• No results found

Hoofdstuk 4: Tegen beter weten in

4.3. Een congres, een inval en een doorstart

Op 14 mei 1940 eindigde de vijfdaagse strijd en werd Nederland officieel bezet door Nazi-Duitsland. Het is aannemelijk dat de NVSH zich rond dezelfde tijd ophief, wat doet vermoeden dat de Duitse inval de

341 Ibidem 165 en http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Berendis. 342 H. Brandhorst, ‘Een redelijke regeling’ 166.

343 B. Premsela, De ongehuwde man: sexuële problemen (Amsterdam 1939) 85-95.

344 H. Brandhorst 'Een redelijke regeling’ 165. Brandhorst omschrijft het als ‘een reeks onoverzichtelijke conflicten’. 345 Ibidem.

reden van de ontbinding was. Uit het beschikbare bronmateriaal blijkt daarentegen dat de NVSH al een jaar daarvoor haar laatste activiteit had: de openbare vergadering van 16 mei 1939. In een poging om het gebrek aan actie te verklaren, geeft deze paragraaf een reconstructie van de laatste activiteiten van de NVSH. De nadruk ligt daarbij op een internationaal congres in Zweden. De NVSH mocht dan niet gewaardeerd worden in haar eigen land, maar haar buitenlandse collega’s hadden tenminste hetzelfde doel voor ogen. Het laatste deel van dit hoofdstuk behandelt de “oprichting” van de NVSH in 1946 en suggereert hoe vervolgonder- zoek kan verklaren hoe de vooroorlogse geschiedenis van de NVSH vergeten werd.

Het seksuele hervormingscongres in Zweden

In de herfst van 1938 organiseerde de Zweedse Riksförbundet för Sexuell Upplysning (Vereniging voor Seksueel Onderwijs, hierna RFSU) een congres ter ere van haar eerste lustrum. Zowel de NMB als de NVSH waren uitgenodigd om deel te nemen. Nu stond het NVSH-bestuur voor een lastige keuze. Het congres was een “zuiver medische aangelegenheid” en na Premsela’s vertrek bestond het bestuur enkel nog uit juristen en sociale hervormers.347 De oplossing werd gevonden in Dr. Coen van Emde Boas, die op het congres zowel

de NVSH als de NMB zou vertegenwoordigen.348 Aanvankelijk zou de NMB twee andere kandidaten sturen,

maar de RFSU-voorzitter vroeg hen expliciet om een wetenschapper te sturen, bijvoorbeeld ‘jullie van Emde Boas’ die zij nog kende van het WLSR-congres in Tsjechië.349 Tijdens het congres van 15 en 16 oktober

1938 werd Nederland vertegenwoordigd door drie afgezanten: de arts Coen van Emde Boas, socialist en vrijdenker Jan Hoving en de psycholoog Joop Hueting.350

Uit het uitgebreide NMB-verslag blijkt dat het congres voor alle drie de afgezanten een uitdaging was. Omdat hij “vanzelfsprekend” niet veel kon volgen van het congres, beschreef Hueving zijn verwonde- ring over de gemoedelijkheid en rust die er bij de RFSU heerste. Burgers en overheden waardeerden het werk dat de vereniging deed, waardoor artsen zich konden richten op het medische werk: voorlichten en onderzoek doen. Dankzij ‘het ontbreken van een politiek-christelijke macht als in Nederland’, hoefde RFSU geen “strijd”-organisatie te zijn, zoals de NMB dat destijds was.351 Ook Hoving was onder de indruk van de

ontspannen seksuele moraal in Zweden. Hij loofde de professionaliteit van de Zweedse zustervereniging en de tentoonstelling die zij georganiseerd had. Deze was volgens Hoving ‘stukken beter, smakelijker en artistieker dan de onze.’352 Het “medische” deel van het congres stond hem echter tegen. Tijdens een rond-

leiding in het biologisch laboratorium ontdekte hij dat dieren als levende zwangerschapstesten werden ge- bruikt. Door de urine van een wellicht zwangere vrouw bij een vrouwtjeskonijn te injecteren, kon de bioloog na twee weken aan haar eierstokken zien of de vrouw zwanger was.353 Hoving was diep gechoqueerd en

refereerde de rest van zijn verslag naar de bioloog als “de moordenaar”. De conclusie van het congres was

