• No results found

Centraal bureau voor vreemdelingenverkeer

In document Neerlandia. Jaargang 18 · dbnl (pagina 175-185)

Aan het jaarverslag over 1913 is het volgende ontleend:

Waar dit jaar in het teeken van het Vreemdelingenverkeer stond, kunnen wij als van zelf sprekend mededeelen dat de werkzaamheden van het Bureau zeer omvangrijk zijn geweest. Immers de sub-commissie voor de buitenlandsche reclame Plan 1913, vestigde haren zetel in ons Bureau en waar door deze Commissie ruim 4.800.000 drukwerken verspreid

61

werden, alle voorzien met het adres van het Centraal Bureau, behoeft het geen betoog, dat de bekendheid daardoor zeer gewonnen heeft en dit de werkzaamheden zeer heeft doen toenemen.

Het aantal inlichtingen in 1913 verstrekt, bedroeg dan ook ruim 7600, waarvan 4850 op schriftelijke en 2750 op mondelinge aanvragen. (In 1912 resp. 1025 en 1425, totaal 2450.) Daaronder bevonden zich inlichtingen gegeven aan vele touristen-bureaux, groote reisgezelschappen en vereenigingen.

Op hun daartoe gedaan verzoek, werden 465 reisen informatie-bureaux van reclame-middelen van Nederland voorzien, terwijl bovendien nog aan ruim 1000 andere Bureaux materiaal van Plan 1913 en onze uitgaven werden toegezonden.

Als nieuwe uitgaven worden vermeld:

Het tweede deel der Nederlandsche Kasteelen van de Veluwe en Utrecht: ‘Dutch Castles II’.

‘Yachting in Holland’ het door den heer Chas. E. Rumbold geschreven werkje ter aanmoediging tot het bezoek van Engelschen en Amerikanen.

‘Kaart van de waterwegen in Nederland’.

In samenwerkng met de K.N.A.C. verscheen een uitgave, bevattende autotochten door Nederland, getiteld ‘La Hollande en Automobile’.

‘Wie man in Holland reist’ een door den heer A.G. Hartman uit Berlijn bewerkte Duitsche uitgave van het reeds bekende ‘How to see Holland’.

‘Comment visiter la Hollande’ een dito Fransche bewerking van de hand van den heer Pierre Long uit Marseille.

Overijssel-nummer, tekst en photo's van den heer Marshall, beschrijvende Zwolle, Kampen, Giethoorn, Rechteren, Deventer en omstreken.

In voorbereiding zijn een nummer over Noord-Holland en een Fransche bewerking van ‘A tour through Holland’, reeds vroeger verschenen. Met de N.V. Drukkerij Levisson werd een overeenkomst gesloten voor een periodieke uitgave van het ‘Nordsee-Bäder’-nummer.

Door de Commissie van Plan 1913 daartoe in staat gesteld, knoopte de directeur door persoonlijk bezoek nieuwe betrekkingen aan te Parijs, Biarritz, San Sebastiaan, Bayonne, Pau, Nice, Menton, Cannes, Monte Carlo, Duisburg, Essen, Dortmund, Barmen, Elberfeld, Düsseldorf, Keulen, Coblenz, Frankfurt, Cassel, Hannover, Hamburg, Bremen, Oldenburg, Brussel, Antwerpen, Gent, Namen, Dinant en Luik.

Wederom werd in Engelsche sportbladen en Duitsche touristenbladen de aandacht op ons Bureau gevestigd door adverteeren, terwijl bovendien dezen winter een opvallende reclame wordt gemaakt aan de Riviera en tijdens de wintersport in Zwitserland.

