• No results found

Mededeelingen en allerlei Nederland op zijn best

In document Neerlandia. Jaargang 18 · dbnl (pagina 196-200)

De heer A. Waldorp, hoofd-ingenieur van den waterstaat, die met zijn het vorig jaar overleden broeder de groote en belangrijke bevloeiingswerken in Aziatisch Turkije heeft tot stand gebracht, is door de Porte begiftigd met het groot-officierskruis van de orde van Osmanië.

De versierselen van dien graad, een onder het tegenwoordige bewind zeer hooge onderscheiding, werden onzen landgenoot door den Minister van Openbare Werken persoonlijk overhandigd in tegenwoordigheid van de hoofdambtenaren van dat Departement met een toespraak vol lof en erkentelijkheid voor de wijze, waarop de gebroeders Waldorp gedurende bijna vijftien jaren in Turkije zijn werkzaam geweest. Tevens heeft de Regeering den heer Waldorp uitgenoodigd als chef van de afdeeling waterstaatswerken aan het Ministerie van Openbare Werken te willen optreden, welk aanbod de heer Waldorp heeft aangenomen.

- De machtige Royal Horticultural Society te Londen heeft zich gewend tot de Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur te Haarlem met verzoek

deskundigen aan te wijzen voor Tulpen-op-naam-stellingen in den proeftuin der R.H.S. te Wisley.

Als zoodanig zijn benoemd de heeren Ernst Krelage te Haarlem, Jan de Graaf te Leiden en Jan Roes te Vogelsang. Reeds heeft met de vertegenwoordigers der R.H.S. een bespreking plaats gehad omtrent de practische indeeling.

Geslaagde pogingen zijn gedaan om aan Nederlandsche tulpen-kenners een blijvenden invloed te waarborgen op al wat de R.H.S. op het gebied van tulpencultuur mocht ondernemen.

- Voor de vele meesterstukken der oud-Hollandsche schilderkunst en de moderne Nederlandsche uit de schenking Drucker, heeft de National Galery een afzonderlijke zaal doen bouwen, welke dezer dagen in gebruik is genomen.

- Over een concert te München, geleid door onzen landgenoot Peter van Anrooy, schrijft de Münch. Neuste Nachr.:

‘Ook de dirigent maakte een voortreffelijken indruk: hij leidde zeker en vast, toonde in alles zoowel goeden smaak en muzikale cultuur als technische vaardigheid en ervaring.’

Moet het weer het buitenland zijn, zoo vraagt de N. Ct., dat de Nederlanders op de buitengewone eigenschappen van onzen orkestleider opmerkzaam maakt? - De heer Charles Boissevain, de eeuwig jonge hoofd-redacteur van het Algemeen Handelsblad heeft aan de Riviera een gesprek gehad met Amerikaansche dames, die zich zeer loffelijk over onze zeebooten uitlieten. Hij schrijft:

‘Weder hoorde ik van velen hoe populair de Hollandsche lijn in de Vereenigde Staten is en een paar der wereldburgers, die ook Indië eenige keeren bezocht hadden, voegden eraan toe: ‘En uw Hollandsche booten van Europa naar Singapore zijn die, welke ik boven alle verkies. Zoo zindelijk, zulk goed eten en zulke orde. Wil ik u wat zeggen: ik voel mij altijd zoo veilig op een Hollandsch schip!’

- Onze vertegenwoordiger, de heer L. de Waal te Escada (Brazilië), is benoemd tot docter ‘honoris causa’ door de Universiteit van Rio de Janeiro.

- De correspondent van de N.R.Ct. te Rome heeft een onderhoud gehad met Essad pasja, die hem meedeelde, dat het Albaneesche volk zeer dankbaar is voor het bewonderenswaardige beschavingswerk der Nederlandsche officieren. Hij verzocht hem Nederland zijn erkentelijkheid te betuigen voor de onschatbare hulp ter verheffing van het vrije Albanië.

