of the perforated cloth and the high concentrations of dust in the air. The cloth teared during these trials, causing suboptimal air movement through the litter and increased costs.

The measured dust concentrations have to be considered unhealthy for the turkey farmer, necessitating the use of a device for respiratory protection. These findings correspond with statements from turkey farmers who have tested this housing system at farm level.

(9)

INLEIDING

De landbouw, met name de veehouderij, is verantwoordelijk voor ruim 90% van de ammoniakemissie in Nederland. Ammoniak komt bij de veehouderij vrij uit stallen, bij de opslag van mest in silo’s, gedurende het weiden van (rund)vee, bij het aanwenden van dierlijke mest en kunstmest en bij de mestbe- en verwerking (Plan van aanpak beperking ammoniak-emissie van de landbouw). Het beleid van de overheid is erop gericht dat de ammoniakemissie in de periode 2000-2005 verminderd moet zijn met 70%. In de periode 2010-2015 moet in de concentratiegebieden (waar de verzuring het ergst is) een vermindering van 90% worden bereikt en buiten die gebieden van 70%. Ook voor de kalkoenhouderij moet nagegaan worden welke emissiebeperkende maatregelen genomen kunnen worden om deze doelstelling te realiseren.

Vanaf 1991 zijn diverse huisvestingssystemen onderzocht met als doel de ammoniakemissie te reduceren via strooiseldroging.

Eén manier om de strooisellaag te beluchten is het verhogen van de strooiselvloer en lucht door de strooisellaag te blazen. Onderzoek met de zogenaamde verhoogde strooiselvloer is ook uitgevoerd bij vleeskuikens, eenden en vleeskalkoenen. De ammoniakemissie werd hierdoor aanzienlijk gereduceerd en de technische resultaten bleven hetzelfde of verbeterden. Een volledig verhoogde strooiselvloer bij vleeskalkoenen stuitte op praktische en economische bezwaren, bijvoorbeeld de ontoegankelijkheid voor werktuigen in de stal en de zeer hoge kosten. Vleeskalkoenen lopen veel meer dan vleeskuikens. Het is daarom mogelijk om slechts een gedeelte van het vloeroppervlak, daar waar de meeste mest wordt geproduceerd, uit te rusten met een verhoogde strooiselvloer.

In het onderzoek is daarom gekozen voor een gedeeltelijk verhoogde strooiselvloer op 25% van het vloeroppervlak. De meeste mest wordt geproduceerd bij de voer- en drinkwaterlijnen. Door het aanbrengen van de verhoogde strooiselvloer juist onder deze voer- en drinkwaterlijnen, wordt de verse mest en eventueel morswater direct opgevangen en gedroogd.

In het onderzoek zijn in 1995 en 1996 metingen verricht aan de gedeeltelijk verhoogde strooiselvloer op 25% van het vloeroppervlak bij een winter- en een zomerkoppel. De resultaten van deze metingen zijn vermeld in deze PP-uitgave.

(10)

2

MATERIAAL EN METHODE

Het onderzoek is uitgevoerd bij Praktijkonderzoek Pluimveehouderij “Het Spelderholt” in een geïsoleerde donkerstal met vier klimaatgescheiden hoofdafdelingen. In twee van de vier hoofdafdelingen heeft het onderzoek plaatsgevonden (afdeling 3 en 4).

Elke hoofdafdeling was opgedeeld in twee subafdelingen van elk 85 m2.

In de nok van elke hoofdafdeling hingen drie FANCOM-ventilatoren met een totale capaciteit van 24.000 m3 per uur. De ventilator in het midden was voorzien van een recirculatiekoker. In elke hoofdafdeling is geventileerd op basis van de gewenste staltemperatuur.

Voor de verlichting is gebruik gemaakt van vier dimbare TL-lampen (32W). Het gehanteerde lichtschema was 23 uur licht en 1 uur donker. Tot een leeftijd van vijf dagen is een hoge lichtintensiteit ingesteld (50 lux). Vanaf vijf dagen is het licht gedimd tot een niveau waarbij geen pikkerij voorkwam (5 lux).

2.1

Proefaccommodatie

Op 25% van het vloeroppervlak is een verhoogde strooiselvloer geïnstalleerd (zie bijlage 1). De gedeeltelijk verhoogde strooiselvloer is opgebouwd uit ijzeren roosters, die op 20 cm hoogte zijn aangebracht boven de betonvloer. De roosters worden ondersteund door kleine steunpootjes, die aan de buitenste rand van het rooster zijn bevestigd. Over de roosters is een luchtdoorlatend nylon doek (type NICOLON R 303) gespannen. Op dit doek is een dunne laag houtkrullen aangebracht. Door ventilatoren wordt stallucht onder het doek gebracht. Hierdoor ontstaat een overdruk onder het doek en het strooisel. De lucht stroomt voortdurend door de strooisellaag naar boven. Op deze manier vindt een continue droging van de strooisellaag plaats. Als strooisel zijn witte houtkrullen gebruikt. Voor de start van de proeven is in het lage (niet verhoogde) deel 5 kg strooisel per m2 ingestrooid. Op het verhoogde deel is 2 kg strooisel per m2 ingestrooid. Als de strooiselconditie tijdens de mestperiode daartoe aanleiding gaf, werd er bijgestrooid.