347 IISG, Archief M. Wibaut – Berdenis van Berlekom, Map: 23 Mededelingen IV.

348 IISG, Archief NMB, Map: 112 Verslag van de delegatie naar het congres van de Riksförbundet för sexuel Upplysning op 15 en 16 October 1938 in Stockholm, 1.

349 IISG, Archief NMB, Map: 112 Afschrift van brief ontvangen aan het Dr. A.J. Huis op 9 October 1.1. van Riksförbundet för Sexuell Upplysning te Stockholm.

350 IISG, Archief NMB, Map: 112 ‘Verslag van de delegatie’, Voorblad. J. Hueting was ook militair en sprak zich in 1969 uit tegen het geweld tijdens de politionele acties in Nederlands-Indië.

351 IISG, Archief NMB, Map: 112 ‘Verslag van de delegatie’ 3, 5. 352 Ibidem 9.

waarschijnlijk een geruststelling: er was een chemische zwangerschapstest in ontwikkeling die veelbelovende resultaten had.

In zijn verslag, waarvan de verkorte versie in Mededelingen IV te lezen was, ging Van Emde Boas in op de medische kant van het congres. Drie onderwerpen stonden centraal: de ontwikkeling van betrouwbare en snelle zwangerschapstesten, gebruiksvriendelijke voorbehoedsmiddelen en het fenomeen periodieke onthouding. De bespreking van het laatstgenoemde onderwerp mondde uit in een lange en vermoeiende avond, waar Van Emde Boas weinig aandacht aan besteedde in zijn verslag.354 Zijn omschrijving van de

eerste twee onderwerpen was daarentegen uitgebreid en gedetailleerd, maar ook erg feitelijk. Van Emde Boas deed verslag van de juiste scheikundige samenstelling voor een zwangerschapstest of zaaddodende pasta’s. De chemische zwangerschapstest die tijdens dit congres werd gepresenteerd, had een betrouw- baarheidspercentage van 96 procent.355 Dat verschilt nauwelijks van de moderne standaard. Toen Van Emde

Boas zelf het woord nam om over anticonceptiemiddelen te spreken, bevond hij zich naar eigen zeggen ‘op heel glad, om niet te zeggen theoretisch ijs.’356 Als psychiater-seksuoloog ging zijn medische kennis niet ver

genoeg om diep in te gaan op scheikundige en biologische kant van voorbehoedsmiddelen. Het ging hem boven de pet en dat gaf hij ook grif toe in zijn verslag: ‘Ik kon de vragen slechts gedeeltelijk beantwoorden en slaagde er niet geheel in de argumenten van de diverse redenaars te ontzenuwen, daar ook in dit opzicht mij tot nu toe practische ervaringen ontbraken […].’357

Dat de NVSH zo’n ander pad had ingeslagen dan haar internationale collega’s, lag niet alleen aan de ‘clerikale oppositie’.358 Als één van de laatste deelnemers aan de Wereldliga, had de Nederlandse afdeling

het Weense congres van 1930 als voorbeeld gehad. Hier had men zich gericht op het voorlichten van een ondeskundig publiek dat niet medisch was onderlegd. Voor bezoekers stond het congres gelijk aan een modern museumbezoek: een leuk en leerzaam dagje uit. De Nederlandse afdeling had op dit patroon voort- geborduurd en richtte zich vooral op het sociale aspect van seksuele voorlichting en maatschappelijke ver- andering. Tijdens het RFSU-congres werd duidelijk hoezeer de NVSH was afgedwaald van haar seksuele hervormingscollega’s, met als resultaat dat er nog amper aansluiting was.