Van de in het Bureau steeds voor het houden van lezingen kosteloos ter beschikking zijnde verzameling lantaarnplaatjes werd wederom veel gebruik gemaakt. Drie series circuleerden in Duitschland, twee in Denemarken en vijf in Engeland; terwijl vele cliché's en photo's werden uitgeleend aan geïllustreerde bladen in Amerika, België, Denemarken, Duitschland, Engeland, Frankrijk en Oostenrijk. Op verzoek werden photo's, ter plaatsing in de leeszaal, toegezonden aan de bibliotheken te Croidon, Swansea en Odessa. Ook dit jaar werden aan de uitgevers van reisboeken inlichtingen over Nederland verschaft.

Op de tentoonstelling te Gent kon door de welwillende medewerking van de Kamer van Koophandel te Brussel een plaatsruimte aldaar ter beschikking worden gesteld

en werd deze te zamen met de Centrale Commissie Plan 1913 tot Informatie-Bureau ingericht. Aan onze inzending werd de zilveren medaille toegekend.

De afdeelingen Reclame van de Staatsspoorw. Mij. en de Holl. IJz. Spoorw. Mij. verleenden hare welwillende medewerking om geregeld toezicht uit te oefenen op het uitgeven van onze reclame-middelen door verschillende Reisbureaux in het buitenland.

Tot zoover het verslag.

Wij blijven het betreuren, dat het Bureau bijna uitsluitend werkjes in vreemde talen uitgeeft. Onze landgenooten moeten in het Nederlandsch op het schoon van eigen land worden gewezen. Bovendien er zijn bijna evenveel Nederlanders en stamverwanten in het buitenland, die ook recht hebben op Nederlandsche voorlichting.

Van de Afdeelingen.

Amsterdam.

4 Febr. gaf deze Afdeeling een welgeslaagden voordrachtavond voor hare leden. Zoowel de heer Dr. A.G. van Hamel, die eerst over Iersche volksvertelsels sprak, als mevr. J. Flothuis-Van Dommelen, die daarna Nederl. gedichten uit de 17e eeuw (Vondel, Bredero, Hooft) voordroeg, genoot den bijval van het talrijk publiek.

's-Gravenhage (Jongel.-Afd.).

De secretares, mejuffr. Jo van Emden, schrijft:

23 Jan. hield deze Afdeeling een bijeenkomst, waar als spreker voor haar optrad: Dr. W. van Schothorst, met het onderwerp: ‘De Nederlandsche Dialecten’. In tal van fragmenten liet de spreker ons de dialecten hooren. De Gentsche en Brusselsche dialecten werden vertolkt door den heer Liesenborghs, een Gentenaar zelf, dien wij het geluk hadden in ons midden te hebben.

Een warm applaus dankte den heer Van Schothorst voor al het schoone, dat hij dien avond heeft te hooren gegeven.

's-Hertogenbosch (Jongel.-Afd.).

De secretaris, Jhr. Van Nispen tot Sevenaer, schrijft:

Nieuw leven teekent het jonge jaar. Immers werden in het afgeloopen jaar slechts twee vergaderingen in het geheel gehouden, nu in het nieuwe jaar werd al reeds tot tweemaal toe vergaderd, en het waren druk bezochte bijeenkomsten.

Hierom zijn wij erg verheugd, niet zoo zeer om de opkomst zelve als wel om de gezonde geest in onze Afdeeling, die hiervan oorzaak is. Wij durven dan ook verwachten van ieder lid, dat hij zijn best zal doen de onlangs in de Afdeeling opgerichte Boeken-Commissie volijverig in haar moeilijke taak te steunen. Ook hopen wij dat ieder lid zijn plicht doe door tenminste één lid aan te brengen!

De Schoolwet.

Er komt een gevoel van groote treurnis over ons, nu wij ons neerzetten om over het verwerpen van de Vlaamsche amendementen van de schoolwet op Donderdag 22 Januari j.l. eenige woorden te zeggen. Het is onze gewoonte niet om hier aan lyrische ontboezemingen uiting te geven. Deze plaats is er een, waar objectiviteit zich allereerst opdringt, waar beschouwingen van persoonlijken aard zooveel mogelijk terzijde moeten gelaten worden. Doch er zijn van die omstandigheden waar de natuur sterker is dan de wil en er zou een meer dan menschelijke kracht noodig zijn om alles wat er in ons trilt aan ontgoocheling, aan mismoedigheid, aan vertwijfeling over wat er op hoogergenoemden datum in onze Kamer van Volksvertegenwoordigers gebeurd is, tot zwijgen te brengen. En die bovenmenschelijke kracht bezitten wij nu eenmaal niet.