In de proef is het twee-leeftijdensysteem nagebootst, zoals dat in de praktijk het meest voorkomt. Daarbij worden hanen en hennen in een opfokstal gescheiden opgefokt tot een leeftijd van vier weken. Vervolgens gaan de hanen naar afmeststallen en blijven de hennen in de opfokstal. De hennen worden op circa 16 weken en de hanen op circa 21 weken leeftijd afgeleverd. Als de hennen zijn afgeleverd en de opfokstal is gereinigd en ontsmet, wordt een nieuw koppel vleeskalkoenen opgezet. In de proef zijn alle vleeskalkoenen gedurende de eerste vier weken in de hennenstal (opfokstal) opgefokt. Op vier weken leeftijd werden de hanen overgeplaatst naar de hanenstal (afmeststal). Het twee-leeftijdensysteem is in figuur

1 (blz 38) schematisch weergegeven.

Het onderzoek is uitgevoerd met een winter- en een zomerkoppel. De meetperioden zijn in tabel 2.1 weergegeven.

(11)

Tabel 2.1: productie - c.q. meetperiode in winter- en zomerkoppel.

Winterkoppel Aantal dagen Zomerkoppel Aantal dagen

H e n n e n 2 l -l l -‘95t/m 1503-‘96 1 1 6 10-05’96t/m 29-08-‘96 1 1 2 H a n e n 2 l -l l -‘95t/m 16-04-‘96 1 4 8 I O-05-‘96t./m Ol -I O-‘96 1 4 5

2.2

Opfokperiode

De opfok in de eerste week was in gazen opfokringen. Hierdoor wordt slechts een klein deel van het strooiseloppervlak bezet door de vleeskalkoenen. De bezetting bedroeg twintig vleeskalkoenen per m2. Per subafdeling waren twee opfokringen geplaatst. In de ene opfokring zijn de hanen geplaatst, in de andere de hennen. De opfok gedurende de eerste week geschiedde in het lage deel, Gedurende de eerste week hadden de vleeskalkoenen per opfokring de beschikking over vier minidrinkers, twee ronddrinkers (PLASSON) en vier voerpannen (LACO).

Een subafdeling is de eerste dagen verwarmd door twee gasstralers (ALKE; 3,6 kW). Indien nodig werd deze plaatselijke verwarming ondersteund met ruimtelijke verwarming door middel van centrale verwarmingsbuizen.

Na zeven dagen is de opfokring verwijderd en kregen de vleeskalkoenen de halve subafdeling. De hanen en hennen bleven gescheiden door middel van een gazen afscheiding. De bezetting bedroeg veertien vleeskalkoenen per m2. De hennen kregen de halve afdeling met de verhoogde vloer tot hun beschikking, de hanen de halve afdeling in het lage deel.

Op twaalf dagen leeftijd werd de gasstraler hoger gehangen en tot een leeftijd van zes weken is geleidelijk overgegaan op ruimtelijke verwarming.

2.3

Afmestperiode

De hanen werden op vier weken leeftijd overgeplaatst naar de hanenstal (afmest-stal). Zowel de hanen als de hennen kregen vanaf vier weken de gehele subafdelingen tot hun beschikking. De hanen konden vanaf vier

weken

dus ook op het verhoogde deel. De bezetting vanaf vier weken leeftijd was 3,3 haan per m2 en 5,0 hennen per m2.

De subafdelingen bij de hennen waren ingericht met één voer- en drinkwaterlijn boven het verhoogde deel. De voerlijn bestond uit vijf voerpannen en de waterlijn uit vier ronddrinkers

(PLASSON). In het lage deel was dus geen voer en water beschikbaar.

De subafdelingen bij de hanen waren ook ingericht met één voer- en drinkwaterlijn boven het verhoogde deel. De voerlijn bestond hier uit vier voerpannen en de waterlijn uit drie ronddrinkers (PLASSON). In het lage deel was ook geen voer en water beschikbaar. Vanaf een leeftijd van 10 weken werd gestreefd naar een afmesttemperatuur van 16’C.

(12)

2.4

Diermateriaal en verzorging

In de proef zijn vleeskalkoenen ingezet van het merk British United Turkeys Big 6. In zowel het winter- als zomerkoppel zijn per subafdeling 280 hanen of 425 hennen geplaatst. De vleeskalkoenen zijn op de broederij gesnavelkapt met de stroombrugmethode (LASER). De vleeskalkoenen uit het winterkoppel zijn op de broederij gevaccineerd tegen NCD en de vleeskalkoenen uit het zomerkoppel zijn in de stal gevaccineerd tegen TRT. Later in de mestperiode zijn deze vleeskalkoenen gevaccineerd tegen NCD.

De vleeskalkoenen werden ad lib gevoerd met een standaard handelsvoer, overeen-komstig de richtlijn van de fokkerij-organisatie. Er is een vijf fasen-voerprogramma gehanteerd. De verschillende fase-voeders zijn op de volgende leeftijden verstrekt:

Fase I 0 - 3 weken

Fase II 3 - 6 weken

Fase 111 6 - 9 weken

FaseIV 9 - 15 weken

Fase V 15 - 21 weken

De voersamenstellingen van de verstrekte voeders aan het winter- en zomerkoppel zijn weergegeven in bijlage 2. Van vier tot twaalf weken leeftijd is tweemaal per week maagkiezel verstrekt ter onderdrukking van pikkerij. Water was continu beschikbaar voor de dieren.

2.5

Metingen

Voor het bepalen van de ammoniakemissie werd ammoniakconcentratie gemeten in de afvoerlucht van de

het ventilatiedebiet en de hoofdafdelingen, gedurende de hele proefperiode. De continue metingen vonden plaats via meetventilatoren en NHs -NOx converters en een NOx analyzer This model 42 I (Bleijenberg en Ploegaert, 1994). De

lucht-monsters werden getransporteerd via geïsoleerde en verwarmde monsternameleidingen (verwarmingslint 13 W/m en teflonslang FEP tubing 4,35 x 6,35 mm) naar de analyzer. Vanaf 21-l l-‘95 werd ook de ammoniakconcentratie gemeten van de aanvoerlucht. Hiermee werd de ammoniakemissie gecorrigeerd.