De irrelevantie van de NVSH

Tegen de tijd dat het congres ten einde liep, was duidelijk dat de Nederlandse delegatie weinig had toe te voegen. Maar wat namen ze mee, behalve het besef dat ze een flinke inhaalslag te maken hadden? Voor de NMB was de informatie over de chemische zwangerschapstest en de nieuwe zaaddodende pasta, die ‘reu- keloos en veel minder prikkelend was’, van groot belang.359 Van Emde Boas hoopte dit zelfs om te kunnen

zetten naar een winstgevend model.360 Voor de NVSH was de poging tot “wetenschappelijke verbroedering”

waardevol, en wellicht zelfs de belangrijkste drijfveer geweest om een vertegenwoordiger te sturen. Zoals

354 Ibidem 18. 355 Ibidem 14. 356 Ibidem 16. 357 Ibidem 17. 358 Ibidem 19. 359 Ibidem 16. 360 Ibidem 15.

Van Emde Boas het omschreef, leek het erop dat hij vooral degene was die aanstuurde op internationale samenwerking:

‘Na ampele discussies slaagde Uw vertegenwoordiger erin het besluit te doen aannemen, waarin het internationaal contact tusschen verschillende Organisaties zal worden hersteld, doch- dit met het oog op de politieke moeilijkheden in verschillende der in aanmerking gekomen landen – niet in den vorm van een officiele Organisatie, doch via persoonlijk contact tusschen individueele personen. Tegen een dergelijke zuiver wetenschappelijke en persoonlijke samenwerking kan ook in de meest reactionaire staten moeilijk bezwaar worden gemaakt.’361

Met deze beschrijving sloeg Van Emde Boas de spijker op zijn kop. Tegen “zuivere wetenschap” zou de staat inderdaad niet snel bezwaar hebben gemaakt. Er was een reden dat hij zijn verslag begon met een herinnering aan Magnus Hirschfield ‘die in ballingschap stierf, aan [hen] die den vrijwilligen dood boven een leven vol gruwel en vernedering verkoozen, zooals vele anderen van onze Duitse medestanders.’362 Net

als Hirschfields’ Institut für Sexualwissenschaft opereerden de NVSH en NMB in het maatschappelijke veld, en waren zo een gemakkelijk doelwit voor tegenstanders. De “politieke moeilijkheden” waar van Emde Boas naar refereerde, namen alleen maar toe. Datzelfde jaar werd een Utrechtse NMB-tentoonstelling over voor- behoedsmiddelen ruw verstoord door katholieke jongeren. De politie stemde stilzwijgend toe en deed niets om daders te stoppen. Het “gedoogbeleid” van dit politieke geweld werd in de hand gewerkt door maat- regelen van het kabinet.

Sinds de invoering van de Zedenwetten in 1911 waren de activiteiten van de NMB eigenlijk illegaal. Toen in 1927 de Koninklijke goedkeuring werd ingetrokken, genoot de NMB geen politieke bescherming meer. In 1939 besloot het kabinet om de druk op te voeren en een jaar later stemde het parlement in met een nieuwe wet die het recht op vrijheid van vereniging en vergadering inperkte.363 Verenigingen die “tot

doel hadden de goede zeden te verstoren”, werden verboden.364 Zonder de NMB direct te verbieden, werd

het de artsen en vrijwilligers steeds lastiger gemaakt om hun werk goed te doen. Aangezien de NVSH veel verder ging in haar standpunten, was haar bestaansrecht verbonden aan dat van de NMB. In een open brief aan de Eerste en Tweede Kamer werd het NMB-beleid dan ook fel verdedigd. Geboorteregeling kon wel degelijk zedig zijn, beweerde de NVSH. Zij vroeg de overheid om zich in positieve zin met dit vraagstuk bezig te houden, in plaats van 'met grote middelen tegen te werken’.365 Wellicht was het ook een strategie

van de NVSH om in het nieuws te komen. Tot nu toe werden zij genegeerd door de oppositie, wat haast nog erger was dan aan gevallen worden. De NMB werd tenminste erkent in haar bestaan; het gebrek aan dreigementen impliceert dat de NVSH amper serieus werd genomen.