Een Schotsche hoogleeraar over onze 17e eeuwsche letterkunde.

In de Dundee Advertiser van 2 Febr. l.l. staan twee artikelen over ons land. Het langste behandelt de droogmaking der Zuiderzee; het andere is een verslag van een lezing van Prof. H.J.C. Grierson, van Aberdeen, over Hooft en Vondel. De heer Grierson is hierbij allerminst een tweedehandsch spreker geweest; hij heeft onze taal en letterkunde met ernst, gedeeltelijk in ons land zelf, bestudeerd, en wel onder leiding van den man aan wien zoo menige vreemdeling een degelijke kennis onzer letterkunde te danken heeft: Prof. Dr. G. Kalff te Leiden.

‘Een lezing van ongewone beteekenis over een schier onbekend onderwerp, gaf in de English Association laats leden Zaterdagavond, Prof. H.J.C. Grierson. Hollandsche verzen, zoo verklaarde spreker onverbloemd, worden buiten Holland niet gelezen. De groote stelligheid van het Hollandsche karakter gaf weinig vrij spel aan verheven en verfijnd idealisme, zelfs in de schilderkunst. Hollandsche letterkunde sproot uit een burgerstand, zeer belezen, een soort van geestesadel, maar altijd praktisch en

69

altijd Hollansch. Het is gemakkelijk zijn gebreken te overdrijven; de

zeventiende-eeuwsche Hollandsche dichtkunst, ontworsteld aan de stijve, half begrepen vormelijkheid dier dagen, schept de bekoring eener eenheid van natuur en kunst, waarin de mystiek der overgeleverde middeleeuwen lichtelijk doorstraalt.

De spreker behandelde meer in bijzonderheden, de twee grootste dichters uit het gouden tijdperk, Hooft en Vondel. Hooft schilderde hij als volkomen beeld van den Renaissannce-geleerde, een soort van Hollandsche Ronsard, vololoedig en zinnelijk, bezield door liefde tot liefde en dichtkunst, toch kieskeurig, twijfelziek en een weinig zelfbewust, een poëzie scheppende van vereenigde eenvoud, proza, modezucht en welluidenden maatslag. Een tegenstelling tot Hooft was zijn tijdgenoot Vondel, de grootste der Hollandsche dichters, mengeling van zuider gloed en teerheid, gedreven meer door liefde tot groote vraagstukken dan door liefde tot kunst. De statige, onvermoeide gang van zijn vaderland schen zang en van zijn godsdienstige treurspelen, als Lucifer - zoo gelijk aan, toch zoo opmerkelijk verschillend van Paradise Lost - waarborgden hem roem in eigen dagen, maar zijn mooiste verzen zijn toch die enkele, waarin zijn eigen persoonlijkheid leeft, als in die klacht over zijn dochtertje.

Spreker's aanhalingen van eigen gelukkige vertolkingen van Hollandsche verzen, gaven een bijzondere aantrekkelijkheid aan zijn voordracht.’

Tot zoover het verslag. Toegevoegd zij nog dat Prof. Grierson, van Aberdeen, een zeer goed boek heeft geschreven over ‘The first half of the XVIIth century’, een vergelijkende letterkundige geschiedenis, waarin een paar goede hoofdstukken voorkomen over de literatuur van ons volk.

Gedenkteeken bij Quatre Bras.

Het comité, dat zich, onder voorzitterschap van den gep. luitenant-Generaal J. de Waal, gevormd heeft om gelden bijeen te brengen tot het doen verrijzen van een gedenkteeken bij QuatreBras op 16 Juni 1915 gemeenschappelijk met België -heeft van tal van personen in den lande bewijzen van instemming met dat plan ontvangen.