Om de ammoniakmetingen te kunnen controleren werd van de meetopstelling een logboek bijgehouden. Tweemaal per week werd de analyzer gecalibreerd met behulp van een gecertificeerd calibratiegas (5 40 ppm NO in N2; 80% van de schaal). Ook werd tweemaal per week in de stal de NHs-concentratie gemeten met behulp van Kitagawa detectiebuisjes (tube no. 105 SD). Deze concentratie werd vergeleken met de waarde van de analyzer. Indien een geringe afwijking werd geconstateerd, werd een andere door het IMAG gespoelde en gecalibreerde converter opgehangen. Was de waarde hierna goed, dan bleef de “nieuwe” converter hangen en kon uit het verschil het omzettingspercentage van de “oude” converter berekend worden. De niet goed functionerende converters werden bij de leverancier (Matthëus) gerepareerd.

De omzettingsefficiëntie varieerde tussen de 90 en de 96%. De waarnemingen zijn hier niet voor gecorrigeerd.

(13)

Daarnaast werd dagelijks de werking van de analyzer gecontroleerd.

Op 7-l l-‘95 zijn bij hoofdafdelingen 3 en 4 de metingen van het ventilatiedebiet gecontroleerd. Hierbij werd een module gebruikt waarin een Fancom meetwaaier (serienummer: 4326005.00/10536) was geplaatst met dezelfde doorsnede als de meetventilatoren. Deze meetwaaier is doorgemeten volgens de normen: DIN 1952, NBN 688 en BS 848. Aan de aanwezige meetventilatoren zijn metingen verricht om de relatie tussen luchtdebiet en het toerental van de betreffende meetventilatoren te bepalen. Door de relatie tussen het toerental van de meetwaaier en in de hoofdafdelingen 3 en 4 aanwezige meetventilatoren op te meten, is vervolgens de relatie tussen het luchtdebiet en het toerental van de aanwezige meetventilatoren afgeleid.

Op basis van de op 7-1 l-‘95 verrichte metingen werd met behulp van de omrekeningsformule:

(((aantal pulsen/uur x 10 x 6,79)/aantaI waarnemingen per uur) + (234x3))

omgerekend naar het ventilatiedebiet in m 3/uur. De pulsen van de meetventilatoren werden continue weergegeven, en iedere 10-12 minuten opgeslagen in de TOLK computer.

De gegevens van de ammoniakmetingen werden verzameld op een memorycard en uitgelezen en overgezet op een personal computer. Daarna werden ze bewerkt met door PP ontwikkelde programmatuur. Om de ammoniakconcentratie te berekenen werd de volgende formule gebruikt:

(waarde : (5 monsters per seconde x 4095 bit)) x maximaal voltsignaal x schaalfactor x factor ppm = mg NH3/m3.

Uit de ammoniakconcentratie en het ventilatiedebiet werd eerst de ammoniakemissie per uur berekend en daarmee het daggemiddelde. Hieruit is een cumulatieve ammoniakemissie berekend. Deze is gedeeld door het aantal opgehokte dieren. Dit geeft per meetperiode de ammoniakemissie in grammen per opgehokt dier.

Via klimaatcomputers werd de staltemperatuur en de relatieve vochtigheid van de stallucht continu geregistreerd. Hiervoor werden een droge en natte temperatuuropnemer (type PT 100) van Fancom gebruikt. Voor gegevens over de buitentemperatuur en de relatieve vochtigheid van de buitenlucht is voor het winterkoppel gebruik gemaakt van gegevens van het KNMI, vliegveld Deelen. Voor het zomerkoppel is gebruik gemaakt van gegevens van een eigen weerstation.

Naast de ammoniakmetingen zijn ook een aantal technische kenmerken verzameld. De voeropname, de wateropname en de uitval werden dagelijks geregistreerd. Eenmaal per vier weken zijn steekproefwegingen uitgevoerd om het gemiddeld gewicht van het koppel vast te stellen.

(14)

3

RESULTATEN

De resultaten worden afzonderlijk weergegeven van het winter- en het zomerkoppel.

3.1

Technische resultaten

Win terkoppel

De hennen en hanen zijn afgeleverd op technische resultaten staan in tabel 3.1.

respectievelijk 116 en 148 dagen leeftijd. De

Tabel 3.1: technische resultaten (winterkoppel).

Sekse Eindgewicht Voer- Uitval Voer Water Waterboer

(9) conversie (%) (kg/dier) (I/dier) verhouding

Hen 10347 2,58 692 26,7 40,l 175

Norm 9547 2,57

Haan 18957 2,72 15,o 51,6 98,0 199

Norm 18624 2,70

De hennen zijn zeer goed gegroeid. Het gemiddelde eindgewicht van deze dieren was 8,4% boven de norm.

Bij de hanen is op een leeftijd van 16 weken TRT (ademhalingsziekte) opgetreden. De vleeskalkoenen zijn daarna matig gegroeid. Het gemiddelde eindgewicht van de hanen was 1 ,O% boven de norm. De voederconversie is goed bij de behaalde gewichten, Het waterverbruik van de hennen was normaal. De hanen hebben vanaf 16 weken zeer veel water opgenomen als gevolg van voornoemde ziekte. De water/voer-verhouding van de hennen is in een normale situatie hoger dan van de hanen. Door de ziekteproblemen bij de hanen is de water/voer-verhouding bij de hanen hoger dan bij de hennen.