De overgang van het medisch-voorlichtend discours naar het maatschappelijk-feministisch discours had de NVSH gangbaar gemaakt, wat er uiteindelijk voor zorgde dat de vereniging het uithield tot aan de

361 Ibidem 18.

362 Ibidem 13.

363 H. Brandhorst, Een redelijke regeling 163. Voetnoot 5. 364 Ibidem.

Duitse bezetting. Maar door zich aan te passen naar de norm was de NVSH gedegradeerd tot slechts één van de vele actiegroepen, niet langer speciaal of merkwaardig. Vanaf de lente van 1939 lagen de plannen van de vereniging stil. Zoals Brandhorst reconstrueerde, ontbreekt na november 1939 elk spoor: ‘Het is mogelijk dat de NVSH, net als de NMB en het NWHK, zich na de Duitse inval heeft opgeheven, maar dat valt niet meer na te gaan. De oorlog werpt een schaduw over alles heen.’366 Na de Duitse inval werd het NVSH-

archief vernietigd.367 Premsela en Polak stierven roemloos in een concentratiekamp. Van Emde Boas dook

onder en overleefde de oorlog. In 1970 werd hij de eerste hoogleraar Seksuologie van West-Europa.

Politiek van vergeten: de “oprichting” van de NVSH in 1946

Een jaar na de bevrijding vond het eerste NMB-congres sinds de oorlog plaats. De nieuwe tijden vroegen om een nieuwe naam, en tijdens deze bijeenkomst werd de vereniging hernoemd naar de Nederlandse Vereniging voor Sexuele Hervorming, ofwel de NVSH. Daarbij werd er niet naar de vooroorlogse NVSH gerefereerd, of naar haar werkprogramma. Dit laatste was sowieso nog te radicaal voor Nederland. Pas eind jaren zestig zou de NVSH zich positief uitaten over zaken als echtscheidingen, abortus en homoseksualiteit. Toch is het opmerkelijk dat de vooroorlogse vereniging werd vergeten. Er waren weliswaar geen notulen meer en de belangrijkste leden waren overleden of verder gegaan met hun leven, maar is het waarschijnlijk dat niemand zich iets kon herinneren over de vooroorlogse NVSH en haar kleurrijke pioniers?

Volgens de Amerikaanse filosoof Nancy Tuana is onwetendheid niet zo maar een gebrek aan kennis, maar een ingewikkelde constructie waarin macht, politiek en autoriteit een belangrijke rol spelen.368 In The

speculum of ignorance formuleerde Tuana zes manieren waarop onwetendheid zich kan manifesteren: bewust weggelaten kennis, onwetendheid over het gebrek aan kennis, cultivatie van onwetendheid, moedwillige onwetendheid, structurele wetenschappelijke onwetendheid en geïnformeerde onwetendheid. Deze zes manieren zijn zeker niet absoluut, maar bieden een kader om zaken eens anders te bekijken.369 Zeker voor

een studie als geschiedenis, waarbij wetenschappers aangewezen zijn op de beschikbare bronnen en hun eigen ervaringen waarmee ze deze bronnen kunnen interpreteren, is het belangrijk het materiaal vanuit meerdere perspectieven te benaderen.