62

Na een maandenlange bespreking van de wet op het lager onderwijs was de Kamer er dan eindelijk toe gekomen om ook de amendementen die het gebruik van de moedertaal bij dit onderwijs zouden regelen, in behandeling te nemen. Het gold hier een punt van het allerhoogste gewicht: er zou moeten uitgemaakt worden of het nog langer in Vlaamsch-België zou toegelaten zijn om aan kinderen van Vlaamsche ouders hun eerste opleiding te geven in een taal die de hunne niet was, zooals het tot nog toe maar al te vaak was gebeurd, dan wel of in het vervolg het gezonde,

paedagogische beginsel zou worden gehuldigd, voorschrijvende, dat een onderwijs, wil het rijpe vruchten afwerpen, moet worden verstrekt in de taal die het kind als een ongerepten schat van zijn ouders ontvangen heeft, in zijn moedertaal. En om aan te toonen, dat het hier om een levenskwestie van het Vlaamsche volk ging, waren de verschillende amendementen op dit stuk, die door afgevaardigden, tot de

onderscheiden staatkundige partijen behoorend, afzonderlijk waren ingediend, tot één enkel amendement versmolten geworden, onderteekend door gezaghebbende vertegenwoordigers van de katholieke, de liberale en de socialistische partij, o.a. door de heeren Frans van Cauwelaert, Louis Franck en Camille Huysmans. Dit amendement, een uiting van het algemeen Vlaamsch bewustzijn, behelsde o.a., dat de voertaal bij het lager onderwijs het Nederlandsch zou zijn in de Vlaamsche provinciën, het Fransch in de Waalsche provinciën; het schreef bijzondere maatregelen voor wat Brussel en voorsteden aanging, en het bepaalde terzelfdertijd den ouderdom waarop met de studie van een tweede taal een begin zou worden gemaakt.

Maar toen het op stemmen aankwam, - een stemming die in de grootste wanorde plaats had, hetgeen een zeer gewoon verschijnsel is geworden, telkens als er van een Vlaamsche wet sprake is, - kon worden vastgesteld, dat van de 174 Kamerleden op de 186, die aan de stemming deelnamen, 114 zich tegen, 54 zich voor het bewuste amendement uitspraken, terwijl 6 zich om verschillende redenen onthielden. En wil men weten wat dit in feite zeggen wil, dan behoeft men slechts even de verhouding na te gaan waarin Vlaamsch- en Waalsch- België in de Kamer vertegenwoordigd zijn. Vlaamsch-België telt er 88, Waalsch-België 72 vertegenwoordigers en het arrondissement Brussel: 26. Van deze laatsten zijn er 5 die hun stem aan het amendement gegeven hebben, terwijl 7 Waalsche vertegenwoordigers hetzelfde deden. Wanneer men dit getal van de 54 voorstemmers aftrekt, dan blijven er 47 over; en dit laatste getal nogmaals verminderd zijnde met dat van de 5 afgevaardigden van het arrondissement Brussel, zoo komen wij tot 42. Dat is dus minder dan de helft van de afgevaardigden van Vlaamsch-België. Die cijfers spreken voor zich zelf en behoeven feitelijk geen nadere verklaring.