Zomerkoppel

De hennen en hanen zijn technische resultaten staan

afgeleverd op respectievelijk 112 en 145 dagen leeftijd. De in tabel 3.2.

Tabel 3.2: technische resultaten (zomerkoppel).

Sekse

Hen Norm Haan Norm

Eindgewicht Voer- Uitval Voer Water Waterlvoer

(9) conversie (%) (kgldier) (I/dier) verhouding

10284 2,40 9,3 25,3 48,l 179

9273 2,52

19127 2,64 10,6 50,5 83,8 197

(15)

Tijdens deze ronde hebben zich geen problemen voorgedaan met ziekte. De hennen en hanen zijn zeer goed gegroeid. Het gemiddelde gewicht van de hennen lag 11% boven de norm, dat van de hanen 10%. De voederconversie is zeer goed bij deze behaalde gewichten. Het waterverbruik was normaal in dit koppel. De water/voer-verhouding was bij de hennen hoger dan bij de hanen.

3.2

Debiet, staltemperatuur en buitentemperatuur

De starttemperatuur was bij beide koppels gelijk. De hennen en hanen bevonden zich de eerste vier weken in dezelfde afdeling, zodat per koppel beide seksen bij dezelfde temperatuur waren gehuisvest en hetzelfde debiet is gerealiseerd.

Winterkoppel

De gemiddelde temperaturen (stal en buiten) en het ventilatiedebiet in de stallen is weergegeven in tabel 3.3; het verloop hiervan is weergegeven in bijlage 3.

Tabel 3.3: gemiddelde stal- en buitentemperatuur, ventilatiedebiet per stal en ventilatiedebiet per dier voor de hanen en de hennen in het winterkoppel.

. Hanenstal

Hennenstal

Staltemperatuur Buitentemperatuur Ventilatiedebiet Ventilatiedebiet

(“C) (OC) (m3/uur stal) (m3/uur dier)

16,5 XO 3065 595

18,8 170 2916 374

De gemiddelde staltemperatuur was in de hennenstal iets hoger dan in de hanenstal. Dit is het gevolg van de hoge temperatuur in de hennenstal tijdens de eerste vier weken. De opfok van de dieren vond immers in deze stal plaats. Vanaf vier weken was de temperatuur in de

hennen- en de hanenstal gelijk.

Het gemiddelde debiet was in de hanenstal iets hoger dan in de hennenstal. Dit is mede veroorzaakt door het lage ventilatieniveau in de hennenstal gedurende de opfokperiode. Vanaf vier weken leeftijd is bij de hennen iets meer geventileerd dan bij de hanen. Vanaf zestien weken leeftijd liep het ventilatieniveau bij de hanen iets op. Dit is een direct gevolg van de stijgende buitentemperatuur en de warmteproductie van de vleeskalkoenen.

De gemiddelde buitentemperatuur was gedurende de meetperiode I’C. In bijlage 3 is duidelijk te zien dat er meer is geventileerd naarmate de buitentemperatuur hoger was.

Zomerkoppel

In tabel 3.4 zijn de gemiddelde temperaturen (stal en buiten) en het ventilatiedebiet in de stallen weergegeven; het verloop hiervan is weergegeven in bijlage 4.

(16)

Tabel 3.4: gemiddelde stal- en buitentemperatuur, ventilatiedebiet per stal en ventilatiedebiet per dier voor de hanen en de hennen in het zomerkoppel.

Staltemperatuur Buitentemperatuur Ventilatiedebiet Ventilatiedebiet

(“C) (“C) (m3/uur stal) (m3/uur dier)

Hanenstal 19,0 15,7 8621 154

Hennenstai 21,6 15,7 8651 10,2

De gemiddelde staltemperatuur was in de hennenstal iets hoger dan in de hanenstal. Dit is weer het gevolg van de opfokperiode in de hennenstal. Vanaf vier weken is dezelfde afmesttemperatuur gerealiseerd in de hennen- en de hanenstal. Het gemiddelde debiet was in beide stallen ongeveer gelijk. In het zomerkoppel is ongeveer driemaal zoveel geventileerd dan in het winterkoppel. Door de hogere buitentemperaturen en een gehanteerde streef-temperatuur van 16-17’C was het debiet aanzienlijk hoger dan in het winterkoppel. In bijlage 4 is duidelijk te zien dat het ventilatiedebiet toenam naarmate de buitentemperatuur hoger werd. De gemiddelde buitentemperatuur was 15,7’C.

3.3

Relatieve luchtvochtigheid (RV) in en buiten de stal

Win terkoppel

In tabel 3.5 is de gemiddelde RV in de hennen- en hanensta ,I het verloop is weergegeven in bijlage 5.

en de RV buiten weergegeven;

Tabel 3.5: gemiddelde RV in de hennen- en hanenstal bij het winterkoppel.

en de gemiddelde RV buiten

RV (%)

Hennenstal 53,3

Hanenstal 56,7

Buiten 83,5

In bijlage 5 is te zien dat de RV bij de start van het winterkoppel zeer laag was. Het verwarmen van de hennenstal in de opfokperiode heeft een lage RV tot gevolg. De RV liep daarna vrij snel op tot circa 50%, omdat er nog weinig werd geventileerd. Na anderhalve week is het ventilatieniveau hoger ingesteld, waardoor de RV in de hennenstal weer afnam; na vier weken nam deze weer toe en daarna was de RV gelijk in de hennen- en de hanenstal. De buiten RV is hoog geweest tijdens de meetperiode. Tot een leeftijd van acht weken benaderde de buiten RV enkele malen de .l OO%, daarna werd de buiten RV lager. Als gevolg hiervan en door de productie van drogere mest vanaf twaalf weken leeftijd, daalde de RV in de stallen ook in deze periode.