De eerste vorm van onwetendheid die Tuana beschreef, gaat over bewust weggelaten kennis. Dit bete- kent dat onderzoekers niet alles kunnen weten en ervoor kiezen om daar niets mee te doen. Dat klinkt als sluw en achterbaks gedrag, maar wetenschappers kunnen niet eindeloos naar de waarheid blijven zoeken. Afbakenen is een van de belangrijkste en moeilijkste onderdelen van het wetenschappelijk onderzoek. Het betekent dat bepaalde bronnen bewust niet worden gebruikt, zoals ikzelf het zesde deel van Mededelingen niet analyseer in mijn onderzoek. Desondanks kan kennisweglaten schadelijk zijn, mits dit niet wordt vermeld.370

In de tweede vorm is er onwetendheid over het gebrek aan kennis. Onze huidige interesses, overtuigingen en theorieën verblinden ons voor gaten in onze kennis. Tuana geeft de beknopte kennis over de clitoris als

366 Ibidem 167.

367 Mondelinge toezegging van een kleindochter van Ide-Bottenheim, aan H. Brandhorst.

368 N. Tuana, ‘The speculum of Ignorance. The women’s health movement and the epistemologies of ignorance’, Hypatia 21:3 (2006) 2, 3. 369 Ibidem 16.

voorbeeld. Veel mensen weten niet hoe groot deze is, omdat ze verstopt zit in het vrouwenlichaam.371 Pas

in 2016 werd het eerste 3-D model van een clitoris geprint, en werd zo de eigenlijke omvang ervan duidelijk.372

De derde vorm vertelt over de systematische cultivatie van onwetendheid binnen bepaalde groepen.373

Neem bijvoorbeeld de anticonceptiepil voor vrouwen. In 1969 verscheen het boek The doctor’s case against the Pill waarin bewijs van gevaarlijke bijeffecten van de pil was verzameld. Farmaceuten wisten ervan, maar wilden hun winsten niet verliezen en hielden zich stil.374 Deze vorm lijkt erg op moedwillige onwetendheid, de

vierde vorm die door Tuana wordt aangedragen. Hierbij geeft Tuana het voorbeeld van racisme. Een witte huidskleur wordt nog altijd geprefereerd boven een gekleurde huid, en veel witte mensen ontkennen dat omdat het hen wel goed uitkomt. Racisme is geen passieve vorm van onwetendheid, maar het resultaat van actieve keuzes en gemakkelijk wegkijken.375

Bij structurele wetenschappelijke onwetendheid komt het gebrek aan kennis voort uit de manier waarop vooroordelen de wetenschap beïnvloeden. Binnen het huidige discours wordt niet iedereen als een even waardevolle bron van kennis beschouwd: mensen met een lage opleiding worden veelal weggezet als minder intelligent, kinderen worden niet altijd geloofd en sommigen, bijvoorbeeld klimaatwetenschappers, worden ervan verdacht dat ze alternatieve motieven hebben dan “de waarheid”. Zulke mensen worden niet ver- trouwd en hun verhaal wordt genegeerd.376 Ten slotte is er geïnformeerde onwetendheid, waarbij het gebrek aan

kennis als een positieve ontwikkeling wordt ervaren. De realisatie dat niet alle ervaringen gedeeld kunnen worden en dat je soms mensen op hun woord moet vertrouwen, is waardevol. Daardoor ontstaat er ruimte voor meer verschillende stemmen binnen het wetenschappelijke discours.377

Het interbellum was een tijd waarin strenge seksuele regels en normen kortstondig plaatsmaakten voor een vrijere seksuele moraal, waarna een meer conservatieve regelgeving opnieuw de overhand kreeg. Toch is er maar weinig over deze periode bekend. Dat wil niet zeggen dat er geen literatuur is, maar de bronnen die ik tot mijn beschikking had, waren vaak erg algemeen en gingen bovendien nauwelijks over seksuele hervorming voor 1945. Als we de huidige geschiedschrijving geloven, is er in de periode 1900-1945 haast nauwelijks iets op het gebied van seksuele hervorming gebeurt, terwijl dit onderzoek juist tegen tegenovergestelde aantoont. Alleen gedegen en systematisch onderzoek kan het gebrek aan kennis over seks, seksualiteit en hervorming in deze periode opvullen. Mijn voorstel voor een vervolgonderzoek, waarin ik oproep om onderzoek te doen naar hoe de vooroorlogse NVSH vergeten kon worden, vertegenwoordigd dan ook maar één van de vele onderzoeksvragen die nodig zijn.