Doch nu vragen wij ons af, wat zal daartegenover de houding zijn, wat was reeds de houding van het Vlaamsche volk? Heeft het, met een gebaar van rechtmatige verontwaardiging, heel het land door diengenen, welke in de Kamer zijn heiligst recht, zijn recht op een lager onderwijs in de moedertaal ontkenden, ter

verantwoording geroepen? Is het dreigend opgestaan en heeft het aan degenen die het zoogezegd in de Kamer vertegenwoordigen, kenbaar gemaakt dat zij zijn belangen verraden hebben en hen aangemaand bij de tweede stemming een andere houding aan te nemen? Niets van dit alles! Wij weten het wel: ‘De Nederduitsche Bond’ te Antwerpen hield een krachtdadige protestvergadering, waar de

volksvertegenwoordigers Van Cauwelaert, Van de Perre en Henderickx mannelijke woorden spraken en waar de aanwezigen zelf duidelijk blijk gaven van de

verontwaardiging die hen bezielde. Het ‘Algemeen Nederlandsche Verbond’ in dezelfde stad, ‘De Vlaamsche Wacht’ te Brussel, waar niemand minder dan de grijze Hugo Verriest in het strijdperk trad, - iets wat op zich zelf reeds een feit van beteekenis was, - het ‘Nationaal Vlaamsch Verbond’ en het ‘Algemeen Nederlandsch Verbond’ te Gent deden hetzelfde. Maar zal er iets overblijven van al die vlammende

redevoeringen, van al die uitroepingen van verontwaardiging? Verleden jaar, toen de Vlamingen de indeeling van het Belgische leger in Vlaamsche en Waalsche regimenten vroegen, en toen te dier gelegenheid te Brussel een van de geestdriftigste Vlaamsche volksvergaderingen werd gehouden, die wij ooit hebben bijgewoond, hebben wij toch ook gezien dat het gebleven is bij woorden, woorden, nogmaals woorden.

En in het onderhavige geval, van vrij wat ernstiger aard nog, omdat de

bestaansgrond zelf van het Vlaamsche volk wordt aangetast, kunnen wij toch ook weer merken hoe politieke addertjes, zij mogen dan van links of van rechts komen, hun giftige tongetjes uitsteken om rondom zich venijn, verdachtmaking, oneenigheid uit te werpen. En Frans van Cauwelaert heeft nochtans bij de bespreking van het amendement in de Kamer zoo juist gezegd, dat de Vlaamsche Beweging boven de politieke partijen stond!

Heeft men zich dan nogmaals in de Kamer vrees laten aanjagen door het spook van de Kabinetsquaestie, waarmee, zoo het schijnt, ook ditmaal de Regeering zou geschermd hebben, zooals zij dat ook deed bij de bespreking van de Legerwet? Ja, zij moet de Vlamingen dan wel als bange kinderen beschouwen, wanneer zij weet dat zij daarmede in een hoek kunnen gedreven worden! Wanneer de meerderheid van de Vlaamsche volksvertegenwoordigers van rechts eens flink wilden optreden, dan zouden zij tot de regeering zeggen: ‘Stel de Kabinetsquaestie, zoo ge wilt, maar de schoolwet komt er niet door wanneer ge den Vlamingen geen recht laat

wedervaren!’ En indien het gouvernement dan toch voet bij stuk hield, en indien zij zelf dan de daad bij het woord voegden, tegen de wet stemden en toonden dat het hun ernst was; indien door hun toedoen de wet werd verworpen, dan zouden zij aan Vlaanderen den grootsten dienst hebben bewezen, zonder hun partij in gevaar te hebben gebracht. Voor het eerst zou men in de regeeringskringen gezien hebben dat er met de Vlamingen niet meer te spotten viel, zooals dit tot nog steeds geschiedde. Moest het ministerie, dat als één man tegen het Vlaamsche amendement Van Cauwelaert, Franck, Huysmans stemde, aftreden, dan zou het alleen door een ander ministerie van dezelfde kleur kunnen vervangen worden, dat de schoolwet opnieuw zou voordragen, maar ditmaal aangevuld op een wijze die den Vlamingen voldoening zou schenken. En het eenige gevolg zou zijn, dat de stemming van de wet een kleine vertraging zou hebben ondergaan. Doch met het ringelooren der Vlamingen zou het gedaan, voor goed gedaan zijn.

