• No results found

Zuid-Afrikaansche brieven

In document Neerlandia. Jaargang 18 · dbnl (pagina 39-42)

Zuid-Afrikaansche brieven.

XVI.

Pretoria 27 Nov. 1913. Warmte en beweging.

Wanneer men wist hoe warm het hier was, hoe drukkend, hoe stikkend, dan zou men zich heelemaal niet kunnen begrijpen dat de menschen onder deze omstandigheden zich nog zoo warm maken over allerlei onderwerpen. Ik ben het eens met den heer J.C. van Boeschoten, den oud-onderstaatssecretaris voor Binnenlandsche Zaken in Transvaal, die na een lang verblijf in Europa ons land weer eens met een bezoek vereert, dat het in elk geval hier thans nog beter is dan in November in Holland, maar ik snak naar den gulden middenweg, zooals ieder snakt naar regen, regen, opdat de atmosfeer een beetje afkoelt. Bij deze warmte schijnt elke beweging nadeelig en toch is hier beweging op elk gebied. De menschen storen zich niet aan de hitte, evenmin als de hitte zich stoort aan het menschdom. Er is sterke beweging op taalgebied, sterke beweging, om niet te zeggen beroering in de politiek, sterke beweging in nationale richting.

In den loop dezer maand hebben wij hier ter stede een Hollandschen zangwedstrijd gehad, waaraan niet minder dan 57 personen deelnamen uit alle deelen van Transvaal. Voorgeschreven waren liederen voor alle mannen- en vrouwen-stemmen, voor mannen- en gemengd koor, voor twee- en vierzang. De keuze van de liederen kan ik niet in alle opzichten toejuichen. Deze wedstrijden zijn bedoeld om geestdrift te wekken voor het Hollandsche lied, de keuze moet dus met de uiterste zorg worden gedaan, waarbij rekening moet worden gehouden met den hier heerschenden smaak. Om die reden is het kunstlied uit den booze. Alleen het goede Hollandsche volkslied kan hier algemeenen ingang vinden. Het kunstlied zal slechts voor de enkelen zijn. Somberheid is hier evenmin geliefd. De Afrikaner is uit nature vroolijk, luchthartig zelfs, in dit opzicht wijkt zijn karakter af van den ietwat zwaarmoedig aangelegden Hollander. Ik wil echter niet zoo ver gaan als maatstaf voor den smaak der Afrikaners te nemen wat een invloedrijke dame voor een Afrikaanschen avond als eisch stelde: ‘Mevrouw, alsteblieft toch, niet romantisch, maar komiekerig!’ De Afrikaner wil ook wel eens ernstige dingen hooren, maar het humoristische is hem veel liever. Zooals hij kan lachen om en kan nasmullen van een goede grap of een komiek geval kan geen Hollander het. Nu wil ik niet zeggen dat daarom alleen komieke Hollandsche liederen het hier te lande zullen doen, maar wel dat het snaaksche, het boertige wat in sommige oud-Hollandsche liedjes steekt, van een geest is die overeenstemt met dien der Afrikaners. Met dien zin heeft de commissie die de keuze der liederen voor dezen wedstrijd heeft gedaan geen rekening gehouden en daarom geloof ik dat deze wedstrijd niet zal nawerken. De liedjes daar gezongen zullen nu en dan nog eens op een avond worden voorgedragen, maar dan zullen zij van het programma van gezellige avondjes en uit de herinnering verdwijnen. Het is jammer, want dit is toch niet de bedoeling die bij het inrichten van deze wedstrijden door de Christelijke Jongelieden Vereeniging, waarvan Ds. H. van Broekhuizen de ziel is, heeft voorgezeten.

Nu eens zien wat een Hollandsche zangavond door mevr. Tilanus van Pretoria op verzoek van een paar menschen te Standerton in elkaar gezet, zal uitwerken. Mevr. Tilanus is een Hollandsche dame, die veel doet voor het bekend maken van het Hollandsche lied. Zij is iemand met fijn muzikalen smaak, die haar talenten steeds gaarne beschikbaar stelt, wanneer zij daartoe wordt uitgenoodigd en dan telkens een of meer Hollandsche liederen zingt. Het is de bedoeling van mevr. Tilanus om in het volgende seizoen, dat hier van April tot October valt, in Transvaal hier en daar Hollandsche liederavonden te geven, zooals die welke in het begin van December te Standerton door haar wordt ingericht. Zij zal niet alleen zelf zingen, maar haar plan is plaatselijke krachten te laten medewerken, waardoor meer belangstelling wordt gewekt en waardoor niet langer het spreekwoord van toepassing zal zijn:

onbekend maakt onbemind. Het Hollandsche lied is hier weinig bekend, en omdat men het niet kent, spreekt men een veroordeelende meening uit, Zoo gaat het altijd.

Ik verwacht wel vooruitgang op dit gebied van de rondreis van mevr. Tilanus en wil hopen dat dit voorbeeld door meer personen zal worden nagevolgd.

15

Een gevolg van de herdenking van het herstel van Holland's Onafhankelijkheid 1813-1913 is geweest dat hier ter stede de Nederlandsche Vereeniging, die sedert jaren een stervend bestaan leed, op nieuw is opgericht. Het bestuur had een buitengewone vergadering van leden en Nederlanders en oud. Nederlanders

bijeengeroepen, waar het de vraag voorlegde of men de Vereeniging ‘den doodsteek wilde geven’, zooals de voorzitter het zeer realistisch uitdrukte, of haar nieuw leven wilde inblazen. Met eenparige stemmen besloot de vergadering tot het laatste. Een nieuw bestuur werd gekozen, waarin alle deelen der Hollandsche samenleving vertegenwoordigd zijn en de lidmaatschapsbijdrage werd zoo laag gesteld, dat dit voor niemand een beletsel kan zijn om zich bij deze Vereeniging aan te sluiten. Het nieuwe bestuur is onmiddellijk met veel ijver aan het werk gegaan en heeft niet alleen een groot aantal nieuwe leden aangeworven, maar ook een commissie opdracht gegeven een feest- en propaganda-avond in elkaar te zetten. Naar ik verneem heeft deze commissie besloten van dezen eersten avond een propaganda-avond te maken voor het Hollandsche lied. Door een der leden van de commissie zal een soort tooneelstukje worden geschreven, waarin verschillende oudere en nieuwere liederen worden verwerkt, waarbij voornamelijk een keuze zal worden gedaan uit de beide liederenboeken van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen, welke boeken hier wel bekend en geschikt zijn om hier in het gezin veel genot te verschaffen. Alleen is weer het bezwaar, dat zij in vele huizen onder de Engelsche muziek liggen begraven en een onheilzame rust genieten. Wellicht dat deze poging der Nederlandsche Vereeniging ertoe meewerkt om de schoone slaapster te wekken.

Zoo is er beweging en leven alom. Voor den weinig opmerkzamen en weinig werkzamen toeschouwer mogen die teekenen niet zoo duidelijk zichtbaar zijn, voor hem die aan de beweging deelneemt, zijn zij aanmoedigend en opwekkend. Alleen men moet zich niet door de hitte laten neerslaan en paf er bij neerzitten. En dat is soms wel eens heel moeilijk als het 's avonds na een snikheeten dag op de stoep zoo rustgevend stil en verfrisschend koel is. Ik kan me begrijpen dat de menschen dan liever niet naar vergaderingen of oefeningen gaan. Te meer eerbied heb ik daarom voor de menschen die dit alles opgeven voor de goede zaak.

OU-BOET.

In document Neerlandia. Jaargang 18 · dbnl (pagina 39-42)