(17)

Zomerkoppel

In

tabel 3.6 is de gemiddelde RV in de hennen- en hanenstal en de RV buiten weergegeven; het verloop is weergegeven in bijlage 6.

Tabel 3.6: gemiddelde RV

in de hennen- en de hanenstal en de gemiddelde

RV buiten bij het zomerkoppel.

RV (%)

Hennenstal 56,4

Hanenstal 59,4

Buiten 62,l

De RV was laag bij de opzet van de vleeskalkoenen (circa 10%) in de hennenstal. Het verwarmen van de stal heeft een verlagend effect op de RV. Vrij snel na de start van het zomerkoppel nam de RV toe tot ongeveer 50% . De RV in de stal volgde vanaf vier weken leeftijd dezelfde curve als de RV buiten. De lijnen lopen vrijwel parallel, doordat er niet werd gestookt in de stal. Vanaf vier weken leeftijd was de RV in de hennenstal iets hoger dan in de hanenstal.

3.4

Ammoniakconcentratie

Win terkoppel

Het verloop van de gemiddelde ammoniakconcentratie per dag van het winterkoppel is weergegeven in bijlage 7.

De ammoniakconcentratie liep pas vanaf zes weken leeftijd op tot ongeveer 15 mg/m3 in de hennenstal en ongeveer 8 mg/m3 bij de hanen. De hoogste ammoniakconcentraties zijn gemeten in de periode van zes

weken

tot 16 weken Na 16 weken nam de concentratie weer af. Verder zijn in bijlage 7 diverse pieken en dalen te zien. De ammoniak-concentratie stijgt als het ventilatiedebiet afneemt en omgekeerd. Er is niet gefreesd in de strooisellaag in het lage gedeelte. Wel is het strooisel op het doek enkele malen losgemaakt met een riek. De ammoniakpieken zijn het gevolg van het frezen van het strooisel.

De gemiddelde ammoniakconcentratie per dag was in de hennenstal 8,5 mg/m3 en in de hanenstal 8,0 mg/m3. De hogere ammoniakconcentratie in de hennenstal is vooral veroorzaakt in de eerste 12 weken van de mestperiode. Vanaf 12 weken leeftijd was de ammoniakconcentratie in de hennenstal ongeveer hetzelfde als in de hanenstal. De tijdstippen waarop is bijgestrooid en in de strooisellaag is gewerkt in de hennenstal zijn weergegeven in bijlage 8. In de hennenstal is zeven keer bijgestrooid en is het strooisel op de verhoogde vloer negen keer losgemaakt. In totaal is 6,8 kg houtkrullen per vierkante meter verbruikt. De tijdstippen waarop is bijgestrooid en waarop het strooisel op de verhoogde vloer is bewerkt in de hanenstal zijn weergegeven in bijlage 9.

(18)

strooiselverbruik in de hennenstal.

Zomerkoppel

Het verloop van de gemiddelde ammoniakconcentratie per dag van het zomerkoppel is weergegeven in bijlage 10. De ammoniakconcentratie in de opfokperiode liep evenals in het winterkoppel pas vanaf zes weken op. De gemiddelde ammoniakconcentratie per dag was in de hanenstal 4,0 mg/m 3 en in de hennenstal 2,9 mg/m 3. Dit zijn veel lagere concentraties dan in het winterkoppel. In het zomerkoppel is over de gehele mestperiode meer geventileerd dan in het winterkoppel, omdat op een streeftemperatuur van 16-17 ‘C is geventileerd. Bij een hoger ventilatieniveau neemt de ammoniakconcentratie in de stallen af. De lagere gemiddelde ammoniakconcentratie in de hennenstal is te verklaren door de lage concentraties in de eerste zes weken van de mestperiode. Vanaf zes weken leeftijd was de ammoniakconcentratie in de hennenstal ongeveer gelijk aan die in de hanenstal.

De tijdstippen waarop is bijgestrooid en gefreesd in de hennenstal zijn weergegeven in bijlage

11. In de hennenstal is acht keer bijgestrooid en is het strooisel op de verhoogde vloer zeven keer bewerkt. In totaal is 7,l kg houtkrullen per vierkante meter verbruikt.

De tijdstippen waarop is bijgestrooid en gefreesd in de hanenstal zijn weergegeven in bijlage 12. In de hanenstal is vier keer bijgestrooid en is het strooisel zes keer bewerkt. Er is totaal 5,5 kg houtkrullen per vierkante meter verbruikt.

In de hennenstal is dus meer strooisel verbruikt dan in de hanenstal.

3.5

Ammoniakemissie per stal

Er is bij de verwerking van de ammoniakgegevens niet gecorrigeerd voor de omzettings-efficiëntie. De werkelijke ammoniakemissie kan hierdoor 4 tot 10% hoger zijn geweest.

Win terkoppel

Het verloop van de gemiddelde ammoniakemissie per stal per dag van het winterkoppel is weergegeven in bijlage 13.