Dat is thans de plicht van hen die de macht in handen hebben en wanneer zij nu van die macht geen gebruik maken, dan zal het hun schuld zijn indien men later van het Vlaamsche volk zal zeggen: ‘Hier werd een volk vermoord door de schuld van eigen landgenooten.’ Adolf Pauwels zaliger zei ons eens, veel jaren geleden, doelende op de politieke tweedracht, die onder de Vlamingen heerscht en hen hun volksbelang uit het oog doet verliezen: ‘De eerste vraag is of wij zullen leven; en daarna slechts h o e wij zullen leven.’ Dit gezegde is ons steeds bijgebleven, omdat het zoo juist kenschetste wat er diende gedaan te worden.

Veel jaren zijn sindsdien verloopen. De toestand is er niet beter op geworden. Nog steeds zijn het niet de Walen en de Franschgezinden, doch wel de Vlamingen zelf

die de ergste vijanden van de Vlaamsche Beweging zijn; nog steeds ontbreekt het ons aan den eerbied van onze tegenstrevers, alleen omdat wij ons zelf niet weten te eerbiedigen. Sedert 1883

63

hebben wij een wet op het gebruik van het Nederlandsch in het middelbaar onderwijs, maar die wet wordt dertig jaar later nog steeds zeer onvoldoende toegepast; wij ijveren voor een hooger onderwijs in de Nederlandsche taal, en intusschen zouden wij ons het lager onderwijs laten ontnemen. Het bestaan van het Vlaamsche volk hangt er van af. Reeds te veel het het zich afhandig maken en wanneer het nu ook de basis laat ondermijnen, dan zouden wij kunnen zeggen: ‘Arm volk, dat gij U ook dit laat welgevallen.’ Indien dat eens zoo groote en roemrijke Vlaamsche volk dan zal ten onder zijn gegaan in verbastering, indien de nakomeling de plaats zal betreden waar het eens gewoond heeft en die dan zal worden ingenomen door een

vreemdsprakige bevolking, dan wordt zijn oog misschien nog getroffen door den grafsteen waaronder het Vlaamsche volk rust en waarop in zwarte letters zal gebeiteld slaan: ‘Hier rust het volk, dat verdwenen is door eigen schuld, door gebrek aan karakter en zelfbewustzijn, het volk dat zich eeuwig liet foppen!’

N a s c h r i f t . Dit artikel was geschreven, toen het nieuwe amendement over het taalgebruik verscheen en door de Kamer in haar zitting van 18 Februai werd aangenomen.

Het geeft geen aanleiding om een woord terug te nemen van wat hierboven werd gezegd. Het is eens te meer gebleken, dat het verzet van de Vlamingen nutteloos is geweest. Met de aangenomen regeling zijn alle misbruiken mogelijk en het Vlaamsche volk zal weer, zooals altijd, ‘de eeuwige gefopte’ zijn.

Uit onze Takken.

A a l s t . In de Letterk. en Wetensch. Afdeeling las 20 Dec. met veel bijval de heer Herman Broeckaert eenige gedichten uit zijn laatst verschenen bundel en een paar onuitgegeven novellen.

In het muzikaal gedeelte, dat die lezing omlijstte, maakten zich zeer verdienstelijk mejuffr. Emma Eemans, de heeren A. de Vos, N. Renaers en R. van Cleemputte.

31 Jan. hield de heer A. Taets, uit Gent, een keurige voordracht over Russische muziek. Verschillende stukken voor piano, die de heer Taets daarbij ten gehoore bracht, deden hem terzelfdertijd als een zeer fijnen muzikant kennen.

Na den betreurenswaardigen uitslag der stemming over de Vlaamsche

amendementen der schoolwet, werden door den Tak brieven van protest gestuurd aan die volksvertegenwoordigers van het arrondissement, die hun plicht tegenover het Vlaamsche volk niet deden, van dank aan degenen die vóór het amendement stemden en van gelukwenschen aan de heeren Franck, Van Cauwelaert en Huysmans.