371 Ibidem.

372 https://www.theatlantic.com/health/archive/2017/03/3d-clitoris/518991/. 373 N. Tuana, ‘The speculum of Ignorance’, 9.

374 Ibidem 9, 10. 375 Ibidem 10. 376 Ibidem 13. 377 Ibidem 16.

Conclusie

Wetenschappelijk onderzoek naar seksuele hervorming in Nederland tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw richt zich op uiteenlopende onderwerpen zoals prostitutie, homoseksualiteit, seksuele opvoeding en anticonceptie en vruchtbaarheid. Zodoende raakt de literatuur aan een groot aantal thema’s, wat aantoont hoe breed het onderwerp is, maar ook hoe verspreid. Dit gebrek aan cohesie heeft geleid tot een versnipperd en onvolledig beeld van zowel het concept seksuele hervorming als de Nederlandse geschiedenis ervan. Zo is het bestaan van een vereniging die zich tijdens het interbellum met al de bovengenoemde onderwerpen en meer bezighield, zodanig uit de geschiedschrijving verdwenen dat zelfs haar naoorlogse naamgenoot niet van het bestaan afweet. De Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming (NVSH) werd in 1932 op- gericht en heeft tot haar opheffing in 1939 of 1940 geprobeerd om de seksuele moraal in progressieve zin te hervormen. Al tijdens haar bestaan werd deze vereniging overschaduwd door de veel grotere Nieuw Malthusiaanse Bond (NMB), die nog altijd als de voorganger van de in 1946-opgerichte NVSH wordt gezien.

De Nederlandse historicus Henny Brandhorst is de enige die zich tot nu toe heeft verdiept in de geschiedenis van de vooroorlogse NVSH. In zijn ongepubliceerde manuscript richtte hij zich met name op de beginjaren van de vereniging, waarin de leden zich toelegden op het schrijven en publiceren van de Hervormingsreeks. Dit was een serie brochures, die tussen 1932 en 1936 verscheen en waarin de tien punten van het werkprogramma van de vereniging werden uitgelegd. Volgens Brandhorst waren de overige activi- teiten van de NVSH weinig noemenswaardig.378 Mijn onderzoek verwerpt deze stelling en toont aan dat de

NVSH-activiteiten van na 1936 van groot belang zijn geweest voor de vereniging. Zo werd onder meer het discours aangepast, pleegde voorzitter Bernard Premsela een coup en wist de vereniging in de lente van 1939 een zeer succesvolle activiteit te organiseren. Om deze activiteiten te onderzoeken stelde ik de volgende hoofdvraag centraal: hoe probeerde de NVSH tijdens het interbellum progressieve seksuele hervorming te bewerkstelligen?

Aan de hand van jaarverslagen, persoonlijke brieven en nieuwsbrieven heb ik de activiteiten van de NVSH kunnen relateren aan de onderlinge dynamiek tussen de leden. Dit leidde tot een aantal verassende conclusies. Zo werd het beleid van de vereniging bepaald door de Amsterdamse wethouder en politicus Florentinus Wibaut en niet door Bernard Premsela, die officieel de voorzitter van de vereniging was. Na Wibaut’s dood in 1936 werd het beleid met name bepaald door Johan Valkhof en Mathilde Wibaut, die een discoursverandering in gang zetten. Terwijl Premsela, onder goedkeurend toezicht van Floor Wibaut, een medisch-voorlichtend discours hanteerde en lezingen en seksuele voorlichtingsavonden organiseerde, zetten Mathilde Wibaut en Valkhof in op een meer maatschappelijk-feministisch discours, waarbij de NVSH zich mengde in bestaande discussies over arbeidsrecht voor vrouwen en de herziening van de echtscheidings- wetten. Deze laatstgenoemde onderwerpen waren minder controversieel en moesten de NVSH respec-