De ammoniakemissie per dag was vanaf vier weken leeftijd in de hennenstal aanzienlijk hoger dan in de hanenstal. Dit verschil is vooral veroorzaakt door de hogere ammoniak-concentraties in de hennenstal in vergelijking met de hanenstal. Het ventilatiedebiet was vanaf vier weken in de hennenstal ook iets hoger dan in de hanenstal. De gemiddelde ammoniakemissie per dag was in de hanenstal 621 g, in de hennenstal 714 g.

Zomerkoppel

Het verloop van de gemiddelde ammoniakemissie per stal per dag van het zomerkoppel is weergegeven in bijlage 14.

De ammoniakemissie per stal per dag was in de hennenstal vanaf zes weken leeftijd hoger dan in de hanenstal. Dit verschil is kleiner dan in het winterkoppel. De gemiddelde ammoniakemissie per dag was in de hanenstal 864 g, in de hennenstal 777 g. Vanaf 16 weken leeftijd is de ammoniakemissie per dag in de hanenstal op een hoger niveau in vergelijking met het winterkoppel. Dit brengt de gemiddelde ammoniakemissie per dag van

(19)

de hanenstal boven die van de hennenstal.

3.6

Ammoniakemissie per opgehokt dier

In tabel 3.7 zijn de ammoniakgegevens van hennen- en hanenstal in de zomer- en winterperiode weergegeven.

Tabel 3.7: ammoniakgegevens van hennen- en hanenstal

in

de

zomer-

e n winterperiode. Winter Winter Hennenstal Hanenstal Zomer Hennenstal Zomer Hanenstal Aantal mestdagen 116 148 112 145

Aantal dieren eerste vier weken 1410 (850 hennen 1410 (850 hennen en 560 hanen) en 560 hanen)

Cumulatieve NH3-emissie per stal (g) 673 tot + 4 weken

NH3-emissie per opgehokt dier (g)* tot 0,48 A 4 weken

Aantal dieren na vier weken 850 560 850 560

Cumulatieve NHz-emissie per stal na 82144 74479 86237 100189

vier weken (g)*

NH3-emissie per opgehokt dier *na vier 96,6 133,o 101,5 178,9 weken (g)

NH3-emissie per opgehokt dier over 97,l 133,5 102,o 179,5 gehele mestperiode (g)

Gemiddeld NH3-emissie per opgehokf 0,84 0,90 0,91 1,24 dier per dag (g)* over de gehele

mestperiode

* Er is niet gecorrigeerd voor de omzettingsefficiëntie van de convetter.

Winterkoppel

Het verloop van de cumulatieve ammoniakemissie per stal van het winterkoppel is weergegeven in bijlage 15. De cumulatieve ammoniakemissie per opgehokte kalkoen was in de opfokperiode tot circa 4 weken leeftijd voor de hennen en de hanen per definitie hetzelfde, omdat de opfok van beide seksen in dezelfde stal plaatsvond. De cumulatieve ammoniakemissie tot vier weken leeftijd was 673 g. De eerste vier weken bevonden zich 1410 dieren (850 hennen en 560 hanen) in de stal. De

ammoniakemissie per haan of per hen was in deze periode 0,48 g. In de periode vanaf vier weken leeftijd was de cumulatieve ammoniakemissie in de hennenstal 82144 g, in de hanenstal 74479 g. Tijdens de afmestperiode bevonden zich 850 hennen of 560 hanen in de stal. De ammoniakemissie per hen was 96,6 g, per haan 133,0 g. Over de gehele mestperiode is per hen 97,l g ammoniak geëmitteerd en per haan 133,5 g. De ammoniakemissie per opgehokt dier bedroeg 115 g. De gemiddelde ammoniakemissie per

(20)

Zomerkoppel

Het verloop van de cumulatieve ammoniakemissie per stal van het zomerkoppel is weergegeven in bijlage 16. De cumulatieve ammoniakemissie tot vier weken leeftijd was 826 g. Er bevonden zich de eerste vier weken 1410 dieren (850 hennen en 560 hanen) in de stal. De ammoniakemissie per haan of per hen was in deze periode 0,59 g. Vanaf vier weken leeftijd was de cumulatieve ammoniakemissie in de hennenstal 86237 g, in de hanenstal 100189 g. TijdenSde afmestperiode bevonden zich 850 hennen in de stal of 560 hanen. De ammoniakemissie per hen was lol,5 g en per haan 178,9 g. Over de gehele mestperiode is per hen 102,O g ammoniak geëmitteerd en per haan 179,5 g. De ammoniakemissie per opgehokt dier bedroeg 141 g.

De gemiddelde ammoniakemissie per dag is bij de hennen 0,91 g, bij de hanen 1,24 g.

Gemiddeld over een winter- en een zomerkoppel is 128 g ammoniak per opgehokt dier geëmitteerd. Dit is per dag gemiddeld 0,98 g ammoniak per opgehokt dier.

(21)

4

DISCUSSIE EN CONCLUSIE

Gedurende een winter- en een zomerkoppel zijn ammoniakmetingen bij de gedeeltelijk verhoogde strooiselvloer op 25% van het vloeroppervlak uitgevoerd bij kalkoenhennen en -hanen. De vastgestelde ammoniakemissies kunnen worden gebruikt voor het berekenen van de ammoniakemissie per opgehokt dier per jaar voor de gedeeltelijk verhoogde strooiselvloer ten behoeve van de Uitvoeringsregeling Ammoniak en Veehouderij (UAV).