25 Dec. richtte de Tak voor de tweede maal zijn jaarlijksch kerst- en kinderfeest in.

A a r l e n . Deze niet talrijke Tak, in den Waalsch-Duitschen uithoek van België, vergadert maandelijks ter bespreking van allerlei punten die de Vlaamsche Beweging betreffen. Hij bezit een bibliotheek van Nederl. werken en een spaarkas, die beide zeer veel nut bewijzen. Jaarlijks worden door leden twee voordrachten gehouden over steden of landen die bezocht werden, en worden twee intieme feestjes ingericht, bestaande uit een eenvoudig banket, opvoering van een Vlaamsch tooneelstukje en uitvoering van Nederl. liederen.

A n t w e r p e n . In de afdeeling ‘Hooger Onderwijs’ zette Prof. Dr. L. van der Essen zijn reeks lessen over ‘De Gemeenten in de Middeleeuwen’ voort.

1 Febr. hield de Tak zijn jaarlijksche vergadering. Het lijvige jaarverslag, een boekje van 64 blzn. uitmakende, van de hand van den ijverigen secretaris, F. van Laar, evenals het kasverslag werden goedgekeurd. De aftredende bestuursleden, mejuffr. S. Verhulst en de heeren A. Aelbrecht, Dr. A. Borms, Dr. E. Boets, A. Bossaerts, F. Deckers, Mr. N. Gunz. burg, J. Hellemans, S. Kok, Dr. V. Maes, F. Peeters en Dr. M. Rudelsheim, werden herkozen. Dr. A. Borms hield een warm pleidooi voor ‘De vervlaamsching van ons openbaar leven’, en deed eenige practische middelen aan de hand om daartoe te geraken.

Tengevolge der verwerping van de Vlaamsche amendementen op de schoolwet, nam de vergadering een krachtdadige dagorde van verzet aan. De Tak liet een manifest in duizend exemplaren in heel het Vlaamsche land aanplakken en richtte 8 Febr. een groote protest-meeting in het lokaal der Harmonie in, door 2500 personen bijgewoond, waar flinke redevoeringen werden uitgesproken door Mr. E. Wildiers, Mr. A. de Swarte, van Brussel, en Mr. A. van Roy, van Gent.

Bij vergissing werd in het Jan.-nr. meegedeeld, dat een bespreking van Mr. A. van Roy's voordracht over bestuurlijke scheiding plaats had. Deze bespreking moest tot een later te bepalen datum worden uitgesteld.

B r u s s e l .

De heer Willems, 2e secretaris, schrijft o.m.:

Het is al zoolang geleden, dat Tak Brussel iets van zich liet hooren, dat wellicht menigeen gedacht zal hebben: Tak Brussel is dood! Toch, hij is springlevend en hier ook geldt ‘Geen nieuws, goed nieuws’. Ik zal hier niet in bijzonderheden vertellen, wat al bestuursvergaderingen we hebben gehouden; hoe groot het getal der brieven is, welke, doordat we ‘lont hadden geroken’, werden geschreven om grieven en onrechtvaardigheden op Vlaamsch terrein te v o o r k o m e n ..., dat zal onze ijverige secretaris wel doen op de jaarlijksche algemeene vergadering. Ook wil ik niet uitweiden over al de moeite en zorgen, welke onze trouwe penningmeester zich heeft moeten getrootsten om de bijdragen te innen... Alleen wil ik melding maken van drie voordrachten.

Onze penningmeester, de heer J. Kesler, hield in verband met de

Onafhankelijkheidsfeesten in Nederland, een voordracht over ‘Herwonnen

volksbestaan’. Van begin tot eind boeiend; voor de meesten onzer zeer leerrijk was

In document Neerlandia. Jaargang 18 · dbnl (pagina 175-185)