Wegens het nationale karakter van dit huldebetoon aan onze voorzaten, die in 1815 hun leven hebben willen geven voor het behoud van Neêrland's

Onafhankelijkheid, acht het comité het wenschelijk het geheele Nederlandsche volk - ook de Nederlandsche ingezetenen in de overzeesche bezittingen en koloniën van het Rijk en de in het buitenland gevestigde Nederlanders - voor het plan te winnen en allen in de gelegenheid te stellen daaraan geldelijk bij te dragen.

Het zou zich daartoe gaarne ondersteund zien in elke provincie door eene provinciale en in een zoo groot mogelijk aantal gemeenten door eene plaatselijke commissie, buiten Nederland door sub-comité's, en heeft zich thans tot eenige bekende ingezetenen in de provinciën gewend met het verzoek die commissiën te willen helpen vormen.

Het comité hoopt, dat allen, die prijs stellen op de bevestiging in 1815 van onze vrijmaking van de Fransche overheersching, den 17en November 1813 aangevangen, hunne medewerking zullen willen verleenen.

Het A.N.V. heeft indertijd een kaart van den slag bij Quatre Bras en Waterloo laten drukken. Daarvan zijn nog enkele exemplaren over, verkrijgbaar tegen toezending van 15 ct. voor een gewoon exemplaar en 25 ct. voor een, geplakt op linnen.

De Nederl. handelsvloot in 1913.

Gedurende 1913 breidde de Nederlandsche handelsvloot zich uit met 38

stoomschepen, metende 126.000 ton, tegen 44 schepen van te zamen 143.000 ton in 1912. Op 31 Dec. 1913 stonden 25 stoomschepen op de Hollandsche hellingen, op Britsche hellingen waren 13 Nederlandsche schepen in aanbouw. De gezamenlijke inhoud was 160.000 ton. Verliezen werden in 1913 niet geleden; tien schepen (20.000 ton groot) werden aan buitenlanders verkocht.

Op 31 Dec. bestond de handelsvloot uit 426 schepen met een tonnenmaat van 1.006.000 tegen 398 schepen, met 900.000 ton inhoud op het einde van 1912.

Noenzaal.

Op de laatste vergadering van het algemeen bestuur van den Nederlandschen Wielrijdersbond, maakte iemand aanmerking op den naam noenzaal, dien, gelijk men zich zal herinneren, het bestuur indertijd uit de antwoorden op een prijsvraag heeft gekozen voor de ververschingslokalen, die het Bondsschild mogen voeren. De spreker vond noenzaal voor lunchroom een allergekst woord.

Een lid van het bestuur toonde uit de afleiding van het woord aan, dat noenzaal geen gek woord is; en, zeide hij, een beter woord is niet gevonden; laat ons voorloopig het woord aanhouden.

Ons dunkt, een verstandige zienswijze. Wij betwijfelen of het publiek het in ons land ‘allergekste’ woord lunchroom voor noenzaal zal verruilen. Ons volk neemt nu eenmaal een nieuw vreemd woord gemakkelijk aan, maar verzet zich met spot en ergernis tegen een nieuw Hollandsch woord. Zoolang echter het bestuur geen beter woord heeft en het voor lunchroom - dat bovendien door de meerderheid van Hollandsche monden verkeerd wordt uitgesproken - de vlag niet wil strijken, doet het wijs noenzaal voorloopig aan te houden. Wie weet of het er misschien toch nog ingaat. De invloed van den A.N.W.B. is groot.

Nederlandsch bij het voetbal in België.

De Belgische Voetbalbond had tot dusverre de spelregels alleen in de Fransche taal uitgegeven. Thans heeft men - volgens de Sportkroniek - besloten ten behoeve van Vlaamsch België ook een Vlaamsche uitgave te doen verschijnen. Het bestuur van den Belgischen Voetbalbond heeft aan dat van den N.V.B. toestemming verzocht daartoe de officieele Nederlandsche spelregels te mogen bewerken.

In document Neerlandia. Jaargang 18 · dbnl (pagina 196-200)