Het winter- en zomerkoppel hadden een verschillende mestduur. Ammoniakmetingen uitgevoerd over de gehele mestperioden. Ook in de berekeningen is met ammoniakemissie van de gehele mestperiode gerekend. De ammoniakemissie van winterkoppel is dus op een ander aantal mestdagen gebaseerd dan het zomerkoppel.

zijn de het

Het principe van mestdroging via de gedeeltelijk verhoogde strooiselvloer werkt goed. Het gebruikte doek gaat echter te snel stuk. Tijdens de mestperiode ontstonden er vele scheuren in het doek. Ook op praktijkbedrijven treedt dit probleem op. Soms moet na één of twee ronden het doek al worden gerepareerd of zelfs vervangen. De kosten per kalkoen nemen dan toe, waardoor het systeem economisch onaantrekkelijk wordt.

De behaalde technische resultaten waren in beide mestronden goed. In het winterkoppel waren de gewichten iets boven de norm. In de laatste 16 weken van de mestperiode zijn de kalkoenhanen ziek geworden. De gewichten van de hennen en de hanen in het zomerkoppel waren ongeveer 10% boven de normgewichten. De voederconversies waren overeen-komstig de norm. Het hoge waterverbruik bij de hanen in het winterkoppel werd veroorzaakt door de TRT.

De gemiddelde staltemperatuur bij het zomerkoppel was zowel in de hennenstal als in de hanenstal ongeveer 2,5’C hoger dan bij het winterkoppel. De gemiddelde staltemperatuur in de hennenstal was iets hoger dan in de hanenstal. Dit werd met name veroorzaakt door de hoge staltemperaturen in de opfokstal gedurende de eerste vier weken. Het ventilatie-debiet was in het zomerkoppel ongeveer driemaal zo hoog dan in het winterkoppel. De streeftemperatuur in de stal was 16 ‘C. Om in de zomerperiode deze temperatuur na te streven, moet er meer worden geventileerd dan in de winterperiode.

De relatieve luchtvochtigheid in de stal was in de winterperiode ongeveer gelijk aan die in zomerperiode. Er moest in de winter veel worden bijgestookt waardoor de RV afneemt.

De ammoniakconcentratie in de stal was in de winterperiode hoger dan in de zomerperiode. Dit wordt veroorzaakt door het lagere ventilatieniveau.

Bij de hennen is in het zomer- en winterkoppel ongeveer evenveel bijgestrooid. Bij de hanen is in het winterkoppel tweemaal zo vaak bijgestrooid als in het zomerkoppel. Het strooisel op de verhoogde vloer moest zowel in het zomer- als winterkoppel ongeveer zeven keer worden losgemaakt om voldoende beluchting door het strooisel te behouden. De gedeeltelijk verhoogde strooiselvloer heeft als nadeel dat door de beluchting van het strooisel zeer veel stof in de stal wordt geblazen. Werken met ademhalingsbeschermende apparatuur was

(22)

Uit het onderzoek is gebleken dat de ammoniakemissie, gemeten over een winter- en een zomerkoppel, gemiddeld per mestronde 128 g per opgehokt dier bedraagt en gemiddeld 0,98 g per opgehokt dier per dag. Er is bij de verwerking van de ammoniakgegevens niet gecorrigeerd voor de omzettingsefficiëntie van de converter. Hierdoor kan de werkelijke ammoniakemissie 4 tot 10% hoger zijn geweest.

De ammoniakemissie per opgehokt dier per mestronde is bij het traditionele houderijsysteem 247 gram. Bij toepassing van de gedeeltelijk verhoogde strooiselvloer op 25% van het vloeroppervlak werd de ammoniakemissie gereduceerd met 48% tot 128 gram per opgehokt dier per mestronde.

(23)

5

LITERATUUR

Anonymous (1987)

Factoren voor de NHs-emissie uit de stal (inclusief de emissie van de mest die in de stal is opgeslagen), uitgedrukt in kg NH3 per dierplaats per jaar.

Ecologische Richtlijn (Ministeries L&V en VROM, 1987) Anonymous (1993)

Beoordelingsrichtlijn in het kader van Groen Label stallen, 1993. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Den Haag, 32 pp.

Bleijenberg, R., J.M.M. Ploegaert (1994)

Handleiding meetmethode ammoniakemissies uit mechanisch geventileerde stallen: apparatuur, installatie en gegevensverwerking.

(24)

9600

3200 I ---- _---I

I

I t I

I

I

I t

I I

I ,_,_---,---I ___---t

1 t

I

I

I

1 I

I I

I

1

0 0

--- ---

X

?

0 0 12800

gedeeltelijk

verhoogde

strooiselvloer

6650 ) 2100 6650 *#

/j$‘/

rooster

’ /,/ 5 0

= kalkoendrinker

x

= voederpan

200 ]

(25)

Bijlage 2:

voersamenstelling van de verstrekte voeders in het winter- en

zomerkoppel

Winterkoppel Fasevoeder I II 111 IV V OE kuikens (MJ/kg) í1,72 12,33 12,35 OE kuikens (kcal) 265 2650 R u w e i w i t k gper 283 265 235 185 171

Ruw vet per kg 65 56 62 55 53

Ruwe celstof kgper 35 35 40 35 40

As 79 74 73 61 52 Vert. Iysine 14,4 13,l 11,7 w 773 Vert. me thionine 496 375 238 Vert. methionine+cystine 998 899 778 692 594 Calcium 11,9 11,5 10,9 872 730 Totaal Fosfor 891 798 793 632 593 Opneembaar Fosfor 478 4,6 493 376 278 Kalium 11,l 10,4 898 7,2 678 Zomerkoppel Fasevoeder I II 111 IV V OE kuikens (MJ/kg) 11,08 11,09 11,72 12,34 12,35 R u w e i w i t k gper 266 246 222 186 161

Ruw vet kgper 53 35 49 61 45

Ruwe celstof kgper 40 40 40 40 40

As 86 72 67 60 52 Vert. lysine 14,4 13,l 11,5 9s) 773 Vert. methionine 632 576 4,8 3,6 370 Vert. methionine+cystine 998 899 798 692 574 Calcium 12,l 11,6 11,o 930 731 Totaal Fosfor 890 796 7,2 671 571 Opneembaar Fosfor 438 496 493 335 238 Kalium 10,2 974 891 774 625

(26)

Bijlage 3:

het verloop van het debiet (m3/uur), staltemperatUur (‘C) en

buitentemperatuur (‘C) in de hennen- en hanenstal van het

win-terkoppel

(27)

Bijlage 4:

het verloop van het debiet (m3/uur), staltemperatuur (“C) en

buitentemperatuur (‘C) in de hennen- en hanenstal van het

zo-merkoppel

(Jnn/wJ)

wqap

.

(sPu=nou)

10 0 F l--. l ,. ) : .: ‘,I ‘, ,

(28)

Bijlage 5:

het verloop van relatieve luchtvochtigheid (%) van de stallucht

en de buitenlucht in de hennen- en hanenstal van het

winter-koppel

(29)

Bijlage 6:

het verloop van relatieve luchtvochtigheid (%) van de stallucht

en de buitenlucht in de hennen- en hanenstal van het

zomer-koppel

(30)

Bijlage 7:

het verloop van de gemiddelde ammoniakconcentratie (mg/m3)

(31)

Bijlage 8:

data van bijstrooien/strooiseIbewerken bij hennen in het

winter-koppel

lnwwwwwwww mmmmmmcnmm - - m - - 0 - - -I I I I I I I I I 0000000 cvddFtr-ldFlwcv I I I I I I I Fioooooooo V)COWCVQ\Nf- I I I I I I I I I .-00~cvcu00 cv000l-l~rlr-ldOCVrncoOrlCVNln

(32)

Data van

bijstrooie.n/strooiseIbewerken

bij hanen in

winterkoppel

bijstrooien

ö5-OP'96

I

160Ol-'96

220Ol-'96

o7-02-'96

1%02-'96

27002-'96

180030'96

20012-'95

o8-Ol-'96

lo-OP-'96

11-ol-'96

120ol-'96

12-02-'96

strooisel bewerken

21

NOV

19

DEC

16

JAN

13

FEB

12

MRT

09

APR

datum

(33)

Bijlage 10:

het verloop van de gemiddelde ammoniakconcentratie (mg/m3)

per dag in de hennen-en hanenstal van het zomerkoppel

(34)

Data

van

bijstrooien/strooiseIbewerken

bij hennen in zomerkoppel

r

bijstrooien

260060'96 03-07-'96 09-070'96 17007-'96 OS-080'96 08-080'96 16-08-'96 20-08-'96 17-06-'96 28-06-'96 02-07-'96 31-07-'96 OS-08-'96 12-08-'96 23-08-'96

strooisel

bewerken

10 MEI

05

02

datum

(35)
(36)

Bijlage 13:

het verloop van de ammoniakamissie (g) per dag in de

hennen-en hanhennen-enstal van het winterkoppel

(37)

emissie

11111

emissie

hennen

hanen

MEI

07 JUN

05 JUL

02 AUG

30 AUG

27 SEP

datum

(38)

Bijlage 15:

het verloop van de cumulatieve ammoniakamissie

in de hennen- en hanenstal van het winterkoppel

(9)

Per dag

\ \ \ 1 l \ \ \ \ \ \ \ \ \ \ \ \ \ \ \ \ \ \ \

(39)

Bijlage 16:

het verloop van de cumulatieve ammoniakamissie (g) per dag

in de hennen- en hanenstal van het zomerkoppel

1 \ \ \ \ \ \ 1 i \ \ \ \

(40)

Figuur 1:

bezetting van de stallen

opfok-/hennen-afmeststal

4

weken

hanen

en

12 weken

hennen

4

weken

hennen

en

12 weken

hennen

afmest-/hanenstal

17 weken

17 weken

!

hanen

hanen

i

afmest-/hanensta!

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De grafieken geeft een overzicht van alle gevangen vis wat betekent dat er geen onderscheid is gemaakt tussen kleine of grote vis.. Figuur 4-5 De vangst in aantallen

Deze metingen werden op elk object na de vochtmetingen ter plaatse verricht. De grondwaterstandbuizen stonden bij de gamma meetopstellingen, terwijl tevens in de

Het gemiddeld vru'chtgewicht werd verkregen door het gewicht van de te veilen vruchten te delen door het aantal.. Percentage

De grootste bijdrage aan de houdbaarheid van Helleborus orientalis Queens snijbloemen in de verschillende proeven is geleverd door het gebruik van snijbloemenvoedsel

Ook hier zou na de eerste reactie van het dier op de stick de test kunnen worden afgebroken omdat tussen de 30 en 40% van de dieren geen tweede gedrag en tussen de 80 en 90% van

De combinatieoplossing voldoet aan de viif criteria aan het eind van deel I zijn geformuleerd: een beperkt kenniscircuit, probleemeigenaren bij provincies zijn nauw betrokken, het

Daarnaast zijn er enkele oplossingsrichtingen voor de eerste twee knelpunten die het probleem van een biggenoverschot zowel voor individuele bedrijven als voor een regio gedurende

Het functioneren van de natuur en natuurlijke processen wordt beïnvloed door lokale handelingen en ondernemen met natuur is afhankelijk van het goed functioneren van ecosystemen en